Test je kennis! De heelalquiz
Introductie
les 3
Planeten, sterren, manen, de oerknal. Het zijn termen die leerlingen vast wel eens voorbij hebben horen komen. Maar wat weten de leerlingen eigenlijk al van het heelal? Met deze quiz wordt de kennis van de leerlingen getest en worden de begrippen ruimtevaart en sterrenkunde geïntroduceerd.
Benodigdheden per leerling Lesdoelen ^ 5BLE?F>ATest je kennis! De leerlingen De heelalquiz ^ >@NŝPBLBHŊOHPIILEBHHŝMIPBL ^ .INFIIA het heelal. ^ ELŝŔDBHBBHŝHNLIAO@NŝBIJŊBN onderwerp heelal en sterrenkunde. De ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is
De ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke De ontwerp- enwelke onderzoekscyclus bestaan uit verschillende Per fase wordt is pictogrammen fase van de cycli aangeven. Een aantal fasen. pictogrammen Voorbereidingen pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke in beide cycli en gebruikt. De pictogrammen verwijzen dan ook naar Download de PowerPoint-presentatie De ontwerponderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen.dezelfde Per fasefase. is in beide cycli gebruikt. De pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke bij deze les. Zet een computer met in beide cycli gebruikt. De pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. pictogrammen welke fase van deklaar. cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt beamer Leg de benodigdheden
Fe[\iqf\bjZpZclj
Fe[\iqf\bjZpZclj in beide cycli gebruikt. per De pictogrammen leerling klaar.verwijzen dan ook naar dezelfde fase.
Fekn\igZpZclj Fe[\iqf\bjZpZclj Fekn\igZpZclj Verkennen Verkennen Deze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij Fe[\iqf\bjZpZclj Fekn\igZpZclj Deze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij
Verkennen Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij hetkennis onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Deze bij Deze activiteit activiteit activeert activeert al al bestaande bestaande kennis of of introduceert introduceert nieuwe kennis bij les is bedoeld introductie nieuwe van hetkennis onderwerp ruimtevaart en sterrenkunde. Deze activiteit activeertDeze al bestaande kennis ter of introduceert nieuwe kennis bij Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Fekn\igZpZclj de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Onderzoeksvraag de leerling, zodat de kennis die bij hetkennis onderzoek wordt opgedaan beklijft. Deze activiteit activeert al bestaande of introduceert nieuwebeter kennis bij Onderzoeksvraag De vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft het probleem. Belangrijk isDe datheelalquiz invullen aan de hand Laat de leerlingen het werkblad Test je kennis! De leerling, vraag onderzoekt, analyseert beschrijft hetwordt probleem. Belangrijk dat de zodat de kennis die bijenhet onderzoek opgedaan beter is beklijft. Probleemstelling Onderzoeksvraag Verkennen de vraag niet te breed van en tede smal is gesteld. De vraag magdie niet te wordt getoond. Probleemstelling PowerPoint-presentatie opmet eenja/nee scherm de vraag niet te breed en te smal is gesteld. De vraag mag niet met ja/nee te De vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft het probleem. Belangrijk is dat Deze activiteit activeert al bestaande kennis ofhet introduceert nieuwe kennis bij beantwoorden zijn. De vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft probleem. Belangrijk is dat Onderzoeksvraag beantwoorden zijn. Probleemstelling de vraag niet te breed en te smal is gesteld. De vraag mag niet met ja/nee te de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. de te breed analyseert en te smal is gesteld. vraag mag niet met ja/nee te De vraag vraag niet onderzoekt, en beschrijft het probleem. Belangrijk is dat dat Daarna geven ze hetDe werkblad aan hun buurvrouw/-man. De vraag onderzoekt, en beschrijft het probleem. Belangrijk is beantwoorden zijn. analyseert Hypothese beantwoorden zijn. de vraag niet niet te te breed breed en en te smal smal de is gesteld. gesteld. De vraag vraag mag niet met met ja/nee te te Hypothese de vraag te is De niet ja/nee Bespreek antwoorden vanmag de quiz klassikaal. Probleemstelling Voor de leerlingen aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op beantwoorden zijn. Voor de leerlingen aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op beantwoorden zijn. Tijdens het bespreken van de antwoorden Ontwerpen Hypothese De vraag onderzoekt, Een analyseert en beschrijft hetofprobleem. Belangrijkgeeft is dat de onderzoeksvraag. hypothese is niet goed fout. De hypothese Ontwerpen de onderzoeksvraag. Een hypothese is niet goed of fout. De hypothese geeft De leerlingen bedenken ideeën voor het ontwerp. Diteen ontwerp moet minimaal kijken de leerlingen elkaars Voor de aan de slag gaan, formuleren ze mogelijk antwoord op de vraag niet te breed en te smal isde gesteld. De vraag mag nietmoet met ja/nee weer watleerlingen de leerling verwacht dat uitkomst van hetontwerp onderzoek zal zijn. te De leerlingen bedenken ideeën voor ontwerp. minimaal Hypothese weer wataan de een leerling verwacht dat dehet uitkomst vanDit het onderzoek zal zijn.ook Ontwerpen voldoen programma van eisen. Dat programma van eisen wordt de onderzoeksvraag. Een hypothese is niet goed of fout. De hypothese geeft >HNQIILABHH> 5ŝBŊBBŜ beantwoorden zijn. voldoen aan een programma van eisen. Dat programma van eisenantwoord wordt ookop Voor de fase leerlingen aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk De leerlingen bedenken ideeën voor het ontwerp. moet in deze opgesteld. weer wat de leerling verwacht dat de uitkomst vanDit hetontwerp onderzoek zalminimaal zijn. de meeste vragen goed Experiment in deze fase opgesteld. de onderzoeksvraag. Een hypothese is niet of fout. van De hypothese geeft Experiment voldoen aan een programma van eisen. Dat goed programma eisen wordt ook beantwoord? Ontwerpen De leerlingen zoekenverwacht proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. weer wat de leerling dat de uitkomst van het onderzoek zal zijn. De leerlingen zoeken proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. in deze fase opgesteld. Maken Experiment De bedenken voormaar het ontwerp. Dit ontwerpexperiment. moet minimaal Hetleerlingen experiment kan een ideeën proef zijn, ook een theoretisch Maken Hetleerlingen experiment kan een proef zijn,aan maar ook een experiment. De maken het product de hand vantheoretisch het ontwerp. zoeken proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. voldoen aan een programma van eisen. Dat programma van eisen Materialen en maken proefopzet horen ook het experiment. De leerlingen het product aanbij hand van het ontwerp. wordt ook Experiment Materialen en proefopzet horen ook bijdehet experiment. Maken Het experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. in fase opgesteld. Dedeze leerlingen zoeken het proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. De leerlingen maken product aanbijdehet hand van het ontwerp. Testen Materialen en proefopzet horen ook experiment. Resultaten Testen Het experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. Resultaten De leerlingen testen het gemaakte ontwerp. Na leerlingen het experiment leggen de leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Maken De het gemaakte Materialen en testen proefopzet horen ookontwerp. bij het experiment. Na het experiment leggen de leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Testen Resultaten schrijven, plakken of fotograferen. De leerlingen maken het product aan de hand van het ontwerp. schrijven, plakken ofhet fotograferen. De testen gemaakte ontwerp. Na leerlingen hetweten experiment leggen de leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Meer Meer weten Resultaten schrijven, plakken of fotograferen. Er wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht Conclusie Testen Er wordt bronnenonderzoek een gevoerd ofkan de leerkracht Na hetweten experiment leggen de gedaan, leerlingen dediscussie resultaten vast. Dit door tekenen, Conclusie Meer geeft extra uitleg. geven antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het De leerlingen testen het gemaakte ontwerp. geeft extraplakken uitleg. schrijven, of fotograferen. De leerlingen geven antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het Er wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht Conclusie onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijonderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijgeeft extra uitleg. De leerlingen geven antwoordklopt. op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het ken hierbij of hun hypothese Meer weten Conclusie ken hierbij of hun hypothese klopt. onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijEr bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht De wordt leerlingen geven antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het ken hierbij of hun hypothese klopt. Meer weten geeft extra uitleg. onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijMeer weten De leerlingen verdiepen zich klopt. verder door bronnenonderzoek te doen, een ken hierbij of hun hypothese De leerlingen verdiepen zich verder door bronnenonderzoek te doen, een Meer weten discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. De leerlingen verdiepen verder door bronnenonderzoek te doen, een 1 zich Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl Meer weten discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. De leerlingen verdiepen zich verder door bronnenonderzoek te doen, een
Tijdsduur 45 minuten Kerndoelen 29, 38 Vakken Natuurkunde 5ŝMEOHAB Biologie Scheikunde
Achtergrondinformatie voor de docent "B>HNQIILABHP>HABKOŝTABAŝEDBALOENBLBDBFM GBNPBLABLB uitleg. 1 Hoe lang doet de aarde over een rondje om haar eigen as? a Iets minder dan 24 uur b 365,25 dagen c Precies 24 uur d Iets meer dan 24 uur 2 Een planeet is… a een hemellichaam dat een baan om een ster beschrijft. b een hemellichaam waarop water voorkomt. c een hemellichaam dat om haar eigen as draait.
Kenmerken van een planeet zijn: ^ BPŝHANTŝ@ŊŝHBBH?>>HLIHABBHMNBLPIILAB>>LABŝMAŝNABTIH ^ 'MH>DBHIBDLIHA ^ &BBŜABIGDBPŝHDP>HŊ>>L?>>HM@ŊIIHDBPBBDA 3a Noem zoveel mogelijk planeten. 3b Zet de planeten in de juiste volgorde. Begin bij de planeet die het dichtst bij de zon staat. De planeten in ons zonnestelsel zijn in deze volgorde: Mercurius, Venus, aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus 4 De zon is... a een unieke planeet waar er maar één van is. b een ster net als andere sterren aan de hemel. c een gasbol met een kern van aarde. 5 Teken de omtrek van de zon en de omtrek van de aarde in de juiste verhouding op je werkblad.
&BGBF Fŝ@Ŋ>>G zon aarde
2
"ŝ>GBNBLŝH EŝFIGBNBL
"ŝ>GBNBLŝH EŝFIGBNBL>CDBLIHA
4BLŊIOAŝHDŝH @BHNŝGBNBL
ŝŔPIIL?BBFA
ŝŔPIIL?BBFA
Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl
6 5>NŝMBLHIAŝDPIIL?OŝNBH>>LAMFBPBH a Een stabiele temperatuur ? 5>NBL c Energie d Bescherming e Alles wat bij a t/m d staat
Leven kan waarschijnlijk niet zonder: Een stabiele temperatuur +IFB@OFBHAŝBBBH?BF>HDLŝŔEBLIFMJBFBHPIILFBPBH A>NQBEBHHBH TŝŔHEQBNM?>>L 8ŝŔL>EBH?BM@Ŋ>AŝDAAIILDLINBNBGJBL>NOOL QŝMMBFŝHDBHAŝBIJMIGGŝDBJF>>NMBHŝHŊBNŊBBF>FPIILEIGBH Water, stikstof, koolstof of silicium "BTBMNIřBHŊB??BHFBPBHABILD>HŝMGBH HIAŝDPIILAŝPBLMB@ŊBGŝM@ŊBJLI@BMMBH Energie 8IHABLMNBLLBHTI>FMABTIHE>H?OŝNBH >>LAMFBPBHHŝBN?BMN>>H MNBLLBHTŝŔHPBLLBQBD In dit rijtje gaan AB?BF>HDLŝŔEMNBBHBLDŝB?LIH we er wel vanu it dat buitenaar Bescherming #BHMNBLŝHAB?OOLNŝMŊBBF?BF>HD ds leven het ze lfd e HIAŝDŊBBŜ>FM LŝŔE G>>LTIHABL?BM@ŊBLGBHABF>>D TI>FM >>LAMFBPBH Vinden de leer ABITIHF>>D AŝB?BM@ŊBLGNNBDBHOPMNL>FŝHD lingen dat reëe l? IPBLFBBŜDBBHBHEBFILD>HŝMGB
let op!
Bron: http://bit.ly/VePlT0 7 Teken een satelliet. Vraag een paar leerlingen om hun satelliet te laten zien. Zijn het natuurlijke of kunstmatige satellieten? 1>NBFFŝBNBHTŝŔHI?ŔB@NBHAŝBLIHA>HABLBI?ŔB@NBHAL>>ŝBHP>HQBDBABTQ>>LNB EL>@ŊN .F>HBNBHBHJF>HBNIœABHTŝŔHH>NOOLFŝŔEBM>NBFFŝBNBHP>HABTIHBHG>HBH TŝŔHH>NOOLFŝŔEBM>NBFFŝBNBHP>HJF>HBNBH )OHMNG>NŝDBM>NBFFŝBNBHTŝŔHAIILABGBHM ŝHBBH?>>HLIHAAB>>LABIC>HABLŊBGBFFŝ@Ŋ>>GDB?L>@ŊNBHQILABHIIEQBF EOHMNG>HBHDBHIBGA 8 Zet in de goede volgorde, van klein naar groot: Heelal, maan, Melkweg, aarde, Jupiter, zonnestelsel en de zon. De goede volgorde is: maan – aarde - Jupiter – zon - zonnestelsel – Melkweg - heelal
3
Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl
9 5BFEBJF>HBNBHQILABHŊŝBLIGM@ŊLBPBH Planeet A: Saturnus. Saturnus is na Jupiter de grootste planeet van ons zonneMNBFMBF "BLŝHDBHIG1>NOLHOM?BMN>>HPIILH>GBFŝŔEOŝNŝŔM?LIEEBH 1>NOLHOM?FŝŔŜ drijven in een teiltje omdat hij voornamelijk uit gas bestaat. Om de kern van ijs en steen zitten een laag metallisch waterstof, een dikke laag vloeibaar waterstof en een atmosfeer bestaande uit verschillende gassen. Planeet B: aarde. De natuurlijke satelliet van de aarde is de maan. 10 Geef een definitie van het begrip tijd. Tijd is een natuurlijk fenomeen maar onze tijdsindeling is juist heel menselijk. De indeling is gebaseerd op de bewegingen van hemellichamen zoals de zon en de maan. Het hoogste punt van de zon aan de hemel werd bijvoorbeeld het middaguur genoemd. De maanden zijn afgeleid van de maanfasen en een jaar is een omloop van de aarde rond de zon. Vroeger leefde men vooral op de zon; als het donker werd eindigde de dag en wanneer de zon weer opkwam begon er een nieuwe. Dag en nacht was dus de eerste manier waarop men tijd indeelde. Een dag is de tijd die de aarde nodig ŊBBŜPIILBBHPIFFBAŝDBIGQBHNBFŝHDIGAB>>LA>M Omdat het handig was om te weten wanneer de seizoenen veranderden ging GBHABA>DBHAŝBPBLMNLBEBH?ŝŔŊIOABH #FEBTIHMIHABLD>HDICIJD>HDEBLCAB men een streepje op een steen of in hout. Zo wist men na verloop van tijd hoeveel dagen het duurde voordat er een ander seizoen begon.
4
Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl
Test je kennis! De heelalquiz
De ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is De ontwerp- en onderzoekscyclus bestaan uit verschillende fasen. Per fase is er eenwerkblad specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke De ontwerp- enwelke onderzoekscyclus bestaan uit verschillende Per fase wordt is pictogrammen fase van de cycli aangeven. Een aantal fasen. pictogrammen pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke in beide cycli en gebruikt. De pictogrammen dan ook naar De ontwerponderzoekscyclus bestaanverwijzen uit verschillende fasen.dezelfde Per fasefase. is in beide cycli gebruikt. De pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt er een specifiek pictogram dat naar de fase verwijst. Hieronder is te zien welke in beide cycli gebruikt. De pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. pictogrammen welke fase van de cycli aangeven. Een aantal pictogrammen wordt
Fe[\iqf\bjZpZclj
Naam Klas ______________ Fe[\iqf\bjZpZclj in beide cycli gebruikt. De pictogrammen verwijzen dan ook naar dezelfde fase. _______________________________________________________________________
Fekn\igZpZclj Fe[\iqf\bjZpZclj Fekn\igZpZclj Verkennen Verkennen Deze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij Fe[\iqf\bjZpZclj Fekn\igZpZclj Deze activiteit activeert al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij
Introductie
les 3 Aantal vragen goed ________
Verkennen Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij hetkennis onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Deze Deze activiteit activiteit activeert activeert al al bestaande bestaande kennis of of introduceert introduceert nieuwe nieuwe kennis kennis bij bij 1 Deze activiteit activeertVraag al bestaande kennis of introduceert nieuwe kennis bij Verkennen de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Fekn\igZpZclj de leerling, zodat de kennis die bij het onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. Onderzoeksvraag de leerling, zodat de kennis die bij hetkennis onderzoek wordt opgedaan beklijft. Deze activiteit activeert al bestaande of introduceert nieuwebeter kennis bij Onderzoeksvraag a Iets minder dan 24 uur De vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft het probleem. Belangrijk is dat De leerling, vraag onderzoekt, analyseert beschrijft hetwordt probleem. Belangrijk dat de zodat de kennis die bijenhet onderzoek opgedaan beter is beklijft. Probleemstelling Onderzoeksvraag Verkennen de vraag niet te breed b en te smal is gesteld. De vraag mag niet met ja/nee te Probleemstelling 365,25 dagen de vraag niet te breed en te smal is gesteld. De vraag mag niet met ja/nee te De vraag onderzoekt, analyseert en beschrijft het probleem. Belangrijk is dat Deze activiteit activeert al bestaande kennis ofhet introduceert kennis bij beantwoorden zijn. analyseert De vraag onderzoekt, en beschrijft probleem.nieuwe Belangrijk is dat Onderzoeksvraag beantwoorden zijn. Probleemstelling de vraag niet te breed en te smal is gesteld. De vraag mag niet met ja/nee te leerling, zodat de kennis die bijishet onderzoek wordt opgedaan beter beklijft. c Precies 24 uur de vraag niet te breed en te smal gesteld. De vraag mag niet met ja/nee te De vraag vraag onderzoekt, onderzoekt, analyseert en en beschrijft beschrijft het het probleem. probleem. Belangrijk Belangrijk is is dat dat De beantwoorden zijn. analyseert Hypothese beantwoorden zijn. de vraag niet niet te te breed breed en en te smal smal is gesteld. gesteld. De24 vraag mag niet niet met met ja/nee ja/nee te te Hypothese de vraag vraag d te Iets is meer danDe uurmag Probleemstelling Voor de leerlingen aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op beantwoorden zijn. Voor de leerlingen aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk antwoord op beantwoorden zijn. Ontwerpen Hypothese De vraag onderzoekt, Een analyseert en beschrijft hetofprobleem. Belangrijkgeeft is dat de onderzoeksvraag. hypothese is niet goed fout. De hypothese Ontwerpen de onderzoeksvraag. Een hypothese is niet goed of fout. De hypothese geeft De leerlingen bedenken ideeën voor het ontwerp.ze Diteen ontwerp moet minimaal Voor de aan de slag gaan, formuleren mogelijk antwoord op de vraag niet te breed en te smal isde gesteld. Devan vraag mag nietmoet met ja/nee weer watleerlingen de leerling verwacht dat uitkomst hetontwerp onderzoek zal zijn. te De leerlingen bedenken ideeën voor ontwerp. minimaal Hypothese weer wataan de een leerling verwacht dat dehet uitkomst vanDit het onderzoek zal zijn.ook Ontwerpen voldoen programma van eisen. Dat programma van eisen wordt de onderzoeksvraag. Een hypothese is niet goed of fout. De hypothese geeft Vraag 2 eisen. beantwoorden zijn. voldoen aan een programma van Dat programma van eisenantwoord wordt ookop Voor de fase leerlingen aan de slag gaan, formuleren ze een mogelijk De leerlingen bedenken ideeën voor het ontwerp. moet in deze opgesteld. weer wat de leerling verwacht dat de uitkomst vanDit hetontwerp onderzoek zalminimaal zijn. Experiment in deze fase opgesteld. de onderzoeksvraag. Een is niet of fout. De hypothese geeft Experiment voldoen aan een programma van eisen. Dat goed programma eisen wordt ook a hypothese een hemellichaam datvan een baan om een ster beschrijft. Ontwerpen De leerlingen zoekenverwacht proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. weer wat de leerling dat de uitkomst van het onderzoek zal zijn. De leerlingen zoeken proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. in deze fase opgesteld. Maken Experiment De bedenken voor het ontwerp. Ditwaarop ontwerpexperiment. moet minimaal Hetleerlingen experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch Maken b ideeën een hemellichaam water voorkomt. Hetleerlingen experiment kan een proef zijn,aan maar ook een experiment. De maken het product de hand vantheoretisch het ontwerp. zoeken proefondervindelijk het antwoord op deeisen onderzoeksvraag. voldoen aan een programma van eisen. Dat programma van wordt ook Materialen en proefopzet horen ook bij het experiment. De leerlingen maken het product aan de hand van het ontwerp. Experiment Materialen en proefopzet horen ook bij het experiment. Maken Het experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. c een hemellichaam dat om haar eigen as draait. in fase opgesteld. Dedeze leerlingen zoeken het proefondervindelijk het antwoord op de onderzoeksvraag. De leerlingen maken product aanbijdehet hand van het ontwerp. Testen Materialen en proefopzet horen ook experiment. Resultaten Testen Het experiment kan een proef zijn, maar ook een theoretisch experiment. Resultaten De leerlingen testen het gemaakte ontwerp. Na leerlingen het experiment leggen de leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Maken De het gemaakte Materialen en testen proefopzet horen ookontwerp. bij het experiment. Na het experiment leggen de leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Testen Resultaten schrijven, plakken of fotograferen. De leerlingen maken het product aan de hand van het ontwerp. Vraag 3a schrijven, plakken ofhet fotograferen. De testen gemaakte ontwerp. Na leerlingen hetweten experiment leggen de leerlingen de resultaten vast. Dit kan door tekenen, Meer Meer weten Resultaten schrijven, plakken of fotograferen. Er wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht Conclusie Testen ___________________________________________________________________________________________ Er wordt bronnenonderzoek een gevoerd ofkan de leerkracht Na hetweten experiment leggen de gedaan, leerlingen dediscussie resultaten vast. Dit door tekenen, Conclusie Meer geeft extra uitleg. geven antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het De leerlingen testen het gemaakte ontwerp. geeft extraplakken uitleg. schrijven, of fotograferen. De leerlingen geven antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het Er wordt bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht Conclusie onderzoek zijn leidend___________________________________________________________________________________________ bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijonderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijgeeft extra uitleg. De leerlingen geven antwoordklopt. op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het ken hierbij of hun hypothese Meer weten Conclusie ken hierbij of hun hypothese klopt. onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijEr bronnenonderzoek gedaan, een discussie gevoerd of de leerkracht De wordt leerlingen geven antwoord op de onderzoeksvraag. De resultaten uit het Vraagklopt. 3b ken hierbij of hun hypothese Meer weten geeft extra uitleg. onderzoek zijn leidend bij het beantwoorden van de vraag. De leerlingen bekijMeer weten De leerlingen verdiepen verder door bronnenonderzoek te doen, 6 een 1 zich ken hierbij of hun hypothese klopt. De leerlingen verdiepen zich_______________________________ verder door bronnenonderzoek te doen, een _______________________________ Meer weten discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. De leerlingen verdiepen verder door bronnenonderzoek te doen, 2 zich_______________________________ 7 een _______________________________ Meer weten discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg. De leerlingen verdiepen zich verder door bronnenonderzoek te doen, een 3 _______________________________ 8 _______________________________ discussie te voeren of de leerkracht geeft extra uitleg.
4 5
_______________________________ _______________________________
9
10
_______________________________ _______________________________
Vraag 4 a
Unieke planeet waar er maar één van is.
en ontwerpend leren 12 äOnderzoekend 12äOnderzoekend b en ontwerpend Ster netleren als andere sterren aan de hemel. PAGINA äOnderzoekend en ontwerpend leren PAGINA 13 äOnderzoekend en ontwerpend leren 12äOnderzoekend PAGINA 13 c en ontwerpend Gasbol leren met een kern van aarde. PAGINA PAGINA
PAGINA PAGINA
äOnderzoekend en en ontwerpend ontwerpend leren leren 12äOnderzoekend 13
PAGINA
ontwerpend leren 13äOnderzoekend1 enBron: www.ruimtevaartindeklas.nl
Vraag 5 Welke verhouding heb je bedacht?
De zon op schaal: __________________ centimeter De aarde op schaal:
2
__________________
Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl
centimeter
Teken het in dit vak
Vraag 6 a
Een stabiele temperatuur
b
Water
c
Energie
d
Bescherming
e
Alles wat bij a t/m d staat
Vraag 7 Teken je satelliet in dit vak:
3
Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl
Vraag 8 kleinst
_________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________ _________________________________________________
grootst
_________________________________________________
Vraag 9 Planeet A is ______________________________ Planeet B is ______________________________ Vraag 10 ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
4
Bron: www.ruimtevaartindeklas.nl
Quiz Wat weet jij van ruimtevaart en sterrenkunde?
Bron: NASA
Vraag 1 Hoe lang doet de aarde over een rondje om haar eigen as? a. b. c. d.
Iets minder dan 24 uur 365,25 dagen Precies 24 uur Iets meer dan 24 uur
Bron: Wikipedia
Vraag 2 Een planeet is….. a. een hemellichaam dat een baan om een ster beschrijft. b. een hemellichaam waarop water voorkomt. c. een hemellichaam dat om haar eigen as draait.
Bron: Wikipedia
Vraag 3 3a. Welke planeten ken je? Schrijf ze op het werkblad.
3b. Zet de planeten in de juiste volgorde. Begin bij de zon.
Vraag 4 De zon is… a. Een unieke planeet waar er maar één van is. b. Een ster net als andere sterren aan de hemel. c. Een gasbol met een kern van aarde.
Bron: Wikipedia
Bron : SOHO (ESA & NASA)
Vraag 5 Teken de omtrek van de zon en de omtrek van de aarde in de juiste verhouding op je werkblad. Eerst even rekenen!
Hemellichaam Diameter in kilometer
Diameter in kilometer afgerond
Verhouding in centimeter
zon
1.392.000
1.400.000
…..
aarde
12.756
13.000
…..
Vraag 6 Wat is er nodig voor buitenaards leven? a. Een stabiele temperatuur b. Water c. Energie d. Bescherming e. Alles wat bij a t/m d staat
Vraag 7 Hoe ziet een satelliet eruit?
Teken jouw satelliet op je werkblad.
Bron: Wikipedia
Vraag 8 Zet in de goede volgorde, van klein naar groot: heelal zonnestelsel maan aarde Melkweg Jupiter zon Bron: Wikipedia
Vraag 9 Welke planeten worden hier omschreven? Planeet A •Als ik in een afwasteiltje met water lig, blijf ik drijven •Eén van mijn manen heeft een oppervlak van vloeibaar methaan •Galileo zag mijn ringen al 400 jaar geleden. Planeet B -Ik heb maar één natuurlijke satelliet. -Op mijn planeet bestaan seizoenen. -Ik word ook wel de blauwe planeet genoemd. Bron: Wikipedia
Vraag 10 Wat is tijd?