Zeeuwse Wmo monitor 2011 Gemeente Goes
Middelburg, mei 2011
Colofon © Scoop 2011 In opdracht van de Vereniging Zeeuwse Gemeenten en de Provincie Zeeland Samenstelling Wim van Gorsel Peter van Kooten Nadet Somers Jolanda van Overbeeke-van Sluijs Corry Verburg Anneke Polderman Toos Schouten Corry Verburg Ellie Walrave Scoop Zeeuws instituut voor sociale en culturele ontwikkeling Achter de Houttuinen 8 Postbus 407 Middelburg Telefoon (0118) 682500 Telefax (0118) 635311 www.scoopzld.nl
[email protected] Foto Beeldbank Ministerie van VWS Drukwerk Scoop Deze uitgave is tot stand gekomen in opdracht van de Provincie Zeeland. De Provincie Zeeland streeft naar een goede sociale en culturele infrastructuur in Zeeland, in samenwerking met anderen. Als sociaal-cultureel kennis- en ontwikkelingsinstituut ondersteunt Scoop de Provincie bij haar taken in het sociaal-cultureel beleid.
2
Inhoudsopgave .
Inleiding Wmo-monitor 2011 ...................................................................................................... 5
.
Kernpunten interviews eigen gemeente ..................................................................................... 6
.
Vergelijking van de uitkomsten met andere Zeeuwse gemeenten .............................................. 7
.
10 interviews eigen gemeente .................................................................................................. 10
.
Vergelijking prestatiegegevens Wmo ........................................................................................ 22
Op de site www.scoopzld.nl kunt u het vragenprotocol voor de interviews inzien.
3
4
1. Inleiding Wmo-monitor 2011 Het Wmo-monitorrapport voor de Zeeuwse gemeenten ziet er dit jaar anders uit dan voorgaande jaren. Over de eerste drie jaar van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verschenen rapporten met de uitslagen van de schriftelijke tevredenheidsenquête onder de aanvragers van individuele Wmo-voorzieningen (zoals huishoudelijke hulp, een rolstoel e.d.) en het door de gemeente zelf opgestelde overzicht van prestatiegegevens Wmo. Met dit klanttevredenheidsonderzoek (KTO) en deze prestatiegegevens Wmo werd voldaan aan de door het Ministerie verplicht gestelde verantwoording over de uitvoering van de Wmo. Omdat er behoefte was aan een verdiepingsslag op de resultaten tot heden, hebben de Zeeuwse gemeenten er dit jaar voor gekozen het onderdeel klanttevredenheid op een andere wijze in te vullen. Aan Scoop is gevraagd dit jaar de tevredenheid niet te meten aan de hand van een enquête, maar in alle Zeeuwse gemeenten interviews te houden over de tevredenheid onder aanvragers van een Wmo-voorziening. Daarbij is nadrukkelijk nagegaan in hoeverre men het principe van De Kanteling in het beleid onderschrijft en hoe men dat denkt waar te kunnen maken. Burgers zullen met de gemeente de omslag moeten maken van een claim of recht op een voorziening naar de compensatie voor resterende beperkingen in de deelname aan het maatschappelijk bestaan. Tussen aanvrager en gemeente wordt nu eerst gesproken over de mogelijkheid in beginsel zelf te voorzien in de behoefte aan ondersteuning. De interviews zijn gehouden met aanvragers van huishoudelijke hulp (het resultaatgebied een schoon en leefbaar huis) en vervoersvoorzieningen ( zich verplaatsen lokaal en in en rond het huis ). Er is bij de interviewafspraken een spreiding over de verschillende leeftijdsgroepen aangehouden. Het was ook mogelijk dat de aanvraag van een geïnterviewde niet was toegekend. Ook dan is het goed de ervaringen te horen. Voor elke gemeente is met 10 personen of huishoudens gesproken door de interviewers van Scoop. De resultaten zijn in de vorm van een beknopt verslag per interview in dit rapport opgenomen. Vervolgens heeft Scoop gekeken welke opmerkelijke punten over de gemeente naar voren komen uit de 10 interviews. Die conclusies zijn toegespitst op de eigen gemeente, opgenomen in het rapport. Om de informatieve waarde nog verder te vergroten is ook een vergelijking gemaakt tussen alle Zeeuwse gemeenten, dus op basis van 130 interviews. Op deze manier vervult de Wmo-monitor dit jaar de dubbelfunctie van klanttevredenheidsonderzoek én bron van informatie over het draagvlak van het Wmo-beleid. Bij het onderdeel prestatiegegevens gaat het erom dat de gemeente inzichtelijk maakt hoe het staat met de uitvoering van de verschillende onderdelen van het Wmo-beleid. Bijvoorbeeld door een inschatting te geven van de kosten die gemaakt zijn in het afgelopen jaar en door aan te geven welke ondersteuning en faciliteiten er zijn voor vrijwilligers. De gemeente is verplicht ook dit onderdeel van de verantwoording voor haar Wmo-uitvoering aan haar burgers en aan het Ministerie voor te leggen. Scoop heeft een online-vragenset aan de gemeente gezonden. Ook dit jaar heeft Scoop de antwoorden van iedere gemeente betrokken in een vergelijking met de overige Zeeuwse gemeenten. In een oogopslag is zichtbaar wat de eigen gemeente binnen de verschillende prestatiegebieden doet en wat de positie is van de overige Zeeuwse gemeenten. Wij vertrouwen erop dat de met deze monitor verzamelde informatie bijdraagt aan de verbetering van het Wmo-beleid en de uitvoering.
5
2. Kernpunten interviews eigen gemeente Opvallende punten uit de 10 interviews in de gemeente Goes Verkenning hulpvraag De verkenning van de hulpvraag komt op wisselende manieren tot stand. Soms komt er een toekenning door tussenkomst van derden, soms na een direct contact met de gemeente. Er wordt beoordeeld wat er in praktische zin nodig is, doorvragen op wat men nog meer nodig heeft om te kunnen participeren lijkt niet aan de orde. Toch lijkt er wel naar oplossingen gezocht te worden, omdat in 2 gevallen melding wordt gemaakt van mogelijke inzet van vrijwilligers. Eén maal voor begeleiding bij fietstochtjes, één maal voor boodschappen. Tevredenheid Gemeente Doorgaans vindt men dat de gemeente wel meedenkt, maar in 4 gevallen wordt gezegd dat de medewerking erg persoonsafhankelijk is. Twee maal wordt genoemd dat men zich moet verdedigen bij een aanvraag. Een maal wordt gezegd dat men daarna niet meer om kleine noodzakelijke aanpassingen durft te vragen, een maal wordt overgestapt op een PGB. Het is niet altijd helder waarvoor iemand langs komt. Een respondent noemt dat er van de gemeente een vrijwilliger is geweest die 75-plussers bezoekt en nadien nog een student maatschappelijk werk en wacht nu af wat dat voor verbetering brengt. Vervoer Het taxivervoer krijgt kritiek, met name over de onzekere reisduur en ophaaltijden. Voor ziekenhuisvervoer is dat een probleem, voor sociaal bezoek soms ronduit onvoldoende. Opvallend is de ontevredenheid over de leverancier van scootmobiels. Die wordt 4 maal nadrukkelijk genoemd. Huishoudelijke hulp Doorgaans is men tevreden over de huishoudelijke hulp, al heeft men liever geen wisselende hulpen. Waar er kritiek is betreft dat te weinig uren als in die tijd ook boodschappen moeten worden gedaan, minder hulp krijgen dan geïndiceerd was (1 maal genoemd), de bureaucratie van de thuiszorginstelling en het feit dat hulpen hun problemen aan cliënten vertellen (1 maal genoemd). De Kanteling Uit de interviews blijkt niet dat het principe van De Kanteling tussen gemeente en geïnterviewden expliciet besproken is. Desgevraagd geeft men aan dat men incidenteel wel hulp vraagt in de naaste omgeving of die zelfs min of meer structureel krijgt voor een afgebakende klus. Maar het algemene beeld is dat er niet altijd een netwerk is waarop men een structureel beroep kan doen omdat ouderen en jongeren zelf al druk bezet zijn of gewoon niet aanwezig zijn. Wat ook naar voren komt is dat men het moeilijk vindt om anderen om hulp te vragen. ‘Vragen is zo moeilijk’ zegt één van de geïnterviewden.
6
3. Vergelijking van de uitkomsten met andere Zeeuwse gemeenten Aanleiding voor de aanvraag De WMO-aanvragen worden gedaan door mensen die door gezondheidsklachten niet meer in staat zijn om al het huishoudelijke werk zelf te doen of voor wie hun huis zonder speciale aanpassingen niet meer goed bewoonbaar is. Extra kwetsbaar zijn de alleenstaanden, mensen die nooit een partner hebben gehad, van hun partner zijn gescheiden of waarvan de partner is overleden. Er zijn respondenten die nog in hun oude huis wonen en dat graag zo lang mogelijk willen voortzetten. Een andere groep woont al in een serviceflat of aanleunwoning bij een zorgcomplex, maar ook zij hebben allemaal de wens om zoveel mogelijk zelfstandig te blijven. Verder verschillen de respondenten in hun persoonlijke situatie van elkaar voor wat betreft: -
-
mobiliteit: kun je nog autorijden of niet, heb je een partner die nog kan rijden perspectieven in de gezondheidssituatie: voor de meeste geïnterviewden wordt hun gezondheid eerder slechter dan beter, maar er zijn enkele gevallen die slechts tijdelijk een beroep op de WMO doen (bijvoorbeeld herstelperiode na operatie) de mate waarin zij ondersteuning ervaren van hun sociale omgeving: zijn er kinderen in de buurt of buren die niet zelf ook hulpbehoevend zijn.
Zoeken naar eigen oplossingen: De Kanteling Uit de interviewverslagen wordt niet altijd duidelijk of er bij het gesprek met de gemeente gezocht is naar eigen oplossingen. Dat kan te maken hebben met het gegeven dat in veel gevallen de aanvraag van hulpmiddelen schriftelijk of telefonisch gedaan is en in enkele gevallen niet door de respondenten zelf maar door een familielid of via een zorgorganisatie. Enkele respondenten geven aan nog nooit van De Kanteling te hebben gehoord. In de interviews is gevraagd naar de mening van de respondenten over het principe dat je eerst in je eigen sociale omgeving naar oplossingen gaat zoeken. Op deze vraag is een veelheid aan soorten antwoorden gekomen. De antwoorden spitsen zich toe op drie bezwaren tegen het hulp zoeken in de eigen omgeving: -
geen mensen beschikbaar in de eigen omgeving; wel mensen beschikbaar die je incidenteel om hulp kunt vragen maar niet voor structurele hulp; zich bezwaard voelen om hulp in de eigen omgeving te vragen.
De meeste respondenten vinden het principe van ‘De Kanteling ‘ wel redelijk, maar in veel gevallen niet toepasbaar. Zo zijn er respondenten die zelf geen kinderen hebben of waarvan de kinderen ver weg wonen. Soms hebben de kinderen zelf gezondheidsproblemen. Anderen geven aan zelf in een vergrijsde omgeving te wonen (klein dorp, aanleunwoningen) waardoor zij geen beroep kunnen doen op buren. Bij het ouder worden vallen steeds meer oude vrienden weg. Sommige respondenten kunnen het nog net redden omdat hun partner mantelzorger is. Het is dan ook de partner die, als hij of zij auto rijdt, zorgt voor de boodschappen en de uitjes. Alleenstaanden zijn wat dit betreft kwetsbaarder. Een aanzienlijke groep respondenten geeft aan het principe van De Kanteling onrealistisch te vinden. Zij realiseren zich dat de tijden veranderd zijn en je niet veel hulp van je kinderen kunt verwachten. Zij respecteren dat hun kinderen en andere familieleden hun eigen leven hebben, daar kun je niet constant een beroep op doen. Het komt er op neer dat men over het algemeen van mening is dat je je kinderen en buren niet te veel moet belasten. In sommige gevallen heeft dat te maken met de angst hierdoor je zelfstandigheid te verliezen. Kortom: het is zoeken naar de balans tussen zelfstandigheid
7
en aanvaarden van de nodige hulp. Daarnaast zijn er respondenten die aangeven dat hun handicap te groot is om daarvoor een beroep op familie of buren te doen. Veel respondenten hebben zelf oplossingen gezocht voor kleine, niet-structurele hulpvragen, bijvoorbeeld om de tuin bij te houden. Verder zijn er voorbeelden van kinderen die meegaan op ziekenhuisbezoek en buren die boodschappen doen. Zijn over het algemeen familie of kennissen niet in beeld voor structurele hulp, wel is in veel interviews sprake van incidentele hulp door familie of kennissen. Er zijn ook mensen die op eigen kosten voorzieningen aanbrengen in hun huis en hulpmiddelen aanschaffen. Soms komt naar voren dat men bijvoorbeeld een fiets met trapondersteuning aanschaft om zelf een boodschap te kunnen doen of om bij iemand op bezoek te gaan. Of men in staat is om zelf zaken te regelen, bijvoorbeeld om zelf via internet hulpmiddelen aan te schaffen, hangt af van vertrouwdheid met internet en de financiële situatie. Tevredenheid over de medewerking van de gemeente Er bestaan grote verschillen tussen respondenten over de mate van tevredenheid over de gemeente. Daarbij is van belang te onderkennen dat een respondent die een afwijzing heeft ontvangen eerder negatief over de gemeente zal oordelen dan iemand van wie de aanvraag gehonoreerd is. In veel gevallen is er door de gemeente een gesprek bij de respondent thuis gevoerd. Veel respondenten zijn tevreden over het begrip voor hun situatie dat in dat gesprek bleek. Ze hebben de kans gehad om hun situatie uitvoerig toe te lichten en het idee dat er begripvol werd geluisterd, doorgevraagd over andere problemen en meegedacht over oplossingen. Zeker wanneer er daarna snel huishoudelijke hulp kwam of hulpmiddelen was men zeer te spreken over de gemeente. Sommigen, echter, waren ontevreden over de opstelling van de gemeente, namelijk wanneer hij of zij pleitte voor aanpassingen in het huis om zo lang mogelijk in het eigen huis te kunnen blijven wonen, terwijl de gesprekspartner niet toeschietelijk bleek om deze aanpassingen te financieren. Ook ontstond er ontevredenheid wanneer men het gevoel kreeg van het kastje naar de muur gestuurd te worden. Een groep respondenten was op zich tevreden over de medewerking van de gemeente – begrip, snelheid van afhandeling van de aanvraag – maar ontevreden over de instanties die ‘daarna’ komen, zoals de leverancier van de scootmobiel en de thuiszorgorganisatie. Soms komt naar voren dat de gemeente ‘vast’ zit aan een bepaalde leverancier van hulpmiddelen, hetgeen zorgde voor vertraging en onvoldoende kwaliteit van het hulpmiddel. Ook het feit dat sommigen pas laat een rekening voor de eigen bijdrage ontvangen zorgt voor onzekerheid. Tevredenheid over de toegekende voorzieningen Over het algemeen is men van mening dat met de aanpassingen en voorzieningen men langer in staat is om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Over de onderdelen huishoudelijke hulp en het taxivervoer wisselen de meningen. Voor wat de huishoudelijke hulp betreft blijkt dat respondenten het vervelend vinden als er veel wisselingen zijn. Slechts een enkeling is van mening dat de huishoudelijke hulp het werk niet goed doet; anderen relativeren het dat je er nu eenmaal niet van uit kunt gaan dat het helemaal perfect is. Het gegeven dat de huishoudelijke hulp geen boodschappen doet vindt een enkeling een nadeel. In sommige gevallen is sprake van te weinig uren huishoudelijke hulp. Problematischer is het taxivervoer. Aan de ene kant stelt het taxivervoer (zowel regiotaxi als Valys) mensen in staat om aan het sociale leven deel te nemen, aan de andere kant zijn er ervaringen waaruit blijkt dat de taxitijden zo slecht op elkaar waren afgestemd dat er nauwelijks tijd voor een bezoekje overbleef. Ook zijn er voorbeelden van een onbeleefde bejegening door de taxichauffeur.
8
Verwachtingen voor de toekomst Uit de interviewverslagen blijkt dat deze vraag tweeledig is opgevat: voor een deel gaat het hierbij om de verwachtingen over het zelfstandig kunnen blijven wonen, voor een ander deel over het meedoen in de samenleving. Beide aspecten zijn belangrijk voor de kwaliteit van het leven. Bijna alle respondenten hechten er grote waarde aan om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat een groot aantal respondenten daarmee bedoelt het zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in het oude huis, terwijl anderen daarmee bedoelen het zo lang mogelijk wonen in de aanleunwoning of serviceflat waar ze ten tijde van het interview woonden. Slechts een enkeling vindt het vooruitzicht om in het verzorgingshuis terecht te komen geen probleem. Zelfstandig wonen behoort tot de kwaliteit van leven. Daarbij is ‘zelfstandig’ in allerlei gradaties: met of zonder huishoudelijke hulp, met of zonder aanpassingen in huis zoals douchesteun of traplift, met of zonder hulpmiddelen om binnen en buitenshuis mobiel te zijn (trippelstoel, scootmobiel), met of zonder Tafeltje-dek-je. Of men mee doet in de samenleving verschilt: sommigen zijn te ziek om daar mee bezig te zijn. Ook maakt het uit of je zelf nog auto kunt rijden of afhankelijk bent van taxivervoer of buren. Respondenten die bij een zorgcomplex wonen, krijgen het e.e.a. aangeboden aan vrijetijdsbesteding waar ze al dan niet gebruik van maken. Sommigen hebben geen behoefte aan sociale bezigheden. Die noemen zichzelf een ‘huismus’. Het gaat dus niet steeds over een actief sociaal leven, soms ervaart een respondent het fijn als hij of zij door de aanwezigheid van huishoudelijke hulp toekomt aan hobby’s zoals lezen en puzzelen. Dat hoort ook bij de kwaliteit van leven.
9
4. 10 interviews eigen gemeente Je wilt niet vragen Hennie (eind 60) is deze zomer gevallen met de fiets. Ze is lelijk terecht gekomen en was al kwetsbaar omdat ze twee nieuwe heupen en een nieuwe knie heeft. Ze kan nu niet meer bukken, op haar knieën zitten of op een trapje klimmen en heeft daarom huishoudelijke hulp. Eerst voor een halfjaar en nu verlengd voor 5 jaar. Verkenning hulpvraag Hennie had al ervaring met hulp in huis na haar operaties. Ze heeft nu rechtstreeks met een thuiszorginstelling contact opgenomen. Ze weet dat je kunt kiezen welke instelling de hulp levert. De instelling heeft de aanvraag geregeld. Vervoer is voor haar een probleem. Ze heeft een pasje voor collectief taxivervoer. Met die taxi is ze wel eens naar haar zoon en haar zus die elders in Zeeland wonen geweest. De onzekerheid in de planning houdt haar tegen om dat nog te doen. ‘Het werkt bij mij niet om minstens een uur van te voren de taxi te bestellen dan af te wachten of die vroeger of juist later dan de afgesproken tijd komt. Je kunt lang onderweg zijn om nog andere passagiers te halen of te brengen. Ook voor terug moet je plannen wanneer je weer opgehaald wordt met dezelfde onzekerheid. Ze heeft in het verleden een karikaturale ervaring gehad met deze vorm van vervoer. Ze ging, toen nog met haar man, een pasgeboren kleinzoon bewonderen. De taxi die hen kwam halen was laat. Zo laat dat de taxi die hen terug zou brengen al klaar stond toen ze aankwamen. De chauffeur was kwaad dat ze niet mee terug gingen zonder dat ze het kind hadden gezien. Tevredenheid Hennie is blij met de huishoudelijke hulp die ze krijgt, drie uurtjes in de week. Ze moet wel in de gaten houden welk werk ze echt gedaan wil hebben. ‘De hulp werkt zo grondig dat ze in de beschikbare tijd niet rondkomt.’ Eigenlijk zou Hennie meer contact met haar kinderen, kleinkinderen en familie willen. Het vervoer houdt haar tegen. Ze heeft sinds haar val moeite met op- en afstappen op de fiets. Ze heeft een elektrische fiets met een lage instap. Met moeite kan ze de bus nemen, dan moet ze eigenlijk te ver lopen en instappen is een probleem. Dat geldt ook voor de trein. Deze winter is Hennie bijna de deur niet uitgeweest, door de gladheid. Ze heeft vier kinderen die met hun gezinnen in verschillende plaatsen in Zeeland wonen. Haar man is 6 jaar geleden overleden. Aan hem heeft ze lang en intensief mantelzorg verleend. Ze prijst zich gelukkig dat ze optimistisch van aard is, want ze had redenen genoeg om in de put te zitten. Principe kanteling Gevraagd naar het principe om eerst in de eigen omgeving hulp te zoeken voor je bij de gemeente aanklopt, vertelt Hennie dat de kinderen na haar val van de zomer direct zijn komen helpen. Ze doen ook de boodschappen zoals van de winter toen het glad was. Het liefst doet Hennie die trouwens zelf. Ze zou de kinderen niet voor langere tijd willen belasten. Ze hebben hun eigen leven. Voor zichzelf zal Hennie niet gauw iets vragen. Niet aan de kinderen, niet aan de buren, niet aan de gemeente. Ze ondervindt juist veel voldoening om voor anderen iets te betekenen. Hennie is vrijwilliger in twee zorginstellingen. ‘In de ene instelling bezoek ik mensen die weinig contacten hebben en dreigen te vereenzamen. In de andere zorg ik voor een huiselijke sfeer bij de logeeropvang voor dementerenden. Daar is het van belang om een vertrouwd gezicht te zien en samen koffie te drinken en wat huishoudelijk werk te doen. ’Op termijn zou het met haar beperkingen een uitkomst zijn om in een appartement te wonen waar alles gelijkvloers is. Ze staat wel ingeschreven bij de woningstichting en er worden wel nieuwe appartementen gebouwd. Probleem is nog de verkoop van de eigen woning waar achterstallig onderhoud aan is. ‘Het is nu niet echt een geschikte tijd om het huis op de markt te zetten.’ De tuin heeft ze pas flink laten snoeien en onderhoudsvriendelijk laten maken. ‘Dat was een flinke rekening. Eigenlijk zou het huis nodig een schilderbeurt moeten hebben, maar dat zal wat
10
kosten.’ Met haar zoon heeft ze na het overlijden van haar man wel besproken of ze in het huis wou blijven wonen. ‘Die komt er nu niet op terug. Ik zou het eigenlijk zelf weer eens ter sprake moeten brengen.’ Naast de contacten uit haar vrijwilligerswerk heeft Hennie ook veel plezier in de contacten die ze heeft in een studiekring. De kring bestaat uit twaalf personen die elkaar maandelijks ontmoeten om een onderwerp uit te diepen. Het onderwerp bereiden ze zelf voor, er is geen professionele begeleiding. Ze maken ook wel eens een uitstapje naar een museum of bv naar de Munt in Utrecht. Hennie aarzelt of ze met het volgende uitstapje mee zal gaan. ‘Ik kan niet ver genoeg meer lopen. Ik weet zeker dat het voor de mensen van de kring geen probleem zal zijn om mij op te halen en met een rolstoel te vervoeren. Maar dat vragen is zo moeilijk.’
11
Een kleine aanpassing maakt groot verschil Margriet, (rond de 60) heeft reuma en rugklachten die soms uitval van de benen geven. Daarom krijgt ze huishoudelijke hulp en ze heeft via de gemeente ook een scootmobiel gekregen. Ze is volledig afgekeurd en leeft al jaren van een WAO-uitkering met een kleine toeslag. Ze heeft een zoon van 25 die nog thuis woont. Hij studeert in de Randstad. Ze heeft hem als alleenstaande moeder opgevoed. Hij heeft van jongs af aan geleerd zijn moeder te helpen met allerlei handen spandiensten. Verkenning hulpvraag Haar hulp komt nu één keer per week 3,5 uur. Ze heeft er een half uurtje extra bij gekregen, maar ze zou erg geholpen zijn met nog een paar uurtjes meer. Haar hulp doet bv. ook boodschappen op dagen dat Margriet dat zelf niet kan. Dat gaat dan af van de tijd voor de huishouding en dan komt ze eigenlijk niet rond. Margriet heeft bij de gemeente jarenlang een goede casemanager gehad voor haar WAO-uitkering. Die maakte haar attent op regelingen waar ze gebruik van kon maken en regelde ook de aanvraag. Voor de Wmo heeft ze een andere contactpersoon waar ze dat meedenken voor haar situatie niet bij ervaart. ‘Ik heb constant het gevoel dat ik in de verdediging moet. Ik vind het belangrijk om er netjes uit te blijven zien, hoe belabberd ik me ook voel. Daar trek ik me aan op. Dat geldt ook voor de inrichting van mijn huis.’ Ze zit er netjes bij. Bij een opmerking van de thuisbezoeker van de gemeente daarover schiet ze direct in de verdediging. ‘Ze denken zeker dat ik het niet nodig heb.’ Tevredenheid Het gevoel als een zeur te worden beschouwd, weerhoudt Margriet van het aanvragen van kleine aanpassingen die het leven voor haar zoveel makkelijker zouden maken. Kort geleden heeft ze een andere scootmobiel gekregen met goede vering. Dat voorkomt dat ze bij elke oneffenheid in de weg een pijnscheut krijgt. Het boodschappenmandje zit bij dit model niet voorop maar achterop. Dat maakt dat Margriet in de winkel telkens uit haar scootmobiel moet opstaan om de boodschappen in het mandje te leggen. Met een kleine aanpassing zou het mandje wel voorop gemonteerd kunnen worden, maar dat moet eerst aangevraagd worden bij de gemeente. Om naar het ziekenhuis te gaan, verkiest Margriet de scootmobiel boven het collectief taxivervoer. Daar heeft ze wel een pasje voor. ‘Het is op de heenweg geen probleem om die taxi te nemen, maar als je na behandeling terug moet is het afzien. Ik heb meerdere keren meer dan een uur moeten wachten op vervoer terug naar huis, en dan moest ik nog een hele route meerijden om anderen thuis te brengen. Over het Valys vervoer voor de langere afstanden, is Margriet wel goed te spreken. Daarvan maakt ze gebruik om in de Randstad te winkelen en familie te bezoeken. Haar zoon mag dan voor niks mee, dat is een welkome meevaller. Principe Kanteling Met het principe om eerst in de eigen omgeving te kijken als je hulp nodig hebt, wordt Margiet in de praktijk geconfronteerd. Dat haar zoon nog thuis woont is de reden dat ze niet meer hulp krijgt. Hij doet veel in de huishouding maar Margriet vindt dat hij daarmee te veel belast wordt. ‘Hij reist op en neer naar Rotterdam en is pas laat thuis. Hij komt nauwelijks aan een eigen sociaal leven toe. ‘Ze vindt de hulp die van hem verlangd wordt buitenproportioneel. Zeker als ze haar situatie vergelijkt met die van buren op leeftijd die nog met zijn tweeën zijn en meer hulp krijgen. ‘Ik zou wat hulp betreft beter af zijn als hij op zichzelf woonde, maar dat is financieel niet haalbaar.’ Met een aanpassing aan haar scootmobiel zou Margriet haar rollator mee kunnen nemen en zo in staat zijn zelfstandig naar de markt te gaan wanneer het haar uitkomt. Haar hulp wil haar wel eens met de auto naar de markt brengen maar dat gaat dan af van de tijd voor het huishoudelijk werk. Voor de aanpassing moet Margriet eerst een aanvraag indienen bij de gemeente. Dat betekent een hele papierwinkel en daar heeft ze vervelende ervaringen mee.
12
Dat een goed hulpmiddel veel verschil maakt, ervaart Margriet met haar trippelstoel. De stoel maakt het mogelijk zich in huis te verplaatsen. Ze kan nu zittend koken en ook in de nacht zonder veel pijn en moeite naar het toilet gaan. Voor haar zelfstandigheid maakt dit een groot verschil. Jammer dat de scootmobiel niet optimaal functioneel is. Margriet is ook maar matig te spreken over de service van de leverancier. Daar is weinig begrip voor haar beperkingen. De reactie bij vragen over storingen of onderhoud is meestal: “komt u maar naar de garage.” Margriet zou willen dat ze dat kon, zonder scootmobiel.
13
Doorzetten Anja (midden 60) heeft 17 jaar geleden een hersenbloeding gehad met volledige uitval van de rechterhelft van haar lichaam. Met een enorm doorzettingsvermogen heeft ze het zo ver gebracht dat ze weer zelfstandig kan wonen. Ze is gescheiden. Ze heeft eigenlijk voortdurend pijn, maar wil zoveel mogelijk zelf doen. Ook in haar tuin. Ze moet haar krachten verdelen, anders moet ze dat een volgende dag bekopen. Twee keer in de week krijgt ze huishoudelijke hulp Verkenning hulpvraag Anja vindt dat de gemeente goed meedenkt waar ze mee geholpen is. ‘Nu beter dan vroeger, maar dat komt ook omdat ik zelf meer ervaren ben en weet wat er wel en niet gaat.’ Anja gebruikt haar scootmobiel om 3 keer per week naar het zorgcentrum te gaan waar ze fysiotherapie krijgt en kan oefenen met trainingsapparatuur. Met het collectief taxivervoer gaat ze één keer in de twee weken naar rolstoeldansen. ’Ik geniet daar enorm van. Daar heb ik een speciale rolstoel voor.’ Tevredenheid Op de planning van het taxivervoer is veel aan te merken, vindt Anja. ‘ Ik heb wel eens meer dan een uur op de rolstoeltaxi moeten wachten na het dansen. Een bezoek aan mijn nichtje viel erg kort uit doordat de taxi die me wegbracht veel te laat was en die me kwam halen te vroeg. Dat maakt dat je het ontziet om er gebruik van te maken, maar het rolstoeldansen laat ik er niet voor schieten. ‘De Valyspas voor vervoer over langere afstanden gebruikt Anja om één keer per jaar met haar hulp een uitstapje te maken. ‘We zijn een keer naar Scheveningen geweest en naar de dierentuin in Rotterdam. Dan heb je ook wel een hele omweg gemaakt voor je op de plaats van bestemming aankomt, maar dat neem je dan maar voor lief.’ Wat Anja niet goed geregeld vindt, is dat de gemeente met één leverancier van hulpmiddelen een vast contract heeft. ‘Die monopoliepositie is niet klantvriendelijk. Ik heb nu mijn derde scootmobiel en helaas is dat een maandagochtend-product. Alles wat er aan stuk kan, is al een keer vernieuwd. Ik heb zelfs meegemaakt dat er een wiel afliep. Dat was niet goed vastgezet in de werkplaats. Dat is bedreigend als je zo afhankelijk bent van goede hulpmiddelen om zelfstandig te functioneren. Maar je kunt niet naar een andere leverancier, ook niet als je niet tevreden bent over de service. Dat is lastig.’ Principe Kanteling Over het principe om eerst in je eigen familie en omgeving hulp te zoeken heeft Anja wel een mening Ze komt uit een gezin van 6 kinderen. Van haar moeder die heel intensief voor haar vader heeft gezorgd heeft ze geleerd om door te zetten. Ze is een geboren optimist anders was ze nooit zo ver gekomen dat ze nu weer zelfstandig kan wonen. Ze heeft een zoon waar ze goed contact mee heeft. Momenteel maakt hij een verre reis voor hij vast aan het werk zal gaan. Broers en zussen wonen in gemeenten in de buurt. Eén broer woont zo dichtbij dat ze samen de krant kunnen lezen. Van haar familie heeft ze niet veel hulp te verwachten. Broers en zussen werken of zorgen voor de kleinkinderen. Anja heeft een driewieler aangeschaft om te kunnen fietsen. Ze is wel van hulp afhankelijk om haar voet vast te zetten op de trapper voor ze weg kan. Die hulp moet ook mee. ‘ Ik vraag daarvoor wel eens een vrijwilliger bij de welzijnsstichting maar er is maar zelden iemand die dat kan doen. Mijn hulp gaat wel eens mee, maar dan blijft het huishouden liggen. Dat moet dan maar want ik geniet er erg van.’
14
Je moet het treffen Martha (65+) ligt op bed omdat ze kortgeleden aan haar voet is geopereerd. Ze heeft een slechte rug overgehouden van het duwen van haar man in de rolstoel. Hij is drie jaar geleden overleden. Hij kreeg een beroerte en later nog kanker. Martha weet wat het is om hulp te geven. Ze heeft daar een goed gevoel voor, zegt ze zelf. Nu is ze zelf afhankelijk van hulp en dat valt haar zwaar. Verkenning hulpvraag Kort na elkaar zijn haar ouders overleden en ze moest ook haar hondje in laten slapen. Het is haar allemaal teveel geworden. Ze lijdt aan PTSS en is onder behandeling van Emergis. Ze heeft medicijnen waarmee je niet mag autorijden. Het regelen van hulp met de gemeente vindt Martha moeilijk. Haar man regelde altijd alles. Ze is er wel goed geholpen. ‘Ik zorg dat ik goed de naam onthoud van degene die me vriendelijk geholpen heeft. Dat is wel persoonsafhankelijk.‘ Het regelen van de huishoudelijke hulp met de thuiszorgorganisatie kostte nog meer moeite. Ze heeft twee keer per week 3 uur hulp nodig. Het huis is groot en bewerkelijk door de aangebouwde serre. ‘Als daar ramen gezeemd moeten worden, ben je de helft van de uren al kwijt. ‘Ze kreeg maar één keer per week hulp. Martha's bezwaar is dat van achter een bureau vastgesteld werd in hoeveel tijd het huis gedaan kon worden. Daar kwam zij aan te kort en haar hulp ook. Uiteindelijk bleek dat er een indicatie voor twee keer per week hulp lag en is alles goed geregeld. De hulp is flexibel en kan ook wel een andere dag komen als het zo uitkomt. Tevredenheid Martha heeft ook een pasje voor de regiotaxi. ‘Voor afspraken in het ziekenhuis ben je daarmee te lang onderweg, vindt ze. Het is te onzeker of je wel op tijd op de afspraak met de specialist komt om daar gebruik van te maken. Ik heb wel eens meegemaakt dat ik een afspraak niet haalde. Toen moest ik erg lang wachten. Nu ik op controle moet voor de operatie aan mijn voet, moet mijn zoon maar vrij nemen.’ Principe Kanteling Het principe om eerst in de eigen familie- of kennissenkring hulp te zoeken, vindt Martha maar tot op zekere hoogte toepasbaar. ‘Mijn schoondochter doet elke week de boodschappen. Als ik weer kan lopen ga ik met haar samen.’ Van een schoondochter ondervindt ze steun. Haar zoon heeft haar geholpen met een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een algemene invalidenparkeervergunning. De vergunning die ze nu heeft, geldt alleen als ze zelf rijdt. Dat is al meer dan een jaar niet mogelijk. Als ze met haar schoondochter boodschappen haalt, geldt de vergunning niet, en moet ze te ver lopen. Op het ogenblik is Martha meer afhankelijk dan haar lief is. Op advies van haar begeleider bij Emergis heeft ze een puppy aangeschaft. Dat hondje is nu net een jaar oud. Ze kan het eigenlijk niet de zorg en aandacht geven die zo'n beestje nodig heeft. Haar zelfstandigheid wil ze niet zo maar opgeven, maar de grenzen van wat ze kan, komen in zicht. Van haar kinderen kan ze niet meer hulp verwachten. Ze heeft ook problemen om rond te komen door de kosten voor een waardig afscheid van dierbaren kort op elkaar. Als aanvullende opmerking wil Martha nog kwijt dat ze de papieren van de gemeente een ramp vindt. Zij belt liever op. ‘ Er werken lieve mensen bij de gemeente, maar je moet het wel treffen. ‘
15
Niet zelfstandig zonder hem Hannie (half de 50) heeft al lang thuiszorg, al wel 11 jaar denkt ze. Ze heeft al heel veel meegemaakt en is veel ziek geweest. Ze heeft astma en COPD (longziekte). In de zomer van 2010 heeft ze een zware operatie ondergaan. Haar man is haar mantelzorger, zonder hem zou ze het niet redden om zelfstandig te wonen. Verkenning hulpvraag Er komen veel hulpverleners over de vloer bij Hannie. Van de gemeente krijgt Hannie twee keer per week 3,5 uur huishoudelijke hulp. ‘De hulp komt 's morgens al heel vroeg omdat ze ook nog voor haar oude moeder zorgt. Ik vind dat prima, ik ben toch vroeg wakker. ‘De thuiszorg komt haar wassen en aankleden en komt tussendoor nog kijken of alles goed gaat. 's Nachts ligt ze aan de beademing. Hannie heeft ook een scootmobiel. Ze krijgt binnenkort een nieuwe. De oude is heel zwaar en weinig handzaam. Die had ze wel nodig toen ze voor haar operatie zo veel woog. De leverancier is pas komen kijken wat ze nodig had maar daar had ze weinig vertrouwen in. Ze heeft zelf nog eens naar de gemeente gebeld om uit te leggen wat ze heeft meegemaakt en wat ze nodig heeft. Ze vindt dat ze door de gemeente goed is geholpen. Tevredenheid Vervoer is voor Hannie een hele onderneming. Over het collectief taxivervoer is ze niet te spreken. Eén van haar twee dochters woont in een dorp op 25 km afstand. ‘Als ik daar naar toe ga, ben ik met de taxi zo lang onderweg dat ik al weer bijna terug moet als ik er net ben. We zouden met de kerst bij haar eten. Toen reden er door de sneeuw weinig taxi's. We moesten daar maar blijven slapen was het advies. Dat is onmogelijk omdat ik ’s nachts aan de beademing moet. Toen zijn we maar niet gegaan, geen kerstmaaltijd dus, want wij hadden niks bijzonders in huis.’ Hannie heeft ook veel te maken met zittend ziekvervoer dat door de ziektekostenverzekeraar vergoed wordt. Ze moet geregeld naar Antwerpen, Rotterdam en Goes naar het ziekenhuis. Door haar jarenlange ervaring kan ze met zekerheid zeggen dat het vervoer voorheen beter geregeld was. Toen werd de coördinatie van de ritten nog in de eigen gemeente geregeld. Principe Kanteling Het principe om zelf hulp te regelen in de eigen familie of vriendenkring voor je een beroep doet op de gemeente, passen Hannie en haar man toe in de praktijk. Jan werkt 18 uur per week zodat hij vaak bij haar thuis kan zijn. Hij zorgt voor de hond en voor de boodschappen, voor de was en hij verschoont de bedden. Hannie komt weinig onder de mensen. Vroeger ging ze graag naar de bijeenkomsten van de Zonnebloem. Die bijeenkomsten worden nu in een andere plaats gehouden, georganiseerd door andere vrijwilligers. Hannie zou er met de taxi heen moeten en dat is een te grote opgave. Hannie zou zelf wel vrijwilligerswerk willen doen maar er is weinig dat je van huis uit kunt doen. Ze heeft haar mondje wel bij zich en is niet bang om zaken aan te kaarten als dat nodig is. Ze heeft al eens een gesprek gehad met de cliëntenraad voor de minima of ze iets kan doen, maar de vergaderingen en spreekuren worden op een voor haar onbereikbare locatie gehouden. Voorlopig heeft Hannie nog haar handen vol aan alle ziekenhuisbezoeken die nog op het programma staan en is ze in blijde afwachting van de geboorte van nog meer kleinkinderen.
16
Veel beloven en weinig geven Vijf jaar geleden heeft Kees, nu bijna 80, een herseninfarct gehad. Daar heeft hij behoorlijk wat beperkingen aan over gehouden. 'Van alles kunnen, ben ik naar niks kunnen gegaan', zegt hij zelf. Zijn beperkingen betekenden ook het einde van zijn huwelijk. Hij woont nu alleen in een klein appartement met zijn hondje, zijn vissen en zijn vogeltje. 'Je hoort wel eens over eenzame ouderen, nou dat ben ik. Ik heb kinderen maar die willen niks meer met mij te maken hebben. Er komt hier nooit iemand.' Verkenning hulpvraag Kees ervaart het als heel frustrerend dat hij niet meer kan wat hij wil. Hij zou wel van alles willen. Dat heeft hij ook allemaal besproken met de vrijwilligster die vanuit de gemeente bij 75+ers langs is gegaan. ‘Waardeloos', vindt Kees. 'Die mevrouw heeft alles opgeschreven waar ik mee geholpen zou zijn: een rollator, een verhoogd toilet, een scootmobiel waar mijn hondje op mee kan. Maar ik hoorde maar niks, niet van de ziektekostenverzekeraar waar de rollator vandaan bleek te moeten komen, niet van de woningstichting voor het toilet. En ''een scootmobiel wordt niet omgeruild voor een hond'' kreeg ik te horen van de leverancier waar de gemeente zaken mee doet.' Pas geleden is een student voor het maatschappelijk werk zijn situatie op wezen nemen. Die heeft ook alles weer netjes opgeschreven. ‘Misschien komt er nu wat van terecht.’ Tevredenheid Kees is blij met zijn huishoudelijke hulp. Indertijd is door het revalidatiecentrum geregeld dat hij die kreeg en gelukkig heeft hij nog steeds dezelfde. De ene week komt ze 4 uur, de andere week 3 uur. Dat is voldoende om de woning schoon te houden, maar dan moeten er geen andere karweitjes bij komen. Boodschappen doen bijvoorbeeld.‘ Met een goeie scootmobiel zou ik dat zelf wel kunnen, maar tot voor kort deed mijn hulp dat. Die tijd gaat dan wel af van het schoonhouden van het huis.’ Nu is er een vrijwilliger gevonden die de boodschappen wil doen. Dat is nog te kort om te zien of het naar tevredenheid werkt. Pasjes voor vervoer heeft Kees ook. Het collectief taxivervoer heeft hij wel eens geprobeerd, maar dat was niet voor herhaling vatbaar. Er kwam geen taxi opdagen voor het vervoer terug. 'Ik krijg ook last van wagenziekte. Een buurman van vroeger is me eens op komen halen om een uitstapje te maken. Maar hij heeft me gauw weer naar huis moeten brengen, zo akelig voelde ik mij. Vervoer met Valys, voor langere afstanden, durf ik dus niet meer aan.' Principe Kanteling Mogelijkheden om hulp van familie of uit de buurt te krijgen, ziet Kees niet. ‘Niet meer dan nu gebeurt. Als ik naar het ziekenhuis moet, ga ik met de scootmobiel en past de buurvrouw op de hond. Een andere buurvrouw laat mijn hondje uit, want ik kan nog geen 10 meter lopen, dan heb ik geen adem meer. Kees heeft nog twee zussen. 'Dat zijn ook tachtigers, maar die zie ik niet meer. Een nichtje houdt contact met mij, maar van mijn familie moet ik het niet hebben. Van de buurt ook niet.’ In het appartementenblok waar Kees woont, worden veel mensen met psychiatrische problematiek gehuisvest. Hij ervaart meer overlast dan dat hij contact heeft met de buren. Kees is geen man om naar activiteiten in het verenigingsgebouw in de buurt te gaan. 'Ik ben niet mensenschuw, maar ik ga daar niet makkelijk op mijn eentje heen', zegt hij. Zonder zijn hondje wil Kees niet op stap. 'Dat beestje kan niet alleen blijven en ik doe hem er niet voor weg.' Met een groter model scootmobiel zou het hondje mee kunnen. Dan zou Kees wel eens naar de stad gaan, even op een terrasje zitten, even wat anders zien dan deze buurt, zegt hij. Kees heeft geen middelen om zelf diensten of hulpmiddelen te kopen. Hij moet het dus van de gemeenschap hebben.
17
Beter af met PGB Eigenlijk wil Ineke (60+) niets vertellen over de Wmo-voorzieningen die ze heeft. Ze is er helemaal klaar mee. Ze heeft net geregeld dat ze een PGB krijgt, zodat ze de hulp die ze nodig heeft zelf kan regelen. Dan is ze af van de bureaucratie die ze in de loop der jaren van de thuiszorginstelling heeft ondervonden. Ook van de gemeente heeft ze het advies gekregen dat dit in haar geval de beste oplossing is. Verkenning hulpvraag Vorig jaar is haar partner overleden. Ineke vertelt: ‘Hij zorgde altijd voor mij, omdat ik al jaren in een rolstoel zit. Nu werden de rollen omgedraaid, ik heb zo goed ik kon voor hem gezorgd. Dat is niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk best zwaar. Ik heb me niet gesteund gevoeld door hulp van de thuiszorg. Ze stuurden me naar buiten als ze mijn man kwamen verzorgen. Ik heb 40 jaar met hem samengeleefd, en ik heb zelf in het ziekenhuis gewerkt. Alsof je dan van niks weet.’ Tevredenheid Ineke denkt dat oudere mensen bang zijn om commentaar te leveren over de hulp of voorzieningen die ze krijgen. ‘Zelf heb ik al vaak aangekaart waar het aan schort maar het voelt alsof je tegen een muur oploopt.’ Voor Ineke zit de pijn bij de zorginstellingen. ’Die zijn te groot geworden en daarmee te bureaucratisch. De gemeente heeft daar eigenlijk ook geen grip op. Door de gemeente ben ik best goed geholpen. Het gaat mis in het traject dat daarna komt, de invulling van de toegekende hulp door de zorginstelling. De hulpen die aan huis het werk komen doen, kunnen er niks aan doen. Die krijgen instructies over wat ze wel en niet mogen doen. Als ze zich daar niet aan houden, ook al is het om mensen te helpen, worden ze op het matje geroepen of zelfs ontslagen. Vind je het gek dat er zo weinig mensen meer in de zorg willen werken.’ Het contact met de thuiszorginstelling heeft Ineke als onprettig ervaren. ‘Alsof je verantwoording moet afleggen dat je er netjes bij zit, terwijl je daar hard voor gewerkt en voor gespaard hebt. Toen mijn man nog leefde, gingen we altijd op vakantie. Dat mag zeker niet als je hulp krijgt, dat is luxe. Net als aanpassingen in huis of een opvouwbare rolstoel. Allemaal luxe.’ Principe Kanteling Ineke is niet optimistisch over het principe in de Wmo dat hulp in eerste instantie van familie of uit de buurt gezocht moet worden. ‘Ik heb zelf geen kinderen, helaas. Van buren of vrienden moet je het niet verwachten. Mensen hebben het allemaal druk en jonge mensen doen het niet omdat er geen geld tegenover staat. ‘Ik heb het ondervonden met de zorg voor mijn partner en ik ondervind het nog als rolstoelgebruiker.’ Mensen gaan je uit de weg als er iets moeilijks aan de hand is. Er komen maar weinig mensen meer over de vloer. In de buurt zeggen ze eerst: ‘geef de sleutel maar, we helpen je wel.’ Maar als het er op aankomt zijn ze niet thuis, letterlijk of figuurlijk.
18
Zelfstandig beslissen Over de gemeente is Addy (55+) niet zo te spreken. ‘Het beleid klopt misschien wel, maar de uitvoering is afhankelijk van de toevallige ambtenaar.’ Zij ondervindt weinig begrip voor haar situatie. Ze heeft tot 1988 in de thuiszorg gewerkt. Toen is er reuma geconstateerd. Ze woont alleen, haar enige dochter woont op zeker 3 uur reisafstand. Addy heeft een bijstandsuitkering. Ze heeft altijd naar vermogen gedaan wat ze kon om actief te blijven. Nu krijgt ze te maken met wat zij “onvrijwillig vrijwilligerswerk” noemt. Verkenning hulpvraag Addy krijgt via de Wmo huishoudelijke hulp en ze heeft ook een scootmobiel. Ze maakt duidelijk dat ze een behoorlijke drempel heeft moeten nemen om te accepteren dat ze deze hulp nodig heeft. 'Je probeert zo lang mogelijk zelfstandig te zijn. Je levert toch een stukje privacy in als je hulp in huis haalt. Ik ben wel erg aan mijn zelfstandigheid en aan mijn privacy gehecht. Het valt ook niet mee om op mijn leeftijd te accepteren dat ik een scootmobiel nodig heb. Je neemt die stap niet voor je plezier.’ Tevredenheid Nu zou ze niet meer zonder kunnen. 'Die scootmobiel is mijn lifeline om naar buiten te kunnen en ergens naar toe te gaan', zegt Addy. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voor ze er één kreeg. ‘Ik werd gekeurd en de arts zei dat het inderdaad nodig was. Maar het duurde wel lang voor ik iets hoorde. Toen bleek mijn aanvraag toch afgewezen. Ik zou me nog moeten kunnen redden met een elektrische fiets. Tegen die beslissing ben ik wel in beroep gegaan. Bij een nieuwe keuring is die scootmobiel er toen wel gekomen.’ Addy vindt het een bezwaar dat de gemeente één leverancier het alleenrecht geeft om de scootmobiel te leveren. ‘De eerste die ik kreeg was helemaal niet passend. Nu heb ik er één die helemaal scheef is, maar daar zit wel een beugel op zodat ik mijn rollator mee kan nemen. Dat is wel handig. Een pasje voor het collectief taxivervoer heeft Addy ook. ‘Daar maak ik zo weinig mogelijk gebruik van’, zegt ze. ‘Daar krijg ik het van aan mijn hart. Voor een afspraak in het ziekenhuis kun je er geen gebruik van maken. Je hebt geen enkele garantie dat je dan op tijd komt. Ik heb er begrip voor dat het vervoer gecombineerd wordt, maar voor het ziekenhuis zouden de ritten dan apart gepland moeten worden. Dan kun je niet hebben dat je mee heel het eiland rond moet rijden voor je op je bestemming komt. Ik woon nu 38 jaar in deze gemeente, maar met de taxi kom ik nog wel eens op plaatsen die ik niet ken.' Principe Kanteling Het principe in de Wmo om eerst in eigen kring om hulp te vragen, vindt Addy slecht. 'Dat kon vroeger misschien, maar nu werkt bijna iedereen. Je buren zijn anoniem. De maatschappij zit nu anders in elkaar, deze verwachting is niet realistisch. Wat vrienden betreft: ik heb gelukkig veel lieve vrienden. Maar daar wil ik niet van afhankelijk zijn. Voordat je naar de gemeente stapt heb je heus al alles zelf geprobeerd. Je doet zo'n aanvraag niet voor je plezier.' Addy wil wel mee blijven doen in de samenleving. Ze gaat naar bijeenkomsten van een politieke partij en ze bezoekt, als ze kan, een oude buurvrouw die voor dementie is opgenomen in een verzorgingshuis. De moeilijkheid is dat ik zulke dingen alleen kan doen als ik een goede dag heb. Dat moet je altijd maar afwachten. Ik kan dus niet vast ergens koffie gaan schenken of andere vrijwilligersactiviteiten doen. Ik zou een niet-betrouwbare kracht zijn voor andere vrijwilligers. De ambtenaren verzinnen van alles om mij achter de geraniums vandaan te krijgen. Maar je moet wel reëel blijven, ik heb ook niet om deze beperkingen gevraagd. Ik ben blij met mijn scootmobiel. Die helpt me om zelfstandig te blijven, maar mag ik ook zelfstandig kijken wanneer ik wat kan doen om mee te blijven doen in de samenleving?'
19
Deze hulp hebben we echt nodig Mies (80-) en haar man Piet wonen in een dorp dichtbij de stad. Mies gaat elke week met haar scootmobiel naar de markt. Zonder die scootmobiel zou ze zich thuis opgesloten voelen. Op deze manier kan ze zelf haar boodschappen doen. Ze hebben ook huishoudelijke hulp, die komt twee keer in de week. Verkenning hulpvraag Mies heeft 13 jaar geleden een ongeluk gehad waarbij haar voet blijvend beschadigd is geraakt. ‘Dat komt niet meer goed.’ Verder heeft ze verschillende vormen van kanker gehad en ze is ook diabetespatiënt. Piet is ook niet sterk, hij heeft na longontsteking problemen aan de luchtwegen overgehouden. ‘Hij komt asem tekort.’ Tevredenheid De voorzieningen zijn door de gemeente netjes geregeld vinden Piet en Mies. In hun eigen woning is een traplift geïnstalleerd en ook de scootmobiel is vlot geregeld. Het onderhoud door de leverancier is een ander verhaal. ‘Het stuur raakt steeds los, dat maken ze dan wel vast maar na korte tijd is het weer los. Toch is de scootmobiel bij de laatste controle weer veilig verklaard’ vertelt Mies. De huishoudelijke hulp is een ander verhaal. ‘We hebben in de loop der jaren alle thuiszorgorganisaties al gehad’, zegt Piet. ‘Als het net goed loopt, gaat de organisatie weer fuseren en dan krijg je weer een andere hulp. De thuiszorgorganisaties kunnen niet meer aan goed personeel komen. Dan krijg je hulp in huis die zelf dik in de problemen zit. Wij zijn best meelevend, maar we hebben genoeg aan onze eigen problemen. ‘Het collectief taxivervoer vindt Mies geen optie. ‘Ik ben er wel eens mee naar een receptie voor een trouwerij geweest’, zegt ze. ‘Toen moest ik al weer mee terug toen het feest net leuk werd. Veel te vroeg naar mijn zin.’ Principe Kanteling Over het principe van de kanteling om eerst hulp in de familie- of kennissenkring te zoeken, kunnen we kort zijn, vinden Piet en Mies. ‘In onze situatie is dat niet reëel. In onze buurt is overdag niemand thuis, iedereen werkt. Onze zoon die in Zeeland woont werkt hard. Onze dochter woont in Friesland, die zien we niet vaak.’ Over hun andere zoon hebben ze veel zorgen. ‘Hij is halfzijdig verlamd. Hij woont wel zelfstandig, de revalidatieinstelling heeft gezorgd dat hij een benedenwoning kreeg. Mies kan met de scootmobiel naar hem toe. ‘Ik wou hem na de revalidatie terug bij ons in huis nemen. Als moeder ben je geneigd te helpen waar je kan. Achteraf is het goed geweest dat we dat niet gedaan hebben. Onze zoon knokt nog iedere dag om zelfstandig te blijven en voor zijn toekomst.’ Op het dorp is een actieve toneelvereniging. Mies gaat graag kijken als die een uitvoering geven. Dat kan met de rolstoel. ‘Verder zijn wij niet zulke uitgaanders’, zegt ze. ‘Ik ga wel graag zwemmen. Dan gaat Piet mee voor de begeleiding. Er zijn speciale tijden voor mensen met een handicap. Met een liftje helpen ze je dan in en uit het water. Dan gaat de rolstoel mee in de auto. Piet rijdt nog zelf. ‘Als ik mijn scootmobiel en de huishoudelijke hulp maar houd, kunnen we nog goed zelfstandig blijven wonen’, vindt Mies. Dan moeten ze niet beknibbelen op de uren, zoals bij de verlenging dreigde te gebeuren. ‘Aan de telefoon kun je niet beoordelen hoe onze situatie is. Die twee morgens in de week hebben we echt nodig.’
20
Blijven bewegen Jan (rond de 80) heeft in de afgelopen twee jaar al tien meisjes versleten, zegt hij. Hij doelt op de wisseling van hulp in de huishouding om zijn appartement schoon en leefbaar te houden. Jan zijn benen willen niet meer en hij heeft ook last van zijn rug. Maar zowel de dokter als de fysiotherapeut hebben hem bezworen in beweging te blijven. Dus loopt Jan per week wel 20 km achter zijn rollator door de hele stad. ‘Als ik moe ben rust ik gewoon even uit onderweg.’ Verkenning hulpvraag Jan woonde samen met zijn broer. ‘Mijn broer heeft een TIA gehad. Hij was vrijwilliger in het verzorgingshuis. Nu heeft hij daar zelf een kamer.’ Ik ga hem daar zeker één paar keer per week opzoeken.’ De dokter heeft gezegd dat Jan niet meer alles alleen kan. Daarop is de hulp in huis geregeld. Jan heeft niks te klagen, zegt hij. Gelukkig heeft hij voor zijn persoonlijke verzorging niemand nodig en in de woning kan hij zelf nog wel ramen zemen en stofzuigen als het echt moet. Tevredenheid Jan heeft ook een pasje voor het collectief taxivervoer. ’ Als het regent ga ik met de taxi naar mijn broer. Dat gaat soms wel en soms niet goed. Toen mijn broer in het ziekenhuis lag, is het wel eens gebeurd dat ik pas opgehaald werd toen het bezoekuur al voorbij was. Of helemaal niet. Daar dien ik dan een klacht over in en dan zeggen ze dat ze er voor zullen zorgen. Maar mij houdt dat niet tegen om de taxi te bellen als ik naar mijn broer wil.’ Principe Kanteling Jan heeft voldoende aan de hand- en spandiensten van buren in geval van nood. ‘Als je griep hebt of zo, dat de buurvrouw dan een boodschap meebrengt.’ Mijn pedicure doet in geval van nood ook wel wat voor me, dat is een lief mens. ‘Veel verder dan naar zijn broer gaat Jan niet meer. ‘Ik schuif nog wel eens aan bij de kerkdienst in het verzorgingshuis. Er komt hier ook wel eens iemand van de kerk op bezoek en ik ken de pastoor ook goed, daar maak ik wel eens een praatje mee.’ Jan maakt zich geen zorgen over zijn zelfstandigheid in de toekomst. Op termijn ziet hij het wel zitten om ook in het verzorgingshuis te wonen, net als zijn broer. ‘Ik sta al wel ingeschreven maar dat zijn er wel een paar meer, dus dat kan nog wel even duren.‘De dokter is een goede steun voor mij en bij de gemeente staan ze ook voor me klaar. Ik heb wel eens een baaldag, maar je moet die maar mixen met je goeie dagen. Je weet hoe het is: ‘iedereen wil oud worden maar niemand wil oud zijn.’
21
5. Vergelijking prestatiegegevens Wmo Bij het onderdeel prestatiegegevens gaat het erom dat de gemeente inzichtelijk maakt hoe het staat met de uitvoering van de verschillende onderdelen van het Wmo-beleid. Bijvoorbeeld door een inschatting te geven van de kosten die gemaakt zijn in het afgelopen jaar en door aan te geven welke ondersteuning en faciliteiten er zijn voor vrijwilligers. In de Regeling maatschappelijke ondersteuning is vastgelegd om welke prestatiegegevens het precies gaat. Om de prestatiegegevens onderling zo vergelijkbaar mogelijk te houden, heeft VWS een vragenset ontworpen (zie www.artikel9wmo.nl). Voor de Wmo-monitor Zeeland is aan alle gemeenten gevraagd deze vragenset digitaal in te vullen en in te sturen. In onderstaande figuren worden per vraag de antwoorden van alle Zeeuwse gemeenten weergegeven. De horizontale as, die genummerd is van 1 t/m 13, geeft aan hoeveel gemeenten een bepaald antwoord hebben gegeven. Gemeenten hebben dus geen vast nummer. Bijvoorbeeld bij vraag 2: twaalf van de dertien Zeeuwse gemeenten werken aan de kwaliteit van de in het kader van de Wmo geleverde producten en diensten door het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces. Net als vorig jaar is middels een kruisje in de grafiekbalk aangegeven wat de gemeente Goes heeft geantwoord.
2. Hoe werkt de gemeente aan de kwaliteit van de in het kader van de Wmo geleverde producten en diensten?
door het hanteren van servicenormen mbt het aanvraagproces (bijv. doorlooptijden)
door in de contracten of overeenkomsten met aanbieders kwaliteitseisen op te nemen
door de door de aanbieders geleverde kwaliteit te monitoren
door de aanbieders te verplichten periodiek klanttevredenheid te meten
0
van toepassing
22
1
2
3
niet van toepassing
4
5
Goes
6
7
8
9
10
11
12
13
3. In hoeverre betrekt de gemeente de ingezetenen per prestatieveld bij de totstandkoming van het Wmo-beleid? prestatieveld 1
prestatieveld 2
prestatieveld 3
prestatieveld 4
prestatieveld 5
prestatieveld 6
prestatieveld 7
prestatieveld 8
prestatieveld 9
0
1
2
viermaal per jaar of meer
3
4
2-3 maal per jaar
5
6
7
8
1 of minder keren per jaar
9
nooit
10
11
onbekend
12
13
Goes
4. In hoeverre gebruikt de gemeente onderstaande of andere methoden om de ingezetenen actief te betrekken bij de totstandkoming van het Wmo-beleid?
overleg met Wmo-raad/platform
overleg met raden en platforms op deelterreinen van de Wmo
overleg met wijkplatforms, wijkraden, buurtraden, dorpsraden
contact met betrokkenen via vrijwilligersorganisaties
consultering van panels
contact met betrokkenen via buurtbeheerders
0
viermaal per jaar of meer
2-3 maal per jaar
1
2
3
4
5
1 of minder keren per jaar
6
7
nooit
8
9
10
11
12
13
Goes
23
5. Onderneemt de gemeente onderstaande of andere activiteiten om het sociale klimaat en de leefbaarheid in wijken en buurten te bevorderen?
bevorderen van burgerparticipatie bij lokale activiteiten
stimuleren van eigen initiatieven van burgers
zorgen voor goede buurtinformatie en buurtvoorlichting
bevorderen van buurt- en straatcontactactiviteiten
bevorderen van netwerkvorming voor specifieke groepen
bevorderen van burgerplatforms
zorgen voor (vrijwillige) buurtbemiddeling
bevorderen van (vrijwillig) buurtbeheer en buurttoezicht
bevorderen dat bewoners zelf wijk-gedragscodes ontwikkelen 0
ja
nee
1
2
n.v.t.
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13
Goes
6. Biedt de gemeente onderstaande of andere faciliteiten bij opvoedondersteuning? school-/jeugd-/gezinsmaatschappelijk werk
kinderwerk en jongerenwerk
Zorg Advies Teams
voorlichting
(fysieke) plek voor opvoedondersteuningsvragen
individuele begeleiding en ondersteuning
zorgcoördinatie
opvoedtelefoon of digitale opvoedondersteuning
0 ja
24
nee
1
2 Goes
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13
7. Welke Wmo-diensten worden aangeboden in het gemeentelijk loket / informatiepunt? doorverwijzing aanvragen (van voorzieningen) informatie advies cliëntondersteuning bemiddeling besluitvorming (over al dan niet toekennen van aanvragen) 0 ja
1 nee
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Goes
25
8. Welke faciliteiten biedt of organiseert de gemeente op het terrein van cliëntondersteuning?
informatie en adviesverstrekking
vraagverheldering verwijzing naar een door de gemeente gefinancieerde ondersteunende organisatie of MEE-organisatie verwijzing naar een indicatie-orgaan
bemiddeling
hulp bij klachten, bezwaar en beroep
kortdurende of kortcyclische ondersteuning
geven van voorlichting en cursussen in groepen
ondersteuning bij crisis
monitoring en evaluatie van externe dienstverlening
faciliteren van lotgenotencontact
groepsgewijze ondersteuning bij participatie in de samenleving 0 ja
26
nee
1
2
Goes
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13
9. Biedt de gemeente onderstaande of andere ondersteuning en/of faciliteiten voor mantelzorgers?
begeleiding / ondersteuning
lotgenotencontact
cursussen
respijtzorg thuis
respijtzorg buitenshuis
nazorg
activiteiten gericht op ontspanning (niet zijnde respijtzorg)
vrijstelling sollicitatieplicht
kinderopvang
faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen, enz.)
0
ja
nee
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13
Goes
27
10. Biedt de gemeente onderstaande of andere ondersteuning en/of faciliteiten voor vrijwilligers in de zorg en voor overige vrijwilligers?
deskundigheidsbevordering
vrijwilligersonderscheiding / prijzen / vrijwilliger van het jaar
verzekering
faciliteiten (parkeerkaarten, kortingspassen, enz.)
vrijstelling sollicitatieplicht
kinderopvang
0
voor alle vrijwilligers
1
2
3
4
voor vrijwilligers in de zorg
5
6
7
8
voor overige vrijwilligers
9
niet
10
11
onbekend
12
13
Goes
11. In hoeverre heeft de gemeente de hulp bij het huishouden afgestemd met zorgfuncties in het kader van de AWBZ?
afstemming met het CIZ
afstemming met aanbieders
afstemming met Transferpunt ziekenhuis
afstemming met Zorgkantoor
0 goede afstemming
28
1
2
3
4
redelijke afstemming
5
6
7
8
matige afstemming
9
10
11
geen afstemming
12
13 Goes
12. Voor welke individuele voorzieningen geldt een eigen bijdrage?
hulp bij het huishouden
onroerende woonvoorziening
roerende zaken, niet zijnde een individuele vervoersvoorziening
individuele vervoersvoorziening
0
1
2
3 ja
4 nee
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Goes
29
13. Hoe bepaalt de gemeente het bedrag dat als eigen bijdrage per persoon gevraagd wordt?1
basisbedrag eigen bijdrage
inkomensgrenzen waarboven eigen bijdrage verhoogd wordt
percentuele verhoging eigen bijdrage bij hoger inkomen
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
zoals genoemd in Besluit maatschappelijke ondersteuning eigen bijdrage onder het maximum onbekend Goes
1.
30
Bij het item ‘inkomensgrenzen waarboven eigen bijdrage wordt verhoogd’ gaat het niet om de eigen bijdrage, maar om het toetsingsinkomen. Het toetsingsinkomen is gelijk aan die in het Besluit maatschappelijke ondersteuning of wordt hoger vastgesteld door de gemeente.
14. Zijn er in de gemeente (of regio waartoe de gemeente behoort) voldoende plaatsen voor de maatschappelijke opvang of vrouwenopvang?
aantal plaatsen in maatschappelijke opvang - gemeente aantal plaatsen in maatschappelijke opvang - regio aantal plaatsen in vrouwenopvang gemeente aantal plaatsen in vrouwenopvang regio 0
1
voldoende
2
3
4
5
onvoldoende
6
7
8
onbekend
9
10
11
12
13
Goes
31
15. Welke activiteiten onderneemt de gemeente en/of de regio waartoe de gemeente behoort, om vrouwenopvang te bevorderen en om huiselijk geweld te voorkomen en tegen te gaan?
steunpunt huiselijk geweld
beschikbaar stellen van opvangvoorzieningen
ketensamenwerking
casusoverleg
er wordt gewerkt met casemanagers
er vindt voorlichting plaats ter preventie van huiselijk geweld
0
regio en gemeente
32
1
2
regio
3
4
5
gemeente
6
7
8
9
geen van beide
10
11
Goes
12
13
16. Welke activiteiten onderneemt de gemeente en/of de regio waartoe de gemeente behoort, om de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) te bevorderen en om dak-en thuisloosheid tegen te gaan? meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis
afspraken met woningbouwcorporaties over huisuitzettingen
opsporen van kwetsbare personen
contact leggen/contact houden met opgespoorde personen, toeleiden naar zorg / hulpverlening
bureau schuldhulpverlening
vroegsignalering en preventie
meldpunt overlast
bij terugval / uitval mensen weer opnieuw opsporen
afspraken met organisaties over de uitvoering van de OGGz (bevorderen ketensamenwerking)
individuele trajectplannen voor dak- en thuislozen
een OGGz-platform / overleg met de betrokken partijen onder regie van de gemeente
informatieloket voor dak- en thuislozen
0
regio en gemeente
regio
gemeente
1
2
3
geen van beide
4
5
6
onbekend
7
8
9
10
11
12
13
Goes
33
17. Welke ondersteuning en / of faciliteiten biedt de gemeente en/of de regio waartoe de gemeente behoort, voor de maatschappelijke zorg voor verslaafden en voor de beperking van de overlast door verslaving?
opvanglocatie
activering
toeleiding naar zorg
vangnet bemoeizorg
time-out voorziening
0
1
regio en gemeente
34
2
3
regio
4
5
6
gemeente
7
8
9
10
geen van beide
11
12
Goes
13
18. Welke activiteiten biedt de gemeente en/of de regio waartoe de gemeente behoort, op het terrein van verslavingsbeleid?
universele verslavingspreventie
selectieve verslavingspreventie
gebruiksruimte
0
1
regio en gemeente
2
regio
3
4
5
6
gemeente
7
8
geen van beide
9
10
11
12
13
Goes
19. Hoeveel uitgaven (in Euro) heeft de gemeente naar schatting in het voorgaande jaar uitgegeven aan de uitvoering van de Wmo voor de volgende IV3-functies? Totale uitgaven Wmo € 5.000.000,00 € 4.500.000,00 € 4.000.000,00 € 3.500.000,00 € 3.000.000,00 € 2.500.000,00 € 2.000.000,00 € 1.500.000,00 € 1.000.000,00 € 500.000,00 €620 Maatschappelijke begeleiding en advies
622 Huishoudelijke verzorging Zeeland gemiddeld
630 Sociaal-cultureel werk
652 Voorzieningen gehandicapten
Goes
35
Uitgaven Wmo per hoofd van de bevolking € 300,00
€ 250,00
€ 200,00
€ 150,00
€ 100,00
€ 50,00
€Totale uitgaven per hoofd van de bevolking
620 Maatschappelijke begeleiding en advies
622 Huishoudelijke verzorging Zeeland
36
Goes
630 Sociaal-cultureel werk
652 Voorzieningen gehandicapten