Wmo-monitor Purmerend 2008
Colofon In opdracht van: Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling gemeente Purmerend Uitgave van: Team Beleidsonderzoek en Informatiemanagement Bert Mentink Augustus 2008 Verkrijgbaar bij: Gemeente Purmerend Purmersteenweg 42 kamer A2.14 Telefoon 0299 452588 E-mail:
[email protected] Ook op de website: www.gemeente.purmerend.nl /stadsgegevens
Wmomonitor, Purmerend
2
Team Beleidsonderzoek
Inhoud
Samenvatting
5
Conclusies
9
Inleiding
11
1
Sociale samenhang in buurt en wijk (prestatieveld 1)
13
2
Inwoners zelfredzaam en betrokken
21
A. Opgroeien en opvoeden (prestatieveld 2)
21
B. Het geven van informatie, advies en clientondersteuning (prestatieveld 3)
25
C. Bevorderen van participatie (prestatieveld 5)
26
D. Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers (prestatieveld 4)
28
E. Verlenen individuele voorzieningen (prestatieveld 6)
30
F. Participatie maatschappelijke organisaties
32
Ondersteuning kwetsbare inwoners
35
A. Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (prestatieveld 7)
35
B. OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg) : prestatieveld 8
36
C. Verslavingsbeleid (prestatieveld 9)
36
3
Bijlage Effectindicatoren Zorg
Wmomonitor, Purmerend
39
3
Team Beleidsonderzoek
Wmomonitor, Purmerend
4
Team Beleidsonderzoek
Samenvatting
De Wmomonitor Purmerend heeft tot doel de situatie in de Purmerendse samenleving, die uitgangspunt is voor het Wmo-beleid, weer te geven. Het Wmo-beleid is gericht op "Meedoen". Meedoen wordt bereikt door: 1. sociale samenhang in wijk en buurt 2. ondersteuning om zelfredzaam en betrokken te kunnen zijn 3. ondersteuning van kwetsbare groepen In deze Wmomonitor wordt aangegeven hoe de burgers en gebruikers deze drie punten ervaren. 1. Sociale samenhang in wijk en buurt Sociale samenhang net voldoende, maar neemt toe De Purmerender woont over het algemeen prettig in zijn of haar buurt. De sociale cohesie in de buurt krijgt net een voldoende, maar is sinds 2003 wel toegenomen. Hoewel weinig mensen behoefte hebben aan plaatsen in de buurt om elkaar te ontmoeten vinden toch vrij veel mensen dat er tekort is aan deze plaatsen. In de Gors en Weidevenne zijn meer mensen dit van mening dan in de overige wijken. Het aantal sport, culturele en sociaal-culturele voorzieningen in Purmerend wordt als ruim voldoende ervaren. Een uitzondering zijn de voorzieningen voor jongeren. Die beoordeelt men als onvoldoende. De fysieke kwaliteit van de woonomgeving (hondenpoep, rommel op straat, vernieling, bekladding) is ook van invloed op het welbevinden van de burger. Deze scoort ongunstig. De toegankelijkheid van looproutes wordt minder goed beoordeeld dan de toegankelijkheid van openbare gebouwen en winkels. Wat betreft het actief zijn in de buurt en het betrokken worden: een kleine groep mensen is het afgelopen jaar actief geweest om de leefbaarheid in de buurt te verbeteren Vrij veel mensen vinden dat zij bij wijzigingen in de buurt onvoldoende worden geïnformeerd en betrokken. 2. Ondersteuning om zelfredzaam en betrokken te kunnen zijn Voorzieningen kinderen en jongeren laag beoordeeld De lichamelijke gezondheid van kinderen t/m 11 jaar is volgens de ouders in 98% van de gevallen goed. Van de 12 en 13 jarigen rapporteert ook vrijwel iedereen een goede gezondheid. Vanaf 14 jaar zijn er wat meer jongeren met gezondheidsproblemen, namelijk 9%. Overgewicht speelt onder 20- t/m 24-jarigen bij een op de vijf terwijl het bij 12 t/m 19 jarigen bij een op de tien speelt. Ook de geestelijke gezondheid wordt bij de meeste kinderen tot 14 jaar als goed beoordeeld. Daarentegen geeft een kwart van de 14 t/m 24 jarigen aan dat het een probleem heeft dat hen dag en nacht bezig houdt. Echter bij de jongste groep, de 12 t/m 15 jarigen, komt gepest worden weer meer voor dan bij de oudere groep. Van de 18 t/m 24 jarigen heeft 20% geen startkwalificatie. Dat betekent niet dat men dan geen werk heeft. 80% van deze groep heeft werk. Een kwart van de jongeren vertoont ongewenst gedrag en een op de 20 is wel eens met de politie in aanraking gekomen.
Wmomonitor, Purmerend
5
Team Beleidsonderzoek
Het aantal voorzieningen voor kinderen en jongeren wordt met vrij lage rapportcijfers beoordeeld. Het cijfer voor voorzieningen voor jongeren (5,6) is het laagst, maar ook de cijfers voor speelvoorzieningen (6,1) en buitenschoolse opvang (6,2) zijn laag. Waar men moet zijn bij vragen over opvoedingsondersteuning is bij ruim de helft van de ouders met kinderen tot 18 jaar bekend. 14% maakt gebruik van opvoedingsondersteuning. Bijna een op de vijf is ontevreden over deze ondersteuning. Beoordeling dienstverlening Wmo-loket ruim voldoende Ruim eenderde deel van de Purmerenders van 15 jaar en ouder kent het Wmoloket. Degenen die gebruik hebben gemaakt van de dienstverlening geven een goed rapportcijfer, namelijk een 7,4. De tijd tussen toekenning van de ondersteuning en de ondersteuning zelf geeft aanleiding voor ontevredenheid bij bijna een op de vijf. Drie procent heeft contact met SMD 14% van de Purmerenders van 15 jaar en ouder heeft ervaring met hulpverlening en beoordeelt het aantal en de kwaliteit van de hulpverleningsmogelijkheden in Purmerend met ongeveer een 6,5. Van de Purmerenders van 15 jaar en ouder heeft 3% het afgelopen jaar te maken gehad met de SMD en is 84% tevreden over de hulpverlening van deze stichting. Ruim een op de vijf hulpbehoevende ouderen krijgt niet de benodigde hulp Van de senioren geeft bijna driekwart aan geen hulp nodig te hebben. Ruim een op de vijf heeft hulp nodig en krijgt deze hulp ook. Zes procent van alle senioren heeft hulp nodig maar krijgt deze niet. Dat is 22% van de hulpbehoevenden. Vrij veel senioren hebben ondersteuning nodig bij klusjes in en rondom het huis en bij computergebruik Steunpunt Mantelzorg nog weinig bekend Bijna een op de vijf Purmerenders doet vrijwilligerswerk. Daarnaast is er een groot potentieel aan vrijwilligers op verschillende terreinen. Negen procent is mantelzorger en 28% van hen of 1.650 mensen hebben behoefte aan ondersteuning. Van degenen die behoefte hebben aan ondersteuning kent slechts ruim een kwart het steunpunt Mantelzorg. Individuele voorzieningen voldoen aan behoefte Gebruikers van individuele voorzieningen geven vrijwel allemaal aan dat de ondersteuning aan de behoefte voldoet en bijdraagt aan het zelfstandig kunnen blijven wonen en/of meedoen aan de maatschappij. De gebruikers van huishoudelijke hulp zijn er zeer tevreden over. Het gemiddelde cijfer is 8,1. Over de overige individuele voorzieningen is men minder tevreden, men geeft er bijna een zeven voor .Het lagere cijfer heeft vooral te maken met de hoge ontevredenheid over het collectief vervoer. (situatie 2007) Merendeel organisaties tevreden, maar .. Het merendeel van de organisaties is (zeer) tevreden over het contact met de gemeente. Dit geldt voor 7 aspecten waarover hun mening is gevraagd. Het minst tevreden (75% tevredenen) is men over de uitvoering van het Wmobeleid, het meest tevreden is men over de wijze waarop de gemeente zicht houdt op de eigen instelling (93% tevredenen). 3. Ondersteuning kwetsbare groepen Steunpunt huiselijk geweld bij 40% bekend Volgens de Purmerenders van 15 jaar en ouder komt huiselijk geweld niet vaak voor in hun buurt. 40% is bekend met het steunpunt Huiselijk geweld
Wmomonitor, Purmerend
6
Team Beleidsonderzoek
10% jeugd excessief drinker Van de bevolking van 18 tot 70 jaar is 5% excessief drinker. Van de jeugd van 12 t/m 24 jaar kan 10% tot deze categorie worden gerekend. Slechts 17% van de jeugd was in 2005 bekend met Brijder Verslavingszorg. Minder dan 1% en dus een klein deel van de excessief drinkers is met Brijder Verslavingszorg in contact geweest.
Wmomonitor, Purmerend
7
Team Beleidsonderzoek
Wmomonitor, Purmerend
8
Team Beleidsonderzoek
Conclusies
Een ideaal Wmo-beleid zorgt ervoor dat de leefbaarheid in de buurt optimaal is, dat inwoners ondersteund worden in hun zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid en dat kwetsbare inwoners worden ondersteund. Hoewel de meeste Purmerenders prettig wonen in hun buurt en zij tevreden zijn over het aantal en de kwaliteit van de algemene voorzieningen (sport, cultuur, sociaal-cultureel, onderwijs, gezondheid) kunnen we toch constateren dat een aantal voorwaarden voor "meedoen" om aandacht vragen. Dat geldt voor de betrokkenheid van inwoners bij hun buurt, de toegankelijkheid van looproutes voor gehandicapten en voorzieningen voor kinderen en jongeren. Daarnaast is er bij veel buurtbewoners het gevoel dat er onvoldoende plaatsen in de buurt zijn waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten. Dit is vooral een belangrijk gegeven voor de kleine groep mensen die behoefte heeft aan deze plaatsen. De ondersteunende voorzieningen om zelfredzaam en betrokken te kunnen zijn worden in veel gevallen positief beoordeeld. Toch kunnen een aantal zaken beter. Zo kan de bekendheid van het Wmo-loket, de SMD en van mantelzorgondersteuning beter. Ook de tevredenheid met hulpverlening in z'n algemeenheid kan beter. Het collectief vervoer vraagt grote aandacht (althans op grond van de situatie in 2007) en ook opvoedingsondersteuning vraagt aandacht. Dat vraag en aanbod van hulpverlening niet altijd optimaal op elkaar aansluit blijkt wel uit de vrij grote onvervulde behoefte bij ouderen aan hulp bij klusjes en computergebruik. Of kwetsbare inwoners voldoende worden ondersteund kan moeilijk worden beoordeeld. De groepen waarom het gaat zijn vaak moeilijk bereikbaar en in beeld te brengen. Bekendheid van instellingen is belangrijk. In dit verband kan de bekendheid van het Steunpunt Huiselijk Geweld beter en ook dat van instellingen voor verslavingszorg.
Wmomonitor, Purmerend
9
Team Beleidsonderzoek
Wmomonitor, Purmerend
10
Team Beleidsonderzoek
Inleiding
Voor u ligt de eerste rapportage van de Wmomonitor. De Wmomonitor beoogt de stand van zaken in de samenleving weer te geven, die uitgangspunt is voor het Wmobeleid. Het gaat hierbij voornamelijk om kengetallen. Een aantal van deze kengetallen zijn als effectindicator opgenomen in de programmabegroting (zie bijlage). De rapportage volgt de drie hoofddoelen van de Wmovisie, die in september 2006 is vastgesteld. Bij ieder hoofddoel horen een aantal prestatievelden zoals deze door het ministerie van VWS zijn vastgesteld. De structuur ziet er als volgt uit: Hoofddoel 1: Sociale samenhang in wijk en buurt Prestatieveld 1: samenleven in wijken en buurten Hoofddoel 2: Inwoners zijn zelfredzaam en betrokken Prestatieveld 2: opgroeien en opvoeden Prestatieveld 3: Informatie, advies en cliëntondersteuning Prestatieveld 4: het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers Prestatieveld 5: Bevorderen van participatie van mensen met beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen Prestatieveld 6: Verlenen van voorzieningen aan mensen met beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen. Hoofddoel 3: Kwetsbare inwoners ondersteunen Prestatieveld 7: Maatschappelijke opvang, advies en steunpunten huiselijk geweld Prestatieveld 8: OGGZ Prestatieveld 9: Ambulante verslavingszorg Bronnen De in dit rapport opgenomen gegevens komen uit de volgende bronnen: Publicaties van het team Beleidsonderzoek (voorheen afd. Onderzoek en Statistiek) Leefsituatie en leefstijlen in Purmerend 2003 Regionale omnibusenquête 2006 Regionale omnibusenquête 2008 Jongerenenquete 12-24 jaar Purmerend 2005 Leefsituatie 1-11 jarigen Purmerend 2003 Onderzoek senioren 2007 Rapportage huisbezoek Purmerend 2007 Verslavingsbeeld Purmerend en regio 2004 Evaluatieonderzoek wijksteunpunt Purmer-Noord 2006 Evaluatieonderzoek steunpunt Mantelzorg 2007 Enquêtes van SGBO Rapport tevredenheid cliënten Wmo Rapport tevredenheid maatschappelijke organisaties Rapport tevredenheid burgers Wmo
Wmomonitor, Purmerend
11
Team Beleidsonderzoek
Onderzoeken van anderen Gezondheidsenquête GGD 2005 Inventarisatie dak- en thuislozen gemeente Purmerend, Research voor Beleid 2003
Beoordeling getallen en andere uitkomsten In het navolgende zult u zien dat niet voor alle prestatievelden kengetallen of indicatoren zijn weergegeven en dat niet alle indicatoren even hard zijn. Toch zijn de minder harde indicatoren meegenomen. Kritische zin blijft een vereiste. Veel kengetallen worden uitgedrukt in rapportcijfers of in percentages tevredenen. Deze vragen om een beoordeling. We houden de algemene lijn aan dat rapportcijfers beneden de 7 en percentages ontevredenen hoger dan 15 om aandacht vragen. Bedacht moet worden dat de resultaten betrekking hebben op verschillende jaren. Het kan zijn dat inmiddels de situatie veranderd is. Dit geldt bijvoorbeeld voor het collectief vervoer. De situatie van 2007 is beoordeeld. Inmiddels is een andere vervoerder actief, die mogelijk anders wordt beoordeeld.
Wmomonitor, Purmerend
12
Team Beleidsonderzoek
Sociale samenhang in buurt en wijk
Samenvatting De Purmerender woont over het algemeen prettig in zijn of haar buurt. Echter de sociale cohesie in de buurt krijgt net een voldoende, maar is sinds 2003 wel toegenomen. Hoewel weinig mensen behoefte hebben aan plaatsen in de buurt om elkaar te ontmoeten vinden toch vrij veel mensen dat er tekort is aan deze plaatsen. In de Gors en Weidevenne zijn meer mensen dit van mening dan in de overige wijken. Het aantal sport, culturele en sociaal-culturele voorzieningen in Purmerend wordt als ruim voldoende ervaren. Een uitzondering zijn de voorzieningen voor jongeren. Die beoordeelt men als onvoldoende. De fysieke kwaliteit van de woonomgeving is ook van invloed op het welbevinden van de burger. Deze scoort ongunstig. De toegankelijkheid van looproutes krijgt een lager cijfer dan de toegankelijkheid van openbare gebouwen en winkels. Wat betreft het actief zijn in de buurt en het betrokken worden: een kleine groep mensen is het afgelopen jaar actief geweest om de leefbaarheid in de buurt te verbeteren. Vrij veel mensen vinden dat zij bij wijzigingen in de buurt onvoldoende worden geïnformeerd en betrokken. Inleiding In dit hoofdstuk geven we kengetallen weer voor leefbaarheid en sociale samenhang. De achterliggende gedachte bij het bewerkstelligen van sociale samenhang is dat leefbare, levendige wijken en buurten positief uitwerken op "het meedoen" van alle inwoners, op de opvoeding en het opgroeien van de jeugd, op de inzet van vrijwilligers en mantelzorgers en op het voorkomen van toekomstige beperkingen van de zelfredzaamheid. Wat willen we in beeld brengen 1. Hoe is de algemene beleving van de leefomgeving? 2. Hoe is het gesteld met de sociale kwaliteit van de woonomgeving? (sociale cohesie, voorzieningen, ontmoetingsmogelijkheden) 3. Hoe is het gesteld met de fysieke kwaliteit van de woonomgeving? (verloedering) 4. In welke mate zijn bewoners nu actief in de buurt en worden zij betrokken bij wijzigingen in de buurt? Algemene beleving van de woonomgeving De kwaliteit van de leefomgeving is een zeer ruim begrip. In de omnibusenquêtes gebruiken we sinds 2002 het instrument Lemon (leefbaarheidsmonitor). De eerste vraag daarvan gaat over de algemene beleving van de buurt. De respondent wordt gevraagd om in een rapportcijfer uit te drukken hoe prettig men de buurt in het algemeen vindt. De Purmerender (van 15 jaar en ouder) geeft in 2006 en 2008 als gemiddeld cijfer een 7,3. Per wijk zijn er geen grote verschillen, het oordeel loopt uiteen van 7,0 tot 7,6. In 2006 liep het nog wat meer uiteen namelijk van 6,8 naar 7,7.
Wmomonitor, Purmerend
13
Team Beleidsonderzoek
Tabel 1: Hoe prettig vindt u uw buurt in het algemeen? 2006
2008
Purmerend
7,3
7,3
Centrum
7,7
7,6
Overwhere
7,5
7,3
Wheermolen
6,8
7,0
Gors
7,5
7,3
Purmer-Noord
6,9
7,1
Purmer-Zuid
7,6
7,4
Weidevenne
7,4
7,4
Bron: O&S Regionale omnibusenquête 2006 en 2008
Conclusie is dat de Purmerender over het algemeen prettig woont in zijn/haar buurt. De Sociale kwaliteit van de buurt De sociale kwaliteit van de buurt heeft heel veel elementen in zich. In het navolgende brengen we deze eerst in beeld via een algemene maat . Daarna gaan we in op ontmoeting en ontmoetingsmogelijkheden en tenslotte op voorzieningen. Sociale cohesie Er bestaat een maat voor de sociale kwaliteit van de buurt of ook wel sociale cohesie genoemd. Deze maat is opgebouwd uit de antwoorden op vier uitspraken. Deze uitspraken zijn: De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks. De mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om. Ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid. Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. De respondenten kunnen bij deze stellingen kiezen uit de categorieën "helemaal mee eens", "mee eens", "niet eens/niet oneens", "mee oneens", "helemaal mee oneens" Op grond van de antwoorden kan een score worden berekend. Deze score kan uiteenlopen van 0 t/m 10. In tabel 2 is een overzicht van de score per wijk te zien Tabel 2: De sociale kwaliteit van de leefomgeving (score sociale cohesie) 2003
Ouderen
2008
Purmerend
5,9
6,5
6,2
Centrum
6,6
6,9
7,1
Overwhere
5,7
6,6
6,3
Wheermolen
5,5
6,6
6,0
Gors
5,8
6,0
6,5
Purmer-Noord
5,9
6,1
6,1
Purmer-Zuid
6,1
6,5
6,5
Weidevenne
5,9
6,7
5,9
Bron: B&I Onderzoek Leefsituatie en Leefstijlen 2003, Onderzoek senioren 2007, Regionale omnibusenquête 2008
Per wijk loopt de score uiteen van 5,9 tot 7,1. In het Centrum is de score duidelijk bovengemiddeld. De overige wijken hebben een cijfer dat niet veel afwijkt van het gemiddelde. Opvallend is dat het cijfer tussen 2003 en 2008 gestegen is. We kunnen de Purmerendse score van 6,2 vergelijken met cijfers van 22 grote steden. In deze steden loopt de score uiteen van 5,5 in Utrecht tot 7,0 in Emmen. Met een score van 6,2 komt
Wmomonitor, Purmerend
14
Team Beleidsonderzoek
Purmerend te midden van deze gemeenten ex aequo op de 3e plaats. Toch zou je verwachten dat de score in Purmerend als relatief kleine stad meer in de buurt van Emmen zou liggen. Er is een eenvoudiger maat voor sociale cohesie. In de omnibusenquête kunnen inwoners van Purmerend een rapportcijfer geven voor de betrokkenheid van buurtbewoners bij de buurt. Tabel 3: De betrokkenheid van buurtbewoners bij de buurt Omnibus 2006
Omnibus 2008
Purmerend
6,0
6,2
Centrum
6,4
6,8
Overwhere
6,2
6,2
Wheermolen
5,8
6,1
Gors
6,1
6,2
Purmer-Noord
5,7
6,0
Purmer-Zuid
6,0
6,4
Weidevenne
6,0
6,2
Bron: O&S Regionale omnibusenquête 2006 en 2008
Ook bij deze maat komt het Centrum als beste uit de bus en is er een lichte stijging. . Sociale contacten De mate waarin de buurt mogelijkheden biedt voor sociale contacten is te zien als een onderdeel van de sociale kwaliteit van de buurt. In de omnibusenquête is de vraag gesteld of men de sociale contacten voldoende vindt. Dan blijkt dat 10% het niet voldoende vindt. Per wijk is er weinig verschil. Onder senioren is er wel enig verschil per wijk. In het Centrum zijn zij positiever dan gemiddeld, in de Gors en PurmerNoord minder positief. Tabel 4: Percentage dat aantal sociale contacten onvoldoende vindt Onderzoek senioren 2007
Omnibus 2008
Purmerend
11
10
Centrum
7
8
Overwhere
11
10
Wheermolen
9
12
Gors
14
11
Purmer-Noord
14
11
Purmer-Zuid
10
9
Weidevenne
8
10
Bron: B&I Onderzoek senioren 2007 en Regionale omnibusenquête 2008
Gevraagd is of men behoefte heeft aan plaatsen in de buurt waar men andere mensen kan ontmoeten. 13% geeft aan die behoefte te hebben. De wijken verschillen niet sterk van elkaar. Onder degenen die het aantal sociale contacten onvoldoende vinden is de behoefte veel duidelijker aanwezig, namelijk bij 67%.
Wmomonitor, Purmerend
15
Team Beleidsonderzoek
Tabel 5: Percentage dat behoefte heeft aan plaatsen in de buurt waar men andere mensen in de buurt kan ontmoeten. Alle inwoners Purmerend
13
Centrum
13
Overwhere
13
Wheermolen
16
Gors
16
Purmer-Noord
11
Purmer-Zuid
11
Weidevenne
15
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Hoewel maar betrekkelijk weinig Purmerenders behoefte hebben aan plaatsen in de buurt om andere mensen te ontmoeten, zijn toch veel meer Purmerenders het oneens met de stelling dat er in de buurt over het algemeen voldoende plaatsen zijn waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten. In de Gors en Weidevenne zijn meer mensen het hiermee oneens dan in de overige wijken. Waarschijnlijk houdt deze mening verband met het feit dat er in de Gors en Weidevenne geen wijkcentra zijn. Tabel 6: Percentage oneens met de stelling "in mijn buurt zijn er over het algemeen voldoende plaatsen waar buurtbewoners elkaar kunnen ontmoeten Omnibus 2008 Purmerend
43
Centrum
30
Overwhere
39
Wheermolen
34
Gors
58
Purmer-Noord
40
Purmer-Zuid
36
Weidevenne
56
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Mening over voorzieningen In de omnibusenquête is ook gevraagd naar rapportcijfers voor het aantal en de kwaliteit van enkele voorzieningen. Deze zijn niet altijd op wijkniveau aanwezig, maar wel belangrijk voor het zich betrokken voelen. Het gaat om sportvoorzieningen, culturele en sociaal-culturele voorzieningen, evenementen en voorzieningen voor jongeren (effectindicator programmabegroting). De gemiddelde beoordeling is ruim voldoende. Alleen voorzieningen voor jongeren blijven achter.
Wmomonitor, Purmerend
16
Team Beleidsonderzoek
Tabel 7: Rapportcijfers voor het aantal voorzieningen in Purmerend 2006
2008
Sport
7,3
7,3
Cultuur
7,3
7,1
Sociaal-cultureel
7,1
6,9
Evenementen
6,8
7,1
Voorzieningen voor jongeren
5,5
5,6
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2006 en 2008
Conclusie sociale kwaliteit van de woonomgeving: De sociale kwaliteit van de woonomgeving wordt niet in alle opzichten als gunstig beoordeeld. Hoewel de sociale cohesie in 2008 een hogere score krijgt dan in 2003 is de score toch maar net een voldoende. Een minder positief punt is verder dat er vrij veel mensen van mening zijn dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om elkaar in de buurt te ontmoeten. Het tegenstrijdige is dat maar weinig mensen behoefte hebben om elkaar te ontmoeten. Vermoedelijk oordeelt men vanuit het gezichtspunt van de kleine groep die er wel behoefte aan heeft en vanuit het gezichtspunt van jongeren. Want het valt op dat, terwijl het aantal culturele, sociaal-culturele en sportvoorzieningen als ruim voldoende wordt beoordeeld, het aantal voorzieningen voor jongeren een onvoldoende krijgt. Fysieke kwaliteit van de woonomgeving Het welbevinden van de burger hangt ook samen met de fysieke kwaliteit van de woonomgeving. We behandelen hier eerst een algemene maat voor de fysieke kwaliteit van de woonomgeving daarna komt de toegankelijkheid van de woonomgeving voor mensen met een beperking aan de orde. Verloedering Er is een maat waarmee "verloedering" kan worden gemeten. Bepalend voor deze maat is het percentage respondenten dat aangeeft dat hondenpoep, rommel op straat, vernieling en bekladding vaak voorkomen in de buurt. Hoe lager het getal des te beter is de fysieke kwaliteit. Dus Weidevenne wordt het best beoordeeld en Wheermolen het slechtst. En sinds 2003 is de beoordeling iets slechter geworden. Tabel 8: Score verloedering 2003
2008
Purmerend
4,4
4,6
Centrum
4,1
4,7
Overwhere
4,2
4,2
Wheermolen
6,1
5,3
Gors
4,7
5,0
Purmer-Noord
5,2
5,1
Purmer-Zuid
3,9
4,7
Weidevenne
2,6
3,6
Bron: B&I Leefsituatie en Leefstijlen 2003 en Regionale omnibusenquête 2008
In 22 grote steden is dezelfde maat berekend. In deze steden loopt de score uiteen van 3,2 in Groningen tot 5,2 in Haarlem. Met 4,6 neemt Purmerend een middenpositie in.
Wmomonitor, Purmerend
17
Team Beleidsonderzoek
Maar van een kleine stad mag je verwachten dat ze beter scoort dan de grote steden (met bijna allemaal meer dan 100.000 inwoners). Toegankelijkheid van looproutes en voorzieningen Degenen die als gevolg van een langdurige ziekte of handicap licht of sterk belemmerd zijn geven gemiddeld maar net een voldoende voor de toegankelijkheid van looproutes in de buurt. De toegankelijkheid van winkels en openbare gebouwen beoordeelt men beter. Tabel 9: Toegankelijkheid voor gehandicapten van looproutes in de buurt 2006 alle
2008 alle inwoners
2008
Purmerend
6,6
6,5
6,2
Centrum
6,4
6,2
6,2
Overwhere
6,6
6,4
6,3
Wheermolen
6,2
6,1
6,1
Gors
6,2
6,2
6,0
Purmer-Noord
6,5
6,6
6,8
Purmer-Zuid
7,0
6,7
6,0
Weidevenne
7,1
7,0
6,2
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2006 en 2008
Tabel 10: Toegankelijkheid voor gehandicapten van winkels en openbare gebouwen 2008 alle inwoners
2008 gehandicapten
Winkels
6,8
6,6
Openbare gebouwen
7,2
7,1
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Conclusie fysieke kwaliteit van de woonomgeving De beoordeling van de fysieke kwaliteit van de woonomgeving is niet erg positief. De toegankelijkheid van looproutes wordt maar net met een voldoende beoordeeld. De toegankelijkheid van winkels en openbare gebouwen scoort iets beter. Participatie in de buurt Een van de subdoelen van het eerste hoofddoel is: wijkbewoners nemen zelf initiatieven en zijn betrokken bij inrichting en onderhoud van hun woonomgeving. In het navolgende geven we eerst aan in hoeverre men actief is geweest in de buurt, vervolgens in hoeverre men voldoende betrokken wordt bij wijzigingen in de buurt. Actieve betrokkenheid bij de buurt Van alle Purmerenders is 12% het afgelopen jaar actief geweest in de buurt om de leefbaarheid te verbeteren. Per wijk zijn er nauwelijks verschillen.
Wmomonitor, Purmerend
18
Team Beleidsonderzoek
Tabel 11: Percentage dat actief betrokken is geweest bij de buurt Omnibus 2008 Purmerend
12%
Centrum
13%
Overwhere
13%
Wheermolen
13%
Gors
11%
Purmer-Noord
13%
Purmer-Zuid
13%
Weidevenne
10%
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Betrokken worden bij wijzigingen in de buurt Volgens 31% van de respondenten van de omnibusenquête zijn er het afgelopen jaar plannen voor wijzigingen in de buurt geweest. Vrij veel betrokkenen vinden dat ze er onvoldoende over zijn geïnformeerd en onvoldoende mogelijkheden hebben gehad om er een mening over te geven. Tabel 12: Percentage dat onvoldoende is geïnformeerd/onvoldoende mogelijkheden Heeft gehad om mening te geven bij (plannen voor) wijzigingen in de buurt. Onvoldoende geïnformeerd 2008
Onvoldoende Mogelijkheden mening te geven (2008)
Purmerend
30
49
Centrum
27
40
Overwhere
25
45
Wheermolen
32
47
Gors
37
59
Purmer-Noord
30
47
Purmer-Zuid
33
55
Weidevenne
26
52
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Wmomonitor, Purmerend
19
Team Beleidsonderzoek
Wmomonitor, Purmerend
20
Team Beleidsonderzoek
Inwoners zelfredzaam en betrokken
Inleiding In dit hoofdstuk geven we kengetallen weer die te maken hebben met zelfredzaamheid en betrokkenheid. Dit tweede hoofddoel van de Wmo is gericht op het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid en de inzet van burgers en maatschappelijke organisaties bij het ondersteunen van inwoners die op eigen kracht (tijdelijk) nu of mogelijk in de toekomst niet optimaal kunnen participeren. De achterliggende gedachte is dat individuele burgers (waaronder ook opvoeders, vrijwilligers en mantelzorgers) op de eerste plaats zelf hun verantwoordelijkheden nemen. In het navolgende komt eerst prestatieveld twee, gericht op opvoeders, aan de orde, daarna prestatieveld drie, dat over het Wmo-loket gaat. Prestatieveld 5 heeft laagdrempelige hulpverlening als onderwerp. Dan komt prestatieveld 4 dat betrekking heeft op ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Tenslotte behandelen we prestatieveld 6, dat is gericht op de verstrekking van individuele Wmo-voorzieningen.
A. Opgroeien en opvoeden (prestatieveld 2) Samenvatting De lichamelijke gezondheid van hun kinderen t/m 11 jaar is volgens de ouders in 98% van de gevallen goed. Van de 12 en 13 jarigen rapporteert ook vrijwel iedereen een goede gezondheid. Vanaf 14 jaar zijn er wat meer jongeren met gezondheidsproblemen, namelijk 9%. Overgewicht speelt bij 20 t/m 24 jarigen bij een op de vijf terwijl het bij 12 t/m 19 jarigen bij een op de tien speelt. Ook de geestelijke gezondheid wordt bij de meeste kinderen tot 14 jaar als goed beoordeeld . Maar een kwart van de 14 t/m 24 jarigen geeft aan dat het een probleem heeft dat hen dag en nacht bezig houdt. Echter bij de jongste groep, de 12 t/m 15 jarigen komt gepest worden weer meer voor dan bij de oudere groep. Van de 18 t/m 24 jarigen heeft 20% geen startkwalificatie.Dat betekent niet dat men dan geen werk heeft. 80% van deze groep heeft werk. Een kwart van de jongeren vertoont ongewenst gedrag en een op de 20 is wel eens met de politie in aanraking gekomen. Het aantal voorzieningen voor kinderen en jongeren wordt met vrij lage rapportcijfers beoordeeld. Het cijfer voor voorzieningen voor jongeren (5,6) is het laagst, maar ook de cijfers voor speelvoorzieningen (6,1) en buitenschoolse opvang (6,2) zijn laag. Waar men moet zijn bij vragen over opvoedingsondersteuning is bij ruim de helft van de ouders met kinderen tot 18 jaar bekend. 14% maakt gebruik van opvoedingsondersteuning. Bijna 20% ontevredenen over deze ondersteuning vraagt wel om aandacht.
Wmomonitor, Purmerend
21
Team Beleidsonderzoek
Inleiding De precieze formulering van dit prestatieveld luidt als volgt: op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden . Wat willen we in beeld brengen? We willen in beeld brengen hoe de jeugd er op dit moment wat betreft ontwikkeling en ontplooiing voorstaat en hoe het staat met de bekendheid en waardering van voorzieningen die preventief kunnen werken. Concreet willen we antwoord geven op de volgende vragen: 1. Hoe is het gesteld met de ontwikkeling en ontplooiing van de Purmerendse jeugd?. Hoe beoordeelt men de lichamelijke en geestelijke gezondheid? In welke mate is men slachtoffer van pesten? Hoe hoog is het schoolverzuim? Hoeveel jongeren van 18 t/m 24 jaar hebben geen startkwalificatie? Hoeveel jongeren begaan veel overtredingen? 2. Hoe worden aantal en kwaliteit van voorzieningen voor kinderen en jongeren beoordeeld?. 3. Hoe groot is de behoefte, de bekendheid, het gebruik en de waardering voor opvoedingsondersteuning? Ontwikkeling en ontplooiing van de Purmerendse jeugd Lichamelijke en geestelijke gezondheid. Van de ouders van 1 t/m 11 jarigen geeft 98% aan dat de gezondheid van hun kind goed tot zeer goed is. Van de 12 en 13 jarigen geeft 97% dat aan en van de 14 t/m 24 jarigen 91%. Als de gezondheid als goed tot uitstekend wordt beoordeeld wil dit niet altijd zeggen dat er geen gezondheidsproblemen zijn. Zo blijkt het percentage dat volgens landelijke normen overgewicht heeft hoger te zijn dan het percentage met een matige tot slechte gezondheid. Volgens de jongerenenquête van 2005 is bij 13% van de 12 t/m 24 jarigen sprake van overgewicht. Opmerkelijk is dat het bij de 12 t/m 20 jarigen op ongeveer 10% ligt en dat het bij de 21 t/m 24 jarigen verdubbelt tot 20%. De GGD doet Periodiek Geneeskundig Onderzoek bij 5 jarige kinderen, bij kinderen uit groep 7 (10-11 jaar) en kinderen uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs (13-14 jaar). Lengte en gewicht worden gemeten en de Body Mass Index (BMI) berekend. Deze methode is preciezer dan de berekening van de BMI via enquêtes. Dan is immers sprake van zelfrapportage. Toch verschillen de percentages niet veel. Tabel 13: Lichamelijke gezondheid van 0-24 jarigen. % % goede tot uitstekende gezondheid 1-11 (2003)
98
% goede tot uitstekende gezondheid 12-24 (2005)
92
% met overgewicht of obesitas 12 -24 (2005),
13
% met overgewicht 5 jarigen (PGO)
8
% met overgewicht groep 7 (PGO)
14
% met overgewicht klas 2 (PGO)
13
Wmomonitor, Purmerend
22
Team Beleidsonderzoek
Wat betreft de geestelijke gezondheid zien we dat de ouders van 1 t/m 11 jarigen eveneens zeer positief zijn over hun kinderen. 98% kruist een vrolijk gezichtje aan als indicatie van hoe hun kinderen zich de afgelopen 12 maanden meestal voelden. De psychische gezondheid is bij jongeren van 12 -24 jaar van een andere orde. Ruim een op de vijf geeft aan dat ze een probleem hebben dat hen dag en nacht bezighoudt. Opmerkelijk daarbij is dat het bij de 12 en 13 jarigen minder speelt dan bij de 14 jarigen en ouder namelijk resp. 13 en 24%. Tabel 14: Geestelijke en lichamelijke gezondheid van 0-24 jarigen. % % goede tot uitstekende gezondheid 1-11 (2003)
98
% goede tot uitstekende gezondheid 12-24 (2005)
92
% met overgewicht of obesitas 12 -24 (2005),
13
% meestal vrolijk 1-11 jaar (2003)
98
% met probleem dat hen dag en nacht bezighoudt 12-24 jaar (2005)
22
Pesten In de jongerenenquête van 2005 komt naar voren dat pesten vooral speelt onder 12 t/m 15 jarigen. Een op de vijf geeft aan dat hij of zij vaak of soms wordt gepest. Bij de 16 en 17 jarigen is dat nog maar 6%. Spijbelen Van de 12 t/m 17 jarigen spijbelt 18% wel eens en 14% heeft dat de afgelopen vier weken gedaan. Ook dit is een gegeven uit de jongerenenquête van 2005. Startkwalificatie In de jongerenenquête van 2005 heeft een op de vijf 18 t/m 24 jarigen geen startkwalificatie. Dit wil overigens niet zeggen dat men geen werk heeft. 80% van deze groep heeft werk. Ongewenst gedrag De jongeren rapporteren in de jongerenenquête van 2005 over zichzelf welke vormen van ongewenst gedrag zij het afgelopen jaar hebben laten zien. Een kwart heeft twee of meer vormen laten zien. 12 t/m 13 jarigen (17%) en 21 t/m 24 jarigen (17%) zijn braver dan de 14 t/m 20 jarigen (29%). Vijf procent van de 12 t/m 24 jarigen is de laatste twaalf maanden wel eens aangehouden en meegenomen voor verhoor. Drie procent is wel eens met de kinderrechter in aanraking gekomen en zeven procent heeft ooit straf gehad via HALT. Tabel 15: Indicatoren in verband met ongewenst gedrag 12 t/m 24 jarigen 2008 % twee of meer vormen van ongewenst gedrag
24%
% aangehouden en voor verhoor meegenomen
5%
% ooit met Kinderrechter in aanraking geweest
3%
% ooit straf gehad via Halt
7%
Bron: B&I Jongerenenquête 2005
Conclusies over ontwikkeling en ontplooiing van jongeren Met heel veel kinderen lijkt het tot hun veertiende jaar goed te gaan. Aandachtspunt is wel het gepest worden van 12 en 13 jarigen. Vanaf 14 jaar neemt vooral het aantal kinderen met psychische problemen toe en ook lichamelijke problemen komen dan meer voor. Ongewenst
Wmomonitor, Purmerend
23
Team Beleidsonderzoek
gedrag komt het meest bij de 14 t/m 20 jarigen voor. Van de 18 t/m 24 jarigen die hun opleiding hebben afgerond, heeft 20% geen startkwalificatie. Dat lijkt voor 80% van deze groep geen probleem, omdat zij toch werk hebben. Voorzieningen voor kinderen en jongeren Aantal en kwaliteit voorzieningen voor kinderen en jongeren In de regionale omnibusenquête hebben ouders met kinderen tot 18 jaar rapportcijfers gegeven voor het aantal en de kwaliteit van een aantal voorzieningen. Omdat de rapportcijfers voor aantal en kwaliteit weinig van elkaar verschillen zijn alleen de cijfers voor het aantal opgenomen. Opvallend is dat speelvoorzieningen, buitenschoolse opvang en voorzieningen voor jongeren een vrij laag cijfer krijgen.
Tabel 16: Rapportcijfers voor het aantal voorzieningen voor kinderen en jongeren in Purmerend (ouders met kinderen tot 18 jaar) 2008 Kinderdagverblijven
6,7
Peuterspeelzalen
6,7
Buitenschoolse opvang
6,2
Basisscholen
7,0
Scholen voortgezet onderwijs
6,6
Speelvoorzieningen (uiterlijk en verzorging)
6,1
Voorzieningen voor jongeren
5,6
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Opvoedingsondersteuning: bekendheid, gebruik en tevredenheid Van de ouders met kinderen tot 18 jaar weet ruim de helft (57%) waar men terecht kan met vragen over opvoeden. Daarnaast geeft 36% aan dat men het niet weet, maar wel weet hoe men erachter moet komen. Slechts 7% weet het niet en weet ook niet hoe men erachter kan komen. 14% van de ouders heeft gebruik gemaakt van opvoedingsondersteuning. Ongeveer een op de vijf was er niet tevreden over. Tabel 17: Bekendheid, gebruik en tevredenheid over opvoedingsondersteuning 2008 Bekendheid met opvoedingsondersteuning
57%
Gebruik van opvoedingsondersteuning
14%
% ontevreden over hulp bij opvoeding
20%
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Conclusies over voorzieningen. Veel voorzieningen voor kinderen en jongeren krijgen een vrij laag rapportcijfer. Vooral voorzieningen voor jongeren in z'n algemeenheid, speelvoorzieningen en buitenschoolse opvang zijn aandachtspunten. De bekendheid met opvoedingsondersteuning is goed te noemen. Aandachtspunt is wel het percentage ontevredenen met opvoedingsondersteuning.
Wmomonitor, Purmerend
24
Team Beleidsonderzoek
B. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning (prestatieveld 3) Samenvatting Ruim eenderde deel van de Purmerenders van 15 jaar en ouder kent het Wmo-loket. Degenen die gebruik hebben gemaakt van de dienstverlening geven een goed rapportcijfer nl. een 7,4. De tijd tussen toekenning van de ondersteuning en de ondersteuning zelf geeft aanleiding voor ontevredenheid bij bijna een op de vijf. Wat willen we in beeld brengen? Zijn Purmerenders bekend met het Wmoloket? Hoeveel maken er gebruik van? Hoe beoordelen de gebruikers de aanvraagprocedure bij het loket? Het Wmoloket Bekendheid met en gebruik van het Wmoloket 35 % van de Purmerenders van 15 jaar en ouder kent het Wmoloket. Zes procent heeft daadwerkelijk een aanvraag ingediend. Tabel 18: Wist u dat er bij uw gemeente sinds 1 januari 2007 het Wmoloket bestaat 2008 ja
21%
Wel van gehoord
14%
Nee, dat is helemaal nieuw voor mij
65%
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Beoordeling aanvraagprocedure In de benchmark cliënttevredenheid Wmo is gevraagd naar de tevredenheid over de aanvraagprocedure bij het loket. Het gemiddelde rapportcijfer daarvoor is een 7,4. Dit is gelijk aan het gemiddelde van de andere gemeenten. Over de onderdelen van de aanvraagprocedure is het percentage ontevredenen gering en iets gunstiger dan het gemiddelde van de andere benchmarkdeelnemers. Over de wachttijd tussen de toekenning en de ontvangst van de ondersteuning is bijna een op de vijf ontevreden. Tabel 19: Tevredenheid over toegang tot ondersteuning 2007
Gem. 133 gemeenten
7,4
7,4
% dat onvoldoende geeft voor de aanvraagprocedure
10%
-
wijze behandeling aanvraag (% onvoldoende)
6%
9%
deskundigheid medewerkers (% onvoldoende)
7%
10%
tijd beschikbaar voor aanvraag (% onvoldoende)
5%
7%
informatie over afhandeling (% onvoldoende)
9%
13%
Wachttijd toekenning tot ontvangst ondersteuning (% onvoldoende)
18%
20%
Indicatiestelling (% onvoldoende)
12%
13%
Algemeen oordeel over de aanvraagprocedure
Bron: clienttevredenheidsenquête Wmo, SGBO 2008
Wmomonitor, Purmerend
25
Team Beleidsonderzoek
Conclusie Wmo-loket De bekendheid van het Wmoloket is nog niet optimaal. De beoordeling van het loket is ruim voldoende. Aandachtspunt is de wachttijd tussen de toekenning en het ontvangen van de ondersteuning.
C. Bevorderen van participatie (prestatieveld 5) Samenvatting 14% van de Purmerenders van 15 jaar en ouder heeft ervaring met hulpverlening en beoordeelt het aantal en de kwaliteit van de hulpverleningsmogelijkheden in Purmerend met ongeveer een 6,5. Van de Purmerenders van 15 jaar en ouder heeft 3% het afgelopen jaar te maken gehad met de SMD en is 84% tevreden over de hulpverlening van deze stichting. Van de senioren geeft bijna driekwart aan geen hulp nodig te hebben. Ruim een op de vijf heeft hulp nodig en krijgt deze hulp ook. Zes procent of ruim een op de vijf hulpbehoevenden heeft hulp nodig maar krijgt deze niet. Dat is 22% van de hulpbehoevenden. Vrij veel senioren hebben hulp nodig bij klusjes in en rondom het huis en bij computergebruik. Inleiding De precieze formulering van dit prestatieveld luidt: Bevorderen van participatie van mensen met beperkingen, chronisch psychische problemen of psychosociale problemen Dit gebeurt voornamelijk door maatschappelijke organisaties op het gebied van de hulpverlening. Wat willen we in beeld brengen? Wat vinden degenen die de laatste jaren te maken hebben gehad met hulpverlening van het aantal en de kwaliteit van de hulpverleningsmogelijkheden in Purmerend? Hoe bekend is de SMD (Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zaanstreek Waterland)? Welk percentage van de bevolking heeft er het afgelopen jaar gebruik van gemaakt? Hoe tevreden is men over deze hulp? In hoeverre zijn zelfstandig wonende 65 plussers in staat om "mee te doen"? In hoeverre krijgen zij hierbij voldoende hulp? Op welke terreinen speelt deze behoefte het meest? Hulpverlening algemeen In de regionale omnibusenquête hebben we de vraag gesteld "Heeft u de laatste jaren voor uzelf of voor anderen te maken gehad met hulpverlening door instanties op het gebied van algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadslieden, verslaving, jeugdhulp of opvoedingsondersteuning?" 14% beantwoordt deze vraag met ja. Beoordeling aantal en kwaliteit van hulpverleningsmogelijkheden in Purmerend Degenen die de laatste jaren te maken hebben gehad met hulpverlening hebben een rapportcijfer gegeven voor het aantal en de kwaliteit van de hulpverleningsmogelijkheden in Purmerend. Het aantal mogelijkheden krijgt het rapportcijfer 6,5 en de kwaliteit krijgt 6,4. SMD Verder is gevraagd naar de bekendheid van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zaanstreek/Waterland. Deze Stichting is gespecialiseerd in Ouderenwerk, Sociaal
Wmomonitor, Purmerend
26
Team Beleidsonderzoek
Raadsliedenwerk en Algemeen Maatschappelijk Werk. Bijna de helft van de Purmerendse bevolking van 15 jaar en ouder kent deze stichting niet . Tabel 20: Kent u de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zaanstreek/Waterland 2008 Ja
24
Nee, nooit van gehoord
49
Wel van gehoord maar weet niet precies wat ze doen
28
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Van de Purmerendse bevolking van 15 jaar en ouder heeft 3% de afgelopen twaalf maanden gebruik gemaakt van de hulpmogelijkheden van de SMD. De meeste gebruikers van de dienstverlening van de SMD zijn er tevreden over. Echter 16% is ontevreden. Tabel 21: Tevredenheid dienstverlening SMD 2008 Zeer tevreden
29
Tevreden
55
Ontevreden
8
Zeer ontevreden
8
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Meedoen door 65+ers In het seniorenonderzoek 2007 is de respondenten gevraagd in hoeverre zij in staat zijn om essentiële dingen van het dagelijks leven zelfstandig te doen. Het voeren van de huishouding blijkt dan nog de meeste moeite te kosten. Mensen ontmoeten kost de minste moeite. Tabel 22: Bent u in staat om: (%) Zonder moeite
Met enige moeite
Met grote moeite
Alleen met hulp van anderen
Uw huishouding zelfstandig te voeren
56
20
4
20
U zelfstandig te verplaatsen in en om de woning
81
13
3
1
Zelfstandig te reizen?
71
9
4
14
Mensen te ontmoeten
84
7
3
5
Uit tabel 23 blijkt dat ruim 70% geen hulp nodig heeft van instanties. Ruim een op de vijf krijgt momenteel voldoende hulp en zes procent krijgt niet voldoende hulp. Als deze 6% wordt betrokken op de hulpbehoevenden dan heeft ruim een op de vijf van de hulpbehoevenden niet voldoende hulp van instanties. Dit percentage is het hoogst in de Gors en Purmer-Noord. Absoluut gezien is de behoefte in Overwhere het grootst. Daar wonen nl. in verhouding veel senioren.
Wmomonitor, Purmerend
27
Team Beleidsonderzoek
Tabel 23: Over het geheel genomen: krijgt u momenteel voldoende hulp van instanties? (thuiszorg, gemeente, SMD) (Per wijk)(%) CenOverWheer Gors Purmer- Purmertrum where molen Noord Zuid Ja
Weidevenne
Purmerend
37
19
20
18
22
23
24
22
5
5
6
8
9
4
6
6
58
77
74
73
70
73
70
72
Totaal
100
100
100
100
100
100
100
100
% van
1100
2.700
1.375
1.050
1.550
1.450
950
10.150
12
21
24
31
29
16
19
21
Nee Nee niet nodig
"Nee" als % van hulpbehoevenden
Van een aantal dagelijkse dingen is gevraagd of men daar hulp bij (nodig) heeft. Dan blijkt de behoefte aan hulp bij dagelijkse boodschappen en administratie bij de meesten die daar behoefte aan hebben wel vervuld te zijn, maar de behoefte aan hulp bij kleine reparaties/klusjes in en rondom het huis en bij computergebruik is in mindere mate vervuld. Uit het huisbezoekproject 75+ weten we dat het bij kleine reparaties/klusjes ook vaak om tuinonderhoud gaat. Tabel 24: Heeft u op dit moment hulp bij: (% van totale populatie) Ja Nee, maar wel nodig
Nee
Totaal
Dagelijkse boodschappen
12
2
87
100
Kleine reparaties en klusjes in en rondom het huis
28
9
63
100
Administratie
25
3
71
100
9
8
83
100
Computergebruik
Conclusie bevorderen van participatie Het rapportcijfer voor het aantal en de kwaliteit van de hulpverleningsmogelijkheden in Purmerend is niet zo hoog. Hoewel veel gebruikers tevreden zijn over de SMD, vraagt het percentage ontevredenen toch om aandacht. Bij een op de vijf hulpbehoevende senioren is de behoefte aan hulp niet vervuld. Aandacht is nodig voor de niet vervulde behoefte aan hulp bij kleine reparaties en klusjes in en rondom het huis en bij computergebruik.
D. Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers (prestatieveld 4) Samenvatting Bijna een op de vijf Purmerenders doet vrijwilligerswerk. Daarnaast is er een groot potentieel aan vrijwilligers op verschillende terreinen. Negen procent is mantelzorger en 28% van hen of 1.650 mensen hebben behoefte aan ondersteuning. Van degenen die behoefte hebben aan ondersteuning kent slechts ruim een kwart het steunpunt Mantelzorg.
Wmomonitor, Purmerend
28
Team Beleidsonderzoek
Inleiding Dit prestatieveld kent de onderdelen "vrijwilligerswerk" en "mantelzorgondersteuning" en wordt officieel "het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers" genoemd. Wat willen we in beeld brengen? Percentage dat vrijwilligerswerk doet (indicator programmabegroting) % Jongeren (15-24 jaar) dat vrijwilligerswerk doet (indicator programmabegroting) Welk soort vrijwilligerswerk doet men en zou men willen doen? Percentage mantelzorgers en aantal uren mantelzorg Mate van belasting van mantelzorgers Behoefte aan ondersteuning % mantelzorgers dat steunpunt kent (indicator programmabegroting) % inwoners en mantelzorgers dat contact heeft gehad met steunpunt Omvang vrijwilligerswerk Bijna een op de vijf Purmerenders doet aan vrijwilligerswerk. Onder jongeren van 15 tot 25 jaar is dit percentage ongeveer even hoog. Tabel 25: Vrijwilligerswerk 2008 % dat vrijwilligerswerk doet
19
% 15 t/m 24 jaar dat vrijwilligerswerk doet
18
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Belangstelling voor vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk binnen een vereniging of stichting komt het meest voor. Nauwelijks minder komt het organiseren of helpen bij evenementen en vrijwilligerswerk op school voor. De belangstelling gaat het meest uit naar het organiseren of helpen bij evenementen. Tabel 26: Soorten vrijwilligerswerk dat men doet en wil doen % dat het doet
% dat het wil doen
Huisbezoek bij ouderen
5
9
Begeleiden van gehandicapten
2
7
Buurtbemiddeling
0
5
10
10
7
9
Andere functie binnen vereniging of stichting
12
8
Organiseren of helpen bij evenementen
11
20
Op school Bestuursfunctie in vereniging of stichting
Aantal mantelzorgers Van de Purmerendse bevolking van 15 jaar en ouder geeft 9% aan dat hij of zij momenteel mantelzorger is. Daarnaast is drie procent de afgelopen drie maanden mantelzorger geweest, maar is het nu niet meer. Bijna driekwart van de huidige mantelzorgers doet het gemiddeld 8 uur of minder per week.
Wmomonitor, Purmerend
29
Team Beleidsonderzoek
Mate van belasting Van de huidige mantelzorgers voelt 39% zich niet of nauwelijks belast en 61% enigszins belast tot overbelast. Tabel 27: Hoe belast voelt u zich? 2008 Niet of nauwelijks belast
39
Enigszins belast
42
Tamelijk zwaar belast
15
Zeer zwaar belast
3
Overbelast
2
Totaal
100
% van
5.775
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
Behoefte aan ondersteuning Van de huidige mantelzorgers geeft 28 % of 1.650 mensen aan behoefte te hebben aan ondersteuning. Het steunpunt mantelzorg is echter slechts bij 28 % van de huidige mantelzorgers bekend. Bij degenen die behoefte hebben aan ondersteuning is de bekendheid niet groter. Conclusies mantelzorg en vrijwilligerswerk Het percentage vrijwilligers in Purmerend is vergeleken met andere gemeenten niet zo hoog. Toch lijkt er een groot potentieel te zijn op verschillende terreinen. Slechts een klein deel van de mantelzorgers die behoefte hebben aan ondersteuning kent het steunpunt mantelzorg. E. Verlenen individuele voorzieningen (prestatieveld 6) Samenvatting Gebruikers van individuele voorzieningen geven vrijwel allemaal aan dat de ondersteuning aan de behoefte voldoet en bijdraagt aan het zelfstandig kunnen blijven wonen en/of meedoen aan de maatschappij. De gebruikers van huishoudelijke hulp zijn er zeer tevreden over. Het gemiddelde cijfer is 8,1. Over de overige individuele voorzieningen is men minder tevreden, men geeft er bijna een zeven voor .Het lagere cijfer heeft vooral te maken met de hoge ontevredenheid over het collectief vervoer. Inleiding De formulering van dit prestatieveld luidt letterlijk: Het verlenen van voorzieningen voor mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer? Wat willen we in beeld brengen? Wat is het totale effect van de individuele voorzieningen volgens de gebruiker? Hoe oordeelt de gebruiker over de uitvoering van huishoudelijke hulp en aspecten daarvan? Hoe oordeelt de gebruiker over de overige individuele voorzieningen en deelaspecten?
Wmomonitor, Purmerend
30
Team Beleidsonderzoek
Het totale effect van individuele voorzieningen Purmerend heeft meegedaan aan de benchmark klanttevredenheid Wmo. Hierin zijn drie vragen gesteld over het effect van individuele voorzieningen. Volgens de overgrote meerderheid van de cliënten hebben de voorzieningen die zij gebruiken positieve effecten. Zie tabel 28. Tabel 28: Totaal effect van individuele voorzieningen 2007 % gebruikers dat aangeeft dat ondersteuning aan behoefte voldoet
93%
% gebruikers dat aangeeft dat de ondersteuning zeer veel of redelijk bijdraagt dat men zelfstandig kan blijven wonen en/of meedoen aan de maatschappij.
92%
Bron: Cliënttevredenheidsenquête Wmo, SGBO 2008
Oordeel over uitvoering huishoudelijke hulp en deelaspecten Het oordeel over de uitvoering van de huishoudelijke hulp is zeer positief. Het gemiddelde cijfer dat de gebruiker in het cliënttevredenheidsonderzoek Wmo geeft is een 8,1. Over twee aspecten is 20 % of meer ontevreden. Dat zijn de vervanging bij ziekte en de telefonische bereikbaarheid. Tabel 29: Oordeel over uitvoering huishoudelijke hulp en deelaspecten 2007
Gem. 133 gemeenten
Rapportcijfer hulp in de huishouding (effectindicator)
8,1
8,1
Percentage onvoldoende voor hulp in de huishouding
4%
4%
% ontevreden over wisselingen medewerkers
13%
20%
% ontevreden over planning van de hulp
3%
6%
% ontevreden over vervanging bij ziekte
21%
24%
% ontevreden informatievoorziening cliënten
14%
15%
% ontevreden over telefonische bereikbaarheid
20%
11%
Bron: Cliënttevredenheidsenquête Wmo, SGBO 2008
Oordeel over uitvoering overige individuele voorzieningen Het gemiddelde rapportcijfer dat cliënten geven voor overige individuele voorzieningen is bijna een zeven (effectindicator programmabegroting). Dit cijfer wordt sterk beïnvloed door de hoge percentages ontevredenen over het collectief vervoer. Deze percentages zijn hoger dan het gemiddelde van de 133 benchmarkdeelnemers. Een ander percentage ontevredenen dat hoger is dan het gemiddelde is dat van de woningaanpassingen. De overige percentages zijn gelijk aan of gunstiger dan gemiddeld.
Wmomonitor, Purmerend
31
Team Beleidsonderzoek
Tabel 30: Oordeel over uitvoering huishoudelijke hulp en deelaspecten 2007
Gem. 133 gemeenten
6,8
7,1
Percentage onvoldoende voor voorzieningen exclusief hulp in de huishouding
19%
15%
% ontevreden over tegemoetkoming vervoerskosten
10%
18%
% ontevreden over scootermobiel
10%
10%
% ontevreden over rolstoel
10%
9%
% ontevreden over verhuiskostenvergoeding
19%
24%
% ontevreden over woonvoorziening
4%
7%
% ontevreden over woningaanpassing
23%
11%
% ontevreden over prijs per rit
6%
8%
% ontevreden over reisafstand
25%
19%
% ontevreden over omrijtijden
65%
47%
% ontevreden over behulpzaamheid chauffeur
14%
12%
% ontevreden over wachttijden
77%
45%
% ontevreden over gemak bestellen
31%
18%
Algemeen oordeel over voorzieningen exclusief hulp in de huishouding
Bron: Cliënttevredenheidsenquête Wmo, SGBO 2008
Conclusie individuele voorzieningen Over het geheel genomen is men tevreden over de individuele voorzieningen en over de bijdrage die deze leveren aan het meedoen. Uitzonderingen zijn het collectief vervoer, de woningaanpassingen en de verhuiskostenvergoeding. F. Participatie maatschappelijke organisaties Samenvatting Het merendeel van de organisaties is (zeer) tevreden over het contact met de gemeente. Dit geldt voor 7 aspecten waarover hun mening is gevraagd. Het minst tevreden (75% tevredenen) is men over de uitvoering van het Wmobeleid, het meest tevreden is men over de wijze waarop de gemeente zicht houdt op de eigen instelling (93% tevredenen). Inleiding In de Wmo-visie staat als procesdoel vermeld dat burgers, cliënten en instellingen mee kunnen praten en invloed kunnen uitoefenen. Burgers en cliënten zijn in het bovenstaande uitvoerig aan de orde gekomen. Instellingen nog niet. In het kader van de Wmo benchmark is een onderzoek gehouden onder maatschappelijke organisaties naar hun tevredenheid over allerlei aspecten die te maken hebben met hun relatie met de gemeente. Wat willen we in beeld brengen? Hoe tevreden zijn maatschappelijke organisaties in Purmerend over het contact met de gemeente Purmerend, over de uitvoering van het Wmobeleid, over de subsidierelatie met de gemeente en over het vrijwilligersbeleid.
Wmomonitor, Purmerend
32
Team Beleidsonderzoek
Tevredenheid over diverse aspecten Over het geheel genomen zijn de 35 organisaties die deelgenomen hebben aan de enquête tevreden over het contact met de gemeente. Over de uitvoering van het Wmobeleid en over de participatiemogelijkheden van vrijwilligers (bijv. themabijeenkomsten door de gemeente georganiseerd voor vrijwilligers) is het percentage tevredenen iets lager. Tabel 31: Tevredenheid over diverse aspecten 2008 % (zeer) tevreden over het contact met de gemeente
84
% (zeer) tevreden over de uitvoering van het Wmobeleid
75
% (zeer) tevreden over de participatiemogelijkheden van vrijwilligers
77
Bron: Rapport tevredenheid maatschappelijke organisaties gemeente Purmerend, SGBO 2008
Daarnaast konden de respondenten hun mening geven over de subsidierelatie met de gemeente. Alle aspecten laten 80% tevredenen of meer zien. Toch is over de gehele subsidieprocedure en over de wijze waarop afspraken worden gemaakt meer dan 15% ontevreden. Tabel 32: Tevredenheid over diverse aspecten subsidierelatie 2008 % (zeer) tevreden over gehele subsidieprocedure
84
% (zeer) tevreden over de wijze waarop afspraken worden gemaakt
80
% (zeer) tevreden over de wijze waarop de gemeente zicht houdt op uw org.
93
% (zeer) tevreden over de bepaling hoogte subsidie
86
Bron: Rapport tevredenheid maatschappelijke organisaties gemeente Purmerend, SGBO 2008
Conclusie participatie maatschappelijke organisaties Hoewel een meerderheid van de organisaties tevreden is over het contact met de gemeente is het percentage ontevredenen toch geen reden om niet in dit contact te investeren.
Wmomonitor, Purmerend
33
Team Beleidsonderzoek
Wmomonitor, Purmerend
34
Team Beleidsonderzoek
Ondersteuning kwetsbare inwoners
Inleiding In dit hoofdstuk geven we kengetallen weer die te maken hebben met het derde hoofddoel van de Wmovisie. Dit wordt als volgt geformuleerd: "In Purmerend worden burgers die (tijdelijk) niet meer op eigen kracht kunnen meedoen of zich afgewend hebben van de maatschappij, ondersteund bij het (weer) op een volwaardige manier kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Het is gericht op het bij de samenleving betrokken houden of weer betrekken van de diverse doelgroepen en kwetsbare individuen (vangnetfunctie) die tijdelijk of blijvend onvoldoende zelfredzaam zijn. De achterliggende gedachte hierbij is dat de vangnetfunctie bijdraagt aan een leefbare samenleving, omdat daarin degenen die beperkt zijn in hun participatie(mogelijkheden) actief worden ondersteund". Dit hoofdstuk omvat drie prestatievelden. Het zijn de volgende: Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (prestatieveld 7) Openbare geestelijke gezondheidszorg (prestatieveld 8) Verslavingsbeleid (prestatieveld 9) Hieronder geven we per prestatieveld aan wat we in beeld willen brengen.
A. Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (prestatieveld 7) Samenvatting In 2003 werd geschat dat er 170 dak en thuislozen waren in Purmerend. Volgens de Purmerenders van 15 jaar en ouder komt huiselijk geweld niet vaak voor in hun buurt. 40% is bekend met het steunpunt Huiselijk geweld Inleiding De formulering van dit prestatieveld luidt als volgt: Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang Wat willen we in beeld brengen? Hoeveel dak- en thuislozen zijn er? In welke mate komt huiselijk geweld voor? Hoe groot is de bekendheid van het steunpunt huiselijk geweld? Aantal dak- en thuislozen. Dit gegeven is moeilijk boven water te krijgen. In 2003 schatte Research voor Beleid het totaal aantal dak- en thuislozen op ongeveer 170.
Wmomonitor, Purmerend
35
Team Beleidsonderzoek
Huiselijk geweld In de regionale omnibusenquête is gevraagd of volgens de inwoners huiselijk geweld in de buurt vaak, soms of (vrijwel) nooit voorkomt. Vrijwel niemand zegt dat het vaak voorkomt, 5% zegt soms. Tabel 33: Mate waarin huiselijk geweld in de buurt voorkomt 2008 Vaak
0
Soms
5
(bijna) nooit
67
Weet niet/geen mening
28
Totaal
100
Bron: B&I Regionale omnibusenquête 2008
De politie heeft gegevens over aangiften en verdachten. In 2007 werden 127 aangiften opgenomen en 125 verdachten gehoord. Daarnaast is in de Regionale Omnibusenquête gevraagd naar de bekendheid van het steunpunt Huiselijk Geweld. Dit steunpunt blijkt bij 40% van de bevolking van 15 jaar en ouder bekend te zijn. Conclusie huiselijk geweld: Juist omdat huiselijk geweld veel in het verborgene plaatsvindt, kunnen we weinig zeggen over de omvang ervan. De gepresenteerde gegevens zijn vage indicaties.
B. OGGZ (Openbare Geestelijke Gezondheidszorg): prestatieveld 8 Inleiding De formulering van dit prestatieveld luidt als volgt: het bevorderen van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg . Voor dit prestatieveld zijn geen effectindicatoren beschikbaar. Voor dit prestatieveld en ook voor 7 en 9 geldt dat degenen die onder dit beleid vallen vaak moeilijk bereikbaar zijn en ook moeilijk in staat zijn om hun mening te geven. Er is de afgelopen tijd hard gewerkt aan het verbeteren van de afstemming van de hulpverlening op elkaar middels het "Stedelijk Kompas".
C. Verslavingsbeleid (prestatieveld 9) Samenvatting Van de bevolking van 18 tot 70 jaar is 5% excessief drinker. Van de jeugd van 12 t/m 24 jaar kan 10% tot deze categorie worden gerekend. 17% van deze jeugd kende (in 2005) Brijder Verslavingszorg. Minder dan 1% heeft contact gehad met deze instelling. Inleiding De formulering van dit prestatieveld luidt als volgt: Het bevorderen van verslavingsbeleid
Wmomonitor, Purmerend
36
Team Beleidsonderzoek
Wat willen we in beeld brengen? Hoeveel inwoners gebruiken veel alcohol/drugs? Hoe groot is de bekendheid van instellingen voor verslavingszorg?In Alcohol/drugsgebruik In de gezondheidsenquête van de GGD en in de jongerenenquête van 2005 zijn vragen gesteld over alcohol en drugsgebruik. Vijf procent van de 18 tot 70 jarigen blijkt excessief drinker te zijn en vier procent heeft de afgelopen maand cannabis gebruikt. Bij jongeren liggen deze percentages wat hoger. Tabel 34: Gebruik van alcohol/drugs 18 tot 70 jarigen, GGD 2005 Gezondheidsenquête GGD % dat excessief drinkt (op gem. 3 dagen per week 6 glazen of meer per keer)
5
% dat afgelopen maand cannabis heeft gebruikt
4
% dat afgelopen maand harddrugs heeft gebruikt
1
Bron: Gezondheidsenquête GGD 2005
Tabel 35: Gebruik van alcohol/drugs 12 t/m 24 jarigen, O&S 2005 Jongerenenquete 12 t/m 24 jaar gem. Purmerend % dat excessief drinkt (gem. eens per week vijf of meer drankjes)
10
% dat afgelopen maand cannabis heeft gebruikt
6
% dat afgelopen maand harddrugs heeft gebruikt
2
Bron: Jongerenenquete 12 t/m 24 jaar, 2005
Bekendheid verslavingszorg Uit de jongerenenquête 12 t/m 24 jaar komt naar voren dat 17% van de jongeren Brijder Verslavingszorg kent, 9% van de 12 t/m 17 jarigen en 25% van de 18 t/m 24 jarigen. Van de 12 t/m 17 jarigen heeft minder dan 0,5% het afgelopen jaar contact met deze instelling gehad, bij de 18 t/m 24 jarigen is dit 1%. Conclusie verslavingsbeleid 5% excessieve drinkers is absoluut gezien een grote groep voor het verslavingsbeleid om zich op te richten. Bij jongeren is duidelijk dat de bekendheid van Brijder Verslavingszorg beperkt is en dat slechts een klein deel van degenen die excessief drinker is met deze instelling in contact komt.
Wmomonitor, Purmerend
37
Team Beleidsonderzoek
Wmomonitor, Purmerend
38
Team Beleidsonderzoek
Bijlage
Effect indicatoren Zorg
2008
Preventieve gezondheidszorg Cijfer voor aantal gezondheidsvoorzieningen
7,3
Cijfer kwaliteit gezondheidsvoorzieningen
7,2
% Ontevreden over verleende opvoedingsondersteuning
20%
Maatschappelijke ondersteuning Maatschappelijke dienstverlening: % Ontevreden over dienstverlening SMD
16%
% gebruikers dat vindt dat de verstrekte voorzieningen voldoen aan de behoefte
93%
% gebruikers dat vindt dat de verstrekte voorzieningen bijdragen aan het zelfstandig kunnen blijven meedoen
92%
WMO loket: % Inwoners dat het WMO loket kent, wordt verwijderd indien het niet tot verplichte benchmark criteria behoort.
35%
Rapportcijfer over aanvraagprocedure WMO voorzieningen
7,4
Huishoudelijke hulp: Rapportcijfer uitvoering en % onvoldoende
8,1
4%
% ontevreden over tel. bereikbaarheid
19%
% ontevreden over vervanging bij ziekte
21%
Overige individuele voorzieningen: Rapportcijfer uitvoering (voormalige Wvg voorzieningen)
6,8
% ontevreden over wachttijden collectief vervoer
77%
Mantelzorg: % mantelzorgverleners bekend met steunpunt
28%
Samenleven in wijk en buurt 1
Rapportcijfer "prettig wonen in de buurt"
7,3 (7,0-7,6)
Rapportcijfer over aantal en kwaliteit jongerenvoorzieningen in de wijk
5,5
Sociale kwaliteit van de buurt (sociale cohesie)
6,2 (5,9-7,1)
% inwoners dat aangeeft actief betrokken te zijn in buurt
12% (10-13)
% inwoners dat vrijwilligerswerk doet
5,3 1 1
19%
% inwoners dat het aantal sociale contacten onvoldoende vindt
10% (8-12%)
% inwoners dat zegt onvoldoende geïnformeerd te worden over ontwikkelingen in de wijk
29%
% inwoners dat zegt niet voldoende mogelijkheden te hebben gehad om mening te geven over ontwikkelingen
46%
1
1
Bandbreedte van de score afzonderlijke wijken
Wmomonitor, Purmerend
39
Team Beleidsonderzoek