Ondernemersfonds Purmerend
Purmerend, december 2009
Inhoudsopgave Pagina Hoofdstuk 1:
Algemene inleiding 1.1: Aanleiding 1.2: Probleemstelling 1.3: Doelstelling en opbouw notitie
3 3 3 4
Hoofdstuk 2:
Achtergronden ondernemersfonds 2.1: Inleiding 2.2: Beleid 2.3: Huidige situatie/voorgeschiedenis
5 5 5 6
Hoofdstuk 3:
Mogelijke varianten voor een ondernemersfonds 3.1: Inleiding 3.2: Bedrijven Investeringszones 3.3: Leids model 3.4: Precarioheffing 3.5: Reclamebelasting 3.6: Afweging diverse varianten 3.7: Financiële doorrekening
8 8 8 8 11 11 11 14
Conclusies en aanbevelingen 4.1: Conclusies 4.2: Aanbevelingen
15 15 16
Hoofdstuk 4:
2
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
1.1: Aanleiding Op 1 juni 2009 heeft de Ondernemers Federatie Purmerend (OFP) een zogenaamd 'burgerinitiatief' bij de gemeenteraad ingediend waarin verzocht wordt een 'ondernemersfonds' in te stellen en dit fonds te verwezenlijken door middel van een verhoging op de tarieven van de Onroerend Zaak Belasting (OZB) voor de categorie 'niet-woningen' met 10 tot 15%. Dit burgerinitiatief is besproken in de raadsvergadering van 28 oktober 2009. Overeenkomstig het verzoek heeft de gemeenteraad besloten tot een positieve benadering om instelling van een ondernemersfonds in Purmerend mogelijk te maken. Het voorstel is in handen gesteld van het college. Het college wordt gevraagd in overleg te treden met de ondernemers om te komen tot een voorstel aan de raad (via de commissie) met een nadere uitwerking en dan met name over het meest geëigende dekkingsmiddel. Op verzoek van de raad zal naast de optie van het Leids model (OZB), ook worden gekeken naar optie van reclamebelasting en naar het zogenaamde BID's-model 1 (Business Improvements Districts).
1.2: Probleemstelling Naar het oordeel van het OFP kan een 'ondernemersfonds' een oplossing zijn voor het probleem dat er te weinig financiële fondsen zijn voor de collectieve voorzieningen en activiteiten van ondernemers in Purmerend. Onder 'collectieve voorzieningen en activiteiten' wordt verstaan: 'alle voorzieningen en activiteiten die de randvoorwaarden versterken waarbinnen de ondernemers in Purmerend hun werk kunnen doen'. Concreet gaat het daarbij om een viertal activiteiten:
bedrijfsomgeving, extra investeringen in de aankleding van de omgeving (verlichting, straatwerk, straatmeubilair), beveiliging (surveillance), schoonmaak en onderhoud, esthetische kwaliteit van reclame-uitingen;
promotie, zoals manifestaties (evenementen en feestverlichting), productie en verspreiding
van
foldermateriaal,
websites,
locatiepromotie
en
gezamenlijke
consumentenacties (zoals de recente actie met kraskanjers);
schaalvoordelen,
bijvoorbeeld
door
gezamenlijke
inkoop
van
energie
of
afvalinzameling. Hoewel een deel van de hierboven omschreven activiteiten voornamelijk private belangen betreft, kan de gemeentelijke overheid hiervan ook profijt hebben.
1
BID's heten thans Bedrijven Investeringszones (BIZ).
3
De gemeente heeft volgens de OFP belang bij een goed georganiseerd netwerk van ondernemersorganisaties, met name als het gaat om het onderhoud en beheer van de openbare ruimte en de promotie van Purmerend als geheel. Bij het bedrijfsleven van Purmerend bestaat belangstelling voor het zogenaamd 'Leids model'. Die belangstelling is gebaseerd op de volgende argumenten:
Het Leids model is duurzaam gebleken. Vier jaar na de start (in januari 2005) is het draagvlak alleen maar groter geworden en zijn er tastbare resultaten voor het ondernemingsklimaat in Leiden.
Het Leids model past geheel binnen de bestaande wettelijke kaders en is niet vatbaar voor allerlei juridische procedures.
Het concept van het Leids model is redelijk simpel. In de toepassing is het flexibel. Het kan makkelijk meebewegen met de veranderende behoeften van ondernemers.
Met inachtneming van deze argumenten kiest de OFP dan ook voor de toepassing van het 'Leids model'.
1.3: Doelstelling en opbouw van notitie Deze notitie heeft tot doel "inzicht te geven in de mogelijkheden om te komen tot een ondernemersfonds voor Purmerend". Achtereenvolgens komen de volgende punten aan de orde:
achtergronden bij het ondernemersfonds;
varianten voor het instellen van een ondernemersfonds: Leids model, reclamebelasting en BIZ (bedrijven investeringszones);
nadere uitwerking van een variant (inhoudelijk en financieel);
conclusies en aanbevelingen.
4
Hoofdstuk 2: Achtergronden ondernemersfonds
2.1: Inleiding In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de achtergronden van het ondernemersfonds. Het gaat daarbij om: a.
beleid (landelijk en gemeentelijk);
b.
huidige situatie.
In hoofdstuk 1 is de probleemstelling, die aan de instelling van een ondernemersfonds ten grondslag ligt, al kort omschreven. Hieronder zal deze probleemstelling verder worden uitgewerkt en uitgediept.
2.2: Beleid In maart 2009 is de wet BIZ (Bedrijven Investeringszones) door de Staten Generaal aangenomen. In de Memorie van Toelichting bij deze wet is onder meer het volgende aangegeven: "
Zowel ondernemers als gemeenten hebben belang bij investeringen in de bedrijfsomgeving. Voor het bedrijfsleven is de kwaliteit en veiligheid van de bedrijfsomgeving een belangrijke factor voor de aantrekkelijkheid van een onderneming voor klanten. Voor de lokale overheid is een veilige en leefbare publieke ruimte van belang om bedrijven aan te trekken. Een leefbare bedrijfsomgeving heeft invloed op de leefbaarheid van de leefbaarheid van het omliggende gebied; burgers willen een veilige en leefbare omgeving om in te werken, te wonen en te winkelen. Het collectieve belang van ondernemers valt op deze punten samen met het algemene belang van een kwalitatief hoogwaardige bedrijfsomgeving. Gezamenlijke investeringen liggen voor de hand omdat dit synergievoordelen kan opleveren en het effect van de investeringen groter wordt. In Nederland zien veel ondernemers voordeel in het verbeteren van de vormen van gebiedsmanagement zoals centrummanagement, parkmanagement en samenwerkingsverbanden op het gebied van Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO). Structurele financiering en een evenredige verdeling van de lasten zijn echter zwakke punten. Als gevolg hiervan komen dergelijke gezamenlijke investeringen moeizaam van de grond of sneuvelen voortijdig".
In het licht hiervan wil het Rijk gemeenten en ondernemersorganisaties ondersteunen en eveneens een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van landelijke doelstellingen met
5
betrekking tot veiligheid (KVO), herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen (door onder meer parkmanagement).
De gemeente Purmerend stelt zich ten doel "goede voorwaarden te creëren voor een sterke economische basisstructuur en daarmee samenhangende groei van de stedelijke economie en de werkgelegenheid, ook in regionaal verband 2 ". Het is dan ook van belang ondernemers te betrekken bij het opstellen van gemeentelijk (economisch) beleid en de uitvoering hiervan. Toch blijkt ook in Purmerend dat ondernemersorganisaties niet altijd in staat zijn te investeren in de realisering van de collectieve belangen in de binnenstad, in de overige winkelgebieden en op de bedrijfs- en kantoorlocaties. Aandachtspunten in dit verband zijn onder meer: -
de collectieve bedrijfsbeveiliging op werklocaties;
-
de verwezenlijking van parkmanagement op bestaande locaties (op nieuwe locaties kan 'parkmanagement' in de verkoopcontracten worden opgenomen);
-
de organisatie van evenementen in de binnenstad;
-
de locatiepromotie en -marketing;
-
extra investeringen in de verfraaiing van de openbare ruimte.
Een 'ondernemersfonds' kan er in ieder geval voor zorgen dat alle - en niet alleen de actieve - ondernemers bijdragen aan de realisering van de genoemde punten.
2.3: Huidige situatie/voorgeschiedenis Thans is 'collectieve voorzieningen en activiteiten' vooral een zaak van de actieve ondernemers. Zij betalen contributie en dragen verder op basis van vrijwilligheid bij aan specifieke projecten en/of evenementen. Maar de basis voor deze wijze van financieren brokkelt langzamerhand af. Daarvoor zijn drie redenen aan te geven: 1.
Freeridersgedrag: een aantal ondernemers profiteert mee van de voorzieningen die op initiatief van de ondernemersorganisatie (en dus van de actieve leden van deze organisatie) tot stand gekomen zijn.
2.
Filialisering: Door een toename van het aantal filiaalbedrijven hebben steeds minder ondernemers een binding met hun directe bedrijfsomgeving. Met andere woorden: zij zijn steeds minder bereid te investeren in de verbetering van de bedrijfsomgeving.
3.
Maatschappelijke druk op vrijwilligheid: In het algemeen geldt dat de bereidheid om zaken vrijwillig te regelen of op te pakken, afneemt: niet alleen bij ondernemers maar ook bijvoorbeeld bij sportverenigingen of culturele organisaties.
2
Programmabegroting 2010, hoofdstuk Economie.
6
Daar komt bij dat de gemeentelijke overheid het bedrijfsleven meer en meer als partner ziet en allerlei projecten op het gebied van onderhoud, veiligheid en/of promotie gezamenlijk wil uitvoeren. Vandaar dat ondernemers om cofinanciering van deze projecten wordt gevraagd. Samengevat kan worden geconcludeerd dat het draagvlak voor de financiering van collectieve voorzieningen en activiteiten afneemt en de behoefte aan financiële middelen voor collectieve
voorzieningen
toeneemt.
Een
kleinere
groep
ondernemers
neemt
de
verantwoordelijkheid en betaalt mee terwijl een veel grotere groep ondernemers van de verwezenlijkte collectieve voorzieningen profiteert.
Landelijk is de "freeriderproblematiek" nader onderzocht door het bureau Decisio. Uit het onderzoeksrapport (2004) blijkt het gemiddelde freeriderspercentage landelijk op 35% ligt. Op landelijke schaal is geconstateerd dat er geen verschil bestaat tussen bedrijventerreinen en winkelgebieden. Deze constatering gaat niet helemaal op voor de situatie in Purmerend. In de binnenstad zijn verhoudingsgewijs minder ondernemers bij een ondernemersorganisatie aangesloten dan op bedrijventerreinen. De motieven van de 'freeriders' zijn heel divers. Deels hebben deze te maken met de economische situatie waarin het betreffende bedrijf verkeert. Veel vaker voeren de freeriders principiële bezwaren aan. Deze bezwaren zijn vooral gebaseerd op de geringe bereidheid van de overheid (en bijvoorbeeld de politie) bij te dragen aan de 'collectieve belangen' op een specifiek terrein. Tevens staat het freeriderschap van anderen de eigen bijdrage in de weg. "Als de buurman niet betaalt, dan ik ook niet".
Stichting Pumerend 2000 Plus In 2000 hebben de gemeente Purmerend en de OFP, de Stichting Purmerend 2000 Plus opgericht. Deze stichting heeft tot doel de onderlinge samenwerking te bevorderen en gezamenlijk te werken aan 'het verbeteren van het vestigingsklimaat in Purmerend'. De gemeente stelt hiervoor jaarlijks een bedrag van circa € 17.000,-- beschikbaar. De ondernemersorganisaties dragen € 28.000,-- bij. Het totale bedrag wordt onder meer besteed aan de inzet van de 'stadsmanager'. Het stadsmanagement is een instrument om de belangen van het bedrijfsleven en de gemeente op één lijn te brengen; met name op het gebied van collectieve voorzieningen en/of evenementen. Het ligt dan ook voor de hand - na de oprichting van een ondernemersfonds - na te gaan in hoeverre de Stichting Purmerend 2000 Plus bij de nieuw op te richten organisatie kan worden ondergebracht.
7
Hoofdstuk 3: Mogelijke varianten voor een ondernemersfonds
3.1: Inleiding Voor de bekostiging van een ondernemersfonds is een aantal varianten denkbaar: a.
Bedrijven Investeringszones (wettelijke maatregel);
b.
Leids model (via de Onroerende Zaakbelasting);
c.
precarioheffing;
d.
reclamebelasting.
In dit hoofdstuk wordt nader op de onder a tot en met d genoemde varianten ingegaan.
3.2: Bedrijven Investeringszones Op grond van de Experimenten Bedrijven Investeringszones (BIZ) kan een gemeenten (een) gebied(en) aanwijzen waarbinnen een nieuwe bestemmingsheffing (BIZ-bijdrage) mag worden geheven ter financiering van een bepaalde meerderheid van de bijdrageplichtigen gewenste extra voorzieningen. De voorzieningen dienen zowel een gezamenlijk belang van ondernemers als het algemeen belang. Uitgangspunten van de Experimentenwet BIZ zijn:
Een BIZ-zone is 'van, voor en door ondernemers'. De initiatiefnemers bepalen welke activiteiten zij in de BIZ-zone willen ontplooien, richten een vereniging of stichting op en gaan in overleg met de gemeente. Als de BIZ-zone tot stand komt, wordt de opbrengst van de BIZ-bijdrage als subsidie uitgekeerd aan de vereniging of stichting die vervolgens zelf zorgt dat de activiteiten worden uitgevoerd.
Instelling van een BIZ-zone dient het gezamenlijk belang van de ondernemers en geschiedt tevens in het algemeen belang (bijvoorbeeld de leefbaarheid en veiligheid). De gemeente beoordeelt of de activiteiten in voldoende mate het algemeen belang dienen.
Een BIZ-zone is voor aanvullende activiteiten ten opzichte van de diensten van de gemeente.
Een BIZ-zone kan alleen gesteld worden als er aantoonbaar draagvlak is onder de ondernemers op de bedrijvenlocatie en/of in het winkelcentrum.
De organisatie van een BIZ-zone moet transparant en kostenefficiënt zijn en verantwoording afleggen aan de ondernemers in deze zone.
BIZ-zones hebben een beperkte duur (maximaal vijf jaar). Om de BIZ-zone te verlengen moet de procedure herhaald worden (een nieuwe verordening en een nieuw draagvlakonderzoek).
8
In de Experimentenwet is een procedure vastgelegd die bestaat uit de volgende fasen: a.
Informele overlegfase: -
initiatief
door
ondernemers
(bijvoorbeeld
vanuit
een
bestaande
ondernemersvereniging; -
formulering van activiteiten (activiteiten moeten aanvullend zijn aan de activiteiten/werkzaamheden van de gemeente waarbij het thema 'schoon, heel en veilig' centraal staat;
-
afstemming dienstenniveau BIZ-zone en gemeente (nagaan in hoeverre de activiteiten van de BIZ-zone aansluiten op het ambitie- en dienstenniveau van de gemeente zelf);
b.
-
begroting en belasting (heffingsgrondslag):
-
organisatie en uitvoering (SMART formuleren van de uit te voeren activiteiten);
Formele fase: -
uitvoeringsovereenkomst tussen de betreffende stichting(en) of vereniging(en) en de gemeente;
-
vaststelling
verordening
(heffingsgrondslag,
wijze
van
uitvoering,
verantwoordelijkheden van de stichting(en) en/of vereniging(en); -
draagvlakmeting door de gemeente (in de wet is expliciet een aantal randvoorwaarden vastgelegd), voldoende draagvlak is aanwezig als 2/3 van het aantal bijdrageplichtige ondernemers met een minimale respons van de helft van het totale aantal bijdrageplichtige ondernemers en 50% + 1 van de WOZ-waarde.
3.3: Leids model (via Onroerende Zaakbelasting) In de zomer van 2005 is in Leiden op initiatief van een aantal ondernemersorganisaties een zogenaamd 'ondernemersfonds' opgericht. Dit fonds heeft tot doel het ondernemersklimaat voor en door collectieve ondernemers te verbeteren en wordt gefinancierd door een subsidie van gemeentewege. Deze subsidie is gelijk aan de meeropbrengst van de OZB voor nietwoningen (bedrijven en instellingen). Voor het beheren van het ondernemersfonds is een stichting opgericht: "Stichting Ondernemersfonds Leiden (SOL)". Het bestuur van deze stichting bestaat uit vertegenwoordigers van alle betrokken ondernemersorganisaties. Daarbij is uitgegaan van een spreiding per gebied en per sector. De gemeente participeert niet in het stichtingsbestuur maar ziet wel toe op de naleving van de gemaakte afspraken die zijn vastgelegd in een convenant. Iedere belastingbetaler van OZB op niet-woningen betaalt mee aan het ondernemersfonds. Een deel van de belastingaanslag gaat naar dit fonds. Het totale bedrag aan meeropbrengsten wordt door de gemeente aan de stichting overgemaakt. De stichting ontvangt jaarlijks een voorschot op basis van de te verwachten opbrengst.
9
Ter dekking van de algemene kosten houdt de stichting een deel (3%) van de brutoinkomsten in. Dit percentage wordt jaarlijks op basis van een begroting vastgesteld. Om het risico van lagere OZB-opbrengsten te dekken, houdt de stichting daarnaast nog een veiligheidsmarge van 3% aan. In totaal wordt 6% 'afgeroomd'. De dan overgebleven middelen vormen het totale trekkingsrecht 3 . Om deze middelen nuttig te kunnen besteden, worden ze ingedeeld naar gebieden waarvan ze afkomstig zijn. Dat gebeurt sectoraal (op basis van functies) en geografisch (op basis van postcodes). In beginsel houdt de stichting een geografische indeling aan; met uitzondering van sectoren 'sport' en 'onderwijs'. Het geld van het ondernemersfonds is bedoeld voor de financiering van collectieve activiteiten. De stichting stelt dan ook een aantal voorwaarden aan de aanvragen om een bijdrage uit dit fonds:
er is sprake van een rechtspersoon, een vereniging (kan een ondernemers- of winkeliersvereniging zijn);
de vereniging is representatief voor de betrokken ondernemers in het betreffende gebied;
het plan dient een collectief doel.
De verenigingen kunnen ter hoogte van het voor hen beschikbare bedrag in het fonds een aanvraag indienen. Niet-gebruikte middelen, bijvoorbeeld voor gebieden die geen vereniging kennen, worden in beginsel drie jaar opgespaard. Als er na die tijd geen zicht bestaat op de besteding van deze middelen, dan zal de stichting bekijken of het gebied kan worden gevoegd bij een nabijgelegen vereniging of het geld kan toekennen aan de algemene middelen.
Een aantal voorbeelden van projecten, die door middel van het ondernemersfonds in Leiden mogelijk zijn gemaakt, zijn: a.
een samenwerkingsproject zorginstellingen en ondernemers;
b.
de Joop Zoetemelk Classic (sport);
c.
stagemakelaar ter bevordering van onderwijs-arbeidsmarkt;
d.
citymarketing/promotie van Leiden.
Tevens is uit een evaluatie over het Leids ondernemersfonds onder meer gebleken dat:
het aantal leden van de bestaande ondernemersverenigingen fors is toegenomen;
nieuwe ondernemersverenigingen zijn opgericht voor gebieden die nog niet georganiseerd waren;
3
Het totaal beschikbare bedrag.
10
de overkoepelende Stichting Ondernemersfonds niet 'topzwaar' is geworden (het bestuur bestaat uit een aantal leden die beperkt bijeenkomt en de meest noodzakelijke punten bespreekt).
In de periode, dat het Leids ondernemersfonds nu bestaat, is een impuls gegeven aan de realisering van collectieve voorzieningen door ondernemers. Volgens de evaluatie kan de stichting wel meer de samenwerking tussen onderlinge doelgroepen versterken. Niettemin kan zij rekenen op een breed draagvlak binnen ondernemend Leiden.
3.4: Precarioheffing Precario is een belasting op objecten in de openbare ruimte. Het gaat om objecten in, boven en onder de grond. Voorbeelden zijn terrassen en ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen). Precario is dus redelijk 'selectief': alleen de ondernemers die iets in, op of onder de grond hebben geplaatst, zijn belastingplichtig. De overige ondernemers betalen geen belasting. Bovendien zijn er nog een aantal vrijgesteld. De opbrengst aan precario bedraagt € 170.000,-- en is dus - in verhouding tot de opbrengst aan OZB-gelden - vrij beperkt. Op dit moment wordt deze opbrengst toegevoegd aan de algemene middelen.
3.5: Reclamebelasting De reclamebelasting is een gemeentelijke belasting waarvan de opbrengst door de gemeente vrij besteed kan worden en in een deel van de gemeente kan worden geheven. Van belang is wel dat hieraan een objectieve en redelijke rechtvaardiging ten grondslag dient te liggen. De reclamebelasting kan worden geheven op openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg. Een openbare aankondiging is een ruim begrip. Hieronder vallen de 'echte' reclame-uitingen maar ook bijvoorbeeld vermeldingen van bedrijfsnamen of activiteiten. De uiting moet wel permanent zijn. Tijdelijke reclame-uitingen vallen buiten de heffing. Het criterium dat de uiting zichtbaar vanaf de weg moet zijn, maakt het moeilijk reclamebelasting te heffen in winkelcentra die niet openbaar toegankelijk zijn. Ook de reclamebelasting heeft een beperkte reikwijdte (alleen de openbare aankondigingen) en daarmee een beperkte opbrengst (in verhouding tot de OZB).
11
3.6: Afweging van de diverse varianten In de onderstaande tabellen worden BIZ, Leids model en reclamebelasting/precario met elkaar vergelijken. Deze vergelijking bevat de volgende punten: 1. Gebiedsgerichtheid; 2. Differentiatie van tarieven; 3. Opbrengstpotentieel; 4. Draagvlak; 5. Toegestane bestedingen; 6. Beheer van de middelen. De reclamebelasting en de precario zijn samengevoegd omdat de aard van beide belastingen min of meer gelijk zijn. Ad 1: Gebiedsgerichtheid BIZ
Leids model
Reclamebelasting
De gemeenteraad kan onder de naam BIZ-bijdrage een heffing instellen ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (BI-zone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen. Het kan dus gaan om een winkelstraat, een bedrijventerrein e.d. Binnen een gemeente kunnen meerdere BI-zones zijn.
Het Leids model maakt gebruik van de bestaande wetgeving, waarin voor de hele gemeente slechts één tarief geldt. Verhoging van de OZB geldt dus gelijkelijk voor elke nietwoning in de gemeente.
De reclamebelasting kan uitsluitend geheven worden op openbare aankon-digingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. In beginsel is het mogelijk deze heffing in een bepaald gebied te heffen.
2. Differentiatie van tarieven BIZ
Leids model
Reclamebelasting
De wet maakt differentiatie mogelijk tussen gebieden, maar ook binnen gebieden. Het is dus mogelijk dat niet iedere ondernemer op één terrein verhoudingsgewijs hetzelfde betaalt. De gemeente kan ook non for profit organisaties van betaling aan BIZ vrijstelling verlenen. De BIZ bijdrage wordt conform het wetsvoorstel geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
Er is geen differentiatie mogelijk; alle belastingplichtigen in de categorie niet-woningen dienen hetzelfde tarief te betalen. Eigenaren, gebruikers en non for profit organisaties betalen dus mee.
De tarifering dient gebaseerd te zijn op een kwantificeerbaar gegeven, zoals het aantal m2 per openbare aankondiging. Het is niet eenvoudig binnen deze bandbreedte te differentiëren.
12
3. Opbrengstpotentieel BIZ
Leids model
Reclamebelasting
Opbrengst kan worden gegenereerd van eigenaren en gebruikers (zie boven).
In het Leids model betalen eigenaren en gebruikers mee.
Uitsluitend aan de ondernemers, die een openbare aankondiging hebben geplaatst, kan een reclamebelasting worden opgelegd. Het aantal belastingplichtingen - en daarmee ook het opbrengspotentieel - is beperkt.
4. Draagvlak BIZ
Leids model
Reclamebelasting
Het initiatief voor het verkrijgen van draagvlak ligt bij de ondernemers. Volgens het wetsvoorstel is van voldoende steun sprake als blijkt dat: a. ten minste de helft van de bijdrageplichtigen zich voor of tegen de inwerkingtreding heeft uitgesproken; b. ten minste tweederde deel daarvan zich vóór inwerkingtreding heeft uitgesproken, en; c. de som van de WOZ waarden van onroerende zaken in gebruik bij bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken vóór inwerkingtreding hoger is dan de som van de WOZ-waarden in gebruik bij bijdrageplichtigen die zich hebben uitgesproken tegen inwerkingtreding.
De gemeenteraad dient in overleg met de initiatiefnemers te bepalen dat 'draagvlak' betekent een handtekening of anderszins commitment van de voorzitters van de actieve ondernemersverenigingen en van grote belastingbetalers. De reeds georganiseerde ondernemers zijn daarmee verantwoordelijk voor het draagvlak bij hun achterbannen.
Het draagvlak kan op dezelfde wijze geregeld worden als bij het 'Leids model' (zie hiernaast).
BIZ
Leids model
Reclamebelasting
De bestedingen dienen betrekking te hebben op activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van de leefbaarheid, de veiligheid, de ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte in de openbare ruimte van de BIzone.
Geld mag besteed worden aan alles wat de ondernemers in hun gebied zelf als hun collectief belang definiëren.
Zie "Leids model".
5. Toegestane bestedingen
13
6. Beheer van de middelen BIZ
Leids model
Reclamebelasting
De opbrengst van de belasting (minus eventuele perceptiekosten) wordt als subsidie verstrekt aan de bij de verordening aangewezen stichting of vereniging. Aan de subsidie zijn voorwaarden verbonden. De stichting of vereniging is verplicht rekening en verantwoording aan de gemeente en alle bijdrageplichtigen af te leggen. Verder is bepaald dat de stichting of vereniging als statutaire doelstelling uitsluitend het uitvoeren van activiteiten kan hebben.
De algehele stichting (Ondernemersfonds) informeert alle aangesloten verenigingen over de omvang van hun trekkingsrecht. De verenigingen maken plannen en sturen de rekeningen voor die plannen aan het fonds. Zij hebben dus geen eigen kas. Wel dienen zij zelf zorg te dragen voor de uitvoering van hun plannen. Dat bevordert de participatie van individuele ondernemers in de verenigingen.
Zie "Leids model".
3.7: Financiële doorrekening De Ondernemers Federatie Purmerend (OFP) heeft het "Leids model" voor de Purmerendse situatie doorgerekend op basis van een opslagpercentage van 15%, zowel voor eigenaren als voor gebruikers. Deze doorrekening is in een tabel vervat. Deze tabel is in de bijlagen opgenomen. Uitgangspunt voor de berekening zijn de WOZ-gegevens van 2008. De BIZ is ook gebaseerd op de WOZ. Derhalve kan worden uitgegaan van een soortgelijke berekening. De reclamebelasting heeft betrekking op de 'reclame-uitingen' die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. De gemeente Purmerend kent deze vorm van belasting niet. Het is dan ook lastig hiervoor een berekening op te stellen.
14
Hoofdstuk 4: CONCLUSIES en AANBEVELINGEN
4.1: Conclusies 'Collectieve voorzieningen en activiteiten' blijken vooral een zaak te zijn van de a. actieve ondernemers. Zij betalen contributie en dragen verder op basis van vrijwilligheid bij aan specifieke projecten en/of evenementen. Maar de basis voor deze wijze van financieren brokkelt langzamerhand af. Daarvoor zijn drie redenen: filialisering, freeridersgedrag en de algemene maatschappelijke druk op vrijwilligheid. b.
De collectieve voorzieningen en activiteiten van ondernemers hangen nauw samen met die van de (gemeentelijke) overheid. De gemeentelijke overheid ziet het bedrijfsleven meer en meer als partner en wil allerlei projecten op het gebied van onderhoud, veiligheid en/of promotie zo veel mogelijk gezamenlijk uitvoeren. Vandaar dat ondernemers om cofinanciering van deze projecten wordt gevraagd.
c.
De onder a en b omschreven argumentatie maakt het volgens de Ondernemers Federatie Purmerend (OFP) noodzakelijk andere vormen van financiering voor de realisering van collectieve belangen in te zetten. Bij het bedrijfsleven van Purmerend bestaat belangstelling voor het zogenaamd 'Leids model'. Die belangstelling is gebaseerd op de volgende argumenten: o
Het Leids model is duurzaam gebleken. Vier jaar na de start (in januari 2005) is het draagvlak alleen maar groter geworden en zijn er tastbare resultaten voor het ondernemingsklimaat in Leiden.
o
Het Leids model past geheel binnen de bestaande wettelijke kaders en is niet vatbaar voor allerlei juridische procedures.
o
Het concept van het Leids model is redelijk simpel. In de toepassing is het flexibel. Het kan makkelijk meebewegen met de veranderende behoeften van ondernemers.
d.
Voor de toepassing van het Leids model bestaat bij de ondernemersverenigingen, die bij de OFP zijn aangesloten, voldoende draagvlak. De besturen van deze verenigingen hebben na raadpleging van hun achterbannen positief geadviseerd.
e.
Het burgerinitiatief van de OFP is besproken in de raadsvergadering van 28 oktober 2009. Overeenkomstig het verzoek heeft de gemeenteraad besloten tot een positieve benadering om instelling van een ondernemersfonds in Purmerend mogelijk te maken. Het voorstel is in handen gesteld van het college. Het college wordt gevraagd in overleg te treden met de ondernemers om te komen tot een voorstel aan de raad (via de commissie) met een nadere uitwerking en dan met name over het meest geëigende dekkingsmiddel. 15
Op verzoek van de raad zal naast de optie van het Leids model (OZB), ook worden gekeken naar optie van reclamebelasting en naar het zogenaamde BID's-model 4 (Business Improvements Districts). f.
In deze notitie is een vergelijking gemaakt tussen het Leids model, de BIZ en de reclamebelasting. Uit deze vergelijking blijkt in grote lijnen dat het Leids model en de BIZ een gelijke basis, namelijk de WOZ, kennen. De reclamebelasting wordt geheven op reclame-uitingen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. De opbrengsten uit het Leids model of de BIZ zullen naar verwachting hoger zijn. Bovendien draagt slechts een beperkte groep via de reclamebelasting bij aan een ondernemersfonds.
g.
Het Leids model is niet discriminatoir en geldt voor alle niet-woningen in de gehele stad, dus ook voor bijvoorbeeld sportvoorzieningen, zorg- en onderwijsinstellingen. Bij de BIZ kan onderscheid gemaakt worden naar werklocatie, dat wil zeggen dat de BIZ op één of meer locaties van toepassing kan worden verklaard.
h.
De BIZ heeft ten opzichte van het Leids model twee nadelen: -
de procedure voor de inwerkingtreding van een BIZ is zorgvuldig maar wel lang en ingewikkeld;
-
de opbrengsten uit de BIZ kunnen alleen worden gebruikt voor projecten die vallen onder het leidende principe 'schoon, heel en veilig' (promotie is expliciet uitgesloten).
i.
Ten aanzien van de financiële doorrekening bestaat er geen verschil tussen de BIZ en het Leids model. Beide zijn immers gebaseerd op de WOZ. Bij de BIZ kunnen wel non-commerciële instellingen worden uitgesloten; bij het Leids model niet.
4.2: Aanbevelingen Gelet op de in paragraaf 4.1 geformuleerde conclusies verdient het aanbeveling bij wijze van experiment een ondernemersfonds op basis van het Leids model in te voeren onder de navolgende voorwaarden. a.
De ondernemersverenigingen met non-commerciële instellingen op een duidelijke wijze afspraken maken over de wijze waarop de opbrengst uit de OZB-verhoging voor de laatstbedoelde instellingen zal worden gebruikt. Voorop dient te staan dat de activiteiten van de door gemeente gesubsidieerde non-commerciële instellingen in de lijn moet blijven van de doelstellingen die aan de subsidie(s) ten grondslag liggen.
b.
De ondernemersverenigingen dienen voor het ondernemersfonds een zodanige beheersvorm te kiezen die voldoet aan eisen van deugdelijkheid en democratisch gehalte.
4
BID's heten thans Bedrijven Investeringszones (BIZ).
16
d.
De ondernemersverenigingen zullen bereid moeten zijn hun afspraken met betrekking tot het ondernemersfonds in een convenant met de gemeente vast te leggen. Eén van de zaken die in een dergelijk convenant in ieder geval geregeld dient te worden, is de jaarlijkse rekening en verantwoording (inclusief een eventuele accountantscontrole) alsmede het opstellen van werkplannen.
e.
Na een looptijd van drie jaar zal worden geëvalueerd of het ondernemersfonds de beoogde effecten heeft bereikt. Het betreft dan onder meer het terugdringen van het meeliftersgedrag met als gevolg dat de betrokkenheid van het aantal ondernemers bij de verwezenlijking van collectieve voorzieningen is toegenomen. Een concrete uitwerking van de evaluatiepunten zal in het onder c bedoelde convenant moeten worden opgenomen.
+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+
17
Overzicht Onroerend Zaak Belasting Purmerend (1 december 2009) Uitgegaan van de berekening per eenheid van 2.500. Eigenaar Euro 3,11 per 2.500, bijvoorbeeld een pand met een waarde van 100.000 levert 40 eenheden op (100.000:2.500=40). De OZB is dan 40 x 3.11 = € 124,40. Gebruiker Euro 3,77 per 2.500, bijvoorbeeld een pand met een waarde van 100.000, geeft een OZB-aanslag van 40 x 3,77 = € 150,80.
In onderstaande tabel is deze rekenmethode voor de waarde van panden nader uitgewerkt. Pand
Eigenaar
Gebruiker
3.11
3.77
Totaal
Eigenaar
Gebruiker
+ 15%
+ 15%
Totaal
Verschil
100.000
124.40
150.81
275.21
143.06
173.43
316.49
41.28
250.000
311.00
377.02
688.02
357.65
433.57
791.22
103.21
500.000
622.00
754.01
1376.01
715.30
867.11
1582.41
206.40
1.000.000
1244.00
1508.01
2752.01
1430.60
1734.21
3164.81
412.80
1.500.000
1866.00
2220.12
4086.12
2145.90
2553.14
4699.04
612.92
2.000.000
2488.00
2960.16
5448.10
2861.20
3404.18
6265.38
817.22
2.500.000
3111.00
3700.21
6811.21
3577.65
4255.24
7832.89
1021.68
3.000.000
3732.00
4400.25
8172.25
4291.80
5060.29
9352.09
1179.84
Overzicht van de opbrengsten uit de OZB in 2009 OZB woningen:
€ 6.130.336,18
OZB niet-woningen:
€ 3.391.266.46
Totaal:
€ 9.521.602,64 ==========
18