Workshop: Verbindende Communicatie gebaseerd op Geweldloze communicatie van Marshall Rosenberg
Els Haüser Diversiteitsconsultant 0479/651.385
[email protected] 1
Basisbouwstenen van open gedrag 1) Binnenkant en buitenkant
Binnen
Binnen
Kant
Kant Buitenkant
Buitenkant
IK
ANDER
Binnenkant:
Buitenkant:
Gevoelens
Lichaamshouding
Gedachten
Mimiek
Meningen
Gebaren
LICHAAMSTAAL
Overtuigingen
Oogcontact
(non-verbale taal 85%)
Wensen
Stem: intonatie, articulatie, volume Afstand Kledij
Verlangens Ambities Normen Waarden
Woorden
VERBAAL (verbale taal 15 %)
2
Gedrag is de uitdrukkingsvorm (doe-vorm) van de binnenkant via: -
Verbale taal Non- verbale taal
2) Welk effect heb ik op de ander?
1) We maken onderscheid bij onszelf tussen Binnenkant en Buitenkant. De Binnenkant is niet zichtbaar voor de ander, tenzij we er iets over zeggen (woorden op plakken).
De Buitenkant is zichtbaar. Lichaamstaal is voor 75% à 85% verantwoordelijk voor het effect dat we op de ander hebben. Woorden voor 15% à 20 %
2) Als we contact hebben met de ander, gaat die af op onze Buitenkant en wordt daardoor beïnvloed. De ander zal op één of andere manier reageren, wat dan weer effect heeft op onze Binnenkant (positief of negatief).
3) Je hebt altijd effect op de ander, of je het wil of niet. Je kan niet niet communiceren. (1 van de 5 axioma’s van Watzlawick – zie hieronder)
4) Jouw gedrag beïnvloedt de reactie van de ander op jou. Je bent zelf voor een groot deel verantwoordelijk voor het effect dat je hebt op de ander. Je hebt dat zelf in de hand: je kan daar dus ook verandering in aanbrengen.
3
Om volledig te zijn: De vijf axioma’s Paul Watzlawick (bekend communicatiewetenschapper heeft vijf axioma’s opgesteld. Deze stellingen zijn de basis voor iedere communicatie. Axioma 1: Het is onmogelijk om niet te communiceren. Alles wat je doet, ook “niets” doen heeft invloed. Ieder gedrag is een vorm van communicatie. Twee soorten taal: 1. Digitale taal = overeengekomen Voorbeeld: gesproken, geschreven taal, gebaren waarover regels zijn opgesteld waarvan iedereen weet wat en hoe. Digitale taal heeft geschiedenis. 2. Analoge taal = niet overeengekomen Vooral non-verbaal (lichaamstaal), onvoorspelbaar, anders in verschillende groepen. Analoge taal is enkel in het hier en nu (geen geschiedenis) Storing in de communicatie kan ontstaan als:
De communicatie ontkend wordt (niet antwoorden). De communicatie afgewezen wordt (‘met jou wil ik niets te maken hebben). De communicatie eenzijdig wordt beëindigd.
Axioma 2: Iedere communicatie bezit een inhouds- en betrekkingsaspect. Het betrekkingsaspect zegt meer over de inhoud en is daarmee metacommunicatie. Naast de inhoud van een interactie speelt ook altijd de relatie tussen de personen in de communicatie een rol. Als deze goed is dan is er meer wederzijds begrip en dat heeft invloed op de inhoud. Als ik wat zeg, zeg ik iets over hoe ik wil dat de ander met mij omgaat. Inhoud: letterlijke boodschap Betrekking: de relatie met de ander Storing in de communicatie kan ontstaan als:
Een slechte relatie het praten over de inhoud; bemoeilijkt; Onenigheid over de inhoud op de relatie wordt overgedragen; Men probeert de relatie uit de communicatie te houden.
Axioma 3: De aard van een betrekking is afhankelijk van de interpunctie van de interacties tussen de communicerende personen. Interpunctie is het interpreteren van interacties in termen van oorzaak en gevolg. De zender en ontvanger interpreteren hun eigen gedrag als een reactie op dat van de ander. Een voorbeeld hiervan is een conflict waar er steeds heftiger op elkaar wordt gereageerd. Er wordt bijvoorbeeld boos gereageerd omdat de ander dit ook deed. Op een gegeven moment kan niemand meer vaststellen wie of wat de oorzaak van de ruzie was. Men is dan geneigd om toch een punt te noemen dat de oorzaak was van de ruzie. Dit verstoort echter de
4
communicatie. Men heeft een keuze in de manier waarop men reageert op de ander. Dit biedt de mogelijkheid om afstand te nemen, in gesprek te blijven, de inhoud niet uit het oog te verliezen en de relatie veilig en goed te houden. Ieder zijn waarheid, wat ik bedoel is niet per se waar voor de ander. Bij interpunctie wordt de oorzaak niet meer circulair gezien maar wijst men één oorzaak aan (dezelfde werkelijkheid wordt door 2 personen op een ander wijze verklaard). Storing in de communicatie kan ontstaan als:
Het eigen gedrag gerechtvaardigd wordt door het gedrag van de ander. Er selffulfilling prophecy optreedt: men neemt een houding aan waardoor een reactie wordt uitgelokt, vervolgens ziet men zich bevestigd in zijn mening en verandert de houding niet. Er onder dwang een punt in de communicatie wordt genoemd als oorzaak
Axioma 4: Mensen communiceren zowel digitaal als analoog Niet alleen het gesproken woord, ook wel digitale communicatie genoemd, maar ook niet-verbale, analoge uitingen zoals lachen en wegkijken hebben een boodschap. De digitale communicatie is gericht op de inhoud en de analoge communicatie zegt meer over de betrekking/relatie. Deze twee moeten bij succesvolle communicatie overeenstemmen met elkaar. Men moet dus non-verbaal ondersteunen wat men met woorden zegt. Storing in de communicatie kan ontstaan als:
Inconsistentie tussen communicatiekanalen: de analoge communicatie verkeerd wordt geïnterpreteerd. Inconsistentie in 1 communicatiekaneel: een van de gesprekspartners zich niet bewust is an zijn eigen analoge communicatie. Paradoxale opdracht: de analoge en digitale communicatie niet overeenstemmen. Dubbele binding: als een van de beide vormen overheerst.
Axioma 5: Communicatie tussen mensen is symmetrisch of complementair, afhankelijk of de relatie gebaseerd is op gelijkheid of verschil. In de communicatie kan er sprake zijn van het weg proberen te nemen van verschillen, er moet overeenstemming worden bereikt. Ook kan er nadruk worden gelegd op de verschillen, zodoende kan men elkaar aanvullen en tot inzichten of leren komen. Beide vormen zijn nodig om communicatie succesvol te laten zijn. Vormen van communicatie die steeds terugkomen:
Complementaire actiepatronen Symmetrische actiepatronen
Storing in de communicatie kan ontstaan als:
De gesprekspartners enkel overeenkomsten zoeken. Er gebruik wordt gemaakt van macht, hierdoor ontstaat afhankelijkheid of onzelfstandigheid
5
Eigen Binnenkant als antenne bekijken1
a. Al wat er gebeurt aan beïnvloeding heeft een geweldige weerslag op wat we voelen. Wat we voelen heeft weer een impact op de Buitenkant (Gedrag).
Onze Binnenkant kunnen we beschouwen als een antenne die ons laat weten hoe de beïnvloeding gebeurt.
b. Elke Binnenkant is uniek Iedereen ervaart de beïnvloeding op een eigen manier. Bijvoorbeeld: Zo kan een contact tussen twee personen voor de ene een aangename ervaring zijn en voor de andere een onaangename. Twee vrienden gaan na een film nog een glas drinken. Dirk praat honderduit en Jan zwijgt. Dirk interpreteert het zwijgen van Jan als luisteren en voelt zich er prettig bij. Jan ergert zich aan Dirks gepraat en voelt zich moe en boos.
1. De Binnenkant van de ander is een raadsel a. De lichaamstaal van de ander is voor veel interpretaties vatbaar!
b. Naargelang het effect dat het gedrag van de ander op mij heeft zal ik vermoedens hebben over de Binnenkant van de ander.
c. Ik neem het gedrag van de ander waar en vul er de betekenis van in. M.a.w.: ik vul de Binnenkant van de ander in. Dit gebeurt automatisch. Deze invullingen kloppen echter niet altijd met de Binnenkant van de ander en kan aanleiding geven tot conflicten en misverstanden.
1
Uit: “Leren en leven met groepen” van Mulder, Voors en Hagen september 1989
6
3) Gedrag wordt geïnterpreteerd
IK
ANDER
BINNEN
BUITEN
E
BINNEN BINNEN
BUITEN BUITEN
Gedachten
gedrag =
F
Gedachten Gedachten
gedrag = gedrag =
Gevoelens
spreken
E
Gevoelens Gevoelens
spreken spreken
Wensen
en doen
K
Wensen Wensen
en doen en doen
T T E N
In gedachten ben
je hebt een
ziet: nors en
negeren en
je bij je zus die
nors en
zwijgzaam
links laten
net een ernstig
zwijgzaam
gedrag
liggen
ongeval had
gedrag
gevoelens van
denkt: is niet
angst, verdriet,
in mij of in
meeleven
het onderwerp geïnteresseerd
je wil helpen:
voelt zich niet
op bezoek gaan
gewaardeerd,
of de kinderen
voelt zich uitgesloten
opvangen
en niet betrokken
7
Alle gedrag dat gesteld wordt (Buitenkant) gaat in de eerste plaats naar de Binnenkant van de ander. Gedrag wordt geïnterpreteerd. De ander vult jouw Binnenkant in. Gedrag wordt door iedereen anders geïnterpreteerd, de interpretatie is subjectief.
4) Samenvattend: vier stellingen 1. Als mensen bij elkaar zijn, gaat er in hun Binnenkant van alles om: gevoelens, bedoelingen, betekenissen, gewaarwordingen, belevingen, gedachten. De Binnenkant is voor de ander niet zichtbaar. De Binnenkant van de ander is evenmin zichtbaar voor ons. Nochtans speelt de Binnenkant zich niet af achter een glazen wand. 2. Wat we wel waarnemen is het gedrag. Dit noemen we de Buitenkant
wat we uitspreken met woorden= verbaal Gedrag wat we tonen via onze lichaamstaal = niet verbaal Gedrag
De Buitenkant = gedrag dat betekenis heeft voor de ander. 3. Met ons gedrag hebben we een effect op de ander. Onze Buitenkant brengt bij de ander iets teweeg (de ander = de overkant).
A Buitenkant
B Overkant
Overkant
Buitenkant
Ander ziet mijn Buitenkant, maar mijn Binnenkant niet. Ander heeft ook een Effect op mij en doet me wat (Binnenkant).
4. Dit proces speelt zich af binnen een bepaalde context die de beïnvloedingsprocessen kleurt. Bijvoorbeeld: Bepaald gedrag van een levenspartner zal een ander effect hebben dan datzelfde gedrag van een collega en / of baas.
8
Leerpunten 1. Beïnvloeding
a. De wisselwerking tussen de Buitenkant en de Overkant noemt men de “wederzijdse beïnvloeding”.
b. Hoe speelt deze Wederzijdse Beïnvloeding zich af? via de Buitenkant in twee richtingen we beïnvloeden door onze Buitenkant we worden tegelijk ook beïnvloed door de Buitenkant van een ander
niet via de Binnenkant
dit is een hinderpaal voor
de menselijke communicatie. Immers: het effect dat we teweegbrengen bij de ander
hangt niet af van onze bedoelingen (intenties)
hangt wel af van het effect van onze Buitenkant en zijn betekenis voor de ander (interpretatie).
c. Effecten zijn niet voorspelbaar.
Mensen zijn erg verschillend gevoelig voor gedrag.
Het effect dat anderen op ons hebben komt niet altijd overeen met hun Binnenkant, hun bedoelingen.
Effecten bepaal je niet alleen. Bijvoorbeeld: Je wilt contact leggen met iemand en je vraagt hem / haar hoe het gaat. Je toon klinkt onbedoeld een beetje bevelend of bars – Het effect zal anders uitvallen dan je had beoogd. Bijvoorbeeld: Een collega vaart tegen mij uit en kwetst me. Nadien verneem ik dat zijn bedoeling heel anders was – hij wou me steunen. 9
Acht zinnige stellingen over communicatie 1. Communicatievaardigheid is niet aangeboren maar meestal aangeleerd. De mens wordt huilend geboren, niet sprekend. We leren spreken door anderen te imiteren, een proces dat nooit eindigt. 2. Ga ervan uit dat uw volgende boodschap niet wordt begrepen. Je communiceert dan meer doordacht. Je zoekt de uitleg eerst bij jezelf als je geen resultaat boekt. 3. Maak je geen zorgen over duidelijkheid, wel over begrepen worden. Stel jezelf de vraag: “Hoe kan ik deze boodschap zo overbrengen dat ik niet verkeerd begrepen word?” 4. De betekenis van een woord staat niet in een woordenboek. Woordenboeken geven definities. Mensen geven er betekenis aan. Wij brengen geen betekenis over, maar boodschappen (woorden en gedragslijnen) die de betekenissen in de hoofden van onze luisteraars vertegenwoordigen of verduidelijken. 5. De betekenis die uw woorden krijgen komt niet alleen voort uit wat u zegt, maar hoe u het zegt. Jouw toon en je lichaamstaal (= de niet- verbale communicatie) bepalen zelfs voor 90% de betekenis van een boodschap. 6. Als twee mensen bij elkaar zijn dan communiceren zij. Zelfs als je denkt dat je geen boodschappen uitzendt dan doe je dat toch. Misschien wil je dat helemaal niet, maar ook dat ontvangt de ander. “Je kunt niet niet communiceren.” 7. 87% van de informatievoorraad in ons hoofd is via de ogen binnengekomen. Als jouw woorden strijdig zijn met je daden (gedrag, dat wat zichtbaar is) dan gaat de luisteraar af op je daden. 8. Communicatie is een ingewikkeld, dynamisch en voortdurend veranderend proces. Het is niet, zoals velen denken, een eenvoudige uitwisseling van woorden. Er kan meer fout gaan dan goed. En het stort ineen, als je het niet voortdurend repareert.
10
Verschillende soorten gedrag 1) Agressief, zelfzeker en onderdanig gedrag
POSITIE M
GEDRAG
BOVEN
AGRESSIEF
A
respect voor jezelf geen respect voor de ander
C H
GELIJK
ZELFZEKER
T
respect voor jezelf respect voor de ander
S A S
ONDER
ONDERDANIG
respect voor de ander Geen respect voor jezelf
STEM
BOVEN
Luid
HOUDING
Imponerend
GEBAREN
Afwerend
Scherp
GEZICHTS-
OGEN
UITDRUKKING
OOGCONTACT
Kwaad
Geen
Lelijk
oogcontact of priemend kijken
GELIJK
Rustig
Gewoon
Vb. hand geven
Recht
Glimlachend
Natuurlijk
Open
oogcontact
Ontspannen ONDER
Stil
Gebogen
Vb. geen hand
Gesloten
De ander niet in
Opgetrokken
durven geven
onzeker
de ogen kijken
schouders (deze tabel is een voorbeeld – niet allesomvattend en niet altijd juist. Bijvoorbeeld als iemand (vanuit een andere cultuur) je niet in de ogen kijkt, kan dit ook vanuit een respectvolle houding zijn, zonder dat men zich onderdanig voelt of gedraagt.)
11
2) De basis van assertief gedrag is GELIJKWAARDIGHEID
1.
“Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren.”
Zo begint artikel 1 van de “Universele Verklaring van de rechten van de Mens.” (1948). Het bewustzijn van je eigen gelijkwaardigheid en de erkenning van de gelijkwaardigheid van de ander is de basis van zelfzeker gedrag! M
Boven-gedrag
IK heb alle rechten.
A
De ANDER heeft er geen.
C H
Gelijk-gedrag
Ik heb alle rechten.
T
De ANDER heeft alle rechten.
S A
Onder-gedrag
Ik heb geen rechten.
S
De ANDER heeft alle rechten
1. Mensen zijn gelijkwaardig, maar kunnen verschillende posities en rollen innemen waaraan verschillende bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn verbonden. Bijvoorbeeld: de rol van moeder en echtgenoot versus de positie van minister of ceo Die posities en rollen worden beïnvloed door de plaats op (in )de wereld waar je geboren bent (en leeft) en een aantal persoonskenmerken. Sommige posities liggen vast anderen zijn min of meer veranderbaar:
Westen versus arme Zuiden
Huidskleur
Gender
Seksuele voorkeur
Stad versus platteland
Sociale klasse: adel versus arbeider
Economische toestand: werkloos versus miljonair
Moeder / vader – Oom / tante
Beroep: Politie, Leerkracht, Dokter
12
referentiekader
minder invloed
meer invloed
veel invloed
13
Verbindende Communicatie Bewuste, geweldloze, verbindende communicatie draagt bij tot het creëren van liefdevolle aandacht en aanwezigheid. We concentreren ons op gevoelens en behoeften die er nu zijn, in plaats van op wat wij denken dat er fout is aan onszelf of aan de anderen. Dat vereist inclusief, complementair denken en aandacht voor de gevoelens en behoeften van onszelf en van de ander, in plaats van het geven van interpretaties of het maken van verwijten. Wij hebben allen het vermogen (de potentie) om wezenlijk aanwezig te zijn en bewust te zijn van wat er in onszelf omgaat en er tevens voor de ander te zijn en te luisteren naar de unieke gevoelens en behoeften die op dat moment ervaren worden. Mogelijke valkuilen zijn: verklaringen zoeken, diagnoses stellen, raad geven of adviseren, en de overtuiging dat wij situaties moeten oplossen en anderen zich beter moeten laten voelen. Binnen het model van geweldloze / verbindende communicatie veronderstelt men dat men: Communiceert op basis van waarnemingen i.p.v. meningen en oordelen. Geweldloze communicatie berust op het vermogen zorgvuldig waar te nemen en onderscheid te maken tussen gedragingen en omstandigheden die ons raken en de meningen en (voor)oordelen die daardoor bij ons worden opgeroepen. Waarnemingen zijn specifieke beschrijvingen van een realiteit die voortdurend veranderlijk is in de tijd en in de context. Meningen en oordelen zijn voorbarige overtuigingen, cognitieve fixaties, etiketten, statische algemeenheden en vaak zwart versus wit denken over dingen die onze aandacht trekken. Zij vormen de “referentiekaart” waarmee de realiteit wordt benaderd (de kaart waarmee wij de wereld zien). Rechtstreeks over gevoelens en behoeften spreken i.p.v. over (altijd betwistbare) interpretaties en diagnosen. Behoeften liggen aan de basis van de gevoelens, gedachten en gedragingen van de mens. Door Maslow werden de menselijke basisbehoeften ingedeeld in vijf categorieën: fysiologische behoeften, veiligheidsbehoeften, sociale behoeften, egobehoeften en spirituele behoeften. 14
Hoe meer aandacht wij schenken aan onze gevoelens, hoe beter wij aan onze behoeften kunnen voldoen. Behoeften hebben te maken met onszelf en zijn geen automatische verplichting voor anderen.
Gevoelens zijn als controlelampjes die oplichten om aan te geven dat aan bepaalde behoeften niet is voldaan. Zij sporen ons aan iets te ondernemen om aan een behoefte te voldoen, maar zolang wij de behoefte niet geïdentificeerd hebben, kunnen wij ook niets doen om er aan te voldoen. Het verwarrende van de taal is dat het woord “voelen” ook gebruikt kan worden zonder dat daar een echt gevoel mee uitgedrukt wordt maar wel een interpretatie of een beschrijving van wie of wat we denken te zijn of wat wij denken dat onze omgeving over ons denkt of met ons doet. Dit heeft veel meer te maken met onze mentale kaart dan met de ander of met de realiteit.
Verantwoordelijkheid nemen voor eigen daden, emoties en behoeften.
Mensen voelen en handelen altijd vanuit eigen behoeften maar er zijn vele mogelijkheden om verantwoordelijkheid voor eigen daden te ontkennen. Men kan kiezen uit vage onpersoonlijke krachten (“het overkwam mij”, “het moest”, “ik kon niet anders” ...), onze toestand of bepaalde diagnoses (“ik drink omdat ik een alcoholist ben”...), opdrachten van autoriteiten (“omdat ik moest van mijn baas”...), groepsdwang (“het werd van mij verwacht”...), regels en voorschriften (“omdat het de regels van de school zijn”...), sociale rollen of oncontroleerbare impulsen (“ik kon gewoon niet anders”, “het was sterker dan mezelf”, ...).
Zelfs als mensen dingen voor anderen lijken te doen, doen ze dat vanuit hun eigen behoefte om iets voor die anderen te doen.
Als wij onze eigen verantwoordelijkheid niet nemen maar integendeel anderen of de omstandigheden de schuld geven, erkennen wij ook onze eigen behoeften niet en vervreemden wij ervan waardoor de kans op vervulling kleiner wordt.
15
Omgekeerd leidt verantwoordelijkheid nemen voor de gevoelens van anderen tot het accepteren van schuldgevoelens en tot emotionele manipulatie en slavernij, die heel schadelijk zijn voor intieme relaties.
Openheid is een waardevoller geschenk aan anderen dan aanpassing.
De bewustwording van emotionele slavernij leidt aanvankelijk vaak tot een reactie van opstandigheid: “Dat is jouw probleem! Bol af!” Een verdere ontwikkeling leidt echter naar emotionele emancipatie en vrijheid waarin duidelijk gezegd kan worden wat de eigen behoeften zijn op een manier die laat zien dat er ook zorg is voor de behoeften van anderen.
Duidelijke verzoeken formuleren in positieve en concrete actietaal.
Verzoeken zijn vragen om wat gewenst is in plaats van vragen om wat niet-gewenst is. Het betekent niet dat de ander dat ook moet doen. De ander blijft even waardevol als hij het niet doet.
Het doel van geweldloze communicatie is niet altijd onze zin te krijgen, maar een relatie op te bouwen op basis van mededogen en openheid.
Een weigering persoonlijk opnemen, als een afwijzing zien en zich gekwetst voelen is een gebrek aan aandacht voor de emoties en behoeften van de ander.
Door mededogend te reageren kunnen wij de ander helpen meer in contact te komen met de eigen gevoelens en behoeften. Mensen zullen hun gedrag veranderen als zij daar zelf het nut van inzien.
Eisen zijn vragen die gepaard gaan met dwang of mogelijke straffen of sancties.
16