Woninginbraak Auteurs: drs. M. de Beer, drs. N. Mertens, mw. drs. M. Meijers B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies BV, Den Haag Inleiding Uit de Politiemonitor blijkt dat de burgers van oordeel zijn dat de beschikbaarheid en de zichtbaarheid van de politie in de loop der jaren hetzelfde is gebleven. Zij vinden dat de dienstverlening aanmerkelijk beter kan. De talloze mogelijkheden die er zijn om woninginbraken aan te pakken worden onvoldoende benut. Volgens Van Hekken (1998) zou het verhogen van de pakkans, in combinatie met preventieve maatregelen een daling van het aantal woninginbraken en een verhoging van het oplossingspercentage (met 50%) tot gevolg kunnen hebben. Dit is echter geen zaak van de politie alleen, maar ook van andere justitiële veldorganisaties, gemeenten, woningbouwcorporaties alsmede de burgers. Er is veel informatie beschikbaar over de preventie, repressie en nazorg bij woninginbraken. In deze handreiking is gepoogd een goede balans te vinden tussen enerzijds het informatieve en anderzijds het handzame karakter. Dat impliceert dat hier de meer basale informatie wordt verstrekt. Als u als gebruiker behoefte heeft aan meer diepgaande kennis op een bepaald gebied, dan kunt u door middel van de vermelde verwijzingen naar concrete projecten of literatuur de gewenste verdieping bereiken.
2. Basisfeiten a. Omvang Aantallen aangiften In Nederland zijn er in 1996 bijna 104.000 aangiften gedaan van diefstal uit woonhuizen. Dit aantal is ten opzichte van 1994 gedaald. In dat jaar werd er nog bijna 124.000 maal aangifte gedaan. Tussen 1980 en 1994 is echter wel sprake geweest van een sterke stijging. In 1980 werden er nog slechts 53.000 aangiften gedaan van woninginbraak. Per 100.000 inwoners zijn er in 1995 gemiddeld 933 woninginbraken geregistreerd. In de vier grote steden was dit aantal ruim twee keer zo groot: 1.906. Een persbericht van C.B.S. (15 oktober 1998) laat zien dat het aantal geregistreerde diefstallen uit woonhuizen in 1997 sinds 1984 voor het eerst weer onder de 100.000 ligt. Er zijn geen aanwijzingen voor verplaatsing: Zo neemt bijvoorbeeld het stelen van auto’s en diefstal vanaf en uit auto’s nauwelijks toe. Uitkomsten slachtofferenquêtes Bovenstaande cijfers hebben slechts betrekking op de zaken die ter kennis van de politie zijn gekomen. De omvang van het probleem kan echter ook geschetst worden aan de hand van slachtofferenquêtes, zoals de Politiemonitor Bevolking. Uit de resultaten van de Politiemonitor Bevolking 1997 komt naar voren dat over de periode van een jaar in vijf procent van het totaal aantal woningen in Nederland een poging tot inbraak is gedaan en dat in drie procent van het totaal aantal woningen daadwerkelijk is ingebroken. Dit komt neer op zo’n 320 duizend pogingen tot inbraak en 192 duizend daadwerkelijke inbraken. Er vindt gemiddeld elke minuut ergens in Nederland een inbraak plaats. De kans dat een huishouden in Nederland in een periode van tien jaar door een inbreker wordt bezocht is gemiddeld 55%. Uit een internationale slachtofferenquête uit 1995 blijkt dat dit cijfer hoog is in vergelijking met een negental West-Europese landen, de Verenigde Staten en Canada: waar in Nederland in 5% van het aantal huishoudens een (poging tot) inbraak is gedaan, is het gemiddelde cijfer van de elf onderzochte landen 3,5%. Overigens doen Engeland en Wales het nog slechter. b. Daders Sekse In 1991 is door het Bureau Van Dijk, Van Soomeren en Partners een uitgebreid onderzoek gehouden onder 106 gepakte daders van woninginbraak. Alle geïnterviewde inbrekers zijn mannen. Uit onderzoek onder bekende daders van woninginbraak in Enschede blijkt dat 94% man is.
1
Leeftijd Van de daders uit het DSP-onderzoek is meer dan de helft tussen de 21 en 30 jaar oud. De leeftijd van de totale groep daders ligt tussen de 15 en 45 jaar. Uit het onderzoek onder bij de politie bekende daders van woninginbraak in Enschede komt naar voren dat meer dan de helft van de daders 20 jaar of jonger is; de gemiddelde leeftijd is 22 jaar. Onder de 18 jaar is het aantal jongeren dat aan inbraken of insluiping doet gering. In het WODC selfreport onderzoek geeft ruim 1% van de jongeren van 12-18 jaar in het afgelopen jaar aan inbraak of insluiping te hebben gedaan. De gemiddelde leeftijd waarop voor het eerst aan inbraak/insluiping wordt gedaan ligt op 12,5 jaar. Etniciteit Hoewel de meeste in ons land wonende allochtone jongeren zich nooit inlaten met criminaliteit, vertonen (vergeleken met autochtone jongeren) meer allochtone jongeren crimineel gedrag dan op grond van hun aantal te verwachten zou zijn. Marokkaanse jongeren blijken in vergelijking met Turkse, Surinaamse en Nederlandse jongeren uit een min of meer vergelijkbaar sociaal-economisch milieu zich meer schuldig te maken aan vermogensdelicten (diefstal en inbraken) en geweld tegen personen. Turkse jongeren zijn in vergelijking tot andere allochtone groepen op het gebied van inbraak de minst problematische groep. Hun aandeel in de jeugdpolitiecijfers van de grote steden is echter nog altijd ruim twee maal zo hoog als dat van Nederlandse jongeren. Daders van Nederlandse afkomst plegen relatief meer vandalisme en vernieling dan etnische minderheidsgroepen. De hoge geregistreerde criminaliteit en de relatief zware criminaliteit van allochtone jongeren is een internationaal verschijnsel. De politie registreert of daders een nietNederlandse etniciteit hebben. De politie mag echter niet vastleggen waar de ouders van de verdachten zijn geboren. Gevolg is dat de derde generatie buitenlanders uit het zicht gaat verdwijnen. Opleiding Het DSP-onderzoek laat zien dat het opleidingsniveau van de in het onderzoek betrokken daders aanzienlijk lager ligt dan gemiddeld in Nederland: 60% heeft alleen lagere school en het overige deel heeft meestal niet meer dan een LBO-opleiding gevolgd. Werk Van de 106 daders uit het DSP-onderzoek was driekwart werkloos voorafgaand aan de laatste aanhouding. Financiële situatie De cijfers uit het DSP-onderzoek schetsen het volgende inkomensplaatje: de helft van de 106 daders heeft een legaal inkomen van minder dan ƒ1.000 netto per maand; driekwart ontvangt een uitkering of toelage; en de helft van de daders heeft schulden, één op de tien heeft een schuldenlast van meer dan ƒ10.000. Verslaving Het genoemde DSP-onderzoek onder ruim 100 bij de politie bekende inbrekers laat zien dat ongeveer 40% van hen harddrugsgebruiker is en dat 18% ƒ100,- of meer per week aan alcohol besteedt. Sommige projecten gericht op het terugdringen van drugsoverlast in combinatie met het verminderen van het aantal woninginbraken zijn succesvol. Doordat naast het sluiten van drugspanden en het oprollen van drugsdealers ook andere maatregelen en activiteiten zoals extra surveillance en voorlichting worden uitgevoerd is de samenhang tussen inbraken en drugsoverlast niet aantoonbaar. Dat het terugdringen van drugsoverlast in dit type projecten een voorwaarde voor succes is, is aannemelijk doordat soortgelijke projecten, waarbij de acties zich beperken tot preventieve maatregelen minder goede resultaten boeken. Recidive Van de 106 daders die zijn betrokken in het DSP-onderzoek heeft bijna 80% vóór de eerste woninginbraak andere strafbare feiten gepleegd. Daarbij gaat het met name om winkeldiefstal, fietsdiefstal, inbraak in andere objecten dan woningen, zoals auto’s of sportcentra, en vandalisme. Uit onderzoek onder gepakte daders in Deventer blijkt dat de helft van de inbrekers voor het eerst contact met de politie hadden voordat zij vijftien jaar oud waren. Bij een kwart van hen vond het eerste contact al voor hun dertiende jaar plaats. De cijfers uit het onderzoek onder bij de politie bekende woninginbrekers in Enschede laten zien dat de daders gemiddeld voor het eerst met de politie in aanraking kwamen op een leeftijd van 15,5 jaar. Iets meer dan de helft van de daders is voor of tijdens
2
het vijftiende levensjaar met de politie in aanraking gekomen vanwege een misdrijf. Voor iets minder dan 10% van de daders geldt dat dit reeds op twaalfjarige leeftijd het geval was. Gelegenheidsdaders/professi onele daders Gelegenheidsdaders zijn jong, onervaren en weinig deskundig. Zij richten zich op voor hen bekende buurten en zij breken voornamelijk in bij bekenden. Gelegenheidsdaders breken in wanneer zij een mogelijkheid daartoe niet kunnen weerstaan. Preventieve maatregelen schrikken hen af. De meerderheid van de woninginbrekers zijn gelegenheidsdaders. Professionele daders hebben al de nodige ervaring, zij zijn goed georganiseerd en zij laten zich weinig gelegen liggen aan preventieve maatregelen. Zorgvuldig kiezen zij hun doel en winnen daar gericht informatie over in. Veelal observeren zij een woning en de bewoners daarvan enige tijd alvorens hun slag te slaan. Professionele daders gaan vaak verder van huis te werk. Professionele daders vormen slechts een minderheid van de totale groep inbrekers. Verschillende dadertypen stad/platteland Onderzoek in de politieregio IJsselland laat zien dat in drie plattelandsdistricten aldaar een eigen dadergroep (bijna) volledig ontbreekt. In een vierde plattelandsdistrict is weliswaar sprake van een top-5 van zware recidivisten, maar aanhouding van één van hen heeft veel minder effect op het totaal aantal inbraken dan in de stedelijke districten Deventer en Zwolle het geval is. Uit nadere analyse van de cijfers over woninginbraak in de politieregio IJsselland is gebleken dat het aantal woninginbraken in het district Deventer voor een belangrijk deel was toe te schrijven aan "zware" recidivisten: bij aanhouding van enkele van hen daalde het aantal inbraken in het district aanmerkelijk. Toen het OM hen echter door plaatsgebrek heenzond, steeg het aantal weer tot ongekende proporties. Een gelijksoortig effect werd geconstateerd in het district Zwolle. Criteria werkwijze Een inbreker kiest voor een bepaalde woning en werkwijze op basis van drie criteria: • • •
Toegankelijkheid van een woning: hoe makkelijk kom ik binnen? Belangrijk hierbij zijn bijvoorbeeld de grootte van de ramen, sterkte van deuren en hang- en sluitwerk en de situering van de ingangen van de woning. Buit: hoeveel valt er waarschijnlijk te halen? Aanwijzingen (duur woningtype, dure auto's op de oprit) of kennis dat er waardevolle spullen zijn te halen in een huis spelen hierbij een rol. Pakkans: loop ik een grote kans op te vallen? heb ik voldoende vluchtmogelijkheden? Op de volgende aspecten wordt gelet dekking, aanwezigheid van bewoners, buren of voorbijgangers, politie-surveillance, inbraakalarm, aanwezigheid van een hond, aanwezigheid van een achteringang (onzichtbaar vanaf de voorzijde), afstand tot de weg en aanwezigheid van vluchtroutes (achterpaden, brandgangen)
Voorbereiding Plannen om in te breken worden meestal samen met anderen gemaakt. Het komt zelden voor dat het idee voor een inbraak afkomstig is van een heler. Het daadwerkelijk samen op pad gaan komt even vaak voor als alleen inbreken. Jongere daders (onder 20 jaar) gaan vaker samen op pad dan oudere daders (boven 20 jaar) De meeste inbrekers bereiden zich goed voor op een inbraak. Zo nemen ze vrijwel allemaal hulpmiddelen mee: • • •
één of twee schroevedraaiers (75% van de daders), handschoenen (50%) en/of een zaklamp (46%).
Plaats delict De meeste inbrekers (54%) hebben de voorkeur voor hun eigen woonplaats. Zij kennen daar goed de weg, wat vluchten vergemakkelijkt, en de afstand tussen eigen huis en inbraakadres is klein. Een kwart van de inbrekers (26%) heeft echter een voorkeur voor opereren buiten de eigen woonplaats, omdat de kans op herkenning daar kleiner is. Voor wat betreft de woonbuurt geldt dat ruim de helft (54%) van de inbrekers liever buiten de eigen woonbuurt opereert en iets minder dan een vijfde (17%) liever erbinnen.
3
Mislukte pogingen Wat doen daders wanneer hun eerste poging in te breken in een woning mislukt? Tweederde (68%) van hen doet dan een nieuwe poging in te breken in hetzelfde pand. Een kwart (25%) gaat door naar een andere woning. Uiteindelijk probeert bijna driekwart van de inbrekers in te breken in een ander pand wanneer één of meerdere pogingen bij het eerste pand mislukken. Effectieve beveiliging van woningen heeft dus duidelijk een verplaatsingseffect. c. Slachtoffers Sekse Woninginbraak betreft een huishoudendelict. Verschil in sekse is derhalve niet relevant. Cijfers van de Politiemonitor bevestigen dit. In 1995 is 10% van de mannen en 8% van de vrouwen het slachtoffer geworden van (een poging tot) woninginbraak. Leeftijd Uit de Politiemonitor Bevolking 1995 blijkt dat de leeftijdsgroep van 15-24 jaar het hoogste percentage slachtoffers van (een poging tot) woninginbraak kent: 10,7%, gevolgd door de leeftijdsgroep van 35-49 (9,9%) en 25-34 jaar (9,2%). De leeftijdsgroepen van 50-64 jaar en van 65 jaar en ouder kennen relatief gezien de minste slachtoffers, respectievelijk 8,7% en 6,3%. Etniciteit Surinamers, Turken en Marokkanen blijken meer risico te lopen om slachtoffer te worden van criminaliteit (vermogens- en gewelddelicten) dan de gemiddelde inwoner van grote steden. Dit hangt samen met de ‘slechtere’ buurten, waar in het algemeen allochtonen oververtegenwoordigd zijn. De grotere risico’s die de allochtone groepen lopen om slachtoffer te worden, vertalen zich niet direct in het (veelvuldig) denken aan mogelijk slachtofferschap of in een sterkere onveiligheidsbeleving. Directe ervaring met criminaliteit werkt wel door op de onveiligheidsbeleving. Kenmerken specifieke doelgroep Uit onderzoek naar woninginbraak in Enschede komt naar voren dat een kwart van de onderzochte woninginbraken betrekking heeft op woningen waar herhaaldelijk is ingebroken. Daarnaast blijkt dat er in zes jaar tijd in 9,2% van het totaal aantal woningen in Enschede is ingebroken, maar dat een kwart van alle inbraken heeft plaatsgevonden in slechts 1,2% van alle woningen. Uit onderzoek naar herhaald slachtofferschap van woninginbraak in de politieregio Haaglanden komt naar voren dat 12% van alle aangiften van woninginbraak in de periode 1993-1996 een herhaalde woninginbraak betreffen. Het aantal woningen waarin twee keer is ingebroken is in de regio Haaglanden in werkelijkheid twee maal zo hoog als verwacht kan worden op grond van een normale kansberekening. Het aantal woningen waarin drie of vier keer is ingebroken ligt respectievelijk elf keer en 86 keer zo hoog als verwacht. Verhoogd risico voor nieuwe bewoners Nieuwe bewoners in een wijk lopen een hoger risico. Dit is niet alleen in Nederland zo. Ook in het buitenland maakt de literatuur hier melding van. Omdat nieuwkomers nog geen binding of sociale contacten met buren en andere wijkbewoners hebben, zullen deze laatste minder geneigd zijn een oogje in het zeil te houden. Tevens is het voor omwonenden minder duidelijk wie nu wel en niet in de woning van nieuwkomers thuishoren. Verhoogd risico voor alleenwonenden CBS-cijfers van 1993 laten zien dat per 1.000 alleenstaande personen 23,3 personen het slachtoffer worden van inbraak in de woning. Voor elke 1.000 personen uit meerpersoonshuishoudens is dit slechts voor 17,4 personen het geval. d. Situaties Afwezigheid/aanwezigheid bewonders Inbraak komt iets vaker voor bij afwezigheid van de bewoners dan wanneer de bewoners thuis zijn. CBS-cijfers wijzen uit dat bij 44% van de inbraken iemand thuis is op het moment van de inbraak. In de overige 56% van de gevallen is dit niet het geval.
4
Verhoogd risico in de herfst en winter Een analyse van de woninginbraken in Enschede laat zien dat het aantal woninginbraken na de zomer begint te stijgen. Het hoogtepunt ligt in de maanden december en januari, daarna daalt het aantal inbraken weer tot een dieptepunt in juni. In de maanden juli en augustus - de vakantieperiode - is sprake van een kleine piek. Uit het DSP-onderzoek blijkt dat 40% van de inbrekers voorkeur heeft voor de winter. De rest van de inbrekers heeft geen voorkeur voor een bepaald seizoen. Verhoogd risico in het weekend Een analyse van de inbraakcijfers uit de gemeente Enschede laat de volgende verdeling van inbraken over de dagen van de week zien: een relatief laag percentage geldt voor de maandag (11,5%), dinsdag (12,4%), woensdag (12,0%) en donderdag (13,4% ); een relatief hoog percentage geldt voor de vrijdag (15,3%), zaterdag (18,4%) en zondag (17,4%). Van de daders die zijn betrokken in het DSP-onderzoek heeft slechts een klein deel een voorkeur voor een dag van de week. Wanneer zij een voorkeur hebben is dit vooral voor het weekend en in mindere mate voor koopavond of vrijdag. Verhoogd risico tijdens de avond en nacht De dader probeert op tijden in te breken met een zo klein mogelijke pakkans. Dit blijkt uit verschillende onderzoeken: Driekwart van de woninginbrekers geïnterviewd in het DSP-onderzoek heeft een voorkeur voor de avonduren en eventueel de nacht. Bij de avond gaat het de daders met name om de donkere uren. Uit de analyse van de gegevens over woninginbraak in Enschede blijken de piekuren zich te bevinden tussen 19.00 uur en 23.00 uur. De minste inbraken gebeuren tussen 6.00 uur en 14.00 uur. De daders verkiezen dus de donkere uren zodat zij minder kans lopen gezien te worden, maar vermijden over het algemeen de nacht en dus de aanwezigheid van bewoners. Verhoogd risico in hoekwoningen (bij rijtjeshuizen) of vrijstaande huizen Van de inbrekers die zijn geïnterviewd in het DSP-onderzoek geeft 60% aan een voorkeur te hebben voor een bepaald woningtype. Hoekwoningen (19% van de daders) en vrijstaande woningen zijn het meest populair (18%). Een groot deel van de daders heeft daarnaast een afkeer van flat - en bovenwoningen (38%), kelderboxen niet meegerekend. Verhoogd risico in verstedelijkte gemeenten Uit cijfers van het CBS blijkt dat naarmate de woongemeente sterker verstedelijkt is, het aantal woninginbraken per 1.000 inwoners hoger is. In 1993 is dit aantal in zeer sterk stedelijke gemeenten 30, in sterk stedelijke gemeenten 25, in matig stedelijke gemeenten 17, in weinig stedelijke gemeenten 15 en in niet stedelijke gemeenten 4. Verhoogd risico in buurten gekenmerkt door massaliteit en anonimiteit In buurten die gekenmerkt worden door massaliteit en anonimiteit is het voor omwonenden over het algemeen onduidelijk wie waar woont, waardoor een woninginbreker minder opvalt. Tevens is de sociale binding over het algemeen beperkt in dit type buurten, waardoor buurtbewoners minder geneigd zijn een oogje in het zeil te houden bij elkaars woning. Hoe meer vluchtroutes, hoe hoger het risico In Enschede blijkt het gemiddeld aantal gepleegde woninginbraken per woning 1.4 maal hoger voor de woningen langs ontsluitingswegen (o.a. buurtstraten en wijkstraten) en langs de doorgangswegen (o.a. stadsstraten en hoofdstraten) dan langs de woonstraten. Veel van de daders uit het DSPonderzoek (38%) blijken een afkeer te hebben van flat- en bovenwoningen: de voornaamste reden van deze afkeer zijn de slechte vluchtmogelijkheden bij dit type woningen. Hoe bedrijviger de omgeving, hoe hoger het risico De aanwezigheid van veel verkeer zorgt ervoor dat de inbreker niet gehoord wordt en de aanwezigheid van veel publiek maakt dat de dader niet opvalt. Kleine dorpjes en een rustige omgeving worden door inbrekers als riskant ervaren, omdat men daar juist teveel opvalt. f. Schade Materiële schade Kester (1994) heeft becijferd welke financiële gevolgen er gemoeid zijn met woninginbraak. Volgens hem wordt er bij een inbraak in een woning gemiddeld voor ƒ3.200 aan goederen ontvreemd.
5
Dit bedrag is over de periode 1980-1992 vrijwel constant gebleven. Wel vertoont de aangerichte schade een stijging. In 1980 bedroeg deze gemiddeld nog ƒ300; in 1992 was dit bedrag ƒ470. Uit deze cijfers blijkt dat de totale schade per geval licht is gestegen: van ongeveer ƒ3.500 naar ƒ3.700. Kester geeft tevens aan hoeveel de landelijke financiële schade jaarlijks bedraagt: in 1992 lag dit bedrag iets onder 600 miljoen gulden. In dit bedrag zijn de kosten voor politie en justitie nog niet meegenomen. Berekend over alle woningen in Nederland komt dit bedrag neer op zo’n ƒ100 per woning. Immateriële schade Woninginbraak brengt niet alleen materiële schade met zich mee, maar ook immateriële. Inbraken blijken vaker dan bij andere delicten blijvende emotionele gevolgen te hebben voor de slachtoffers ervan. Meer dan een kwart van de slachtoffers denkt vaak aan het voorval, piekert er steeds over of wordt er volledig door beheerst. De meeste slachtoffers voelen zich onveiliger na een woninginbraak: een meerderheid van hen is bang voor herhaling van het gebeurde. Herhaald slachtofferschap is een risicofactor voor ernstige emotionele schade en verdient speciale aandacht inzake slachtofferzorg. Het cumulatief effect van herhaald slachtofferschap kan verwoestend zijn, in het bijzonder bij de meer kwetsbare leden van de gemeenschap, zoals etnische minderheden, ouderen en kinderen. g. Overige feiten In onderstaande figuren staan de uitkomsten van de Politiemonitor 1997 omtrent woninginbraak vermeld gespecificeerd naar politieregio. In de eerste figuur is - in procenten van het totaal aantal woningen - het percentage één of meer keer slachtoffer van (poging tot) inbraak weergegeven. In de tweede figuur is de ontwikkeling van ditzelfde cijfer in de periode tussen 1995 en 1997 vermeld. (Poging tot) inbraak: in procenten van het aantal woningen, percentage ‘één of meer keer slachtoffer’ Regionale percentage 1997
6
Regionale ontwikkeling 1995-1997
In 1997 is in de politieregio Amsterdam-Amstelland, op enige afstand gevolgd door de regio’s Gooi en Vechtstreek, Utrecht, Haaglanden en Limburg-Zuid het percentage woningen van het totaal aantal woningen, waarin is ingebroken of een poging daartoe is gedaan, het hoogst. In Drenthe, IJsselland en Zeeland is dit in 1997 het minst vaak voorgekomen. In een zestal regio’s is ten opzichte van 1995 het percentage (poging tot) inbraak gestegen. Dit is het geval in Groningen, en in iets minder sterke mate, in Kennemerland, Amsterdam-Amstelland, Zaanstreek -Waterland, Haaglanden en LimburgZuid. Van een sterke daling is sprake in de regio’s Utrecht, Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond.
2. Taken van actoren en organisaties a. Openbaar Ministerie preventie • • • • • • • •
signaleren van trends en ontwikkelingen op basis van zaaks- en dadergegevens, deze binnen de verschillende driehoeksoverleggen bespreekbaar maken opstellen van werkplannen over criminaliteitspreventie samen met andere betrokken partijen nakomen van gemaakte afspraken over de afdoening van strafbare feiten (‘de stok achter de deur’ bij preventieprojecten) verzorgen van een lik op stuk-benadering, integrale aanpak terugkoppelen naar netwerkpartners (bijvoorbeeld omtrent voortgang, nazorg etc.) beschikbaar stellen van capaciteit voor gegevensanalyse en beleidsvoorbereiding uitvoeren van criminaliteitsanalyses en verspreiden van resultaten beschikbaar stellen van capaciteit voor samenwerkingsverbanden
repressie • • •
snel afdoen van zaken sanctioneren onder voorwaarden hard aanpakken van recidivisten, creatief aanpakken van first-offenders
7
nazorg • •
verstrekken van informatie over voortgang en procesgang naar slachtoffers schadebemiddelen
b. Gemeente preventie/proactie • • • • • •
geven van voorlichting en aandacht voor bewoners instellen van wijk-contactpunten investeren in een veilige woonomgeving (groen, verlichting, infrastructuur) beleidsmatig stimuleren van de sociale controle stimuleren van een integrale aanpak snel herstellen van schade aan woonomgeving
repressie • •
inschakelen van de stadswacht bij toezicht snel reageren op buurtklachten
nazorg • • •
luisteren naar de buurt aanpassen van de infrastructuur ter voorkòming van herhaald slachtofferschap bijdragen aan vergroting van de weerbaarheid van burgers (wijkveiligheidsavonden, trainingen, cursussen)
c. Politie preventie • • • • • • • • •
geven van voorlichting aan wijk-blokbewoners aangaan van relaties en communiceren met netwerkpartners op betrouwbare wijze bijhouden van een registratie uitvoeren omgevingsanalyse uitvoeren daderanalyse begeleiden van daders afleggen van nabezoeken bij slachtoffers verzorgen terugkoppeling aan netwerkpartners vervullen van een spilfunctie (sturen en initiëren)
repressieve juridische maatregelen • • • • •
snel reageren op meldingen registreren van aangiften doen van buurt- en sporenonderzoek correct verwerken van gegevens (daderanalyse, integrale aanpak, uitwisseling in-extern) ondernemen concrete projectmatige acties
nazorg • • •
geven van voorlichting aan slachtoffers afleggen huisbezoeken (zorg, informatie, relatie opbouwen, informantenpositie) tijdig doorverwijzen van slachtoffers naar Bureau Slachtofferhulp
8
d. Bureau Slachtofferhulp preventie • • • •
geven van voorlichting inzake algemene preventie geven van groepsgewijze voorlichting aan slachtoffers en/of risicogroepen geven van voorlichting over de kans op herhaling van inbraak (het is van belang om snel preventieve maatregelen te nemen i.v.m. de risicoperiode kort na de inbraak) terugkoppelen naar netwerkpartners
repressie •
communiceren met netwerkpartners
nazorg • • •
informeren van slachtoffers bieden van individuele en/of groepsgewijze hulp aan/zorg voor slachtoffers organiseren van buurtbijeenkomsten bijvoorbeeld over weerbaarheid, sociale zelfredzaamheid
e. Reclassering preventie • • • • •
geven van voorlichting op scholen verzorgen van een lik op stuk-benadering, integrale aanpak terugkoppelen naar netwerkpartners (bijvoorbeeld omtrent voortgang, nazorg etc.) begeleiden van daders en trachten te voorkomen van herhaald daderschap beschikbaar stellen van percentage recidive en project-specifieke kengetallen
repressie • •
inzetten van leer- en taakstraffen, waaronder programma’s gericht op gedragsverandering bieden van vroeghulpinterventie
nazorg • • •
toeleiden van daders naar de arbeidsmarkt verbeteren van leef- en sociale omstandigheden van daders na hun detentie schadebemiddelen
f. Woningbouwcorporatie preventie • • • •
geven van voorlichting inzake algemene preventie geven van voorlichting aan bewoners deelnemen aan "keurmerk veilig wonen nieuwbouw, bestaande bouw" investeren in hang-sluitwerk, verlichting en groenvoorziening
repressie • •
communiceren met de netwerkpartners snel herstellen van de materiële schade aan de woning
9
nazorg •
organiseren van buurtbijeenkomsten bijvoorbeeld over weerbaarheid, sociale zelfredzaamheid
3. Mogelijke vormen van aanpak a. Situationele preventie Projectmatige aanpak inbraakpreventie (technopreventie) Deze aanpak beoogt woonhuizen (en hun omgeving) beter te beschermen tegen woninginbraken. Gehanteerde maatregelen kunnen zijn: dadergericht: •
sluiting van riskante voorzieningen als gokhuizen of cafés, waarvan blijkt dat er volop geheeld wordt
slachtoffergericht: • • • • • • •
gebruikmaken van de media (radio, dag- en weekbladen) om bevolking te confronteren met het probleem premieverlaging inboedelverzekering bij Politiekeurmerk Veilig Wonen (verzekeraar) verbetering hang- en sluitwerk dubbele beglazing inbraakwerende gevelelementen aanpassen ventilatie elektronische beveiliging van de woning
situatiegericht: • • • • • • • • •
opklimbaarheid van woongebouwen verlichting wooncomplexen verlichting openbaar onderhoud beplanting aanpak van ‘enge’ plekken algemene netheid, schoonmaak acties (tegengaan verpaupering) buurtpreventie / sociale controle aanstellen van stadswachten inzetten van conciërges in flats en wijkbeheerders in wijken
De Nationale Woningraad heeft voor woningcorporaties een ‘maatregelenboek integrale aanpak voor veilig wonen’ gepubliceerd. Hierin zijn preventieve maatregelen beschreven die woningcorporaties in samenwerking met bewoners kunnen nemen, die het inbraakrisico doen afnemen en de pakkans doen vergroten. Effecten: •
•
Geïsoleerde maatregelen zoals alleen techno-preventie of alleen voorlichting over beveiliging blijken weinig of geen effect te hebben zeker niet op de lange termijn. Het effect wordt groter wanneer twee of meer type maatregelen gecombineerd worden. Dit is ook internationaal erkend. Een integrale aanpak van woonomgeving, woongebouw/bouwblok en individuele woningen werpt de beste vruchten af In buurten waarin men actief probeert het aantal inbraken door maatregelen probeert te verminderen, neemt de sociale controle toe. Dit versterkt het effect. Bellair (1997) geeft aan dat regelmatig sociaal contact (dagelijks) zeer effectief is in de bestrijding van woninginbraken. Het is gewenst burgers hierop te wijzen.
10
•
• • • •
Per project afzonderlijk zijn effecten op het aantal inbraken meestal niet met zekerheid vast te stellen. Landelijk blijkt in nieuwbouwwijken met het Politiekeurmerk ‘Veilig Wonen’ de kans op inbraken met 95% gedaald. Reijenga (1998) geeft aan dat dit projecteffect deels wordt veroorzaakt door de intensieve manier waarop het project in de picture heeft gestaan. Goede publiciteit rond een project is nodig om medewerking te verkrijgen van de burgers en is een voorwaarde voor succes. Van belang is de burger ervan te overtuigen dat woninginbraak een gemeenschapsprobleem is niet een probleem van alleen de politie. Het gedrag van slachtoffer en dader zal hierdoor tijdelijke extra zijn beïnvloed, waardoor het effect geleidelijk wat zal afnemen. Reijenga geeft verder aan dat verplaatsings- en verschuivingseffecten kunnen optreden. Bekend is echter (ook internationaal) dat de criminaliteit per saldo in omvang afneemt bij gerichte acties, ondanks dit soort neveneffecten. Veiliger gevoel bij bewoners extra preventieve maatregelen worden getroffen door eigen woningbezitters bij vervanging deursloten: verschuiving van inbraken via achterdeur naar via raam. Hierdoor meer aanhoudingen op heterdaad. stijgend ophelderingspercentage
Tips: • • • • • • • • •
integrale aanpak een financieel aantrekkelijk aanbod bijvoorbeeld voor vervanging van het hang- en sluitwerk kan de uitvoering van preventieve maatregelen stimuleren gestructureerd overleg woningbouwvereniging en politie cursussen aan wijkbeheerders/bewonersraden over preventieve maatregelen, sociale controle en stimuleren van bewoners om de kans op inbraken te verkleinen reparatie inbraakschade door Woningstichting alleen op vertoon kopie aangifte periodieke inventarisatie van niet-wenselijke ontwikkelingen duidelijk aanspreekpunt bij de Gemeente uitwisseling van gegevens (bijvoorbeeld opgave van gestolen goed) tussen politie en verzekeraar kan fraude beperken en aan het licht brengen mogelijkheid van 1 centrale databank inzake gestolen goederen voor politie, Justitie en verzekeraars
Voorbeeldprojecten: Politie Keurmerk Veilig Wonen (bestaande bouw en nieuwbouw). Om keurmerk Veilig Wonen te "halen" is medewerking van verschillende partijen nodig, bijvoorbeeld gemeente, openbare-vervoermaatschappij en energiebedrijven. Afstemming van doelstellingen (inbraakpreventie, sociale veiligheid) en middelen (ontwerp, beheer) en het realiseren van een gewenst kwaliteitsniveau lopen bij nieuwbouw in het ontwikkelingsproces mee. Bij bestaande bouw is een integrale aanpak veel moeilijker. Ingrepen zijn veelal kostbaar en niet altijd te beïnvloeden. Indien niet aan alle voorwaarden is voldaan kunnen er deelcertificaten worden afgegeven. Gerichte surveillance (sociale preventie) Gericht surveilleren op hot spots op tijdstippen waarop veel wordt ingebroken kan de kans op inbraken verkleinen. In Noord-Engeland is de inzet van stadswachten ("Neighborhood Watch") zeer succesvol gebleken. Samen met andere maatregelen (het verwijderen van muntautomaten voor brandstoffen in huizen) leidde het tot een reductie van inbraken met 75%. Gericht surveilleren op hot spots op tijdstippen waarop veel wordt ingebroken kan (potentiële) slachtoffers een veilig gevoel geven. Dit effect is in projecten echter nog niet vastgesteld. Het effect van surveillance door politie of stadswachten kan worden versterkt door de plaatsing van alarminstallaties en/of camera’s. Effecten: • • • • •
sterke impuls aan het vergroten van direct contact tussen politie en burgers terugdringen van het aantal inbraken sociale controle is toegenomen geen vermindering van onveiligheidsgevoelens bereidheid van verdachte situaties te melden niet verhoogd
11
Tips: • • •
situationele misdaadanalyse op regionaal niveau follow up na repressieve maatregelen voorkomt dat de geboekte winst weer even snel verdwijnt (voorbeeld: opbouwen van structurele contacten in de buurt) zorg ervoor dat toezeggingen van de politie ook kunnen worden nagekomen
Voorbeeldproject: Preventie Ouderenwoningen PiPo, Gemeente Reimerswaal Zeeland Buurtpreventie (sociale preventie) Een vorm van buurtpreventie is de burenbel. Deze alarmeert onder andere buren bij (poging tot) inbraak. Communicatiemiddel: • •
via de telefoon gaat goed via de kabel is eigenlijk mislukt
Effecten van de burenbel volgens de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV): • •
De burenbel geeft de eigenaren een veiliger gevoel. De sociale controle neemt toe. Inbrekers lijken woningen die op het systeem zijn aangesloten te mijden.
Effecten van de burenbel volgens de politie: • • • •
sociale controle neemt toe, de bewoners houden elkaars woningen in de gaten snelle reactie op inbraak grotere kans op getuigen en bruikbare signalementen veel minder valse meldingen
Tips: • • • • • • • • •
bekabeling e.d. indien noodzakelijk vooral bij nieuwbouw van te voren aanbrengen eenvoudige bediening snelle reactie in geval van alarm voorkom vals alarm alle bewoners van de woning moeten op de hoogte zijn van de werking van het systeem regel de rollen van de diverse partners (politie, burgers, media) goed alle deelnemers moeten geïnteresseerd zijn enigszins gemengde gebruikersgroep (variatie in leeftijd en een deel overdag thuis) voorkom een rechtstreekse confrontatie tussen burgers en criminelen
Voorbeeldprojecten: Burenbel Weert, Hoogezand, Nijmegen Doelgroepgerichte preventie (dadergericht) Het is van belang kennis te vergaren over de daders/dadergroepen die verantwoordelijk zijn voor het leeuwendeel van de woninginbraken en daarop specifiek beleid te voeren. Indien woninginbraken bijvoorbeeld in een directe relatie staat tot drugsoverlast is het veel effectiever gebleken om activiteiten in de eerste plaats te richten op vermindering van drugsoverlast (sluiten drugspanden, projecten CAD, etc.) dan uitsluitend op preventie van inbraakgelegenheid. Jeugdbeleid is zinvol indien veel jongeren inbreken. Vroegtijdig signaleren van het blijven volgen van jeugdige delinquenten zou onderdeel kunnen uitmaken van een effectief jeugdbeleid. Tip: follow up na repressieve maatregelen voorkomt dat de geboekte winst weer even snel verdwijnt (voorbeeld: opbouwen van structurele contacten in de buurt) Voorbeeldproject: 7 stappen-model Groningen
12
Voorlichting aan nieuwe bewoners (slachtoffergericht) Voorlichting aan nieuwe bewoners over risico's en preventieve maatregelen. Onderzoek naar de effecten van schriftelijke advisering wijst uit dat de uitstraling hiervan gering is. Beter werkt persoonlijke advisering door politiefunctionarissen. Ook voorlichtingsbijeenkomsten blijken een effectief instrument ter vergroting van de kennis over criminaliteit en ter bevordering van de toepassing van preventieve maatregelen te kunnen zijn. Anderen spreken dit echter tegen. Met betrekking tot situationele maatregelen kan deze voorlichting zich richten op: • • • •
het beperken van de toegankelijkheid. Met name de toepassing van fysieke/technische maatregelen (bijvoorbeeld deugdelijk hang- en sluitwerk) blijkt een effectief middel tegen gelegenheidsinbraken. de inrichting van de woonomgeving (woningdifferentiatie, materiaalgebruik, verlichting, etc.). sociaal-beheermatige aspecten (onderhoud/herstel, inplaatsing/uitplaatsing, bewonerscommissies, huismeesters, etc.). het vergroten van de mogelijkheden tot sociale controle en het uitoefenen van toezicht.
Doel is tevens het bevorderen van de zelfredzaamheid van burgers. Effect: • •
Effect van schriftelijke advisering is gering Persoonlijke advisering door politiefunctionarissen en voorlichtingsbijeenkomsten kan effectief zijn. Niet iedereen is deze mening toegedaan.
Tip: persoonlijke advisering door politiefunctionarissen en voorlichtingsbijeenkomsten kunnen effectief zijn; deze laatste als die gevolgd kunnen worden door een aanbod vanuit politie. Voorlichting aan risicogroepen; alleenwonenden en jonge mensen (slachtoffer-, situatiegericht) Voorlichting aan risicogroepen over risico's en preventieve maatregelen. Bijvoorbeeld voorlichting aan mensen die hun huis frequent leeg achterlaten in verband met hun werk. Of voorlichting aan mensen die in hoekwoningen (bij rijtjeshuizen) of vrijstaande huizen wonen. Mensen die in een grote risicovolle wijk of gemeente wonen. Mensen die in een wijk met een groot aantal vluchtroutes wonen of in een bedrijvige omgeving/buurt gekenmerkt door massaliteit en anonimiteit. Tips: • • •
persoonlijke advisering door politiefunctionarissen en voorlichtingsbijeenkomsten; deze laatste zijn effectiever als die gevolgd kunnen worden door een aanbod vanuit politie. advies over inbraakwerend hang- en sluitwerk onder aandacht brengen van alarmeringssystemen en zelfverdedigingscursus
Voorlichting bij herhaald slachtofferschap (slachtoffer-, situatiegericht) Doelen: • • •
aanzetten van slachtoffer tot het nemen van preventieve maatregelen. tegengaan van herhaald slachtofferschap verbetering van de informatieverstrekking aan slachtoffers, de doorverwijzing naar hulpinstanties en de bemiddeling bij het verhalen van schade (naleving richtlijn en Wet Terwee). Hieronder valt bijvoorbeeld restorative justice ofwel het bemiddelen tussen dader en slachtoffer(s) bij het repareren of compenseren van de schade. In Japan probeert men crimineel gedrag onder controle te krijgen met het proces van bekennen, berouw tonen en vergeving. Inbrekers die dit proces doorlopen krijgen een andere aanpak of worden door het gerecht schappelijk behandeld.
13
Effecten: • •
geruststelling en/of opluchting bij het slachtoffer aanzetten van slachtoffer tot het nemen van eenvoudige technische maatregelen, zoals verbetering van hang- en sluitwerk en aanbrengen van schrikverlichting
Tips: • • • •
• • • • •
snelle reactie een integrale aanpak biedt de beste waarborgen om een hoog rendement te behalen. persoonlijke advisering door politiefunctionarissen van alle inbraakslachtoffers sorteert een groter effect dan schriftelijke advisering en leidt tot een positievere houding jegens de politie. Het effect van zuiver schriftelijke advisering is gering. een positieve vo orlichtingstrategie, waarbij de nadruk ligt op de beheersbaarheid van inbraak leidt tot een meer positieve houding ten aanzien van de eigen preventiemogelijkheden en tot minder onveiligheidsgevoelens. Een negatieve boodschap: "het nalaten van preventiemaatregelen heeft een verhoogde slachtofferkans tot gevolg", werkt averechts. Voldoende tijd inruimen tijdens de gesprekken voor het opnemen van de gegevens, het omgaan met 'het slachtoffer-gevoel' en het preventie-advies. controleren van uitgevoerde preventieve maatregelen en verstrekken van certificaat plus raamstickers korting op inbraakwerende middelen door leveranciers korting op inboedelverzekering door verzekeringsmaatschappijen eventueel tijdelijke preventieve maatregelen (bijvoorbeeld stille alarminstallatie door politie)
Voorbeeldproject: •
• •
Samen werken aan veilig wonen, politieregio Utrecht Het project 'Samen werken aan veilig wonen' in de politieregio Utrecht, dat navolging heeft gekregen in tal van andere politieregio's, is een goed voorbeeld van een integrale aanpak en blijkt bijzonder succesvol om het aantal inbraken en pogingen daartoe te verminderen en om de veiligheidsbeleving te bevorderen. Bewoners krijgen van de politie een advies op maat aangeboden dat bij implementatie leidt tot toekenning van een 'certificaat'. Politie regio IJsselland Vijf-sterrenaanpak woninginbraken, politiedistrict Twente-Zuid
b. Gedragsbeïnvloeding Bemiddeling (dadergericht) Bij bemiddeling treedt een bemiddelaar op als tussenpersoon tussen jongere en allerlei anderen zoals ouders, politiefunctionarissen, leerplichtambtenaren, onderwijzers, etc. De hulpverlener verleent niet direct zelf hulp aan de jongere maar tracht een goede communicatie tussen de jongere en zijn omgeving te bewerkstelligen. De instroom van jongeren bij bemiddelingsprojecten is over het algemeen hoog. De aanpak wordt met name toegepast voor risicojongeren, Halt-jongeren en first offenders. Projecten zijn niet specifiek gericht op woninginbraak, maar hebben een algemene preventieve insteek. Effect: •
Bemiddeling lijkt in tweederde van de gevallen waarbij deze specifiek is toegepast voor allochtone jongeren succesvol te verlopen. Zowel ouders als jongeren blijken na afloop tevreden over de aanpak.
Algemene tips voor preventie en proactie: • •
korte periode tussen aanmelding en aanvang hulpverlening werk snel en probeer wachtlijsten te voorkomen;
14
• • • • • • • • • • • •
vroegtijdige signalering en interventie voor een vroegtijdige signalering van problemen is een goede samenwerking tussen instanties een noodzakelijke voorwaarde motiveer zowel de jongeren als hun ouders streef naar het oplossen van praktische problemen bij jongeren; sluit aan bij de mogelijkheden van de jongere zelf; benader de jongere niet alleen, maar in zijn of haar sociale context; leg nadruk op vertrouwen; wees actief en ondernemend, leg bijvoorbeeld huisbezoeken af; benut zoveel mogelijk het bestaande aanbod van instellingen een goede registratie van activiteiten om inzicht te verkrijgen in projectresultaten streef naar het nakomen van afspraken van zowel projectmedewerkers als jongeren; het sanctioneren van verplicht geplaatste jongeren wanneer zij uitvallen uit een project, dit met het oog op de geloofwaardigheid daarvan, ook naar andere deelnemers. Een goede communicatie tussen project en justitie is daarbij belangrijk.
Lichte begeleiding (dadergericht) Lichte begeleiding bestaat uit een langere periode van begeleiding van drie tot zes maanden. De begeleiding bestaat met name uit (wekelijkse) gesprekken met de jongere en personen uit diens sociale netwerk. Daarnaast worden eventuele praktische problemen aangepakt met bijvoorbeeld huisvesting of de school. Lichte begeleiding wordt met name gegeven aan licht-criminele jongeren. Projecten behorende bij deze aanpak zijn niet specifiek gericht op het delict woninginbraak, maar hebben een algemene preventieve insteek. Effecten: Over de resultaten van deze benadering is nog weinig bekend. Intensieve trajectbegeleiding (dadergericht) Intensieve trajectbegeleiding (ITB) is gericht op het bieden van toekomst perspectief in combinatie met strikte afspraken en controle. Bij ITB wordt er in een periode van ongeveer drie maanden zeer ruime aandacht aan de jongere geschonken. Medewerkers zijn gedurende die tijd in principe 24 uur per dag beschikbaar voor de jongere. De hulpverlener voert gesprekken met de jongere en diens sociale netwerk, inclusief de ouders. Vervolgens wordt er een werkplan opgesteld met een doel en een bijbehorend traject. De begeleider helpt de jongere bij het afleggen van dit traject door middel van bijvoorbeeld gesprekken, tips of adviezen. Intensieve trajectbegeleiding is met name bedoeld voor zowel licht-criminelen als harde-kernjongeren. Projecten behorende bij deze aanpak zijn niet specifiek gericht op het delict woninginbraak, maar hebben een algemene preventieve insteek. Effecten: • • •
de leefsituatie van de jongeren verbetert mate van recidive neemt af; Gemiddeld gezien recidiveert 65% van de deelnemers van hardekernprojecten percentage recidive bij zware jongens is aan de forse kant; crimineel gedragspatroon van zware jongens is moeilijk te veranderen
Specifieke tips Intensieve begeleiding • • •
een doortastend optreden naar de jongere toe een doortastende aanpak van zijn problemen uitgaan van de positieve eigenschappen van de jongere
Casemanagement (dadergericht) Casemanagement houdt niet direct uitvoerende hulpverlening in maar juist de organisatie daarvan. Met deze aanpak wordt beoogd om op gecoördineerde wijze gebruik te maken van het reguliere hulpaanbod. De casemanager is verantwoordelijk voor deze coördinatie. Hij brengt de problemen van de jongere in kaart, analyseert deze en stelt een individueel begeleidingsplan op, dat vervolgens wordt uitgevoerd met behulp van de samenwerkende hulporganisaties. Casemanagement wordt toegepast voor uiteenlopende groepen jongeren, met uitzondering van de jongeren die slechts zeer beperkte
15
problemen hebben. Projecten behorende bij deze aanpak zijn niet specifiek gericht op het delict woninginbraak, maar hebben een algemene preventieve insteek. Effecten: •
De effecten liggen met name op het vlak van netwerkvorming, samenwerking en een verbeterd zicht van instanties op de problemen van jongeren.
Specifieke tip Casemanagent •
investeren in netwerkvorming om een integraal hulpaanbod te kunnen bieden.
Kansverbetering (dadergericht) Bij kansverbetering worden jongeren concrete vaardigheden bijgebracht of wordt hen geleerd hun vrije tijd zinvol te besteden. Tot het aanbod van deze aanpak horen bijvoorbeeld gerichte cursussen, opleidingen en arbeidstoeleiding. Verbetering van het toekomstperspectief van de jongere staat voorop. Kansverbetering wordt aangeboden aan jongeren in achterstandssituaties. Projecten behorende bij deze aanpak zijn niet specifiek gericht op het delict woninginbraak, maar hebben een algemene preventieve insteek. Effecten: De resultaten van deze aanpak zijn positief. Zo worden onder andere resultaten geboekt voor wat betreft opleiding, werk en zelfvertrouwen. In projecten gericht op jongeren in achterstandsituaties blijkt de ondersteuning bij het zoeken van werk en scholing vaak het meest geslaagd. In de literatuur zijn ook effecten bekend van deze aanpak bij verslaafde jongeren: Effecten bij verslaafde jongeren kunnen zijn: • • • •
het ontstaan van wederzijds begrip bij ouders en kinderen en het opstellen van acceptabele regels weerbaarder worden van de jongeren door aanleren van vaardigheden goede verwijzingen binnen gezinnen bespreekbaar worden van omgaan met drugs
Specifieke tips Kansverbetering: • • • • • •
aanreiken van handvatten aan ouders voor de begeleiding van hun kind samenwerking met scholen (consultatie), jongerenwerk (educatie en vorming) en banencentrum (arbeidstoeleiding) het bieden van adequate begeleiding op de werk- of opleidingsplek zelf het samengaan van deze (curatieve) ondersteuning met preventieve activiteiten, omdat anders de instroom van nieuwe daders het effect teniet doet voor verslaafden is een goede samenwerking met het CAD noodzakelijk voor succes (deskundigheid straathoekwerk verslavingszorg, voorlichting op maat en ontwikkeling preventieprojecten) samenwerking tussen politie, maatschappelijk werk en Riagg voor jongeren met psychische problemen (lange wachttijdenproblematiek)
c. Civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen Terugdringen verslavingsoverlast (situatiegericht) Indien rondom drugspanden veel wordt ingebroken, blijken activiteiten gericht op het verminderen van de drugsoverlast ook vermindering van woninginbraken op te leveren. Alleen maatregelen waardoor de gelegenheid tot inbraak afneemt, leveren nauwelijks enig effect op.
16
Effecten: • •
minder drugsoverlast minder inbraken
Tips: • • •
sluiten van drugspanden extra surveillance bewoners adviseren over preventieve maatregelen
Voorbeeldprojecten: • • •
Boswinkel, Enschede Wesselerbrink Zuid West, Enschede 't Zeggelt, Enschede
Helingbestrijding (dadergericht) Een actieve helingcontrole bijvoorbeeld door het controleren van opkopers, kan bijdragen in de oplossing van zowel woninginbraken als vermogensdelicten. In Utrecht bleek dat een vaste groep van personen met antecedenten op het gebied van vermogensdelicten goederen aan opkopers verkochten. In een aantal gevallen kon worden aangetoond dat de goederen van een misdrijf afkomstig waren.
Effecten: • •
actieve helingcontrole draagt bij aan de oplossing van woninginbraken gestolen goederen kunnen terug naar rechtmatige eigenaar
Tips: • •
afspraken over wie verantwoordelijk is voor inbeslagname structurele aanpak: structureel tijd inruimen voor helingcontrole
Voorbeeldproject: Heling (controle) Utrecht Informatie-uitwisseling (dadergericht) Regionaal werken kan een bijdrage leveren aan specifieke dadergerichte preventie. Informatie kan gebundeld worden waardoor een beter zicht wordt gekregen op de daders. Doelen: • •
verminderen van het woninginbraakrisico verhoging van het ophelderingspercentage
Tips: • • • •
zorg voor een convenant met alle samenwerkingspartners (onder meer politie, Openbaar Ministerie en Justitie) zorg tevoren voor voldoende steun om afspraken te kunnen waarmaken en ga daarbij uit van realistische doelen en een te realiseren inspanning schakel tijdig slachtofferzorg in zorg voor goede coördinatie, aansturing en bewaking van de voortgang
17
• •
zorg gezamenlijk voor een inhoudelijk beargumenteerde planning en stem zo mogelijk subsidie-afspraken hierop af (benoem activiteiten, tijdsinspanning en beschikbare middelen) zorg voor een adequate informatie-uitwisseling (o.a. met het Openbaar Ministerie)
Voorbeeldprojecten: • •
Regionaal daderteam politieregio IJsselland Informatie-uitwisseling bij woninginbraak tussen verzekeraars, politie en justitie
Dader top X en dossiervorming (dadergericht) Het gericht werken met ‘hitlijsten’ van inbrekers. Uit de literatuur blijkt dat 20% van de daders verantwoordelijk is voor 80% van het totaal aantal woninginbraken. Door de adoptie van daders uit de top 10, 20 of 100 lijst krijgen ze het gevoel dat er op hun gelet wordt, ontstaat er een vertrouwensrelatie tussen de politieambtenaar en de dader waardoor begeleiding van deze recidiverende daders beter kan geschieden. Dit biedt tegelijk mogelijkheden voor toepassing van alternatieve sancties en gericht beleid. Ook in Engeland hanteert men een vergelijkbare aanpak. Een voorbeeld hiervan is het ‘Toller Lane Crime Management Model van Bellamy. In Groningen en Breda leidde het dadertop X model (in Groningen verweven in een 7 stappenplan) tot een forse daling van het inbraakpercentage. De inbraakpercentages worden voortdurend gemonitored: "elke verdachte stijging wordt onmiddellijk geanalyseerd op zijn oorzaken: is er weer een bekende dader vrijgelaten, is er een groepje nieuwe inbrekers actief?" Belangrijk voor het succes is de integrale aanpak van meerdere betrokken organisaties en een goede samenwerking. In Breda geeft men aan dat het werken volgens deze methode ook de burgers aanzet tot het bieden van hulp aan de recherche. Ze worden vaker gebeld en krijgen meer tips. Effecten • •
daling van aantal inbraken meer hulp van burgers bij buurtonderzoek
Tips: • • • • • • • • •
integrale aanpak Lijst in overleg met OM vaststellen in verband met bereidheid tot harde en duidelijke aanpak/eis tijdens de zitting. Regelmatig overleg zaak - c.q. beleidsofficier van justitie. Aanwezigheid van voorwaarden voor verlenen van bevel tot voorlopige hechtenis. Personen op de lijst zijn frequent schuldig aan inbraken in woningen. Politie dient steeds op de hoogte te zijn van de meest actuele informatie m.b.t. de daders en deze informatie centraal vast te leggen en actueel te houden, bijvoorbeeld in een Regionaal Informatieknooppunt Woninginbraak (RIW). Standaard buurtonderzoek. Dadergericht rechercheren; op doelmatige wijze de juiste informatie verstrekken/vergaren over daders op het moment dat men dit ook daadwerkelijk nodig heeft. RIW heeft hierin een belangrijke rol. Opsporing, vervolging, voorgeleiding en celcapaciteit zijn op elkaar afgestemd (ketenverantwoordelijkheid). Betrek de reclassering bij de "harde kern".
Voorbeeldprojecten: • • •
Politie Noord-Brabant Politie Breda Politie Groningen
18
Misdaadanalyse (dadergericht) Voor een effectieve aanpak van woninginbraken is het van belang zich een goed beeld te vormen van het probleem (probleemverkenning en diagnose). Wie plegen de inbraken en waar bevinden zich de hot spots? Dit is een voorwaarde voor succes. Locaties waar inbraken samengaan met veel overlast van drugshandel en drugsgebruik vragen bijvoorbeeld om een specifieke aanpak. Belangrijk bij de probleemverkenning is dat door de politie verschillende partners worden ingeschakeld (woningbouwverenigingen, gemeenten, buurtbewoners). Dit is essentieel voor hun inzet (financieel, fysiek) in latere fasen. Bij horen verdachte aandacht schenken aan motieven en afzet van goederen en helers. Tips: • • • • • • •
Opsporen en inzichtelijk maken van verbanden tussen criminaliteitsgegevens onderling en overige relevante gegevens. Verzorgen van inzicht in het districtelijk criminaliteitsbeeld woninginbraken en ontwikkelingen hierin. Ontwikkelen van een standaard m.b.t. analyses criminaliteitsbeeld waardoor deze in tijd vergelijkbaar zijn. Het ondersteunen van repressieteams Het vervaardigen van zaak-, delict- en dadergroepanalyses. Ontwikkelen van inzicht in daders en slachtoffers woninginbraken Uitvoeren van procesevaluaties
Voorbeeldproject: Vijf-sterrenaanpak woninginbraken, politiedistrict Zuid-Twente. Misdaadanalyse maakt een klein onderdeel uit van dit zeer uitgebreide project. Case -screening (dadergericht) Case-screening houdt in dat door middel van een gestructureerd selectiesysteem wordt bepaald of voor een "zaak" opsporingscapaciteit zal worden ingezet. Bereikt wordt een adequate aanpak van zaken (objectieve keuze). Tips: • • • • • • • • •
streef naar aangiften van hoge kwaliteit betrek CID betrek TR bijdrage uit informatiesystemen zoals BPS, HKS instemming van OM aanboren van noodzakelijke capaciteit kwaliteitseisen aan de functie case-screener zaken-overleg tussen politie en justitie helder beschrijven van de totale procesgang
Er ontstaat een meer geïntegreerd rechercheproces. Voorbeeldproject: Case-screening in Drenthe Geografisch informatiesystemen GIS (dadergericht) Geografisch Informatiesysteem (GIS) is een softwareprogramma gekoppeld aan een database met (onder andere) geografische gegevens. GIS is een digitale kaart van criminaliteitsgegevens. Deze kan gebruikt worden als localisatiemiddel voor politie-eenheden, objecten, incidenten, delicten, hot spots, daders etc. Als analysemiddel voor operationele en strategische doeleinden en als onderzoeksmethode voor researchdoeleinden. Effecten: § §
Verbeterde aansturing van surveillance-eenheden, zodat politie sneller ter plaatse is. Profielen van daders worden inzichtelijker, waarmee richting kan worden gegeven aan opsporingsacties.
19
Tip: Zorg ervoor dat verschillende soorten gegevens aan het systeem gekoppeld kunnen worden (HKS, CBS, meldkamergegevens, databases, SPSS-bestanden). Voorbeeldprojecten: • •
Landelijke Werkgroep GIS Criminografische kaart, Politie Haaglanden; project verkeert nog in testfase
Inzet Technische Recherche (TR) (dadergericht) De Technische Recherche legt sporen die van belang zijn voor verder opsporingsonderzoek vast. Het bewerken en verwerken van deze sporen kan mede leiden tot identificatie van de dader/verdachte.
Effect: •
De TR levert een aanzienlijke bijdrage in het aanhouden van inbrekers. Het resultaat van een onderzoek in Drente stelt vast dat 20 daderidentificaties bij inbraken in een tijdsbestek van 3 maanden, een aanzienlijke bijdrage vormt in het totaal van het aangehouden inbrekers in Drente.
Tip: Streef naar structureel sporenonderzoek. Het is een belangrijk aspect in het totale proces en is bepalend voor het uiteindelijke succes. Opsporing door kennis herhaald slachtofferschap (dadergericht) Politiemonitor geeft aan dat 21% van de slachtoffers in één jaar tijd meer dan eens slachtoffer zijn geworden van woninginbraak. Herhaalde slachtoffers zorgen voor 44% van alle woninginbraken. Van de opgeloste herhaalde inbraken en waarvan ook de eerste inbraak werd opgelost, blijkt dat 63% ook de eerste inbraak heeft gepleegd. In Engeland heeft men goede resultaten geboekt met het merken van waardevolle goederen zoals computers en beeld-/geluidsapparatuur met traceerbare computerchips, zodat de positie van die goederen kan worden gelokaliseerd. Effecten: • •
kan kostenbesparend werken kan voorspellen waar toekomstige daders zich mogelijk bevinden
Tips: • • • •
werken met protocol procesbeschrijving diefstal uit woning nagaan of bepaalde (kennissen van) verdachten ook betrokken geweest kunnen zijn bij eventuele inbraken in het verleden in gebieden met veel herhaalde inbraken uitzoeken of woninginbraken gepleegd kunnen zijn door specifieke daders of dadergroepen beperk de aandacht (bijvoorbeeld voor gerichte surveillance) tot de verhoogde risicoperiode
Voorbeeldprojecten: • •
Politie regio Haaglanden Vijf-sterrenaanpak Woninginbraken, politiedistrict Twente-Zuid
Gerichte surveillance (dadergericht) Gericht surveilleren op hot spots op tijdstippen waarop veel wordt ingebroken kan de pakkans vergroten. Woninginbraken Teams WIT (dadergericht) Gespecialiseerde woninginbraken teams met een dadergericht aanpak.
20
Tips: • • • • •
stroomlijning in aanpak van woninginbraken en verbetering van de kwaliteit van het opsporingsonderzoek (ontwikkeling standaardprocedure WIT) reserveren van tijd en capaciteit voor WIT centraal aanspreekpunt voor Justitie betere informatiepositie en dus meer zicht op daders, helers en opkopers van gestolen goederen samenwerking met wijkagenten en RIW
Voorbeeldproject: WIT’s Utrecht Registratie hot spots (dader-, situatiegericht) Het in kaart brengen van hot spots (locaties waar relatief veel wordt ingebroken) en de tijdstippen waarop dat vooral gebeurt, biedt mogelijkheden voor gerichtere aanpak van woninginbraak onder andere via gerichte surveillance. Registratie hot spots in combinatie met gerichte surveillance werkt preventief, maar bovendien neemt de kans op heterdaad aanhoudingen toe . (Zie ook herhaald slachtofferschap en GIS. ) Tips: • • • •
preventieve maatregelen zoals beter hang- en sluitwerk inschakelen van buren gericht politietoezicht repressieve acties
Voorbeeldproject (in voorbereiding): Politie regio Haaglanden Verhoging aangiftebereidheid van de burger en correcte verwerking (slachtoffergericht) Doelen zijn verhoging van de aangiftebereidheid bij de burgers en goede opname en verwerken van de aangiftes. De algemene bekendheid die nodig is, kan bereikt worden door veelvuldige en duidelijke publicaties in diverse media plus het deur aan deur verspreiden van stickers met het bewuste telefoonnummer. Tips: • • • •
draag zorg voor algemene bekendheid van het telefoonnummer dat in geval van inbraak gebeld moet worden ontwikkelen van een werkproces aan de hand waarvan woninginbraken behandeld moeten worden duidelijke klantvriendelijke informatiemap met al de benodigde formulieren zorg voor terugkoppeling naar het slachtoffer met betrekking van de stand van zaken van ‘hun’ inbraak
Voorbeeldproject: Politie Noord-Holland Noord Conventionele strafmaatregelen (dadergericht) De richtlijnen die het Openbaar Ministerie hanteert betreffen vaak interne richtlijnen. Hetzelfde geldt voor strafmaatbepaling. Er is geen openbaarheid van deze richtlijnen omdat verdachten er anders rechten aan zouden kunnen of willen ontlenen. Uit verschillende jurisprudentie blijkt dat bij woninginbraak voor de strafmaat meetellen: • • •
de inbreuk op de privacy het gevoel van onveiligheid dat als gevolg van de inbraak ontstaat op een plek, die nu net dè plek zou moeten zijn waar je je in ieder geval veilig zou moeten voelen het ontnemen van persoonlijke dingen (met emotionele waarde)
21
Deze punten verhogen de strafwaarde van dit type delict. Het Wetboek van Strafrecht stelt in de artikelen 310 tot en met 312 woninginbraak strafbaar. De maximale strafbedreiging bedraagt bij dit type delicten - afhankelijk van de wijze waarop het gebeurt - 4 tot 12 jaren of een geldboete van de vierde of vijfde categorie. Verdere maatregelen kunnen zijn: • • •
inbeslagname van gestolen goederen civiele partijstelling ten behoeve van schade ten gevolge van inbraak ontnemingsvordering voor ‘winsten’ die de dader gemaakt heeft
Effecten: •
•
Onder een aantal voorwaarden kan van een conventionele strafmaatregel een preventieve werking uitgaan. Het effect dat wordt beoogd betreft een afname van het aantal daders en van het percentage recidivisten. De straf moet dan wel snel opgelegd worden, in verhouding staan tot en een duidelijke relatie hebben met het vergrijp en niet afhankelijk zijn van later gedrag dat de straf kan beïnvloeden. Vaak is het effect echter gering. Een project in Enschede laat zien dat detentie weinig of geen effect heeft op de Marokkaanse en Tunesische jongens in dit project. Deze groep jongeren vormt hierop echter geen uitzondering. Zodra de jongeren vrijkomen of gedurende een proeftijd begaan ze in meerderheid opnieuw misdrijven. Harde kernjongeren zijn over het algemeen minder gevoelig voor straf. Het ondersteunen van jongeren bij een rechtszaak door een reclasseringsambtenaar kan het winnen van vertrouwen, maar ook lagere of alternatieve straffen tot gevolg hebben.
Tip: snelle oplegging van de straf Voorbeeldproject: Justitie in de buurt (JIB), Arnhem In dit project streeft justitie het volgende na: • • • • • •
verkorting strafrechtelijke doorlooptijd versnelde procedure hoger beroep executie versneld door project met parketpolitie slachtoffers in alle gevallen op de hoogte gebracht van verloop van de zaak afloop processen-verbaal stelselmatig aan politie teruggekoppeld alle lokale zaken door JIB op zitting gedaan
De Reclassering, de Raad voor de Kinderbescherming en het Bureau HALT werken regelmatig vanuit het JIB-kantoor. In samenwerking met Justitie verzorgen zij: • • •
het geven van voorlichting aan scholen en groepen in de wijk het rapporteren in huis-aan-huisbladen over de afloop van bepaalde strafzaken het tenuitvoerleggen van alternatieve sancties in de wijk
Taakstraffen: leer- en werkstraffen (dadergericht) Van der Laan (1993) geeft aan dat er onder de Nederlandse bevolking draagvlak bestaat voor alternatieve afdoeningen als dienstverlening, arbeidstraining, schadevergoeding en conflictbemiddeling. Taakstraffen kunnen een werkstraf, een leerstraf of een combinatie van beide inhouden. Een werkstraf houdt in dat de jongere onbetaald fysieke arbeid verricht gedurende maximaal 200 uur. Het gaat daarbij om maatschappelijk nuttig, onbetaald werk voor niet-commerciële instellingen, bijvoorbeeld bejaardentehuizen, ziekenhuizen, kinderboerderijen of gemeentelijke plantsoenendiensten. Bij een leerstraf worden de jongere bepaalde vaardigheden bijgebracht of wordt hij geconfronteerd met de gevolgen van het gepleegde delict voor het slachtoffer. Een taakstraf kan gegeven worden als alternatief voor een hoofdstraf zoals jeugddetentie of een geldboete. Als de gestrafte de taken niet naar behoren uitvoert, niet op de afgesproken tijden aanwezig is of zich onvoldoende inzet, moet hij alsnog zijn straf ‘uitzitten’.
22
Effecten: • •
Uit onderzoek blijkt dat in vergelijking met traditionele sancties het recidivepercentage iets lager ligt bij taakstraffen. Naarmate de doelgroep minder eerdere justitiecontacten heeft, is er minder sprake van recidive.
Tips : • • • •
een goede omschrijving van de doelgroep voor een leer- of een taakstraf het houden van een ‘marktonderzoek’ voorafgaand aan de start van een project om de grootte van de doelgroep te bepalen (afstemming vraag en aanbod) goede bekendheid van een project bij de verwijzers (reclassering, advocatuur, staande en zittende magistratuur) een goed draagvlak bij de verwijzers (reclassering, advocatuur, staande en zittende magistratuur)
Voorbeeldprojecten: • • • • • •
leerstraf Slachtoffer in Beeld leerstraf Sociale Vaardigheidstraining leerstraf Ervaringsleren (bijvoorbeeld ‘De Tukker", Almelo) leer/werkstraf leerstraf Dagtrainingscentrum (DTC )/Kwartaalcursus (Amsterdam)/Cashba (Rotterdam) leerstraf harde kern Stelselmatige Daderaanpak (bijvoorbeeld Dordrecht, Groningen)
Specifieke taakstraffen: leerstraf harde kern (dadergericht) De leerstraf harde kern heeft als doel de leefsituatie van jongeren te verbeteren en verder crimineel gedrag te voorkomen. De doelgroep bestaat uit jongeren in de leeftijd van 15-25 jaar tegen wie minimaal vijf processen-verbaal zijn opgemaakt. Aan deelnemers wordt intensieve begeleiding geboden in een traject dat met name gericht is op scholing en arbeidstoeleiding. Bij uitval krijgen deelnemers vaak alsnog een vrijheidsstraf opgelegd. Tips: • •
het bieden van een toekomstperspectief in combinatie met strikte afspraken en controle zie ook taakstraffen algemeen
Voorbeeldprojecten o.a.: • •
Den Bosch Deventer
Specifieke taakstraffen: Stelselmatige daderaanpak (dadergericht) De Stelselmatige Daderaanpak is ontwikkeld voor delinquenten die met grote regelmaat crimineel gedrag vertonen en van wie zonder verdere interventie geen verandering verwacht mag worden. Zij krijgen de keus: of politie en justitie zullen de delinquent het leven zo zuur mogelijk maken of hij kan zijn criminele gedrag afzweren. In het laatste geval krijgt hij intensieve begeleiding. Het traject kan bijvoorbeeld bestaan uit het uitvoeren van een werkstraf, soms in combinatie met één of meer leerstraffen, en het volgen van trainingen, cursussen en behandeling. Tips: • •
een goede uitvoering van het politietraject ook wanneer de delinquent zich onttrekt aan de begeleiding zie ook taakstraffen algemeen
23
Voorbeeldprojecten o.a.: • •
Groningen Utrecht
Spullen terug (slachtoffergericht) Onderdeel van het project ‘Impuls Veilig Wonen’ in Utrecht vormt het deelproject ‘spullen terug’. Tijdens enkele uren televisiezendtijd per week worden goederen getoond, die afkomstig zijn van diefstal met de bedoeling deze bij de rechtmatige eigenaar terug te bezorgen. Mensen worden tijdens de uitzendingen ook geïnformeerd over het politiewerk en over bijzondere acties van de politie. Verder worden de resultaten gemeld van grootscheepse opsporingsonderzoeken en wordt de kennis van de verkeersregels opgefrist. Effecten: • •
veel gedupeerden hebben hun eigendommen teruggekregen mensen worden beter geïnformeerd over het politiewerk, resultaten en bijzondere acties
Voorbeeldproject: Spullen terug, Politieregio Utrecht Voorlichting aan slachtoffers van woninginbraak (slachtoffergericht) Zie ook: Opsporing door kennis herhaald slachtofferschap. Doelen: • • • •
het verminderen en/of tegengaan van angstgevoelens als gevolg van woninginbraak. Opvang slachtoffer geschiedt meestal in eerste instantie door wijkteamlid politie, vervolgens door Bureau Slachtofferhulp. aanzetten van slachtoffer tot het nemen van preventieve maatregelen. tegengaan van herhaald slachtofferschap verbetering van de informatieverstrekking aan slachtoffers, de doorverwijzing naar hulpinstanties en de bemiddeling bij het verhalen van schade (naleving richtlijn en Wet Terwee). Hieronder valt bijvoorbeeld restorative justice ofwel het bemiddelen tussen dader en slachtoffer(s) bij het repareren of compenseren van de schade. In Japan probeert men crimineel gedrag onder controle te krijgen met het proces van bekennen, berouw tonen en vergeving. Inbrekers die dit proces doorlopen krijgen een andere aanpak of worden door het gerecht schappelijk behandeld.
Effecten: • •
geruststelling en/of opluchting bij het slachtoffer aanzetten van slachtoffer tot het nemen van eenvoudige technische maatregelen, zoals verbetering van hang- en sluitwerk en aanbrengen van schrikverlichting
Tips: • • • •
•
snelle reactie een integrale aanpak biedt de beste waarborgen om een hoog rendement te behalen. persoonlijke advisering door politiefunctionarissen van alle inbraakslachtoffers sorteert een groter effect dan schriftelijke advisering en leidt tot een positievere houding jegens de politie. Het effect van zuiver schriftelijke advisering is gering . een positieve voorlichtingstrategie, waarbij de nadruk ligt op de beheersbaarheid van inbraak leidt tot een meer positieve houding ten aanzien van de eigen preventiemogelijkheden en tot minder onveiligheidsgevoelens. Een negatieve boodschap: "het nalaten van preventiemaatregelen heeft een verhoogde slachtofferkans tot gevolg", werkt averechts. Voldoende tijd inruimen tijdens de gesprekken voor het opnemen van de gegevens, het omgaan met ‘het slachtoffer-gevoel’ en het preventie-advies.
24
• • • •
controleren van uitgevoerde preventieve maatregelen en verstrekken van certificaat plus raamstickers korting op inbraakwerende middelen door leveranciers korting op inboedelverzekering door verzekeringsmaatschappijen eventueel tijdelijke preventieve maatregelen (bijvoorbeeld stille alarminstallatie door politie)
Voorbeeldprojecten: •
•
Het project Samen werken aan veilig wonen in de politieregio Utrecht, dat navolging heeft gekregen in tal van andere politieregio’s, is een goed voorbeeld van een integrale aanpak en blijkt bijzonder succesvol om het aantal inbraken en pogingen daartoe te verminderen en om de veiligheidsbeleving te bevorderen. Bewoners krijgen van de politie een advies op maat aangeboden dat bij implementatie leidt tot toekenning van een ‘certificaat’. Politieregio IJsselland
4. Literatuur en links Angenent H. Criminaliteit van allochtone jongeren: Feiten, oorzaken en achtergronden Intro BV Baarn, 1997 Bartels, A. Behandeling jeugdige delinquenten kan effect hebben 0|25 -Tijdschrift over jeugd, nr.2, 1996, pp. 11-17 Bellamy L.C. The Toller Lane Crime Management Model: tackling crime more effectively Security Journal, Vol. 9, nrs. 1-3, 1997. Bellair P.E. Social interaction and community crime: Examining the importance of neighbor networks Criminology, Vol. 35, nr. 4, 1997 Bennett T. Identifying, explaining and targeting burglary ‘hot spots’ European Journal on Criminal Policy and Research, Vol. 3, nr. 3, 1995 Braithwaite, J. Crime, shame and reintegration Cambridge University Press, New York, NY: 1989 Bijl, R. van der Experimenteren met het Politiekeurmerk veilig wonen: bestaande bouw Stuurgroep experimenten volkshuisvesting, Rotterdam, 1997 Bijl, R. van der en E. Grootendorst Politiekeurmerk veilig wonen Korpsblad van de gemeentepolitie van ‘s-Gravenhage, Den Haag, jaargang 4, nr. 1, 1997 Centraal Bureau voor de Statistiek Geregistreerde misdrijven en gehoorde verdachten in Nederland, de grensgebieden en de vier grote steden, 1990-1995 Kwartaalbericht rechtsbescherming en veiligheid, jrg. 9, nr. 4, 1996, pp. 9-12 Centraal Bureau voor de Statistiek Jaaroverzicht 1996 Kwartaalbericht rechtsbescherming en veiligheid, jrg. 10, nr. 2, 1997
25
Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht: Verharding geregistreerde criminaliteit Centraal Bureau voor de Statistiek, 15 oktober 1998 Clarke, R.V. Situational crime prevention in: M. Tonry (ed.), Crime and Justice: A view of research, Vol. 19, 1995 Clarke, R.V., & P.M. Harris Auto theft and its prevention in: M. Tonry (ed.), Crime and Justice: A view of research, Vol. 16, 1992 Dijk C. van Dadergerichte aanpak dringt in Breda aantal inbraken fors terug Algemeen Politieblad, nr. 2, 1992 Dijk van., Soomeren van, en Partners Woninginbraak, motieven en werkwijzen vanuit daderperspectief Ministerie van Justitie/Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, 1991 Duipmans, D. Preventie of pretentie? De effecten op recidive van een preventieproject in de provincie Groningen Thesis Publishers, Amsterdam, 1993 Ekblom P. Safer cities and residential burglary; a summary of evaluation results in: Crime and Justice in the city: European Journal on Criminal Policy and research, 1996 Ellingworth D., K. Pease Movers and breakers: Household property crime against those moving home International Journal of Risk, Security en Crime Prevention, Vol. 3, 1998 Elsinga, M.G, F.A.G. Wassenberg Criminaliteitspreventie in de woonomgeving Justitiële Verkenningen, jrg. 18, nr. 2, 1992 Essel, W.G. van, N.C.M. Croes, Ch.M. Nijman Criminaliteitspreventie doorgelicht, stand van zaken bij Justitie anno 1996 GITP, Nijmegen, 1997 Expertisecentrum Woningcriminaliteit Drievoudig Perspectief op Woninginbraak: Literatuuronderzoek naar de kansen en mogelijkheden voor vernieuwend politieel beleid Nederlands Politie Instituut, 1998 Eijgenberger A. en S. Buist Justitie in de buurt Arnhem, 1997 Eijgenberger A. Justitie in de buurt: De Arnhemse variant SEC, jrg. 11, nr. 1, 1997 Geerts, R.W.M. Veilig Wonen IJsselland, een evaluatie-onderzoek Bureau Geerts, 1996 Graham J., T. Bennett Crime prevention strategies in Europe and North America Criminal Justice Press and Academic Bookstore, 1995
26
Groen W. Slachtoffergerichte benadering bij woninginbraken: Onderzoek naar de uitvoering en effecten van slachtoffergerichte benadering bij woninginbraken in de politieregio IJsselland BBO, Harderwijk 1996 Haeften, J. van Integrale aanpak bij woninginbraakbestrijding Tijdschrift voor de Politie, nr. 3, 1997 Hakkert A. Herhaald slachtofferschap: Omvang, verschijningsvormen en mogelijkheden voor een aanpak Ministerie van Justitie, Den Haag, 1996 Hesseling, R. en G. Arends Herhaald slachtofferschap van woninginbraken, aanknopingspunten voor een preventieve en repressieve aanpak Algemeen politieblad, nr. 22, 1997 Hekken F. van Integrale aanpak inbraken bij ouderen: Zeeuws preventieproject gaf impuls tot beter contact met burgers Algemeen Politieblad, jrg. 146, nr. 15, 1997 Hekken F. van Kinderbescherming voert regie bij aanpak van jeugdcriminaliteit Algemeen politieblad, jrg. 146, nr. 17, 1997 Hekken F. van Integrale aanpak van woninginbraak: Expertisecentrum Woningcriminaliteit lanceert Kwaliteitsprogramma Veilig Wonen Algemeen Politieblad, jrg. 147, nr. 15, 1998 Hekken F. van Aantal inbraken kan omlaag; Talloze mogelijkheden om aanpak te verbeteren Algemeen Politieblad, jrg. 147, nr. 16, 1998 Hilhorst, N.C., R.M. Bertrand, C.A. van ‘t Hoff, M. van der Meer en P.A.M. Mutsaers Allochtone jongeren en veiligheidszorg, een beschrijving van 45 projecten Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag, 1994 Huizing J. De aanpak van woninginbraken in Groningen volgens het 7-stappenmodel: Inleiding bij het Atelier Inbraak 8 december 1995 Regiopolitie Groningen, 1995 Huys, H.W.J.M. Diefstaldelicten in de enquête rechtsbescherming en veiligheid, in: Kwartaalbericht rechtsbescherming en veiligheid CBS, jaargang 7, nr. 3, Den Haag, 1994, pp. 11-21 Hoff, C.A. van ‘t en N.C. Hilhorst Een kleurrijke aanpak, allochtone jongeren en criminaliteit: een uitwerking van mogelijke oplossingen Van Dijk, Van Soomeren en Partners, Amsterdam, 1996 Informatieknooppunt Haaglanden Herhaald slachtofferschap bij woninginbraak in de regio Haaglanden 1993-1996 Politie Haaglanden, Informatieknooppunt, Analyse en Research, 1997
27
Johnson S.D., Bowers K., Hirschfield A. New insights into the spatial and temporal ditribution of repeat victimization British Journal of Criminology, Vol. 37, number 2, 1997 Kester, J.G.C. en D. Koper Onveiligheid in woonhuizen, in: Kwartaalbericht rechtsbescherming en veiligheid CBS, SDU, jaargang 7, nr. 2, Den Haag, 1994, pp. 59-62 Kleemans, E.R. Strategische misdaadanalyse en stedelijke criminaliteit, een toepassing van de rationele keuzebenadering op stedelijke criminaliteitspatronen en het gedrag van daders, toegespitst op het delict woninginbraak Internationaal Politie Instituut Twente, Universiteit Twente, Enschede, 1996 Kleiman, M. & G.J. Terlouw Kiezen voor een kans; Evaluatie van harde-kernprojecten Ministerie van Justitie, 1997 Kleiman, M. & G.J. Terlouw Zware jongens veranderen niet licht SEC, jaargang 11, nummer 6, 1997 Kroes, L. en H.N. Scholtens Politie en de zorg voor veiligheid Eindrapportage van de evaluatie van de bestuursafspraak bij de politie Twente-Zuid Internationaal Politie Instituut Twente, Twente, 1996 Kuttschreuter, M. en O. Wiegman Het effect van voorlichtingsbijeenkomsten over inbraak Gedrag en Organisatie, nr. 5, 1995, pp. 271-283 Laan P.H. van der Het publiek en de taakstraf: Een maatschappelijk draagvlak voor de taakstraf Justitiële Verkenningen, jaargang 19, nummer 9, 1993 Leusden R. van De duistere kant van Den Haag: De nieuwe criminele kaart van Politie Haaglanden is net verschenen Haagse Courant, 24 oktober 1998 Mayhew, P. en J.J.M. van Dijk Criminal victimisation in eleven industialised countries: key findings from the 1996 International Crime Victimisation Survey Ministerie van Justitie/Rijksuniversiteit Leiden, 1997 Meijers, M. Wijzer door kennis, verslag rondetafelconferentie criminaliteitspreventie B&A Groep, Den Haag, 1997 Mutsaers, P., R. de Wit en H. Spickenheuer Woninginbraak: Omvang, achtergronden en mogelijkheden voor preventie Ministerie van Justitie, Den Haag, 1996 Nationale Woningraad Veiligheidszorg door woningcorporaties: Een integrale aanpak voor veilig wonen (maatregelenboek) Nationale Woningraad, 1997 O. Haley J. Crime prevention through restorative Justice: Lessons from Japan In: B. Galaway (ed.), Restorative Justice: International Perspectives, Kugler Publications bv and Criminal Justice Press, 1996
28
Pease K. Preventing burglary on a British Public Housing Estate In: R.V. Clarke, Situational crime prevention: Succesful case studies, Harrow & Heston Publishers, 1992 Politie Brabant-Noord Handboek Veilig Wonen conceptversie 1998 Politie Brabant-Noord, 1998 Politie Flevoland Almere buiten project inbraakpreventie 1992: Beleving woonomgeving bewoners in Almere-Buiten Politieregio Flevoland, Gemeentepolitie Almere, Woningbouwvereniging Groene Stad Almere, Almere 1992 Politie Noord-Holland Noord W.I.T: Gunstig project; Enquête en nu .....? Politie Noord-Holland Noord, Woning Inbraken Team, Heerhugowaard 1996 Politie Twente Vijf-sterrenaanpak woninginbraken district Zuid-Twente Politie Twente 1998 Politiemonitor Bevolking 1995, tabellen rapportage Sdu, Den Haag, 1995 Politiemonitor Bevolking 1997, landelijke rapportage B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies BV/Intomart BV, Den Haag/Hilversum, 1997 Reijenga P.T., Boelman C., Cappel R., Dool P. van den, Huizing J., López M. Doorbraak bij inbraak: Kansen en mogelijkheden om het fenomeen woninginbraak effectief, doelmatig en klantgericht terug te dringen Nederlands Politie Instituut, 1998 Reijenga P.T., Dool P. van den Preventie loont tegen woninginbraak: Advies over de toekomst van het Politiekeurmerk Veilig Wonen Nederlands Politie Instituut, 1998 Reijnhoudt P. Inbraakrisico daalt 95%: Bewoners voelen zich superveilig met Keurmerk Veilig Wonen SEC, jaargang 12, nummer 3, 1998 RIW Utrecht Evaluatieverslag project RIW 1997 Regionaal Informatie-knooppunt Woninginbraken regio Utrecht, Utrecht 1997 Rood-Pijpers E., Rovers B., Gemert F. van, Fijnaut C. Preventie van jeugdcriminaliteit in een grote stad Sanders Instituut en Gouda Quint, Arnhem, 1995 SEV Burenbel Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, Rotterdam 1995 Sindorf W. & Donkelaar J. van Onderzoek naar de inzetcriteria voor Tr-inzet bij inbraken en het rendement van deze inzet Politie Drenthe, 1996
29
Smeets et al Onveiligheid en allochtonen: Allochtonen en jeugdcriminaliteit Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1993 Soerdjbalie A., Nas J. Woninginbraak en straatroof; een delictspecifieke aanpak Nederlandse Politie Academie, Apeldoorn, 1994 Sprinkhuizen F. & M. v.d. Steuijt Geografische informatiesystemen: Een nieuwe wijze om naar criminaliteitsgegevens te kijken Modus, nummer 4, 1995 Stockdale J.E. & P.J. Gresham Combating burglary: an evaluation of three strategies Police research group, 1994 Crime detection & prevention series, paper 59 Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie Samen werken aan preventie door verzekeraars, politie en justitie bij woninginbraak Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie, 1997 Tilly N. & J. Webb Burglary reduction: Findings from safer cities schemes Police research group, 1994 Crime prevention unit series, paper 51 Vermaas P. Virtueel Zoetermeer biedt meer; Criminologische kaart geeft inzicht in ‘veiligheidsbeeld’ Algemeen Politieblad, jRG., 147, nr. 6, 1998 Versteegh P. Preventievoorlichting aan inbraakslachtoffers: Een onderzoek naar effecten van schriftelijke advisering Politieregio Haaglanden, 1990 Walgrave L. & Aertsen I. Reintegrative shaming and restorative justice: Interchangeable, complementary or different? European Journal on Criminal Policy and Research, Vol. 4, nr. 4, 1996 Werkgroep DROP Case-screening in Drenthe Werkgroep DROP, 1994 Wijn, M. Taakstraffen, stand van zaken, praktijk en resultaten Ministerie van Justitie, Den Haag, 1997 Winkel, F.W. Slachtofferhulp helpt, maar niet altijd. Onderzoek naar de psychologische effecten van herhaald slachtofferschap SEC , nr. 2, 1997
30