Stalking Auteur: drs. N.J. Baas Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC, 2003 Betrokken Officier van Justitie: mw. mr. R.S.T. van Rossem - Broos Hoofdofficier Arrondissementsparket Assen
1. Basisfeiten a. Aard Definitie van stalking of belaging Stalking of belaging is een complex fenomeen, waarbij niet slechts sprake is van één strafbaar feit. Het gaat bij stalking om een reeks (minstens twee) handelingen die elk op zich wettelijk toegestaan kunnen zijn, zoals telefoneren of het sturen van bloemen of brieven. Het is de relatie tussen deze handelingen die maakt dat het slachtoffer waartegen deze zijn gericht, ervan te lijden heeft. Er bestaat geen overeenstemming over wat precies onder ‘stalking’ of ‘belaging’ moet worden verstaan. In de meest strikte zin is alleen sprake van stalking indien de belager zijn slachtoffer bedreigt en daarnaar handelt of kan handelen. Volgens een iets minder strikte opvatting is sprake van stalking indien de dader het slachtoffer bedreigt zonder dat hij daarnaar behoeft te (kunnen) handelen of – nog wat ruimer – als de stalker een gegronde vrees voor lichamelijk letsel of de dood bij het slachtoffer teweegbrengt zonder dat hij haar of hem direct behoeft te bedreigen. Het begrip wordt verder verruimd als ook van stalking mag worden gesproken indien iemand een ander zodanig hindert dat laatstgenoemde zich daardoor ongelukkig voelt zonder dat er bij die persoon sprake behoeft te zijn van vrees. De delictsomschrijving in het Nederlandse wetsvoorstel is nog ruimer. Volgens deze omschrijving is sprake van stalking/belaging ‘als iemand wederrechtelijk stelselmatig inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen’. Het gedrag dat als stalking/belaging mag worden beschouwd, wordt hier vrij ruim genomen. Bovendien wordt in deze omschrijving niet de beperking aangebracht dat alleen sprake is van stalking/belaging, als het slachtoffer duidelijk door het gedrag van de dader wordt geschaad (Baas, 1998). b. Omvang Aantal gepleegde delicten Door verschillen in definitie loopt het percentage slachtoffers van stalking op de totale bevolking bij verschillende onderzoeken uiteen. Bovendien hangt het bij grensgevallen mede af van de subjectieve beleving van de persoon tegen wie de handelingen zijn gericht, of deze zichzelf als slachtoffer van stalking beschouwt (Baas, 1998). Daar komt bij dat stalking een klachtdelict is. Door politie en justitie worden dus alleen die gevallen van stalking geregistreerd waarbij het slachtoffer zelf aangifte heeft gedaan. In 1999, 2000 en 2001 registreerde het landelijk bureau van Slachtofferhulp Nederland respectievelijk 366, 288en 1280 cliënten als slachtoffer van stalking. Het grote verschil in aantal tussen de eerste twee jaren en 2001 houdt verband met een andere wijze van registreren. Voorheen werden slachtoffers van belaging die ook het slachtoffer van een ander delict waren, zoals huiselijk geweld, alleen als slachtoffer van dat andere vergrijp
2
geregistreerd. Er was dus sprake van onderregistratie. Sinds 2001 worden alle slachtoffers van stalking die zich hebben aangemeld voor dat delict meegeteld. Verkaik en Pemberton (2001) komen op grond van de resultaten van buitenlands onderzoek tot een schatting van jaarlijks tussen de 20.000 en 200.000 gevallen van stalking in Nederland. c. Daders Muller e.a. (2000) hebben een dadertypologie ontwikkeld waarin de inzichten van eerdere studies zijn geïntegreerd. Zij onderscheiden vijf typen belagers: — The rejected stalkers reageren op een onwelkom einde aan een intieme relatie door acties te ondernemen die gericht zijn op verzoening of genoegdoening; — The resentful stalkers reageren op een vermeende belediging of kwetsuur door acties die op wraak zijn gericht; — The incompetent suitors zoeken een partner, maar hun methoden zijn op zijn minst contraproductief en op zijn slechtst erg angstaanjagend voor het object van hun verlangens; zij beschikken over zwakke sociale vaardigheden, hebben een weinig realistisch zelfbeeld en een gering invoelingsvermogen, maar er is bij hen meestal geen sprake van ernstige psychische stoornissen; — The intimacy seekers reageren op eenzaamheid en proberen een intieme relatie te bewerkstelligen; deze stalkers hebben in tegenstelling tot de incompetetent suitors veelal wél ernstige psychische stoornissen, zoals wanen; — The predatory stalkers observeren en volgen op hun slachtoffer ter voorbereiding van een (meestal seksuele) aanval op laatstgenoemde; het volgen en observeren vormen meestal ook een doel op zich; deze stalkers belagen hun slachtoffer niet zozeer om het leed te berokkenen, als wel om het in hun macht te hebben; voordat deze stalkers tot een openlijke aanval overgaan, hebben hun slachtoffers dikwijls niets in de gaten. Verreweg de grootste groep, waarschijnlijk meer dan de helft van alle daders, bestaat uit ‘rejected stalkers’, afgewezen ex-geliefden van het slachtoffer. Sommigen van hen zoeken, vooral in het begin, voortdurend contact met hun slachtoffer om tot een verzoening te komen. De meeste rejected stalkers geven echter door middel van het belagen uiting aan hun wrok en gekrenktheid. Bij rejected stalkers kan sprake zijn van (ernstige) psychische stoornissen. Bij een deel van hen is dat echter niet het geval. Bij hen kan het belagen een gevolg zijn van stress veroorzaakt door een reëel conflict met hun slachtoffer. Een dergelijke stress kan bij degene die daar aan lijdt psychopathologische symptomen zoals stalking tot gevolg hebben. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een vader die zijn voormalig echtgenote belaagt met wie hij een conflict heeft over de omgang met hun minderjarige kinderen (zie Boon en Sheridan, 2002). Uit de gegevens van 588 zaken waarbij de Wet Belaging wordt genoemd en die tussen juli 1999 en april 2002 in de Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie zijn opgenomen, blijkt dat 88% van de daders man is. Van de daders is 74% in Nederland geboren, 16% is afkomstig uit Suriname, de Nederlandse Antillen, Turkije of Marokko en 10% uit andere landen. De gemiddelde leeftijd van de daders is 37 jaar. Uit Canadees onderzoek van politiedossiers blijkt dat van stalking verdachten relatief vaak alleenstaand (64%) en alleenwonend (63%) zijn. (Kropp e.a., 2002).
2
3
Hoewel stalking in alle rangen en standen voorkomt en er geen cijfermatige informatie voorhanden is over de sociaal-economische achtergrond van belagers, is het aannemelijk dat zij relatief vaak uit achterstandsgroepen afkomstig zijn. Een aanwijzing daarvoor is dat uit het hiervoor genoemde Canadese onderzoek blijkt dat 40% van de stalkers zonder werk is (Kropp e.a., 2002). Verder blijkt uit een Amerikaans onderzoek dat van de vrouwen die door een voormalige geliefde worden belaagd de hoger opgeleide weliswaar even vaak door hun belager met geweld worden bedreigd als de lager opgeleide vrouwen, maar dat zij minder vaak daadwerkelijk worden mishandeld (Brewster, 1997). Ervan uitgaande dat de exgeliefden van de hoger opgeleide slachtoffers gemiddeld ook hoger zijn opgeleid, zou dit erop kunnen wijzen dat hoger opgeleide daders die met geweld dreigen, minder vaak de daad bij het woord voegen dan lager opgeleide. Veelbetekenend is het gegeven dat een grote meerderheid van de stalkers al eerder met justitie in aanraking is geweest. Voor ruim drie kwart van de daders is de zaak in kwestie niet de enige waarmee zij in de justitiële documentatie voorkomen: van de mannen heeft 78% meer delicten gepleegd met een gemiddelde van 10, van de vrouwen pleegde 56% meer delicten (gemiddeld 4). In de zaken met meer feiten zijn de combinaties van stalking met bedreiging, mishandeling of vernieling de meest voorkomende. Een en ander zou een aanwijzing kunnen zijn dat het gedrag van de stalker een symptoom is van een leefstijl die eveneens wordt gekenmerkt door de neiging tot criminaliteit. Motieven van daders Met betrekking tot de intenties van stalkers maakt Finch (2001) een onderscheid tussen: ‘Mad’ stalkers bij wie sprake is van een ernstige psychische stoornis, zoals wanen. ‘Sad’ stalkers, sommige rejected stalkers en veel incompetent suitors, die niet de intentie hebben hun slachtoffer leed te berokkenen; hun gedrag is op het eerste gezicht onschuldig en alleen verwerpelijk omdat degene op wie het gericht is er niet van gediend is. Sommige ‘sad’ stalkers realiseren zich niet dat hun optreden niet adequaat is. Andere zijn zich er wél van bewust dat hun gedrag niet op prijs wordt gesteld, maar volharden daarin in de hoop dat degene die zij willen veroveren uiteindelijk van houding zal veranderen. ‘Bad’ stalkers die hun slachtoffer opzettelijk leed berokkenen. Er is enige overlap tussen ‘sad’ en ‘bad’ stalkers. Indien een ‘sad’ stalker merkt dat zijn gedrag steeds wordt afgekeurd, kan dat tot woede en wrok bij hem leiden en hem veranderen in een ‘bad’ stalker. Andere stalkers zijn echter van het begin af aan ‘bad’. d. Slachtoffers Uit een enquête onder een doorsnee van de Amerikaanse bevolking blijkt dat de overgrote meerderheid van de slachtoffers van het vrouwelijk geslacht is, namelijk 80%. Ook in Nederland zijn de vrouwen ruim in de meerderheid, zo blijkt uit de cijfers van twee inmiddels opgeheven organisaties die destijds de belangen van slachtoffers van stalking in ons land behartigden. Volgens de Stichting Stop Stalking was ruim tweederde van de aldaar geregistreerde slachtoffers van het vrouwelijk geslacht, terwijl dat gold voor maar liefst 90% van de slachtoffers die zich bij de Stichting Anti Stalking hadden aangemeld (Stichting Stop Stalking, 1997; Stichting Anti Stalking, 1997). Jongeren en jong volwassenen blijken een grotere kans te lopen gestalkt te worden dan ouderen. Van de Amerikaanse slachtoffers is bijna drie kwart jonger dan veertig jaar.
3
4
Het is niet bekend of er een verband bestaat tussen de kans het slachtoffer van stalking te worden en sociaal-economische omstandigheden. Wél is duidelijk dat slachtoffers van stalking in alle rangen en standen voorkomen. Er is geen duidelijk verband gevonden tussen etniciteit en slachtofferschap (Baas, 1998). Er is bij vrouwen in Groot-Brittannië een verband gevonden tussen enerzijds hun burgerlijke staat en gezinssamenstelling en anderzijds de kans die zij lopen het slachtoffer te worden van kwaadwillige telefoontjes. Alleenstaande vrouwen en vooral gescheiden vrouwen met kinderen in huis lopen de meeste kans daarvan het slachtoffer te worden (Tseloni en Pease, 1996). Er is geen informatie over de daders bekend, maar aangenomen mag worden dat het bij laatstgenoemde slachtoffers in de regel gaat om belaging door hun voormalige echtgenoot. Relatie dader/slachtoffer De relatie die een stalker met zijn slachtoffer heeft houdt verband met zijn motieven om laatstgenoemde te belagen. Uitgaande van de relatie met hun slachtoffer zijn stalkers te onderscheiden in: (voormalige) intimi die een seksuele relatie met hun slachtoffer hebben (gehad) en die zich door laatstgenoemde in de steek voelen gelaten; bij deze categorie stalkers is vaak sprake van een voorgeschiedenis van huiselijk geweld en in dat geval kan het stalken worden beschouwd als een continuering daarvan (Kamphuis en Emmelkamp, 2000) bekenden, die hun slachtoffer persoonlijk kennen maar nooit een seksuele relatie met haar of hem hebben gehad. Motief voor de belaging kan zijn dat de stalker een seksuele relatie met zijn slachtoffer wil. Het komt echter ook voor dat iemand een persoon die hij kent belaagt omdat die in de uitoefening van zijn beroep of functie de woede van de belager heeft opgewekt, die vervolgens wraak wil nemen. onbekenden die hun slachtoffer niet persoonlijk kennen. Personen die publiekelijk bekend zijn lopen de meeste kans het slachtoffer te worden van stalking door onbekenden, maar het kan in principe iedereen overkomen. Belagers die hun slachtoffer niet persoonlijk kennen, kunnen een intieme relatie met laatstgenoemde nastreven en soms, zoals bij erotomane daders het geval is, in de waan verkeren dat zij een dergelijke relatie al hebben. Belagers die hun slachtoffer niet kennen kunnen echter ook worden gedreven door wraakgevoelens vanwege vermeend onrecht hen door hun slachtoffer aangedaan Bij belaging door (ex-)partners behoort de dader tot het type van de rejected stalker. Bij belaging door bekenden kan de dader een intimacy seeker, resentful stalker of incompetent suitor zijn. Bij belaging door onbekenden kan de dader tot alle typen stalkers behoren, met uitzondering van de rejected stalker. Uit diverse onderzoeken blijkt dat bij de meerderheid van de gevallen van stalking sprake is belaging door een (ex-)partner: in de VS in ruim de helft en volgens de gegevens van de Nederlandse Stichting Anti Stalking in tweederde van de gevallen. Belaging door bekenden en onbekenden komt volgens Amerikaans onderzoek even vaak voor (24% voor beide categorieën). Van de slachtoffers die bij de stichting Anti Stalking waren ingeschreven werd 27% door een bekende (niet zijnde de ex-partner) en 7% door een onbekende belaagd (Verkaik en Pemberton, 2001).
4
5
d. Situaties Gedrag van stalkers Stalkers kunnen hun slachtoffer op verschillende manieren lastigvallen. Veel voorkomende belagingsmethoden zijn: telefonisch lastigvallen, schrijven van brieven, posten bij de woning van het slachtoffer, haar of hem op straat lastigvallen, familie, vrienden en werkgevers van het slachtoffer lastigvallen, het zenden van e-mails en faxen, het sturen van cadeaus, beledigen en bedreigen van slachtoffers en hun naasten, en het verspreiden van valse informatie over het slachtoffer op internet. Belaging gaat veelal gepaard met andere strafbare feiten, zoals bedreiging, mishandeling, diefstal, vernieling of inbraak. Die feiten worden meestal wél tegen hetzelfde slachtoffer gepleegd (Malsch en Visscher, 2002). Het gedrag van stalkers is vaak onvoorspelbaar en escaleert dikwijls zodanig, dat het slachtoffer er steeds meer door wordt gehinderd en/of bedreigd. Het is bekend dat bij belagers die in het verleden geweld hebben gebruikt, de kans groter is dat zij geweld gaan gebruiken, dan bij degenen die nooit gewelddadig zijn geweest. Verder zijn er aanwijzingen dat van de stalkers die hun slachtoffer persoonlijk kennen, een groter aantal zijn of haar dreigementen uitvoert dan van de stalkers die hun slachtoffer niet persoonlijk kennen (Baas, 1998). Het komt voor dat de stalker de rollen omkeert. In dat geval beschuldigt hij zijn slachtoffer van belaging en plaatst hij zichzelf in de slachtofferrol (Mullen e.a.m 2000). Duur van het stalken In de Verenigde Staten duurt het stalken in ongeveer twee derde van de gevallen een jaar of korter. In ongeveer een tiende van de gevallen duurt het stalken langer dan vijf jaar. Er zijn gevallen van stalking bekend die al langer dan twintig jaar voortduren (Baas, 1998). Uit een Nederlands onderzoek onder publiekelijk bekende personen die het slachtoffer zijn van belaging blijkt dat zij gemiddeld gedurende 32 maanden zijn gestalkt. Bovendien geeft minder dan de helft van hen aan dat het belagen inmiddels is gestopt. De gemiddelde duur van de belagingsperiode zal dus in feite langer zijn dan 32 maanden (Malsch e.a., 2002). Uiteraard speelt een rol dat de vastgestelde duur van de periode van stalking wordt beperkt door het moment van aangifte van het slachtoffer en door de mogelijk daarop volgende interventie. Het is daarom waarschijnlijk dat bij uitblijven van interventie de belaging in veel gevallen zeer langdurig zal zijn. e. Schade Veel slachtoffers van stalking hebben ernstige psychische klachten als gevolg van het gestalkt worden. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat 30% van de vrouwelijke en 20% van de mannelijke slachtoffers psychologische hulp inroept als gevolg van het feit dat zij worden gestalkt. Stalking kan ook fysieke schade bij het slachtoffer veroorzaken. Uit een ander Amerikaans onderzoek blijkt dat stalking in veel gevallen samengaat met mishandeling. Bijna de helft van de vrouwen die door hun voormalige geliefde worden belaagd werd na de verbreking van de relatie ook mishandeld. Van de mishandelde vrouwen heeft vier vijfde letsel opgelopen (Brewster, 1997). Slachtoffers van stalking kunnen ook ernstige materiële schade oplopen. Van de slachtoffers van stalking in de VS heeft 7% niet meer gewerkt sinds zij werden belaagd
5
6
(Tjaden en Thoennes, 1997).
2. Taken van actoren en organisaties a. Openbaar Ministerie Voor een lik-op-stuk beleid is nauwe samenwerking tussen politie en justitie vereist. Het Justitie in de buurt (JIB) project zou daarbij een rol kunnen vervullen. Verder zou de uitvoering van de Aanwijzing Huiselijk Geweld ook al preventief kunnen werken. b. Politie De politie kan bijdragen aan preventie en hulpverlening door middel van een zekere mate van toezicht en signalering. In die gevallen waarop de Wet Belaging van toepassing is, kan de politie ook repressief optreden. De wijkagent kan daarbij een heel belangrijke rol vervullen. c. Advocatuur Een nauwe samenwerking tussen justitie en de advocatuur kan ook bijdragen aan een oplossing van de problemen, waarbij de advocaat bereid zou moeten zijn zich niet zonder meer als juridisch partij tegenover justitie op te stellen.Daarnaast kan de advocaat wellicht een rol vervullen bij conflicthantering, indien sprake is van een reëel geschil tussen dader en slachtoffer. Verder is voor de advocatuur een rol weggelegd bij de beoogde experimentele projecten voor juridische vroeghulp aan slachtoffers van huiselijk geweld. d. Rechterlijke macht In de (Amerikaanse) literatuur wordt gepleit voor een nauwe samenwerking tussen de civiele rechter en de strafrechter bij echtscheidingszaken waarbij één van de twee partners de andere partner stalkt (Baas, 1998). e. Overige actoren Reclassering (Aandachtspunt onder meer: dadertherapie) Slachtofferhulp (ter ondersteuning van de slachtoffers van stalking en vergroting van hun weerbaarheid) Kinderbescherming (ten behoeve van de kinderen van het slachtoffer van stalking door een (ex-)partner) Nederlands Mediation Instituut, Nederlands Arbitrage Instituut (geschiloplossing) Bij het bestrijden van stalking is een nauwe samenwerking tussen de hiervoor genoemde instanties gewenst. Ten behoeve van het AWARE-project bijvoorbeeld is een samenwerkingsverband tot stand gebracht tussen hulpverleningsinstellingen voor vrouwen, de reclassering, justitie, politie en maatschappelijk werk.
6
7
3. Mogelijke vormen van aanpak a. Situationale preventie Bij stalking is vaak sprake van escalatie. Vroegtijdig ingrijpen kan escalatie voorkómen. Daartoe dient de bevolking op de hoogte te zijn van het verschijnsel. Bovendien moeten de politie en andere instanties voldoende kennis over stalking hebben om de slachtoffers daarvan als zodanig te kunnen herkennen. Interventie Een aantal politiekorpsen hanteert bij gevallen van stalking vier preventiemaatregelen die elkaar in de tijd min of meer opvolgen (Verkaik en Pemberton, 2001): 1 Het slachtoffer krijgt advies over hoe zij of hij haar of zijn gedrag kan aanpassen en er wordt gestreefd naar een grotere weerbaarheid van het slachtoffer. 2 Indien de aanpassingen in het gedrag van het slachtoffer niet tot het staken van de belaging leiden, proberen politie en hulpverleners de belager door middel van een gesprek te laten stoppen. Vaak heeft dit effect. 3 Indien een gesprek met de belager niet helpt, krijgt het slachtoffer advies over wettelijke maatregelen tegen de belager. 4 In zeer ernstige gevallen krijgt het slachtoffer het advies de eigen leefsituatie ingrijpend te veranderen, door verhuizing of verandering van werkplek. Het is duidelijk dat bij de laatste optie het slachtoffer een hoge prijs betaalt. Daarbij is het ook nog maar de vraag of de drastische veranderingen in de leefwijze van het slachtoffer de belaging doen stoppen. In de praktijk blijkt dit niet altijd het geval te zijn. Het is daarom van groot belang dat er in ernstige gevallen van stalking wordt nagegaan of er toch nog geen andere en voor het slachtoffer minder belastende opties zijn. Zoals later beschreven kan een systeem als AWARE mogelijk uitkomst bieden (Malsch e.a., 2002). Aandacht verdient ook de hulpverlening aan mensen uit de directe omgeving van het slachtoffer, in het bijzonder eventuele kinderen indien de ene ouder de andere belaagt. Dit aspect is tot nu toe onderbelicht gebleven. Dat geldt ook voor de hulpverlening aan de daders. Ook in Nederland zijn de eerste stappen gezet in de richting van dadertherapie voor belagers. Over de effectiviteit daarvan is vooralsnog niet veel bekend. b. Civielrechtelijke maatregelen Het slachtoffer kan een kort geding aanspannen en de stalker een straat-, stads- of contactverbod laten opleggen. In dit geval blijven de sanctiemogelijkheden tegen stalkers die deze verboden overtreden, beperkt tot civielrechtelijke. Overtreedt de belager een dergelijk verbod, dan moet hij een dwangsom betalen. Wanneer de stalker over beperkte financiële middelen beschikt, valt er echter weinig bij hem te halen. Op zijn uitkering kan nauwelijks beslag worden gelegd. Soms gaat de rechter ertoe over de stalker in gijzeling te nemen, ter compensatie van de niet-betaalde dwangsommen. De meeste civiele rechters laten iemand echter niet graag opsluiten wegens onbetaalde schulden. Gijzeling komt dan ook weinig voor. Hoewel de belager kan worden veroordeeld tot betaling van de kosten van het kort geding, komt het er in de praktijk veelal op neer dat deze geheel of grotendeels voor rekening komen van de eiser, het slachtoffer (Dittrich, 1997).
7
8
Een andere wettelijke mogelijkheid waarover slachtoffers van stalking beschikken, is het gedwongen laten opnemen van hun stalker in een psychiatrische inrichting. De Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) maakt een opname tegen de wil van de patiënt mogelijk, indien hij aan een psychische stoornis lijdt en daardoor een gevaar vormt voor zijn omgeving. Voor een gedwongen opname is een positief advies van een psychiater vereist. De rechter kan daarmee de stalker met een rechterlijke machtiging voor een periode van een half jaar op laten nemen. Het voordeel van deze weg is dat de stalker tijdens zijn opname behandeld kan worden. In de praktijk biedt deze mogelijkheid echter weinig ruimte om laatstgenoemde langdurig uit te schakelen en ook daarna van verder stalken te weerhouden. Indien de stalker zich namelijk niet wil laten behandelen is dat voor de inrichting veelal een reden om hem te laten gaan (Dittrich, 1997). c. Strafrechtelijke maatregelen In de meeste landen met een antistalkingswet wordt voor het stalkingsgedrag een vrij brede omschrijving gegeven, namelijk gedrag dat inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. In een aantal Angelsaksische landen is daaraan toegevoegd dat de stalker de intentie moet hebben om het slachtoffer bang te maken. Het vereiste van opzet van de stalker om het slachtoffer angst aan te jagen ontbreekt veelal in de West-Europese wetgeving (Malsch en Visscher, 2002). De Nederlandse Wet Belaging trad op 12 juli 2000 in werking. Het in het Wetboek van Strafrecht opgenomen artikel 285b luidt: 1 Hij die wederrechtelijk stelselmatig inbreuk maakt op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. wordt als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vi erde categorie. 2 Vervolging vindt niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan. De indieners van het wetsvoorstel pleiten ervoor dat betrokken partijen eerst proberen om via overleg tot een oplossing van de problemen te komen, bijvoorbeeld via bemiddeling met behulp van derden. Als dat niet lukt kan het slachtoffer kiezen voor een civielrechtelijke aanpak. Als dat geen succes heeft of niet effectief blijkt te zijn, komt het strafrecht pas in zicht, aldus de indieners. Zij bevestigen daarmee dus expliciet de rol van het strafrecht als ultimum remedium. Niet-strafrechtelijke interventies moeten eerst worden gebruikt voordat de toepassing van een strafbepaling plaatsvindt. De beschrijving van belaging in de Wet Belaging is van dien aard dat veel gedragingen er onder kunnen vallen: zowel belaging om te treiteren als belaging uit amoureuze overwegingen. Daarmee vormt de wettelijke omschrijving vrijwel geen belemmering voor het vervolgen van repeterend hinderlijk gedrag. Het risico bestaat echter dat belaging te ruim is omschreven. Dit zal overigens nog moeten blijken uit lopend onderzoek van het NSCR. Op sommige bestanddelen van de delictsomschrijving zal de rechtspraak uitleg dienen te geven, zoals bijvoorbeeld over de bestanddelen ‘persoonlijke levenssfeer’ en ‘het oogmerk de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden’ (Malsch e.a., 2002). Uit de rechtspraak met betrekking tot stalking blijkt dat nog wel eens wordt vergeten dat het een klachtdelict betreft. Verder heeft de rechter zich over de persoonlijke levensfeer uitgesproken: die beperkt zich niet tot het privédomein, maar kan ook het domein van het werkzame leven betreffen.
8
9
Toepassing en effecten van strafrechtelijke interventie Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat invoering van de antistalkingswetten in dat land wél tot meer aangiftes maar niet tot significant meer arrestaties heeft geleid (Tjaden en Thoennes, 1997). Uit een Nederlandse enquête onder door onbekenden belaagde publiekelijk bekende personen blijkt dat laatstgenoemden niet vaak aangifte doen. Het ziet er ook niet naar uit dat strafrechtelijke vervolging en andere juridische maatregelen in de toekomst op veel grotere schaal zullen worden toegepast dan nu het geval is bij stalking van publiekelijk bekende personen (Malsch e.a., 2002). In Engeland blijkt dat er in gevallen van belaging door ex-partners en bekenden (buren) veel vaker gebruik wordt gemaakt van de Protection from Harassment Act dan in gevallen van stalking door onbekenden. Er wordt voor dit verschil geen verklaring gegeven. In Nederland zijn sinds in juli 2000 de Wet Belaging (artikel 285b Wetboek van Strafrecht) in werking is getreden, 588 zaken waarin dit wetsartikel voorkomt, ingeschreven in de Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD). Dit zijn: — 64 zaken in 2000 — 386 zaken in 2001 — 138 zaken in 2002 (alleen het eerste kwartaal!) Een zaak kan één strafrechtelijk feit (i.c. één delictsomschrijving) omvatten, maar ook meer feiten. De ‘stalking’-zaken zijn als volgt samengesteld: 1 feit 2 feiten Meer dan 2 feiten
54% 21% 25%
In de zaken met meer dan één feit zijn de combinaties van stalking met bedreiging, mishandeling of vernieling de meest voorkomende. Van de zaken is 63% nog in behandeling, 18% is afgedaan door het OM, 19% door de ZM. In ongeveer de helft van de ZM-zaken is (ook) een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Uit dossieronderzoek van de 25 belagingszaken uit het eerste jaar sinds de Nederlandse Wet Belaging van kracht werd blijkt dat er alleen belagingszaken voor de rechter zijn gekomen waarin dader en slachtoffer elkaar reeds kenden. Ex-relatiestalking vormt daarbinnen verreweg de grootste groep. De strafsoort en -modaliteit die het vaakst zijn opgelegd zijn een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden hebben vooral betrekking op contactverboden (8 maal). Daarnaast of in plaats daarvan is soms een verplicht reclasseringscontract opgelegd (4 maal) en deelname aan een behandeling (1 maal). Het aantal maanden gevangenisstraf dat is opgelegd bedraagt gemiddeld 8,4 maanden per zaak, waarvan 2,8 voorwaardelijk (Malsch en Visscher, 2002). In Engeland blijkt dat in vergelijkbare situaties soms gebruik wordt gemaakt van de civielrechtelijke en soms van de strafrechtelijke mogelijkheden die de wet biedt. Het is ook nooit de bedoeling geweest dat de strafrechtelijke en civiele remedies elkaar zouden uitsluiten en in veel gevallen staat de keuze voor een civiel- of strafrechtelijke aanpak vrij. Gebruik van strafrechtelijke remedies gebeurt waarschijnlijk dikwijls op pragmatische gronden. Het kan voor de politie makkelijker zijn om door middel van arrestaties en
9
10
telastleggingen actie te ondernemen dan door partijen te adviseren over civiele mogelijkheden. Voor het slachtoffer kan een civiele oplossing erg complex en kostbaar zijn als hij niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Het kan voor hem goedkoper en makkelijker zijn om de zaak aan de politie over te laten. Aan de andere kant schieten een arrestatie en telastlegging hun doel soms voorbij omdat niet duidelijk kan worden aangetoond dat sprake is van een reeks van handelingen door de verdachte. Het is ook van belang dat de bewijsvoering niet alleen afhankelijk is van de verklaring van het slachtoffer (in welk geval sprake is van haar of zijn woord tegenover dat van de verdachte), maar dat er ook ander bewijsmateriaal is, zoals verklaringen van andere ooggetuigen, een logboek van de incidenten die zich hebben voorgedaan, verklaringen van getuige-deskundigen en/of geregistreerde eerdere waarschuwingen van de politie aan de belager (Harris, 1997). Bij de keuze voor een civiele of strafrechtelijke remedie verdient ook het verschil tussen ‘sad’ en ‘bad’ stalkers de aandacht. Bij ‘sad’ stalkers die hun slachtoffers niet opzettelijk leed willen berokkenen maar wél in hun hinderlijke gedrag volharden, lijkt een civiele procedure het meest op zijn plaats. Voor ‘bad’ stalkers die hun slachtoffers opzettelijk willen schaden kunnen daarentegen waarschijnlijk alleen (hardere) strafrechtelijke maatregelen effect sorteren (Finch, 2001). Effectiviteit Met betrekking tot de effectiviteit van maatregelen moet een onderscheid worden gemaakt tussen ‘calculerende’ stalkers en belagers die aan een (ernstige) psychische stoornis lijden. Calculerende stalkers hebben voldoende realiteitszin om uiteindelijk te stoppen met het belagen van hun slachtoffer als de prijs die zij daar zelf voor moeten betalen in hun ogen te hoog wordt. Zij zijn gevoelig voor (de dreiging van) strafrechtelijke vervolging. Veel rejected stalkers en de meeste resentful stalkers en incompetent suitors behoren tot de calculerende belagers. Bij stalkers met ernstige psychische verschijnselen en/of een verslaving zijn (dreigende) strafrechtelijke maatregelen echter ontoereikend. Dat geldt voor een deel van de rejected stalkers en voor de meeste intimacy seekers en predatory stalkers. In laatstgenoemde gevallen zijn medicatie en therapie onontbeerlijk, veelal gepaard gaand met het vastzetten van de stalker (zie Mullen e.a., 2000). Uit diverse Amerikaanse onderzoeken blijkt ook dat protection orders, zoals een straat-, stads- of contactverbod, te weinig afschrikwekkend zijn voor stalkers met een strafblad. Deze stalkers kan men waarschijnlijk alleen door middel van een actief strafvervolgingsbeleid tot wijziging van hun gedrag brengen. Verder blijken straat-, stads- en contactverboden alleen effectief te kunnen zijn, indien deze nauwgezet zijn omschreven en adequaat en consequent worden afgedwongen. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan en een stalker een straat-, stads- of contactverbod ongestraft kan overtreden, gaat er juist een negatief effect van uit omdat deze strafrechtelijke mogelijkheid dan zijn afschrikwekkende werking verliest (Tjaden en Thoennes, 1997). Wellicht kunnen straat-, stads- en contactverboden in de toekomst echter beter worden gehandhaafd, als er op grotere schaal gebruik gemaakt kan worden van technische voorzieningen, zoals een elektronisch beveiligingssysteem voor het slachtoffer en het onder elektronisch toezicht plaatsen van de dader. In verband daarmee verdient het AWARE project in Rotterdam de aandacht. Bij dit project wordt getracht tegelijkertijd iets te doen aan preventie en repressie van belaging door expartners, en aan hulpverlening voor slachtoffers en daders. Het project voorziet vrouwen die
10
11
door hun voormalige partner worden bedreigd, van een alarmsysteem. De vrouwen die zich aanmelden, komen voor de voorziening in aanmerking als zij het contact met hun ex-partner hebben verbroken. Bovendien moet hun ex-partner juridische antecedenten en/of een voorgeschiedenis van ander probleemgedrag hebben, waardoor aantoonbaar dan wel aannemelijk is dat hij gevaarlijk is. Verder moet er een straat- en/of contactverbod van kracht zijn en moet de vrouw bereid zijn aangifte te doen na een alarmmelding. Vóór de plaatsing in dit project wordt voor iedere vrouw en haar situatie een draaiboek op maat gemaakt. Daarin staan de gronden waarop de dader kan worden aangehouden vermeld, evenals aandachtspunten voor het proces-verbaal, afspraken met het Openbaar Ministerie over afhandeling daarvan (een soort lik-op-stuk beleid) en afspraken met de reclassering. De politie geeft de garantie binnen 10 minuten na een alarmmelding aanwezig te zijn. Bij elke geldige alarmmelding doet de vrouw aangifte en wordt de dader direct geverbaliseerd en gestraft. De vrouwen krijgen de voorziening voor één jaar. De ervaringen met het systeem worden gedurende dat jaar geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie kan de periode dat de vrouw over het systeem beschikt, worden verlengd (SARA, 1997). Uit een eerste evaluatie van het project blijkt dat de slachtoffers zich sinds hun deelname daaraan minder onveilig voelen. Zij maken echter weinig gebruik van het hen verstrekte alarmsysteem terwijl het stalken veelal onverminderd doorgaat. Het project loopt echter nog te kort en het aantal deelnemers is nog te gering om er definitieve uitspraken over te doen (Römkes en Mastenbroek, 1999). Uit de evaluatie van een Brits project in Norwich dat model heeft gestaan voor het AWARE-project blijkt dat het aantal meldingen van incidenten, arrestaties en detenties sinds het begin van het project daar significant is toegenomen (Norfolk Constabulary and Norwich City Council, 1997). Onduidelijk is wat de oorzaak is van dit verschil tussen het Nederlandse en Britse project. Plaatsing onder elektronisch toezicht van personen die van stalking worden verdacht, zoals in het Amerikaanse Dover gebeurt, heeft vooral effect indien dat toezicht een conditie is voor voorwaardelijke invrijheidstelling en gepaard gaat met een straat- of stadsverbod (Violence Against Women Grants Office, 1997). Aanbevelingen Met betrekking tot preventie merken Kamphuis en Emmelkamp (2000) het volgende op. Aangezien veel rejected stalkers een voorgeschiedenis hebben van huiselijk geweld, is het van belang dat er bij huiselijk geweld eerder wordt ingegrepen. Een dergelijke interventie zou ertoe kunnen leiden dat de relatie zo ‘elegant’ mogelijk wordt afgerond. Wellicht kan daarmee rancune en daardoor gemotiveerd stalkingsgedrag worden voorkómen. In verband daarmee verdient de Aanwijzing Huiselijk Geweld van het OM de aandacht die op 1 april 2003 in werking is getreden. In de aanwijzing wordt belaging letterlijk genoemd als een vorm van huiselijk geweld. De aanwijzing schrijft onder meer voor dat de politie verdachten van huiselijk geweld, zoals belaging, bij voldoende verdenking direct aanhoudt. Het OM zal in bewijsbare zaken in principe altijd vervolging instellen. Bovendien is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de pleger van huiselijk geweld wordt verplicht het huis te verlaten. Verder wil de minister van Justitie twee experimentele projecten organiseren voor juridische vroeghulp aan slachtoffers van huiselijk geweld. Op grond van de opgedane ervaringen zal woerden beslist over landelijke invoering van deze vroeghulp. Het ministerie van Justitie zal daartoe in samenspraak met belangrijke betrokkenen als de raden voor rechtsbijstand, de advocatuur en deskundigen van landelijke expertisecentra, een projectplan opstellen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan met twee experimentele
11
12
projecten voor juridische bijstand aan slachtoffers van seksueel geweld, de zogenoemde JOS-projecten (Juridische Opvang Slachtoffers seksueel geweld) in Alkmaar en Rotterdam. Wat betreft de aanpak van de verschillende typen stalkers worden de volgende aanbevelingen gedaan (Mullen e.a., 2000; Finch, 2001): — rejected stalkers: (dreiging met) strafrechtelijke maatregelen (bij ‘sad’ stalkers civielrechtelijke maatregelen), counseling en steun bij de verwerking van hun verdriet en woede vanwege de verbreking van hun relatie; laten afkicken in geval van verslaving; conflicthantering; — resentful stalkers: in een relatief vroeg stadium kunnen straat- en contactverboden, voorwaardelijke straffen en zelfs het dreigen met vervolging effectief zijn; indien de belager al zolang in zijn gedrag heeft volhard dat hij daarmee niet kan stoppen zonder in zijn ogen een enorm gezichtsverlies te lijden, zijn hardere maatregelen noodzakelijk. — incompetent suitors: (dreiging van) civielrechtelijke of eventueel strafrechtelijke maatregelen en counseling leiden er meestal toe dat het belagen eindigt; om te voorkómen dat deze daders in de toekomst tot hetzelfde gedrag vervallen als zij een intieme relatie met iemand willen aangaan, is het dikwijls noodzakelijk dat zij hun sociale vaardigheden en invoelingsvermogen vergroten; sociale en cognitieve vaardigheidstrainingen zijn dan geïndiceerd; — intimacy seekers: strafrechtelijke maatregelen zijn meestal weinig effectief; behandeling van de psychische stoornis waarvan het belagen een symptoom is verdient aanbeveling; — predatory stalkers: hoewel deze stalkers niet goed reageren op gevangenschap is dat vaak de enige reële oplossing als de kans op recidive groot is. Tijdens de detentie verdient deelname aan een behandeling voor seksuele delinquenten aanbeveling, waarvan de voortzetting een conditie kan zijn voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Bij de behandeling van stalkers met psychische stoornissen valt naast medicatie met psychofarmaca te denken aan individuele pschotherapie, groepstherapie, psychoeducatieve programma’s gericht op verandering in attitude tegenover geweld, sociale vaardigheidstrainingen, het zich leren beheersen bij woede, etc. Voor stalkes zonder werk behoren scholing en/of begeleiding naar een arbeidsplaats tot de mogelijkheden. Indien het stalken wordt veroorzaakt door stress bij de belager als gevolg van een voortdurend conflict tussen hem en het slachtoffer, kan het wegnemen van die stress door middel van beëindiging van het conflict soulaas bieden. In dergelijke gevallen valt te denken aan conflicthantering, zoals doorverwijzing van de stalker naar een crisiscentrum of een juridisch adviseur. In bepaalde gevallen kan het wenselijk zijn dat dader en slachtoffer gezamenlijk tot een oplossing komen door middel van bijvoorbeeld dading, mediation of arbitrage. Mediation wordt overigens ontraden indien de stalker van een voormalige partner ooit huiselijk geweld heeft gepleegd (Boon en Sheridan, 2002). Uit het voorafgaande blijkt dat de aanpak van belaging niet beperkt kan blijven tot het bestraffen of behandelen van de dader en dat ook de relatie tussen dader en slachtoffer aandacht verdient. Met betrekking tot het slachtoffer vedient het aanbeveling dat die goed wordt geïnstrueerd in het treffen van de benodigde veiligheidsmaatregelen en in het verzamelen van bewijsmateriaal tegen de stalker. Daarnaast is het van belang dat zij worden geholpen bij het vinden van de juiste weg om de benodigde aandacht van politie en justitie voor hun
12
13
probleem te krijgen. Tips voor slachtoffers zijn onder meer te vinden in het ‘stappenplan voor slachtoffers van stalking/belaging’ (zie www.stalkinglotgenoten.nl). In aansluiting daarop wordt in het Friese Drachten inmiddels gebruik gemaakt van voorlichtingsbrochures voor slachtoffers en politie; de eerste ervaringen daarmee lijken bemoedigend (mondelinge informatie van de heer E. Blaauw van de politie te Drachten). Verder moet een slachtoffer van wie de stalker is vastgezet, altijd van tevoren worden geïnformeerd wanneer deze weer op vrije voeten komt. Daarnaast is een effectieve bescherming van de privacy van het slachtoffer vereist. Het komt namelijk maar al te vaak voor dat een stalker achter een nieuw adres of ‘geheim’ telefoonnummer van zijn of haar slachtoffer komt. Ter voorkóming van tegenstrijdige acties en beslissingen binnen één of tussen verschillende instanties is het van belang dat er centrale richtlijnen zijn met betrekking tot: — de aanpak door de politie van gevallen van belaging; — het soort zaken waarop de strafrechtelijke passages in de wet van toepassing zijn; — de omstandigheden waarin de civiele remedie wellicht het meest gepast is. Deze punten verdienen ook de aandacht bij de opleiding en bijscholing van politie, rechters en officieren van justitie. Verder lijkt het raadzaam om binnen de verschillende instanties die zich bezighouden met belaging, de politie in het bijzonder, een persoon aan te wijzen die zich bezig houdt met belagingszaken om te voorkómen dat slachtoffers hun verhaal steeds opnieuw moeten vertellen. Daartoe moet ook een politiedossier worden aangelegd. Aangezien het bij stalking gaat om een reeks van (op zichzelf vaak legale) handelingen, verdient het aanbeveling daarin zo veel mogelijk de afzonderlijke gedragingen van een van stalking verdachte te registreren (Harris, 2000; Verkaik en Pemberton, 2001). Gebruik van de telefoon door de stalker om zijn slachtoffer te bellen zou in Huizen van Bewaring en psychiatrische klinieken moeten worden tegengegaan evenals het doorgeven van geheime telefoonnummers door de KPN. In recente Amerikaanse rapporten worden suggesties gedaan om het gebruik van internet voor hardnekkige stalkers, in elk geval ten opzichte van hun slachtoffer, te bemoeilijken (Ashcroft, 2001). Een civiele remedie is soms te verkiezen boven een strafrechtelijke, niet zozeer vanwege het gedrag van de dader als wel om andere redenen. Dat is bijvoorbeeld het geval als moeilijk te bewijzen valt dat er sprake is van belaging. De bewijslast is bij civiele zaken lichter. Soms wil een slachtoffer de dader, bijvoorbeeld diens ex-partner, ook niet stigmatiseren met een strafrechtelijke veroordeling, maar wél iets tegen diens hinderlijke gedrag doen (Harris, 1997). Zoals vermeld, kan bij ‘sad’ stalkers soms ook worden volstaan met (het dreigen met) civielrechtelijke maatregelen (Finch, 2001). Het verdient de aandacht dat slachtoffers van belaging tijdens een gerechtelijke procedure op de hoogte worden gehouden van de voortgang daarvan (Harris, 2000). Het opleggen van gerechtelijke bevelen, zoals straat-, stads- en contactverboden heeft alleen zin als de politie over voldoende personele en technische voorzieningen beschikt om de dader in het oog te houden en direct in te grijpen indien deze het verbod overtreedt. Bovendien moeten er strafmaatregelen genomen kunnen worden tegen stalkers die een dergelijk verbod overtreden. De volgende aanbevelingen worden gedaan om de effectiviteit van gerechtelijke bevelen, zoals straat-, stads- en contactverboden te vergroten (Harris, 2000):
13
14
—
De politie moet zoveel mogelijk informatie over de zaak verzamelen, zodat een eventueel gerechtelijk bevel zodanig kan worden geformuleerd dat alle gedragingen waardoor het slachtoffer wordt gehinderd, eronder vallen. — Indien een dergelijk gerechtelijk bevel wordt uitgevaardigd moet het slachtoffer worden geïnformeerd over de condities daarvan, zodat zij of hij weet of het al dan niet wordt overtreden. — De politie moet er zorg voor dragen dat gerechtelijke bevelen op een centraal punt worden geregistreerd en dat de officieren van justitie in een bepaalde regio daarvan en van alle nieuwe gerechtelijke bevelen op de hoogte kunnen zijn. — De politie moet het belang inzien van het actief onderzoeken van gemelde overtredingen van gerechtelijke bevelen en zich bewust zijn van de mogelijk ernstige gevolgen van niet-ingrijpen bij dergelijke overtredingen. Deze punten verdienen aandacht bij de (bij)scholing voor de politie, etc. Mogelijke ontwikkelingen Het is niet ondenkbaar dat het aantal gevallen van bepaalde vormen van stalking toeneemt. De groeiende invloed van de media kan tot gevolg hebben dat stalking van publiekelijk bekende personen door onbekenden vaker voorkomt. Verder is het mogelijk dat de toegenomen emancipatie van de vrouw en de daaruit voortvloeiende grotere onafhankelijkheid van vrouwen bij sommige mannen de neiging versterkt om hun partner vast te houden en lastig te blijven vallen als zij de relatie verbreekt (Malsch en Visscher, 2002).
4. Literatuur en links Ashcroft, J. Stalking and domestic violence. Report to Congress Washington, U.S. Department of Justice, 2001 Baas, N.J. Stalking. Slachtoffers, daders en maatregelen tegen deze vorm van belagen Den Haag, WODC, Onderzoeksnotities 1998/1 Blaauw, E., F.W. Winkel, E. Arensman, L. Sheridan, A. Freeve The toll of stalking: the relationship between features of stalking and psychopathology of victims Journal of Interpersonal Violence, jrg. 17, 2002, pp. 50-63
Brewster, M.P. An exploration of the experiences and needs of former intimate stalking victims Final report to the National Institute of Justice West Chester, West Chester University, 20 december 1997, concept Dittrich, B.O. Stalking, een misdrijf dat in Nederland nog niet strafbaar is, In: Stichting Anti Stalking, Stalking is levensbedreigend, Zwartboek, deel 1
14
15
Westerbork, Stichting Anti Stalking, november 1997, pp. 23-25 Finch, E. The criminalisation of stalking: constructing the problem and evaluating the solution Londen, Cavendish Publishing Limited, 2001 Harris, J. The evaluation of the use and effectiveness of the Protection from Harassment Act 1997 Londen, Home Office, Research, Development and Statistics Directorate, 2000 Kamphuis, J.H., P.M.G. Emmelkamp Stalking: een forensisch-psychiatrische benadering Tijdschrift voor psychiatrie, jrg. 42, nr. 3, 2000, pp. 167-175 Kropp, P.R., S.D.Hart, D.R.Lyon, D.A. LePard Managing stalkers: coordinating treatment and supervision. In: J. Boon, L. Sheridan (red.), Stalking and psychosexual obsession. Psychological perspectives for prevention, policing and treatment Chichester, John Wiley & sons, 2002, pp. 141-163 Mullen, P.E., M. Pathé, R. Purcell Stalkers and their victims Cambridge, Cambridge University Press, 2000 Norfolk Constabulary and Norwich City Council Norwich, domestic violence ‘linkline’, In: Prevention, Youth Protection and Probation Department (red.) Celebrating European Crime Prevention Award 1997, description of competing projects Den Haag, Ministerie van Justitie, november 1997, pp. 22-25 Römkes, R., S. Mastenbroek Dan hoor je de vissen ademen: over belaging en bedreiging van vrouwen door hun expartner en de beveiliging door het AWARE-systeem Utrecht, Universiteit Utrecht, 1999 Stichting Anti Stalking Statistieken Stichting Anti Stalking, In: Stichting Anti Stalking, Stalking is levensbedreigend, Zwartboek, deel 1 Westerbork, Stichting Anti Stalking, november 1997, pp. 66-68 Stichting Stop Stalking Overzicht 1996 Best, 5 juni 1997 Tjaden, P., Thoennes, N. Stalking in America: findings from the National Violence Against Women Survey Denver, Center for Policy Research, juli 1997
15
16
Tseloni, A., K. Pease ‘Nuisance’ phone calls to women in England and Wales December 1996 Verkaik, R., A. Pemberton Belaging in Nederland. Aard, omvang, achtergronden en mogelijkheden voor een aanpak Leiden, Research voor Beleid, 2001 Violence Against Women Grants Office Domestic violence and stalking The second annual report to Congress under the Violence Against Women Act Washington D.C., Office of Justice Programs, U.S. Department of Justice, juli 1997
16