Faculteit Cultuur- en rechtswetenschappen
WO bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen Bachelor General Cultural Sciences Uitvoeringsregeling bij de Onderwijs- en examenregeling 2016-2017 U2016/XXXX De uitvoeringsregeling treedt in werking per 1 september 2016 en heeft eenzelfde werkingsduur als de Onderwijs- en examenregeling (OER) 2016-2017 voor de bacheloropleidingen. De voertaal van de opleiding is Nederlands. Alle onderwijsteksten en alle tentamens zijn in het Nederlands gesteld, met uitzondering van enkele Engelstalige tekstboeken.
A.
Bijzonderheden ten aanzien van de propedeuse
Afgifte propedeusegetuigschrift De cursussamenstelling van de propedeuse is de afgelopen jaren regelmatig veranderd. Als generieke regeling geldt dat een getuigschrift voor de propedeuse kan worden aangevraagd, indien de propedeuse is samengesteld uit een set van cursussen die behoren tot de propedeuse uit een van de OER’en 2000 t/m 2016 en die samen ten minste 60 studiepunten opleveren. Hierbij gelden de hieronder vermelde regels ten aanzien van de veranderingen in de propedeuse. Veranderingen in de samenstelling van de propedeuse 1. wederzijds uitsluitende cursussen De volgende cursussen sluiten elkaar wederzijds uit: Alle cursussen die revisies zijn van een vorige cursus (te herkennen aan een verandering van het vierde cijfer in de C-cursuscode). Oriëntatiecursus Cultuurwetenschappen (CB0004) <-> Oriëntatiecursus Cultuurwetenschappen (C08112) <-> Oriëntatiecursus cultuurwetenschappen (C44122)<-> Oriëntatiecursus cultuurwetenschappen deel 1 + deel 2 (resp. C44121 + C45121) Inleiding kunstgeschiedenis 1 (CB0702) + Inleiding kunstgeschiedenis 2 (CB0802) <-> Inleiding kunstgeschiedenis (C19112) <-> Kunst (C06122). Inleiding letterkunde (CB0404) <-> Inleiding letterkunde (C16112) <-> Inleiding letterkunde (C12122) Inleiding in de filosofie (CB0204) <-> Inleiding in de filosofie (C13132). Inleiding cultuurgeschiedenis 1 (CB0502) + Inleiding cultuurgeschiedenis 2 (CB0602) <-> Inleiding cultuurgeschiedenis (C04212) <-> Ancien régime (Inleiding cultuurgeschiedenis 1) (C09221) én Veranderende grenzen. Nationalisme in Europa 1815-1919 (Inleiding cultuurgeschiedenis 2) (C06311). Inleiding cultuurgeschiedenis 1 (CB0502) <-> Ancien régime (Inleiding cultuurgeschiedenis 1) (C09221) Academisch schrijven (CB0002) <-> Schrijfvaardigheid (C05111) <-> Schrijfpracticum 1 (C51111) <-> Schrijfpracticum 2 (C51211) <-> Tekst en effect (C25231) Familie, huwelijk en gezin in West-Europa (C10121) <-> Geschiedenis van het privéleven (C50111). Cultuurwetenschappelijke vaardigheden (C35212) <-> Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 1 (C48211) en Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 2 (C49211). Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 1 (C48211) <-> Tijdelijke overgangscursussen academische vaardigheden: CB000Z, CB010Z, CB020Z, CB030Z, CB040Z). Ancien Régime 2 (C05311) <-> Ancien Régime (C09221) 2. Cursussen die uit de propedeuse zijn gehaald
1
Voor studenten die het propedeusegetuigschrift willen aanvragen, kunnen cursussen die ooit deel hebben uitgemaakt van de propedeuse tijdelijk in de propedeuse worden terug geplaatst. Het betreft de volgende cursussen: Ritueel en symboliek in het dagelijks leven (C29211), besteld vóór 1 september 2002. Cultuurwetenschappelijke vaardigheden (C35212), besteld vóór 1 september 2006. Veranderende grenzen. Nationalisme in Europa (1919-1989) (C07321) besteld vóór 1 september 2012. Expressionisme (C10311), besteld voor 1 september 2015. Maatregelen met betrekking tot specifieke cursussen die geen deel meer uitmaken van de propedeuse vanaf academisch jaar 2016-2017: - Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 1 (C48211) - Geschiedenis van het privéleven. Bronnen en benaderingen (C50111) - Disciplinaire verdieping 1 (C57111) - Disciplinaire verdieping 2 (C58111) Hiervoor geldt dat de behaalde cursussen worden ingepast in de propedeuse. Gebonden keuze in de propedeuse Tussen 1-9-2010 en 1-9-2016 kende de propedeuse een gebonden keuzeblok. Tussen 1 september 2010 en 1 september 2016 moesten 2 van de 4 (2015-16: 3) cursussen worden afgerond in het gebonden keuzeblok van de propedeuse. De overige 2 cursussen konden (voor 2015-16: de andere module kan) desgewenst worden ingebracht in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse.
B.
Bijzonderheden ten aanzien van de postpropedeuse
Algemeen Ten aanzien van de in de OER 2016-2017 opgenomen cursussen, die een revisie van een 'oudere' versie zijn, geldt dat deze 'oude' versie in plaats van de gereviseerde ingebracht kan worden. Deze regeling is van toepassing als geen specifieke regeling is opgenomen. Verplichte cursussen Onderzoek en analyse I en II Maatregel met betrekking tot de modulen Onderzoek en analyse I en II (C18311 en C19311) in de postpropedeuse. De cursussen C48331, C36321, C41211, C08211, C21311 en C18211 kunnen worden gecombineerd met een module Onderzoek en analyse I of II. Elke student die studeert in de algemene variant dient 2 combinaties van een inhoudelijke module + module ‘Onderzoek en analyse’ in de postpropedeuse op te nemen. Voor studenten die de educatieve of de vrije (open) variant van de bachelor ACW volgen geldt: één combinatie van een inhoudelijke module en een module ‘Onderzoek en analyse’ verplicht. De volgende overgangsmaatregelen zijn van kracht: Studenten die op 1 september 2014 15 of meer cursussen van het gebondenkeuzeblok (17 modulen) van de postpropedeuse hebben afgerond: hoeven de cursussen OenA niet op te nemen in hun programma. Studenten die op 1 september 2015 14 of meer cursussen van het gebondenkeuzeblok van de postpropedeuse (16 modulen) hebben afgerond: hoeven alleen OenA I (of II) op te nemen in hun programma. Schrijfpracticum 2 De cursus Schrijfpracticum 2 (C51211) mag alleen worden gevolgd door studenten die niet de cursus Academisch schrijven (CB0002) hebben gedaan. Maatregelen met betrekking tot specifieke cursussen die geen deel meer uitmaken van de bacheloropleiding 1. Studenten kunnen een certificaat of vrijstelling voor Tekst en effect (C25231) of Schrijfpracticum 1 (C51111) of Schrijfvaardigheid (C05111) inbrengen voor de cursus Academisch schrijven (CB0002) (wederzijdse uitsluiting) 2. Studenten die zich hebben ingeschreven voor: Thema’s en genres in de muziekgeschiedenis (C17122) (vóór 1 september 2004) Opera: twaalf opera’s als spiegels van hun tijd (C14311) (vóór 1 september 2004)
2
Bewegend beeld (C27231) (vóór 1 september 2012) Wetenschapsleer (C01221) (voor 1 september 2014), kunnen de certificaten inbrengen in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse. Studenten die zich hebben ingeschreven ná de genoemde datum kunnen het certificaat alleen inbrengen in de vrije ruimte. 3. Studenten kunnen een certificaat of vrijstelling voor Verzamelen (C09312) voor 1 module (4,3studiepunten) inbrengen voor Kabinetten, galerijen en musea (C41211) (wederzijdse uitsluiting); het overschot van 4,3 studiepunten mag worden ingebracht voor Culturele dialoog: lezen en schrijven tussen twee culturen (C33211). 4. Studenten kunnen een certificaat of vrijstelling voor Literaire cultuur (C02222) voor 1 module (4,3 studiepunten) inbrengen voor Literatuurwetenschap (C02211) (wederzijdse uitsluiting); het overschot van 4,3 studiepunten mag worden ingebracht voor De literaire canon (C03211). 5. Studenten kunnen een certificaat of vrijstelling voor: Kunst en waarheid. Idealisme en symbolisme in de 19e en 20e eeuw (C11311), Techniek als cultuurverschijnsel (C36211), Ritueel en symboliek in het dagelijks leven (C29211 Veranderende grenzen. Nationalisme in Europa (1919-1989) (C07321) Cultuurwetenschappelijke seminars 2 (C55211) inbrengen in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse. Maatregelen met betrekking tot zomerscholen Certificaten van zomerscholen worden tot 31 augustus 2016 ingebracht in de gebonden keuze of in de vrije ruimte. Vanaf de OER 2016-17 worden de certificaten voor zomerscholen in principe ingebracht in de vrije ruimte. Studenten mogen verzoeken de certificaten onder te brengen in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse. Studenten die een zomerschool succesvol hebben afgesloten, mogen niet meer inschrijven voor een zomerschool in dezelfde discipline in een later jaar. De inbreng van een cursus met een flexibele omvang Vanaf de OER 2016-17 is een aantal cursussen in de OER opgenomen met een omvang van een veelvoud van 2,5 EC. Daardoor kan de situatie ontstaan dat het door een student gevolgde programma niet meer optelt tot 180 EC, de omvangseis voor het verstrekken van een bachelordiploma. Hiertoe biedt Cultuurwetenschappen een cursus aan met een flexibele omvang, genaamd Individuele opdracht Cultuurwetenschappen. Deze cursus zal door elke student gevolgd moeten worden wiens programma bij afronding van het afstudeertraject niet exact uitkomt op 180 EC. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de opleiding en de student, de noodzakelijkheid van deze cursus in het derde jaar van de bachelor aan de orde te stellen. De opleiding bepaalt vervolgens de omvang en de inhoud van de cursus. Wederzijdse uitsluitingen op cursusniveau Filmkunde (C27211) <-> Bewegend beeld (C27221/C27231) Zomerschool Florence <-> Zomerschool Florence + bachelorscriptie Zomerschool poëzie <-> Zomerschool poëzie + bachelorscriptie Zomerschool CW <-> Zomerschool CW + bachelorscriptie Verzamelen (C09312) <-> Kabinetten, galerijen en musea (C41211) Cultuurwetenschappelijke vaardigheden (C35212) <-> Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 1 (C48211) en Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 2 (C49211) Theorieën van de cultuurwetenschappen (C16311) <-> Zomerschool CW (Hermeneutiek) (C22331) Schrijven in studie en beroep (C26221) <-> Schrijfpracticum 1 (C51111) en Schrijfpracticum 2 (C51211) <-> Academisch schrijven (CB0002) Tekst en effect (C25231) <-> Schrijfpracticum 1 (C51111) <-> Schrijfvaardigheid (C05111) <-> Academisch schrijven (CB0002). Zomerschool Cultuurwetenschappen C22341 (Literaire canon) <-> De literaire canon (C03211) Literaire cultuur (C02222) <-> Literatuurwetenschap (C02211) Theoretische inleiding tot de cultuurwetenschappen (C48311) <-> Lieux de mémoire (C48321/C48331) Nederland moderniseert 1948-1973 (C36311) <-> Modernisering: Nederland en Vlaanderen 19481973 (C36321)
3
Oudheid (C11211) <-> Cultuurgeschiedenis van de Oudheid (C21211) Middeleeuwen (C12211 en C12221) <-> Een cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen (C06211) De Gouden Eeuw in perspectief (C05211) <-> Rembrandt in perspectief (C14211). Zomerschool Roma Caput Mundi (C56311) <-> Zomerschool Roma Caput Mundi (C56312) Denken over cultuur (C01311 en C01321) <-> Denken over cultuur (C01312) <-> Denken over cultuur (C21311) Expressionisme (C10311) <-> Modern Art (C20311) Fonologie, morfologie en spelling (CB0202) <-> Taalkunde van het Nederlands (C23212) Externe taalgeschiedenis (CB0302) <-> Taalkunde van het Nederlands (C23212)
Cursus Educatieve minor Onderwijswetenschap (O17311) <-> Onderwijswetenschap voor educatieve minor CW (O01311) <-> Leraarschap en didactiek (C35211) Ingangsvoorwaarden op cursusniveau In een aantal gevallen is het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde voor de toelating tot het afleggen van andere tentamens. 1. De trainingsdagen van de cursus Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 2 (C49211) zijn inhoudelijk gekoppeld aan de vier cultuurwetenschappelijke disciplines, te weten: cultuurgeschiedenis, letterkunde, kunstgeschiedenis en filosofie. Voor de cursus Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 2 kan pas worden ingeschreven wanneer de propedeuse en 45 studiepunten van de postpropedeuse zijn afgerond. 2. Voor de cursus Cultuurwetenschappelijke seminars (C54211) kan pas worden ingeschreven na afronding van de propedeuse. 3. Voor de Zomerscholen kan pas worden ingeschreven na afronding van de propedeuse. 4. Een student van de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen kan niet voor de cursus Schrijfpracticum 2 (C51211) ingeschreven worden voordat Schrijfpracticum 1 (C51111) met goed gevolg is afgelegd. 5. Studenten die tot 1 september 2012 een van de modulen ‘Disciplinaire verdieping 1 of 2’ hebben gebruikt om te vullen met seminars, kunnen de cursus CW-seminars 2 alleen onderbrengen in de vrije ruimte. 6. Voor de cursus Stage cultuurwetenschappen (C80212) kan pas worden ingeschreven na afronding van de propedeuse en 60 studiepunten van de postpropedeuse. 7. Voor de modules Onderzoek en analyse I en II (C18311 en C19311) mag pas worden ingeschreven als de inhoudelijke cursus is afgerond. De cursussen Onderzoek en analyse I en II kunnen gekoppeld worden aan de cursussen: Lieux de mémoire (C48331), Modernisering: Nederland en Vlaanderen 1948-1973 (C36321), Kabinetten, galerijen en musea (C41211), Bewerkte boeken (C08211), Denken over cultuur (C21311) en Cultureel erfgoed (C18211). 8. Studenten die willen inschrijven voor het Onderzoekspracticum bachelorscriptie (C42333) dienen alle andere cursussen op 2 na van de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen te hebben afgerond (tenminste 137,6 studiepunten). Men dient wel voor de 2 niet afgeronde cursussen te zijn ingeschreven. De openstaande cursussen mogen geen cursussen zijn van de propedeuse en geen verplichte cursussen van de postpropedeuse. Alleen de vrije ruimte is van deze regel uitgezonderd. 1. Bepalingen met betrekking tot de varianten van de bacheloropleiding Het programma van de WO-bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen (ACW) is samengesteld uit onderdelen (cursussen) van 4 wetenschappelijke disciplines: cultuurgeschiedenis, kunstgeschiedenis, letterkunde en filosofie. Daarnaast worden ‘Algemene CW-cursussen’ onderscheiden. De WO bacheloropleiding ACW wordt aangeboden in de vorm van 3 varianten: 1. De algemene variant. Deze is opgebouwd uit de propedeuse (60 studiepunten), het verplicht vaardigheids- en afstudeertraject in de postpropedeuse (30,1 studiepunten), het (inhoudelijk) gebonden keuzeblok postpropedeuse (vereist 59,9 studiepunten) en de vrije ruimte (30 studiepunten). 2. De educatieve variant. Deze is opgebouwd uit de propedeuse (60 studiepunten), het verplicht vaardigheids- en afstudeertraject in de postpropedeuse (25,8 studiepunten), het verplicht inhoudelijk blok van cursussen waarin de educatieve minor wordt behaald (40 studiepunten), de
4
educatieve minor (30,1 studiepunten). het gebonden keuzeblok postpropedeuse (24,1 studiepunten). Voor de OER 2015-16 geldt dat indien in de propedeuse de Oriëntatiecursus met code C08112 is gevolgd, studenten met de educatieve minor Geschiedenis ook cursus C09111 (Geschiedenis van de Lage Landen (ca. 1500-1795) dienen te volgen. 3. De vrije (open) variant. Deze is opgebouwd uit de propedeuse (60 studiepunten), het verplicht vaardigheids- en afstudeertraject in de postpropedeuse (25,8 studiepunten), het verbredingspakket gevuld met elders behaald onderwijs (45 studiepunten), de vrije ruimte (30 studiepunten, waarvan maximaal 15 studiepunten gevuld mogen worden met vakken die aansluiten op het verbredingspakket en minimaal 15 studiepunten gevuld moeten worden met ACW-cursussen uit de postpropedeuse). het ACW- gebonden keuzeblok postpropedeuse (vereist 19,2 studiepunten). Algemeen De bij de varianten genoemde omvang van de verschillende blokken zal in de OER’en 2016-17, 201718 en 2018-19 flexibel moeten worden toegepast, aangezien de cursussen van het bachelorprogramma ongelijke omvangen hebben. De bij de varianten genoemde omvang is de eindsituatie (1 september 2019). De opleiding heeft een cursus met een flexibele omvang gecreëerd waarmee de totale omvang van het programma op 180 studiepunten wordt gebracht. Zie onder B en G. Ad 1. Bepalingen ten aanzien van de algemene variant Studenten die de algemene variant van de bacheloropleiding ACW volgen, maar waarvan de samenstelling van de propedeuse niet overeenkomt met de propedeuse van de OER2016-17 (al of niet gebruikmakend van de tijdelijke overgangscursussen) dienen in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse uit alle 4 de disciplines van ACW ten minste één cursus te kiezen, eventueel aangevuld met Algemene CW-cursussen. Tevens nemen zij verplicht twee combinaties van een inhoudelijke module + een module Onderzoek en analyse in postpropedeuse op. Studenten die de algemene variant van de bacheloropleiding ACW volgen, en waarvan de samenstelling van de propedeuse overeenkomt met de propedeuse van de OER2016-17 (al of niet gebruikmakend van de tijdelijke overgangscursussen) dienen hun postpropedeuse als volgt in te vullen: 30 studiepunten met cursussen uit de verdiepingsdiscipline, 25 studiepunten met cursussen uit de overige drie ACW-disciplines (verbreding), 20 studiepunten met interdisciplinaire cursussen. Zij schrijven hun bachelorscriptie in de verdiepingsdiscipline. Studenten die de algemene variant volgen, mogen de cursussen Fonologie, morfologie en spelling (CB0202), Externe taalgeschiedenis (CB0302) (of dier voorganger Taalkunde van het Nederlands (C23212)), Taalbeheersing van het Nederlands (C24212) en Schoolgrammatica (C16211) alleen in de vrije ruimte inbrengen. Ad 2. Bepalingen ten aanzien van de educatieve variant Studenten die een educatieve minor in de bacheloropleiding ACW opnemen, dienen een verplicht inhoudelijk blok van 40 studiepunten in de postpropedeuse te volgen. Indien gekozen wordt voor een educatieve minor voor het schoolvak Geschiedenis, worden de cursussen gekozen uit de cursussen van de discipline cultuurgeschiedenis. Indien gekozen wordt voor een educatieve minor voor het schoolvak Nederlands, worden de cursussen gekozen uit de cursussen van het inhoudelijk blok letterkunde en taalkunde, aangevuld met de cursus Argumentatieleer (C52211). In het (inhoudelijk) gebonden keuzeblok van de postpropedeuse (vereist 24,1 studiepunten) kunnen worden ondergebracht eventuele zomerscholen, cursussen van 2 andere ACW-disciplines (anders dan de gekozen educatieve minor) en Algemene CW-cursussen. In de postpropedeuse van de educatieve variant is een combinatie van een inhoudelijke cursus + de module Onderzoek en analyse I (C18311) verplicht. De cursussen Leraarschap en didactiek (C35211) c.q. Onderwijswetenschap voor de educatieve minor CW (O01311), Kennis van leren en onderwijzen (C46311/C46321)) en Kennis van de leerling (C47211/C47221) moeten in de aangegeven volgorde worden bestudeerd. Studenten moeten voor de cursussen Vakdidactiek Geschiedenis (C30211) en Vakdidactische stage Geschiedenis (C62313) tegelijkertijd inschrijven. Ingeschreven kan pas worden na afronding van de propedeuse, van het verplichte inhoudelijk deel Cultuurgeschiedenis (40 tot 43 studiepunten) uit de postpropedeuse, en van de algemene cursussen van de educatieve minor, te weten: Leraarschap en didactiek (35211) c.q. Onderwijswetenschap voor educatieve minor CW (O01311), Kennis van leren en onderwijzen (C46311/C46321) en Kennis van de leerling (C47211/C47221).
5
Studenten moeten voor de cursussen Vakdidactiek Nederlands (C31211) en Vakdidactische stage Nederlands (C63313) tegelijkertijd inschrijven. Ingeschreven kan pas worden na afronding van de propedeuse, van het verplichte inhoudelijk deel Letterkunde en taalkunde (40-43 studiepunten) uit de postpropedeuse, en van de algemene cursussen van de educatieve minor, te weten: Leraarschap en didactiek (35211) c.q. Onderwijswetenschap voor educatieve minor CW (O01311), Kennis van leren en onderwijzen (C46311/C46321) en Kennis van de leerling (C47211/C47221). Bij studenten die de educatieve minor Nederlands volgen worden de cursussen Fonologie, morfologie en spelling (CB0202), Externe taalgeschiedenis (CB0302) (of dier voorganger Taalkunde van het Nederlands (C23212)), Taalbeheersing van het Nederlands (C24212) en Schoolgrammatica (C16211) ingebracht in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse. Studenten die de educatieve variant geschiedenis volgen, schrijven hun bachelorscriptie in de discipline cultuurgeschiedenis. Studenten die de educatieve variant Nederlands volgen, schrijven hun bachelorscriptie in de discipline letterkunde. In de educatieve variant wordt de vrije ruimte verplicht gevuld met de cursussen van de educatieve minor.
Ad 3. Bepalingen ten aanzien van de vrije (open) variant Studenten die de bacheloropleiding ACW als een ‘vrije (open) bachelor’ volgen, dienen in het gebonden keuzeblok van de postpropedeuse (vereist 19,2 studiepunten) cursussen van tenminste 2 van de 4 disciplines van ACW te kiezen, eventueel aangevuld met Algemene CW-cursussen. Hierbij is een combinatie van een inhoudelijke module + de module Onderzoek en analyse I (C18311) verplicht.
D
Bijzonderheden ten aanzien van de vrije ruimte De omvang van de vrije ruimte is vanaf de OER 2016-17 30 studiepunten. De opleiding heeft een flexibele cursus ‘Individuele verdieping’ gecreëerd waarmee elke student zijn vrije ruimte op 30 studiepunten kan laten uitkomen. In de educatieve variant wordt de vrije ruimte verplicht gevuld met de cursussen van de educatieve minor. In de vrije (open) variant van de bachelor moeten minimaal 15 studiepunten van de vrije ruimte gevuld worden met ACW-cursussen. In alle overige gevallen is de invulling van de vrije ruimte vrij. Inbreng van buiten de OU gevolgd onderwijs is mogelijk, mits van academisch niveau. Zie ook onder E.
E. Inbreng cursussen in de opleiding 1. Een eventueel overschot aan studiepunten in de gebonden keuze van de propedeuse mag worden ingebracht in de gebonden keuze van de postpropedeuse. 2. Het is niet toegestaan om mastercursussen uit de op de bachelor aansluitende master op te nemen in de vrije ruimte van de bacheloropleiding. 3. Indien voldaan wordt aan de ingangseisen op cursusniveau, is inbreng van cursussen van andere masters wel toegestaan, tenzij inschrijving voor deze cursussen is voorbehouden aan studenten die formeel zijn toegelaten tot de master waarvan die cursussen deel uitmaken. Bepalingen ten aanzien van elders gevolgd onderwijs 1. De student moet voordat hij de cursus aan de andere universiteit gaat volgen schriftelijk toestemming vragen voor de inbreng van een bepaalde cursus in een bepaalde opleiding. Een verzoek om toestemming wordt door de student gericht aan de decaan, in casu de Commissie Vrijstelling en Toelating CW. 2. De Commissie Vrijstelling en Toelating zorgt namens de decaan voor een schriftelijke reactie aan de student. In deze reactie wordt altijd vermeld voor hoeveel studiepunten die desbetreffende cursus kan worden ingebracht. 3. De toestemming bedoeld onder punt 1. geldt alleen voor de desbetreffende opleiding. Toestemming wordt alleen dan verleend wanneer er sprake is van duidelijke samenhang tussen enerzijds het in te brengen onderwijs en anderzijds (de doelstellingen van) de betreffende OUopleiding. 4. De student moet, tenzij anders is bepaald, zelf zorg dragen voor inschrijving, betaling en dergelijke aan de andere universiteit; de OU heeft geen inspanningsverplichting en draagt geen
6
enkele verantwoordelijkheid met betrekking tot de inschrijving of andere contacten met de andere instelling. 5. De student moet zijn tentamenbriefje van de andere universiteit tezamen met de toestemmingsbrief bedoeld onder punt 1 overleggen bij zijn aanvraag van het afsluitend examen van de opleiding. 6. Binnen de bovengenoemde voorwaarden is elders gevolgd onderwijs bij de bacheloropleiding Algemene Cultuurwetenschappen mogelijk in de vrije ruimte. 7. Voor algemene bepalingen omtrent elders gevolgd onderwijs verwijzen wij naar de OER 20162017 voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen, algemeen deel, artikelen 7.4 en 7.6. Stage Voor het inbrengen van een stage in de vrije ruimte dient vooraf toestemming te worden gevraagd bij de decaan, in casu Commissie Vrijstelling en Toelating CW, door middel van een stageplan. Student dient zelf de stage te regelen. Een staflid van het wetenschapsgebied Cultuurwetenschappen dient bereid te zijn de stage inhoudelijk te begeleiden. Cultuurwetenschappen heeft geen enkele verplichting wat betreft het aanbieden van stageplaatsen. Voor de cursus Stage cultuurwetenschappen (C80212) kan pas worden ingeschreven na afronding van de propedeuse en 60 studiepunten van de postpropedeuse. F. Bijzonderheden ten aanzien van het bachelorexamen 1. Het bachelorgetuigschrift wordt afgegeven wanneer student aan alle verplichtingen van het studieprogramma van (een variant van) de wo-bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen heeft voldaan. De omvang van de bacheloropleiding bedraagt 180 studiepunten. 2. Compensatorische regeling 3. Van de door de CvE vastgelegde compensatorische regeling (één 5 in de propedeuse toegestaan en één 5 in de postpropedeuse) zijn uitgezonderd: o Oriëntatiecursus cultuurwetenschappen (CB0004) of diens voorgangers (dit geldt niet voor de 1-moduulscursussen Oriëntatiecursus cultuurwetenschappen deel 1 (C44121) en deel 2 (C45121), die deel uitmaakten van de OER 2004-2005) o Inleiding in de filosofie (C13132) of diens voorgangers o Inleiding letterkunde (C16112) of diens voorgangers o Inleiding kunstgeschiedenis (C19112) of diens voorgangers o Inleiding cultuurgeschiedenis (C04212) o Cultuurwetenschappelijke vaardigheden 2 (C49211) o Academisch schrijven (CB0002) of diens voorgangers o Schrijfpracticum 2 (C51211) o Onderzoek en analyse I en II (C18311 en C19311) o Alle cursussen waarvan de beoordeling niet plaatsvindt door middel van een cijfer o Alle cursussen die een grotere omvang hebben dan 4,3 resp. 5 studiepunten o Alle cursussen van de educatieve minor 3. Geldigheidsduur tentamens De geldigheidsduur van de tentamens van de wo-bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen bedoeld in artikel 4,2 van de OER 2016-2017 voor de wobacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen is onbeperkt. 4. Vrijstellingen o De geldigheidsduur van verleende vrijstellingen ten behoeve van de bachelor Algemene cultuurwetenschappen zoals bedoeld in paragraaf 5 van het algemene deel van de OER 2016-17 is onbeperkt. o Studenten die van variant veranderen, moeten hun vrijstellingen opnieuw aanvragen. 5. Cum laude Het vaststellen van het judicium (summa) cum laude geschiedt door de Commissie voor de Examens op basis van het Beleidskader voor het toekennen van judicia bij de afgifte van eindgetuigschriften, vastgesteld door het College van bestuur van de Open Universiteit op 1 september 2015 (U2015/02701/MLS).
7
G. Bijzonderheden ten aanzien van de omzetting van een bestaand studiepad naar een studiepad op grond van de OER 2016-17 1. Met ingang van de OER 2016-17 krijgen alle nieuwe en gereviseerde cursussen een omvang van 2,5 EC of een veelvoud daarvan. De minimumgrootte van een cursus is 5 EC. Cultuurwetenschappen streeft ernaar in de OER 2018-19 alle cursussen te hebben omgezet naar de nieuwe grootte-eenheden. 2. Vanaf de OER 2016-17 zijn in de inleidende cursussen en de Oriëntatiecursus Cultuurwetenschappen de academische vaardigheden geïntegreerd. Veel studenten die ook studeerden in de OER 2015-16 zullen te maken krijgen met een overgangssituatie. Hiervoor gelden de volgende regels: a. Studenten die alle inleidende cursussen al hebben afgerond, dienen de cursus CWvaardigheden 1 (C48211) zo snel mogelijk af te ronden. Deze cursus verdwijnt in 2016-17 uit het aanbod. b. Studenten die een deel van de inleidende cursussen hebben afgerond, bestuderen de academische vaardigheden voor dat deel in de kleine tijdelijke vaardighedencursussen van 1,4 EC. c. Het betreft hier de volgende cursussen: d. CB000Z Vaardigheden Oriëntatiecursus Cultuurwetenschappen, e. CB010Z Vaardigheden Inleiding cultuurgeschiedenis, f. CB020Z Vaardigheden Inleiding in de filosofie, g. CB030Z Vaardigheden Inleiding kunstgeschiedenis, h. CB040Z Vaardigheden Inleiding letterkunde. i. Het streven is zoveel mogelijk studenten zo snel mogelijk te laten beschikken over een ‘propedeuse-nieuwe-stijl’. Zodra een student een dergelijke propedeuse behaalt, gelden de nieuwe regels ten aanzien van de inrichting van de postpropedeuse. Voor deze regels wordt verwezen naar het Opleidingsplan Bachelor Algemene cultuurwetenschappen en/of de studiegids 2016-17. 3. In de overgangsjaren 2016-17, 2017-18 en 2018-19 zal de grootte van de onderdelen van de postpropedeuse (blok verplichte cursussen, gebonden keuzeblok, verplicht inhoudelijk blok educatieve minor, educatieve minor) binnen bepaalde marges kunnen variëren. 4. De inbreng van een cursus met een flexibele omvang Vanaf de OER 2016-17 is een aantal cursussen in de OER opgenomen met een omvang van een veelvoud van 2,5 EC. Daardoor kan de situatie ontstaan dat het door een student gevolgde programma niet meer optelt tot 180 studiepunten, de omvangseis voor het verstrekken van een bachelordiploma. Hiertoe biedt Cultuurwetenschappen een cursus aan met een flexibele omvang, genaamd Individuele opdracht Cultuurwetenschappen. Deze cursus zal door elke student gevolgd moeten worden wiens programma na afronding van het afstudeertraject niet exact uitkomt op 180 EC. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de opleiding en de student, om de noodzakelijkheid van deze cursus in het derde jaar van de bachelor aan de orde te stellen. De opleiding bepaalt vervolgens de omvang en de inhoud van de cursus. Er worden geen studiepunten cadeau gegeven (4,3 studiepunten is géén 5 studiepunten).
H. Hardheidsclausule Voor zover er zich onverhoopt gevallen mochten voordoen, waarin de uitvoeringsregeling niet voorziet, wordt verwezen naar het bepaalde in artikel 9.1 van de OER 2016-2017 voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen.
8
