Wmo-raden aan het werk Onderzoek naar de effectiviteit en representativiteit van Wmo-raden Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van ZonMw drs. S.M. van Klaveren drs. E.P. Poortvliet Projectnummer: B3699
Zoetermeer, februari 2011
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Voorwoord Met een subsidie van ZonMW heeft Research voor Beleid in 2010 een onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van Wmo-raden. Het onderzoek focust vooral op de mate waarin kwetsbare groepen zijn vertegenwoordigd in de Wmo-raden en in hoeverre hun stem zijn weerslag vindt in de verstrekte adviezen. In het onderzoek zijn vier Wmo-raden en een Panel WZW gevolgd. Van elk van de raden is een afzonderlijke rapportage gemaakt waarin het functioneren van de Wmoraad is beschreven. Deze deelrapportages zijn met de desbetreffende Wmo-raden besproken. Onderhavige rapportage is een synthese van de vier deelrapportages en beoogt aandachtspunten mee te geven aan Wmo-raden die hun effectiviteit willen vergroten en de stem van kwetsbare burgers meer tot hun recht willen laten komen. Het onderzoeksteam bedankt de leden van de vier Wmo-raden en het Panel WZW, de geïnterviewde wethouders, raadsleden en ambtenaren voor hun bijdrage aan het onderzoek. Ook bedanken wij de klankbordgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de Koepel van Wmo-raden, Kennisinstituut MOVISIE, de VNG, LOC Zeggenschap in de Zorg en Zorgbelang Zuid-Holland, voor hun waardevolle inbreng. Susan van Klaveren Senior Onderzoeker Zorg en Welzijn Paul Poortvliet Accountmanager Zorg en Welzijn
3
4
Inhoudsopgave
1
2
3
4
5
Inle id ing
7
1.1
Aanleiding voor het onderzoek
7
1.2
Effectiviteit en representativiteit
8
1.3
Onderzoeksaanpak
1.4
Leeswijzer
9 10
G e mee nten e n W mo-rade n
11
2.1
Relatie met de gemeente
11
2.2
Wmo-raden te midden van andere participatie-instrumenten
13
2.3
Gevolgen voor de verhouding gemeente en doelgroepenorganisaties
15
Rep re sentativite it e n wijze v an be trekk en
17
3.1
Samenstelling Wmo-raden
17
3.2
Representativiteit samenstelling
18
3.3
Stem van de burger in adviezen
20
A dvisering d oor W mo-rade n
25
4.1
Onderwerpen
25
4.2
Moment van adviseren
27
4.3
Kwaliteit en invloed van de adviezen
28
4.4
Opdracht aan Wmo-raden in relatie tot leden
29
B e schouwing
33
5.1
De Wmo-raad bestaat niet
33
5.2
Representativiteit en wijze van betrekken
33
5.3
Mate van invloed
36
5.4
Afsluitend
39
B ijlag e 1 B e schrijving W mo-rade n
41
1.
Wmo-raad Barendrecht
2.
Wmo-raad Delft en Panel WZW
41 43
3.
Wmo-raad Leerdam
46
4.
Wmo-adviesraad Westland
47
B ijlag e 2 Literatuurov e rzicht
49
B ijlag e 3 Ove rzicht v an de elne me rs
51
5
6
1
Inleiding
1.1
Aanleiding voor het onderzoek
Wat is een Wmo-raad? Burgerparticipatie is een belangrijk onderdeel van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Volgens artikel 11 van de Wmo moeten gemeenten burgers betrekken bij de voorbereiding van beleid 1. Burgers mogen ook zelfstandig voorstellen doen over maatschappelijke ondersteuning. De gemeente moet er op letten dat ook kwetsbare groepen bij beleidsvoorbereiding worden betrokken. Artikel 12 verplicht gemeenten om over voorgenomen beleid advies te vragen aan gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties aan de vraagkant van de Wmo. Dit officiële advies gaat over ontwerpplannen van Wmo-beleid. De gemeente is vrij in het invulling geven aan de twee wetsartikelen. Met deze verplichting voor ogen hebben veel gemeenten een Wmo-raad (ook wel Wmo-platform, Wmo-adviesorgaan genoemd) opgericht 2. Wmo-raden voorzien gemeenten gevraagd en ongevraagd van advies over beleid op de negen prestatievelden van de Wmo. In alle gevallen wordt de Wmo-raad samengesteld uit inwoners van de gemeente. In een kwart van de gevallen zijn de leden burgers of cliënten die op persoonlijke titel zitting hebben en (ervarings-)deskundigheid inbrengen 3. In een derde van de gemeenten bestaat de Wmo-raad uit afgevaardigden van lokale doelgroepenorganisaties. Zij vertolken doorgaans de stem van hun achterban. In de meeste gevallen bestaat de Wmo-raad zowel uit leden op persoonlijke titel als afgevaardigden van lokale doelgroepenorganisaties. In een enkele gemeente hebben naast de genoemde partijen ook aanbieders van zorg-, welzijns- sporten/of culturele voorzieningen zitting in de Wmo-raad. Doel van het onderzoek Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd naar het functioneren en de representativiteit van Wmo-raden. Over de effectiviteit van Wmo-raden (in relatie tot hun representativiteit) is echter minder bekend. Om die reden heeft Research voor Beleid bij ZonMW een subsidie aangevraagd voor een onderzoek naar factoren die de effectiviteit van Wmo-raden beïnvloeden. In dit onderzoek is specifiek aandacht besteed aan de mate van representativiteit van de Wmo-raad. Het onderzoek maakt deel uit van het subsidieprogramma ‘Patiëntenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid’ van ZonMW. ZonMW is de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (gefinancierd door onder meer het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport). ZonMW initieert regelmatig programma’s die tot doel hebben de zorg te verbeteren. Het programma ‘Patiëntenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid’ is daar een voorbeeld van.
1
2
3
Naast participeren in het beleidsproces is het doel van burgerparticipatie in de Wmo ook gericht op maatschappelijke deelname (Memorie van Toelichting, 2005). SCP (2008), De invoering van de Wmo. Gemeentelijk beleid in 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. SCP (2010), Op weg met de Wmo – Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007-2009, Den Haag.
7
Het doel van het door Research voor Beleid geïnitieerde en uitgevoerde onderzoek is tweeledig: A. In kaart brengen van factoren die invloed hebben op de mate waarin een Wmo-raad er in slaagt om burgerparticipatie in gemeentelijke beleidsvorming te realiseren B. En het vertalen van de uitkomsten naar praktische tips voor Wmo-raden/panels. Focus op relatie tot burgers Een belangrijk deel van het onderzoek bestaat uit de beantwoording van de vraag hoe Wmo-raden de ideeën en behoeften van minder goed vertegenwoordigde groepen, zoals jongeren, GGZ-cliënten en allochtonen, in hun adviestrajecten kunnen betrekken. Omdat deze doelgroepen op verschillende wijze worden vertegenwoordigd door Wmo-raden, staan in het onderzoek vier modellen centraal die van elkaar verschillen in de wijze waarop de achterban, burgers en cliënten, worden vertegenwoordigd. De volgende vier raden en een panel zijn in het onderzoek betrokken 1: Wmo-raad met ‘gewone burgers’ zonder verdeling naar doelgroep (Leerdam) Wmo-raad met ‘gewone burgers’ met verdeling naar doelgroep (Barendrecht) Wmo-raad met vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, kerken, maatschappelijke organisaties (Westland) Wmo-raad en thematisch gericht panel die naast elkaar functioneren (Delft). Klankbordgroep Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van januari tot december 2010 en begeleid door een klankbordgroep. Deze groep heeft het onderzoeksteam van Research voor Beleid van (inhoudelijke) aandachtspunten voorzien en is met het team in gesprek gegaan over de eerste resultaten van het onderzoek. De klankbordgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de VNG, Koepel van Wmo-raden, kennisinstituut MOVISIE, Werkplaats Maatschappelijke opvang en Zorgbelang Zuid-Holland.
1.2
Effectiviteit en representativiteit
Het onderzoek beoogt de effectiviteit van cliëntenparticipatie binnen Wmo-raden te onderzoeken. Effectiviteit beschrijven we als (Edelenbos, 2000): “het vroegtijdig betrekken van einddoelgroepen bij de vorming van beleid en verbetering van de kwaliteit, waarbij in de openheid en op basis van gelijkwaardigheid en onderling debat problemen in kaart worden gebracht en oplossingen worden verkend die van invloed zijn op het uiteindelijke besluit.” Voorgaande definitie maakt duidelijk dat de effectiviteit van Wmo-raden niet wordt bepaald door het aantal adviezen dat door het College van Burgemeester en Wethouders of de gemeenteraad is overgenomen, maar door de ‘voeding’ die de Wmo-raad heeft gegeven aan de gemeentelijke beleidsvorming en besluitvorming op het gebied van de Wmo. De definitie van Edelenbos bestaat feitelijk uit drie onderdelen die we tijdens het onderzoek nader hebben onderzocht: Representativiteit: Waarop is de samenstelling van de huidige Wmo-raad gebaseerd? In hoeverre slaagt de Wmo-raad erin om relevante ‘einddoelgroepen’ bij de adviesvorming te betrekken? 1
De term ‘onderzochte Wmo-raden’ verwijst in deze rapportage naar de vier Wmo-raden en het Panel WZW, tenzij het panel afzonderlijk wordt genoemd.
8
Wijze van betrekken: Op welke wijze worden deze groepen in het debat en de besluitvorming betrokken? In hoeverre en op welke wijze wordt de mening van al deze groepen in het uiteindelijke advies verwerkt? Mate van invloed: welke invloed heeft de Wmo-raad/het WZW-panel op het gemeentelijke beleid? Strookt dit met de verwachtingen? Geeft de Wmo-raad/het WZW-panel alleen formeel adviezen of speelt het ook een rol als belangenbehartiger? Drie vormen van invloed Gedurende de looptijd van het onderzoek heeft het landelijk kennisinstituut MOVISIE ook een onderzoek uitgevoerd naar de invloed van Wmo-raden. In dit onderzoek worden drie vormen van invloed onderscheiden. Het gaat om: Formele invloed: de rol van Wmo-raden zoals deze is vastgelegd in officiële beleidsstukken en verordeningen. Feitelijke invloed: het resultaat van de inzet van de Wmo-raden Beleefde invloed: mate waarin de Wmo-raad zich door de gemeente serieus genomen voelt. In onderhavig onderzoek is vooral aandacht besteed aan de feitelijke en beleefde invloed. Bron: Cromwijk, R. e.a., (2010), Wmo-raden in beeld – Over de invloed van Wmo-raden, MOVISIE, Utrecht
1.3
Onderzoeksaanpak
Het onderzoek bestond uit vier fasen. Fase 1: Inhoudelijke voorbereiding Aan de hand van literatuur over beleidsparticipatie in het algemeen en Wmo-raden in het bijzonder hebben we een analysekader opgesteld. In het analysekader zijn de factoren die (mogelijk) van invloed zijn op de effectiviteit van Wmo-raden, opgenomen. Het analysekader hebben we in concept voorgelegd aan de voorzitters van de Wmo-raden en aan onze klankbordgroep. Zij hebben aangegeven welke onderwerpen zij relevant vinden voor het onderzoek. Na verwerking van de opmerkingen is het analysekader definitief gemaakt. Fase 2: Voorbereiding per Wmo-raad Vervolgens zijn met de verschillende Wmo-raden werkafspraken gemaakt, en er is achtergrondinformatie over de betrokken Wmo-raad verzameld en bestudeerd. Ook is er een bijeenkomst met voorzitters Wmo-raden georganiseerd over eventuele aandachtspunten voor het onderzoek. Deze bijeenkomst heeft nadere invulling aan het analysekader gegeven dat de richtlijn voor het onderzoek vormt. Fase 3: Uitvoeren casestudies Tijdens de derde fase hebben we aan de hand van gesprekken met Wmo-raadsleden, portefeuillehouder, betrokken ambtenaren en lokale belangenorganisaties het functioneren van de Wmo-raden in kaart gebracht. De uitkomsten en aanbevelingen zijn per Wmo-raad in een beknopte rapportage beschreven en met de desbetreffende raad besproken. Fase 4: Analyse van de uitkomsten Op grond van de uitkomsten van de casestudies hebben we de factoren die (vooral) van invloed zijn op de effectiviteit van de Wmo-raden, onderzocht. In november 2010 hebben we de resultaten op hoofdlijnen gepresenteerd aan de klankbordgroep. Vervolgens zijn de resultaten beschreven in onderhavige rapportage.
9
Verspreiding resultaten onderzoek In 2011 zal de Koepel van Wmo-raden een discussiestuk verspreiden dat gebaseerd is op de resultaten van het onderzoek. Daarnaast werkt Research voor Beleid mee aan twee werkbijeenkomsten voor Wmo-raden die kennisinstituut MOVISIE begin 2011 organiseert. Als inleiding zullen de resultaten van het onderzoek dan worden gepresenteerd.
1.4
Leeswijzer
Hoofdstuk twee beschrijft de relatie tussen de gemeente en de Wmo-raad en de positie van de Wmo-raad te midden van andere door de gemeente gehanteerde participatieinstrumenten. Het hoofdstuk schetst zo de achtergrond waarbinnen de Wmo-raden functioneren. Hoofdstuk drie behandelt vervolgens de representativiteit van Wmo-raden. In hoeverre weerspiegelt de samenstelling van de raden de lokale doelgroepen van de Wmo? En in hoeverre komt de stem van deze groepen terug in de adviezen? Antwoorden op deze vragen maken duidelijk of en hoe de stem van kwetsbare burgers worden verwoord door de Wmoraden. Hoofdstuk vier gaat in op de kerntaak van de Wmo-raden: de advisering over de Wmo. Het hoofdstuk behandelt verschillende aspecten van deze taak: de behandelde onderwerpen, het moment van advisering en de kwaliteit van de adviezen. Ook gaan we in de op de mate waarin de adviezen invloed hebben op de lokale beleids- en besluitvorming op het gebied van de Wmo. Het rapport sluit af met conclusies over de effectiviteit van Wmo-raden. We gaan hierbij afzonderlijk in op representativiteit van de samenstelling, het betrekken van de achterban en de mate van invloed. De conclusies gaan vergezeld van aanbevelingen.
10
2
Gemeenten en Wmo-raden
In dit hoofdstuk gaan we in op de positie van Wmo-raden ten opzichte van de gemeenten. In de eerste paragraaf beschrijven we de relatie tussen Wmo-raden en gemeenten, waarbij we vooral ingaan op de door de gemeente geboden ondersteuning. In de tweede paragraaf behandelen we de redenen waarom de Wmo-raden zijn opgericht en, in de derde paragraaf, schetsen we de gevolgen van de komst van de Wmo-raden voor de verhouding met lokale maatschappelijke en doelgroepenorganisaties.
2.1
Relatie met de gemeente
Uit onderzoek van MOVISIE blijkt dat Wmo-raden verschillende posities innemen ten opzichte van de gemeente 1. In sommige gemeenten wordt er bewust afstand bewaard tussen de Wmo-raad en de gemeente, in andere gemeenten is er juist sprake van een nauwe samenwerking tussen beide. Dit beeld wordt herkend binnen onderhavig onderzoek. In deze paragraaf gaan we in op: eventuele aanwezigheid van gemeentelijke vertegenwoordiger bij vergaderingen eventuele ambtelijke ondersteuning. Aanwezigheid gemeentelijke vertegenwoordiger In alle vier de casestudies vindt er overleg plaats tussen de Wmo-raad en gemeentelijke vertegenwoordigers. Bij drie van de vijf raden is een ambtelijk betrokkene (vrijwel) structureel bij vergaderingen van de Wmo-raad aanwezig. Met de wethouder vindt meestel periodiek overleg plaats. De volgende tabel geeft een overzicht. Tabel 2.1
Aanwezigheid gemeentelijke vertegenwoordiger Aanwezigheid gemeentelijke vertegenwoordiger
Wmo-raad Barendrecht WZW-panel Delft
Beleidsmedewerker altijd aanwezig, periodiek overleg met wethouder Beleidsmedewerker altijd aanwezig, wethouder met grote regelmaat aanwezig bij vergaderingen
Wmo-raad Delft
Enkele keer beleidsmedewerker aanwezig, bij uitzondering gesprek met wethouder
Wmo-raad Leerdam
Periodiek overleg met wethouder en ambtenaar
Wmo-adviesraad Westland
Beleidsmedewerker altijd aanwezig, periodiek overleg met wethouder
Wanneer gemeentelijke vertegenwoordigers met de Wmo-raad aan tafel zitten, dan levert dit inzicht op van de Wmo-raad in de ontwikkelingen die binnen de gemeente spelen en de speerpunten die er zijn. De Wmo-raad kan deze kennis – ten positieve - gebruiken in haar advisering. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat een Wmo-raad adviseert dat de gemeente een bepaald onderwerp op moet pakken, terwijl zij hier al mee aan de slag is. Tegelijkertijd kunnen er tijdens vergaderingen tal van ervaringen boven tafel komen waarmee de gemeente haar voordeel kan doen.
1
Cromwijk, R. e.a., (2010), Wmo-raden in beeld – Over de invloed van Wmo-raden, MOVISIE, Utrecht
11
Een nadeel van een dergelijke uitwisseling is echter dat de raadsleden, zo blijkt uit twee van de casestudies, vooral in gesprek gaan met de gemeentelijke vertegenwoordiger en minder met elkaar. Inhoudelijke verdieping en focus op de ontwikkeling van een eigen gezamenlijke visie op een bepaald onderwerp raakt daardoor volgens geïnterviewden op de achtergrond. Ook loopt de Wmo-raad het risico dat zij ‘meegezogen’ wordt in de visie van de gemeente waardoor onafhankelijke advisering (mogelijk) wordt belemmerd 1. Dit laatste is echter afhankelijk van de mate waarin de leden in staat zijn zich kritisch op te stellen ten opzichte van de gemeente. In het licht van de binnen dit onderzoek gestelde effectiviteitvraag kan gesteld worden dat een intensieve interactie tussen de Wmo-raad en de beleidsmedewerker Wmo zeker bijdraagt aan de effectiviteit van de Wmo-raad vanwege wederzijdse uitwisseling van informatie. Belangrijk is wel dat de Wmo-raadsleden de ruimte nemen om met elkaar in gesprek te gaan over het onderwerp en daarbij hun kritische blik behouden. Ambtelijke ondersteuning De mate waarin de betrokken Wmo-raden worden ondersteund door een ambtenaar verschilt. In de gemeente Westland heeft de ambtelijke ondersteuner een uitgebreid takenpakket, waartoe ook het schrijven van de adviezen van de Wmo-raad behoort. Bij de Wmoraad Leerdam is er echter een ambtelijk aanspreekpunt dat vooral zorgt voor het aanleveren van documenten en contacten binnen de gemeente. De volgende tabel geeft een overzicht. Tabel 2.2
Ambtelijke ondersteuning Aanwezigheid gemeentelijke vertegenwoordiger
Wmo-raad Barendrecht
Alleen ambtelijk aanspreekpunt
WZW-panel Delft
Ondersteunend ambtenaar organiseert vergaderingen, notuleert en stuurt stukken rond
Wmo-raad Delft
Alleen ad hoc ambtelijk aanspreekpunt
Wmo-raad Leerdam
Alleen ambtelijk aanspreekpunt
Wmo-adviesraad Westland
Ondersteunend ambtenaar organiseert vergaderingen, notuleert, stuurt stukken rond en schrijft de adviezen.
Alle Wmo-raden hechten aan een duidelijke toegang tot de gemeente, bij voorkeur in de vorm van een contactpersoon. Deze contactpersoon is van belang voor het beantwoorden van vragen en verzamelen van beleidsdocumenten in de organisatie. Daarnaast dragen actieve contactpersonen volgens de geïnterviewden bij tot meer bekendheid van de Wmoraad onder ambtenaren en het (tijdig) voorleggen van alle relevante beleidsdocumenten. De Wmo-raden verschillen echter in de mate waarin zij ondersteund willen worden. Om hun eigen onafhankelijke positie te behouden of te versterken, kiest bijvoorbeeld de Wmo-raad Leerdam voor de inhuur van een externe consulent die de raad ook van inhoudelijk advies kan voorzien. De Wmo-raad Barendrecht huurt een notulist in voor de verslaglegging van vergaderingen. In de gemeente Westland is er juist sprake van een intensieve ambtelijke ondersteuning. De Wmo-adviesraad Westland vindt dit geen bedreiging voor de eigen onafhankelijkheid.
1
Dit is in lijn met de in 2008 door iBMG uigevoerde inventarisatie patiëntenparticipatie waarbij aanpassing en compromisvorming als nadelen worden gezien van institutionalisering.
12
De leden zien de ambtelijke ondersteuner als een betrouwbare persoon die de meningen en visies van de verschillende Wmo-adviesraadsleden goed laat terugkomen in adviezen en notulen. Daarnaast krijgen bij voorkeur alle leden, maar minimaal de voorzitter de conceptadviezen voor verzending voorgelegd. Zo wordt voorkomen dat een advies niet in lijn is met de visie van de Wmo-adviesraad. Secretariële ondersteuning kan het werk van Wmo-raden versterken. Deze ondersteuning kan zorgen voor structuur en veel werk uit handen nemen van de toch vaak al belaste vrijwillige raadsleden. Of de ondersteuning beter door een ambtenaar of door een extern persoon kan worden verleend, blijkt niet uit dit onderzoek. Wel is duidelijk dat wanneer er sprake is van externe inhuur de Wmo-raad over voldoende middelen dient te beschikken. Overige ondersteuning door de gemeente Gemeenten bieden ook andersoortige ondersteuning, zoals vergaderruimte, financiële middelen en ruimte op de gemeentelijke website. De Wmo-raden gaan hier verschillend mee om. De Wmo-adviesraad Westland presenteert zich bijvoorbeeld op de gemeentelijke website en maakt gebruik van de gemeentelijke vergaderzalen. De Wmo-raad Delft en Barendrecht maken beide gebruik van de vergaderzalen maar hebben expliciet gekozen voor een eigen website. De Wmo-raad Leerdam maakt liever geen gebruik van dergelijke ondersteuning. Of een Wmo-raad van dergelijke ondersteuning gebruik maakt, wordt bepaald door de interpretatie van onafhankelijkheid. Een Wmo-raad als die in Leerdam wil de eigen onafhankelijkheid benadrukken door afstand te nemen van de gemeente. De andere Wmo-raden gaan daar flexibeler mee om. Zij vinden dat onafhankelijkheid vooral het gevolg is van een kritische houding, welke niet wordt verstoord door gebruik te maken van faciliteiten van de gemeente. Er zijn in het onderzoek geen aanwijzingen dat ondersteuning als vergaderruimte of ruimte op de gemeentelijke website bijdragen aan de effectiviteit van de Wmo-raad. Wel van invloed zijn de financiële middelen: middelen voor inhuur van eventuele (praktische of inhoudelijke) ondersteuning dragen bij aan het functioneren van de Wmo-raad en de kwaliteit van de adviezen. Zo heeft het Panel WZW dankzij een training meer zicht gekregen op het eigen functioneren en zijn er concrete actiepunten opgesteld om het functioneren te verbeteren.
2.2
Wmo-raden te midden van andere participatie-instrumenten
Beleidsparticipatie, ook op het gebied van de Wmo, is niet nieuw voor gemeenten. Bijvoorbeeld in het kader van wijkontwikkeling hebben gemeenten ervaring opgedaan met interactieve beleidsvorming. Ook hebben gemeenten, in de geest van de Wmo, al gedurende de beleidsvoorbereidingen voor het meerjarige Wmo-beleidsplan inbreng gevraagd van burgers en/of maatschappelijke organisaties. In deze paragraaf beschrijven we waarom gemeenten een Wmo-raad hebben opgericht. Omdat de positie van doelgroeporganisaties door de komst van Wmo-raden is veranderd, besteden we ook aandacht aan de gevolgen ervan voor de relatie tussen gemeenten en doelgroepenorganisaties.
13
2.2.1
W aar om een Wmo -r aad?
Gemeenten organiseren onder meer burgerbijeenkomsten, nemen klanttevredenheidenquêtes af, voeren bilateraal overleg met cliëntenorganisaties en hebben nog andere adviesorganen, zoals wijk- of sportraden. Naast de genoemde instrumenten hebben de in de het onderzoek betrokken gemeenten, net als in 86% van de Nederlandse gemeenten, gekozen voor de oprichting van een Wmo-raad 1. De redenen om voor een Wmo-raad te kiezen, lopen uiteen. De volgende tabel toont de redenen waarom de onderzochte Wmo-raden zijn opgericht. Tabel 2.3
Redenen om een Wmo-raad op te richten
Wmo-raad Barendrecht
Bestaande raden waren gericht op een deel van de Wmo, niet op de gehele breedte. Niet alleen gebruikers van voorzieningen maar alle burgers moeten worden vertegenwoordigd.
Wmo-raad Delft
Afzonderlijk vormgeven aan burgerparticipatie op het gebied van de Wmo en cliëntenparticipatie op dit vlak
Wmo-raad Leerdam
Behoefte aan integrale advisering over de Wmo Advisering over lange termijn van het (gevoerde) beleid Verbinding leggen tussen relevante maatschappelijke organisaties
Gemeente Westland
Enige adviseur op gebied van de visievorming Wmo: andere instrumenten zijn op het niveau van raadpleging en gericht op de praktische uitvoering van de Wmo
Uit ons onderzoek komt naar voren dat de Wmo-raad zijn opgericht, omdat: er geen adviesorgaan was dat formeel adviseert over de gehele breedte van de Wmo er geen orgaan is waarbinnen de belangen van de verschillende doelgroepen binnen de Wmo samenkomen. De onderzochte Wmo-raden onderscheiden zich op drie manieren van andere lokale adviesraden. Wmo-raden (in Delft alleen het Panel WZW) mogen als enig orgaan formeel adviseren over conceptbeleidsstukken aangaande de volle breedte van de Wmo. De gemeente betrekt doelgroepenorganisaties vaak in het voortraject van de beleidsontwikkeling. De doelgroepenorganisaties worden geraadpleegd over knelpunten in de praktijk, potentiële oplossingen en keuzemogelijkheden daarbij. Deze organisaties hebben geen formele adviesmogelijkheid zoals de Wmo-raad. Een ander verschil is dat de Wmo-raden geen belangenbehartiger zijn. Tot de doelgroep van de Wmo-raad behoren alle burgers, niet alleen de achterbannen van doelgroepen- of andere maatschappelijke organisaties. Wmo-raden dienen de verschillende belangen te overstijgen en tot een advies uit ‘algemeen belang’ te komen. Tot slot dienen Wmo-raden op grond van signalen eventuele hiaten in het beleid aan te dragen, en zich niet bezig te houden met incidenten. Daarbij dient de Wmo-raad dus altijd een vertaalslag te maken van ervaringen/signalen naar beleid.
1
Oudenampsen, Nederland, e.a., (2006) Adviseren over maatschappelijke ondersteuning – Cliëntenparticipatie bij gemeenten, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut
14
De Wmo-adviesraad Westland, het Panel WZW en de Wmo-raad Leerdam i.o. hebben in meerdere of mindere mate advies gegeven over de vormgeving van de beleidsparticipatie Wmo in hun gemeente. Dit gebeurde ten tijde van het opstellen van de meerjaren plannen Wmo, in 2006 / 2007. Naderhand hebben de Wmo-raden geen advies meer gegeven over de vormgeving van de beleidsparticipatie en de mate waarin kwetsbare groepen daarin een stem hebben.
2.3
Gevolgen voor de verhouding gemeente en doelgroepenorganisaties
Uit ons onderzoek blijkt dat helderheid en overeenstemming over de positie van de Wmoraad zeer wenselijk is voor het functioneren van de raad. Het gaat hierbij voornamelijk om de positie van de Wmo-raad ten opzichte van de doelgroepenorganisaties. Deze organisaties hebben al van oudsher overleg met de gemeente. Gehandicaptenplatforms of –panels hadden zelfs een formele adviesfunctie op grond van de voormalige Wet voorzieningen Gehandicapten (WVG). De Wmo-raad heeft deze formele adviesfunctie overgenomen en zo de verhoudingen binnen de gemeente gewijzigd. De gemeenten Barendrecht, Delft en Leerdam willen dat de Wmo-raad de belangen van de verschillende doelgroepen in haar advisering bundelt en overstijgt. Dit betekent dat de Wmo-raad een overkoepelende functie krijgt ten opzichte van de doelgroepenorganisaties. Vooral de Wmo-raad Barendrecht ageert tegen deze positie, omdat zij het als de taak van de gemeente ziet om over specifieke aandachtsvelden te overleggen met de doelgroepenorganisaties. De Wmo-raad Barendrecht, maar ook Wmo-raad Leerdam, merken ook op hiertoe onvoldoende capaciteit te hebben. Daarnaast verwacht de Wmo-raad Barendrecht dat het moeilijker werkbaar is als de leden wél de agenda van de achterban meer in zouden brengen, omdat hiervoor soms geen tijd is. Wmo-raad als eindstation De wethouder van de gemeente Leerdam ziet als ideaalbeeld dat de Wmo-raad Leerdam functioneert als een overkoepelend orgaan van de overige raden en burgerinitiatieven. De Wmo-raad zou de adviezen van de deelraden mee kunnen wegen in haar eindadvies. De Wmo-raad is idealiter een eindstation voor de formele advisering waar de visies van de verschillende doelgroepenorganisaties geïntegreerd worden in een totaalbeeld. Bron: Casestudie Wmo-raad Leerdam
In drie van de vier casestudies zien we dat enkele doelgroepenorganisaties de komst van de Wmo-raad als een bedreiging ervaren 1. Deze organisaties verwachten minder contact te krijgen met de gemeente en hun belangen via de Wmo-raad te moeten gaan behartigen. Dit ervaren zij als een verslechtering van hun positie omdat zij geen of minder direct contact verwachten te hebben met de gemeente en de Wmo-raad niet uitgaat van de belangen van hun doelgroep maar van het ‘algemeen belang’ (zie kader). Volgens organisaties die voorheen geen formele relatie hadden met de gemeente, maar nu in de Wmo-raad worden vertegenwoordigd, is hun positie versterkt: “We kunnen nu meer formeel advies geven en vragen stellen. Vroeger was het informeler en daardoor ook on1
Dit is niet het geval bij de Wmo-adviesraad Westland waar vertegenwoordigers van de doelgroepenorganisaties zitting hebben in de raad.
15
grijpbaarder en minder helder.” De positie van deze organisaties is verbeterd, nu zij via hun contacten met de Wmo-raad indirect mogelijkheden hebben gekregen tot formele inspraak. Spanningen door komst Wmo-raad In de Wmo-raad Barendrecht hebben enkele leden zitting die lid zijn van een doelgroepenorganisatie. Deze zogenoemde linking pins zitten in de Wmo-raad ter bevordering van de informatieuitwisseling en korte lijnen tussen de Wmo-raad en de netwerkorganisaties. Zij zitten zonder last of ruggespraak in de Wmo-raad; het is niet de bedoeling dat de linking pins bij de besluitvorming de belangen van hun achterban behartigen. In de praktijk moeten sommige organisaties die voorheen directe contacten met de gemeente hadden, nu volgens eigen zeggen hun belangen voornamelijk via de Wmo-raad behartigen. Dit stemt niet alle organisaties tevreden. In de praktijk blijkt echter dat de gemeente contact blijft houden met de doelgroepenorganisaties, waardoor de onderlinge relaties tussen de doelgroepenorganisaties, de Wmo-raad en de gemeente verbeteren. Bron: Casestudie Wmo-raad Barendrecht
Enkele geïnterviewden merken op dat de verhoudingen tussen de Wmo-raad en cliëntenorganisaties wel kan veranderen wanneer de Wmo-raad bijvoorbeeld over de bezuinigingen gaat adviseren. De standpunten van de Wmo-raad die vanuit het algemeen belang worden gesteld, kunnen immers afwijken van die van de cliëntenorganisaties. Een voorbeeld In gemeente X is er een soos voor ouderen. De ouderenbonden willen deze soos graag behouden. Vanuit het belang van ouderen willen zij geen wijzigingen in de huidige opzet, zoals een eigen bijdrage. De Wmo-raad beziet de ouderensoos echter te midden van andere maatregelen en voorzieningen en vraagt zich af of een deel van de ouderen wél een eigen bijdrage zou kunnen betalen. De vrijkomende middelen kunnen dan aan andere eveneens belangrijke voorzieningen worden besteed.
Afgezien van een goede onderlinge verstandhouding met doelgroepen- en andere maatschappelijke organisaties, is het belangrijk dat Wmo-raden zich bewust zijn van eventuele uitwisseling tussen gemeente en genoemde organisaties. Dit punt komt expliciet aan de orde in de gemeente Westland. Hier hebben de doelgroepenorganisaties zowel zitting in de Wmo-raad als dat zij op bilateraal niveau contact onderhouden met de gemeente. In de lokale meerjaren beleidsnota Wmo is vastgelegd dat op bilateraal niveau uitvoeringszaken worden besproken en dat de Wmo-adviesraad zich dient te richten op advisering vanuit het algemene belang en over de verschillende prestatievelden heen. In de praktijk betekent dit dat betrokken organisaties zich bewust moeten zijn van het verschil in inbreng per participatie-instrument (bilateraal overleg versus Wmo-raad) en dienen zij hierop ook in te spelen.
16
3
Representativiteit en wijze van betrekken
3.1
Samenstelling Wmo-raden
De samenstelling van Wmo-raden in Nederland verschilt. Een derde van de Wmo-raden is samengesteld uit vertegenwoordigers van cliënten- of belangenorganisaties 1, aan een kwart van de Wmo-raden in Nederland nemen burgers op persoonlijke titel deel2. In 44% van de gevallen komt een combinatie van beide voor. De volgende tabel toont hoe de in het onderzoek betrokken Wmo-raden en het WZW-panel zijn samengesteld. Tabel 3.1
Samenstelling Wmo-raden Samenstelling
Wmo-raad Barendrecht Panel WZW, Delft
Burgers op persoonlijke titel Leden van doelgroepenorganisaties met meer dan 50 leden, zonder last of ruggespraak
Wmo-raad Delft
Burgers op persoonlijke titel
Wmo-raad Leerdam
Burgers op persoonlijke titel
Wmo-adviesraad Westland
Vertegenwoordigers van lokale organisaties zonder last of ruggespraak
De manier waarop de raden zijn samengesteld, is bepalend voor de mate waarin doelgroepenorganisaties, maar ook maatschappelijke organisaties en kerken betrokken zijn bij de Wmo-raad. In de Wmo-adviesraad Westland zitten leden van dergelijke organisaties in de raad, maar zijn zij niet gebonden hun achterban te raadplegen (al doen zij dat in de praktijk vaak wel). Dit geldt ook voor de leden van het Panel WZW, waar alleen vertegenwoordigers van cliënten- en patiëntenorganisaties aan deelnemen. Bij de Wmo-raden van Barendrecht, Delft en Leerdam zijn sollicitatierondes gehouden en hebben burgers op persoonlijke titel zitting in de raad. Sommige van deze leden zijn lid van een vrijwilligersorganisatie of een cliëntenorganisatie, actief in de kerk of hebben in de gemeenteraad gezeten. Anderen hebben beroepsmatig een achtergrond in het veld van de Wmo of vertegenwoordigen een bepaalde geleding binnen de samenleving. Zij hebben echter geen zitting in de Wmo-raad als vertegenwoordiger, met als gevolg dat de verbinding met de doelgroepenorganisaties zwakker is dan bijvoorbeeld het geval is bij de Wmoadviesraad Westland. Een voordeel is dat de leden geen verantwoording aan een organisatie hoeven af te leggen en zo onafhankelijker kunnen opereren.
1
2
In een enkele gemeente hebben naast de genoemde partijen ook aanbieders van zorg-, welzijns- sport- en/of culturele voorzieningen zitting in de Wmo-raad. In de onderzochte raden komt dit niet voor. SCP (2010), Op weg met de Wmo – Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007-2009, Den Haag.
17
3.2
Representativiteit samenstelling
Volgens artikel 11 van de Wmo moet de gemeente er op letten dat ook kwetsbare groepen bij beleidsvoorbereiding worden betrokken. Uit onderzoek blijkt dat Wmo-raden geen goede afspiegeling vormen van de doelgroepen van de Wmo. De sterkst vertegenwoordigde groepen zijn ouderen en mensen met een lichamelijke beperking, daarna zijn mantelzorgers, chronisch zieken en vrijwilligers het meest vertegenwoordigd 1. Het Sociaal Cultureel Planbureau meldt dat in slechts de helft van de Wmo-raden kleine doelgroepen, zoals mensen met een verstandelijke beperking of een chronisch psychische aandoening, zijn vertegenwoordigd 2. Dak- en thuislozen, verslaafden, slachtoffers van huiselijk geweld en migranten hebben zelden een afgevaardigde in de Wmo-raad. Van de onderzochte Wmo-raden heeft de Wmo-adviesraad Westland de meest diverse vertegenwoordiging (zie tabel 3.2). In deze Wmo-adviesraad zijn ook groepen vertegenwoordigd die veelal niet vertegenwoordigd zijn, zoals verslaafden en uitkeringsgerechtigden. Het Panel WZW kent ook een brede samenstelling, maar vertegenwoordigt alleen cliëntengroepen en niet, zoals de Wmo-adviesraad Westland, ook bijvoorbeeld religieuze organisaties. De Wmo-raden Barendrecht, Delft en Leerdam zijn minder divers van aard, omdat deze raden minder ervaringsdeskundigen en een kleiner aantal leden kennen. Wel is bij het samenstellen van deze raden rekening gehouden met de lokale demografie, waar het gaat om sekse, leeftijd en etniciteit. Tabel 3.2
Overzicht achterban leden van de Wmo-adviesraad Westland
Doelgroepen Verstandelijk gehandicapten
Samenwerkende ouderverenigingen: PhiladelphiaSupport Westland verstandelijk gehandicapten en Kansplus Westland
Senioren
Senioren Advies Raad Westland (SAR-W)
Lichamelijk gehandicapten
Platform Gehandicaptenbeleid Westland (PGB-W)
Jeugd
2 vacatures
Religieuze organisaties
Diaconaal platform Westland, inclusief vertegenwoordiging moslimgemeenschap
GGZ Cliëntenraden (en dak-
Cliëntenraad PerspeKtief
en thuislozen / verslaafden) Mantelzorgers en
Mantelzorg
vrijwilligerswerk
Platform Vrijwilligerswerk Westland
Uitkeringsgerechtigden
Cliëntenraad Wet Werk en Bijstand
Bron: Casestudie Wmo-adviesraad Westland
Tevredenheid samenstelling De onderzochte Wmo-raden en gemeenten zijn in alle vijf de gevallen tevreden over de samenstelling van het adviesorgaan. Men vindt de verschillende geledingen uit de bevolking afdoende vertegenwoordigd. Van een aantal doelgroepen willen de Wmo-raden desondanks graag een vertegenwoordiger in hun midden, maar slagen zij daar niet in. De volgende geledingen zijn in de onderzochte Wmo-raden niet vertegenwoordigd: jeugd (bij vier van de 1 2
Cromwijk, R. e.a., (2010), Wmo-raden in beeld – Over de invloed van Wmo-raden, MOVISIE, Utrecht. SCP (2010), Op weg met de Wmo – Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007-2009, Den Haag.
18
vijf raden), allochtone groeperingen (bij twee raden) en GGZ-cliënten (bij twee raden). Deze groepen komen ook uit andere onderzoeken naar voren als ondervertegenwoordigde groepen (Nederland e.a., 2009; Cromwijk, e.a., 2010). Andere kwetsbare groepen die niet zijn vertegenwoordigd, zoals uitkeringsgerechtigden en daklozen, worden in de interviews niet genoemd als doelgroepen waarvoor nog een vertegenwoordiger wordt gezocht. Opname persoon met een verstandelijke beperking in de Wmo-raad? Het verzoek van de gemeente om ook een persoon met een verstandelijke beperking in de raad op te nemen, heeft de Wmo-raad vooralsnog niet gehonoreerd. De Wmo-raad wil eerst als raad meer ervaring opbouwen en de werkwijze laten uitkristalliseren voordat een dergelijke ervaringsdeskundige wordt opgenomen. Op dit moment verwacht de Wmo-raad niet voldoende ondersteuning te kunnen bieden aan een lid met een verstandelijke beperking, waardoor de ervaringsdeskundige niet tot zijn recht zou komen. Bron: Casestudie Wmo-raad Leerdam
Wanneer bepaalde geledingen niet zijn vertegenwoordigd, proberen zowel de gemeente als de Wmo-raden mensen vanuit die geleding bij de Wmo-raad te betrekken. Het zoeken naar een nieuw lid uit één van de genoemde groepen kost vaak veel moeite. Formele vormen als een vacature werken niet, potentiële leden moeten persoonlijk worden opgezocht op zogenoemde ‘vindplaatsen’, plekken waar de doelgroep vaak aanwezig is 1. In Leerdam heeft het positief gewerkt dat de wethouder mensen persoonlijk heeft uitgenodigd voor de Wmoraad. Vanuit het perspectief van de kwetsbare groepen zelf, komen aandachtspunten naar voren die vraagtekens plaatsen achter de vertegenwoordiging van bepaalde groepen in de Wmoraad: het instrument ‘Wmo-raad’ sluit niet altijd aan bij de belevingswereld van de kwetsbare groepen, denk bijvoorbeeld aan kwetsbare jongeren en dak- en thuislozen, en vergt (te) veel van hun competenties. Ook sluiten de onderwerpen die worden behandeld, niet (altijd) aan bij hun belevingswereld. Een jongere zal bijvoorbeeld sneller interesse hebben in een inhoudelijke discussie over prestatieveld 2 (jeugd en opvoedondersteuning) dan ‘geven van informatie en advies’ (prestatieveld 3). Daarnaast worden cliënten die in staat zijn tot deelname, vaak gevraagd voor verschillende (vrijwilligers)functies en kunnen daardoor overbelast raken. Moeilijk bereikbaar? ‘Moeilijk bereikbaar? Wie is moeilijk bereikbaar? De zogezegd moeilijk bereikbare doelgroepen hebben vaak heel wat te vertellen. Weten wat er niet goed gaat in de zorg en hebben vaak ook goede ideeën over hoe het beter kan. […] Dat kan al heel simpel door met een thermoskan koffie het park in te gaan om met dakloze mensen te praten.” Bron: Handreiking ‘Moeilijk bereikbaar? Hoe mensen uit de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg en zwerfjongeren te betrekken in de Wmo-participatie, Programma Lokale Versterking GGZ Wmo (2009)
1
Dit blijkt ook uit onderzoek van Tympaan Instituut (2010) naar de participatie van niet-westerse allochtonen in Wmo-raden.
19
Ook de onderzochte Wmo-raden, vooral de Wmo-raden met een beperkt aantal leden, noemen enkele aandachtspunten waar het gaat om kwetsbare groepen. Zij verwachten dat als meerdere / alle kwetsbare groepen uit de gemeente in de Wmo-raad zijn vertegenwoordigd, de vergaderingen minder efficiënt zullen verlopen. Het aantal leden neemt dan fors toe en de verschillen in kennis en competenties wordt groter. Het zal dan (nog) moeilijker worden om tot inhoudelijke verdieping te komen en de voorzitter zal (nog meer dan nu) ervoor moeten zorgen dat alle leden tijdens vergaderingen worden gehoord. De Wmo-raad Barendrecht acht het overigens niet noodzakelijk dat de raad een (volledige) afspiegeling van de lokale bevolking vormt, omdat de diversiteit in de Wmo-raad en het denken vanuit het algemene belang volgens de geïnterviewde raadsleden de representativiteit van de adviezen voldoende borgt. Het voorgaande roept vervolgens de vraag op hoe kleine kwetsbare groepen (ook vanuit hun eigen perspectief) vertegenwoordigd dienen te worden: rechtstreeks door deelname in een brede Wmo-raad of in een beperkte Wmo-raad (zie kader)? Of komt de inbreng van sommige kwetsbare groepen beter tot zijn recht in informele bijeenkomsten, een klankbordgroep of panel, gericht op door de doelgroepen aangedragen thema’s uit de Wmo? Wmo-raad met alleen ervaringsdeskundigen van de prestatievelden 7, 8 en 9 In de gemeente Leeuwarden hebben de gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties van de prestatievelden maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (PV 7), openbare geestelijke gezondheidszorg (PV 8) en ambulante verslavingszorg (PV 9) van de Wmo het initiatief genomen tot het opzetten van een Wmo-raad. Deze zogenoemde Wmo adviesraad 7, 8 en 9 bestaat geheel uit ervaringsdeskundigen op de genoemde terreinen en is op 1 januari 2010 formeel van start gegaan. Het initiatief kan een belangrijke stap zijn in een betere vertegenwoordiging en een betere beïnvloeding van het Wmo-beleid voor en door deze doelgroepen.
3.3
Stem van de burger in adviezen
Om de stem van de burger te kunnen vertolken in adviezen is het niet noodzakelijk dat alle geledingen in de samenleving in de Wmo-raad zijn vertegenwoordigd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de evaluatie van de Wmo van het Sociaal Cultureel Planbureau (2010) dat stelt dat rechtstreekse vertegenwoordiging in de Wmo-raad een positieve invloed heeft maar geen noodzakelijke voorwaarde is voor een positief oordeel over de belangenbehartiging van een bepaalde doelgroep. De Wmo-raad kan zich immers ook laten voeden vanuit de samenleving. Dit kan op twee manieren, via maatschappelijke organisaties of door rechtstreekse contacten met burgers. In beide gevallen bestaat er een spanningsveld tussen de verwachtingen van de Wmo-raad en de gemeente over de mate waarin de raden informatie uit de samenleving ontsluiten. Via maatschappelijke organisaties In dergelijke gevallen ondernemen de onderzochte Wmo-raden verschillende activiteiten om informatie uit te wisselen met de relevante lokale organisaties. Alle drie de Wmo-raden (Barendrecht, Delft en Leerdam) hebben minimaal één bijeenkomst georganiseerd waarop ze met lokale maatschappelijke organisaties in gesprek zijn gegaan over de Wmo. Ook voeren de Wmo-raden gesprekken met relevante organisaties, zowel maatschappelijke organisaties, adviesraden als aanbieders op het gebied van zorg en welzijn. De Wmo-raad Leerdam heeft in het najaar van 2010 besloten de onderlinge contacten te intensiveren door el-
20
ke vergadering een lokale organisatie uit te nodigen voor nadere kennismaking en uitwisseling van ervaringen op het gebied van de Wmo. Wmo-raad met netwerkfunctie De Wmo-raad Leerdam heeft in tegenstelling tot andere door de gemeente gehanteerde participatieinstrumenten een netwerkfunctie. De gemeente Leerdam ziet graag dat de Wmo-raad contacten legt met lokale cliënten- en belangenorganisaties en burgers in Leerdam. Bron: Casestudie Wmo-raad Leerdam
Direct contact met burger Naast gesprekken met maatschappelijke organisaties zoeken Wmo-raden contact met burgers. In het algemeen geldt dat de Wmo-raadsleden vaak geselecteerd zijn vanwege hun (sociale) netwerk in de gemeente. Daarnaast merken leden op dat zij de lokale krant lezen en (door de gemeente georganiseerde) lokale discussiebijeenkomst bezoeken. De Wmoadviesraad Westland heeft daarnaast contact met burgers gemaakt door een (zeer gewaardeerd) kwalitatief klanttevredenheidsonderzoek onder burgers uit te voeren. Ook verschijnt er met enige regelmaat een artikeltje van de Wmo-raad in een lokale krant. De Wmo-raad Barendrecht zoekt contact met burgers via haar website en in Delft verspreidt de Wmo-raad een flyer waarop de raad zich presenteert. Spanningsveld verwachtingen Wmo-raad en gemeenten Uit het onderzoek blijkt dat er een spanningsveld is tussen de verwachtingen van de Wmoraden en de gemeenten over de mate waarin de raden informatie uit de samenleving ontsluiten. In de Wmo is vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor het betrekken van de verschillende doelgroepen bij de beleidsvorming bij de gemeente ligt. Tegelijkertijd willen de onderzochte gemeenten allemaal dat de Wmo-raden zich meer inzetten om de verschillende geledingen in samenleving te raadplegen. De volgende tabel toont de verwachtingen van de gemeente ten aanzien van de Wmo-raden. Tabel 3.3
Verwachtingen gemeenten over inbreng maatschappelijke organisaties Verwachtingen gemeenten
Wmo-raad Barendrecht
Gemeente verwacht dat de raad maatschappelijke organisaties raadpleegt en vervolgens een belangenoverstijgend advies verstrekt
WZW-panel
Maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd zonder last of ruggespraak
Wmo-raad Delft
Gemeente stelt op prijs als de raad maatschappelijke organisaties raadpleegt en vervolgens een belangenoverstijgend advies verstrekt
Wmo-raad Leerdam
Gemeente verwacht dat de raad maatschappelijke organisaties raadpleegt en vervolgens een belangenoverstijgend advies verstrekt
Wmo-adviesraad Westland
Maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd zonder last of ruggespraak. Gemeente verwacht nog meer ervaringsdeskundigheid van de raad én een belangenoverstijgend advies.
21
Proberen meer vertegenwoordigend te zijn Het is volgens de gemeente en de Wmo-raad Barendrecht de verantwoordelijkheid van de gemeente om alle groepen uit de samenleving bij de beleidsontwikkeling te betrekken. Neemt niet weg dat de gemeente voorstaat dat de Wmo-raad zich in haar advisering inspant om (meer) vertegenwoordigend te zijn. Ook stelt de gemeente het op prijs als de Wmo-raad haar adviseert over ingangen tot doelgroepen waarmee de gemeente weinig tot geen contact heeft. Bron: Casestudie Wmo-raad Barendrecht
De vier onderzochte Wmo-raden zetten zich in om meer uitwisseling te krijgen met de bevolking, maar zien wel beperkingen 1. Zij werken als vrijwilligers en hebben beperkte tijd om de verschillende werkzaamheden binnen de Wmo-raad uit te voeren. Daar komt bij dat burgers en maatschappelijke organisaties moeizaam te bewegen zijn om een bijdrage te leveren en dat er geregeld – rondom een adviesaanvraag – weinig tijd is om de achterban te raadplegen. Het is ook vrijwel zonder uitzondering de Wmo-raad die het initiatief moet nemen om contact te zoeken. De Wmo-raad loopt daarbij het risico, zeker bij het benaderen van burgers, een klachtenbureau te worden. Belangenbehartiging strookt echter niet met haar opdracht, waardoor (opnieuw) een spanningsveld ontstaat. Een voorbeeld Gemeente Barendrecht legt de Nota Jeugdbeleid aan haar Wmo-raad voor. De Wmo-raad merkt op dat in de nota onvoldoende gevoed is door de stem van jongeren: ‘Wat willen de jongeren?’ Zo speelt de Wmo-raad de bal terug naar de gemeente die uiteindelijk verantwoordelijk is voor beleid dat aansluit bij de verschillende geledingen in de samenleving. Dit staat op gespannen voet met de verwachtingen van de gemeente die in algemeenheid graag ziet dat de Wmo-raad de stem van de burger inbrengt.
Afgezien van deze belemmeringen vinden de Wmo-raden dat zij door hun samenstelling en de netwerken van de verschillende leden al in belangrijke mate ‘voeling’ met de samenleving hebben. Ook draagt het denken vanuit algemeen belang volgens hen bij aan de representativiteit van de adviezen. Opvallend is dat de kennis en/of het burgerperspectief soms meer aanwezig is bij de Wmo-raad dan door de gemeente wordt onderkend. De Wmoadviesraad Westland heeft bijvoorbeeld volgens de beleidsmedewerker zeer veel ervaringsdeskundigheid, maar vindt deze deskundigheid niet altijd zijn neerslag in de adviezen. Bij de Wmo-raad Barendrecht zijn de adviezen soms sterk geschreven vanuit het beleidsperspectief, waardoor de gemeente de stem van de burger in het advies soms minder herkent. In de twee genoemde voorbeelden is het verschil in verwachtingen redelijk eenvoudig op te lossen: bijvoorbeeld door de adviezen te onderbouwen met de al aanwezige ervaringsdeskundigheid of door het cliëntenperspectief meer te expliciteren in de adviezen. Andere keren is mogelijk meer inbreng vanuit de achterban gewenst, maar welke verwachtingen mag de gemeente in dat opzicht hebben? Hoe ver moeten de leden gaan met het benaderen van de lokale bevolking en maatschappelijke organisaties? Waar eindigt hun verantwoordelijkheid en kan gesteld worden dat het de taak van de gemeente is? In hoeverre kan een
1
Het Panel WZW hield zich vooral bezig met het versterken van de inbreng van de achterbannen van de vertegenwoordigde cliënten- en patiëntenorganisaties.
22
Wmo-raad volstaan met aangeven dat de ervaringen en behoeften van de burger niet in het beleid is vertegenwoordigd of moet de raad de ervaringen en behoeften melden? “We denken met elkaar mee” De leden van de Wmo-adviesraad Westland zijn tevreden over de wijze waarop de adviezen tot stand komen. Ondanks de verschillende belangen en achtergronden van de leden is het volgens de adviesraadsleden niet voorgekomen dat er conflicten zijn ontstaan. Wel merken zij op dat soms enige discussie/uitwisseling nodig is voordat de verschillende leden tot overeenstemming kunnen komen. Dit kost volgens sommige leden veel tijd, maar de uitkomsten zijn waardevol. “Er zijn meerdere belangen. Je leert veel over problemen in andere sectoren. We zitten in de Wmo-adviesraad voor iedereen, denken met elkaar mee. We praten overal uitgebreid over,” aldus een lid van de Wmoadviesraad Westland. Bron: Casestudie Wmo-adviesraad Westland
23
24
4
Advisering door Wmo-raden
De kern van de opdracht aan Wmo-raden is het adviseren van gemeenten. In dit hoofdstuk gaan we in de eerste paragraaf in op de onderwerpen die in de onderzochte Wmo-raden worden behandeld. De tweede paragraaf behandelt het moment van adviseren: is er alleen een formeel advies over een conceptbeleidsnota die ter goedkeuring aan de gemeenteraad wordt voorgelegd, of krijgt de Wmo-raad al eerder in de beleidsontwikkeling de kans om advies te geven. De derde paragraaf beschrijft de kwaliteit van de adviezen en de mate waarin deze van invloed zijn op gemeentelijke processen. Omdat de competenties van de leden van invloed zijn op de kwaliteit van de adviezen, behandelen we tot slot de relatie tussen de opdracht die aan Wmo-raden is gegeven en de competenties van de leden.
4.1
Onderwerpen
De adviesraden volgen sterk de behandeling van onderwerpen door de gemeentelijke organisatie. Dit heeft tot gevolg dat vooral bij de Wmo-raden Barendrecht, Leerdam en Westland en het Panel WZW onderwerpen die betrekking hebben op de prestatievelden 4 tot en met 6 centraal staan in de formele advisering. Tijdens vergaderingen zijn daarnaast ook de eerste drie velden (soms) onderwerp van gesprek, maar dit resulteert meestal niet in een (formeel) advies. De prestatievelden 7, 8 en 9 blijven veelal onderbelicht en ook de visie van de gebruikers van deze voorzieningen over de overige prestatievelden komt niet bij alle Wmo-raden nadrukkelijk aan bod. Wanneer de Wmo-raad over het meerjarenplan heeft geadviseerd, zijn alle prestatievelden een keer (in enige mate) aan bod gekomen. Dat vooral de prestatievelden 7, 8 en 9 onderbelicht blijven, komt mogelijk doordat: de beleid- en of uitvoering van deze prestatievelden bij de centrumgemeente ligt en daardoor niet in een formele adviesaanvraag aan de raden is voorgelegd 1 de kwetsbare groepen waarover deze velden gaan, niet (in alle gevallen) in de Wmoraad zijn vertegenwoordigd de kwetsbare groepen wel zijn vertegenwoordigd, maar hun inbreng minder goed naar voren (kunnen) brengen.
1
Dit geldt niet voor de gemeente Delft, omdat dit wel een centrumgemeente is.
25
Tabel 4.1
Prestatievelden in de Wmo
Prestatieveld
Titel
1
Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten
2
Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden
3
Geven van informatie, advies en cliëntondersteuning
4
Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers
5
Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en over het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem
6
Verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem
7
Het bevorderen van maatschappelijke opvang
8
Bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg
9
Bevorderen van verslavingsbeleid
Er zijn ook thema’s waarvoor afzonderlijke adviesraden bestaan, waardoor de Wmo-raad hierover niet mag adviseren. Dit bijvoorbeeld het geval in Delft waar de Wmo-raad het verzoek heeft gekregen niet te adviseren over prestatieveld 2. Ook de vertegenwoordiger van de Werkplaats Maatschappelijke opvang in de klankbordgroep merkt op dat gemeenten het niet wenselijk vinden als Wmo-raden over Wmo-gerelateerde onderwerpen advies verstrekken, zoals over arbeidsparticipatie. Geen adviezen over de gehele breedte van de Wmo in Delft Het Panel WZW heeft formeel de opdracht te adviseren over de prestatievelden 3 tot en met 9 uit de Wmo. In de afgelopen jaren is het panel vooral actief geweest op de prestatievelden 4, 5 en 6. Dit zijn de velden waarop de gemeente Delft advies heeft gevraagd. Vanuit het panel zelf worden vooral signalen op het gebied van toegankelijkheid, vervoer en bestrating ingebracht. De Wmo-raad in Delft heeft formeel de opdracht te adviseren over de gehele breedte van de Wmo, maar heeft later het verzoek gekregen niet te adviseren over prestatieveld 2 (jeugd en opvoeding) omdat dit themaveld bij een jeugdpanel ligt. Om tot inhoudelijke verdieping te komen, werkt de Wmo-raad Delft met een viertal werkgroepen: Wonen, zorg en welzijn (prestatieveld 3 t/m 6) OGGZ (prestatieveld 7, 8, 9) Samenwerken in de wijken (prestatieveld 1) Jeugd (prestatieveld 2) De werkgroepen houden de overige Wmo-raadsleden op de hoogte over de ontwikkelingen binnen de desbetreffende prestatievelden en de acties die de werkgroep daarbinnen onderneemt. Daarbij wordt ook gekeken welke dwarsverbanden er tussen de prestatievelden zijn. Bron: Casestudie Wmo-raad Delft en Panel WZW
Naast advisering over de afzonderlijke prestatievelden is het de taak van de Wmo-raad om over de prestatievelden heen te adviseren. Gedeeltelijk gebeurt dit door advisering over het meerjarige Wmo-beleidsplan, waarin de verschillende prestatievelden zijn opgenomen en in meerdere of mindere mate verbanden tussen velden worden gelegd. Maar in algemeen geldt dat dergelijke overstijgende advisering nog in de kinderenschoenen staat bij de Wmo-raden en vergt veel van de capaciteit, kennis en competenties van de Wmoraadsleden (zie § 4.4). Dat ook gemeenten worstelen met de integrale beleidsontwikkeling
26
op het gebied van de Wmo roept de vraag op in hoeverre het realistisch is dat van vrijwilligers in enkele uren inzet per week wordt gevraagd een overstijgend advies neer te leggen waar dat full time professionals al moeilijk is. Overstijgende visie op beleidsstukken De gemeente Westland ziet graag dat de Wmo-adviesraad in de geest van de Wmo een overstijgende visie geeft over de beleidsstukken: waar verwacht de Wmo-adviesraad dat problemen kunnen ontstaan met het voorgestelde beleid? Wat voor problemen zijn dit? Voor welke doelgroepen? En welk toekomstbeeld staat de Wmo-adviesraad voor? Overigens zijn dit complexe vraagstukken waarmee de gemeente Westland (en andere gemeenten) soms zelf ook worstelen. De vraag die aan de Wmo-adviesraad wordt voorgelegd is dan ook een inhoudelijke uitdaging. Bron: Casestudie Wmo-adviesraad Westland
4.2
Moment van adviseren
Het moment van advisering is van invloed op de mate van effectiviteit die een Wmo-raad heeft. Wanneer een Wmo-raad in een vroegtijdig stadium van de beleidsontwikkeling wordt betrokken, kan het inhoudelijk meer bijdragen dan aan een conceptbeleidsstuk dat ter besluitvorming aan de gemeenteraad wordt voorgelegd 1. De onderzochte Wmo-raden (behalve de Wmo-raad Delft) en het Panel WZW hebben de opdracht om formeel te adviseren over conceptbeleidsdocumenten, voorafgaand aan besluitvorming door de gemeenteraad, en daarnaast mogen zij ongevraagde adviezen verstrekken. In de praktijk zijn de Wmo-raden, behalve de Wmo-raad Delft, ook in het traject van beleidsontwikkeling betrokken, al variëren zij in de mate waarin dit gebeurt. Vertegenwoordigers van de Wmo-raad Barendrecht hebben bijvoorbeeld deel aan door de gemeente georganiseerde beleidsvoorbereidende bijeenkomsten. Bij het Panel WZW en de Wmoadviesraad Westland bestaat de betrokkenheid in het voortraject vooral uit uitwisseling met gemeentelijke vertegenwoordigers tijdens de vergaderingen van de Wmo-raad/het panel. Uit het onderzoek blijkt dat betrokkenheid van (enkele) Wmo-raadsleden bij de voorbereiding van beleid enkele voordelen heeft: de Wmo-raad krijgt inzicht in de beleidsachtergrond van het behandelde beleidsterrein de Wmo-raad hoort wat andere organisaties / doelgroepen van het beleidsterrein vinden en welke ervaringen ermee zijn de Wmo-raad kan vroegtijdig aandachtspunten voor het beleid aan de gemeente meegegeven. Tegelijkertijd kan vroegtijdige betrokkenheid risico’s opleveren voor de eigen onafhankelijk positie: In hoeverre kan de Wmo-raad nog onafhankelijk adviseren over een conceptbeleidsnota wanneer zij intensief bij de beleidsvoorbereiding is betrokken? De Wmo-raad kan immers meegroeien in de gedachtegang van de gemeente en daardoor worden beïnvloed.
1
Zie ook: Cromwijk, R. e.a., (2010), Wmo-raden in beeld – Over de invloed van Wmo-raden, MOVISIE, Utrecht
27
Ook kan zij haar draagvlak verliezen bij bijvoorbeeld maatschappelijke organisaties, omdat deze het gevoel hebben dat de Wmo-raad ‘op schoot zit’ bij de gemeente. Binnen het Panel WZW wordt herkend dat het panel meegroeit met de visie van de gemeente door gesprekken met de wethouder tijdens vergaderingen en zo haar eigen visie niet scherp krijgt. De Wmo-raad Barendrecht herkent deze situatie echter niet, vooral omdat de leden zijn gekozen vanwege hun kritische kijk. De Wmo-raad ervaart dat zij ondanks intensieve samenwerking in het voortraject, ook in haar formele adviezen kritisch mag zijn. De Wmo-raad Barendrecht kan zo in alle openheid bijdragen aan het proces van horizontale verantwoording. Overigens merken zowel de Wmo-raad Barendrecht als de Wmo-adviesraad Westland op dat wanneer in het voortraject is gesproken over bepaalde problematiek, er vaak minder tijd is voor het formele adviestraject. Volgens deze Wmo-raden hebben de gemeenten de indruk dat de materie al bekend is bij de Wmo-raad en het adviestraject daardoor sneller kan worden afgehandeld. De kwaliteit van de adviezen kan dan lager zijn dan de Wmoraden wensen omdat zij alsnog te weinig tijd hebben voor nadere raadpleging en gedachtevorming.
4.3
Kwaliteit en invloed van de adviezen
De adviezen van de onderzochte adviesorganen verschillen sterk van elkaar, zowel in opzet als in inhoud. De ene raad beperkt zich tot enkele korte opmerkingen, de andere raad komt met een goed onderbouwd betoog, waarin ook aandacht is voor concrete verbeteringsvoorstellen. De volgende tabel schetst beknopt de adviezen per gemeente. Tabel 4.2
Typering adviezen Samenstelling
Wmo-raad Barendrecht
Helder betoog, goed onderbouwd, (soms) sterk beleidsmatig
WZW-panel Delft
Veelal positieve beoordeling van nota met hooguit enkele opmerkingen
Wmo-raad Delft
Helder betoog, goed onderbouwd
Wmo-raad Leerdam
Puntsgewijze beoordeling van de nota, beperkte onderbouwing
Wmo-adviesraad Westland
Veelal puntsgewijze beoordeling van de nota, soms beperkt onderbouwd
De leden van de Wmo-raden zijn (overwegend) tevreden over de opgestelde adviezen. De leden hebben het gevoel dat de gemeente met hun advies uit de voeten kan. Enkele leden merken wel op dat de kwaliteit van de adviezen soms achterblijft bij wat de Wmo-raad wenst, omdat zij graag meer tijd hadden gehad voor het lezen van de conceptbeleidsnota’s, voor onderling overleg en/of het raadplegen van de eventuele achterban. Daarnaast wordt opgemerkt dat het advies beter onderbouwd had kunnen worden als er meer kennis over het onderwerp was geweest. De vier gemeenten stellen de door de Wmo-raden verstrekte adviezen zeer op prijs, maar sluiten de adviezen inhoudelijk niet altijd aan bij hun verwachtingen. Gevraagd naar de kwaliteit van de adviezen gaan de gemeenten vooral in op inhoud van de adviezen, de vorm lijkt van ondergeschikt belang. Vooral in de gemeente Barendrecht, en soms ook in de gemeenten Westland en Leerdam, leiden de adviezen volgens geïnterviewde wethouders en ambtenaren tot wijzigingen in de nota’s. Deze wijzigingen beperken zich vooral tot kleine tekstuele en op onderbouwing gerichte opmerkingen. Grootschalige wijzigingen of agen-
28
dering van niet-onderbouwde opmerkingen is in alle vier de gemeenten niet snel aan de orde. Gekeken naar de effectiviteit van Wmo-raden dan lijkt de kracht van het instrument vooral gelegen te zijn in de uitwisseling tussen de gemeenten en de Wmo-raden gedurende de beleidsontwikkeling en minder in de formele advisering. Bij drie van de vijf adviesorganen heeft de gemeente behoefte aan meer inzicht in wat de (verwachte) gevolgen van beleidvoornemens voor verschillende groepen burgers zijn. Het gaat hier weer om de eerder genoemde ervaringen van de burgers (zie ook §3.3). De kwaliteit van de adviezen wordt volgens geïnterviewde wethouders en ambtenaren ook beperkt door het ontbreken van mogelijke oplossingen voor geconstateerde problemen of het afwegen van eventuele alternatieven. Daarnaast sorteert een (ongevraagd) advies volgens gemeenten weinig of geen effect als de Wmo-raad adviseert over signalen of beleidskwesties die al bij de gemeente op de agenda staan of onderwerpen die al zijn uitonderhandeld met het veld. Hoe goed de kwaliteit en onderbouwing van het advies dan ook is, de kans is dan volgens een geïnterviewde wethouder klein dat het advies van invloed is op de beleidsontwikkeling en/of politieke besluitvorming. Opvallend is dat de gemeenten bij adviesaanvragen geen aandachtspunten aan de Wmoraden meegeven. Dit heeft tot gevolg dat de Wmo-raden, die niet betrokken zijn geweest bij de beleidsvoorbereiding, beperkt of geen inzicht hebben in de verwachtingen van de gemeenten, mogelijke discussiepunten in de nota en de eventuele beleidsruimte (zijn er bijvoorbeeld afspraken waar rekening mee gehouden moet worden). Dergelijke inzichten ontbreken zelfs wanneer de beleidsmedewerker structureel vergaderingen van de Wmoraad bijwoont, zoals bij de Wmo-adviesraad Westland het geval is. Deze Wmo-adviesraad behandelt conceptbeleidsnota’s veelal pagina voor pagina, waardoor het moeilijk is om tot verdieping te komen.
4.4
Opdracht aan Wmo-raden in relatie tot leden
De opdracht die aan Wmo-raden voorligt, is fors. Waar Gehandicaptenplatforms op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten gemeenten vooral formeel adviseerden over (ervaringen met) de uitvoering van het beleid, omvat de opdracht aan Wmo-raden beduidend meer. Wmo-raden adviseren over alle 9 prestatievelden van de Wmo afzonderlijk en over de onderlinge verbanden. De Wmo-raden dienen daarbij de belangen van de verschillende doelgroepen van de Wmo te overstijgen. De Wmo-raad Delft heeft daarnaast expliciet de opdracht bij te dragen aan vernieuwing van de Wmo. Het totaal van deze opdracht vergt van Wmo-raden dat in elk geval een aantal leden de volgende kwaliteiten bezitten 1: ervaringsdeskundigheid kennis van (de uitvoering van) één of meerdere prestatievelden inzicht in de gemeentelijke organisatie en politiek een kritische en oplossingsgerichte geest sterk analytisch vermogen vermogen helder en krachtig te formuleren contacten met lokale organisaties en burgers. MOVISIE maakt een onderscheid in twee vormen van deskundigheid: ervaringsdeskundigheid en het beschikken over competenties die vereist zijn om te kunnen participeren in een 1
Deze lijst is niet uitputtend.
29
Wmo-raad en advies te geven 1. Wij voegen daar expliciet de inhoudelijke deskundigheid op het gebied van de negen prestatievelden van de Wmo en kennis over of ervaring met gemeentelijke processen aan toe. Alle onderzochte Wmo-raden hebben de verschillende vormen van deskundigheid in huis. De kracht van de Wmo-adviesraad Westland en het Panel WZW ligt vooral in de (zeer) rijke ervaringsdeskundigheid. Bij de andere Wmo-raden valt vooral de adviescompetenties, inhoudelijke deskundigheid en ervaring met gemeentelijke processen op. Vooral de Wmo-raad Leerdam, de Wmo-adviesraad Westland en het Panel WZW ervaren dat meer deskundigheid wenselijk is. De behoeften verschillen per raad, en hebben betrekking op kennis (van de Wmo en van gemeentelijke beleidsprocessen) en vaardigheden (samenwerken en adviezen schrijven). De raden hebben een budget voor deskundigheidsbevordering en kopen bijvoorbeeld trainingen in of laten zich over een onderwerp adviseren. De Wmo-raden Barendrecht en Delft voelen zich voldoende capabel voor hun taak, maar merken wel op dat de capaciteit beperkt is. Leden worden ingezet op hun kwaliteiten, welke onderling van elkaar verschillen. De Wmo-raad Barendrecht merkt op dat enkele leden vanwege hun competenties veel werkzaamheden verrichten en andere leden beduidend minder. Overbelasting van eerstgenoemde leden ligt dan op de loer 2. De volgende tabel toont dat het aantal leden van de verschillende Wmo-raden. Tabel 4.3
Aantal leden per Wmo-raad Aantal leden
Wmo-raad Barendrecht
13
Panel WZW, Delft
13
Wmo-raad Delft
11
Wmo-raad Leerdam Wmo-adviesraad Westland
7 17
De Wmo-raad Delft ziet de vastgelegde tweejarige termijn van de leden als gevaar voor de kwaliteit van de raad. Het duurt ongeveer een jaar voordat een lid ingewerkt is op het terrein van de Wmo en het eigen netwerk heeft uitgebreid. Om hier profijt van te hebben, is het wenselijk dat leden vier jaar in plaats van twee jaar zitting hebben. Rol van de voorzitter Gezien de opdracht van de Wmo-raden en de diversiteit van leden speelt de voorzitter in alle adviesorganen een belangrijke rol. Gedurende vergaderingen leidt de voorzitter technisch en inhoudelijk het gesprek. Door de verschillende leden aan het woord te laten, conclusies te trekken en aandachtspunten te formuleren, draagt de voorzitter bij aan de kwaliteit van de vergaderingen. Wanneer de voorzitter dit niet oppakt, kan dit tal van gevolgen hebben. De inhoudelijke verdieping kan uitblijven, leden kunnen niet gehoord worden, emoties kunnen hoog oplopen en de vergadering kan beëindigd worden zonder inhoudelijke aandachtspunten of actiepunten.
1 2
Cromwijk, R. e.a., (2010), Wmo-raden in beeld – Over de invloed van Wmo-raden, MOVISIE, Utrecht. Ook de Wmo-raad Leerdam vreest overbelasting. Ditmaal, omdat het huidige aantal Wmo-raadsleden (7 personen) naar eigen zeggen te weinig is voor de te verrichten werkzaamheden.
30
Het belang van een vaardige voorzitter neemt volgens geïnterviewde Wmo-raadsleden toe wanneer de diversiteit onder de leden groot is: de voorzitter kan er voor zorgen dat de verschillende belangen worden gehoord en minderheidsstandpunten niet ondersneeuwen. Door gericht vragen te stellen kan de voorzitter ook bijdragen aan het vertalen van ervaringsdeskundigheid van de leden naar adviezen voor het (te voeren) beleid. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Panel WZW waar de leden sterk gefocust zijn hun ervaringsdeskundigheid en niet makkelijk tot beleidsmatig advies komen. Verschillen in kennis en competenties Niet alle leden hebben een achtergrond in de politiek-bestuurlijke gang van zaken binnen een gemeente. Deze verschillen in kennis en competenties maakt de rol van de voorzitter van groot belang: hij moet ervoor zorgen dat de verschillende leden en hun zienswijzen tot hun recht komen. Bron: Casestudie Wmo-raad Leerdam
31
32
5
Beschouwing
Dit hoofdstuk beschrijft de inzichten die uit het onderzoek voortkomen. Voordat we dit doen, willen we in de eerste paragraaf benadrukken dat ‘de Wmo-raad’ niet bestaat en wat dit betekent voor onderhavig onderzoek. In de tweede paragraaf behandelen we in hoeverre de Wmo-raden representatief zijn samengesteld en de wijze waarop de raden maatschappelijke organisaties en burgers betrekken bij de totstandkoming van hun adviezen. In de derde paragraaf gaan we tot slot in op de mate waarin de Wmo-raden van invloed zijn op de gemeentelijke beleid- en besluitvorming.
5.1
De Wmo-raad bestaat niet
Om te beginnen, willen we benadrukken dat dé Wmo-raad niet bestaat. Diversiteit, mede als gevolg van de lokale context, is door de wetgever ook beoogd. Er zijn tal van verschillen, zoals onder andere: type en aantal leden en hun competenties mate van aanwezigheid ervaringsdeskundigheid in de Wmo-raad mate van uitwisseling en samenwerking tussen Wmo-raad en gemeente relatie Wmo-raad tot lokale maatschappelijke organisaties. Dit is geen nieuw gegeven wat cliënten- en patiëntenparticipatie betreft. In haar inventarisatie van patiëntenparticipatie heeft iBMG (2008) het treffend verwoord: “Elk overlegplatform of gremium heeft zijn eigen karakteristieken, spelregels, gewoonten en vertogen. Een focus op implementatie van elders opgedane positieve ervaringen doet geen recht aan de uniciteit van elke situatie van participatie met zijn eigen elementen van tijdsdruk, capaciteiten van patiënten(organisaties), wisselende coalities, ontvankelijkheid van partners of tegenspelers, dynamiek, structuren en vertogen.” Bij het lezen van deze paper dient deze diversiteit in het achterhoofd te worden gehouden. Het is bepalend voor de interpretatie van de uitkomsten en de lessen die eruit geleerd kunnen worden.
5.2 Representativiteit en wijze van betrekken Representativiteit: Waarop is de samenstelling van de huidige Wmo-raad gebaseerd? In hoeverre slaagt de Wmo-raad erin om relevante ‘einddoelgroepen’ bij de adviesvorming te betrekken? Wijze van betrekken: Op welke wijze worden deze groepen in het debat en de besluitvorming betrokken? In hoeverre en op welke wijze wordt de mening van al deze groepen in het uiteindelijke advies verwerkt?
Alle burgers van een gemeente behoren tot de doelgroepen van de Wmo. Naast de vertegenwoordiging van burgers in het algemeen is er – in de geest van de Wmo - specifiek aandacht voor de participatie van kwetsbare burgers, zoals migranten en gebruikers van voorzieningen. De wijze waarop de Wmo-raden zijn ingericht, is bepalend voor de relatie van de raad met maatschappelijke organisaties en/of burgers.
33
Constatering 1: Gemeenten hechten waarde aan betrokkenheid kleine kwetsbare groepen In de Wmo staat dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het betrekken van alle verschillende geledingen bij de beleidsontwikkeling. In de praktijk hebben de onderzochte gemeenten soms behoefte aan meer inzicht in de kenmerken en de behoeften van kleine geledingen. Soms kan de Wmo-raad in dergelijke inzichten voorzien door de ervaringsdeskundigheid binnen de Wmo-raad zelf of het netwerk van de raad aan de gemeente voor te leggen. De waardering voor dergelijke inbreng is bij de onderzochte gemeenten groot en dit draagt bij aan het draagvlak voor de Wmo-raden. Uit het onderzoek blijkt ook dat vier van de vijf betrokken adviesorganen in meerdere of mindere mate bezig zijn met het betrekken van verschillende doelgroepen bij hun werkzaamheden. De Wmo-raden ervaren daarbij echter een spanningsveld. Wanneer de raad het aantal leden uitbreidt dan kan dit ten koste gaan van de slagvaardigheid van de raad. Kiest de raad voor het uitbreiden van de netwerkactiviteiten dan neemt het beroep op de beperkte capaciteit toe en kunnen de raadsleden overbelast raken. Voor Wmo-raden die met dit spanningsveld geconfronteerd worden, is het zoeken naar een balans tussen het inbrengen van de ervaringsdeskundigheid vanuit tal van kleine geledingen uit de samenleving en het creëren van een werkbare uitgangspositie. Tip voor gemeenten en Wmo-raden: Breng eens in kaart welke groepen burgers mogelijk niet in zicht zijn van de gemeente en/of de Wmo-raad. Bedenk vervolgens (gezamenlijk) hoe deze groepen het beste bij het participatieproces kunnen worden betrokken en of de Wmo-raad daarbij een rol kan en wil spelen. Onderneem eventueel gezamenlijk actie, zoals een werkbezoek aan de maatschappelijke opvang in de centrumgemeente of een gezamenlijk gesprek met GGZ-cliënten. Wees hierbij creatief: chat met jongeren, leg een werkbezoek af aan een GGZinstelling, of drink eens thee in een Turks theehuis. Organiseer een maatje voor raadsleden die extra ondersteuning nodig hebben of wijs een raadslid aan die zorgdraagt voor de inbreng van de stem van een niet-vertegenwoordigde doelgroep. Maar houd ook de grenzen van de mogelijkheden van de Wmo-raad in de gaten. Pas op dat de leden niet overbelast raken. Tip voor Wmo-raden: Overweeg om advies uit te brengen over het gemeentelijke participatiebeleid. Maak de gemeente bewust van signalen dat (kleine) kwetsbare groepen niet bij de beleidsontwikkeling zijn betrokken. Constatering 2: Positie te midden van maatschappelijke organisaties niet altijd helder Maatschappelijke organisaties, zoals de doelgroepenorganisaties, hebben een schat aan ervaringen die het werk van de Wmo-raad kunnen versterken en bijdragen aan het draagvlak van de adviezen van de Wmo-raad. Bij Wmo-raden waar leden van deze organisaties zitting hebben, is de inbreng van dergelijke organisaties (redelijk) geborgd, ook als de leden geen verplichting tot ruggespraak hebben. Een dergelijke borging ontbreekt echter wanneer er geen vertegenwoordigers in de Wmo-raad zitting hebben. Bij deze Wmo-raden zoeken de leden naar een passende vorm van samenwerking met maatschappelijke organisaties. Deze Wmo-raden ervaren dat zij zelf het initiatief moeten nemen en dat samenwerking niet makkelijk tot stand komt. Tip voor Wmo-raden: Contacten met maatschappelijke en doelgroepenorganisaties kunnen de Wmo-raad inhoudelijk versterken. Bekijk of de Wmo-raad contacten heeft met de verschillende relevante organisaties in de gemeente. Bepaal met welke organisaties (meer) contact gewenst is en hoe dit kan gebeuren. Nodig bijvoorbeeld zoals de Wmo-
34
raad Leerdam elke vergadering een organisatie uit om met elkaar kennis te maken, neem zoals de Wmo-raad Delft contact op met relevante organisaties voor een gesprek of organiseer een bijeenkomst voor organisaties (en burgers) over een specifiek thema. Tip voor gemeenten en Wmo-raden: Zorg dat voor de verschillende organisaties helder is dat zij signalen over de (uitvoering van de) Wmo bij de Wmo-raad neer kunnen leggen. De kracht van de Wmo-raad neemt toe als zij weet wat er speelt. Belangrijk daarbij is wel om verwachtingen te managen: De Wmo-raad is immers geen belangenbehartiger van een bepaalde geleding of doelgroep. Constatering 3: Bekendheid onder burgers is beperkt Om draagvlak voor de Wmo-raad te krijgen, is bekendheid onder de bevolking belangrijk. Burgers kunnen signalen over de (uitvoering van de) Wmo aan de Wmo-raad doorgeven en zo de Wmo-raad voeden. De onderzochte Wmo-raden zijn zich daarvan bewust en benaderen burgers op verschillende manieren: via krantenartikelen, een eigen website en lokale bijeenkomsten. Daadwerkelijk contact maken is moeilijk: artikelen worden soms niet gelezen, bijeenkomsten niet altijd goed bezocht. Tip voor gemeenten: Zorg ervoor dat er voldoende budget en/of middelen zijn voor de Wmo-raad om zich te profileren richting de burger. Biedt de Wmo-raad ook ruimte om zich te presenteren op bijeenkomsten over de Wmo die de gemeente voor burgers organiseert. Tip voor Wmo-raden: Communiceer in de taal van de burgers. Leg duidelijk uit wat de adviesraad voor hen betekent. Gebruik hierbij eventueel de criteria op basis waarvan de Wmo-adviesraad het beleid van de gemeente controleert, zodat heel expliciet wordt waarvoor de Wmo-adviesraad staat. Tip voor Wmo-raden: Profileer de Wmo-adviesraad door geboekte resultaten zo concreet mogelijk op de eigen website te publiceren en probeer ook lokale media te interesseren. Constatering 4: Door de stem van de burger winnen adviezen aan kracht Ondanks de inspanningen van de Wmo-raden om hun representativiteit te vergroten, vinden de onderzochte gemeenten dat de Wmo-raden de ‘stem van de burger’ nog onvoldoende vertegenwoordigen Uit de adviezen blijkt volgens deze gemeenten niet wat mogelijke effecten zijn van het beleid voor de verschillende doelgroepen. Dit kan verschillende redenen hebben: soms heeft de Wmo-raad geen zicht op deze effecten, maar andere keren vindt de ervaringsdeskundigheid van de Wmo-raad geen neerslag in de adviezen. De adviezen winnen aan kracht wanneer dergelijke ervaringsdeskundigheid uit de adviezen naar voren komt, tegelijkertijd geldt ook hier dat de gemeente verantwoordelijkheid is voor de participatie van de verschillende doelgroepen en niet de Wmo-raad. Tip voor Wmo-raden: Schrijf de adviezen aan de gemeente vanuit het perspectief van de burger. Voorkom ambtelijk taalgebruik. En maak helder wanneer derden zijn betrokken bij de totstandkoming van het advies, omdat dit het draagvlak voor het advies kan vergroten. Tip voor Wmo-raden: Onderbouw adviezen zo veel mogelijk met de ervaringsdeskundigheid van de raadsleden en/of gesprekspartners van de Wmo-raad, zodat voor de gemeente helder is welke (mogelijke) gevolgen het beleid heeft voor de burgers.
35
5.3
Mate van invloed
Mate van invloed: welke invloed heeft de Wmo-raad/het WZW-panel op het gemeentelijke beleid? Strookt dit met de verwachtingen? Geeft de Wmo-raad/het WZW-panel alleen formeel adviezen of speelt het ook een rol als belangenbehartiger? In hoeverre is direct contact met de gemeenteraad geoorloofd? Constatering 5: Wmo-raden hebben een sterke formele positie, maar beperkte invloed Wmo-raden hebben vaak als enig adviesorgaan in een gemeente een formele adviesfunctie ten aanzien van de Wmo. Hierdoor hebben zij een sterke positie: zij zijn immers de enige partij die het college formeel adviseert over conceptbeleidsstukken over de Wmo en deze adviezen vinden ook hun weg naar de gemeenteraad. Deze unieke positie maakt dat Wmoraden veel invloed kunnen uitoefenen op het gemeentelijke Wmo-beleid. In de praktijk kunnen de Wmo-raden hun positie echter niet altijd ten volle benutten omdat relevante conceptnota’s bijvoorbeeld niet (tijdig) aan de Wmo-raden worden voorgelegd of inhoudelijke verdieping uitblijft. De onderzochte gemeenten stellen de door de Wmo-raden en het Panel WZW opgestelde formele adviezen zeer op prijs, maar merken op dat de adviezen vooral leiden tot kleine (tekstuele/inhoudelijke) wijzigingen in conceptbeleidsnota’s. Gemeenteraadsleden vinden de adviezen van de Wmo-raad belangrijk en vragen hier naar. Of en zo ja, hoe het advies vervolgens bijdraagt aan het politieke debat, kunnen zij niet aangeven. Op twee manieren kan de invloed van de Wmo-raden worden versterkt: enerzijds gaat het om een hogere kwaliteit van de adviezen (constatering 6), anderzijds om meer (informele) betrokkenheid bij de beleidsontwikkeling (constatering 7). Constatering 6: Ervaringsdeskundigheid en inhoudelijke verdieping dragen bij aan de kwaliteit van de adviezen De meerwaarde van de adviezen lijkt vanuit gemeentelijk perspectief voor een groot deel bepaald te worden door de mate waarin het advies inzicht geeft in het burgerstandpunt (Wat vinden burgers in onze gemeente van het beleid? Wat zijn de gevolgen van landelijke maatregelen in deze gemeente?), belangen en prestatievelden overstijgend is (Weet de Wmo-raad verbindingen te leggen tussen presentatievelden?) en aansluit op het gemeentelijke beleidstraject (Levert het advies nieuwe inzichten op ten aanzien van andere participatie-instrumenten?). Tip voor Wmo-raden: Onderzoek op welke wijze de Wmo-raad de stem van burgers naar voren brengt en bepaal of de stem van de burger sterker neergezet kan worden in de adviezen. Tip voor Wmo-raden: Zorg dat je zicht krijgt op de gemeentelijke planning. Kijk of er onderwerpen zijn op de gemeentelijke planning of vanuit de achterban die uitnodigen tot verdieping. Bepaal vervolgens hoe deze verdieping het beste kan worden vormgegeven: Is hiervoor de inrichting van een speciale werkgroep wenselijk of een brainstormsessie met de gehele Wmo-raad? Is het nuttig om een expert uit te nodigen of bepaalde voorzieningen in de gemeente te bezoeken? Hoe gaan andere Wmo-raden met het onderwerp om? Tip voor Wmo-raden: Laat een beperkt aantal leden op grond van een voorgelegde conceptbeleidsnota inhoudelijke vragen of aandachtspunten opstellen waarover de Wmoraadsleden met elkaar in gesprek gaan. Tijdens de vergadering kan de voorzitter het gesprek sturen aan de hand van de opgestelde vragen/punten.
36
Tip voor Wmo-raden: Stel inhoudelijke criteria op waaraan de Wmo-raad voorgelegde beleidsstukken checkt: Wat zijn de specifieke aandachtspunten die de Wmo-raad belangrijk vindt en die in elke nota uitgewerkt dienen te zijn? Tip voor gemeenten en Wmo-raden: Meldt als gemeente aan de Wmo-raad met welke partijen de gemeente in gesprek is geweest en welke aandachtspunten de gemeente ziet bij de conceptnota. De Wmo-raad kan dan bepalen of zij de gehele nota analyseert of zich op deze aandachtspunten focust. Constatering 7: Informele traject draagt bij aan goed onderbouwde adviezen Naast formele advisering over conceptbeleidsstukken zijn alle onderzochte Wmo-raden (in meerdere of mindere mate) betrokken bij de voorbereiding van beleid. Zoals is aangegeven is de invloed van Wmo-raden tijdens de beleidsvoorbereiding groter dan bij formele adviezen. Ook valt in het onderzoek op dat de Wmo-raden die sterk betrokken zijn in het voortraject, inhoudelijk goed op de hoogte zijn van achtergronden van conceptnota’s die ter advisering worden voorgelegd. Het informele voortraject draagt dan ook bij aan een goede onderbouwing van de adviezen. Tip voor Wmo-raden: Bespreek met de gemeentelijke contactpersoon de achtergronden van een conceptbeleidsnota wanneer je als Wmo-raad niet betrokken bent geweest bij het beleidsvoorbereidende traject. Waar ziet de gemeente de meerwaarde van de Wmoraad en welke speelruimte is er? Juridische, financiële en beleidsmatige grenzen kunnen de keuzemogelijkheden van de gemeente én van de Wmo-raad beperken. Tip voor Wmo-raden: Bepaal als Wmo-raad hoe je de eigen onafhankelijkheid kunt bewaken wanneer de raad sterk betrokken is in het voortraject. Bepaal als Wmo-raad voorafgaand aan trajecten welke inhoudelijke en procesmatige criteria je stelt ten aanzien van het onderwerp en houd elkaar daarop als leden scherp. Constatering 8: Een eigen agenda draagt bij aan een krachtig imago De onderzochte Wmo-raden hebben in de afgelopen jaren een beperkte eigen agenda gehad. Zij hebben voornamelijk op aanvraag van het College van B&W formele adviezen geformuleerd. Slechts bij uitzondering hebben de Wmo-raden zelf een thema op de agenda geplaatst en de gemeente hierover geadviseerd. In het laatste jaar is het aantal ongevraagde adviezen wel toegenomen. Doordat de grootste beleidsdrukte rondom de Wmo nu voorbij is, krijgen Wmo-raden meer ruimte voor het ontwikkelen van een eigen agenda, inclusief eventuele daaruit voortvloeiende ongevraagde adviezen. De onderzochte gemeente stellen dergelijke advisering zeer op prijs, omdat het de gemeente nieuwe inzichten kan opleveren en kan helpen om nieuwe onderwerpen te agenderen. Tip voor Wmo-raden: Vertaal signalen die de Wmo-raad krijgt uit het veld naar een eigen agenda. Wat signaleert de raad, besteedt de gemeente voldoende aandacht aan deze thema’s en zo niet, tot welke problemen leidt dit of kan dit gaan leiden? Bepaal of een ongevraagd advies over het onderwerp wenselijk is of dat een overleg met de betrokken ambtenaar voldoende is. Tip voor Wmo-raden: Stel prioriteiten. Welke van de gesignaleerde problemen wenst de Wmo-raad nu op te pakken, welke misschien volgend jaar. Check om dubbel werk te voorkomen welke onderwerpen bij de gemeente al ingepland zijn om nader uit te werken. Tip voor Wmo-raden: Bepaal vervolgens per onderwerp of verdieping wenselijk is en op welke manier dat dient te gebeuren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het inrichten van een werkgroep, overleg met cliëntenorganisaties, advies van een expert of bezoeken van een instelling.
37
Constatering 9: Terugkoppeling versterkt het leerproces De onderzochte Wmo-raden hebben weinig inzicht in de effecten die zij met hun adviezen sorteren. Bij informele adviestrajecten blijft een terugkoppeling over de inbreng van de Wmo-raad vaak uit en, ondanks gemaakte afspraken, blijft een dergelijke reactie ook vaak achterwege bij formele adviestrajecten. Opvallend is dat niet alle raden de gemeente om een (schriftelijke) reactie op hun adviezen vragen wanneer een terugkoppeling uitblijft. Zo missen de Wmo-raden een kans om te leren van de verstrekte adviezen over hoe zij de kwaliteit van navolgende adviezen eventueel kunnen verbeteren. Tip voor gemeenten: Maak met de Wmo-raad heldere afspraken over schriftelijke reacties van het college van de burgemeester en wethouders op de verstrekte adviezen en kom deze ook na. Tip voor Wmo-raden: Bespreek als Wmo-raad eventuele onduidelijkheden in de schriftelijke reactie van het college met de wethouder of de verantwoordelijke contactpersoon. Tip voor Wmo-raden: Gebruik de reactie van de gemeente op de adviezen als input voor het eigen leerproces. Op grond van de beoordeling van de gemeente kan de Wmo-raad aandachtspunten vaststellen voor een volgend adviestraject. Constatering 10: Het is tijd voor bezinning De onderzochte Wmo-raden zijn één tot drie jaar geleden opgericht en hebben inmiddels meerdere adviezen verstrekt, contacten in het veld aangeboord en zich inhoudelijk verdiept. Uit het onderzoek blijkt echter dat de invloed van de Wmo-raden nog relatief beperkt is. De redenen lopen per raad uiteen maar vragen in elke situatie om bezinning op de eigen positie, rol en functie. Om enkele voorbeelden te geven: één van de onderzochte gemeenten wil graag dat de Wmo-raad prestatieveld overstijgend beleidsadviezen geeft, en tegelijkertijd hecht zij ook heel veel waarde aan de inbreng van ervaringsdeskundigheid op de verschillende prestatievelden. In een ander geval wil de gemeente dat de Wmo-raad het ‘overkoepelende orgaan’ is van alle doelgroepenorganisaties, terwijl de Wmo-raad dat zelf niet wil. Een volgende Wmo-raad wil graag meer samenwerking hebben met doelgroepenorganisaties, maar zoekt naar een goede weg om samenwerking tot stand te brengen. Al met al leveren deze voorbeelden aandachtspunten voor de effectiviteit op. Centraal staan hierbij de vragen: wat wil je als Wmo-raad of als gemeente bereiken met de Wmo-raad en hoe sluiten de huidige opzet van de raad en de onderling gemaakte afspraken daarbij aan. Tip voor gemeenten en Wmo-raden: Reflecteer op het functioneren van de Wmo-raad in de afgelopen periode: Levert de Wmo-raad de meerwaarde die de gemeente voor ogen had? Behaalt de Wmo-raad de doelen die het zichzelf gesteld had? Stroken de wederzijdse verwachtingen met elkaar en komen ze ook uit? Zo nee, waarom niet? En wat is nodig om de verwachtingen wel te kunnen realiseren. Neem de ruimte om over dergelijke vragen met elkaar in gesprek te gaan als gemeente en Wmo-raad, en zorg er daarbij voor dat je als gemeente / Wmo-raad zelf helder hebt welke doelen je wilde bereiken. Tip voor Wmo-raden: Over het algemeen worden de adviezen van Wmo-raden aan de gemeenteraad voorgelegd. Om inzicht te krijgen in het eigen functioneren kan het interessant zijn om eens in gesprek te gaan met gemeenteraadsleden, bijvoorbeeld met de raadscommissie waar Wmo-onderwerpen worden behandeld, en hen te vragen naar hun oordeel over de voorgelegde adviezen. Krijg helder welke verwachtingen en behoeften er zijn vanuit de raad en bepaal hoe je als Wmo-raad hiermee om wilt gaan.
38
5.4
Afsluitend
In het onderzoek hebben wij sterk de focus gelegd op een Wmo-raad die ook de stem van kleine kwetsbare groepen burgers vertegenwoordigd én van invloed is op het gevoerde beleid. Uit het onderzoek blijkt dat een Wmo-raad effectiever is, als het: een heldere visie heeft op welke doelen het wil bereiken en hierover overeenstemming is met de gemeente. de raad vroegtijdig in beleidsontwikkelingtrajecten is betrokken door bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding of een formeel advies over een contourennota/uitgangspuntennotitie en veel ervaringsdeskundigheid in informele gesprekken en/of adviezen aan de gemeente voorlegt goede kennis heeft van de verschillende terreinen van de Wmo én van gemeentelijke processen en voldoende leden heeft met competenties als analytisch en oplossingsgericht denken en krachtig formuleren. Gemeenten kunnen het werk van Wmo-raden versterken door: een contactpersoon aan te wijzen voor de Wmo-raad inzicht te bieden in gemeentelijke planningen van beleidsstukken de Wmo-raad vroegtijdig te betrekken door gezamenlijke bijeenkomsten of ter advisering een uitgangspuntennotitie voor te leggen bij adviesaanvragen de ruimte voor participatie aan te geven voldoende ondersteuning te bieden in de vorm van middelen (voor bijvoorbeeld trainingen/cursussen, het inkopen van advies en/of secretariële ondersteuning). Met de formulering dat een Wmo-raad effectief is als het invloed heeft op het gemeentelijke beleid, leggen we de lat hoog. Dat doen wij niet alleen. Het is een tendens die meer in algemeenheid geldt. Ook tijdens een in januari 2011 door MOVISIE georganiseerde landelijke werkbijeenkomst voor gemeenten en Wmo-raden bleek bijvoorbeeld dat meerdere Wmoraden willen toegroeien naar de positie van partner van de gemeente, in elk geval bij onderwerpen die zich daartoe lenen. Het enthousiasme van Wmo-raadsleden is daarbij een stuwende kracht. Partnerschap is een stapje hoger op de participatieladder dan Wmo-raden nu over het algemeen hebben. Voor beide partijen, zowel gemeenten als raden, betekent partnerschap dat meer inzet en soms ook een andere soort inzet nodig is. Nog meer dan bij het adviseurschap het geval is, vergt het partnerschap openheid, vertrouwen en een goede onderlinge communicatie. Tegelijkertijd is vanuit de meeste verordeningen gezien de participatietrede van advisering voldoende. Deze taak die aan Wmo-raden voorligt, is, vooral ook vanwege de reikwijdte van de wet, omvangrijk en veeleisend. Zeker omdat Wmo-raden belangenoverstijgend en soms ook presentatievelden overstijgend moeten adviseren. Het is dan ook cruciaal dat Wmo-raden scherp voor ogen hebben wat zij willen bereiken, op welke manier, in welke rol en welke onderwerpen daarbij prioriteit verdienen. Met deze rapportage willen wij een bijdrage leveren aan de visievorming binnen gemeenten en Wmo-raden over de rol van de raden in de beleidsontwikkeling en wat ervoor nodig is om deze rol (als adviseur en/of als partner) tot bloei te laten komen.
39
40
Bijlage 1 Beschrijving Wmo-raden In deze bijlage geven we een korte beschrijving van de Wmo-raden en het Panel WZW die aan het onderzoek hebben deelgenomen.
1.
Wmo-raad Barendrecht
De Wmo-raad Barendrecht is geïnstalleerd in november 2007 en heeft als taak gevraagd en ongevraagd advies te geven aan het college van Burgemeester en Wethouders over alle prestatievelden van de Wmo 1. De Wmo-raad heeft een subraad, genaamd Werkgroep IV. Deze werkgroep adviseert de Wmo-raad over individuele verstrekkingen. De leden zijn vertegenwoordigers van lokale doelgroepenorganisaties. Afspraken aangaande de Wmo-raad zijn op hoofdlijnen vastgelegd in de ‘Regeling Wmo-adviesraad gemeente Barendrecht’. Relatie gemeente De Wmo-raad Barendrecht heeft redelijk intensieve contacten met de gemeente. In principe heeft de Wmo-raad tweemaal per jaar overleg met de verantwoordelijke wethouder over actuele thema’s binnen de Wmo. Daarnaast is een beleidsambtenaar geregeld bij vergaderingen aanwezig. Deze ambtenaar is het aanspreekpunt binnen de gemeente en zorgt onder andere voor het aanleveren van documenten. Ook nemen leden van de Wmo-raad regelmatig deel aan beleidsontwikkelingtrajecten. Al met al zit de Wmo-raad ‘dichtbij het vuur’ van gemeentelijke beleidsontwikkeling. Samenstelling Wmo-raad In de Wmo-raad Barendrecht hebben 13 burgers op persoonlijke titel zitting. Een aantal daarvan zijn lid van een maatschappelijke of doelgroepenorganisatie, maar zijn niet verplicht tot last en ruggespraak. Bij het samenstellen van de Wmo-raad is rekening gehouden met een verdeling naar aandachtsgebieden, gebaseerd op de indeling van de Wmo naar prestatievelden en de verschillende geledingen in de samenleving. Wijze betrekken achterban De Wmo-raad Barendrecht probeert op de volgende manieren inzicht te krijgen in de ervaringen, wensen en behoeften van de Barendrechtse bevolking: Voor de inbreng van jeugd, ouderen, vrijwilligers en mantelzorgers zijn elk 2 à 3 leden aangewezen. De leden met het aandachtsveld preventief jeugdbeleid kunnen voor hun werkzaamheden bijvoorbeeld de Jeugdraad van Barendrecht raadplegen. De Wmo-raad neemt daarnaast geregeld deel aan beleidsvoorbereidende trajecten. Tijdens deze trajecten zijn in de regel ook lokale maatschappelijke en doelgroepenorganisaties uitgenodigd. Gedurende het traject raakt de Wmo-raad geïnformeerd over wat leeft bij de achterbannen van deze organisaties. De Wmo-raad heeft ook een aantal keer een voorlichtingsbijeenkomst te houden over thema’s met een algemeen belang. Hiervoor nodigde de Wmo-raad onder meer de andere lokale adviesraden, belangen- en cliëntenorganisaties en de kerken uit. 1
Regeling Wmo-raad Barendrecht 2007.
41
Advisering De Wmo-adviesraad in de gemeente Barendrecht heeft tot doel formeel te adviseren over evaluaties en conceptbeleidsdocumenten, voorafgaand aan besluitvorming door de gemeenteraad 1. In de periode 2008 - oktober 2010 heeft de Wmo-raad Barendrecht 20 adviezen uitgebracht, waarvan tweemaal een ongevraagd advies. Hiertoe blijft de rol echter niet beperkt. De Wmo-raad levert geregeld aan het begin van de beleidscyclus een informele bijdrage. Op verzoek van de gemeente nemen vertegenwoordigers van de Wmo-raad deel aan beleidsontwikkelingtrajecten. Deze leden informeren de gemeente over signalen die zij uit de samenleving krijgen, en geven aandachtspunten voor het te ontwikkelen beleid. Tabel B1.1
Overzicht adviezen Wmo-raad Barendrecht
Advies
(On)
Aantal
gevraagd
Adviezen
Concept Wmo-beleidskader 2008-2011
Gevraagd
2
Definitief Wmo-beleidskader 2008-2011
Gevraagd
Datum April 2008 Mei 2008
Notitie ‘Ruimte voor Jongeren’
Gevraagd
Augustus 2008
Concept communicatieplan
Gevraagd
September 2008
Vormgeving tevredenheidsonderzoek
Gevraagd
December 2008
Aanbesteding Hulp bij het huishouden
Gevraagd
Juni 2009
Concept Verordening Wmo 2010
Gevraagd
Nota Volksgezondheid 2009-2012
Gevraagd
Wijziging in de AWBZ 2010
Gevraagd
Augustus 2009
Notitie ‘Plan van aanpak wijzigingen AWBZ’
Gevraagd
Augustus 2009
Beoogde bezuinigingen van de gemeente
Gevraagd
Contourennota subsidiebeleid 2010-2013
Gevraagd
Prioriteiten voor de gemeenteraad 2010-2014
Gevraagd
Verantwoording PGB voor Hulp bij het huishouden
Ongevraagd
Februari 2010
Legitimatiebewijs bij verkiezingen
Ongevraagd
April 2010
Aanbesteding hulpmiddelen, woningaanpassingen en
Gevraagd
Mei 2010
Augustus 2009 2
Juni/augustus 2009
September 2009 2
Oktober 2009 Oktober 2009
trapliften 2011
1
Kadernota Algemene Subsidie Verordening Barendrecht
Gevraagd
Ombuigingen (bezuinigingen) gemeente Barendrecht
Gevraagd
3
Maart-September 2010 Augustus 2010
Wmo Tevredenheidsonderzoek 2009
Gevraagd
September 2010
Kadernota Onbetaalde inzet
Gevraagd
Oktober 2010
Regeling Wmo-adviesraad gemeente Barendrecht.
42
2.
Wmo-raad Delft en Panel WZW
2 .1 Wmo -r aad D el f t De Wmo-raad Delft is in november 2008 ingesteld en heeft als taak gevraagd en ongevraagd advies te geven aan het college van burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad over het brede terrein van de Wmo. De opdracht aan de Wmo-raad is tweeledig: (integrale) advisering over de hoofdlijnen van het te voeren Wmo-beleid, zoals het meerjaren beleidsplan Wmo. vernieuwing van de Wmo door signaleren van en adviseren over knelpunten en trends die kunnen bijdragen aan de verbetering van de Wmo. Aanvullend stelt de Wmo-raad dat de raad de uitvoering van beleid monitort, eventuele knelpunten signaleert en daarover verbeteringen adviseert aan het college van B&W. Het college en de gemeenteraad zijn niet verplicht de adviezen van de Wmo-raad op te volgen. Zij kunnen alleen beargumenteerd afwijken van het advies 1. De bevoegdheden en status van de Wmo-raad dienen te worden vastgelegd in een regeling Wmo-raad Delft. In de zomer van 2010 is deze regeling nog niet vastgesteld. Relatie gemeente De Wmo-raad heeft in vergelijking tot veel andere Wmo-raden en het Panel WZW weinig contact met de gemeente. Met de wethouder is bij aanvang van de Wmo-raad afgesproken om tweemaal per jaar overleg te voeren. In 2009 heeft slechts eenmaal een overleg plaatsgevonden. Het ambtelijke aanspreekpunt bij de gemeente wordt ad hoc ingevuld. Er is geen sprake van structurele aanwezigheid van een beleidsmedewerker bij de Wmo-raad. Samenstelling Wmo-raad De Wmo-raad bestaat uit 11 leden. De leden van de Wmo-raad Delft hebben zitting op persoonlijke titel. Bij het samenstellen van de Wmo-raad is rekening gehouden met een verdeling naar leeftijd, sekse en etniciteit. Er is een verdeling naar aandachtsterreinen, clusters genaamd, aangebracht. Per cluster is een team van raadsleden en een woordvoerder vastgesteld. De Wmo-raad kent de volgende clusters: Wonen, zorg en welzijn (prestatieveld 3 t/m 6) OGGZ (prestatieveld 7, 8, 9) Samenwerken in de wijken (prestatieveld 1) Jeugd (prestatieveld 2) Wijze betrekken achterban De Wmo-raad heeft het eerste jaar na oprichting gebruik gemaakt om contact te zoeken met de Delftse bevolking door o.a. een eigen website te lanceren, een flyer te verspreiden en een artikel in de een lokale krant. Ook heeft de Wmo-raad een Wmo-markt georganiseerd. Deze was bedoeld om burgers en partijen betrokken bij de uitvoering van de Wmo
1
Wmo beleidsplan 2008-2011, gemeente Delft.
43
kennis te laten maken met de Wmo-raad. Tot slot heeft de Wmo-raad verschillende uitvoerende organisaties op het gebied van de Wmo benaderd voor een kennismakingsgesprek. Adviezen Gedurende de anderhalf jaar dat de Wmo-raad actief is, heeft de Wmo-raad twee formele adviezen verstrekt. In beide gevallen gaat het om een advies dat op aanvraag van de wethouder is opgesteld. De Wmo-raad heeft geen (informele) bijdrage geleverd aan beleidsontwikkeltrajecten. Tabel B1.2
Overzicht adviezen Wmo-raad Delft
Advies
(Ongevraagd) advies
Datum
Regiotaxi / Wmo-vervoer
Gevraagd
December 2009
Gevolgen van de AWBZ Pakketmaatregelen
Gevraagd
Mei 2010
2 .2 P an el W ZW Het Panel WZW geeft advies aan het college van burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad over de prestatievelden 3 tot en met 9 uit de Wmo. De afspraken rondom het Panel WZW zijn niet formeel vastgelegd in een verordening of regeling. Het panel hanteert vooralsnog de ‘Verordening inspraak gehandicaptenbeleid’, waarin de afspraken aangaande het Gehandicaptenpanel (de voorganger van het Panel WZW) waren vastgelegd. In 2010 is gewerkt aan het actualiseren van de genoemde verordening. Relatie gemeente De gemeente Delft heeft in overleg met verschillende partijen destijds gekozen voor een grote betrokkenheid van de gemeente bij het Panel WZW. Minimaal drie maal per jaar is de wethouder bij de vergaderingen van het Panel aanwezig. Daarnaast wonen het programmahoofd Wonen, Zorg en Welzijn en de ambtelijke ondersteuner zowel de vergaderingen van de agendacommissie als van het Panel bij. De ambtelijke ondersteuner zorgt onder meer voor het organiseren en notuleren van de vergaderingen en het rondsturen van stukken. Samenstelling Panel WZW Het panel bestaat uit 13 leden en vertegenwoordigt alle cliënten- en patiëntenorganisaties met enige omvang (minimaal 50 leden) in de gemeente Delft. De leden kunnen hun achterban raadplegen en de uitkomsten daarvan inbrengen in de Wmo-adviesraad. Zij zijn hier echter niet toe verplicht. Wijze betrekken achterban Het Panel WZW probeert op de volgende manieren inzicht te krijgen in de ervaringen, wensen en behoeften van de gebruikers van de Wmo-voorzieningen in Delft. Raadplegen ervaringen van de leden van de verschillende lidorganisaties Aanbieden van vragen die in peilingen van het Delft Internet Panel (DIP) worden meegenomen 1.
1
Het DIP is een gemeentebreed onderzoekspanel waarvoor iedere Delftse burger aan deel kan nemen.
44
Verzamelen stemmen van burgers voor één van de genomineerde gebouwen voor de uitreiking van de toegankelijkheidsprijs door de werkgroep Toegankelijkheid van het Panel WZW Deelname aan bijeenkomsten die door de gemeente worden georganiseerd in het kader van beleidsontwikkeling, zoals de Wmo-markten die voorafgaand aan de vierenjaren beleidsnota Wmo zijn gehouden. Adviezen In de periode 2008-2010 heeft het Panel WZW 8 gevraagde adviezen uitgebracht. Het Panel WZW heeft geen ongevraagde adviezen verstrekt. Daarnaast is het Panel WZW op twee manieren bij het proces van beleidsontwikkeling geweest: Tijdens de panelvergaderingen zijn er gesprekken geweest over het te ontwikkelen beleid, waarbij de wethouder beleidskeuzen heeft voorgelegd aan het panel en hier met hen over in gesprek is gegaan. Daarnaast heeft het Panel WZW een enkele keer kunnen reageren op een kadernotitie. Dit was vooral in de hoedanigheid van de voorganger, het Gehandicaptenpanel. Tabel B1.3
Overzicht adviezen Panel WZW
Advies over
(Ongevraagd)
Datum
advies “Verstrekkingenboek” behorend bij de Verordening
Gevraagd
4 maart 2008
Gevraagd
4 maart 2008
Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning 2008 Nota Wonen Zorg en Welzijn 2008 – 2011 “Het zál ons een zorg zijn” Begroting Vrijwilligers en Mantelzorg 2009 – 2012
Gevraagd
11 november 2008
Nota lokaal preventief gezondheidsbeleid 2009 – 2012
Gevraagd
21 oktober 2008
Nota “Oog voor vrijwilligerswerk en mantelzorgers”
Gevraagd
11 november 2008
Notitie “Systeemkeuzen WMO-vervoer
Gevraagd
3 februari 2009
Notitie “Aanbestedingskader Hulp bij het Huishouden”
Gevraagd
3 november 2009
Regionale gehandicapten parkeerregeling
Gevraagd
Voorjaar 2010
“Extra vitamine G voor Delft”
2 .3 E en n i eu we p ar ti cip ati estru ctu ur Vanaf 1 januari 2011 worden het Panel WZW en de Wmo-raad Delft in elkaar verweven. Sinds de gemeenteraadsverkiezingen in het voorjaar van 2010 is een nieuwe wethouder verantwoordelijk voor de participatiestructuur op het gebied van de Wmo. Deze nieuwe wethouder, De Prez, heeft onder meer vanuit bezuinigingsoogpunt besloten dat er één participatieorgaan moet komen voor de prestatievelden 1 tot en met 9. Het Panel WZW en de Wmo-raad Delft hebben dientengevolge in de zomer van 2010 de opdracht gekregen gezamenlijk een advies uit te brengen hoe dit nieuwe adviesorgaan vorm kan krijgen. Het nieuwe adviesorgaan dient per 1 januari 2011 te worden ingesteld.
45
3.
Wmo-raad Leerdam
De Wmo-raad Leerdam is in juli 2009 geïnstalleerd en geeft gevraagd of ongevraagd advies aan het College van Burgemeester en Wethouders, met als doel een integraal en evenwichtig beleid, gericht op de langere termijn te bevorderen over de prestatievelden die onderdeel uitmaken van de Wmo. 1 De afspraken aangaande de Wmo-raad zijn vastgelegd in de ‘Verordening Wmoraad gemeente Leerdam’. Relatie gemeente De Wmo-raad Leerdam en de gemeente hebben een goed maar niet heel intensief onderling contact. Tweemaal per jaar is er een formeel bestuurlijk overleg tussen de Wmo-raad en de wethouder. Ambtelijk is er vaker contact, er zijn een aantal formele contactmomenten ingepland. De gemeente heeft verder een aantal vaste overleggen met verschillende burgerorganisaties. Als bij die overleggen een Wmo gerelateerd onderwerp op de agenda staat wordt ook de Wmo-raad uitgenodigd. Samenstelling Wmo-adviesraad Volgens de verordening dient de Wmo-raad Leerdam een afspiegeling te zijn van de bevolking van de gemeente. De leden moeten wortels hebben in Leerdam en vaak waren zij al actief bij een vereniging, kerk of moskee of was men politiek actief. De samenstelling van de raad is divers. Er zitten zowel mannen als vrouwen, jongeren en ouderen in de Wmoraad. Tijdelijk heeft ook een Turkse mevrouw aan de Wmo-raad deelgenomen, maar zij kon de werkzaamheden uiteindelijk niet met haar andere taken combineren. Daarnaast nemen een aantal ervaringsdeskundige cliënten aan de raad deel. Het gaat om een GGZ-cliënt en twee mensen met een fysieke handicap. Ten tijde van het onderzoek telde de Wmo-raad Leerdam 7 leden. Wijze betrekken achterban De Wmo-raad Leerdam probeert op een aantal manieren inzicht te verkrijgen in de ervaringen, wensen en behoeften van de Leerdamse bevolking. Dit gebeurt nog niet heel systematisch. Tot op heden baseert de raad haar kennis voornamelijk op persoonlijke contacten, huis aan huis bladen en ervaringen uit het veld. De contacten met cliënten- en belangenorganisaties moet nog groeien. De Wmo-raad probeert afvaardigingen naar relevante bijeenkomsten, bijvoorbeeld van de gemeente of van buurtbeheer, te sturen. Ook heeft de Wmoraad inmiddels afgesproken tijdens elke vergadering een lokale cliënten- of belangenorganisatie uit te nodigen om zichzelf te presenteren en eventuele aandachtspunten over de Wmo te bespreken. Om burgers te ontmoeten, heeft de Wmo-raad een bijeenkomst georganiseerd over ‘de Kanteling’. Advisering In de periode 2009-2010 heeft de Wmo-raad Leerdam vier adviezen uitgebracht, waarvan eenmaal een ongevraagd advies. De gemeente Leerdam wil met de Wmo-raad afspraken maken over een structurele inpassing van de adviesrol van de Wmo-raad binnen het beleidsproces. De gemeente wil hiermee voorkomen dat de Wmo-raad adviezen gaat geven zonder dat er veel ‘voeling’ lijkt te zijn met de huidige praktijk en de bredere context van
1
Verordening Wmo-raad gemeente Leerdam. Juli 2009
46
het beleid. De Wmo-raad wil tegelijkertijd graag advies geven over contourennota’s. De raadsleden denken zo meer invloed te krijgen op het beleid dan wanneer de Wmo-raad enkel advies geeft over conceptbeleidsnota’s. Tabel B1.4
Overzicht adviezen Wmo-raad Leerdam
Advies
(On)gevraagd
Datum
Advies ontwerpverordening en ontwerpbesluit Maat-
Gevraagd
22 oktober 2009
schappelijke Ondersteuning gemeente Leerdam 2010 Advies inzake verordening Wmo Leerdam
Gevraagd
22 oktober 2009
Advies inzake indicatiestelling Wmo Leerdam
Ongevraagd
22 oktober 2009
De nota Mantelzorg en Mantelzorgwijzer
Gevraagd
28 mei 2010
4.
Wmo-adviesraad Westland
De Wmo-adviesraad Westland is opgericht in januari 2007 en heeft als taak tijdig, voordat formele besluitvorming heeft plaatsgevonden, gevraagd en ongevraagd advies te verstrekken aan het college van burgemeester en wethouders 1. Het college van burgemeester en wethouders kan uitsluitend gemotiveerd afwijken van het advies van de Wmo-adviesraad. Afspraken aangaande de Wmo-raad zijn op hoofdlijnen vastgelegd in het ‘Convenant Wmoadviesraad gemeente Westland 2007’. Relatie gemeente De gemeente Westland en betrokken maatschappelijke en doelgroepenorganisaties hebben voorafgaand aan de inrichting van de Wmo-raad gekozen voor een grote betrokkenheid van de gemeente bij de Wmo-adviesraad. Tweemaal keer per jaar vindt er overleg plaats tussen de Wmo-adviesraad en de verantwoordelijke wethouder. De ambtelijke medewerker woont regelmatig vergaderingen van de Wmo-adviesraad bij. De ambtelijke ondersteuner is onder meer verantwoordelijk voor het toezenden van documenten, notuleren van vergaderingen en het schrijven van de adviezen. Daarnaast nodigt de gemeente de Wmo-adviesraad uit voor bijeenkomsten die in het kader van beleidsvoorbereiding worden georganiseerd. Enkele Wmo-adviesraadsleden zijn bij dergelijke bijeenkomsten aanwezig geweest en hebben input geleverd. Samenstelling Wmo-adviesraad In de Wmo-adviesraad Westland hebben minimaal 17 vertegenwoordigers van lokale maatschappelijke organisaties zitting. De leden kunnen hun achterban raadplegen en de uitkomsten daarvan inbrengen in de Wmo-adviesraad. Het raadplegen van de achterban is niet verplicht gesteld in het convenant. Afgeleid van de prestatievelden van de Wmo zijn er 8 clusters vastgesteld en per cluster mogen twee vertegenwoordigers van dezelfde of van twee verschillende organisaties zitting hebben.
1
Convenant Wmo-adviesraad gemeente Westland 2007.
47
Wijze betrekken achterban De Wmo-adviesraad Westland probeert op de volgende manieren inzicht te krijgen in de ervaringen, wensen en behoeften van de Westlandse bevolking: raadplegen eigen achterban jaarlijks werkbezoek, bijvoorbeeld aan een GGZ-instelling klanttevredenheidsonderzoek bezoeken (en organiseren) lokale bijeenkomsten. Advisering De Wmo-adviesraad in de gemeente Westland heeft tot doel formeel te adviseren over conceptbeleidsdocumenten, voorafgaand aan besluitvorming door de gemeenteraad. In 2008 en 2009 heeft de Wmo-adviesraad in de gemeente Westland 7 adviezen uitgebracht, waarvan éénmaal een ongevraagd advies. Informele advisering neemt bij de Wmo-adviesraad Westland een belangrijke plaats in. De eerste driekwart jaar van het bestaan van de Wmo-adviesraad bestond alleen uit zogenoemde informele raadpleging c.q. advisering. De cliënten- en belangenorganisaties waren in gesprek met de gemeente over hoe de Wmo en specifiek cliëntenparticipatie vorm diende te krijgen en vanaf april 2007 gebeurde dit onder de vlag van de net opgericht Wmoadviesraad. Tabel B1.5
Overzicht adviezen Wmo-adviesraad Westland
Advies
(On)gevraagd
Advies nota Mantelzorg
Gevraagd
Datum Oktober 2008
Advies over vormgeving klanttevredenheidsonderzoek 2007 en
Gevraa gd
November 2008
Gevraagd
December 2008
Advies over nota vrijwilligersbeleid
Gevraa gd
Maart 2009
Ben chma rk Wmo
Ong evraa gd
September 2009
Evaluatie stiploketten
Gevraagd
September 2009
Advies over nota Welzijn in de kernen
Gevraagd
November 2009
bijdrage aan uitvoering Advies over nota sociaal maatschappelijke visie ‘Mijn Westland, ons Westland 2020’
48
Bijlage 2 Literatuuroverzicht Bekkers, V. (2007) Beleid in beweging – Achtergronden, benaderingen, fasen en aspecten van beleid in de publieke sector, Den Haag: Uitgeverij Lemma. Bovenkamp, H. van de, K. Grit, R. Bal (2008). Inventarisatie patiëntenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid, Rotterdam: Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg (iBMG), Erasmus MC, Universitair Medisch Centrum Rotterdam. Cromwijk, R. e.a., (2010), Wmo-raden in beeld – Over de invloed van Wmo-raden, MOVISIE, Utrecht Doorn D, Bloemendal G, Blaauwbroek H. Workmate voor een sterke burger. Effectieve cliëntenparticipatie in de Wmo. Tweede herziene versie. Samenwerkende RPCP’s NoordBrabant, 2006. Edelenbos, J., e.a. (2008). Burgers als beleidsadviseurs - Een vergelijkend onderzoek naar acht projecten van interactieve beleidsvorming bij drie departementen. Amsterdam: Instituut voor publiek en politiek. Edelenbos, J. en R. Monnikhof (2001), Lokale interactieve beleidsvorming. Een vergelijkend onderzoek naar de consequenties van interactieve beleidsvorming voor het functioneren van de lokale democratie, Utrecht: Lemma. Heide, W. van der, L. M. Sluys (2010), Participatie van niet-westerse migranten in Wmo adviesorganen, Den Haag: Tympaan Instituut. Hoffmans, T.E.M., L.M. Sluys (2007), Specials 13 - Cliëntenparticipatie in de Wmo: modellen en criteria, Den Haag: Tympaan Instituut. Hoffmans, T.E.M., L.M. Sluys (2007). Cliëntenparticipatie. Resultaten van de eerste meting in het kader van de monitor effectiviteit cliëntenparticipatie in de Wmo, Den Haag: Tympaan Instituut. Houten G. van, M. Tuynman, R. Gilsing (2008), De invoering van de Wmo. Gemeentelijk beleid in 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau Klerk, M. de, R. Gilsing, J. Timmermans (red), Op weg met de Wmo – Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007-2009, Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau. Leeuwen, J. van (2009). Burgerparticipatie in de Wet maatschappelijke ondersteuning – Representativiteit en deskundigheid van de Wmo-raden onderzocht en verklaard. Utrecht: Universiteit Utrecht / Movisie. Miles, M. B. & Huberman, A. M. (1994). Qualitative data analysis. Thousand Oaks, CA: Sage Publications. Nederland, T., G. Dogan (2008). Zelfevaluatie Wmo-raden – Tussenoverzicht november 2007 – april 2008, Utrecht: Verweij-Jonker Instituut. Nederland, Lammerts, e.a. (2008), Participeren in Wmo-beleid: ontwerpen, adviseren, vernieuwen – Handreiking voor Wmo-raden en belangenorganisaties, Utrecht: VerweyJonker Instituut. Oudenampsen, Nederland, e.a., (2006) Adviseren over maatschappelijke ondersteuning – Cliëntenparticipatie bij gemeenten, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Pawson, R., N. Tilley (1997). Realistic Evaluation, London: Sage Publications Penning, L. (2009), Invloed van Wmo-raden: machtsfactor of excuusorgaan? Vijf casestudies naar de invloed van Wmo-raden op gemeentelijk Wmo-beleid, Tilburg, Utrecht: Universiteit van Tilburg / Movisie.
49
Sok, K., E. Kok, T. Royers, B. Panhuijzen (2009), Cliëntenparticipatie in beeld - Inventarisatie praktijkvoorbeelden van cliëntenparticipatie, Utrecht: Movisie. Staatsblad 2006 nummer 351, Wet van 29 juni 2006, houdende nieuwe regels betreffende maatschappelijke ondersteuning (Wet maatschappelijke ondersteuning). Den Haag: SDU Uitgevers. Wigboldius, J.E. (2007), Corporate governance: bestuur, toezicht en de OR. Deventer: Kluwer. Wolde, E. van, A.J.G.M. van Montfort (2004). Cliëntenparticipatie en de kwaliteit van de primaire besluitvorming: hoe meer zielen, hoe meer deugd?, Gepubliceerd in: Alles in één keer goed: juridische kwaliteit van bestuurlijke besluitvorming. Geraadpleegd op http://irs.ub.rug.nl/ppn/304062189 ZonMW, Programmatekst ‘Patientenparticipatie in onderzoek, kwaliteit en beleid - programmatekst’, Den Haag: ZonMW.
50
Bijlage 3 Overzicht van deelnemers Wmo-raad Barendrecht Gemeente Barendrecht
Functie
Mevr. C. Van Deursen
Wethouder gemeente Barendrecht
Mevr. N. Simon
Beleidsmedewerker
Wmo-raad
Organisatie
Dhr. D.L. Beljaars, dhr. J.C. Snijder, mevr. M. Th.
Leden Wmo-raad
Van Wilgenburg, dhr. M. Ajouaou en dhr. D.C. Kaasjager Dhr. J.C. Snijder
Lid van Werkgroep IV; lid van ANBO
Mevr. de Reus en mevr. Sibrum
Gehandicaptenplatform
Dhr. M. Ajouaou
Allochtoon lid van Wmo-raad
Wmo-raad Delft en Panel WZW Gemeente Delft
Functie
Dhr. D. Rensen
Voormalig wethouder
Mevr. N. Lautenbach
Projectmanager Wonen, zorg en welzijn
Mevr. S. van der Ende
Ambtelijk secretaris Panel WZW
Mevr. L. van der Hoek
Fractielid VVD
Dhr. R. Witsenboer
Fractielid Groen-Links
Panel WZW
Functie/ Organisatie
Dhr. G. van Schie
Voorzitter Panel WZW
Dhr. J. Klooster
Panellid, lid organisatie ouders van kind met een verstandelijke handicap
Mevr. W. Wijnmaalen
Regionale mantelzorgorganisatie DWO
Wmo-raad
Functie
Dhr. A. Duymaer van Twist
Voorzitter Wmo-raad
Dhr. J. Brienen
Vice-voorzitter Wmo-raad
Mevr. I. van Dommelen
Lid Wmo-raad
Overig
Functie/organisatie
Mevr. I. Lips
Consulent Zorgbelang Zuid-Holland
51
Wmo-raad Leerdam Gemeente Leerdam
Functie
Mevr. P. Groenenweg
Wethouder Zorg, welzijn en sport
Dhr. F. Linthorst
Beleidsambtenaar Wmo
Wmo-raad Dhr. H. van de Berg
Secretaris
Dhr. L. Mouthaan
Algemeen lid
Secretariële ondersteuning Zogeblang Svk Mevr. N. van der Vos
Medewerker Wmo
Seniorenraad Dhr. B. Mol
Voorzitter
Gehandicaptenplatform Mevr. W. van Kogelenberg
Voorzitter
Dhr. S. Teijgelaar
Secretaris
Kerken Dhr. W.H. Heenck
Scriba
Wmo-adviesraad Westland Gemeente Westland
Functie
Mevr. M. De Goeij
Wethouder gemeente Westland
Mevr. M. Visée
Senior beleidsadviseur Zorg en Welzijn
Dhr. P. Korstanje
Ambtelijk ondersteuner Wmo-adviesraad
Gemeenteraad Westland
Raadslid
Mevr. C. Vreugdenhil
CDA
Wmo-adviesraad
Organisatie
Mevr. B. Bol
Kansplus Westland
Mevr. A. Bruin – Toet
Seniorenadviesraad Westland
Mevr. P.A. Dekker
Seniorenadviesraad Westland
Dhr. F.J.C. Eskes
Diaconaal Platform Westland
Mevr. Y. Hettfleisch von Erhenhelm
Gehandicaptenplatform Westland
Mevr. J.W.M. Koremans
Gehandicaptenplatform Westland
Mevr. H.A. van Midden
Cliëntenplatform WWB
Mevr. E.H.M. de Monyé
Philadelphia Support Westland en Kansplus Westland
Dhr. T.J.H. Mulder
Platform Vrijwilligerswerk Westland
Dhr. M. van Nieuwkerk
Cliëntenraad PerspeKtief
Mevr. D. Schreiber
Diaconaal Platform Westland
Dhr. C.A.M. de Vreede
Cliëntenraad PerspeKtief
Dhr. C.M.M. van Winden
Onafhankelijk voorzitter
52
Research voor Beleid Bredewater 26 Postbus 602 2700 MG ZOETERMEER tel: 079 3 222 222 fax: 079 3 222 212 e-mail:
[email protected] www.research.nl
53