Hebben&Houden Publieksonderzoek naar een tentoonstelling op locatie Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van Erfgoed Brabant J. Zweers N.E. Stroeker Projectnummer: BA4069 Zoetermeer, 14 november 2012
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Inhoudsopgave
Samenvatting en conclusies
5
A. INLEIDING
1
2
3
4
5
5
B. DE BEVINDINGEN UIT HET ONDERZOEK
5
C. EINDCONCLUSIE
8
Inleiding
9
1.1
Erfgoed Brabant en Project Levensloop
9
1.2
Hebben&Houden: een reizende expositie
1.3
Onderzoeksvraag en -aanpak
10
1.4
Opbouw van het rapport
12
9
Resultaten van eerder verschenen publieksonderzoek
13
2.1
Publiek: van kringloopwinkels en van erfgoed
13
2.2
Publieksonderzoek bij tentoonstellingen op locatie
14
2.3
Aandachtspunten voor het onderzoek naar Hebben&Houden
15
Vormgeving en plaatsing tentoonstelling
17
3.1
Vormgeving
17
3.2
Inhoud tentoonstelling
17
3.3
Locaties
19
3.4
Publiciteit
19
De bezoekers: nieuwe doelgroep?
21
4.1
Bezoekersgroepen kringloopwinkels
21
4.2
Observatie bezoekersgedrag t.a.v. tentoonstelling
21
4.3
Bezoekers die niet of vluchtig kijken
22
4.4
Bezoekers die ten dele kijken
23
4.5
Bezoekers die de tentoonstelling uitgebreid bekijken
24
4.6
Conclusie: wordt een nieuw publiek bereikt?
25
Het op gang brengen van een denkproces
27
5.1
Wordt een denkproces tot stand gebracht?
27
5.2
Conclusie
31
Bijlage 1
Checklist voor de gesprekken in de kringloopwinkels
33
Bijlage 2
Reisschema van de tentoonstelling Hebben&Houden
39
3
4
Samenvatting en conclusies A. INLEIDING De tentoonstelling Hebben&Houden In de periode juni 2012 tot en met november 2013 reist de expositie Hebben&Houden langs verschillende kringloopwinkels en zorginstellingen in Noord-Brabant. De tentoonstelling toont voorwerpen uit de kringloopwinkel met prikkelende vragen die aanzetten tot nadenken over het verhaal dat achter de gebruikte voorwerpen schuil gaat. Ook zijn er foto’s van voorwerpen die in de kringloopwinkel hadden kunnen staan, maar door de eigenaar gekoesterd worden. Deze foto’s gaan vergezeld van het verhaal erachter. Ten slotte is er een video waarin aan willekeurige bezoekers van de kringloopwinkel vragen worden gesteld over wat zij kopen en welke voorwerpen zijn koesteren. De expositie is opgezet door Erfgoed Brabant en heeft de volgende doelstellingen: Een nieuw publiek bereiken dat geen interesse denkt te hebben in cultureel erfgoed en geen gebruik maakt van het aanbod hierbinnen. Bij dit publiek een bewustwordingsproces op gang brengen over geschiedenis en emotionele waarde die aan voorwerpen gekoppeld kunnen zijn. Bezoekers met elkaar in gesprek te brengen. Bij bezoekers een gedachteproces op gang brengen over hun eigen bezit en wat hiermee in de toekomst zou kunnen gebeuren. Het publieksonderzoek Om na te gaan in hoeverre met de tentoonstelling deze doelen ook daadwerkelijk zijn gehaald, zijn op drie locaties (kringloopwinkel in Oss, Tilburg en Breda) gesprekken gevoerd met bezoekers van de winkel. Daarbij lag de nadruk op bezoekers die ook de expositie bekeken, maar er zijn eveneens gesprekken gevoerd met bezoekers die de expositie niet of slechts vluchtig bekeken.
B. DE BEVINDINGEN UIT HET ONDERZOEK Hieronder gaan we eerst in op de vraag in hoeverre nieuwe doelgroepen worden bereikt. Vervolgens gaan we in op de vragen in hoeverre bij deze groepen denkprocessen op gang zijn gebracht. Wat betreft doelgroepen wordt in onderzoek naar cultuurbezoek vaak gebruik gemaakt van een indeling in: ‘heavy users’: mensen die het als vanzelfsprekend beschouwen om gebruik te maken van het cultuuraanbod. Zij zijn vaak wat ouder, hoger opgeleid, hebben een hoger welstandsniveau en zijn vaker autochtoon. ‘medium users’: mensen die incidenteel gebruik maken van het aanbod binnen kunst en cultuur. Het is voor hen een serieuze optie, maar in praktijk maken ze vaak andere keuzes voor vrijtijdsbesteding. ‘light users’: mensen die denken dat cultuur niks voor hen is en er alleen bij toeval – bijvoorbeeld een gratis festival – mee in aanraking komen.
5
In dit publieksonderzoek van de tentoonstelling Hebben&Houden in kringloopwinkels zijn wij alle drie groepen tegen gekomen. Daarbij was sprake van nog een vierde groep: nonusers: mensen die zich afkeren van tentoonstellingen, ook al komen deze naar hen toe. Daarnaast zijn we binnen de groep ‘light users’ verschillende subgroepen tegengekomen. Hieronder gaan we op de belangrijkste bevindingen in. Een grote groep is vrijwel niet te bereiken (‘non-users’) De grootste groep winkelbezoekers heeft geen interesse en is niet tot het bekijken van de tentoonstelling te verleiden. Het zijn de minder welgestelde bezoekers: ze komen naar de kringloopwinkel om financiële redenen en zijn waarschijnlijk lager opgeleid. Ze komen nooit in musea. Zelfs de drempel om naar een tentoonstelling in een kringloopwinkel te gaan kijken, is te hoog. Tentoonstellingen worden geassocieerd met ‘kunst’, en daar hebben zij ‘niks mee’. Investeren in het bereiken van deze groep door middel van tentoonstellingen, op welke plek dan ook, zou wel eens weinig zinvol kunnen zijn. Ook voor andersoortig aanbod (zoals lezingen of documentaires) hebben zij waarschijnlijk geen interesse. Een eveneens vrij grote groep neemt de tentoonstelling vluchtig tot zich Het gaat om mensen die vooral de opstelling bekijken, deze bijzonder waarderen, maar de inhoud nauwelijks tot zich nemen. Ze bekijken één of twee voorwerpen, lezen soms één verhaal. Ze begrijpen dat er sprake is van een tentoonstelling, en dat schrikt hen niet af (zoals wel het geval is bij de hierboven genoemde groep). De inhoud van de kastjes weet hen echter niet te boeien. ‘Ik heb niks met oude spullen’, was vaak te horen. Ze hadden vaak geen idee waar de tentoonstelling over ging, of trokken hierover verkeerde conclusies (verkoopstrategie van de winkel of het onder de aandacht brengen van het belang van de kringloop in verband met het milieu). Je zou deze groep tot de ‘light users’ kunnen rekenen. Een iets minder grote groep bekijkt de tentoonstelling aandachtig Deze groep is in te delen in diverse subgroepen: Snuffelaars die veel interesse in oude voorwerpen en verhalen daarachter hebben en regelmatig musea bezoeken (‘heavy users’). Dit is voor Erfgoed Brabant niet echt een nieuwe doelgroep. Snuffelaars die eveneens veel interesse in oude voorwerpen en verhalen daarachter hebben, maar geen musea bezoeken. Aangezien zij alleen met tentoonstellingen in aanraking komen als deze niet in musea staan, zouden zij tot de ‘light users’ gerekend kunnen worden, ware het niet dat deze groep wel degelijk zeer geïnteresseerd is in erfgoed en cultuur. De groep ‘light users’ zou dus kunnen worden gesplitst in zij die wel al geïnteresseerd zijn in cultuur en erfgoed, en zij die dat (nog) niet zijn. Met name de groep die al interesse heeft in cultuur en erfgoed zou een belangrijke nieuwe doelgroep voor Erfgoed Brabant kunnen zijn. Snuffelaars en bezoekers die voor specifieke spullen komen (zoals speelgoed voor de kleinkinderen) die op vakantie in het buitenland veel musea bezoeken, maar dit in Nederland niet doen. Dit is de groep ‘medium users’ die in het dagelijks leven in de regel voor vrijetijdsbesteding andere keuzes maakt dan cultuurbezoek. Ook dit is een nieuwe doelgroep voor Erfgoed Brabant.
6
Voor al deze groepen geldt dat de tentoonstelling in meerderheid ouderen en mensen van middelbare leeftijd aantrekt. Twintigers en dertigers zijn in de minderheid: toch zijn deze er wel. Verder trekt het duidelijk meer vrouwen dan mannen aan. De groep snuffelaars die in het buitenland musea bezoekt, heeft in potentie een grote interesse in Nederlands en regionaal cultureel erfgoed De bezoekers die alleen in het buitenland musea bezoeken, hebben museumervaring en staan dus ook open voor museumbezoek in Nederland. Ook andersoortig aanbod op dit gebied zou hen kunnen interesseren. Deze groep moet echter wel over de mogelijkheden worden geïnformeerd. Vaak realiseren zij zich niet welke mogelijkheden Nederland en de eigen regio te bieden hebben. Een grote groep snuffelaars moet dicht bij huis, laagdrempelig, worden opgezocht De snuffelaars die interesse hebben in cultuur en erfgoed maar geen musea bezoeken, zijn hiertoe ook niet te bewegen. Musea zijn voor hen te abstract, te grootschalig en te overweldigend. Deze groep is echter bijzonder geïnteresseerd in het persoonlijke, kleinschalige en regionale. Bij uitstek een doelgroep voor Erfgoed Brabant dus. Deze groep is in alle generaties terug te vinden, en bestaat zowel uit mannen als uit vrouwen. Het is een doelgroep die moet worden opgezocht met laagdrempelig (gratis of lage kosten, dicht bij huis), kleinschalig aanbod waarin zij zichzelf of de regio waarin zij wonen kunnen herkennen: aanbod dat aanzet tot zelfreflectie, verhalen van gewone mensen waar zij zichzelf in kunnen herkennen, of aanbod dat zij kunnen relateren aan de eigen regio. Ook dit is dus een groep met grote potentie om het al aanwezige erfgoedbewustzijn te versterken. Bij de bezoeker die de tentoonstelling aandachtig bekijkt, maakt dit veel los Bij ouderen roept de tentoonstelling vooral herinneringen op aan vroeger. Zij blijven soms lang namijmeren. Bezoekers van middelbare leeftijd herkennen veel voorwerpen waar ook voor hen herinneringen aan verbonden zijn, maar zijn vaak ook zeer geïnteresseerd in de verhalen achter de voorwerpen. Twintigers en dertigers kunnen zeer geraakt en ontroerd worden door de tentoonstelling: voor hen is het besef dat overal een verhaal achter zit, van belang. De tentoonstelling spreekt generaties op een verschillende manier aan Ouderen hebben vooral interesse in de verhalen. Bezoekers van middelbare leeftijd worden zowel geraakt door de verhalen, als door de voorwerpen met de prikkelende vragen en opmerkingen erbij. Twintigers en dertigers hebben in het algemeen wat minder aandacht voor de verhalen, en worden meer aangesproken door de voorwerpen met de prikkelende vragen/opmerkingen. Verder valt op dat de video nauwelijks wordt bekeken. Deze duurt te lang. Wellicht was het beter geweest als op verschillende plekken in de tentoonstelling bezoekers een knop in hadden kunnen drukken waarna een klein onderdeel uit de video volgt. De tentoonstelling trok geen allochtone bezoekers aan. Dat is, gezien de voorwerpen die sterk verbonden zijn met het verleden van autochtone bewoners uit de regio, niet verwonderlijk. Een relatief groot deel van de tentoonstelling bestond overigens uit religieuze voorwerpen, wat jongere generaties afschrikt. Een enkele maal werd de tentoonstelling door een oudere aangegrepen om een kleinzoon of –dochter iets over vroeger te vertellen. Eén bezoekster suggereerde dat het interessant zou zijn een dergelijk project voor het onderwijs te maken.
7
De beoogde denkprocessen zijn ten dele op gang gebracht Er zijn dus onmiskenbaar denkprocessen op gang gebracht, over geschiedenis en emotionele waarde die aan voorwerpen gekoppeld kunnen zijn, hoewel dit vooral gebeurt mij bezoekers die hier open voor staan. Er is geen denkproces op gang gebracht over eigen bezit en wat hiermee in de toekomst zou kunnen gebeuren. Ook bij bezoekers die wij enkele weken na hun bezoek aan de tentoonstelling spraken, was een dergelijk denkproces niet op gang gebracht. Hiervoor zijn twee oorzaken. In de eerste plaats geven bezoekers aan met dit soort vragen alleen bezig te willen zijn als zij daar in praktijk mee te maken krijgen. In de tweede plaats is het vooral de video die aan zou kunnen zetten tot een dergelijk denkproces, terwijl de video nauwelijks is bekeken.
C. EINDCONCLUSIE De tentoonstelling Hebben&Houden is voor een deel in zijn opzet geslaagd. Er zijn nieuwe doelgroepen bereikt: niet nieuw in termen van interesse in cultureel erfgoed, wel wat betreft deelname aan aanbod hierbinnen. Het is een groep die geen musea bezoekt en hiertoe ook niet is te bewegen (met uitzondering van een kleine groep die in het buitenland wel musea bezoekt). Zij hebben echter een grote interesse in cultureel erfgoed. Dit al aanwezig erfgoedbewustzijn kan worden vergroot door aanbod dat op deze doelgroep is afgestemd. Er zijn ook grote groepen winkelbezoekers die niet of nauwelijks door de tentoonstelling zijn bereikt. Het is echter maar zeer de vraag of deze groep wel bereikt wíl worden en of het zinvol is hier veel in te investeren. Maakt de tentoonstelling bij de bezoekers die met aandacht kijken, de beoogde gedachteprocessen los? Ja, ten dele. De bezoekers waarderen de tentoonstelling vrijwel zonder uitzondering hoog. Het maakt bij hen veel herinneringen en herkenning los, en gedachten over het tweede leven van voorwerpen. Wel gaat het om een groep die voor dit soort gedachten al open staat, en juist om die reden de kringloopwinkel bezoekt. Het eveneens vooraf beoogde op gang brengen van een gedachteproces over eigen bezit en wat hiermee in de toekomst kan gebeuren, is niet geslaagd. We concluderen hiermee dat de tentoonstelling haar vooraf gestelde doelstellingen ten dele heeft weten te bereiken. Er zijn nieuwe doelgroepen bereikt, waarbij een van de twee vooraf beoogde gedachteprocessen is losgemaakt.
8
1
Inleiding
‘Hebben&Houden’ is de titel van een tentoonstelling die tussen juni 2012 en november 2013 in verschillende kringloopwinkels en zorginstellingen te zien is. De initiatiefnemer van deze reizende tentoonstelling, Erfgoed Brabant, wil weten of dit experiment slaagt in zijn opzet, te weten: nieuw publiek bereiken, en bij dit nieuwe publiek een proces van gedachtevorming op gang brengen.
1.1
Erfgoed Brabant en Project Levensloop
De expositie ‘Hebben&Houden’ maakt onderdeel uit van het bredere Project Levensloop, geïnitieerd door Erfgoed Brabant. Doelstelling Erfgoed Brabant Eén van de doelstellingen van Erfgoed Brabant is het bevorderen van erfgoedbewustzijn onder een groot publiek. Een groot publiek betekent ook nieuw publiek. Erfgoed Brabant richt zich daarom onder meer op Brabanders die vanuit zichzelf geen culturele instellingen bezoeken of nog geen interesse hebben in geschiedenis, erfgoed en cultuur. Ze wil ook bij deze groep de interesse hiervoor wekken. Kennis van de eigen geschiedenis en van die van de ander in de naaste omgeving draagt bij aan gevoelens van verbondenheid: met elkaar en met de eigen streek. En dat, zo is de redenering, draagt weer bij aan de sociale cohesie. Project Levensloop Erfgoed Brabant probeert dit te bereiken via het Project Levensloop. In dit project staat de vormgeving van het alledaagse leven van mensen in Brabant centraal. Door verhalen te verzamelen en te delen over voor iedereen herkenbare overgangsmomenten in het leven, nemen Brabanders kennis van de manieren waarop anderen hun leven vormgeven. Ze raken met elkaar in gesprek en worden zich bewust van verschillen en overeenkomsten met hun eigen leven. In dit project werkt Erfgoed Brabant samen met partners die toegang hebben tot nieuw publiek, zoals zorg- en kraaminstellingen. Ook wordt bewust geëxposeerd op niet-museale plekken waar nieuw publiek komt, zoals zorgcentra, ziekenhuizen en kringloopwinkels.
1.2
Hebben&Houden: een reizende expositie
Binnen het Project Levensloop is een tentoonstelling ontwikkeld die in de periode juni 2012 tot en met november 2013 achtereenvolgens in verschillende kringloopwinkels is te zien. De expositie bestaat uit alledaagse voorwerpen waaraan een persoonlijk verhaal is gekoppeld. Het is de bedoeling dat dit de bezoeker van de kringloopwinkel aan het denken zet: welk verhaal gaat schuil achter al die alledaagse spullen? Waarom worden ze verkocht? Vanwege overlijden, of vanwege een verhuizing naar een kleiner woon-zorgcentrum? Achter
9
ogenschijnlijk gewone voorwerpen blijken rijke familiegeschiedenissen schuil te kunnen gaan. Met deze expositie beoogt Erfgoed Brabant: Een nieuw publiek te bereiken dat geen interesse denkt te hebben in cultureel erfgoed en geen gebruik maakt van het aanbod hierbinnen. bij bezoekers een bewustwordingsproces op gang te brengen over geschiedenis en emotionele waarde die aan voorwerpen gekoppeld kunnen zijn; bezoekers met elkaar in gesprek te brengen; en bij bezoekers een gedachteproces op gang te brengen over hun eigen bezit en wat hiermee in de toekomst zou kunnen gebeuren (functie van bewaren en verzamelen en de samenhang tussen herinneren en bewaren).
1.3
Onderzoeksvraag en -aanpak
In de periode juni tot en met november 2012 was de expositie te zien in een vijftal kringloopwinkels: in Boxmeer, Oss, Tilburg, Breda en in Veldhoven. Daarna reist de expositie tot in november 2013 nog naar acht zorgcentra en vier kringloopwinkels (zie bijlage 2 voor een volledig overzicht). Onderzoeksvragen Doel van het onderzoek was de volgende vraag te beantwoorden: Lukt het met de reizende tentoonstelling in kringloopwinkels een nieuw publiek 1 te bereiken en bij dit nieuwe publiek een denkproces in gang te zetten? Specifieke vragen hierbij zijn: Is de gekozen vorm (een expositie op een onverwachte plek die aansluit bij het thema) een goede manier om nieuw publiek bij erfgoed te betrekken? Brengt de tentoonstelling inderdaad een denkproces bij de bezoekers op gang? Wordt hiermee een publiek bereikt dat interesse heeft in het thema en dat te verleiden is tot meer interesse in geschiedenis/erfgoed? Deze vragen worden beantwoord in de hoofdstukken 3, 4 en 5. Aanpak van het onderzoek Van juli tot en met oktober hebben wij aan drie van de kringloopwinkels waar de tentoonstelling stond, een bezoek gebracht. Tijdens deze bezoeken hebben wij: een gesprek gevoerd met de directeur of winkelmanager het bezoekersgedrag ten aanzien van de tentoonstelling geobserveerd en gesprekken gevoerd met bezoekers: grotendeels bezoekers die de tentoonstelling in meer of mindere mate bekeken en in mindere mate bezoekers die de tentoonstelling niet bekeken.
1
Met ‘nieuw publiek’ wordt bedoeld: publieksgroepen die niet eerder erfgoed bezochten.
10
Voor de gesprekken is van te voren een beknopte checklist opgesteld (zie bijlage 1). De gesprekken waren echter kwalitatief van aard. De interviewer vroeg steeds door om te achterhalen welke impact een bezoek daadwerkelijk had. Hierbij heeft de interviewer ervoor gewaakt de bezoeker door de vraagstelling onbedoeld ‘woorden in de mond’ te leggen en zodoende sociaal wenselijke antwoorden uit te lokken. Aanvankelijk maakte de interviewer schriftelijke notities tijdens de gesprekken. Bezoekers reageerden echter vaak wat gereserveerd en het aantal weigeringen om te praten was relatief hoog. Om deze reden heeft de onderzoeker er op een gegeven moment voor gekozen om tijdens de gesprekken geen pen en papier in de hand te nemen. Na elk gesprek werd dit direct op papier uitgewerkt. Dit werkte aanmerkelijk beter. De antwoorden werden spontaner, de gesprekken gemoedelijker. Dit betekent echter wel dat niet aan elke bezoeker consequent alle vragen zijn voorgelegd. De onderzoeksaanpak voorzag tevens in ongeveer 15 telefonische gesprekken, een of enkele weken na afloop van het bezoek. Het idee hierachter was dat denkprocessen tijd nodig hebben en dat het dus weinig zin zou hebben de bezoekers van de tentoonstelling meteen na het bezoek te vragen in hoeverre de tentoonstelling bepaalde gedachten in hen los maakt. Bij de bezoeken aan Oss en Tilburg spraken wij echter relatief veel mensen die de tentoonstelling al eerder hadden bekeken. Het had dus geen zin hen nog een keer na te bellen, aangezien zij al alle tijd hadden gehad om over de tentoonstelling na te denken. Ook waren er bezoekers die niet gebeld wilden worden. Dan was er nog een groep bezoekers waarbij nabellen geen zin had, omdat duidelijk was dat zij van de inhoud van de tentoonstelling te weinig hadden meegekregen. Ten slotte was de oogst slechts zes telefoonnummers waarvan er vijf gebeld zijn (één nummer bleek afgesloten). Al met al wezen deze gesprekken en de gesprekken in de winkels met bezoekers die al eerder de tentoonstelling hadden bekeken, allen in de zelfde richting. Meer telefonische gesprekken zou dus niet tot andere conclusies hebben geleid. Resultaat gesprekken De winkel in Oss is bezocht op woensdag 25 juli, de winkel in Tilburg op woensdag 5 september en de winkel in Breda op vrijdag 21 september. Op het moment van de bezoeken in Oss en Tilburg stond de tentoonstelling daar al meerdere weken. De winkel in Breda is bezocht op het moment dat deze er anderhalve week stond. Uiteindelijk is met 65 bezoekers een gesprek gevoerd. Hieronder is een verdeling van een aantal kenmerken over de gesproken bezoekers te vinden per locatie (man/vrouw. leeftijdsgroep, wel/geen museumbezoeker). De aantallen moeten echter geenszins als representatief worden beschouwd voor bezoekers van de tentoonstelling, en al helemaal niet voor bezoekers aan de kringloopwinkels. De gesprekken zijn voornamelijk gevoerd met bezoekers die de tentoonstelling (enigszins of helemaal) hebben bekeken. Tabel 1.1
Verdeling kenmerken bezoekers over de drie winkels (niet representatief voor winkelbezoek!) Sexe
Winkel Oss Tilburg Breda
Leeftijdscategorie
Museumbezoek Totaal
Man
Vrouw
<40
40-60
60+
Ja
Nee
8 5 7
11 20 14
2 6 7
9 7 10
8 12 4
2 14 6
17 11 15
19 25 21
20
45
15
26
24
22
43
65
11
1.4
Opbouw van het rapport
In het volgende hoofdstuk (2) beginnen we met een korte beschouwing van eerdere verschenen publieksonderzoeken van kringloopwinkels, van cultuur in het algemeen, en van tentoonstellingen op locatie. Daarna bespreken we in hoofdstuk 3 de vormgeving, inhoud en plaatsing van de tentoonstelling. Hoofdstuk 4 gaat in op de vraag in hoeverre het gelukt is met de tentoonstelling nieuw publiek te bereiken. Hoofdstuk 5 ten slotte beantwoordt de vraag in hoeverre de tentoonstelling geslaagd is in zijn opzet om een denkproces op gang te brengen.
12
2
Resultaten van eerder verschenen publieksonderzoek
Voordat we naar de resultaten van het publieksonderzoek van de tentoonstelling Hebben&Houden gaan, staan we kort even stil bij hetgeen al bekend is uit eerder onderzoek. We gaan in op: hetgeen al bekend is over de doelgroepen van kringloopwinkels publieksonderzoek bij andere tentoonstellingen op locatie
2.1
Publiek: van kringloopwinkels en van erfgoed
Eén van de doelstellingen van het project is het bereiken van nieuwe doelgroepen: Brabanders die uit zichzelf niet snel een tentoonstelling zouden bezoeken. De kringloopwinkel kan toegang geven tot nieuwe doelgroepen, maar niet noodzakelijkerwijs. In publicaties en artikelen over kringloopwinkels komen de volgende doelgroepen regelmatig naar voren1: Mensen aan de onderkant van de samenleving waarvoor de prijs een reden is om kringloopwinkels te bezoeken en daar te kopen Jongeren die voor het eerst op zichzelf gaan wonen en niet alles direct nieuw aan willen schaffen Mensen die het heerlijk vinden om te snuffelen en tijd besteden om een ‘uniek’ voorwerp te vinden en te kopen (vaak dus niet gedreven door de lage prijs) Verzamelaars van historische voorwerpen In een onderzoek van het SCP (2006) is een indeling gemaakt in doelgroepen van erfgoed (zie tabel 2.1). Opvallend is dat er duidelijk een overlap is in de doelgroepen van kringloopwinkels en erfgoed. Die overlap is met name voor de hand liggend voor de doelgroepen 4 en 5, verzamelaars en snuffelaars.
1
Zo ook in Stroeker (2005). Second-hand markets of consumer durables. Uitgeverij Thesis, Amsterdam.
13
Tabel 2.1
Profiel bevolking ten aanzien van (digitaal) erfgoed 1
Doelgroepen erfgoed-
% van de
bezoekers
bevolking
1. Allrounders
4%
2. Kunstminnaars
8%
Kenmerken Actieve erfgoedliefhebbers; vrijwel allemaal afgelopen jaar een museum/bezienswaardig gebouw bezocht; 64% hoog opgeleid Voorliefde musea, m.n. kunstmusea; 53% vrouwen, relatief hoogopgeleiden
3. Verenigingsleden
6%
4. Verzamelaars
8%
5. Snuffelaars
9%
Leden allerlei verenigingen voor cultuurbehoud; oververtegenwoordiging van ouderen Veel interesse in historische voorwerpen. Bezoek aan musea e.d bovengemiddeld, relatief veel gepensioneerden en vutters Oververtegenwoordiging jongeren (scholier, student). Relatief veel archiefbezoekers in deze doelgroep 2.
6. Cultuuruitje hele gezin
16%
Oververtegenwoordiging kinderen 4 t/m 14 jaar. Relatief hoog opgeleid, gemiddeld hoog inkomen, jonge gezinnen.
7. Dagjesmensen 8. Lezers
11% 8%
Oververtegenwoordiging van middelbare leeftijd Lazen afgelopen jaar iets over vroeger in boek/tijdschrift, maar maken geen gebruik van andere erfgoedvoorzieningen.
9. Non-actief
30%
Geen enkele interesse in cultureel erfgoed.
Al met al is duidelijk dat bezoekers van een kringloopwinkel niet per definitie tot nieuwe doelgroepen voor erfgoed gerekend kunnen worden.
2.2
Publieksonderzoek bij tentoonstellingen op locatie
In een onderzoek naar het Rotterdamse Cultuurpubliek wordt verwezen naar onderzoeksmodellen waarbij cultuurpubliek in de volgende groepen wordt ingedeeld.3 1.
Cultuur als vanzelfsprekend (heavy users) - dit zijn de typische cultuurbezoekers: vaak wat ouder, hoger opgeleid, hoog welstandsniveau en/of autochtoon.
2.
Cultuur als optie (medium users) – dit zijn mensen die incidenteel gebruik maken van het aanbod in kunst en cultuur. Cultuur is voor hen wel een serieuze optie als vrijetijdsbesteding, maar veel gaat aan hen voorbij of ze maken toch andere keuzes.
3.
Cultuur bij toeval (light users) - een groep die ver af staat van het culturele aanbod en hier alleen bij toeval mee in aanraking komen. Ze denken dat het niks voor hen is.
Met een tentoonstelling op locatie wordt gemikt op de derde groep, en mogelijk ook de tweede. Erfgoed Brabant zoekt hiermee de bezoekers zelf op. Doel hiervan is deze light users die normaal gesproken weinig of niet in aanraking komen met het culturele aanbod, toch te bereiken.
1 2 3
Bron: Wubs en Huysmans (2006), SCP. Klik naar het verleden. Bron: Van Dijken en Stroeker (2003), IOO. Naar een publieksgericht archiefbestel. Wij Rotterdammers en Cultuur, Rotterdam Festivals, 2011, p. 15.
14
Hoewel tentoonstellingen op locatie steeds vaker worden georganiseerd, hebben wij niet veel onderzoek kunnen vinden naar het publiek van deze tentoonstellingen. Uitzonderingen hierop zijn twee mobiele projecten van Anno, het promotiebureau voor Nederlandse geschiedenis. Dit bureau zoekt publiek actief op. Zo heeft Anno in 2009 twee mobiele projecten georganiseerd die steeds gedurende vier tot zes weken opgesteld stonden in winkelcentra en gratis waren te bezoeken. Eén opstelling (De Bunker) ging over dilemma’s in de tweede Wereldoorlog; bezoekers konden ervaren voor welke moeilijke dilemma’s mensen in oorlogstijd geplaatst kunnen worden. De andere opstelling (Oh wat ben je mooi) ging over veranderende schoonheidsidealen door de eeuwen heen. Uit publieksonderzoek 1 van beide tentoonstellingen bleek veel publiek te worden bereikt dat normaal gesproken nooit in een museum komt. In vergelijking met de typische cultuurbezoeker (ouder, hoger opgeleid, autochtoon, hoger welstandsniveau) trokken de tentoonstellingen veel meer jongeren, lager opgeleiden en mensen met een niet-Nederlandse herkomst. De waardering voor beide tentoonstellingen was groot. De Bunker werd iets hoger gewaardeerd, omdat het publiek door middel van een interactief instrument in deze tentoonstelling actiever wordt betrokken bij de gepresenteerde dilemma’s. Wat betreft Mooi concludeerden de onderzoekers dat de tentoonstelling weliswaar een breed publiek aantrok, maar bij de ervaren museumbezoekers beter aansloeg. Bij De Bunker was dit niet het geval. Deze laatste tentoonstelling bleek toegankelijker voor een breed publiek vanwege de aansprekende dilemma’s en eenvoudigere teksten. Hoger opgeleiden en vrouwen vonden de teksten gemakkelijker te volgen dan lager opgeleiden en mannen. Verder bleek uit het onderzoek dat dergelijke tentoonstellingen meer indruk maken als een bepaald onderdeel goed aansluit op het eigen referentiekader en de bezoeker daarmee even echt weet te raken. Hier moet bij het opzetten van tentoonstellingen dus goed over worden nagedacht: wie wil je bereiken, en hoe kun je dat doen?
2.3
Aandachtspunten voor het onderzoek naar Hebben&Houden
Voor wat betreft de onderzoeksvraag of met de tentoonstelling Hebben&Houden een nieuw publiek wordt bereikt, komen uit de hierboven besproken onderzoeken de volgende aandachtspunten naar voren: Wie zijn de bezoekers van de tentoonstelling Hebben&Houden? Zijn dit: Snuffelaars en verzamelaars die al veel interesse in historische voorwerpen hebben en tot de heavy users van cultuur behoren? Of zijn dit ook de light en medium users? Spreekt de tentoonstelling verschillende groepen aan, of zijn het toch vooral de hoger opgeleide oudere vrouwen die de tentoonstelling weten te waarderen? Sluit de tentoonstelling aan bij verschillende referentiekaders (man/vrouw, verschillende generaties, wel/geen ervaren museumbezoekers)?
1
Letty Ranshuysen, Het publiek van twee mobiele Anno-projecten: Mooi en De Bunker. Samenvatting en conclusies.
15
16
3
Vormgeving en plaatsing tentoonstelling
Na een kort uitstapje naar eerder verschenen onderzoeken naar publiek (van kringloopwinkels, cultuur in het algemeen en mobiele tentoonstellingen in het bijzonder) richten we ons vanaf nu op de tentoonstelling Hebben&Houden. In dit hoofdstuk gaan we in op de vormgeving van de tentoonstelling en de reacties die dit bij het publiek oproept. Ook bespreken we de verschillende elementen waaruit de tentoonstelling is opgebouwd, de locaties van de tentoonstellingen en de publiciteit hierover.
3.1
Vormgeving
De tentoonstelling is beperkt van omvang. Deze bestaat uit één geheel waar je omheen kunt lopen. Aan alle vier de zijden is iets te zien, horen of te lezen. Op nevenstaande foto is de professionele vormgeving te zien. Het is opgebouwd uit allemaal verschillende kastjes uit kringloopwinkels, die in dezelfde witte kleur zijn geschilderd. De kastjes staan op lange poten, en verspringen ten opzichte van elkaar. Dit geeft het geheel een speels effect. Sommige kastjes kunnen open. De voorwerpen in de kastjes zijn belicht met een zacht blauw, groen of roze licht. De kastjes worden van bovenaf verlicht door witte lampen volgens pixarmodel. Het is een opvallend geheel. Bezoekers aan de kringloopwinkels zijn vrijwel zonder uitOpmerkingen over vormgeving
zondering zeer enthousiast over de vormgeving van de
“De opstelling is prachtig”
tentoonstelling.
“Een kunstwerk op zich” “De vorm spreekt me erg aan”
De meesten hebben al snel in de gaten dat het om een
“Wauw, cool”
tentoonstelling gaat. Bij sommigen valt het kwartje iets
“Het is knap in elkaar gezet.
later: “Ik dacht eerst dat het te koop was. Het drong heel
“Mooi. Speels.”
langzaam door dat het niet zo was. Heel leuk.” Een andere vrouw: “Eerst dacht ik: het is kunst. Maar toen zag ik
dat het iets anders was. Leuk.”
3.2
Inhoud tentoonstelling
De tentoonstelling bestaat uit een drietal elementen: een video, tentoongestelde voorwerpen met een prikkelende opmerking of vraag, en foto’s van dierbare voorwerpen met een verhaal erbij van de eigenaar ervan.
17
Video De video bestaat uit fragmenten van interviews die zijn opgenomen in de kringloopwinkel in Oss en in Veldhoven. Het gaat om interviews met willekeurige bezoekers aan de winkels. Zij krijgen vragen voorgelegd als: “Wat heeft u gekocht?”, “Hebt u wel eens spijt van wat u hebt weg gedaan?” en “Wat wilt u dat er met uw spullen gebeurt als u er zelf niet meer bent?”. De reacties zijn spontaan, herkenbaar, soms verrassend en ontroerend. Voorwerpen uit de kringloopwinkel In diverse kastjes en laatjes staan eenvoudige voorwerpen die direct uit de kringloopwinkel afkomstig zijn: een bontjas, een bril met ouderwets montuur, een opgezette vogel, een servies, een verzameling pinguïns, een flesje eau de cologne en een tasje uit grootmoeders tijd, etc. Bij deze anonieme voorwerpen staat een prikkelende vraag of een opmerking die tot nadenken aanzet. Zo hangt er een bontjas met de tekst “In de mode. Uit de mode. In de mode”. Bij een oude typemachine staat: “Een ondernemingsplan, een boek of 83 liefdesbrieven? En: “Oma’s geheim” staat er bij een tasje en een flesje Eau de Cologne. Foto’s met verhalen Ten slotte is in een aantal kastjes een foto geplaatst van een dierbaar voorwerp. Ernaast is op de kastdeur het verhaal erachter afgedrukt. Het zijn foto’s en verhalen uit het boek Hebben&Houden. Zo is er de foto van een ivoren Mariabeeldje waarvoor de eigenaresse destijds lang heeft moeten sparen. Ze heeft het op afbetaling gekocht. Of de foto van twee verbandrolletjes van het merk Johnson & Johnson die de eigenaar als kind kreeg van Amerikaanse militairen tijdens de oorlog. Of de foto van het koorpetje dat de eigenaar, uit een familie van koorzangers, vroeger als kind gedragen had. Het zijn voorwerpen van ouderen die nu in een zorgcentrum wonen en destijds moesten kiezen welke spullen weg konden en welke zo dierbaar zijn dat ze meeverhuisden. Informatie over de tentoonstelling Ten slotte is er een beeldscherm met informatie over de tentoonstelling en de organisator, Erfgoed Brabant. Ook liggen er folders met informatie. In de folder wordt verwezen naar de website en het boek Hebben&Houden.
18
3.3
Locaties
Kringloopwinkels Van eind mei 2012 tot en met half november 2013 is de tentoonstelling steeds een maand in een andere kringloopwinkel of zorginstelling in Noord-Brabant te zien. De drie kringloopwinkels die tijdens dit onderzoek zijn bezocht, maken alle drie deel uit van een omvangrijk kringloopbedrijf met soms honderden werknemers. De winkels zijn doorgaans zes dagen per week open, waarvan de maandag vaak maar deels. Er komen in de winkels per dag zo’n 500 bezoekers, waarvan 250 tot 300 betalende. Er zijn weinig verschillen in aantallen bezoekers tussen de verschillende dagen. Alleen op zaterdag komen er meer gezinnen dan op andere dagen. De drie winkels verschillen vooral van elkaar qua ligging. De winkel in Oss ligt vrij afgelegen op een industrieterrein. De winkel in Breda ligt op een nabijgelegen industrieterrein dat makkelijk te bereiken is met het openbaar vervoer. De winkel in Tilburg ten slotte is gelegen aan de rand van het centrum van de stad. Reacties directeuren kringloopwinkels Tijdens de bezoeken aan de kringloopwinkels is ook gesproken met de directeur of met de winkelmanager. Zonder uitzondering zijn zij bijzonder enthousiast over het project. Zij krijgen positieve reacties van hun klanten. In Tilburg heeft de directeur van de kringloopwinkel besloten om het project op eigen wijze voort te zetten. Zijn plan is om een wand van de winkel te reserveren voor het tentoonstellen van spullen uit de winkel met het verhaal erachter. Deze verhalen wil hij verzamelen door geregeld iemand bij het afgiftepunt van de goederen de verhalen erachter te laten optekenen.
3.4
Publiciteit
In plaatselijke en regionale kranten en soms ook op de regionale televisie (er was een uitzending aan gewijd op de regionale televisie in Tilburg) is uitgebreid aandacht besteed aan de tentoonstelling. Ook op nationaal niveau is er aandacht voor geweest.1 Veel bezoekers van de tentoonstelling bleken inderdaad over de tentoonstelling te hebben gelezen of gehoord. Sommige bezoekers kwamen speciaal voor de tentoonstelling naar de kringloopwinkel. Hierbij waren ook bezoekers die normaal gesproken niet in kringloopwinkels komen. De tentoonstelling heeft de winkels dus eveneens zowel nieuwe publiciteit als ook nieuwe bezoekers opgeleverd.
1
In november 2012 verscheen er een stuk over in het Reformatorisch Dagblad.
19
20
4
De bezoekers: nieuwe doelgroep?
In dit hoofdstuk staat de vraag centraal wie de bezoekers van de tentoonstelling zijn. Gaat het daadwerkelijk om nieuwe doelgroepen?
4.1
Bezoekersgroepen kringloopwinkels
Waar vroeger het bezoeken van een kringloopwinkel in de regel direct verband hield met een krappe beurs (werklozen, arbeidsongeschikten, mensen met zeer lage inkomens, ouderen met een klein pensioen en studenten) trekt de winkel nu een veel bredere groep. Er komen handelaren die op zoek zijn naar bruikbare spullen om door te verkopen. Er komen sociaal geïsoleerde mensen voor wie het winkelbezoek een mogelijkheid is om onder de mensen te komen. Ze ontmoeten er soms bekenden, of maken een praatje met het winkelpersoneel. Er komen ‘snuffelaars’ en soms ook verzamelaars: mensen met een krappe of minder krappe beurs die het leuk vinden om rond te snuffelen op zoek naar verrassende vondsten. Een mooie vaas, een grappig oud stoeltje of een object dat een verzameling aanvult. Hun huis staat vaak vol snuisterijen, en daar kan altijd nog meer bij. Ook zijn er mensen die voor specifieke goedkope spullen komen, zoals speelgoed voor de kleinkinderen. Niet omdat zij weinig geld hebben, maar omdat zij het zonde vinden veel geld uit te geven aan iets wat maar kort of af en toe wordt gebruikt. Een redelijk grote groep bezoekers komt dus niet voor de belangrijkste levensbehoeften. De kringloopwinkel is inmiddels een winkel geworden die volledig geaccepteerd is, ook onder de beter bemiddelden. Dit betekent dat de achtergrond van de bezoekers zeer uiteenloopt: van de laagste sociale milieus tot de hoogste. Bezoeken al deze groepen inderdaad de tentoonstelling?
4.2
Observatie bezoekersgedrag t.a.v. tentoonstelling
Observeren, kijken wie langs de tentoonstelling loopt en hoe, kan al het een en ander duidelijk maken. 1 Zo lopen veel bezoekers langs de tentoonstelling zonder te kijken. Een grote groep werpt een vluchtige blik, bekijkt één tentoongesteld onderdeel, en loopt dan snel weer door. Sommigen lijken op een zeker moment te schrikken en keren zich er dan van af. Ze kijken, en op het moment dat ze zich lijken te realiseren dat het om een tentoonstelling gaat, deinzen ze letterlijk terug. (zie verder paragraaf 4.3) Een eveneens redelijk grote groep loopt er vrij snel langs. Ze bekijken het ten dele. Een paar seconden van de video en kort enkele voorwerpen. De teksten lezen ze niet. Ze lijken er met een zekere gedachteloosheid langs te lopen. Vaak lopen ze langs één helft van de tentoonstelling en gaan dan weer verder met hun winkelbezoek. (zie verder paragraaf 4.4)
1
Onderstaande observaties zijn niet te kwantificeren: het gaat om indrukken. Er is vooral geobserveerd op momenten dat er niet kon worden geïnterviewd omdat er geen bezoekers waren die de tentoonstelling bekeken.
21
Ten slotte is er een wat kleinere groep bezoekers die uitgebreid kijkt, soms zelfs meerdere malen. Ze lezen enkele van de teksten helemaal, en kijken aandachtig. De meesten van hen gaan aan de video voorbij. Soms loopt er een stel langs, of twee vriendinnen die elkaar op dingen wijzen. Opvallend vaak zijn het de vrouwen die aandachtig kijken. De man wacht geduldig tot zij klaar is. De mannen die kijken zijn in de minderheid, maar ze zijn er wel. (zie verder paragraaf 4.5) Wie zijn deze mensen? Wat vinden zij van de tentoonstelling?
4.3
Bezoekers die niet of vluchtig kijken
We hebben diverse mensen aangesproken die langs de tentoonstelling zijn gelopen zonder te kijken. De meesten zeggen niet te hebben gezien dat er een tentoonstelling is. Sommigen zijn in het geheel niet aanspreekbaar. Ze willen niet of ze zijn niet in staat tot het voeren van een normaal gesprek. 1
‘Kunst, daar heb ik niks mee’ ‘Naar een tentoonstelling kijken? Nooit. Dat gaat toch over kunst en zo? Daar heb ik niks mee, hoor.’ (Man, +/- 55 jaar)
Sommigen willen en kunnen wel praten. Eén man verklaart: ‘Ik kom hier voor een bruine kast. Dus dan loop ik door de winkel met het idee: Bruine kast. Als ik dan langs witte kasten loop, zie ik die gewoon niet.’ Een specifieke focus kan dus verhinderen dat men de tentoonstelling opmerkt. Toch is het meestal niet alleen de focus waarmee
‘Die opstelling is wel mooi, maar verder heb ik niet gekeken. ’T is kunst, hè. Ik heb niks met kunst.’ (Vrouw, +/- 55 jaar) ‘Ik kom hier voor me spulletjes en ben weer weg.’ (Vrouw, +/- 35 jaar)
de bezoeker door de winkel loopt. Desgevraagd zeggen de meesten er ook geen interesse in te hebben. ‘Oude verhalen zeggen me niks’ ‘Ik heb er helemaal niks mee. Oude spullen zeggen met niks.’ (Vrouw, +/- 45 jaar)
‘Verhalen die ergens achter zitten, interesseren me niet. Die verhalen
De mijnheer van de bruine kast bijvoorbeeld verklaart: ‘Ik kom hier om spullen te kopen. Als ik iets over die spullen wil weten, ga ik wel naar de bieb’ en ‘Naar een tentoonstelling ga ik nooit. Hier niet en ergens anders ook niet.’ Veel bezoekers die er snel langs lopen en wél zien dat
maak ik zelf wel.’ (man, +/- 65 jaar)
er iets anders dan anders staat, kijken heel vluchtig
‘Ik kom hier voor spullen waar ik
gaten hebben dat het om een tentoonstelling gaat, gaan
zelf een verhaal van kan maken.’ (man, +/- 28 jaar)
even en lijken soms bijna te schrikken. Zodra ze in de ze snel verder. Ze komen ook niet terug om toch nog even te kijken. Opvallend vaak vereenzelvigen ze tentoonstellingen met ‘kunst’. En kunst, daar ‘heb ik niks mee’.
Een enkele bezoeker heeft wel iets met kunst, maar gaat daarvoor dan juist liever naar een museum. 1
In kringloopwinkels komen ook mensen die zich aan de onderkant van de samenleving bevinden. Sommigen kunnen nauwelijks uit hun woorden komen, anderen hebben duidelijk een psychische stoornis.
22
4.4
Bezoekers die ten dele kijken
Sommigen lopen en kijken gedachteloos. Als we hen aanspreken, blijken ze wel de opstelling te hebben gezien, maar geen enkel tentoongesteld voorwerp. Soms staan ze weliswaar ergens bij stil, maar kunnen ze niet vertellen wat ze daar gezien hebben. De meesten hebben vrij snel in de gaten dat het om een tentoonstelling gaat; de een wat eerder dan de ander. Slechts een enkele keer dringt ook dat niet door. Een stel van in de 80 zegt: ‘Ach mevrouw, weet u: wij hebben donkerbruine meubels. Dan pas dat witte niet zo, snapt u wel?’ ‘Oh, is het niet te koop? Ah, het is om te kijken …’ Sommigen staan wel wat langer stil bij één of meerdere onderdelen van de tentoonstelling. Toch lijkt ook hen de kern van de tentoonstelling te ontgaan. Op de vraag ‘Waarom denkt u dat dit hier staat?’ komt vaak ‘Geen idee’ als antwoord. Zij hebben zich dat ook niet afgevraagd. Vaak denken zij dat de opstelling met de kastjes en lampen op zichzelf de tentoonstelling is. Ze bekijken wel de opstelling, maar niet de inhoud van de kastjes. Eén vrouw die duidelijk alleen de opstelling bewondert, antwoordt op de Waarom denkt u dat deze tentoonstelling hier staat? “Het milieu, denk ik. Dat mensen snappen dat ze beter hun spullen hierheen kunnen brengen dan weggooien.” (vrouw, 65+)
“Geen idee. Heb ik me niet afgevraagd.” “Ik begrijp het niet zo goed. Is het een stunt om meer spullen te verkopen?” (Man, +/- 28 jaar)
“Om mensen hier naar toe te lokken?” (Twee dames 65+)
vraag waarom ze niet naar de inhoud van de kastjes kijkt: ‘Ach, daar heb ik toch niks mee.’ Totdat haar oog valt op het beeldje uit Lourdes: ‘Hé’, roept ze uit: ‘Zo’n beeldje heb ik thuis ook, maar de mijne geeft licht. Als het dan donker is, dan kijk ik daar naar en word ik helemaal blij. En zo’n poesiealbum had ik vroeger ook. En ja, zo’n parfumflesje herken ik natuurlijk ook.’ Voorzichtig pols ik bij haar of het haar dan misschien tóch interesseert. Na een onduidelijk antwoord maakt ze zich snel uit de voeten. Weer andere vragen zich juist wel af waar de tentoonstelling toe dient, maar komen tot verrassende conclusies. Zo denken diverse bezoekers in Oss dat het om een verkoopstunt van de kringloopwinkel gaat, met als doel om de spullen aan te prijzen en
ze zo beter te verkopen. Een vrouw die denkt dat de winkel producten probeert te restylen om ze aantrekkelijker te maken: ‘Het spreekt me niet aan. Ik kom voor het origineel, niet voor van dat gerestylde.’ In Tilburg denken diverse bezoekers dat de tentoonstelling bedoeld is om mensen aan te sporen hun oude spullen niet weg te gooien, maar naar de kringloop te brengen, omdat dat beter is voor het milieu.
23
4.5
Bezoekers die de tentoonstelling uitgebreid bekijken
Ten slotte is er een groep die wél min of meer uitgebreid kijkt en de tentoonstelling ook weet te waarderen. Hoewel deze groep duidelijk in de minderheid is, betreft het wel een substantiële groep. In dit hoofdstuk gaan we vooral in op de kenmerken van deze bezoekers om na te gaan of het potentieel om nieuwe doelgroepen zou kunnen gaan. In het volgende hoofdstuk (5) gaan we dieper in op hun waardering voor de tentoonstelling, omdat deze inzicht geeft in de wijze waarop ze de tentoonstelling bekijken en wat dit met hen doet. De bezoekers die de tentoonstelling uitgebreid bekijken, zijn zonder uitzondering ‘snuffelaars’: mensen die naar de kringloopwinkel komen op zoek naar leuke spullen. Sommigen onder hen bezoeken de winkel ook uit financiële noodzaak, maar zoeken ook naar niet strikt noodzakelijke spullen. Zo zijn er de ouderen die vanwege een pensioen minder te besteden hebben dan vroeger, of mensen die vanwege ‘omstandigheden’ een krappe beurs hebben. Zo zegt één keurig uitziende wat oudere dame: ‘Ik heb betere tijden gekend’. Fluisterend voegt ze toe: ‘Je zou het misschien niet zeggen, maar alles wat ik aan heb, komt van de kringloop.’ Een andere, opvallend hip geklede vrouw verkondigt eveneens dat elk onderdeel van haar garderode afkomstig is van de kringloopwinkel. Niet uit noodzaak dit keer, maar omdat het dan ‘uniek’ is. Ze is er trots op. Bezoeken deze mensen wel eens een museum of tentoonstelling op andere plaatsen? We onder-
‘We zijn geen cultuurbarbaren, hoor’ Vrouw: Man:
Ruim een derde van de bezoekers aan de tentoonstelling komt met enige regelmaat in een
Vrouw:
ken af. Man: Vrouw:
van. Man:
om de Kinderdijk te zien. Toen zeiden we nog tegen elkaar: ‘Gek hè, daar zijn we nou nog nooit
kantie in het buitenland wel doet. In het kader
geweest. ’T is niet ver’. Vrouw:
weg naar musea in Nederland niet te vinden. ‘Geen tijd’ en ‘met andere dingen bezig’ zijn de meest gehoorde opmerkingen.
24
Laatst hebben we voor het eerst een stadswandeling gemaakt in
sofeerde.
name – historie en erfgoed. Toch weten zij de
Laatst zagen we op tv dat toeristen speciaal naar ons land komen
nooit een museum binnenloopt, maar dit op va-
Hier zit dus wel degelijk een interesse voor – met
Nee, we hebben er wel interesse in, maar het komt er gewoon niet
Opvallend is de groep bezoekers die in Nederland
gesprek met een stel dat hierover wat door filo-
Ja, gek hè, maar hier komen we nooit ergens.
Bezoekers van musea in buitenland
hiernaast is een weergave opgenomen van een
Nee, als we in Rome op vakantie zijn, lopen we alle musea en ker-
museum. Deze groep heeft een grote interesse in cultuur en erfgoed.
Niet dat wij cultuurbarbaren zijn, ofzo, helemaal niet.
scheiden de volgende drie groepen. Museumbezoekers
We komen niet in musea
Breda. Dat was ontzettend leuk. Man:
Ja, dan leer je beter kijken en wordt het interessant. Je kijkt opeens omhoog en ziet dan allerlei dingen. Je moet leren kijken. Dan pas wordt ‘t interessant.
(Reconstructie gesprek met stel, eind 50)
Geen museumbezoekers Ten slotte is er een redelijk grote groep die nooit naar musea gaat. Uit de gesprekken wordt tevens duidelijk dat dit een groep is die daar ook niet of nauwelijks toe te bewegen is. Vaak kunnen zij niet duidelijk aangeven waarom zij Waarom niet naar een museum?
niet naar een museum zouden willen gaan, maar zijn
‘Ik vind het te overweldigend, teveel
zij hier wel heel stellig in. Zo zegt een vrouw van rond
schilderijen bij elkaar. Dit is klein-
de 65 jaar: ‘Ik wil niet naar een museum. Trekt me
schalig. Je loopt rond, je kijkt, je
niet. Drie keer niks.’ Ze blijkt musea te associëren met
luistert, en er vallen je bijzondere
kunst en ‘kunst boeit me niet’. Toch is ze onlangs naar
dingen op.’ (Man, +/- 75 jaar)
het Openluchtmuseum geweest. Dat vond ze heel interessant.
‘Ik kijk naar hele andere dingen.’
Waarom willen deze mensen niet naar musea? De ant-
(Vrouw, 60+)
woorden liggen mogelijk besloten in een paar gesprekken met bezoekers die dit wel duidelijk kunnen ver-
‘Ik zou de tentoonstelling niet in een
woorden (zie nevenstaand kader). Het moet in de eer-
museum gaan bekijken. Wel in een
ste plaats laagdrempelig zijn. Verder is duidelijk dat
buurthuis of een kerkje, dán loop ik
musea voor veel van deze mensen te overweldigend
er wel langs. Veel leuker dan zo’n
zijn. Ze zijn op zoek naar iets waar ze zichzelf aan
museum.’ (Vrouw, eind 20)
kunnen relateren, op de een of andere wijze. Zij zijn meer op zoek naar het kleine, het persoonlijke.
‘Ik ga niet naar musea, is mij te abstract. Het staat te ver van mij af. Dit is dichtbij, persoonlijk. Daar hou
4.6
ik van. Maar als er een museum zou
Conclusie: wordt een nieuw publiek bereikt?
zijn met dit soort, meer persoonlijke dingen, zou ik misschien toch wel
Deze vraag beantwoorden wij met: ten dele. Duidelijk
gaan, ja.’ (Man, +/- 32 jaar)
is dat grote groepen bezoekers van kringloopwinkels met deze tentoonstelling in het geheel niet worden be-
reikt. De vraag is echter of het wel zinvol is dat te proberen. Wij denken van niet. De afstand tussen deze groep mensen en tentoonstellingen, waar dan ook, is eenvoudigweg te groot. Op het moment dat zij in de gaten krijgen dat het om een tentoonstelling gaat, zijn ze weg. We zouden aan de segmentering uit hoofdstuk 2 dus nog een vierde groep toe kunnen voegen: de ‘non-users’: een groep – veelal lager opgeleide – mensen die geen interesse heeft in cultuur en hier ook niet toe te verleiden is. Ook niet met een tentoonstelling op locatie. Ook allochtone bezoekers bekeken de tentoonstelling niet. Overigens was dit, gezien de aard van de tentoonstelling (voorwerpen die duidelijk refereren aan een autochtoon verleden) ook niet te verwachten. Dan de bezoekers die de tentoonstelling (redelijk) goed in zich opnemen. Deels bestaat deze groep uit museumbezoekers: de zogeheten ‘heavy users’, geen nieuw publiek dus. Onze inschatting is echter dat iets meer dan de helft van deze groep bestaat uit bezoekers die weliswaar geïnteresseerd zijn in cultuur en erfgoed, maar geen musea bezoeken. Een kleine groep hierbinnen staat op zich open voor museumbezoek, maar doet dit alleen in het buitenland. Dit is een nieuwe doelgroep die in principe ook voor museumbezoek in Nederland te winnen zou moeten zijn, maar zeker ook voor andersoortig cultuuraanbod, zoals stadswandelingen, lezingen, documentaires, etc. De doelgroep heeft een duidelijke interesse in erfgoed en heeft museumervaring, zij het niet in Nederland. Als we deze groep relateren
25
aan de segmentering van cultuurpubliek uit hoofdstuk 2, valt deze groep onder de ‘medium users’. Cultuur is voor hen een optie, toch maken ze in de praktijk vaak andere keuzes. Dan is er een redelijk grote groep bezoekers die nooit in musea komt. Duidelijk is eveneens dat zij hiertoe ook niet of nauwelijks te bewegen zijn. Een nieuwe doelgroep dus, maar niet één die je zomaar over de drempel van een museum krijgt. Deze groep staat zeer open voor kunst en cultuur, mits het kleinschalig is, laagdrempelig, en zij het aan zichzelf kunnen relateren. Deze doelgroep is in alle generaties terug te vinden en zowel onder mannen als vrouwen. Deze vrij brede doelgroep kan het beste worden bereikt door kleinschalig aanbod bij hen in de buurt, zoals dit soort
‘Misschien moet het juist wel veel meer zo, dat musea de mensen opzoeken in plaats van andersom’ (studente)
kleinschalige tentoonstellingen op locatie en lezingen. Maar ook andere vormen zijn denkbaar, zoals stadswandelingen of documentaires. Belangrijk in dit aanbod is laagdrempeligheid (geen of lage kosten voor deelname en in de buurt of makkelijk verkrijgbaar), kleinschaligheid, en inhoudelijk iets waar deze groep een binding mee heeft. Hierbij kan worden gedacht aan aanbod dat aanzet tot zelfonderzoek (persoonlijke vragen oproept), dat gaat over alledaagse zaken of verhalen van gewonen mensen waar men zich in kan verplaatsen, en/of over de eigen regio. Cultureel erfgoed leent zich hier uiteraard bij uitstek voor.
26
5
Het op gang brengen van een denkproces
De tentoonstelling had niet alleen tot doel een nieuw publiek te bereiken, maar ook om bij dit publiek: een bewustwordingsproces op gang te brengen over geschiedenis en emotionele waarde die aan voorwerpen gekoppeld kan zijn; met elkaar in gesprek te brengen; een gedachteproces op gang te brengen over hun eigen bezit en wat hiermee in de toekomst zou kunnen gebeuren (functie van bewaren en verzamelen en de samenhang tussen herinneren en bewaren). In dit hoofdstuk proberen we antwoorden te geven op deze vragen. We hebben aan de bezoekers gevraagd wat zij van de tentoonstelling vonden en hebben doorgevraagd op wat hen het meest interesseerde en waarom. Aan bezoekers die de tentoonstelling al enige tijd terug hadden bekeken (bezoekers die we later hebben gebeld en bezoekers die aangaven de tentoonstelling eerder al te hebben bekeken) hebben we bovendien gevraagd of ze nadien nog wel eens aan de tentoonstelling hebben terug gedacht, wat hun gedachten waren, en of ze zich ook hebben afgevraagd wat voor hen van waarde is. Ook aan de bezoekers die de tentoonstelling net pas hadden bekeken, vroegen wij of zij dierbare spullen hebben.
Weckfles ‘Die weckfles met koffie, dat ken ik van vroeger. Je ziet een simpele weckfles en dat maakt dat ik aan vroeger denk. De schappen staan hier natuurlijk vol met zulke weckflessen, maar veel weckflessen bij elkaar roepen die herinnering niet in mij op. Nu er hier ééntje staat, ga je meer de diepte in je herinnering. Thuis werden bonen gekookt, net niet helemaal gaar. Dan
5.1
Wordt een denkproces tot stand gebracht?
gingen ze in een weckfles in een ketel op een petroleumstel. Dan ontsnapte er een speciale lucht uit die weckfles.
Wat doet de tentoonstelling met de bezoekers die er
Zo werden de bonen geconserveerd en
met enige aandacht naar kijken?
kwam je de winter door. Die geur: ik ruik ‘m nu ook weer.
De herinnering Borduren ‘Ach ja, dat verhaal van die mevrouw die uitgetreden was en ging borduren. Mijn oog valt erop omdat ik zelf borduur. Maar ik moest erdoor denken aan mijn vriendin die uittrad. Dat wilde ze zelf. Maar het was veel moeilijker dan ze dacht. Haar leven was natuurlijk altijd heel strak ingedeeld geweest en opeens waren er geen regels meer waar ze zich aan moest houden’. Is ze ook gaan borduren? ‘Nee, ze ging tuinieren. Dat hielp ook.’ (vrouw, ongeveer 60)
(man, 75+)
Vooral bij ouderen roept de tentoonstelling herinneringen op aan vroeger. Het handtasje van oma en het flesje Eau de cologne 47-11 is voor een grote groep erg herkenbaar (‘zo’n flesje, dat had mijn oma vroeger ook’). Maar ook de knikkers (‘Dat is mijn jeugd!’), het poesiealbum (‘Ach ja, dat had ik ook, waar zou dat gebleven zijn? Ik ga toch eens zoeken’), het beeldje uit Lourdes (‘Ik ben er zelf ook eens geweest’) roepen herinneringen op. Soms lopen twee vrouwen of een stel samen al herinneringen ophalend langs de tentoonstelling. Dan zie je ze regelmatig even stil staan, elkaar op dingen wijzen en erover praten.
27
De tentoonstelling kan veel herinneringen en gedachten losmaken. Zo spraken wij een oudere man die na de tentoonstelling door te zijn gelopen (hij had de tentoonstelling eerder ook al bekeken en was ervoor terug gekomen) rustig op een bank ging zitten om zijn gedachten de vrije loop te laten (zie bovenstaand kader en het kader op de volgende pagina). Er wordt opgemerkt dat ‘je dit hier niet verwacht, en dat maakt het zo bijzonder.’ Omdat je op andere gedachten wordt gebracht. Een oudere man voegt toe: ‘Als je er oog voor hebt, ten minste.’ Veel ouderen merken op dat het ook met hun leeftijd te maken heeft. Zij denken dat dit jongeren veel minder aanspreekt. Ook moeten bezoekers glimlachen om de prikkelende opmerking of vraag die bij sommige tentoongestelde spullen staat. Zoals de opmerking bij de bontjas: In de mode. Uit de mode. In de mode. Een vrouw van ongeveer 45 jaar die al haar kleding uit de kringloopwinkel haalt: ‘Zo is het precies. Dat zeg ik ook altijd.’ Achter alle gebruikte spullen zit een verhaal Waar de tentoonstelling bij ouderen herinneringen op-
Kloosters
roept aan vroeger, worden de wat jongere generaties
‘Het verhaal van die zuster die
vooral getroffen door het besef dat overal een verhaal
ingetreden was, sprak me aan. Ik
achter zit. De meesten van hen zijn al ontvankelijk voor
had zelf een zus die in een kloos-
dit soort gedachten, komen vaak juist om die reden naar
ter woonde, in Amersfoort. Daar
de kringloopwinkel. Omdat hier spullen staan waar een
ging ik wel op visite. Dan weet je
verhaal achter zit, ook al is hen onbekend welk verhaal
een beetje hoe dat er aan toe
dat is. Zo zegt een jonge vrouw van begin 30: ‘Vaak weet
gaat. En toen dacht ik aan Me-
je de verhalen niet… dan fantaseer je erover. Dat is ook
gen, daar staat ook een klooster.
heel leuk.’ Een andere jonge vrouw zegt: ‘Daarom kom ik
Het is een hoofdstuk in je herin-
in de Kringloopwinkel. Dan zit ik op een stoel die ik hier
nering. Dan zie je in gedachten
heb gekocht, en dan vraag ik mij af: ‘Wie zou hier op
dat klooster, zo’n soort gebouw,
hebben gezeten?’ Ze laat een boek zien dat ze gaat ko-
en dan denk ik aan de Sint-Jan in
pen. Voorin staat een opdracht dat een schenker van het
Den Bosch. Je loopt dus hier
boek ooit voor de ontvanger ervan heeft geschreven:
langs deze tentoonstelling en
‘Prachtig’.
denkt dan dus aan de Sint Jan. Zo werkt dat. (man, 75+)
Vooral bezoekers tussen de 25 en 35 jaar worden soms diep geraakt door de tentoonstelling. Zo zegt een zichtbaar geëmotioneerde vrouw van ongeveer 35: ‘Prachtig, ik word er helemaal emotioneel van. Die verhalen … zo ontroerend.’ Maar ook ouderen worden ontroerd. Elke geïnteresseerde Het verhaal erachter
bezoeker vindt in de tentoonstelling wel een verhaal dat
‘Als je het verhaal achter spullen
aanspreekt, en dat is voor iedereen een ander verhaal.
weet, krijgt het opeens meer
Wat de een aanspreekt, spreekt de ander juist helemaal
waarde.’
niet aan. Zo is het verhaal over de verbandrolletjes van Johnson & Johnson voor de een niet pakkend, terwijl dat
‘Via het voorwerp zie je opeens
het voor de ander juist wel is, omdat het een herinnering
meer van de mens: wat drijft ie-
oproept aan de oorlog of aan een oom in Amerika die –
mand?’
als hij op bezoek kwam – altijd verbandrolletjes van Johnson & Johnson bij zich had. Het verhaal van het
‘Het nadeel is wel: als iemand
koorknaapje spreekt iemand aan omdat er zo’n hechte
overlijdt, is het verhaal weg.’
familieband uit spreekt. Het verhaal van Els Knaven over
28
het op afbetaling gekochte Mariabeeldje van ivoor spreekt verschillende bezoekers aan. Een ouder stel: ‘Tja, toen moest je nog ergens voor sparen. Nu koop je ’t zo en gooi je ’t ook zo weer weg.’ De jongere generaties vinden overigens de spullen met de prikkelende vragen vaak het meest interessante onderdeel van de tentoonstelling. Zo weet vooral het bidprentje waar moeder op de achterkant heeft geschreven: ‘Doe als dit werk en bidt’ met de begeleidende tekst: ‘Je moeder had nog iets te zeggen’ menig bezoeker te ontroeren. Ook is er verbazing over hoe zulke persoonlijke spullen nu in de kringloopwinkel terecht kunnen komen. Zoals het hangertje ‘Voor eeuwig de jouwe’ dat ooit van mensen geweest is die van elkaar hielden. Of de opgezette papegaai (met als begeleidende tekst: Een leven lang lief en leed gedeeld). ‘Hoe komt iemand er nou bij om dat hierheen te brengen?’, vraagt een bezoeker van ongeveer 30 jaar zich af. Na enig denken voegt hij daaraan toe: ‘Waarschijnlijk is iemand overleden die geen nabestaanden had.’ Zo zet de tentoonstelling menigeen aan tot denken. De een gaat terug in zijn herinnering; de ander vraagt zich af hoe een persoonlijk voorwerp in de kringloopwinkel terecht is gekomen. De oudere en de jongere generatie Hoewel de meeste bezoekers van de tentoonstelling de
Drie generaties
65 zijn gepasseerd, zijn er ook bezoekers van jongere
Drie vrouwen, drie generaties be-
generaties. Vooral bij de oudere bezoekers roept de ten-
zoeken de tentoonstelling. Oma
toonstelling herinneringen aan vroeger op. Dit geldt in
kijkt uitgebreid, kleindochter staat
iets beperktere mate ook voor de groep tussen 45 en 65:
er wat verveeld bij te wachten. Op
ook hier speelt herkenning en herinnering een rol, maar
gegeven moment haakt ook moe-
dan aan opa en oma.
der af. De oudere vrouw heeft bij-
Bezoekers onder de 45 jaar worden vooral aangesproken
na alles bekeken, de moeder on-
door het besef dat overal een verhaal achter zit. Soms
geveer de helft en de kleindochter
spreekt zo’n verhaal hen aan, maar vaker worden zij ge-
vrijwel niets. Kleindochter: ‘Mwah
prikkeld door de korte zinnetjes en vragen die bij de
… ik heb er niet zoveel mee’.
voorwerpen staan. Relatief veel verhalen en voorwerpen in de tentoonstelling hebben een religieuze achtergrond. Dit schrikt jongeren vaak af. Met enige regelmaat kregen wij te horen: ‘Al dat religieuze, daar heb ik niks mee.’ Er zijn ook andere voorwerpen Aap-Noot-Mies
waar jongere generaties weinig mee kunnen. Een man van
Ik heb nog zo’n aap-noot-
eind twintig: ‘Zo’n weckpot met koffie: wat moet ik daar-
mies leesplankje van 100 jaar
mee?’. De bontjas, de typemachine, het hangertje, de bril
geleden. Heb ik ooit gekocht.
spreken vaak weer wel aan. Hierbij wordt immers gerefe-
Ik woonde tijdens de oorlog in
reerd aan meer tijdloze onderwerpen.
Den Haag, heb daar dat bombardement meegemaakt. Ik
Eén bezoeker suggereert dat het goed zou zijn iets dergelijks
had helemaal niets meer van
ook in het onderwijs in te brengen. Zo kunnen kinderen le-
vroeger. Toch belangrijk dat
ren over hoe het vroeger was. Een enkele maal komen wij
ze nu zien hoe we vroeger
inderdaad een bezoeker tegen die de tentoonstelling aan-
leerden lezen.’
grijpt om een jongere generatie over vroeger te vertellen. Zo
29
vertelt een oudere vrouw dat ze de tentoonstelling eerder al heeft bekeken met haar kleinzoon. De vrouw vertelt: ‘Juist vanwege de religieuze dingen. Hij heeft net zijn eerste communie gedaan. Zo kan ik van alles uitleggen.’ En: ‘Er zijn veel dingen die kleine kinderen niet meer kennen, zoals een kolenkit. Bepaalde dingen van nu, zoals een tv, zijn helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dat soort dingen, die hadden we vroeger niet.’
De tas van oma ‘De tas van mijn oma zou ik nooit weg doen. Een tijdje geleden zei ik tegen mijn moeder dat ik een oude tas zocht. Ze zei: Ik heb er nog wel een, die van je oma. Sinds ik die gebruik, komen er allerlei verhalen los. Dan kom ik bij familie en is er altijd wel iemand die de tas her-
Dierbare spullen Eén van de doelstelling van de tentoonstelling is bij mensen een denkproces op gang te brengen over wat voor hen van waarde is, en
kent: Ooh, is dat de tas van oma?, hoor je dan. Dan komen er verhalen los over oma. Bijvoorbeeld dat in die tas op zondag altijd snoepjes
Overhemden
wat zij zouden doen als ze
‘Mijn dochter belde giste-
kleiner zouden moeten gaan
ren. Ze heeft onlangs haar
wonen. De tentoonstelling
man verloren. Wat moet ik
heeft bij geen van de bezoekers een dergelijk denkproces op
nou doen met die over-
gang gebracht, ook niet bij bezoekers die wij enkele weken la-
hemden?, vroeg ze. Als ze
ter terugbelden of bij bezoekers die de tentoonstelling enkele
ze naar de kringloop
weken voordat wij het spraken al hadden gezien.
brengt, komt ze ze hier
Hoewel er enkele bezoekers waren die hierover wel na hadden
weer tegen, of ze ziet an-
gedacht, was dit denkproces niet op gang gebracht door de ten-
deren er in lopen. We
toonstelling, maar doordat zij recentelijk zelf met dergelijke
hebben besloten dat ze
vragen geconfronteerd wa-
naar Polen gaan.’ (stel,
ren. Omdat zij zelf kleiner
‘Wat als ik er niet meer ben?’
moesten gaan wonen of
‘Ik vraag me wel eens af wat mijn
zaten.’ (vrouw, ongeveer 28)
omdat hun ouders in zo’n positie zaten.
kinderen ermee zullen doen als ik
Dat de tentoonstelling niet tot dergelijke gedachten op-
er niet meer ben. Je kunt het ver-
roept, hoeft overigens niet te verbazen. Het is met na-
haal erachter vertellen, maar niet
me de video die tot dergelijke gedachten aan zou kun-
iedereen heeft daar iets mee. Dan
nen zetten. De video wordt echter nauwelijks bekeken.
hoop ik maar dat het naar de kring-
Mensen blijven hier niet langer dan een paar seconden
loopwinkel gaat en iemand het
bij stil staan. De video duurt duidelijk te lang en
koopt die zich ook weer afvraagt
Oude Pfaff-naaimachine ‘Het is eigenlijk een groot onding dat enorm veel plaats inneemt. Nu eens staat ie hier, dan weer daar. Die zou ik altijd meenemen, ook al moet ik naar zo’n heel klein kamertje.’ Waarom zou ze deze naaimachine meenemen? ‘We hadden het vroeger thuis niet breed. We waren met zijn tienen. Mijn vader heeft hier toen heel lang voor gespaard.’ (vrouw, 70+)
30
spreekt de meeste men-
van wie het is geweest.’ (vrouw,
sen weinig aan. Hierop
65+)
was één uitzondering: twee jonge vrouwen met een eigen webwinkel in tweedehands spullen vonden juist de video het meest interessant. Op hun webwinkel hebben ze later een link toegevoegd naar de video. Toch heeft ook deze video bij de betreffende vrouwen niet het beoogde denkproces op gang gebracht. Ook als zij de video wel bekeken hadden, zouden zij niet hiertoe aangezet worden. Mensen die niet in een situatie zitten waarin zij gedwongen worden over dit soort dingen na te denken, hebben hier eenvoudigweg geen behoefte aan. ‘In die fase zit ik niet, dus daar ben ik niet mee bezig’, was de veel gehoorde opmerking.
Ook degenen die de tentoonstelling al enige tijd geleden hadden bekeken, gaven aan niet over dit onderwerp te hebben nagedacht. Alleen gerichte vragen over wat zij nooit weg zouden doen, leverde soms reacties op. De meeste mensen hebben zich nooit afgevraagd wat de moeite van het bewaren waard zou zijn. Veel mensen antwoorden dat hun huis vol spullen staat. Soms zegt iemand: ‘Als wij kleiner zouden moeten gaan wonen, wordt dat een lang proces. Elke dag huilen, denk ik.’ Een andere bezoekster met een huis vol spullen zegt liever haar kamer helemaal vol te proppen dan dingen weg te doen. Maar opvallend vaak zijn het juist de verzamelaars van allerlei snuisterijen die zeggen dat ze uiteindelijk niet zo aan hun spullen hechten. Velen kunnen niet zo direct iets noemen wat ze nooit weg zouden doen. Op de vraag wat ze nooit weg zouden doen als ze kleiner zouden moeten gaan wonen, antwoorden diverse bezoekers dat hun verzameling altijd mee zou gaan. De een verzamelt oude horloges, de ander engeltjes, of drukpoppetjes, etc. Maar ook meer symbolische voorwerpen worden genoemd, zoals het adressenboekje van een overleden moeder, de handtas van oma of een naaimachine (zie kaders). Een enkele bezoeker is ervaringsdeskundige. Een ouder stel is niet zo lang geleden kleiner gaan wonen. Ze hebben toen veel spullen weg moeten doen. Allebei hebben ze een verzameling: mijnheer verzamelt oude vrachtwagenfolders en mevrouw houten drukpoppetjes. Een deel van de verzameling hebben ze verkocht. Daar hebben ze nu spijt van. Ze zijn bezig om met het verdiende geld de belangrijkste stukken uit de verzameling weer terug te kopen. ‘Want ja, dan zit je in een appartement en heb je opeens heel veel tijd. En dan wil je toch weer verzamelen.’
5.2
Conclusie
Bij de bezoekers die de tentoonstelling met aandacht bekijken, kan het veel losmaken. Ontroering, herkenning, herinnering en het besef dat overal een verhaal achter zit. Tegelijkertijd gaat het, vrijwel zonder uitzondering, om mensen die al zeer ontvankelijk zijn voor dit soort gedachten. Het besef dat achter alle gebruikte spullen een verleden ligt, is voor hen niet nieuw. Dit is vaak de reden voor hun bezoek aan de kringloopwinkel. Juist die ontvankelijkheid maakt echter dat de tentoonstelling hen (soms diep) raakt. Er lijkt geen leeftijd te zijn voor een dergelijke ontvankelijkheid: ze is te vinden bij alle generaties, zowel mannen als vrouwen. Wel spreekt oudere generaties (vanaf zo’n 45 jaar) de verhalen meer aan, terwijl de jongere generaties zich meer aangetrokken voelen tot een voorwerp met een prikkelende opmerking of vraag die tot nadenken stemt. Vooral bij oudere generaties, met name 65-plussers, spreekt de tentoonstelling sterk aan vanwege de herkenning van de spullen en verhalen van vroeger en de herinneringen die dit bij hen oproept. Sommigen mijmeren nog lang na. Een enkele keer wordt de tentoonstelling aangegrepen door een oudere om een jongere generatie iets te vertellen over vroeger.
31
De tentoonstelling kan dus veel in de bezoekers los maken, zoals ontroering en herinnering. Hiermee is de tentoonstelling dus zeker geslaagd in haar opzet om ‘bij bezoekers een bewustwordingsproces op gang te brengen over geschiedenis en emotionele waarde die aan voorwerpen gekoppeld zijn’. Waarbij dus wel de kanttekening gemaakt moet worden dat de tentoonstelling juist die groepen aanspreekt die dit bewustzijn al in enige mate hebben. Het in gesprek komen met elkaar gebeurt alleen als de bezoekers met zijn tweeën komen: dan wijzen zij elkaar op wat zij zien. De tentoonstelling brengt geen denkproces op gang over wat te doen bij verhuizing (kleiner wonen) en over welke spullen dierbaar zijn. De meest directe reden hiervoor is dat het vooral de video is die hierover vragen oproept, terwijl deze weinig wordt bekeken. De meeste bezoekers slaan de video over, en de bezoekers die wel kijken, doen dit maar heel even. De vraag is echter of bezoekers wel tot zo’n denkproces zouden worden aangezet als ze de video wel hadden bekeken. Desgevraagd zeggen vrijwel alle bezoekers pas over dit soort dingen na te willen denken als zij er in de praktijk ook zelf mee te maken krijgen.
32
Bijlage 1 Checklist voor de gesprekken in de kringloopwinkels
DIRECTEUR/WINKELMANAGER Intro Toelichting van onderzoekers op het onderzoek Algemeen: bezoek aan kringloopwinkel Aantal betalende bezoekers per dag, week of maand Typering bezoekers aan winkel Verschillen in bezoekers op verschillende dagen/dagdelen Observaties/reacties bezoekers tentoonstelling Wordt tentoonstelling regelmatig bezocht? Door wat voor soort bezoekers? Waar staan ze het langst bij stil? Zijn er verschillen in bezoek(tijd) in verschillende soorten bezoekers of op verschillende dagen? Wordt de tentoonstelling wel eens vaker bezocht door dezelfde bezoeker Wel eens reacties van bezoekers gekregen? (positieve, negatieve) Welke? Algemene indruk Wat vindt u als directeur/winkelmanager van deze tentoonstelling in uw winkel? Denkt u dat met deze tentoonstelling vooral mensen worden bereikt die toch al een interesse in erfgoed hebben (verzamelaars, snuffelaars), of ook nieuwe doelgroepen? (indicaties?) Verbetersuggesties Stel dat u zelf een tentoonstelling zou moeten organiseren met als doel nieuwe doelgroepen te interesseren in erfgoed, wat zou u dan anders aanpakken? (denk aan locatie, vormgeving, publiciteit etc.) Waarom? En wat zou u vooral niet veranderen?
33
BEZOEKERS TENTOONSTELLING Intro: U heeft net de tentoonstelling Hebben&Houden bekeken. Mag ik u hierover een paar vragen stellen? Eventueel aanvullen: De organisatoren van de tentoonstelling (Erfgoed Brabant) willen weten hoe bezoekers de tentoonstelling ervaren en wat zij ervan vinden. Kennismaking met tentoonstelling Wist u al van de tentoonstelling voordat u vandaag de winkel binnen kwam? Zo ja, hoe? van horen zeggen: wat heeft u erover gehoord? van krant: wat dacht u toen? Leek het u interessant? via boek/website/brochure: wat dacht u toen? Leek het u interessant? van eerder bezoek aan winkel: Heeft u toen tentoonstelling ook bekeken? Waarom wel/niet? Waarom nu wel/weer? Zo nee: hoe/wanneer werd u duidelijk dat sprake was van een tentoonstelling? Als gaandeweg duidelijk werd: wat vond u daarvan? – grappig, vervelend, etc.: waarom? Overall indruk tentoonstelling Wat vond u van de tentoonstelling? Toelichting (waarom?) Toespitsen indruk Wat sprak u het meeste aan? Waarom? (doorvragen) Was er nog iets anders dat u aansprak? Waarom? (doorvragen) Op de tentoonstelling is ook een film / zijn ook foto’s / staan ook voorwerpen (noemen wat nog niet eerder is genoemd door bezoeker). Zat daar ook iets bij dat u aansprak? Waarom? (doorvragen) Was er bij de tentoonstelling iets dat u niet of minder aansprak Waarom? (doorvragen) Heeft u zich bij het zien van de tentoonstelling ook afgevraagd wat voor u belangrijk is om te bewaren? Heeft u zich ook afgevraagd wat daar in de toekomst mee zou kunnen gebeuren? Locatie Wat vindt u ervan dat zo’n tentoonstelling in de kringloopwinkel staat? Toelichting (waarom?) Stel dat de tentoonstelling in een museum had gestaan, zou u dan zijn gaan kijken? Toelichting (waarom wel/niet? Wanneer wel/niet?)
34
Achtergrond bezoeker Komt u wel vaker in de kringloopwinkel? Hoe vaak? Wat is de reden van uw bezoek? Bezoekt u wel eens tentoonstellingen op ander plekken? Zo ja, waar? (zoals bibliotheek, galerie, museum, etc.), hoe vaak? Zo nee, waarom niet? [noteer gegevens: man/vrouw, leeftijdscategorie – eventueel vragen] Afsluiting [Danken voor het interview] We willen ook weten of de tentoonstelling een beetje “blijft hangen” bij de bezoekers. Of bezoekers er nadien nog wel eens aan hebben gedacht. Vindt u het goed als we over 1 à 2 weken u hierover nog eens opbellen? (zo ja, naam, telnr. noteren en dag/tijdstip waarop het beste gebed kan worden)
35
WINKELBEZOEKERS DIE DE TENTOONSTELLING NIET BEZOEKEN Intro Mag ik u een paar vragen stellen? In de winkel staat een tentoonstelling. Ik sta hier om bezoekers aan de kringloopwinkel te vragen wat zij daarvan vinden. Bekendheid met en oordeel tentoonstelling Heeft u gezien dan er een tentoonstelling staat? Zo nee: (de tentoonstelling aanwijzen) Daar staat de tentoonstelling, bij die witte kasten. Bent u daar langs gelopen? zo ja: Weet u nog wat u daar gezien heeft? Heeft u zich niets afgevraagd toen u daar langs liep? (geef toelichting op de tentoonstelling) Wat vindt u ervan dat er zo’n tentoonstelling in deze winkel staat? Nu u weet dat daar een tentoonstelling staat, gaat u er kijken? Waarom wel/niet? Wanneer zou u wel naar een tentoonstelling gaan kijken? Zo
ja: Hoe weet u dat? (gezien, gelezen, gehoord) Heeft u de tentoonstelling bekeken? (zo ja: wordt vervolgd met vragen aan bezoeker) Zo nee (of “klein beetje”): waarom niet? Wanneer zou u wel naar de tentoonstelling zijn gaan kijken? (geef toelichting op de tentoonstelling) Wat vindt u ervan dat er zo’n tentoonstelling in deze winkel staat?
Achtergrond bezoeker Komt u wel vaker in de kringloopwinkel? Hoe vaak? Wat is de reden van uw bezoek? Bezoekt u wel eens tentoonstellingen op ander plekken? Zo ja, waar? (zoals bibliotheek, galerie, museum, etc.), hoe vaak? Zo nee, waarom niet? [noteer gegevens: man/vrouw, leeftijdscategorie – eventueel vragen] Afsluiten Hartelijk danken voor gesprek.
36
AANVULLENDE TELEFONISCHE INTERVIEWS Wij hebben elkaar een tijdje geleden gesproken in de kringloopwinkel over de tentoonstelling Hebben&Houden Gedachtenproces Heeft u sinds uw bezoek hier nog wel eens aan terug gedacht? Zo ja: welke gedachten heeft u gehad? (doorvragen) Wat sprak u het meeste aan? Waarom? Wat betekent dit voor u? Heeft u zich naar aanleiding van deze tentoonstelling wel eens afgevraagd wat voor u de moeite van het bewaren waard zou zijn? (zo ja, kunt u voorbeeld geven? – als uitgebreid verhaal komt, vragen of ze het verhaal aan interviewer willen vertellen) Over gesproken met anderen Heeft u er met iemand over gesproken? Zo ja, met wie, waarom en waar heeft u over gesproken? Heeft u anderen aangeraden de tentoonstelling te bekijken? Locatie Wat vindt u, terugkijkend, van zo’n tentoonstelling in de kringloopwinkel? Zijn er andere plekken waar u (vaak) komt en waar een dergelijke tentoonstelling meer op zijn plek zou vinden? (buurthuis bijvoorbeeld) Interesse in erfgoed Heeft deze tentoonstelling iets veranderd aan uw interesse in oude voorwerpen en verhalen die daaraan verbonden zijn? Zo ja, doorvragen: hoe en waarom? Zou u er meer over willen weten? Als u een aankondiging in de krant zou lezen van een soortgelijke tentoonstelling ergens anders, bijvoorbeeld in een museum, zou u dan gaan kijken? Waarom wel/niet?
37
38
Bijlage 2 Reisschema van de tentoonstelling Hebben&Houden
2012 31 mei-2 juli:
Kringloop Stichting Actief
2 juli-7 augustus:
Kringloopbedrijf Oss
Boxmeer Oss
7 augustus-10 september:
Kringloopbedrijf La Poubelle
Tilburg
11 september-8 oktober:
Vindingrijk Kringloopwarenhuis
Breda
8 oktober-12 november:
Kringloop de Kempen
Veldhoven
12 november-10 december:
Vitalis Wilgenhof
Eindhoven
10 december-7 januari:
Vitalis Vonderhof
Eindhoven
7 januari-4 februari:
Vitalis Peppelrode
Eindhoven
4 februari - 4 maart:
Zorgcentrum Pantein
Boxmeer
4 maart - 4 april:
Zorgcentrum Pantein
St Antonis
4 april - 1 mei:
Zorgcentrum Pantein
Cuijk
1 mei - 29 mei
Zorgcentrum Pantein
Gennep
2013
29 mei - 1 juli:
Pantein Zorgcentrum Aldenhorst Mill
1 juli-1 augustus:
Kringloopwinkel Het Goed
Geldrop
1 augustus-2 september:
Kringloopwinkel Het Goed
Valkenswaard
2 september-1 oktober:
Kringloopwinkel Het Goed
Best
1 oktober-4 november:
Kringloopwinkel Het Goed
Boxtel
39
40
Panteia Bredewater 26 PO BOX 7001 2701 AA Zoetermeer The Netherlands tel: +31 79 343 01 00 fax: +31 79 343 01 01
[email protected] www.panteia.nl
41