groep 5 lesmateriaal 2014 - 2015 educatie.concertgebouw.nl
lesmateriaal
Schilderijen van een tentoonstelling
Schilderijen van een tentoonstelling
Inhoud
Voorwoord .................................................................................................................................... 2 Inleiding ......................................................................................................................................... 3 Geluidsfragmenten en filmpjes ...................................................................................................... 4 Zingen met kinderen ...................................................................................................................... 5 Les 1: Promenade .......................................................................................................................... 8 Les 2: Het oude kasteel ................................................................................................................. 11 Les 3: Tuileries .............................................................................................................................. 13 Les 4: Bydlo .................................................................................................................................. 16 Les 5: Dans van de kuikens ............................................................................................................ 19 Les 6: Baba Yaga .......................................................................................................................... 21 Generale repetitie ......................................................................................................................... 23 Verwerkingsles ............................................................................................................................ 24 Bijlagen ........................................................................................................................................ 25 Bijlage 1: Het Koninklijk Concertgebouw Bijlage 2: Het Koninklijk Concertgebouworkest Bijlage 3: Instrumenten symfonieorkest Bijlage 4: Grafische notatie geluiden Bijlage 5: Ontwerp Dans van de kuikens Bijlage 6: Grafische partituur Dans van de kuikens Bijlage 7: Afbeelding bij Baba Yaga Liedteksten .................................................................................................................................. 36 Bladmuziek .................................................................................................................................. 37
Bladmuziek 1: Promenade -‐ ritme Bladmuziek 2: Promenade -‐ melodie Bladmuziek 3: Promenade -‐ partituur Bladmuziek 4: Het oude kasteel
1
Voorwoord
Schilderijen van een tentoonstelling is een project voor groep 5 van het primair onderwijs. Tijdens het concert staat het muziekstuk Schilderijen van een tentoonstelling van de Russische componist Modest Moessorgski centraal. De componist schreef het werk nadat hij in 1874 een tentoonstelling had bezocht met schilderijen van zijn vriend Viktor Hartmann, die een jaar eerder was overleden. Moessorgski schreef het stuk voor piano, componist Maurice Ravel heeft er in 1922 een versie voor symfonieorkest van gemaakt. Deze versie zal klinken tijdens het concert. De leerlingen zullen worden meegevoerd op de prachtige klanken van de beroemde compositie. Het
concert
zal
gespeeld
worden
door
Het
Koninklijk
Concertgebouworkest, één van de beroemdste orkesten van de wereld. Het orkest staat dan onder leiding van Jurjen Hempel. Acteur Michel Sorbach zal de kinderen in de rol van componist begeleiden bij de muzikale ontdekkingsreis. Tijdens het concert zullen de leerlingen actief deelnemen. Het is daarom belangrijk dat de leerlingen goed voorbereid naar het concert komen. In dit lesmateriaal staan zes voorbereidende lessen beschreven waarin de leerlingen liedjes en bewegingen leren. Tijdens de generale repetitie voeren ze alles uit als laatste voorbereiding op het concertbezoek. De verwerkingsles is bedoeld voor na afloop van het bezoek aan Het Koninklijk Concertgebouw. Het concert wordt geregisseerd door Bart Oomen, de teksten zijn geschreven door Ruben van Gogh. Het lesmateriaal is geschreven door Sarah Noorlag en Claudia Lotti.
2
Schilderijen van een tentoonstelling
Inleiding
Over het lesmateriaal Om het concert straks een nog mooiere belevenis te laten zijn, is dit lesmateriaal ontwikkeld. Tijdens de lessen worden de leerlingen inhoudelijk voorbereid op het project en leren ze de liedjes en bewegingen die ze tijdens het concert uitvoeren. De voorbereiding is essentieel voor een mooie belevenis tijdens het concert. Ook is er een verwerkingsles die u na afloop van het bezoek aan Het Koninklijk Concertgebouw kunt behandelen. In deze les worden een aantal suggesties gedaan voor opdrachten die u na afloop met uw klas kunt uitvoeren. Website Op de website educatie.concertgebouw.nl/schilderijen-‐van-‐een-‐tentoonstelling staan alle muziekfragmenten en filmpjes die u nodig heeft bij het geven van de lessen. Per les is er een aparte pagina. Van de liedjes zijn er twee versies. In de eerste versie wordt het lied voorgezongen. De tweede versie is een instrumentale versie, met deze versie kunnen de leerlingen meezingen. Bij voorkeur leert u de liedjes zelf aan de leerlingen aan. Ook staan er een aantal filmpjes op de site waarin de bewegingen bij de muziek worden voorgedaan. U kunt de filmpjes gebruiken om de bewegingen in te studeren. Bij voorkeur leert u de bewegingen vervolgens zelf aan de leerlingen aan. Zet tijdens de voorbereidingen voor het concert regelmatig de muziek van Schilderijen van een tentoonstelling aan in de klas. Op de website is een aparte pagina met alle muziek van het stuk. Zingen met kinderen Op de volgende pagina’s worden tips gegeven voor het zingen met kinderen. Wij raden u aan deze tips door te lezen en te gebruiken tijdens de voorbereidende lessen. Op educatie.concertgebouw.nl/schilderijen-‐van-‐een-‐tentoonstelling kunt u van een aantal van de beschreven oefeningen een filmpje bekijken. Wij wensen u en de kinderen veel plezier tijdens de voorbereidende lessen en het concert.
3
Geluidsfragmenten en filmpjes
U vindt alle geluidsfragmenten en filmpjes op educatie.concertgebouw.nl/schilderijen-‐van-‐een-‐tentoonstelling Geluidsfragmenten 1. Promenade 1 met zang 2. Promenade 1 instrumentaal 3. Promenade 2 met zang 4. Promenade 2 instrumentaal 5. Het oude kasteel met zang 6. Het oude kasteel instrumentaal 7. Promenade 1 orkestversie 8. Gnomus orkestversie 9. Promenade 2 orkestversie 10. Il vecchio castello orkestversie 11. Promenade 3 orkestversie 12. Les Tuileries orkestversie 13. Bydlo orkestversie 14. Promenade 4 orkestversie 15. Ballet of the Unhatched Chickens orkestversie 16. Samuel Goldenberg & Schmuyle orkestversie 17. Limoges orkestversie 18. Catacombae orkestversie 19. Cum Mortuis in Lingua Mortua orkestversie 20. Baba Yaga orkestversie 21. The Heroic Gate – Imperial city of Kiev orkestversie 22. Bydlo pianoversie 23. Dans van de kuikens pianoversie Filmpjes 1. Wow… Het Concertgebouw! 2. Acteur Michel Sorbach stelt zich voor 3. Dirigent Jurjen Hempel stelt zich voor 4. Het Koninklijk Concertgebouw en Het Koninklijk Concertgebouworkest 5. Tuileries 6. Bydlo 7. Dans van de kuikens 8. Baba Yaga
4
Schilderijen van een tentoonstelling
Zingen met kinderen
Zingen met kinderen zorgt voor plezier en een prettige sfeer in de klas. Onderstaande simpele tips kunnen u helpen om elke muziekles, hoe kort ook, weer voort te bouwen op de vorige en zo een positief resultaat bereiken. Waarom is h et g oed o m m et e en g roep k inderen t e z ingen? – Zingen zorgt voor het ontwikkelen van goede gewoontes. – Met zingen werk je naar een eindresultaat toe en worden de kinderen uitgedaagd om steeds een stapje verder te zetten. – Zingen zorgt voor plezier! Welke g oede g ewoontes k un je h anteren in d e l es? – Begin elke les met een warming-‐up (kijk voor tips bij het kopje warming-‐up). – Maak van zingen een regelmatig terugkerende activiteit en ga niet alleen zingen als extraatje als al het andere werk is gedaan. – Stimuleer de leerlingen om goed naar elkaar en naar het zingen te luisteren. Was het zuiver en zong iedereen tegelijk? – Stimuleer stilte van de leerlingen voor en na het zingen van elk lied. – Probeer eens verschillende vormen van stemgebruik uit, denk hierbij bijvoorbeeld aan typetjes: een boze heks, een verdrietige jongen, etc. Hiermee kan het komende verhaal ook mooi geïntroduceerd worden. – Zing (delen van) het lied op verschillende manieren: harder, zachter, met een ander ritme, fluisterend, het ritme klappend, enzovoort. – Zet sterke zangers bij elkaar, vanuit dit sterke groepje zangers krijgt de rest van de groep meer zelfvertrouwen. – Voeg bewegingen toe, bijvoorbeeld een klap of stap. – Articuleer duidelijk, streef naar goed verstaanbare klinkers en medeklinkers. – Werk met de leerlingen aan een houding waarbij ze steeds beter willen worden en beter willen leren zingen. – Werk toe naar een uitvoering, laat de groep meedenken over de uitvoering en de presentatie. Warming-‐up Een goede warming-‐up is erg belangrijk. Een warming-‐up is de start van de les en niet alleen om het lichaam en de stem op te warmen, maar ook om de aandacht en concentratie van de leerlingen te krijgen. Plezier is één van de belangrijkste dingen van een warming-‐up! Tijdens een warming-‐up komen de volgende aspecten voorbij: – Losmaken van stem en lichaam – Focus en concentratie – Versterken van het groepsgevoel – Ademhaling – Verhogen van de energie Enkele a andachtpunten t ijdens e en w arming-‐up: – Variatie: z org v oor v ariatie in d e w arming-‐up z odat iedereen b ij d e les blijft. – Staan en zitten: wanneer leerlingen zingen moeten ze vrij kunnen bewegen om rustig en ontspannen te kunnen ademhalen. Staan tijdens het zingen heeft daarom de voorkeur boven zitten. – Oude bekende en nieuwe dingen: door terug te grijpen naar opdrachten en spelletjes die leerlingen al kennen versterkt u het groepsgevoel en kunnen de leerlingen ontspannen. Wissel deze oude bekende opdrachten en spelletjes af met nieuwe opdrachten en spelletjes zodat de leerlingen geïnteresseerd en enthousiast blijven.
5
Oefeningen voor de warming-‐up Op educatie.concertgebouw.nl/schilderijen-‐van-‐een-‐tentoonstelling kunt u van een aantal van onderstaande oefeningen een filmpje bekijken. Houding e n losmaken v an h et l ichaam – Schud eerst alle lichaamsdelen met de leerlingen los, denk aan armen en benen maar ook aan handen, vingers, tenen, neus, ogen, etc. Hoe kun je deze lichaamsdelen afzonderlijk van de rest bewegen? Bedenk hier met de leerlingen oplossingen voor. – Laat de leerlingen in de juiste zanghouding staan; rechtop met de voeten op heupbreedte en het gewicht over beide voeten verdeeld, zodat je goed in evenwicht staat. Vraag de leerlingen in te ademen terwijl ze op hun tenen gaan staan en proberen het plafond aan te raken. Bij de uitademing laten zij hun hele lichaam naar beneden vallen en hun hoofd naar voren. – De leerlingen gaan nu weer rechtop staan en zorgen ervoor dat hun schouders los zijn, hun armen losjes langs hun lichaam hangen, hun knieën niet op slot staan en hun handen en kaak ontspannen zijn. – Wanneer de leerlingen zittend zingen, stimuleer dan dat zij rechtop zitten en alle lichaamsdelen ontspannen zijn. Ademhaling – De leerlingen ademen diep in en uit terwijl hun schouders ontspannen zijn. – Laat de leerlingen dan acht tellen inademen, hun adem twee tellen vasthouden en dan weer vier tellen uitademen. Herhaal dit een aantal keer. – Probeer eens om de leerlingen zonder geluid te laten inademen en veel geluid te laten maken bij het uitademen. Probeer het dan eens andersom, met veel geluid inademen en zonder geluid uitademen. – Herhaal de oefening nog eens, maar ‘sis’ nu op de uitademing. Door deze oefening worden leerlingen zich bewust van hoe je controle kunt hebben op de uitademing als je aan het zingen bent. – Als laatste oefening, in plaats van ‘sissen’, neuriën de leerlingen op de uitademing. Dan maken de leerlingen langzaam een ‘o’ van hun mond en zingen ‘o’. Hoe klinkt het met iedereen samen? Stemoefeningen – Iedereen schudt zijn armen, benen, voeten en alle andere lichaamsdelen en maakt bij elke beweging een geluid. Probeer eens lage en hoge geluiden, heeft dat effecten op de bewegingen? – De leerlingen gapen heel luidruchtig en rekken zich helemaal uit. Voelen ze zich nu ontspannen? – Zing met de kinderen een lange noot op bijvoorbeeld de klinker ‘oe’. Vraag hen te zingen als een operazanger. Laat de leerlingen dit uitproberen door de ruimte op te zoeken in de klas en met hun houding en gezichtsuitdrukking net te doen alsof ze operazangers zijn. Verander de klinker, naar ‘aa’ en ‘oo’. Welke klinker zingt het makkelijkst? – De leerlingen beelden in dat ze een heks zijn of een zoemende mug en maken daarbij een hoog nasaal geluid. Het geluid wordt langzaam een ‘a’. Houd deze ‘a’ even vast. Focus en versterken van het groepsgevoel – Geef een klap in de handen in de richting van de leerling aan de rechterkant. Deze leerling geeft de klap door aan de volgende, net zo lang tot de klap de hele kring is rond geweest. Samen moeten de leerlingen ervoor zorgen dat de klap in hetzelfde ritme blijft, of versnelt, of juist vertraagt. Je kunt de oefening moeilijker maken door een klap beide richtingen uit te geven. – Tel tot drie en laat alle kinderen hun naam zeggen met een zelf bedachte beweging erbij. Ga daarna de kring rond, ieder kind mag zijn naam met
6
Schilderijen van een tentoonstelling
beweging voordoen, waarna de rest van de klas het zo goed mogelijk na probeert te doen. Algemene tips In de lessen wordt het aanleren van de liedjes aangeboden door middel van voor-‐ en nazingen. U zingt dan een regel voor en de leerlingen herhalen deze. Probeer de leerlingen steeds te laten luisteren naar de melodie en de tekst. Dit stimuleert u door middel van voor-‐ en nazingen en door de leerlingen vooraf een luisteropdracht mee te geven, bijvoorbeeld; ‘wat heeft het kind in het lied allemaal al gedaan?’. Leerlingen leren veel door herhaling. Daarom raden wij u aan om de liedjes regelmatig in de klas te laten horen en de geleerde liedjes veel te herhalen. Dit is wenselijk voor het goed kennen van de liedjes. Jonge kinderen Ook met jonge leerlingen is het belangrijk om goed in te zingen. Om de stemmen van de leerlingen op te warmen kunt u bijvoorbeeld korte melodieën voorzingen, de leerlingen herhalen deze. Een andere oefening is dat de leerlingen uw vinger volgen. Vertel de leerlingen dat het een vlieg is en dat ze met de beweging mee mogen zingen. Omhoog betekent hoger zingen, omlaag betekent lager zingen. Bodypercussie Voor het aanleren van de bodypercussie kunnen dezelfde stappen gehanteerd worden als bij het aanleren van een lied. Over het algemeen wordt de papegaaitechniek het meest gebruikt voor het aanleren van bodypercussie. Hierbij speelt de leerkracht een gedeelte voor, waarna de leerlingen dit herhalen. Deel de bodypercussie in kleinere stukken op. Speel eerst de aangeleerde delen achter elkaar door, alvorens een volgend deel aan te leren. Let altijd op de kwaliteit en speelwijze van de verschillende klanken: Borst: diepe klank Bovenbeen: feller, hoger geluid Klap: stevige aanslag Stamp: diepe klank en ‘in de grond’ gespeeld Verder is het, net als bij zingen, van belang dat de leerlingen gelijk en energiek spelen. Hoe strakker u het ritme met uw klas instudeert, hoe mooier het straks in Het Concertgebouw klinkt. Wij wensen u en de leerlingen veel plezier tijdens de voorbereidende lessen en het concert.
7
Les 1: Promenade Nodig: – Geluidsfragment 1 t/m 4, 7 en 9 – Bijlage 1 – Liedtekst 1 – Bladmuziek 1 + 2 + 3 – Film 1 + 2 Tijd: – Ongeveer 45 minuten Voorbereiding: – Zorg dat u het lied Promenade 1 en Promenade 2 kent (geluidsfragment 1 en 3). – Lees de informatie uit bijlage 1. – Bekijk film 1 en 2. In deze les: – Horen de leerlingen dat ze naar een concert gaan en leren ze twee versies van het lied Promenade. Inleiding • Vertel de leerlingen dat ze binnenkort naar een concert gaan in Het Koninklijk Concertgebouw. Vertel over dit bijzondere gebouw en gebruik bij het vertellen de informatie uit bijlage 1. • Bespreek met de leerlingen hoe het is om naar een concert te gaan. Wie is er wel eens naar een concert geweest? Hoe gaat dat? (jas ophangen, juiste stoel kiezen etc) • Bekijk daarna film 1 waarin Daan en Sarah alvast een kijkje nemen in Het Concertgebouw. • Vertel dat tijdens het concert de muziek van de Russische componist Modest Moessorgski centraal staat. Een componist is iemand die muziek schrijft. Moessorgski bezocht een tentoonstelling met schilderijen van zijn vriend Viktor Hartmann en was daar zo van onder de indruk dat hij muziek bij de schilderijen schreef. Die muziek staat nu bekend als het stuk Schilderijen van een tentoonstelling en wordt, ondanks dat het al ruim 140 jaar geleden geschreven is, nog vaak gespeeld tijdens concerten. • De beroemde muziek zullen de kinderen gaan horen tijdens het concert en ze zullen zelf ook meedoen! • Acteur Michel Sorbach zal tijdens het concert de rol van componist vertolken. Bekijk met de leerlingen film 2 waarin hij zich voorstelt. • De componist noemt zichzelf Petrovitsj in de voorstelling, dat is de tweede naam van Moessorgski. En hij heeft dus geen inspiratie. Wat doen de leerlingen als ze ergens geen inspiratie voor hebben? Bijvoorbeeld voor het maken van een tekening? Bespreek dit kort met de leerlingen. Kern Luisteropdracht • Om de verschillende stukken met elkaar te verbinden schreef Moessorgski een stuk muziek dat hij ‘Promenade’ noemde. Promenade betekent wandeling. Dit stukje muziek komt vaker terug in het stuk en verklankt de wandeling die je maakt van het ene naar het andere schilderij. • Laat geluidsfragment 7 horen (t/m minuut 0:30), dit is de melodie van de Promenade, de wandeling. Stel vooraf de volgende luistervragen:
8
Schilderijen van een tentoonstelling
–
•
• •
In de muziek hoor je als het ware een vraag en antwoord. Laat de kinderen hun vinger opsteken als zij denken dat het antwoord op de vraag in de muziek begint. (Dit gebeurt drie keer: de trompet stelt de vraag, het orkest geeft antwoord.) – Welk instrument speelt de vraag? (de trompet) Hebben alle kinderen de vraag en het antwoord in de muziek gehoord? Beluister nogmaals geluidsfragment 7 (t/m minuut 0:30) en laat iedereen zijn vinger opsteken op het moment dat er een antwoord komt op de muzikale vraag. Vraag de leerlingen welke instrumenten ze naast de trompet hebben kunnen horen en hebben herkend. De leerlingen zullen het lied nu leren en zowel de vraag als het antwoord meezingen.
Lied Promenade 1 aanleren • De leerlingen gaan een lied leren op deze melodie dat ze tijdens het concert meerdere keren zullen zingen. Elke keer als er ‘gewandeld’ wordt naar een volgend schilderij klinkt de Promenade en zingen de leerlingen mee. • Leer eerst het ritme van de tekst aan door de tekst in stukjes voor te spreken en de leerlingen te laten naspreken. Klap mee bij het spreken. Elk vakje is 1 klap. Als je zingt in maat en de-‐ ze me-‐ lo-‐ de met Zie je zo-‐ maar we-‐ reld staan vol fan-‐ ta-‐ een ont-‐ En al-‐ les wat hoort tot het ein-‐ de van je aan het Lijkt zelf weer aan-‐ spoord door le din-‐ gen die ge-‐ al-‐ je • Bekijk bladmuziek 1 via het digibord. Hier staat het ritme van de tekst aangegeven. Stel de kinderen de volgende vragen: – Welke twee soorten noten zie je? (noten die los staan en noten die aan elkaar vastzitten) – Als je de tekst in het ritme opzegt zoals net geleerd en meeleest met de noten, kun je dan het verschil ontdekken tussen de noten die los zijn en de noten die aan elkaar zitten? (de noten die aan elkaar vastzitten zijn sneller dan de noten die los staan) De noten die los staan heten kwartnoten, de noten met een vlaggetje die in dit geval aan elkaar zitten heten achtste noten. – Extra: Wat betekenen de cijfers 5/4 en 6/4? (5/4 betekent dat er 5 tellen (kwartnoten) in de maat zitten, 6/4 dat er 6 tellen in de maat zitten) • Luister vervolgens naar geluidsfragment 1 waarin de melodie van Promenade 1 wordt voorgezongen. De begintoon wordt drie keer gespeeld, daarna begint het lied. • Bespreek met de leerlingen waar het lied over gaat en bespreek de woorden uit het lied die ze niet kennen. • Leer de melodie aan de kinderen aan door middel van voor-‐ en nazingen. • Extra: bekijk bladmuziek 2 waarin de hoogte van de noten staat opgeschreven en benoem de verschillen met bladmuziek 1.
die
sie
lied
ziet
9
Lied Promenade 2 aanleren • Laat de kinderen vervolgens geluidsfragment 9 horen en stel vooraf de volgende luistervragen: – Wat is er nu anders dan bij het vorige fragment met de trompet? (de muziek klinkt zachter, het tempo is veel langzamer en er spelen andere instrumenten: hoorn, klarinet, fagot, hobo en fluit) – Waarom zou Moessorgki dit zo gecomponeerd hebben? (bijvoorbeeld omdat hij een rustige wandeling wilde weergeven) – Wat vind je van deze versie van de Promenade? • Laat de leerlingen Promenade 2 horen (geluidsfragment 3) en stel de volgende luistervragen: – Wat is er gebeurd met het tempo? (dat is langzamer) – Wat is er gebeurd met de melodie? (de melodie is hetzelfde gebleven) – Wat is er gebeurd met het volume? (het klinkt zacht) • Leer vervolgens Promenade 2 aan de kinderen aan door middel van voor-‐ en nazingen. Het is belangrijk dat de kinderen bij Promenade 2 echt zacht zingen, zodat het past bij de sfeer van de muziek van het orkest die ze net gehoord hebben. Tijdens het concert zullen ze dat ook doen. Wijs de leerlingen erop dat Promenade 2 begint met de hoorn. Promenade 1 (de hardere variant) begint met de trompet. Afsluiting • Zing nogmaals Promenade 1 en 2. Gebruik indien mogelijk de instrumentale versie (geluidsfragment 2 en 4). Schilderijententoonstelling maken • Laat de kinderen een schilderij maken bij de muziek van de Promenade en maak daarmee een schilderijententoonstelling in de klas. • Doe dit ook na de volgende lessen, zodat de leerlingen bij elk muziekstuk een schilderij maken. De leerlingen kunnen gebruik maken van verschillende technieken (verf, wasco, ecoline, potlood, krijt, inkt). Laat de leerlingen kiezen welke techniek ze het beste bij de muziek vinden passen. Zet altijd de muziek aan tijdens het schilderen. Muziek luisteren • Zet tijdens de voorbereidingen voor het concert regelmatig de muziek van het stuk Schilderijen van een tentoonstelling aan in de klas. Op de website is een aparte pagina om het stuk te luisteren (geluidsfragement 7 t/m 21) Extra Muzikale wandeling • Maak met de kinderen een muzikale wandeling. Zet een geluidsfragment aan (kies uit geluidsfragment 7 t/m 21) en laat de kinderen lopen op de muziek. Zet daarna steeds een ander geluidsfragment op. Tijdens het lopen passen ze het tempo en de manier van lopen aan op het ritme en de sfeer van de muziek.
10
Schilderijen van een tentoonstelling
Les 2: Het oude kasteel Nodig: – – – – – –
Geluidsfragment 5, 6 en 10 Liedtekst 2 Bladmuziek 4 Film 3 + 4 Bijlage 2 + 3 Bijlage 4 (extra)
Tijd: – Ongeveer 45 minuten Voorbereiding: – Zorg dat u het lied Het oude kasteel kent. – Lees de informatie uit bijlage 2 en 3. – Bekijk film 3 en 4. In deze les: – Leren de kinderen het lied Het oude kasteel en leren de kinderen over Het Koninklijk Concertgebouworkest. Inleiding • Herhaal met de leerlingen wat ze in de vorige les geleerd hebben. Waar gaan ze naartoe? Welke liedjes hebben ze geleerd? Wie was de componist? • Componist Moessorgski schreef muziek na het zien van een schilderijententoonstelling. De muziek die hoort bij de wandeling tussen de schilderijen, ‘Promenade’, hebben de leerlingen in de vorige les geleerd. In deze les staat een oud kasteel centraal. Het schilderij van het oude kasteel dat Moessorgski inspireerde voor de muziek is helaas verloren gegaan, dus we weten niet meer hoe het schilderij eruit heeft gezien. • Bespreek met de kinderen wat voor muziek zij vinden passen bij een oud kasteel. Is het snelle of langzame muziek? Hard of zacht? Vrolijk of droevig? ’Licht’ of ‘donker’? Waarom vind je dat? • Luister met de leerlingen aandachtig naar geluidsfragment 10 (t/m minuut 1:08). Dit is de muziek die de componist heeft geschreven bij het schilderij van het oude kasteel. Komt deze muziek overeen met wat de leerlingen net hebben genoemd? Bespreek dit kort na met de leerlingen. Kern Lied aanleren • Tijdens het concert zullen de kinderen met het lied over het oude kasteel gaan meezingen. De melodie die wordt gespeeld door de saxofoon (een minder gebruikelijk instrument in een symfonieorkest) gaan de kinderen meezingen. • Beluister geluidsfragment 5 waarin het lied wordt voorgezongen en vraag de kinderen vooraf om te luisteren waar het lied over gaat (zie liedtekst). Bespreek dit na het luisteren na. • Leer het lied vervolgens zin voor zin aan door middel van voor-‐ en nazingen. Begin met een kort stukje en maak de voorgezongen stukjes steeds langer.
11
Het orkest • Tijdens het concert zal de muziek gespeeld worden door een groot orkest: Het Koninklijk Concertgebouworkest. Dit is één van de beroemdste orkesten van de hele wereld. Het is bijzonder dat de leerlingen dit orkest gaan horen. Bespreek met de kinderen het volgende: – Wat is een orkest? – Welke instrumenten spelen er in een symfonieorkest? (o.a. violen, altviolen, celli, contrabassen, dwarsfluit, hobo, klarinet, fagot trompet, trombone, hoorn en slagwerk) Bekijk hierbij de afbeelding in bijlage 2. – Waarom staat er altijd iemand voor het orkest? (om te zorgen dat iedereen in het orkest gelijk speelt) – Hoe heet die persoon? (de dirigent) • Bekijk film 3 waarin dirigent Jurjen Hempel zichzelf voorstelt. • Bekijk film 4 over Het Koninklijk Concertgebouw en Het Koninklijk Concertgebouworkest. In bijlage 2 vindt u extra informatie over het orkest en een afbeelding van de opstelling van een symfonieorkest. In bijlage 3 vindt u extra informatie over de instrumenten van het symfonieorkest om met de leerlingen te bespreken. • Bespreek met de leerlingen wat ze hebben gezien en wat hen is opgevallen. Afsluiting • Zing het lied Het oude kasteel met de instrumentale versie (geluidsfragment 6). • Herhaal Promenade 1 en 2 uit de vorige les, gebruik hierbij zoveel mogelijk de instrumentale versies (geluidsfragment 2 en 4). Schilderijententoonstelling maken • Laat de kinderen een schilderij maken bij de muziek uit deze les voor de schilderijententoonstelling. Laat ze weer kiezen welke techniek ze het beste bij de muziek vinden passen. Zet altijd de muziek aan tijdens het schilderen. Extra Verhaal schrijven • Laat de kinderen een kort verhaal schrijven met als titel ‘Het oude kasteel’. Zet daarbij geluidsfragment 10 aan. Geluiden in het kasteel • In bijlage 4 ziet u een grafische notatie van verschillende geluiden. Bedenk met de klas welk geluid er bij de tekening hoort en voer dat uit met de klas (een hand voor klappen in je handen, een S voor een sissend geluid, een schoen voor een stamp, een uil voor het geluid van een uil). Voeg eventueel instrumenten toe waar de leerlingen op kunnen spelen. Wijs vervolgens een tekening aan en laat de klas eenmalig het bijpassende geluid maken. Voeg in de lege vakken extra tekeningen toe die u met de klas verzint (binnen het thema van het oude kasteel), inclusief het bijbehorende geluid. • Verdeel de klas daarna in groepen en geef elk groepje een bepaald geluid. Als u de tekening aanwijst maakt de betreffende groep het geluid. Wijs er ook eens twee aan en probeer de geluiden in een ritme aan te wijzen. Daarna kunt u een leerling laten aanwijzen, die is dan de dirigent. • Laat de leerlingen vervolgens in groepjes zelf een kasteel tekenen en een route maken met bijbehorende geluiden. Welke tekening zetten ze in welke kamer? Welk geluid hoort daarbij? De leerlingen voeren hun route door het kasteel vervolgens uit voor de klas, ze hebben zo hun eigen compositie gemaakt.
12
Schilderijen van een tentoonstelling
Les 3: Tuileries Nodig: – Geluidsfragment 12 – Film 5 – Schoolinstrumenten (extra) Tijd: – Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: – Zorg dat u de bodypercussie van Tuileries kent (zie film 5). In deze les: – Leren de kinderen de bodypercussie bij het stuk Tuileries. Inleiding • Herhaal met de leerlingen wat ze in de vorige lessen geleerd hebben. Waar gaan ze naartoe? Welke liedjes hebben ze geleerd? Wat voor muziek klinkt er op het concert? Wie heeft de muziek geschreven? Door wie wordt de muziek tijdens het concert gespeeld? Welke instrumenten zitten er in het orkest? • Doe met de leerlingen een warming-‐up oefening: tik 8 keer op je hoofd, 8 keer op je schouders, 8 keer op je knie en 8 keer op je tenen en laat de kinderen direct meedoen. Allemaal precies tegelijk in hetzelfde tempo. Herhaal dit maar tik dan 6 keer. Herhaal daarna nog eens met steeds minder tikken per keer (4,3,2,1). Blijf steeds in hetzelfde tempo tikken. • Uitbreiding: Zing het lied hoofd-‐schouders-‐knie en teen en doe de bewegingen erbij. Laat vervolgens per keer dat je het lied zingt 1 woord weg, dat wordt vervangen door mmm, dus: mmm-‐schouders-‐knie en teen; mmm-‐mmm-‐knie en teen enz. Kern Luisteropdracht • Componist Moessorgski schreef muziek bij verschillende schilderijen. Luister met de kinderen naar geluidsfragment 12 en laat ze benoemen wat voor beelden zij bij de muziek voor zich zien en waarom. • Moessorgski schreef deze muziek bij een schilderij van spelende kinderen in het Parijse stadspark Tuileries (ook dit schilderij is verloren gegaan). Luister nogmaals met de leerlingen naar geluidsfragment 12 en stel vooraf de volgende vragen: – Hoe hoor je de spelende kinderen in de muziek? (de muziek is licht beweeglijk en vrolijk) – Wat denk je dat ze aan het doen zijn? • Bespreek de antwoorden van leerlingen op de luistervragen. • Tijdens het concert zullen de kinderen op deze muziek een bodypercussie uitvoeren die ze nu gaan leren. Bewegingen aanleren • Leer de bewegingen bij Tuileries aan. U kunt de bewegingen met behulp van film 5 instuderen. U leert de bewegingen vervolgens zelf aan de leerlingen aan. Eerst zonder muziek in korte stukjes in een langzaam tempo. Daarna in het tempo op de muziek.
13
Geluidsfragment 12 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen 3x 8 tellen (de muziek is langzamer) 3x 8 tellen 4 tellen 4 tellen 4 tellen
(zie film 5) Handen 4x op bovenbenen klappen op de maat van de muziek Handen tegelijk in een cirkel omhoog, vingers bewegen en weer terug naar bovenbenen Handen 4x op bovenbenen klappen op de maat van de muziek Handen tegelijk in een cirkel omhoog, vingers bewegen en weer terug naar bovenbenen Handen 4x op buik klappen op de maat van de muziek Handen tegelijk in een cirkel omhoog, vingers bewegen en weer terug naar buik Handen 4x op buik klappen op de maat van de muziek 4x op je borst klappen 4x in je handen klappen, boven je hoofd Handen tegelijk naar beneden bewegen, vingers bewegen en weer terug naar bovenbenen Handen 4x op bovenbenen klappen op de maat van de muziek Handen tegelijk in een cirkel omhoog, vingers bewegen en weer terug naar bovenbenen Kijk met je hand boven je ogen van rechts naar links en terug (bijvoorbeeld omdat je iemand zoekt met verstoppertje) Stap op de plaats Grote beweging met armen, “kom allemaal” Handen 4x op bovenbenen klappen op de maat van de muziek Handen tegelijk in een cirkel omhoog, vingers bewegen en weer terug naar bovenbenen Blijf staan tot muziek is afgelopen
4 tellen Afsluiting • Zing de liedjes uit de vorige lessen, gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Schilderijententoonstelling maken • Laat de kinderen een schilderij maken bij de muziek uit deze les voor de schilderijententoonstelling. Laat ze weer kiezen welke techniek ze het beste bij de muziek vinden passen. Zet altijd de muziek aan tijdens het schilderen. Extra Grafische partituur • Laat de leerlingen een grafische partituur maken van het stuk waarop ze net bewegingen hebben geleerd. Hoe ziet het stuk er uit als je het in je eigen ‘muzikale schrift’ mag opschrijven?
14
Schilderijen van een tentoonstelling
Muzikaal kinderspel • Maak groepjes en geef elk groepje een kaartje waarop een bekend spelletjes staat, bijvoorbeeld: verstoppertje, hinkelen, tikkertje, touwtje springen enz. • Bespreek met de kinderen wat voor soort muziek er bij het spelletje zou passen: hoog of laag? Snel of langzaam? • De leerlingen maken met bodysounds, zang en instrumenten een kort muziekstuk dat pas bij hun spel. • De leerlingen laten hun compositie aan de rest van de klas horen. Welk spel hebben zij verklankt?
15
Les 4: Bydlo Nodig: – Geluidsfragment 13 + 22 – Film 6 – Bijlage 3 (herhaling les 2) Tijd: – Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: – Zorg dat u de bewegingen van Bydlo kent (zie film 6). – Lees nogmaals de informatie over de instrumenten van het orkest (zie bijlage 3, in les 2 is dit ook aan bod gekomen). – Bedenk een aantal vragen voor de instrumentenquiz (extra). In deze les: – Leren de kinderen bewegingen op de muziek van Bydlo en worden de verschillende instrumenten uit het symfonieorkest behandeld. Inleiding • Herhaal met de leerlingen wat ze in de vorige lessen geleerd hebben. Waar gaan ze naartoe? Welke liedjes hebben ze geleerd? Wat voor muziek klinkt er tijdens het concert? Wie heeft de muziek geschreven? Door wie wordt de muziek tijdens het concert gespeeld? • Doe met de leerlingen een warming-‐up: – wrijf in uw handen en laat de leerlingen meteen meedoen en uw bewegingen volgen. – Laat het wrijven over gaan in zachtjes klappen. Ga steeds langzamer klappen en doe de handen steeds verder uit elkaar (als een krokodillenbek). – Houd de spanning vast op het moment dat de handen uit elkaar zijn en ieder moment naar elkaar toe kunnen gaan voor een klap. Daag de leerlingen uit d.m.v. oogcontact om precies tegelijk met u mee te klappen. – Verras de leerlingen door in tempo te versnellen en te vertragen. – Als dit goed gaat kan een leerling ‘de dirigent’ zijn en de bewegingen aangeven. Kern Luisteropdracht • Componist Moessorgski schreef muziek bij verschillende schilderijen. Luister met de kinderen naar geluidsfragment 13 en laat ze benoemen wat voor beelden zij bij de muziek voor zich zien en waarom. • Moessorgski schreef deze muziek bij een schilderij van een oude kar, een ossenwagen. De muziek verklankt de zware draaiende wielen van de ossenwagen. • Luister nogmaals met de kinderen naar geluidsfragment 13 en stel vooraf de volgende vragen: – Hoe hoor je de beweging van de de kar in de muziek? (je hoort een doorgaand ritme in de lage begeleiding, waardoor je een ‘rijdend’ gevoel krijgt) – Hoe hoor je dat het een zware, grote kar is? (door de donkere, lage klanken en het langzame ritme van de muziek voelt het zwaar) • Bespreek de antwoorden op de vragen.
16
Schilderijen van een tentoonstelling
•
Luister nogmaals het begin van geluidsfragment 13 (t/m minuut 1:33) en stel vooraf de volgende vragen: – Welk instrument speelt de solo in het begin? (tuba) – Welke instrumenten spelen na de tuba de melodie? (de violen)
Orkest • Herhaal met de kinderen de informatie uit bijlage 3 over de instrumenten van het symfonieorkest. Stel eerst de volgende vragen: – Welke instrumentgroepen zijn er? (strijkinstrumenten, blaasinstrumenten en percussieinstrumenten) – Bij welke groep hoort de tuba die ze in de muziek hebben gehoord? (blaasinstrumenten, specifiek de koperblaasinstrumenten) – Bij welke groep horen de violen? (strijkinstrumenten) • Laat de kinderen per instrument uit bijlage 3 vertellen wat ze van het instrument weten, vul dit aan met de informatie uit de bijlage. Bewegingen aanleren • Tijdens het concert zullen de leerlingen bewegingen uitvoeren op de muziek die ze net gehoord hebben. • Leer de bewegingen op de muziek aan, gebruik daarbij film 6. Geluidsfragment 13 (zie film 6) Tuba solo Geen beweging, kinderen zitten en luisteren (minuut 0:00-‐0:49) naar de solo Violen Kinderen zitten en maken kleine ronddraaiende (0:49-‐1:29) bewegingen met de armen als de wielen van de kar 1:29-‐1:33 Kinderen staan op in een langzame beweging Roffel kleine trom Zware spullen doorgeven van rechts naar links (1:33-‐1:42) op de maat van de muziek Op melodie violen Stamp-‐klap (boven je hoofd) (1:42-‐1:49) Stamp-‐klap-‐klap (boven je hoofd) Roffel kleine trom Zware spullen doorgeven van rechts naar links (1:49-‐1:56) op de maat van de muziek Tuba solo Kinderen gaan zitten in slow motion en luisteren (1:56-‐eind) goed naar de solo Luisteropdracht • De muziek van Schilderijen van een tentoonstelling is door Moessorgski geschreven voor piano. Later is het door meerdere componisten, waaronder Ravel, aangepast voor orkest. Beluister met de leerlingen de pianoversie van Bydlo (geluidsfragment 22). Wat zijn de overeenkomsten met de orkestversie? Wat zijn de verschillen? Welke versie vinden de kinderen beter passen bij de ossenwagen? Welke versie vinden de leerlingen mooier? Waarom? Afsluiting • De dirigent staat voor een orkest en geeft de maat van de muziek aan. Laat een leerling de klas ‘dirigeren’ wat voor bewegingen zij moeten maken. Als de dirigent langzaam beweegt, beweegt de klas ook langzaam. Als de dirigent kleine gebaren maakt, maakt de klas ook kleine bewegingen. Laat daarna een andere leerling dirigeren. • Zing de liedjes uit de vorige lessen, gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Herhaal ook de geleerde bewegingen.
17
Schilderijententoonstelling maken • Laat de kinderen een schilderij maken bij de muziek uit deze les voor de schilderijententoonstelling. Laat ze weer kiezen welke techniek ze het beste bij de muziek vinden passen. Zet altijd de muziek aan tijdens het schilderen. Extra Instrumentenquiz • Bedenk met de informatie uit bijlage 3 een aantal vragen en doe met de klas een quiz over de instrumenten van het symfonieorkest. Compositie maken • Laat de leerlingen in groepjes snelle en langzame geluiden bedenken met lijf en stem. Met deze geluiden maken ze zelf een compositie.
18
Schilderijen van een tentoonstelling
Les 5: Dans van de kuikens Nodig: – Geluidsfragment 15 + 23 – Bijlage 5 + 6 – Film 7 Tijd: – Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: – Zorg dat u de bodypercussie van de Dans van de kuikens kent (zie film 7). In deze les: – Leren de kinderen een bodypercussie op de Dans van de kuikens. Inleiding • Herhaal met de leerlingen wat ze in de vorige lessen geleerd hebben. Waar gaan ze naartoe? Welke liedjes hebben ze geleerd? Wat voor muziek klinkt er op het concert? Wie heeft de muziek geschreven? Door wie wordt de muziek tijdens het concert gespeeld? • Bekijk met de leerlingen de afbeelding in bijlage 5 via het digibord. Wat zien de leerlingen op de afbeelding? • Op de afbeelding zie je een kostuumontwerp voor een ballet. Componist Moessorgski zag dit ontwerp op de schilderijententoonstelling. Wat voor soort muziek denken de leerlingen dat er bij dit schilderij past? En waarom? Waar zou het ballet over zijn gegaan? Welk instrumenten zouden er passen bij dit schilderij? Kern Luisteropdracht • Beluister geluidsfragment 15, dit is de muziek die Moessorgski bij het schilderij heeft geschreven. • Komt deze muziek overeen met wat de leerlingen net hebben genoemd? Bespreek dit kort na met de leerlingen. • Dit stuk heet de Dans van de kuikens in de dop. Hoe horen de kinderen de kuikens in de muziek? (er zijn veel korte hoge noten, waardoor je de kuikens als het ware hoort piepen) Bodypercussie aanleren • Bij dit stuk gaan de leerlingen tijdens het concert een bodypercussie uitvoeren. • Leer de bodypercussie stukje voor stukje aan de leerlingen aan. Eerst langzaam zonder muziek, daarna in tempo op de muziek (zie film 7). • Gebruik voor het eerste stuk tot de herhaling (in het schema hieronder tot de ‘lange noot’) de grafische partituur uit bijlage 6 om de bewegingen aan te leren. Zorg dat de leerlingen het uiteindelijk zonder de partituur kunnen uitvoeren.
19
Geluidsfragment 15 4 tellen
4 tellen
8 tellen
4 tellen
4 tellen
8 tellen
4 tellen 4 tellen Lange noot
(zie film 7) Tik 3x met twee vingers op je handpalm op de maat e van de muziek, op de 4 tel veeg je je handpalmen in 1 beweging langs elkaar Tik 3x met twee vingers op je handpalm op de maat e van de muziek, op de 4 tel veeg je je handpalmen in 1 beweging langs elkaar Tik 16 keer op je bovenbenen, links en rechts afgewisseld, van zacht naar iets harder (dit is dus dubbel tempo vergeleken met de beweging hiervoor) Tik 3x met twee vingers op je handpalm op de maat e van de muziek, op de 4 tel veeg je je handpalmen in 1 beweging langs elkaar Tik 3x met twee vingers op je handpalm op de maat e van de muziek, op de 4 tel veeg je je handpalmen in 1 beweging langs elkaar Tik 16 keer op je bovenbenen, links en rechts afgewisseld, van zacht naar iets harder (dit is dus dubbel tempo vergeleken met de beweging hiervoor) Klap 4x in je handen Stap 4x op je plaats, links en rechts afgewisseld Maak een grote cirkel met je armen en breng je handen weer bij elkaar Herhaal vanaf het begin
2x8 tellen
2x8 tellen 2x8 tellen
2x8 tellen
Tussenstuk: Vingers van achter je duim laten wegschieten op de maat van de muziek. Houd je handen hierbij boven je hoofd en schiet verschillende kanten op Veeg handen langs elkaar Vingers van achter je duim laten wegschieten op de maat van de muziek. Houd je handen hierbij boven je hoofd en schiet verschillende kanten op Veeg handen langs elkaar
Herhaal vanaf het begin tot de lange noot, zonder herhaling
Luisteropdracht • De muziek van Schilderijen van een tentoonstelling is door Moessorgski geschreven voor piano. Later is het door meerdere componisten, waaronder Ravel, aangepast voor orkest. Beluister met de kinderen de pianoversie van de Dans van de kuikens (geluidsfragment 23). Wat zijn de overeenkomsten met de orkestversie? Wat zijn de verschillen? Welke versie vinden de leerlingen mooier? Waarom? Afsluiting • Zing de liedjes uit de vorige lessen, gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Herhaal ook de geleerde bewegingen. Schilderijententoonstelling maken • Laat de kinderen een schilderij maken bij de muziek uit deze les voor de schilderijententoonstelling. Laat ze weer kiezen welke techniek ze het beste bij de muziek vinden passen. Zet altijd de muziek aan tijdens het schilderen.
20
Schilderijen van een tentoonstelling
Les 6: Baba Yaga Nodig: – Geluidsfragment 20 – Film 8 – Bijlage 7 Tijd: – Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: – Zorg dat u de bodypercussie van Baba Yaga kent (zie film 8). In deze les: – Leren de kinderen de bodypercussie op de muziek Baba Yaga. Inleiding • Herhaal met de leerlingen wat ze in de vorige lessen geleerd hebben. Waar gaan ze naartoe? Welke liedjes hebben ze geleerd? Wat voor muziek klinkt er op het concert? Wie heeft de muziek geschreven? Door wie wordt de muziek tijdens het concert gespeeld? • In deze les gaan de kinderen kennis maken met een stuk dat gebaseerd is op een Russisch sprookje. Houd met de kinderen een gesprek over sprookjes. Wie kent er een sprookje? Wat is een sprookje precies? Leg ook uit dat sprookjes in verschillende landen verschillend kunnen zijn. • Doe met de leerlingen een warming-‐up: – Sla met uw handen snel op uw bovenbenen en laat de leerlingen uw beweging volgen. Stop abrupt en laat de leerlingen ook direct stoppen. Herhaal dit een aantal keer net zolang tot iedereen tegelijk stopt. – Voeg vervolgens een andere beweging toe die u uitvoert na het slaan op de bovenbenen, bijvoorbeeld: sla op uw bovenbenen en stamp met één voet op de grond. De leerlingen volgen uw weer. Herhaal een aantal keer tot het gelijk gaat. – Voeg nog meer bewegingen toe, laat de leerlingen bewegingen verzinnen die samen een mooi geheel vormen en die u in een ritme kunt uitvoeren. Eindig met een groot gebaar. (Bijvoorbeeld: sla op uw bovenbenen, stamp op de grond, klap in de handen, klap met rechterhand op borst, klap met linkerhand op borst, handen in de lucht terwijl u ‘yeah’ roept.) Kern Luisteropdracht • Luister met de kinderen naar geluidsfragment 20 (t/m 1:10) en laat ze benoemen wat voor beelden zij bij de muziek voor zich zien en waarom. • Vraag de kinderen bij welk sprookje deze muziek zou passen. • Laat vervolgens bijlage 7 zien. Dit is het schilderij dat Moessorgski inspireerde voor het schrijven van de muziek. Wat zien de kinderen op het schilderij? Hoe zou dat passen bij de muziek van net? • Vertel de kinderen vervolgens dat dit een schilderij is van een klok, maar als je goed kijkt zie je iets geks: de klok heeft kippenpoten. En dat verwijst naar het Russische sprookje Baba Yaga. Baba Yaga is een gemene heks die woont in een huis op kippenpoten. Daardoor kan haar huis verplaatsen. • Luister nogmaals naar geluidsfragment 20 (t/m 1:10). Hoe horen de leerlingen de heks in de muziek? (de muziek is dreigend, later hoor je een soort achtervolging)
21
Bodypercussie aanleren • Op deze muziek zullen de leerlingen tijdens het concert een bodypercussie uitvoeren. Deze gaan ze nu instuderen. • Leer de bodypercussie eerst zonder muziek in stukjes aan, in een langzaam tempo. Doe als dat goed gaat de bewegingen op de muziek (geluidsfragment 20 t/m 1:10). • De bewegingen zijn als volgt (zie film 8): Geluidsfragment 20 (t/m minuut 1:10) (zie film 8) 2x 8 tellen -‐ 2x 8 tellen Stap op de plaats 2x 8 tellen Klap op bovenbenen linker-‐ en rechterhand afwisselen 2x 8 tellen Vingers van achter je duim laten wegschieten op de maat van de muziek. Houd je handen hierbij boven je hoofd en schiet verschillende kanten op. 8 tellen klap op klap klap op klap borst borst + stamp 8 tellen klap op klap klap op klap borst borst + stamp 8 tellen Grote cirkelbeweging boven je hoofd met 2 armen (rechts naar links) 8 tellen Grote cirkelbeweging boven je hoofd met 2 armen (links naar rechts) 8 tellen Grote cirkelbeweging boven je hoofd met 2 armen (rechts naar links) 8 tellen Grote cirkelbeweging boven je hoofd met 2 armen (links naar rechts) 8 tellen Klap op borst Beweeg je handen trapsgewijs naar beneden, vingers met 2 handen naar voren. 8 tellen Klap op borst Beweeg je handen trapsgewijs naar beneden, vingers met 2 handen naar voren. 8 tellen Klap op borst Handen Klap op borst Handen trapsgewijs met 2 handen trapsgewijs met 2 handen naar beneden naar beneden 8 tellen Klap op borst Handen Klap op borst Handen trapsgewijs met 2 handen trapsgewijs met 2 handen naar beneden naar beneden 3 x 8 tellen Klap op bovenbenen linker-‐ en rechterhand afwisselen op de maat 8 tellen stamp stamp klap klap stamp stamp klap klap 8 tellen stamp klap stamp klap Trompet speelt, de leerlingen stoppen met bewegen Afsluiting • Zing de liedjes uit de vorige lessen, gebruik zoveel mogelijk de instrumentale versies. Herhaal ook de geleerde bewegingen. Schilderijententoonstelling maken • Laat de kinderen een schilderij maken bij de muziek uit deze les voor de schilderijententoonstelling. Laat ze weer kiezen welke techniek ze het beste bij de muziek vinden passen. Zet altijd de muziek aan tijdens het schilderen. Extra Sprookje schrijven • Laat de leerlingen hun eigen sprookje schrijven. Laat ze hun verhaal beginnen met “Er was eens…”. Benoem de besproken kenmerken van een sprookje nog eens zodat ze die in hun verhaal kunnen verwerken. Kleien • Laat de leerlingen van klei het huis van de heks Baba Yaga maken. 22
Schilderijen van een tentoonstelling
Generale repetitie Nodig: – Geluidsfragment 7, 9, 10, 12, 13, 15 en 20 Tijd: – Ongeveer 30 minuten Voorbereiding: – Geen. (U kunt eventueel andere klassen of ouders uitnodigen als publiek voor de generale repetitie.) In deze les: – Zingen de kinderen nogmaals alle liedjes en doen ze de bewegingen die ze hebben geleerd ter voorbereiding op het concert in Het Concertgebouw. Inleiding • Herhaal met de leerlingen wat ze in de vorige lessen hebben geleerd: waar gaan de kinderen naartoe? Wie spelen er? Op welke instrumenten? Waar gaat het concert over? • De leerlingen gaan in deze les een generale repetitie houden, net als echte artiesten altijd doen. De laatste repetitie voor het concert. Kern • Zing alle liedjes en doe de bewegingen: Geluids-‐ Titel Activiteit fragment 7 Promenade 1 Zang 9 Promenade 2 Zang 10 Het oude kasteel Zang 12 Tuileries Bewegingen 13 Bydlo Bewegingen 15 Dans van de kuikens Bewegingen 20 Baba Yaga Bewegingen • Het is belangrijk dat de leerlingen bij het intro van de muziek meteen weten wat er gaat komen. Afsluiting • Hoe vonden de leerlingen de generale repetitie gaan? Wat ging er goed en wat kan er beter? Klonk Promenade 1 echt anders dan Promenade 2? • Blijf tot de dag van het concert de liedjes en bewegingen herhalen. Hoe beter de leerlingen deze kennen, hoe mooier het resultaat in Het Concertgebouw wordt.
23
Verwerkingsles Tijd: – Ongeveer 30 minuten (afhankelijk van de gekozen activiteit) In deze les: – Reflecteren en verwerken de kinderen het concert in Het Concertgebouw. Voorbereiding – Kies voor deze les één of twee van onderstaande opdrachten uit om met de klas uit te voeren. Kern Kringgesprek • De kinderen zitten in een kring. Vraag de kinderen wat ze vonden van het bezoek aan Het Koninklijk Concertgebouw. Wat zagen ze onderweg naar het gebouw toe en wat zagen ze in het gebouw? Wat vonden ze van het concert? Wat vonden ze mooi en waarom? Wat vonden ze juist niet mooi en waarom? Welk liedje vonden ze het allermooist? Was er ook muziek bij waar ze verdrietig van werden? Of juist vrolijk? Welk gevoel kreeg je bij de muziek? Waar moest je aan denken? Welk instrument vonden ze het allermooist klinken en waarom? Wat deden de musici tijdens het concert? Teken of schilderopdracht • Kies met de kinderen iets uit het dat ze erg mooi vonden. Laat ze uitleggen waarom ze juist dat onderdeel of fragment zo mooi vonden. Laat de kinderen er een tekening of schilderij van maken. Luister tijdens het tekenen of schilderen nog eens naar de muziek. Hang de werkstukken op in het lokaal. Herhalen liedjes en opdrachten • Zing de liedjes en herhaal de bewegingen nog eens met de kinderen. Vraag na elk lied wat er in het concert gebeurde tijdens en rondom het lied. Wat vonden de kinderen daarvan? Welke opdrachten of spelletjes uit de lessen vonden ze leuk om te doen? Herhaal deze nog eens met de klas. Herhalen instrumenten • Hoe heten de instrumenten ook alweer die ze hebben gezien? Wat is het verschil tussen de instrumenten en is er verschil in klank? Laat film 4 nog eens zien, wat vonden ze bijzonder aan elk instrument of juist het hele orkest tijdens het concert? Schilderijententoonstelling • Laat de kinderen bij hun eigen schilderijen vertellen hoe de muziek hen geïnspireerd heeft. Zouden ze nu ze naar het concert zijn geweest het schilderij anders maken? Nodig de ouders van de leerlingen uit om de schilderijententoonstelling te bekijken. Tekening/schilderij voor een musicus • Laat de kinderen één artiest kiezen die ze het leukst, grappigst of het meest bijzonder vonden. Waarom hebben ze voor deze musicus gekozen? Laat de kinderen een tekening of schilderij maken voor een musicus waarop ze laten zien waarmee hij of zij indruk heeft gemaakt. De tekeningen kunt u sturen naar
[email protected].
24
Bijlage 1: Het Koninklijk Concertgebouw Hier vindt u informatie over de geschiedenis van Het Koninklijk Concertgebouw. Laat onderstaande afbeelding aan de leerlingen zien:
Herkennen ze het gebouw? Het is Het Koninklijk Concertgebouw! Vertel dat Het Koninklijk Concertgebouw heel vroeger, toen het net gebouwd was, nog middenin de weilanden stond. Dat is nu wel anders. Er zijn huizen, winkels en musea omheen gebouwd. Er rijdt nu een tram naar het gebouw toe, terwijl je vroeger in je koets naar een concert werd gereden.
Akoestiek Het Koninklijk Concertgebouw is een wereldberoemd gebouw. Dat komt omdat de Grote Zaal een heel goede akoestiek heeft. Dat betekent dat de muziek die er gespeeld wordt heel erg mooi klinkt. Niet alleen omdat de muzikanten zo mooi spelen, maar ook omdat de zaal ervoor zorgt dat de muziek op haar allermooist in de oren van het publiek terechtkomt. Het geluid uit de instrumenten botst tegen de muren en het plafond van de zaal en komt daarna in je oren. De muren en het plafond van Het Koninklijk Concertgebouw zitten precies op de goede plek. En ze zijn van het juiste materiaal gemaakt. Daarom klinkt de muziek er zo mooi. En daarom is Het Koninklijk Concertgebouw zo ontzettend beroemd. Zalen Het Koninklijk Concertgebouw heeft verschillende zalen. Er zijn twee ‘concertzalen’ (zalen die bedoeld zijn om concerten in te geven): -‐ De Grote Zaal -‐ De Kleine Zaal Er zijn twee zalen die even groot zijn als de Kleine Zaal, waarin ook muziek wordt gemaakt, maar niet zo vaak voor publiek: -‐ De Spiegelzaal -‐ De Koorzaal Verder zijn er verschillende ‘foyers’ (een deftig woord voor koffieruimtes), waarin bijvoorbeeld tijdens sommige projecten voor kinderen kleine concertjes worden gegeven. En dan zijn er nog een heleboel ruimtes die je normaal gesproken niet ziet als je naar Het Koninklijk Concertgebouw gaat: -‐ De zolder, die net zo groot is als de Grote Zaal. -‐ De artiestenfoyer, een ruimte waarin de musici kunnen eten en drinken als ze pauze hebben. -‐ De kleedkamers, waar de musici zich kunnen omkleden voor en na het concert. -‐ Een muziekbibliotheek, waar alle muziek wordt bewaard die tijdens de concerten wordt gespeeld. De lier Aan één ding kun je Het Koninklijk Concertgebouw altijd gemakkelijk herkennen. Dat is de gouden lier (een soort harp) die op het dak van het gebouw staat. Je zou niet zeggen dat die lier veel groter is dan jij, maar hij is zelfs veel groter dan jij bent over twintig jaar! Kijk maar:
Schilderijen van een tentoonstelling
Zo ziet Het Koninklijk Concertgebouw er nu uit:
27
Bijlage 2: Het Koninklijk Concertgebouworkest Het Koninklijk Concertgebouworkest is al 127 jaar één van de beroemdste orkesten van de wereld. Maar wat maakt het orkest nou zo bijzonder? Het meest beroemd is het orkest om de klank, die anders is dan de klank van alle andere orkesten. Klank moet je eigenlijk horen. Maar als je het in woorden opschrijft klinken de strijkers van het orkest bijvoorbeeld ‘fluwelig’ en heeft het koper een ‘gouden’ klank. Het orkest klinkt ook zo mooi omdat het altijd speelt in de bijzondere akoestiek van de Grote Zaal van Het Koninklijk Concertgebouw. Het orkest geeft daar ongeveer 80 concerten per jaar. Maar niet elk orkest klinkt in de Grote Zaal zo mooi als het Concertgebouworkest. Het orkest gaat ook vaak op tournee naar andere landen om daar concerten te geven. Soms is dat redelijk dichtbij, bijvoorbeeld naar Frankrijk, maak vaak gaan ze ook ver weg naar bijvoorbeeld Amerika. Per jaar speelt het orkest 40 concerten in het buitenland. De musici die in het orkest spelen komen van over de hele wereld. Er spelen totaal 120 musici in het orkest en die komen uit maar liefst 20 verschillende landen. Om in het orkest te mogen spelen moet je auditie doen voor een hele strenge jury. Alleen de allerbeste musici van de wereld kunnen daarom in het orkest spelen. Per jaar bezoeken ongeveer 250.000 mensen de concerten. Maar omdat het orkest ook vaak op radio en tv is, zijn er nog veel meer mensen die het orkest horen. Voor kinderen heeft het orkest een speciale app ontwikkeld. Hierin staat de muziek van Peter en de Wolf centraal. Kijk voor meer informatie op www.concertgebouworkest.nl Opstelling van een symfonieorkest
28
Schilderijen van een tentoonstelling
Bijlage 3: Instrumenten symfonieorkest Strijkinstrumenten
Viool
Altviool
Cello
Contrabas
Alle strijkinstrumenten hebben snaren waar je overheen gaat (‘strijkt’) met een strijkstok om het geluid te maken. Vandaar de naam strijkinstrumenten. Het stuk van de strijkstok dat langs de snaren strijkt, is van haren gemaakt. Dit zijn de haren van de staart van een paard. Maar je hebt niet altijd een strijkstok nodig, want je kunt ook met je vinger tokkelen op de snaren. Dat heet ‘pizzicato’ (spreek uit: pietsikaatò). Je kunt verschillende tonen maken op een strijkinstrument door de snaren met je vingers in te drukken. Daardoor worden de snaren korter of weer langer en verandert de toon. Je kunt strijkinstrumenten goed herkennen aan de vorm (zie bijlage 5). Alle strijkinstrumenten zijn gemaakt van hout. De viool is de kleinste van de familie. Het kleine broertje of zusje, zou je kunnen zeggen. De viool maakt een mooi hoog en helder geluid en speelt vaak de melodie. De altviool wordt ook wel ‘viola’ genoemd. De altviool is een soort grote zus of broer van de viool. Een altviool is ook iets groter dan de viool. Het geluid dat de altviool maakt, is daarom anders. Het geluid is lager en minder helder dan dat van een viool. Ze zeggen wel dat het geluid van de altviool ‘warmer’ klinkt. De cello is als de moeder van de viool en de altviool. De cello is een stuk groter en ligt niet op iemands schouder maar staat met een grote pin op de vloer. Degene die op de cello speelt, zit op een stoel. Wat denken jullie: klinkt de cello hoger of lager dan de altviool? (lager, want hoe groter het instrument, hoe lager deze klinkt) De contrabas, ook wel bas genoemd, is eigenlijk de vader van de familie. De contrabas is het grootst en hij kan de laagste tonen spelen. De contrabas is zo groot, dat je moet staan of op een hoge kruk moet zitten om op hem te spelen, anders kun je er niet bij. De snaren van de contrabas zijn dikker dan die van een cello, viool en altviool. Ook is de strijkstok van de contrabas het grootst en het zwaarst van alle strijkstokken in de familie.
29
Blaasinstrumenten -‐ houtblaasinstrumenten Bij blaasinstrumenten ontstaat het geluid doordat je lucht in het instrument blaast. Door knoppen op het instrument in te drukken ontstaan de verschillende tonen. Er zijn twee soorten blaasinstrumenten in het orkest: houtblaasinstrumenten en koperblaasinstrumenten. Houtblazers blazen op een mondstuk dat gemaakt is van hout/riet, koperblazers blazen op een koperen mondstuk. De dwarsfluit was vroeger van hout en hoort daarom bij de houtblaasinstrumenten. Dwarsfluit De dwarsfluit is de op één na jongste van het houtblazers gezin. De dwarsfluit heeft nog een kleiner broertje dat erg op de dwarsfluit lijkt: de piccolo. Je houdt ze allebei hetzelfde vast, namelijk overdwars. De dwarsfluit geeft een hoog geluid, maar een piccolo is kleiner en klinkt daarom nog een stuk hoger! De dwarsfluit is meestal van zilver gemaakt. Vroeger werd deze van hout gemaakt. Hobo De hobo heeft bovenop twee rietjes die aan elkaar zijn gemaakt. Door daar met je mond lucht doorheen te blazen ontstaat er een geluid. Een hobo is zwart met zilveren kleppen waarmee je gaten open en dicht maakt en daardoor de verschillende tonen maakt. Een hobo heeft een heldere klank. Klarinet De klarinet lijkt om te zien op de hobo, maar de bovenkant is anders. Een klarinet heeft maar één riet. Je blaast lucht tussen dat riet en het houten mondstuk en daardoor klinkt de klarinet heel anders dan de hobo. De klarinet heeft een wat warmere klank. Fagot De fagot is de grote papa of opa van de houtblazers. De fagot is vaak rood-‐bruin van kleur en heeft ook twee rietjes, net als de hobo. Dit riet zit aan een S-‐ vormige buisje, waaraan je de fagot goed kunt herkennen. Een fagot is veel groter dan de andere houtblaasinstrumenten en klinkt daarom veel lager. Blaasinstrumenten -‐ koperblaasinstrumenten
Trompet
Trombone
Koperblaasinstrumenten zijn koperkleurig en hebben allemaal een rond koperen mondstuk waarop je blaast. Door de spanning in je lippen te veranderen kun je verschillende tonen maken. Daarom hebben koperblaasinstrumenten veel minder knoppen dan de houtblaasinstrumenten, want je verandert de noten dus vooral met je mond! De trompet is de kleinste maar ook de brutaalste in de familie. Hij toetert zo schel dat hij soms wel boven het hele orkest uitkomt. De trombone is de grote broer van de trompet en klinkt ook lager. De trombone heeft geen knoppen, maar een buis die je van lengte kunt veranderen. Zo
30
Schilderijen van een tentoonstelling
Hoorn
Tuba
ontstaan er verschillende tonen. Soms verander je de tonen niet met de buis, maar met je mond, zoals bij alle koperblazers. De hoorn is het neefje van de familie en heeft een hele lange buis. Gelukkig is die opgerold, want als je die zou uitrollen is deze bijna 4 meter lang! (dat zijn vier hele grote stappen, illustreer dat of laat een leerling dat doen). Aan het eind van de buis zit een hele grote beker waar het geluid uit komt. De hoornist houdt zijn hand in deze beker om het geluid nog mooier te maken. Het geluid van de hoorn past bij de vorm: de hoorn heeft een ronde klank. De tuba is de ‘grote papa’ van de familie. Een gezellige, dikke toeter. De tuba kan de laagste tonen spelen van het gezin. Een beetje zoals de contrabas in de familie van de strijkinstrumenten. De tuba is net als de hoorn een heel stuk opgerold. Anders zou het te onhandig zijn om de tuba mee te nemen. Mensen die op een tuba spelen, krijgen vaak rode, bolle wangen. Dat komt omdat ze zoveel lucht in de tuba moeten blazen om dat mooie, lage geluid te krijgen. Dat is hard werken!
Percussie-‐instrumenten Percussie-‐instrumenten zijn alle instrumenten waar je op slaat om geluid te maken. Percussie-‐instrumenten zijn vooral geschikt om ritmes te spelen, maar op sommige instrumenten kun je ook tonen of melodieën spelen (zoals op een xylofoon). De familie van de percussie-‐instrumenten is heel erg groot. Elk instrument heeft zijn eigen klank, speelwijze en karakter.
31
Bijlage 4: Grafische notatie geluiden
S
32
Schilderijen van een tentoonstelling
Bijlage 5: Ontwerp Dans van de kuikens
33
Bijlage 6: Grafische partituur Dans van de kuikens
− − − −
− − − −
− − − −
34
− − − −
− − − −
− − − −
− − − −
− − − −
Schilderijen van een tentoonstelling
Bijlage 7: Afbeelding bij Baba Yaga
35
Liedteksten Liedtekst 1: Promenade Als je zingt, in de maat en met deze melodie Zie je zomaar een wereld ontstaan vol fantasie En alles wat je hoort tot aan het einde van het lied Lijkt zelf weer aangespoord door alle dingen die je ziet Liedtekst 2: Het oude kasteel Wanneer alles grijs van de mist is, zie je soms dingen verschijnen Die daarna weer verdwijnen En als je die dingen wilt blijven zien, pak je snel wat papier en dan teken je hun lijnen, net als de schaduwen op je gordijnen Liedteksten: Ruben van Gogh
36
1. Promenade ritme
b 5 Û b & 4
Û
Û
Als
je
zingt
Û
Û
je
zo - maar een
b 5 &b 4 Û
3
Zie
b & b 45 Û
Û
En
al
5
b 5 Û b & 4
7
Lijkt
in
de maat
en
we
Û Û Û
les
wat
met
de
6 4 Û Û Û
Û Û Û
Û -
6 4 Û Û Û
Û Û Û
-
reld ont - staan
Û
Û
Û Û Û
zelf
weer
aan - ge - spoord
tot
aan het
Û
ze
me
Û
Û
vol
fan
-
46 Û Û Û
je hoort
Û
Û ein
46 Û Û Û door al - le
-
Û
Û -
lo
-
Û -
die
ta
-
sie
Û Û Û
de
van het lied
din - gen
5 4
Û
Û Û
5 4
Û
45
Û Û Û die
je
ziet.
2. Promenade melodie
b 5 b & 4 œ
œ
Als
je
b 5 &b 4 œ
œ
Zie
je
3
b & b 45 œ
œ
En
al
œ œ œ
œ zingt
de maat
-
maar een
we
5
b 5 b & 4 œ
œ œ œ
œ -
les
wat
je hoort
7
Lijkt
œ zelf
6 œ œ œ 4
œ œ œ
œ zo
in
Moessorgski
œ
œ œ œ
weer
aan - ge - spoord
en
met
de
-
6 œ œ œ 4 -
reld
ont - staan
46 œ œ œ tot
aan
het
46 œ œ b œ door al - le
© Het Koninklijk Concertgebouw
œ
œ
ze
me
œ
œ
vol
fan
œ ein
œ
-
-
5 4
œ
lo
-
die
œ
œ -
œ
5 4
œ
ta
-
sie
45
œ œ œ
de
van
œ
din - gen
het
lied
œ bœ bœ
die
je
ziet.
3. Promenade partituur
Zang
œ œ 6 œ œ œ œ œ 6 b 5 5 œ œ œ b œ œ œ & 4 œ œ 4 œ œ 4 œ œ 4 Als je zingt in de maat
Piano
4
Z
en met de - ze me - lo - die,
Pno.
7
Z
? b 5 b 4
Pno.
je
zo - maar een we -
6 4
∑
5 œ œ œ œ 4 œ œ œ œ
∑
œ 46 œ
œ œ œ œ b 6 œ œ œ œ œ 5 6 b œ & 4 œ œ 4 œ œ œ œ œ 4 œ œ 45 œ œ b 6 œœ œ œœ œ œ b & 4 œ œœ n œœ œœ œœ œ œ œ œ œ ? b 6 œ œ b 4 œ œ œ œ nn œœ œ œ b & b 45 œ
Lijkt 7
zie
œ œ 6 œ œ œ œ œ 6 b 5 5 œ œ œ b œ œ œ œœ 4 œ & 4 œ œ 4 œ œ 4 œœ œ œ œ œ œ œ œ
reld ont - staan vol fan - ta - sie.
4
Moessorgski
b & b 45 œ ? b 5 b 4
œ zelf
œ
En al - les wat je hoort
œ œ œ œ 54 œ 6 5 œ œ œ œ œ œ 4 œ œ œ œ œ œ 4 5 4
œ
œ œ œ
weer
aan - ge - spoord
œ œ œ
œ ∑
tot aan het ein - de van het lied,
œ Œ œ œ œœ œ
6 4 Œ
∑
46 œ œ b œ door al - le
œ
œ
din - gen
œ 5 œ 4
œ bœ bœ
die
je
ziet.
46 œ œ b œœ
bœ œ
œ œ
œœ b œ œ
6 4 Œ
bœ bœ
bœ bœ
œ œ
© Het Koninklijk Concertgebouw
Œ
œ œ
4. Het oude kasteel Moessorgski
Zang
Piano
6
&
Z
#### 6 & # 8
∑
∑
∑
∑
∑
#### 6 & # 8
∑
∑
∑
∑
∑
? #### 6 ˙ . # 8 ˙. ####
∑
#
j j œ œ œ œ œ œ. œ œ œ œ œ œ. œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ. œ. œ. œ. œ. œ. œ. œ ‰ Œ.
Œ
j œ ˙.
Wan - nee
####
#
? ####
#
6
& Pno.
11
Z
&
####
∑
Œ.
Œ
j œ ˙.
& Pno.
####
r al - les grijs van de mist is zie
œ œ œ œ œ œ œ œ œ œj œ .
œœ . œ.œ œœ œ œ‰ œœ . œ œ . œ ˙œ . œ œ œ œœ. œ œœ . J J J J J
# œ œ œ œ œ œ # œ œ jœ œœ œ œ
? #### œ . # œ
œ. œ œ J
œ J
. œ ˙œ œ œ œ J J J
j œ œ œ .
œ œ œ œ œ œ
œ.
j œ œ œ .
œ œ œ œ œ œ
œ.
je soms din - gen ver - schij - ne 11
-
œ œ œ œ œ œ œ œj œ .
n,
˙. ˙. œ œœ œ œ J J
die daar - na weer ver - dwij
© Het Koninklijk Concertgebouw
œ œ J
œ J
-
œ.
nen.
œ.
œ. œ œ œ œ œ œ. œ.
2 15
Z
& 15
& Pno.
####
# #
œ œ
&
####
21
&
####
˙.
‰‰œ
&
####
je
∑ œ J ‰ ‰ Œ.
˙.
die din - gen wilt
œ. œ œ J
Œ.
Œ j ˙. œ
Œ.
25
&
####
œ J
œ œj œ .
a
-
Œ j ˙. œ
blij - ven zie
œ . œj œ . Œ œ.
-
œ œ œ œ nœ œ
œ.
œ œ œœ . œ œ n œœœ ..
œ. n ˙˙ ..
n, pak je snel wat pa - pie
œ. œ. œ. œ œ œ œ œ J J
œ. œ œ J
œ.
# œ j œ œj œ . ˙˙ . œ ˙. .
œ.
hun
lijn - en net als de
scha - du - wen op je gor - dij
œ œ œ œœ œ œ œ œ œ . ‹œ. ? #### # ˙ . œ # œ œ œ œ œœ . œ œœ . œ œ . œ œœ . œ J J J J J J
-
œ œ nœ -
r en dan
œ œ nœ
˙. œ œ œ J
œ J
# œ j œ œj œ œj œ œ œ œ œ œ œ œ œ œ te - ken je
Pno.
∑
En
# œ œ œœœœ œ œ
? #### œ . # œ
25
Z
∑
# œ œ œ œ œ œ ls
Pno.
‰ Œ.
‰ ‰ Œ. j ? #### œ . œ œ œ œ œ œ˙ . œ œ œ œ œ˙ .. œ œ œ œ œ œœ . œ œ . œ œj œ œ œ ˙œ . œ œ œ # ˙. J J J J J J
21
Z
####
Het oude kasteel
œ.
nen.
œ
œ.
˙.
˙. ˙. œ œ œ œ ˙. J J
œ J
‰ Œ.
©Het Concertgebouw n.v. Afdeling Educatie Concertgebouwplein 10 1071 ln Amsterdam Telefoon 020 5730533 E-mail
[email protected] Web www.educatie.concertgebouw.nl
De educatieprojecten van Het Koninklijk Concertgebouw worden mede mogelijk gemaakt door VandenBroek Foundation, Amado Foundation, Fonds 21, Prins Bernhard Cultuurfonds, Gifted Art, Triodos Foundation, Institut Français, Charity Stichting Rob Beers, Stichting Zabawas, Freek en Hella de Jonge Stichting, Thurkowfonds