Media
Nathanael van der Taelen
Winterlandschap met schaatsers en vogelknip Pieter Bruegel de Oude, 1565, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Brussel
Seminar paper
Academiejaar 2004-2005, eerste zittijd.
Paper werkcollege methoden van de kunstwetenschappen
Winterlandschap met schaatsers en vogelknip
Pieter Bruegel de Oude, 1565, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Brussel, inv. nr. 8724.
INLEIDING De weergave van de natuur loopt als een rode draad doorheen het oeuvre van Pieter Bruegel de Oude. Het winterlandschap neemt hierin een belangrijke plaats in. Voorheen waren winterlandschappen slechts sporadisch opgedoken in jaargetijdenboeken1, bij Bruegel komen deze niet alleen terug in de reeks van de maanden uit 1565, maar hij plaatst ook traditionele bijbelse taferelen zoals de Volkstelling te Bethlehem en de Aanbidding van de koningen in een Vlaams sneeuwlandschap. Het winterlandschap met schaatsers en vogelknip (fig. 1) is echter het eerste landschap waarin een alledaagse momentopname wordt vastgelegd2. De afgebeelde figuren spelen er niet langer een iconografische rol, maar gaan op in de natuur die puur omwille van die natuur geschilderd is. Naar dit werk wordt in de literatuur regelmatig in esthetische thermen verwezen, waarbij het werk als een genrelandschap wordt behandeld3. Maar is dit wel terecht? Naast de vormelijke bespreking en analyse groeide een onderzoek naar een allegorische interpretatie. Wat uit dit onderzoek voortkwam, mag in geen geval aan deze bespreking van het werk ontbreken. De grote eenheid van vorm en inhoud die Bruegel in zijn werk bereikte4, zet ons bij een formele analyse van het winterlandschap met schaatsers en vogelknip meteen ook op het spoor van een mogelijke allegorische geladenheid. Een proeve van interpretatie is dus onontbeerlijk. Bovendien, als we het winterlandschap met schaatsers en vogelknip in zijn bredere kunsthistorische context plaatsen, zien we dat Bruegels verworvenheden op esthetisch én allegorisch gebied van groot belang zijn. Een nadere bespreking van de invloed van de landschapsschilderkunst van de vroege 16de eeuw op Bruegels landschappelijk werk, én van de draagwijdte van Bruegels invloed op de landschapsschilderkunst van de 17de eeuw is dus ook zeer nauw verbonden met de bespreking van dit kleine paneel zelf.
1
W. Stechow, Dutch Landscape Painting of the Seventeenth Century, New York 1966; p. 82. PH. Roberts-Jones, F. Roberts-Jones, Pieter Breugel de Oudere, Gent 1997; p. 177. 3 Idem, p. 176. 4 Ibidem. 2
2
BIOGRAFISCHE SCHETS Over het leven van Pieter Bruegel de Oude (1525/30 – 1565) is zeer weinig bekend. Zo is het onduidelijk wanneer en waar Bruegel geboren werd, wie zijn ouders waren en in welk sociaal milieu hij opgroeide5. In 1551 wordt Bruegel als vrijmeester ingeschreven in de Liggeren van de Sint-Lucasgilde van Antwerpen, iets wat doorgaans tussen 21 en 26-jarige leeftijd gebeurde, waaruit we kunnen afleiden dat Bruegel tussen 1525 en 1530 geboren werd6. Over zijn geboorteplaats bestaat een even grote onduidelijkheid. Volgens Karel van Mander nam Bruegel zelf de naam van zijn geboorteplaats ‘Bruegel’ aan, een dorpje nabij Breda7. Maar van dit dorpje is geen enkel spoor. Rest ons nog te veronderstellen dat het misschien gaat om het dorpje ‘Brogel’ bij Bree, of wellicht Breda zelf... Volgens Karel Van Mander ging Pieter Bruegel in de leer bij Pieter Coecke van Aelst. Het is echter opmerkelijk dat we in Bruegels vroege werk geen spoor terugvinden van Coecke’s schilderstijl8. Bruegel lijkt veeleer beïnvloed geweest te zijn door Matthys Cock, wat doet vermoeden dat Van Mander Cock heeft verwisseld met Coecke9. Rond 1550 werkte Bruegel samen met Pieter Balten aan een altaarstuk te Mechelen10. Na zich kortstondig in Antwerpen gevestigd te hebben, ondernam Bruegel rond 1552 een reis naar Italië. Hoewel we Bruegel geenszinds kunnen betrappen op een duidelijke beïnvloeding door het Italiaanse voorbeeld, kunnen we in zijn werk wel vaststellen hoe hij “In d’Alpes wesende/ al die berghen en rotsen had in geswolghen/ en t’huys gecomen op doecken en Penneelen uytghespogen hadde/ soo eyghentlijck con hy te desen en ander delen de Natuere nae volghen”11. Een aantal schetsen die vermoedelijk ter plaatse gemaakt zijn stellen ons in de mogelijkheid Bruegels reis te reconstrueren. Hij reisde via Zuid-Frankrijk over de Zwitserse Alpen heen, en bezocht Rome, Napels en Messina12. Met de aanblik van de reusachtige bergen onuitwisbaar in zijn herinnering geprent, keert Bruegel terug naar Vlaanderen. Terug in Vlaanderen verhuist Bruegel na een kortstondig verblijf te Antwerpen naar Brussel (in 1563), waar hij in het huwelijk treedt met Mayken Coecke, dochter van Bruegels 5
B. Claessens, J. Roussaeu, Onze Bruegel, Antwerpen 1969; p. 25. PH. Roberts-Jones, F. Roberts-Jones, o.c., p. 12-13. 7 J.L. De Jong, E.A. De Jong-Crane, Karel Van Mander: Het schilderboek: het leven van de doorluchtige Nederlandse en Hoogduitse schilders, Amsterdam 1995; p. 177. 8 Marijnissen suggereert dat Pieter Coecke wel degelijk Bruegels leermeester was, maar dat Coeckes invloed veeleer intellectueel was, en niet zozeer stilistisch (R.H. Marijnissen, Pieter Bruegel, het volledige oeuvre, Antwerpen 1988; p. 40.) 9 R. Genaille, ‘Le paysage dans la peinture des anciens Pays-Bas au temps de Bruegel’, Jaarboek van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen, (1988); p. 138. 10 PH. Roberts-Jones, F. Roberts-Jones, o.c., p.13. 11 J.L. De Jong, E.A. De Jong-Crane, o.c., p. 178. 12 PH. Roberts-Jones, F. Roberts-Jones, o.c., p. 147. 6
3