Windpark Nieuwegein
Nieuwegein
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0356.BPKL2011HER001-VO01
05-09-2011
concept voorontwerp
projectnummer:
ontwerp
051403.16109.00
vastgesteld
opdrachtleider:
R.008/04
M. Lammens
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
c RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan door de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
2
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
8
1.4
Planvorm
10
1.5
Leeswijzer
10
Hoofdstuk 2
Beleidskader
13
2.1
Inleiding
13
2.2
Rijksbeleid
13
2.3
Provinciaal en regionaal beleid
14
2.4
Gemeentelijk beleid
18
2.5
Conclusie
19
Hoofdstuk 3
Planbeschrijving
21
3.1
Planuitgangspunten
21
3.2
Ontwikkeling
21
3.3
Ruimtelijke inpassing
25
3.4
Water en bodem
37
3.5
Milieu
39
Hoofdstuk 4
Juridische opzet
47
4.1
Planomschrijving
47
4.2
Opbouw van het plan
47
4.3
Bestemmingsbepalingen
48
4.4
Overige bepalingen
49
4.5
Overgangs- en slotregel
49
4.6
Bijlagen bij de regels
50
Hoofdstuk 5
Uitvoerbaarheid
51
5.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
51
5.2
Economische uitvoerbaarheid
51
Bijlagen bij toelichting
53
Bijlage 1
Effectbeoordeling vogels
54
Bijlage 2
Quick Scan Windpark Nieuwegein
55
Bijlage 3
Brief Bureau Waardenburg
56
Bijlage 4
archeologie
57
Bijlage 5
akoestisch onderzoek vestas
58
Bijlage 6
akoestisch onderzoek enercon
59
Bijlage 7
akoestisch onderzoek nordex
60
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Bijlage 8
akoestisch onderzoek repower
61
Bijlage 9
akoestisch onderzoek Vestas tweede berekening
62
Bijlage 10
schaduwhinder
63
Bijlage 11
onderzoek externe veiligheid
64
Bijlage 12
advies RIVM
65
Bijlage 13
peutz risico analyse
66
Bijlage 14
KPN
67
Bijlage 15
luchtverkeer
68
Bijlage 16
tno radarverstoring
69
Bijlage 17
radar defensie
70
Regels
71
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
73
Artikel 1
Begrippen
73
Artikel 2
Wijze van meten
76
Hoofdstuk 2
Bestemmingsplanregels
77
Artikel 3
Bedrijf
77
Artikel 4
Bedrijf - Uit te werken
80
Artikel 5
Bedrijf - Windturbine
81
Artikel 6
Groen
82
Artikel 7
Verkeer
83
Artikel 8
Water
84
Hoofdstuk 3
Algemene regels
85
Artikel 9
Antidubbeltelbepaling
85
Artikel 10
Algemene aanduidingsregels
85
Artikel 11
Algemene afwijkingsregels
85
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
87
Artikel 12
Overgangsrecht
87
Artikel 13
Slotregel
87
Bijlagen bij de regels
89
Bijlage 1
90
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
4
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
Gemeenten en provincies spelen een cruciale rol in het realiseren van de nationale klimaatdoelstelling. Nieuwegein onderschrijft het belang van klimaatbeleid op lokaal niveau en wil zich actief inspannen om de uitstoot van broeikasemissies, waaronder CO 2 emissies, te beperken door inzet van energiebesparingsmaatregelen en duurzame energieopties te stimuleren. Dit leidde er in 2005 toe dat de gemeente Nieuwegein via een aanbesteding is gestart met de realisatie van een windturbinepark aan de oostzijde van Nieuwegein. Langs de A27 wordt het door de gemeente wenselijk geacht vier of vijf windturbines te realiseren. In mei 2005 is de gemeente de selectieprocedure voor een projectontwikkelaar begonnen. Uit deze selectieprocedure is Evelop B.V. als meest geschikte kandidaat naar voren gekomen. Het windpark is in de periode 2005 – 2009 ontwikkeld door Evelop Netherlands B.V. In de zomer van 2009 is het faillissement uitgesproken. Onderdelen zijn overgenomen door Evelop Investments (een dochtervennootschap van Eneco). Met de overname van deze windparken en projecten is ook de kennis en ervaring op het gebied van het ontwikkelen en bouwen van windparken overgenomen. Evelop Investments is een 100% dochter van Eneco Wind B.V.. Eneco Wind B.V. is de organisatie die de ontwikkeling van het project voortzet.
1.2
Ligging plangebied
Het windpark Nieuwegein is ten oosten van Nieuwegein gepland aan de westkant van de A27 (zie figuur 1). Het gebied ligt binnen de gemeente Nieuwegein, tegen de grens met Houten. Het gebied wordt ten noorden begrensd door het Amsterdam-Rijnkanaal, ten zuiden door de Lek en aan de westkant ligt het nog in te richten bedrijventerrein Het Klooster.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
8
Figuur 1 ligging plangebied
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
De locaties van de op te richten windturbines bevinden zich op gronden waarop volgens de vigerende bestemmingsplannen windturbines planologisch niet zijn toegestaan. In deze paragraaf is beschreven welk bestemmingsplan voor welke turbine geldig is.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Figuur 2 Locaties windturbines De gesitueerde windturbines vallen niet allemaal binnen hetzelfde bestemmingsplan. In tabel 1 is een overzicht gegeven van bestemmingsplannen die van kracht zijn op de gronden waar de windturbines worden geplaatst. In de tabel is tevens de vigerende bestemming vermeld. De turbines zijn genummerd van noord naar zuid. Tabel 1 Overzicht vigerende bestemmingsplannen WT nr
bestemmingsplan
bestemmingen
vastgesteld
goedgekeurd
1
Het Klooster
Agrarisch gebied klasse B
15 maart 1984
11 juni (onherroepelijk augustus 1985)
1985 op 2
2
Het Klooster
Agrarisch gebied klasse B
15 maart 1984
11 juni (onherroepelijk augustus 1985)
1985 op 2
3
Het Klooster 1994
Groenvoorziening
19 oktober 1995
7 mei 1996 (het plan is gedeeltelijk in werking getreden en onherroepelijk geworden op 1 november 1996)
4
Het Klooster 2004 Correctieve herziening
Verkeersdoeleinden II
17 februari 2005
30 september 2005 en met uitzondering van de bedrijfsbestemmingen onherroepelijk geworden op 29 november 2006.
5
Het Klooster 1994 Verkeersdoeleinden 19 oktober 1995 7 mei 1996 (Klooster en Het Klooster (Klooster 1994) (Klooster 1994) 1994, het plan is Zuid, correctieve Uit te werken 17 februari 2005 gedeeltelijk in werking
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
10
herziening.
6
Bedrijfsdoeleinden I (Het Klooster Zuid, getreden en (Het Klooster Zuid, correctieve onherroepelijk geworden herziening) correctieve op 1 november 1996) 30 september 2005 (Het herziening) Klooster Zuid, correctieve herziening, op 25 oktober 2006 is het gehele plan onher-roepelijk geworden.
Uitwerkingsplan Het Groen en Water Klooster, deelgebieden 2 en 3 (exclusief entreegebied)
18 mei 2010
nvt
Het bestemmingsplan Het Klooster biedt met name een beheerregeling voor het in hoofdzaak agrarisch gebruik van het plangebied. In 1994 is het bestemmingsplan voor een deel van het gebied herzien ten behoeve van de realisatie van een vuilstortlocatie met groenvoorzieningen en een aansluiting op de A27. Aan een deel van het plangebied ter plaatse van de geprojecteerde vuilstort heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State goedkeuring onthouden. Dit deel van het bestemmingsplan is daarmee niet in werking getreden. Ter plaatse geldt het bepaalde in het oude bestemmingsplan Het Klooster uit 1984. De bestemmingsplannen Het Klooster 2004, correctieve herziening en Het Klooster Zuid, correctieve herziening maken primair de ontwikkeling van het bedrijventerrein Het Klooster en de ruimtelijke inpassing van de Hollandse Waterlinie mogelijk. Daarnaast voorzien de plannen in een geactualiseerde beheersregeling voor de agrarische gebieden langs de Lek en ten oosten van de A27.
1.4
Planvorm
Het bestemmingsplan is opgesteld om een windturbinepark mogelijk te maken in de gemeente Nieuwegein. Aangezien voor het windturbinepark een concrete bouwaanvraag wordt ingediend en duidelijke randvoorwaarden zijn opgesteld is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Het plangebied is zo beperkt mogelijk gehouden om geen inbreuk te maken op bestaande rechten. Wel is er rekening gehouden met voldoende flexibiliteit om verschillende type windturbines mogelijk te maken.
1.5
Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit twee gedeelten: de toelichting en de regels. Het eerste gedeelte betreft de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt na de inleidende paragrafen van hoofdstuk 1, in hoofdstuk 2 het relevante beleidskaders weergegeven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het project en de effecten op de omgeving. De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 4 uiteengezet en ten slotte wordt in hoofdstuk 5 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid verantwoord. _______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
De regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel. De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende regels in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, de algemene regels in hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
12
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Hoofdstuk 2
2.1
Beleidskader
Inleiding
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze gaat uit van een scheiding tussen beleid en normstelling (juridische verankering). Het beleid wordt opgenomen in structuurvisies. Normstelling vindt plaats in het bestemmingsplan en/of in algemene regels die overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Streekplannen en planologische kernbeslissingen zijn vanaf 1 juli 2008 gelijkgesteld aan structuurvisies. Het overgangsrecht van de Wro regelt dat concrete beleidsbeslissingen van Rijk en provincie overgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. De Nota Ruimte bevat geen concrete beleidsbeslissingen. Het Rijk en de provincie werken momenteel aan een vertaling van hun beleid in algemene regels. Voor het Rijk is dit de AMvB Ruimte en voor de provincie is dit de provinciale verordening. Daarnaast vindt toetsing aan het gemeentelijke beleid plaats.
2.2
Rijksbeleid
Klimaatbeleid Richtinggevend beleidskader voor het rijksbeleid vormt het VN-Klimaatverdrag (1992) en het daarbij behorende Kyoto-protocol (1997), waarin de Europese Unie heeft toegezegd in de periode van 2008 tot 2012 de CO 2 -emissies met 8% terug te brengen ten opzichte van de uitgestoten hoeveelheid in 1990. Voor 2020 is in het regeerakkoord van de huidige regering is een doelstelling van 20% reductie in de CO2 uitstoot ten opzichte van 1990 opgenomen. Voor het aandeel duurzame energie is, eveneens voor 2020, een doelstelling van 14% in het regeerakkoord overeengekomen. Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) In overleg tussen rijk en provincies zijn in 2001 doelstellingen afgesproken in de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW). Deze richtte zich op een taakstelling van 1500 MW in 2010. De ondertekenaars van het BLOW waren alle Nederlandse provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de ministeries van VROM, EZ, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), Verkeer en Waterstaat (V&W) en Defensie. De landelijke doelstelling van 1500 MW geïnstalleerd windvermogen op land is in 2010 ruimschoots gepasseerd. Een aantal provincies, te weten Flevoland en Noord- en Zuid-Holland, heeft meer windvermogen opgesteld dan hun BLOW-taakstelling. Provincie Utrecht had een taakstelling van 50 MW. Dit vermogen is in de provincie Utrecht nog niet bereikt. Het vorige kabinet heeft in het Nationaal Plan van Aanpak Windenergie vastgelegd welke maatregelen nodig zijn om de productiecapaciteit van windturbines te verdubbelen. In de periode tot 2012 zou de financiering van windparken met een totaal vermogen van 4000 MW (op land) moeten zijn toegewezen. In de periode 2011 tot 2020 moet er nog eens 2000 MW extra windenergie op land worden gerealiseerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
14
In het Klimaatakkoord tussen Rijk en provincies dat 14 januari 2009 ondertekend is, zijn de huidige ambities een verdubbeling van windenergie op land aangescherpt naar 4200 MW. Nota Ruimte en ontwerp structuurvisie infrastructuur en ruimte In de Nota Ruimte van het Rijk zijn de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol zal spelen. Met betrekking tot windenergie staat in de nota het volgende: Realisering van 1500 MW windvermogen te land geschiedt om dwingende redenen van groot openbaar belang. De provincies kiezen een plaatsingsstrategie van grootschalige dan wel kleinschalige bundeling van windturbines, afhankelijk van de mogelijkheden per landschapstype en de mogelijkheden tot combinatie met infrastructuur en bedrijventerreinen. Provincies geven aan, welke gebieden zij van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde beschouwen, waarbij zij nadrukkelijk het hiervoor vastgestelde beleid in deze nota in acht nemen. De mogelijke effecten op de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten moeten door de betrokken decentrale overheden expliciet worden betrokken bij (verkenning van de mogelijkheden voor) plaatsing van windturbines. Het rijk verwacht dat de verantwoordelijke overheden in elk geval uitgaan van deze kwaliteiten wanneer ze plaatsingsmogelijkheden zoeken voor windturbines. In juni 2011 is de ontwerp structuurvisie Infrastructuur en ruimte gepubliceerd. Rijk en provincies zetten in op het ruimtelijk mogelijk maken van de doorgroei van windenergie op land tot minimaal 6000 MW in 2020. Daarnaast zet het Rijk in op voldoende ruimte voor op termijn 6000 MW op zee. Niet alle delen van Nederland zijn geschikt voor grootschalige winning van windenergie. Het Rijk zal daarom in de structuurvisie Wind op land in samenwerking met de provincies voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie op land aanwijzen. In de Nota Ruimte wordt ten aanzien van de plaatsingsstrategie met grootschalige dan wel kleinschalige bundeling van windturbines dus een belangrijke taak gezien voor de provinciale overheden zowel voor wat betreft de keuze en schaal van de bundeling als de afstemming op de diverse landschapstypen en mogelijkheden tot combinatie met infrastructuur en bedrijventerreinen. Aan deze voorkeur wordt voldaan: het windpark is ruimtelijk inpasbaar in combinatie met de A27 en in combinatie met bedrijventerrein Het Klooster. De plaatsing van windturbines nabij de hoofdinfrastructuur mag niet conflicteren met de inrichting van vrijwaringszones1 en met zonering vanuit het oogpunt van externe veiligheid en milieu. In dit verband is een risicoanalyse van het projectplan ter beoordeling voorgelegd aan de Brandweer Regio Utrechts Land (vroeger BRUL, tegenwoordig VRU) en het RIVM/CEV. Het BRUL heeft aangegeven geen advies te zullen geven aangaande het windpark, omdat de beoordeling hiervan buiten de competentie van het BRUL ligt. Het RIVM/CEV heeft het risicoanalyse wel beoordeeld en haar bevindingen aan de gemeente Nieuwegein toegestuurd (zie paragraaf 3.5.3 externe veiligheid). RIVM/CEV heeft zich in haar reactie geconcentreerd op de consequenties voor de LPG-stations en het AC-restaurant. Het RIVM acht het gebruik van de risicoanalyse voor vergunningverlening verdedigbaar voor wat de in de analyses genoemde risico- en dominoafstanden betreft.
2.3
Provinciaal en regionaal beleid
De provincie Utrecht streefde binnen Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW) realisatie na van 50 MW opgesteld vermogen aan windenergie door plaatsing van windturbines. Met een opgesteld vermogen van 9 MW in eind 2009 is deze taakstelling nog lang niet gehaald. _______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Utrecht (2005-2015) De provincie Utrecht heeft haar Streekplan Utrecht 2005-2015 beleidsneutraal omgezet in een Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (vastgesteld door PS, 23 juni 2008). De term beleidsneutraal betekent dat de provincie het Streekplan als beleidskader blijft toepassen. Op 15 december 2009 is de ontwerp-Structuurvisie voor de nationale Landschappen vastgesteld die het ruimtelijk beleid uit de structuurvisie 2005-2015 aanvult voor de Nationale Landschappen Arkemheen- Eemland, Groene Hart, Nieuwe Hollandse Waterlinie, Rivierengebied en Stelling van Amsterdam. Het Streekplan (2005-2015) bevestigt in paragraaf 8.2 de voornoemde taakstelling van 50 MW. De provincie heeft vijf locaties voor (grootschalige) windparken aangewezen. Windpark Nieuwegein valt daar niet onder. Naast deze locaties biedt het Streekplan per regio ruimte aan maximaal twee kleinschalige opstellingen van drie tot zes turbines. Voor deze randvoorwaarden voor kleinschalige opstellingen verwijst het Streekplan naar het Windplan Utrecht. In het streekplan is een kaart opgenomen met regio's die voor kleinschalige opstellingen in aanmerking komen. Windpark Nieuwegein ligt in zo'n regio, zie figuur 3.
Figuur 3 Het windpark is gesitueerd in de door de provincie aangewezen regio's voor kleinschalige opstellingen (bron kaartmateriaal: Themakaart Streekplan 2005-2015, kaart 8.2) Windplan Utrecht In paragraaf 1.2 van het Windplan Utrecht geeft de provincie Utrecht aan te kiezen voor een proactieve opstelling, waarin de provincie zich opstelt als regisseur van de ontwikkeling van windenergie in de provincie Utrecht. Dat heeft voordelen voor het opgestelde vermogen en voor de landschappelijke kwaliteit. Omdat windturbines niet overal in de provincie geplaatst kunnen worden, heeft de provincie Utrecht een aantal uitgangspunten opgesteld waaraan voldaan zou moeten worden. Te weten:
Zoveel mogelijk aansluiten bij stedelijke functies Aansluiten bij bestaande lijnen in het landschap Concentratie van windturbines in kleine en middelgrote clusters Geen onevenredige aantasting van natuurwaarden Geen onevenredige aantasting van landschap en landschappelijke openheid Geen onevenredige aantasting van cultuurhistorische waarde van het landschap
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
16
Inachtneming van Europese richtlijnen voor vogelgebieden en cultureel erfgoed Rekening houden met vogeltrekgebieden
In het Windplan Utrecht geeft de provincie Utrecht in een gedetailleerde windkansenkaart aan tot welke beleidscategorie bepaalde gebieden behoren. In bijlage 5 van het Windplan wordt gesteld: “Voor een korte lijn dicht langs de snelweg is – langs de A27 en op het grondgebied van de provincie Utrecht- alleen ter hoogte van toekomstig bedrijventerrein Het Klooster ruimte.” Deze locatie staat op de kaart “Initiatieven in provincie Utrecht” aangegeven en is vermeld in Bijlage 4 onder volgnummer 33. Onder een korte lijn wordt in het Windplan Utrecht een lijn van drie tot vijf turbines verstaan.
Figuur 4 Uitsnede Beleidskansenkaart (Bron: Windplan Utrecht, Bijlage 5) en opstelplaatsen van de windturbines van Windpark Nieuwegein Beleidkansenkaart Op de Beleidkansenkaart van Windplan Utrecht (zie figuur 4) liggen de opstelpunten van de windturbines in gebied met een rode kleur. De rode kleur heeft betrekking op Categorie III: geen mogelijkheden voor windturbines. Het Windplan geeft aan: “Geen mogelijkheden voor windenergie zijn er in alle delen waaraan een grote natuur-, milieu-, landschappelijke of cultuurhistorische waarde wordt toegekend”. Vervolgens geeft het Windplan de lijst met beoordelingsaspecten, zoals Ecologische Hoofdstructuur, Vogel- en Habitatgebieden. (Zie _______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Windplan Utrecht, paragraaf 2.3.3). In het Windplan staat (op bladzijde 6) aangegeven dat nader onderzoek kan uitwijzen of de mogelijkheden voor windenergie groter zijn, dan die zoals weergegeven in Bijlage 5 Nader onderzoek deelgebieden. Uit overleg met de provincie Utrecht is gebleken, dat de rode kleur ter plaatse van het geplande windpark alleen betrekking heeft op:
de nabijheid van een ecologische verbindingszone; deze loopt aan weerszijde van de A27 en gaat onder het viaduct over het Amsterdam Rijnkanaal door. de nabijheid van bebouwing op de verzorgingsplaats (wegrestaurant en benzinestation). In het windplan Utrecht (op bladzijde 8) zijn zowel rond woon- en verblijfsrecreatieve gebieden als rond bebouwing in het buitengebied cirkels van 350 meter getrokken.
Eneco Wind heeft ten aanzien van de twee bovengenoemde aandachtpunten nader onderzoek uitgevoerd. Hieruit is het volgende gebleken: Ad a. Met betrekking tot de ecologische verbindingszone: in paragraaf 3.3.3 zijn de resultaten van het natuurwaardenonderzoek weergegeven. Uit het natuurwaardenonderzoek blijkt, dat de windturbines niet in de ecologische verbindingszone staan en hierop ook geen negatieve invloed hebben; Ad b. Met betrekking tot bebouwing (woningen, het AC-restaurant en benzinestations van BP en OK): in paragraaf 3.5.3 zijn de resultaten van de uitgevoerde risico-analyse weergegeven. Uit de resultaten blijkt, dat het windpark voldoet aan de afstandsnormen voor externe veiligheid. Voor zover de rode kleur nabij de windturbines betrekking had op woningen; deze zijn inmiddels gesloopt. Op basis van de resultaten van deze nadere onderzoeken (natuurwaardenonderzoek en de risico-analyse) kan geconcludeerd worden, dat de aandachtspunten geen beletsel voor het windpark vormen. Dat de provincie de locatie ook expliciet positief beoordeelt, zo blijkt uit de Nota van beantwoording Deel 2 van de tegen het streekplan 2005-2015 ingediende bedenkingen. Op bladzijde 69, onder nummer 2805, verwoordt de provincie: “het initiatief van Nieuwegein om in Het Klooster een kleinschalige opstelling van windmolens te realiseren past in het streekplan beleid m.b.t. windenergie”. In een brief van de provincie Utrecht dd. 19 februari 2008 gericht aan Evelop Netherlands B.V. bevestigt de provincie dat 'de realisering van een kleinschalige opstelling van windmolens in het gebied Het Klooster in Nieuwegein (in beginsel) past in het ruimtelijk beleid zoals dat door Provinciale Staten is vastgelegd in het streekplan 2005-2015´. Nabij het windpark Nieuwegein, op een afstand van circa 500 meter, ontwikkelen EnecoWind en de coöperatieve vereniging Uwind een windpark bestaande uit drie windturbines parallel aan het Amsterdam Rijnkanaal. In de Samenvatting Windplan Utrecht onder het kopje “Richtlijnen beeldkwaliteit” stelt de provincie dat het zicht op een opstelling van windturbines verstoord kan worden als twee of meer opstellingen op korte afstand van elkaar zijn gepositioneerd. Dat geldt echter volgens het Windplan vooral voor open landschappen, waarvoor de provincie als vuistregel een afstand van tenminste vier kilometer wenselijk acht. Het Windplan acht kleinere afstanden in stedelijk gebied wel mogelijk. Beide windparken bevinden zich nabij de snelweg A27, in een stedelijke omgeving op de grens van bebouwd en onbebouwd gebied en in dat gebied staan tal van maskerende bomenrijen. Hierdoor leidt een kortere afstand tussen beide windparken in het onderhavige geval niet tot een afbreuk van beeldkwaliteit. Samenvattend zijn er, in het Streekplan Utrecht, in het Windplan Utrecht en in de Nota van beantwoording Deel 2, voldoende aanknopingspunten te vinden waaruit blijkt dat de realisering
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
18
van een kleinschalige opstelling van windmolens op Het Klooster past binnen het provinciale beleid. Regionaal beleid De gemeenten Nieuwegein en Houten hebben onderling afspraken gemaakt om de initiatieven bij Het Klooster en Houten op elkaar af te stemmen. Afgesproken is dat er zo min mogelijk beïnvloeding op de windturbinelocatie in Houten mag optreden. De afstand van turbine 1 naar de meest noordelijke turbine van windpark Houten is circa 500 meter. Deze afstand is ruim meer dan vijf maal de rotordiameter. Hiermee is het zogenaamde 'parkeffect' (de onderlinge beïnvloeding van de twee windparken) geminimaliseerd.
2.4
Gemeentelijk beleid
Gemeente Nieuwegein is in 1991 toegetreden tot het Klimaatverbond, dat streeft naar halvering van de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking in het jaar 2010 (t.o.v. 1987) en verdere stapsgewijze daling daarna. Gemeente Nieuwegein heeft in haar Milieubeleidsplan 1999-2002, Samen werken aan een duurzame toekomst 21e eeuw geformuleerd dat Nieuwegein streeft naar de ontwikkeling van duurzame bedrijventerreinen en opwekking van duurzame energie door middel van windenergie. In het Klimaatprogramma 2009-2013 is stimuleren van windenergie als belangrijk project benoemd voor het behalen van het tussendoel van 10% duurzame energie opwekking. Het liefst zou de gemeente zijn gehele energiebehoefte duurzaam opwekken. In het Collegeprogramma 2010-2014 is aangegeven dat Nieuwegein streeft naar een klimaatneutrale duurzame stad in 2040. Daarbij is aangegeven dat op de route naar een duurzame stad onder meer verder gegaan wordt met het realiseren van vijf windturbines tussen bedrijvenpark Het Klooster en de rijksweg A27. Nieuwegein ziet een duidelijke meerwaarde in de (ruimtelijke) combinatie van bedrijventerreinen en windturbines. Het geplande bedrijventerrein Het Klooster biedt de enige plek waar een windpark van middelgrote omvang kan worden gerealiseerd. Nieuwegein verbindt, structuurvisie 2030 In de Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030 geeft de gemeente Nieuwegein aan hoe ze inspeelt op ruimtelijke ontwikkelingen die op de stad afkomen. Het plangebied is hierin aangeduid als ontwikkelingsgebied voor duurzaam bedrijventerrein en voor de plaatsing van windturbines. In de visie wordt de plaatsing van de windturbines gezien als de motor achter grootschalige ontwikkeling van duurzame energieopwekking.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Figuur 5 Uitsnede gemeentelijke structuurvisie
2.5
Conclusie
Het initiatief voor de plaatsing van windturbines is al enige tijd geleden ingezet. In diverse beleidsdocumenten is de gekozen locatie dan ook al aangeduid als locatie voor windturbines. Het initiatief is dan ook in overeenstemming met het geldende beleid.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
20
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Hoofdstuk 3
3.1
Planbeschrijving
Planuitgangspunten
Het plan maakt een windturbinepark mogelijk dat zorgvuldig aansluit op de infrastructuur (A27) en het in ontwikkeling zijnde duurzame bedrijventerrein Het Klooster. Het bestemmingsplan is beperkt tot de locatie van de vijf masten, de overslag van de rotorbladen, de gronden voor aanleg en onderhoud van de turbines en waar nodig voor de bijbehorende infrastructuur.
3.2
Ontwikkeling
Het bouwplan voorziet in de realisatie van een lijnopstelling van vijf windturbines met een maximale ashoogte van 108 meter en een maximale rotordiameter van 92,5 meter. Het totale vermogen van het windpark bedraagt maximaal 13 MW. De ontwikkelaar heeft de mogelijkheid te kiezen uit diverse leveranciers2 . Dit betekent dat het bestemmingsplan ruimte biedt voor windturbines met een vermogen tussen de 2 en 3 MW. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van 2x3 MW en 3x2 MW maar ook van 3x3 MW en 2x2 MW. De onderzoeken naar effecten op de omgeving zijn afgestemd op diverse type windturbines. De onderlinge afstand tussen de windturbines bedraagt bij voorkeur tenminste drie tot vier maal de rotordiameter om het zogenaamde parkeffect (minder opbrengst door “windschaduw”) en turbulentie te beperken. Bij het ontwerpen van het inrichtingsplan is rekening gehouden met een aantal ruimtelijke beperkingen, o.a. als gevolg van nabij gelegen woningen, de rijksweg A27, de gemeentegrens en het AC-restaurant. Hierdoor zijn kleine verschillen ontstaan in de tussenafstanden van de windturbines. De onderlinge afstand van turbines 1 en 2 en 2 en 3 is ruim 350 meter. De afstand tussen de overige turbines bedraagt ruim 400 meter. Deze verschillen zijn relatief klein en zullen met het blote oog niet of nauwelijks zichtbaar zijn, waardoor het beeld van een regelmatige lijnopstelling behouden blijft.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
22
Figuur 6 Inrichtingsplan windpark Het Klooster (rode sterren) en Windpark Houten (blauwe sterren). (De afmetingen van een vak zijn 1 x 1 km). In figuur 6 is de inrichting van windpark Nieuwegein weergegeven. De rode sterren geven de beoogde locaties van de windturbines van het windpark weer. De gestippelde cirkels rond deze punten geven het gebied aan waarover rotorbladen (kunnen) draaien. De blauwe sterren geven de plaatsen van de (nog te bouwen) turbines van Windpark Houten weer. Bij de aanleg van het windpark zal er een civiele ontsluiting worden aangelegd. De gemeente zal zorgen voor ontsluiting van de kavels ten behoeve van het bouw- en onderhoudsverkeer. Verder zullen voor de turbines 1, 2, 3 en 5 kraanopstelplaatsen worden aangelegd ten behoeve van de bouwkranen. De turbine 4 die gepland staat op het grondgebied van Rijkswaterstaat is voldoende ontsloten via de verzorgingsplaats bij het AC-restaurant. De door de windturbines geproduceerde elektriciteit zal in (via een interne transformator) of aan de voet van de windturbine (via een extern compactstation) van laagspanning naar middenspanning worden getransformeerd. De middenspanningskabels van de windturbines zullen naar huidige inzichten onder of naast het aan te leggen fietspad worden gelegd en worden aangesloten op zogenaamde 'inkoopstations' (transformatorstations). In deze ruimte(n) zal het windpark worden aangesloten op het netwerk van het lokale energiebedrijf. De exacte locaties van de inkoopstations worden gedurende het planproces bepaald. Naar huidige inzichten komen de stations bij de windturbines 3, 4 en 5.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
3.2.1
Locatiekeuze
Voor deze locatie is met name gekozen, omdat er goed aangesloten kan worden bij bestaande infrastructuur (A27) en het toekomstige bedrijventerrein Het Klooster. Door aan te sluiten bij de A27 zal de bestaande lijn in het landschap worden versterkt, waardoor het landschap beter leesbaar wordt. De aansluiting bij het in ontwikkeling zijnde duurzame bedrijventerrein komt tegemoet aan de maatschappelijke wens om windturbines zoveel mogelijk te combineren met bedrijventerreinen. Verder biedt deze locatie, in tegenstelling tot andere locaties in Nieuwegein, als enige voldoende ruimte aan een middelgroot windpark. In verschillende documenten wordt de locatie Het Klooster als een goede locatie voor windenergie omschreven. Zo is in 1999 in opdracht van de gemeente Nieuwegein door Ecofys een rapport Gemeente Nieuwegein en windenergie opgesteld. In de rapportage is aan de hand van een zoektocht een analyse gemaakt van geschikte locaties voor windenergie. Nieuwegein blijkt 18 tot 39 MW aan windvermogen te kunnen realiseren. Volgens het rapport kunnen in de volgende “aandachtsgebieden” mogelijk turbines geplaatst worden: Rijnenburg, Plettenburg, Het Klooster en langs de rijkswegen A2 en A27. De polder Rijnenburg is in 2001 overgegaan naar de gemeente Utrecht. Voor dit gebied bestaan plannen om in de toekomst woningen te gaan bouwen. Daarmee komt deze (enige) potentiële windlocatie langs de A2 te vervallen. Plettenburg biedt onvoldoende ruimte om een middelgroot windpark te creëren. Nieuwegein acht het onwenselijk windturbines meer zuidelijk langs de A27 te plaatsen, omdat de gemeente daar de karakteristieke openheid wenst te behouden. De schutsvelden van de Nieuwe Hollandse Waterlinie dienen volgens de gemeente open te blijven. Bovendien bevinden zich richting de Lek goede tot zeer goede weidevogelgebieden, die zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Ook valt dit gebied niet binnen de “rode contour” die de ruimtelijke begrenzing voor stedelijke uitbreiding aangeeft. Het bedrijventerrein Het Klooster en het terrein van het nabij gelegen AC-restaurant liggen wel binnen de rode contour. Hieruit blijkt dat de windlocatie langs de A27 ter hoogte van Het Klooster de enige locatie is die geschikt is voor een middelgroot windpark. In 2004 heeft Ecofys voor Nieuwegein een energiemodel opgezet, waaruit blijkt dat windturbines langs de A27 een belangrijke rol kunnen spelen in het klimaatbeleid van de gemeente. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport Energiemodel Nieuwegein. In de samenvatting van dit rapport staat: “(...) Wanneer Nieuwegein de komende jaren alle voorgenomen energie en duurzame energieprojecten ook nog uitvoert, dan kan meer dan 80% van de evenredige bijdrage worden ingevuld. Maatregelen op het bedrijventerrein Het Klooster kunnen hieraan verreweg de grootste bijdrage leveren (meer dan 50%). Bijvoorbeeld de plaatsing van windturbines langs de A27 speelt hierin een belangrijke rol.” Ook in het Windplan van de provincie Utrecht wordt de locatie van het windpark positief onderschreven: “Voor een korte lijn dicht langs de snelweg is – langs de A27 en op het grondgebied van de provincie Utrecht - alleen ter hoogte van toekomstig bedrijventerrein Het Klooster ruimte.” Onder een 'korte lijn' verstaat het Windplan een lijnopstelling van drie tot vijf turbines. De locatiekeuze wordt in het tenderdocument van de gemeente Nieuwegein (2005) als volgt geformuleerd: “Voor het bedrijventerrein Het Klooster zijn ten aanzien van duurzaamheid en de realisatie van duurzame energie ambitieuze doelstellingen geformuleerd. Om de doelstellingen te halen is het uitgangspunt gehanteerd dat er windturbines op het bedrijvenpark geplaatst worden. De doelstelling is verankerd in diverse documenten waaronder het Milieueffectrapport (MER) , de Energievisie en het Ontwikkelingsplan.” Het MER waarnaar hierboven verwezen wordt, is gemaakt in het kader van het bestemmingsplan Het Klooster en niet ten behoeve van dit windturbinepark. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
24
In Houten wordt door Eneco Wind en de coöperatieve vereniging Uwind een windpark bestaande uit drie windturbines parallel aan het Amsterdam Rijn Kanaal ontwikkeld. Dit windpark ligt evenals het beoogde windpark in de directe nabijheid van de snelweg A27. De windparken liggen in de naaste omgeving van Nieuwegein en Houten, beide parken liggen parallel aan de grens tussen bebouwd en onbebouwd gebied. Deze stedelijke omgeving, die gekenmerkt wordt door tal van maskerende bomenrijen, maakt dat een relatief kleine afstand tussen beide windparken met behoud van goede beeldkwaliteit mogelijk is. Het bedrijventerrein Het Klooster zal het stedelijke karakter van dit gebied verder versterken. Een beperkte afstand tussen beide windparken vermindert de impact van de windturbines op provinciale schaal. 3.2.2
Energieopbrengst en CO2 emissie reductie
In het licht van de toenemende energievraag is het begrijpelijk dat de roep om duurzame en onuitputtelijke energie steeds luider wordt. Windenergie is op dit moment samen met bio-energie één van de meest economisch aantrekkelijke opties voor duurzame energie in Nederland. Op basis van de langjarig gemiddelde windsnelheid is voor windpark Nieuwegein de jaarlijks gemiddelde energieopbrengst bepaald op ruim 28 GWh, zie tabel 2. Hierbij is rekening gehouden met verliezen door het net, zog- en obstakeleffect en niet-beschikbaarheid. De energieopbrengst is op basis van “vermeden koleninzet” vertaald naar reductie van CO 2 -emissie. In het Protocol monitoring hernieuwbare energie (Agentschap NL, mei 2010) zijn conversie- en emissiekentallen bepaald voor de elektriciteitsproductie in Nederland. De meest actuele emissiefactor voor elektriciteitsproductie bedraagt volgens dit rapport 0,581 kg/kWhe. Op basis hiervan is de CO 2 -emissiereductie door windpark berekend op circa 16,4 kiloton per jaar. Ook is ter indicatie het aantal huishoudens berekend dat door het windpark van elektriciteit zou kunnen worden voorzien. Tabel 2:
Jaarlijkse energieopbrengst en CO 2 -reductie.
Opgesteld vermogen
13 MW
Opbrengst
28,3 GWh/jr
CO 2 -reductie jaar Aantal huishoudens
/ 16,4
kton
8.000
Het windpark levert schone energie aan ruim 8.000 huishoudens en speelt hiermee een substantiële rol in het klimaatbeleid van de gemeente met circa 27.000 huishoudens (bron: CBS, bewerking Statistiek en Onderzoek, 2009). Bij de aanname dat een gemiddeld huishouden circa 3.500 kWh per jaar verbruikt, voorziet het windpark dus bijna 30% van alle huishoudens in Nieuwegein van groene stroom.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
3.3
Ruimtelijke inpassing
3.3.1
Landschappelijke inpassing
Bestaande landschap Het bestaande landschap rondom het plangebied wordt enerzijds gekenmerkt door stedelijke structuren, zoals bedrijventerreinen (waaronder het in ontwikkeling zijnde bedrijvenpark Het Klooster) en woningen in Nieuwegein, Houten en Vianen, de Beatrixsluizen, de Rijksweg A27, twee tankstations en een AC-restaurant. Anderzijds bevinden zich met name aan de oostzijde meer landelijke structuren van weilanden met verspreide bebouwing, die worden doorsneden door lange bomenrijen (veelal langs waterstructuren), dijken en kanalen. Het plangebied valt binnen de 'rode contour' van de gemeente Nieuwegein die de ruimtelijke begrenzing geeft voor stedelijke uitbreiding. Aspecten landschappelijke inpassing Gekozen is voor een lijnopstelling, die de kromming van de A27 ter plaatse volgt. Deze opstelling zal de loop van deze snelweg accentueren en deze vanuit de omgeving beter herkenbaar maken. De oriëntatie van de opstelling sluit ook aan bij de loop van het verbindingskanaal tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek. De bewegingen van de turbines passen bij de stedelijke dynamiek van de snelweg en de activiteiten op het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein. De hoogteverschillen door viaducten en op- en afritten, alsook de verschillen in hoogte van woon- en bedrijfsgebouwen dragen bij aan een 'dynamisch landschap'. Het windpark sluit qua oriëntatie goed aan bij het Lekkanaal, dat op iets grotere afstand ligt. Het windpark past uitstekend bij het te ontwikkelen duurzame bedrijventerrein Het Klooster. Het zal het bedrijventerrein naast een duurzaam imago ook een high-tech uitstraling geven. Het bedrijventerrein en de windturbines vormen een overgang naar cultuurhistorie, natuur en landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie aan de westzijde en accentueren zo het duurzame karakter van het gebied. Windpark Houten Windpark Houten ligt op korte afstand van het plangebied langs het Amsterdam-Rijnkanaal. De molens staan eveneens in een lijnopstelling. Hierdoor wordt de 'leesbaarheid' van dit kanaal versterkt. Hoewel het beoogde windpark relatief dichtbij het windpark in Houten ligt, zullen beide windparken met een verschillend kleurontwerp, goed van elkaar te onderscheiden zijn. Het windpark Houten heeft bovendien grotere afstanden tussen de windturbines. De turbines van beide windparken, die elk zullen worden voorzien van drie bladen, zullen qua afmetingen wel zo veel mogelijk op elkaar lijken. Dit komt een rustige aanblik ten goede. Voordeel van bundeling met windpark Houten is dat wordt voldaan aan het 'concentratie-principe', een bekend milieuprincipe. Natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuur en Milieu hechten sterk aan dit principe, zeker in combinatie met plaatsing op een bedrijventerrein. Concentratie van de twee windparken heeft (wegens overlap) een kleinere ruimtelijke impact (in km2) op de omgeving tot gevolg. Beide windparken liggen parallel aan de grens tussen bebouwd en onbebouwd gebied in een stedelijke omgeving, die gekenmerkt wordt door maskerende bomenrijen. Een relatief kleine afstand tussen beide windparken met behoud van goede beeldkwaliteit is daardoor mogelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
26
Kleurstelling windturbines De windparken in Houten en Nieuwegein hebben een verschillende opstelling en oriëntatie, maar ze liggen dicht bij elkaar. Om de windparken ruimtelijk nog beter van elkaar te kunnen onderscheiden, is ervoor gekozen om windpark Nieuwegein met een eigen kleurontwerp te realiseren. Richtlijnen windplan Utrecht Het windpark voldoet aan de “Richtlijnen Beeldkwaliteit” van het Windplan Utrecht. In het Rivierengebied Oost zijn meerdere initiatieven voor windparken. Het Windplan geeft aan dat voorkeur van de provincie uitgaat naar “de ontwikkeling van de 'lange lijnen' en series lijnen langs de snelwegen”. Het voorziene windpark voldoet aan deze voorkeur. Het Windplan bevat een aantal richtlijnen voor de beeldkwaliteit. Aspecten die volgens dit document bijdragen aan een goede beeldkwaliteit zijn:
In open landschappen grote afstand (minimaal 4 km) tussen verschillende opstellingen. In stedelijk gebied kan mogelijk een kleinere afstand gelden; Aanhouden van gelijke afstanden tussen de windturbines ten behoeve van een rustige en logische aanblik; Plaatsing van de windturbines op een strakke lijn. Deze mag gebogen zijn. Als zodanig kunnen windturbines lineaire landschapsstructuren zoals o.a. snelwegen vanuit de omgeving herkenbaar maken; Windturbines moeten dezelfde as- en tiphoogte hebben en er moet voor één type en fabrikaat van masten en turbines gekozen worden; 'Driewiekers' verdienen de voorkeur boven 'tweewiekers';
Met kleurstelling kan de karakteristiek van de opstelling worden versterkt. Dit is vooral van belang bij clusters. Met kleurstelling kan ook de eenheid worden versterkt. Kleurstelling kan het beste een robuust karakter hebben. De kleurstelling kan hierbij verwijzen naar de omgeving. Hieronder wordt beschreven dat het beoogde windpark voldoet aan deze richtlijnen: Ad 1. Het windpark ligt op ruime afstand tot de 'lange lijnen', te weten meer dan 4 kilometer. Het beoogde windpark en het relatief kleine windpark Houten liggen dicht bij elkaar. De windparken liggen echter in de directe nabijheid van de snelweg A27 en hebben een relatief korte afstand tot de stadskernen van Nieuwegein en Houten. De komst van het bedrijventerrein Het Klooster zal het stedelijke karakter van dit gebied nog verder versterken. Deze stedelijke omgeving, die overigens gekenmerkt wordt door tal van maskerende bomenrijen, maakt dat een relatief kleine afstand tussen beide windparken met behoud van goede beeldkwaliteit mogelijk is. Ad 2. De afstanden tussen de windturbines van windpark Nieuwegein zijn nagenoeg gelijk. De rust in het beeld blijft verder bewaard, omdat beide parken juist duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn door verschillende kleurstelling, oriëntatie en verschillende tussenafstanden. Ad 3. Het windpark heeft een opstelling volgens een strakke lijn, die de kromming van de A27 volgt. De afstand tot de rijksweg A27 is zo klein mogelijk waardoor optimaal bij deze lineaire landschapsstructuur wordt aangesloten. Ad 4.
De toe te passen 2 en 3 MW windturbines hebben een gelijke as- en tiphoogte.
Ad 5.
De windturbines zijn 'driewiekers'.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Ad 6. Om de karakteristiek van de opstelling te versterken zal door een landschapsarchitect een geschikt kleurontwerp worden uitgewerkt. Uitgangspunt hierbij is, goed aan te sluiten bij de omgeving. Visualisaties Voor het windpark zijn vanaf verschillende zichtpunten fotomontages (visualisaties) gemaakt. De keuze voor de zichtpunten is gebaseerd op de volgende criteria: groot aantal bezoekers, gevoeligheid voor beïnvloeding en zichtbaarheid van en afstand tot het windpark. De zichtpunten zijn aangegeven in figuur 7. De visualisaties zijn gebaseerd op foto's van de bestaande situatie, waarop de windturbines op natuurgetrouwe wijze zijn ingetekend (figuur 8). Overigens is er in de toekomst sprake van bedrijfsbebouwing ten westen van het windpark.
Figuur 7: zichtpunten visualisaties
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
28
A
B
C
D
E
F
figuur 8 Visualisaties Conclusie De opstelling en uitvoering van het winturbinepark voldoet aan de beelkwaliteitseisen die gesteld worden ten aanzien van windturbine opstellingen. Zo wordt de Rijksweg A27 'zichtbaar' gemaakt in het landschap. De uitstraling blijft verder rustig door het hanteren van een type windturbine met eenzelfde kleurstelling.
3.3.2
Natuurwaarden
Inleiding Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
De effecten van het windpark op natuurwaarden zijn onderzocht door Bureau Waardenburg BV. Hun bevindingen zijn vastgelegd in het rapport "Beoordeling van effecten op vogels van windturbines op het geplande bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein"(Bijlage 1) en in een Quick Scan Windpark Nieuwegein (Bijlage 2). In een brief van 2 november 2010 (Bijlage 3) verklaart Bureau Waardenburg dat deze bevindingen, die dateren uit 2006 en 2007, nog steeds actueel zijn. Deze documenten zijn alle opgenomen in de bijlagen. In het onderstaande zijn de resultaten in verkorte vorm in de tekst verwerkt. Gebiedsbescherming Het Klooster is geen onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). In de directe omgeving bevinden zich geen overige waardevolle natuurgebieden. Wel bevindt zich op bedrijventerrein Het Klooster een ecologische verbindingszone, die van Nieuwegein naar Houten loopt. Aan de oostzijde van de A27 liggen ten noorden van de ecologische verbindingszone twee natuurgebiedjes (bestaande natuur). Ten zuiden van de A27 liggen de uiterwaarden van de Lek (nieuwe natuur). Ecologische verbindingszones De noordelijke windturbines van het windpark bevinden zich nabij een ecologische verbindingszone. Het gaat hier om een sloot die evenwijdig aan de A27 loopt en via de Schalwijksewetering afbuigt in westelijke richting naar Nieuwegein. Deze sloot maakt deel uit van 'Verbindingszone 20: Kromme IJssel – Langbroek en Lek (Buitenwaard)'. Het is een verbindingszone voor planten en dieren van het biotooptype “vochtige loofbossen en schraallanden”, die een verbinding vormt tussen de aanwezige en te ontwikkelen vochtige loofbossen en schraallanden langs de Hollandsche- en Kromme IJssel en gelijksoortige gebieden langs de Kromme Rijn en in het Langbroekergebied. Tevens vormt de zone een verbinding met het rivierengebied van de Lek ter hoogte van de Buitenwaard.
figuur 9 ecologische hoofdstructuur
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
30
Uit het natuurwaardenonderzoek van Bureau Waardenburg blijkt, dat de plaatsing van de windturbines nabij deze ecologische verbindingszone geen significante gevolgen zal hebben voor de bovengenoemde planten- en diersoorten. Uit dit onderzoek blijkt dat de diersoorten snel gewend raken aan het geluid en de beweging van de rotor. De desbetreffende diersoorten zullen zich derhalve gewoon langs de windturbines blijven verplaatsen. Verder geeft het Streekplan aan: De afgrenzing van het gebied door de grote infrastructuur als A27, Lek, Lekkanaal en Amsterdam-Rijnkanaal betekent in ecologisch opzicht dat het gebied voor veel soorten geïsoleerd ligt. Alleen voor vogels en waterorganismen is het gebied goed te bereiken. Conclusie gebiedsbescherming De conclusie is dat windturbines de functie van de ecologische verbindingszone niet zullen aantasten. Soortenbescherming De effecten op beschermde soorten zijn eveneens in beeld gebracht door Bureau Waardenburg. Hieronder geven wij een beknopte samenvatting van de conclusies. Flora Ten aanzien van flora geldt dat de planten van weteringen, sloten en greppels kenmerkend zijn voor het biotoop waarin ze voorkomen, maar dat het zijn planten die in heel Nederland in dergelijke groeiplaatsen aangetroffen worden. Hetzelfde geldt voor de vegetaties van grasland, bos en struweel. Hiermee is de vegetatie slechts matig kenmerkend voor dit gebied. Ook zijn er geen zeldzame planten in het gebied aanwezig. Vogels Verstoring van broedende, rustende of foeragerende vogels door de turbines binnen het (toekomstige) bedrijvenpark is niet of nauwelijks aan de orde. Ook buiten het park, in het westelijk deel van de polders aan de andere kant van de A27, zullen nauwelijks vogels verstoring van de turbines ondervinden. Er is geen sprake van verstoring door barrièrewerking. Aanvaringsrisico's voor broedvogels zijn als verwaarloosbaar te beschouwen. De aanvaringsrisico's voor pleisterende watervogels worden voor het geplande windpark als klein ingeschat en betreffen met name meeuwen. Voor trekvogels zijn zeer geringe aanvaringsrisico's van het geplande windpark te verwachten, mede gezien de achtergrondverlichting. Het totaal aantal vogelslachtoffers op jaarbasis zal gering zijn en vergelijkbaar met andere knelpuntloze windturbinelocaties. Er is daarom geen aanleiding voor een uitgebreidere locatiebeoordeling (risicoanalyse) ten aanzien van het aspect vogels. Deze locatie lijkt juist het algemene uitgangspunt te ondersteunen dat windturbines op of nabij bedrijventerreinen geplaatst zouden moeten worden. Er zijn geen belangrijke effecten op vogels te verwachten Vleermuizen Gezien het ontbreken van oude bomen, aaneengesloten struweelzones en gebouwen wordt de aanwezigheid van kolonieplaatsen en belangrijke vliegroutes van vleermuizen in het plangebied niet verwacht. Er zijn geen aanwijzingen dat er belangrijke vliegbanen voor seizoensmigratie lopen. Er worden geen effecten op vleermuizen verwacht van de plaatsing van windturbines. Conclusie soortenbescherming Uit de quick scan die Bureau Waardenburg heeft uitgevoerd naar voorkomende beschermde diersoorten zijn de volgende conclusies getrokken:
er worden geen effecten op zwaar beschermde soorten verwacht;
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
de bouwlocaties liggen allen buiten de bestaande watergang langs de A27. Daardoor hebben de bouwplannen alleen betrekking op de algemene soorten. Hiervoor geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 tot en met 13 van de Flora- en Faunawet een vrijstelling; voor winter- en trekvogels zijn in het kader van de Flora- en faunawet geen maatregelen nodig; voor aanvang van werkzaamheden moet worden vastgesteld of nesten van broedvogels aanwezig (of werkzaamheden moeten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd).
De Flora- en faunawet staat aan de planrealisatie niet in de weg. 3.3.3
Cultuurhistorie en archeologie
Inleiding Het Verdrag van Malta is geïmplementeerd in de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Op grond van de gewijzigde Monumentenwet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen. Concreet betekent dit dat voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Nota Ruimte, de wijziging van de Monumentenwet 1988 en recent ook in de ontwerp structuurvisie Infrastructuur en ruimte. Cultuurhistorie De belangrijkste cultuurhistorische waarden in de buurt van het windpark zijn verbonden aan de 'megastructuur' van de Hollandse Waterlinie (zie figuur 10). Deze waterlinie diende als belangrijk militair verdedigingswerk. In 1672 is de Oude Hollandse Waterlinie aangelegd. Deze is aangepast na 1815, waarna de Nieuwe Hollandse Waterlinie is ontstaan. Op dit moment vervult de (Nieuwe) Hollandse Waterlinie echter geen militaire functie meer.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
32
Figuur 10 Zoals af te lezen is in figuur 11 ligt het plangebied niet in een gebied dat veilig gesteld moet worden of waarvoor eisen gesteld moeten worden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Figuur 11 Figuur 12 toont de Nieuwe Hollandse Waterlinie met bijbehorende ruimtelijke kenmerken. De windturbines zullen in het vroegere inundatiegebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie worden geplaatst. De Nieuwe Hollandse Waterlinie behoort tot een Belvédère-gebied, dat door de staatssecretarissen Zijlstra en Bleker op de Voorlopige Lijst van werelderfgoed is geplaatst. Dit betekent dat het Rijk en betrokken overheden, eigenaars en beheerders voorbereidingen moeten treffen om het erfgoed binnen 15 jaar te nomineren voor de Werelderfgoedlijst. In dit gebied moet dan ook met zorg worden omgegaan met ruimtelijke ontwikkelingen. De plaatsing van windturbines in dit gebied wordt echter niet op voorhand uitgesloten. Het windpark is geprojecteerd in het 'liniegezicht' op de grens met 'open velden'.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
34
Figuur 12 Het is verantwoord om windturbines in dit gebied te plaatsten, omdat de afstand tot het veilig te stellen gebied van de Nieuwe Hollandse Waterlinie relatief groot is. De windturbines tasten de openheid van het landschap niet aan en ook is voor het gebied tussen de windturbines al verstedelijking voorzien door het beoogd bedrijventerrein Het Klooster. Het windturbinepark zal gelet op de locatie en haar directe omgeving (A27, bedrijventerrein) de zichtbaarheid van de landschapselementen niet of nauwelijks verminderen. Conclusie cultuurhistorie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor deze functie van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, noch voor de cultuurhistorische waarde ervan. Archeologie Gemeentelijk beleid Gemeenten moeten sinds de implementatie van de Wamz bij de vaststelling van nieuwe bestemmingsplannen of bij de ontheffing van bestaande plannen rekening houden met de archeologische waarden en verwachtingen in de bodem. In het kader van omgevingsvergunningen kunnen gemeenten archeologische eisen stellen aan de aanvragers in de vorm van het uitvoeren van archeologisch onderzoek als voorwaarde voor de vergunningverlening. Daarnaast wordt in tal van andere situaties van gemeenten een visie en uitspraak over het archeologisch bodemarchief verwacht.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Om haar taak als bevoegde overheid adequaat te kunnen vervullen heeft de gemeente Nieuwegein een archeologische verwachtings en –beleidsadvieskaart laten opstellen door RAAP Archeologisch Adviesbureau. Op de archeologische verwachtingskaart staan alle bekende archeologische vindplaatsen (waaronder AMK-terreinen) en alle verwachte archeologische waarden aangegeven. Deze kaart dient als basis voor de beleidsadvieskaart, waarop staat aangegeven hoe met de archeologische waarden en verwachtingen omgegaan dient te worden. De kaarten zijn de basis voor het gemeentelijke archeologiebeleid zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke archeologienota en fungeert als onderlegger voor nieuwe bestemmingsplannen. Het uitgevoerde onderzoek biedt zo, op perceelsniveau, inzicht in het voorkomen van archeologische waarden en verwachtingen. Onderzoek Figuur 13 geeft aan dat zich in het noordwesten van het industrieterrein een archeologische vindplaats uit de 12e eeuw bevindt. Deze en andere gebieden met archeologische of cultuurhistorische waarden bevinden zich op voldoende afstand van het windpark. Deze gebieden of vindplaatsen zullen derhalve niet door het windpark worden aangetast. Het archeologische monument Oud Heemstede betreft resten van een voormalig kasteel. Volgens de interactieve cultuurhistorische kaart van de provincie Utrecht is dit monument het enige archeologische monument in het beschouwde gebied. Door RAAP is verkennend onderzoek uitgevoerd naar de archeologische waarden in het plangebied en de directe omgeving (bijlage 4). Dit onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Het Klooster en bevat informatie over turbine 3 en 5. Turbine 3 bevindt zich op de oeverwal van de Wiersch stroomgordel. De oeverafzettingen bevinden zich binnen de beoogde ontgravingsdiepte (circa 2,5 m onder maaiveld). Voor turbine 3 is daarom karterend onderzoek nodig. Turbine 5 bevindt zich buiten de Wiersch stroomgordel en de crevasses. De ontgravingen zullen niet tot in het dekzand reiken. Voor turbine 5 geldt dat geen nader onderzoek nodig is. De locaties van turbines 1, 2 en 4 moeten nog worden beschouwd. Het onderzoek wordt momenteel aangevuld. De resultaten van het aanvullend onderzoek worden verwerkt in de volgende fase van dit bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
36
Figuur 13 Locatie windturbines ten opzichte van de Hollandse waterlinie
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
3.3.4
Recreatieve waarden
Het windpark ligt niet in een aandachtsgebied voor recreatie. Het gebied aan de noordzijde ligt in een cirkelvormige zone, die een aantal steden omsluit, waaronder Nieuwegein. Ten zuiden van het windpark ligt op enige afstand eveneens een zone die in het Streekplan is aangewezen als “ontwikkelingsgebied”. Dit betekent volgens het Streekplan, dat de “dagrecreatieve functie de komende jaren versterking krijgt”. Op dit moment ligt in de noordelijke zone al een golfbaan. De aanleg van een windpark is doorgaans prima te combineren met deze en andere vormen van dagrecreatie. Het windpark kan een positieve bijdrage leveren, door bijvoorbeeld zijn educatieve waarde.
3.4
Water en bodem
Inleiding Bij functiewijzigingen wordt beoordeeld of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor bouwen, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie en geschikt is om te bebouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is de watertoets opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Waterbeheer en watertoets Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit in het gebied. Het waterbeheer van het Amsterdam Rijnkanaal en het Lekkanaal berust bij Rijkswaterstaat. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerders over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerders worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. Het hemelwater afkomstig van de A27 wordt opgevangen in sloten evenwijdig aan de A27 en wordt gescheiden van het overige oppervlaktewater afgevoerd naar de poldergemaal van het Hoogheemraadschap. Het streefpeil van dit water is 0,50- NAP. In droge tijden kan er water worden aangevoerd vanuit het gebied ten zuiden van de Achterweg. De Schalkwijkse Wetering heeft een waterpeil van 0,45 + NAP, hier wordt voor het peilbeheer water ingelaten door middel van een pomp vanuit het Lekkanaal. Het overige oppervlaktewater heeft momenteel nog een tijdelijk peil van 0,50- NAP, na het aanleggen van een onderbemaling voor de waterhuishouding bij de Achterweg zal het definitieve peil van 0,80- NAP worden ingesteld. Het oppervlaktewater in het gebied is nog niet compleet aangelegd, in de eindsituatie moet er volgens het Waterhuishoudingsplan ca 18 % van het bruto gebiedsoppervlak uit oppervlaktewater bestaan. Om voldoende drooglegging voor het bedrijventerrein te krijgen wordt het straatpeil in het gehele gebied 0,65 + NAP. Bij het ontwerp van de funderingen van de windturbines, kraanopstelplaatsen en toegangswegen, is rekening gehouden met voldoende waterdoorstroomcapaciteit. De opstelplaatsen voor de windturbines zullen bereikbaar zijn via een aan te leggen verharde bouwweg, die tevens als recreatief fietspad gebruikt kan worden. Voor de bouwkranen zijn bij de turbine kraanopstelplaatsen gecreëerd. De grondwaterstand zal niet of nauwelijks worden beïnvloed door de verspreid te plaatsen windturbines en verhardingen. Het hemelwater zal direct naast de verharding in de bodem infiltreren. De grondwaterstromen zullen vanwege de zeer beperkte barrièrewerking van de heipalen niet verstoord worden. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
38
Grondwater: Bij een oppervlaktewaterstand van 0,80 – NAP zal de gemiddelde grondwaterstand ca 0,70 m1 onder het toekomstige straatpeil komen te liggen. De laagste grondwaterstand zal in droge periodes in de nabijheid van het oppervlaktewater ongeveer op 1,25 m 1 onder het straatpeil liggen. De bodem in het gebied bestaat uit klei op een dikke laag veen. Er zijn dus nog beperkte zettingen van de omgeving te verwachten. In het naastegelegen gebied het Klooster ligt een Verbeterd Gescheiden rioolstelsel. Het regenwater afkomstig van de daken van de bedrijfsbebouwing wordt op het oppervlaktewater geloosd. Het afvalwater en het verontreinigde regenwater worden door middel van een rioolgemaal afgevoerd naar de rioolwaterzuivering aan de noordzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal. Er zijn geen knelpunten- raakvlakken met het plaatsen van de windturbines. Het hemelwater afkomstig van de molens bevat geen uitlogende materialen en kan op oppervlaktewater worden geloosd. Boringsvrije zone Aan de Achterweg ten oosten van de A27 is in Tull en ´t Waal een waterwingebied en één pompstation van het Waterleidingbedrijf Midden Nederland (WMN) gevestigd. Dit bedrijf heeft een vergunning voor de onttrekking van 6 miljoen m³ grondwater per jaar. Ter plaatse van de verzorgingsplaatsen De Knoest en De Kroon is een boringvrije zone ingesteld ter bescherming van dit waterwingebied. Op grond van provinciale milieuverordening is het hier niet toegestaan de watervasthoudende laag te doorboren. Deze laag ligt op een diepte van 40 m. De windturbines komen niet dieper dan deze laag. Bodem Voor de start van de bouw zal een nulmeting gedaan worden van de mate van bodemverontreiniging. Gezien het historisch gebruik van de grond (agrarisch) wordt geen bodemverontreiniging verwacht. Na afloop van de exploitatieperiode van het windpark wordt opnieuw een grondonderzoek gedaan om uit te sluiten dat het windpark bodemverontreiniging heeft veroorzaakt. Ten behoeve van het ontwerp van de fundaties zullen sonderingen worden uitgevoerd om de mechanische eigenschappen van de bodem te bepalen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. Er wordt aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer voldaan. Tevens is de bodem geschikt voor de beoogde functie.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
3.5
Milieu
3.5.1
merbeoordelingsplicht
Inleiding De Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage 1994 maken onderscheid in: - een mer-plicht voor plannen (planmer); - een mer-(beoordelings)plicht voor projecten (projectmer). Het doel van de milieueffectrapportages (planMER en projectMER) is ervoor te zorgen dat milieuaspecten volwaardig worden meegenomen in de besluitvorming. Een milieueffectrapportage staat niet op zichzelf, maar is een hulpmiddel bij de besluitvorming van de overheid over een plan of een project. Een planMER moet worden opgesteld als het bestemmingsplan het kader vormt voor een toekomstig besluit over een mer-(beoordelings)plichtige activiteit (opgenomen in bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994) of voor het plan een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet). De mer-beoordelingsplichtige activiteit betreft het oprichten van één of meer met elkaar samenhangende installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie met een gezamenlijk vermogen van meer dan 15 megawatt (categorie 22.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage). Het mer-beoordelingsplichtige besluit betreft in dit geval het besluit tot verlenen van de omgevingsvergunning (onderdeel milieuvergunning). Sinds 1 april is in het Besluit milieueffectrapportage bepaald dat de drempelwaarden, zoals in dit geval 15 megawatt, indicatief zijn. Het bevoegd gezag moet ook bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen: - de kenmerken van de projecten; - de plaats van de projecten; - de kenmerken van de potentiële effecten. Voor de activiteit is geen omgevingsvergunning (onderdeel milieu) noodzakelijk (zie categorie 20.6 bijlage 1 onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht). Een melding op grond van het Activiteitenbesluit volstaat. Wel is een zogenaamde 'omgevingsvergunning beperkte milieutoets' (OBM) nodig omdat het een park betreft met meer dan drie windturbines (zie artikel 2.2a Besluit omgevingsrecht). Toetsing en conclusie Het project ligt onder de drempelwaarde van 15 MW. Dit is een eerste indicatie dat geen sprake zal zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarnaast is gekeken naar de omstandigheden zoals de richtlijn die benoemd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
40
Kenmerken van het project: Er is sprake van 5 windturbines met een gezamenlijk vermogen van ten hoogste 13 MW. Er zijn geen grootschalige projecten in de omgeving die in samenhang leiden tot andere milieueffecten. Ten westen van de turbines wordt het bedrijventerrein ontwikkeld, maar dit kent andersoortige effecten dan het windturbinepark. De mogelijke samenhang van milieueffecten met het windpark in Houten is onderzocht. Er is geen sprake van samenhangende milieueffecten. Bovendien is door de Afdeling bestuursrechtspraak bepaald (21 juni 2006, no. 200506899/1) dat de windturbines in Houten en Nieuwegein geen functionele, technische of organisatorische binding hebben en daarmee niet tezamen één inrichting in de zin van de Wet milieubeheer vormen. Een beoordeling van de twee initiatieven in een gemeenschappelijk MER is daarom niet aan de orde. Uit paragraaf 3.3. en 3.5 blijkt dat het windturbinepark goed inpasbaar is in de omgeving en niet leidt tot onevenredige hinder voor de omgeving. Plaats van het project: De locatie van het project is zorgvuldig gekozen langs bestaande infrastructuur (en bijbehorende voorzieningen zoals een restaurant en pompstation) en deels op een bedrijventerrein. In de directe omgeving is bijvoorbeeld slechts een enkele woning aanwezig. Er is geen sprake van aantasting van het landschap, cultuurhistorische waarden of beschermde natuurgebieden. Door middel van archeologisch onderzoek is vastgesteld op welke manier rekening moet worden gehouden met archeologische (verwachtings)waarden. Kenmerken van de potentiële effecten: De effecten van het windturbinepark hebben een beperkte uitstraling. Zie ook paragraaf 3.3 en 3.5. Ook bij maatgevende milieueffecten zoals geluid en externe veiligheid en slagschaduw is sprake van aanvaardbare milieueffecten. Conclusie Gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. 3.5.2
Geluid
Inleiding Een windturbinepark wordt gezien als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Met de wijziging van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2011 geldt voor windturbines een nieuw toetsingskader voor geluid. Tevens is een gewijzigd meet- en rekenvoorschrift gepubliceerd. Met deze wijziging gaat voor alle windturbines de Lden dosismaat gelden met 47 Lden als norm voor de etmaalperiode en 41 Lden als norm voor de nachtperiode (jaargemiddeld). Vooruitlopend op de wijziging van het Activiteitenbesluit heeft de minister de 'Circulaire geluidhinder veroorzaakt windturbines' gepubliceerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Onderzoek Er heeft onderzoek (bijlage 5 tot en met 9) plaatsgevonden naar de geluidemmissie van de Vestas V 90, Enercon E 82, Nordex N 90 en Repower NM 92. Bij de berekening is rekening gehouden met cumulatie van de geluidemissie van het in ontwikkeling zijnde Windpark Houten-Veerwagenweg. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB op de dichtsbijzijnde woningen van derden. Maatgevend zijn woningen aan de Veerwagenweg 100, Kanaaldijk Zuid 24, Achterweg 3 en Knoesterweg 1. De Enercon kan zonder maatregelen aan de normen voldoen. Voor de Repower en Nordex zijn hiervoor reducties van de jaargemiddelde bronsterkte noodzakelijk. Daarom zullen bij plaatsing van deze turbinetypes geluidreducerende instellingen worden opgelegd. Dit vindt plaats in de vorm van stilstandregeling of rotatiesnelheidbeperking dat via maatwerkvoorschriften (Activiteitenbesluit) zal worden vastgelegd. Voor de Vestas is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting bij opstelling van 3x3 en 2x2 MW en bij opstelling van 2x3 en 3x2 MW. Ook voor de Vestas geldt met een stilstandregeling aan de geluidnormen kan worden voldaan in deze combinaties van 2 en 3 MW turbines. De geluidemissie van het windpark voldoet zowel voor woningen in Nieuwegein als ook voor woningen in Houten aan de wettelijke normen. De windturbines zullen aan de oostzijde van de A27 overigens nauwelijks hoorbaar zijn vanwege het al aanwezige wegverkeerslawaai en de grotere afstand tot aan de turbines. 3.5.3
Slagschaduw en lichtschittering
Inleiding Schaduweffecten van draaiende windturbines (slagschaduw) kunnen hinder en gezondheidsklachten veroorzaken. De flikkerfrequentie, het contrast en de tijdsduur van de blootstelling zijn van invloed op de mate van hinder die kan worden ondervonden. Het is bekend dat flikkerfrequenties tussen 2,5 en 14 Hz als storend worden ervaren. Bij de normstelling ten aanzien van schaduwwerking wordt aangesloten bij de Regeling behorende bij het Activiteitenbesluit. In deze Regeling is opgenomen dat een windturbine moet zijn voorzien van een automatische stilstandvoorziening indien de schaduw meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten valt op een gevoelige bestemming en indien de afstand tussen de windturbine en de woning of andere slagschaduwgevoelige bestemmingen minder dan 12x de rotordiameter bedraagt. Onderzoek De windturbines op locatie Het Klooster worden uitgerust met een automatische stilstandvoorziening om hinder door slagschaduw bij gevoelige bestemmingen te beperken. Uit onderzoek naar slagschaduweffecten van de het worst case turbinetype blijkt (bijlage 10) blijkt dat het windpark ter plaatse van de rode contour vijf uur slagschaduw per jaar veroorzaakt. Binnen deze contour liggen twee woningen. Dit betekent dat in de praktijk de turbines vrijwel nooit stilgezet hoeven te worden vanwege slagschaduw. Aan de regels uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. De rotorbladen van de windturbines zullen zijn voorzien van een niet reflecterende coating zodat hinder door lichtschittering is uitgsloten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
42
3.5.4
Externe veiligheid
Inleiding Het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het Bevi is niet van toepassing op windturbines. Het beleid en de normstelling voor windturbines volgen uit het Besluit algemene regels Wet milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) en het handboek risicozonering windturbines (hierna: het handboek). In het Activiteitenbesluit is een grenswaarde opgenomen voor het plaatsgebonden risico ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Deze grenswaarde bedraagt respectievelijk 10-6 en 10-5 per jaar. Voor overige categorieën objecten/activiteiten geldt dat in het handboek richtwaarden zijn geformuleerd voor de (toename van de) externe veiligheidsrisico's. Het gaat daarbij om wegen, waterwegen, spoorwegen, risicorelevante bedrijfsactiviteiten/installaties, ondergrondse kabels en leidingen en bovengrondse leidingen. De richtwaarden uit het handboek hebben een oriënterende werking, zij hebben geen wettelijke status. Het is aan het bevoegd gezag om een besluit te nemen over de aanvaardbaarheid van externe veiligheidsrisico's. Onderzoek Voor de beoordeling van de externe veiligheidsrisico's als gevolg van de beoogde wondturbines is onderzoek gedaan naar de toename van het risico ter plaatse van (beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving, de rijksweg A27 en lokale wegen en de nabijgelegen risicorelevante bedrijfsactiviteiten/installaties. Ten behoeven van het bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd door Ecofys (zie bijlage 11) aan de hand van de Vestas V90. De berekening zullen voor overige windturbinetypen ongeveer dezelfde uitkomsten hebben omdat deze turbinetypen qua afmetingen en toerentallen overeenkomen met de Vestas V90. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Uit het handboek volgt dat de PR 10-5 contour gelijk is aan de halve rotordiameter. Op grond van de vrijwaringszone die in het bestemmingsplan is opgenomen bedraagt de rotordiameter van de te ontwikkelen turbines maximaal 95 m zodat de PR 10-5 contour maximaal 47,5 m bedraagt. Uit de onderzoeken blijkt dat het meest nabij gelegen kwetsbare object, het AC restaurant, op een afstand van circa 46 m van één van de windturbines is gelegen. De onderzochte windturbinetypen, met een vermogen van 2 tot 3 MW, hebben een maximale rotordiameter van 46,25 m. Het bestemmingsplan biedt de ruimte om de turbines zo te plaatsen dat juist aan de grenswaarde voor het PR 10-5 ter plaatse van beperkt kwetsbare objecten wordt voldaan. De nabijgelegen tankstations De Kroon en De Knoest kunnen eveneens worden getypeerd als beperkt kwetsbaar object, de afstand tot de beoogde windturbines bedraagt echter ruimschoots meer dan 47,5 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
De PR 10-6 contour dient per type windturbine te worden berekend. Omdat nog niet bekend is welk windturbinetype wordt gerealiseerd is rond elke windturbinebestemming een veiligheidszone opgenomen die is gebaseerd op het handboek. In het handboek is de vuistregel opgenomen dat de PR 10-6 contour voor windturbines op land met een vermogen van 3 MW 165 m bedraagt. Binnen de veiligheidszone van 165 m zijn momenteel geen kwetsbare objecten aanwezig en wordt de ontwikkeling van nieuwe kwetsbare objecten uitgesloten. Dit gebeurt ofwel in de regels van het voorliggende plan (behorende bij de bestemmingen binnen de veiligheidszone) ofwel in de regels van de vigerende bestemmingen. Een voorbeeld van dat laatste is dat ontwikkeling van kwetsbare objecten niet is toegestaan binnen de bestemming 'verkeer' die rust op de A27. Het specifiek uitsluiten van deze objecten in het voorliggende bestemmingsplan is dan ook niet nodig. Daarom zijn in het voorliggende bestemmingsplan alleen de bedrijfsbestemmingen opgenomen omdat de ontwikkeling van kwetsbare objecten binnen die bestemming in het virgerende plan niet waren uitgesloten. De veiligheidszone van 165 m biedt ruimte aan diverse typen windturbines. Uit de berekeningen voor de Vestas V90 geldt bijvoorbeeld dat de PR 10-6 contour 150 m bedraagt, daarmee wordt ruimschoots aan de veiligheidszone van 165 m voldaan. Het externe veiligheidsbeleid voor windturbines bevat geen waarden voor het groepsrisico. Aangezien het AC restaurant druk wordt bezocht is het echter voorstelbaar dat er meerdere slachtoffers vallen als een turbine omvalt door mastbreuk en de gondel terecht komt op het restaurant. De berekende kans op een ongeval met 10 of meer slachtoffers bedraagt 3,5 · 10-6 per jaar. De gemeente acht dit risico aanvaardbaar. Verder geldt dat windturbines die in Nederland worden geplaatst moeten zijn gecertificeerd volgens de richtlijnen IEC 61400-1 of NVN 11400-0. Daarmee zijn de gevaaraspecten die verband houden met de constructie van de turbine zoveel mogelijk beheerst. Rijksweg A27 en andere wegen In de voorgestelde situatie is er geen sprake van overdraai van de turbines boven de hoofdrijbanen rijksweg A27. Voor windturbine 3 geldt dat er wel overdraai over de afrit van de A27, over de parkeerplaats van het AC restaurant en de interne weg plaatsvindt. Uit de Beleidsregel van het Ministerie van Rijkswaterstaat (inmiddels Infrastructuur en Milieu), die is opgenomen in het handboek, volgt dat overdraai van rotorbladen over de weg slechts is toegestaan, bijvoorbeeld nabij een knooppunt of aansluiting, indien wordt aangetoond dat er geen onaanvaardbaar verhoogd risico is voor de verkeersveiligheid. Dat houdt in dat onderzoek moet worden verricht naar het Individueel passenten risico (IPR) en het maatschappelijk risico (MR). Voor het IPR moet een passant worden beschouwd die jaarlijks het meest in de nabijheid van de turbine verkeert. Dit betreft een werknemer van het AC restaurant waarvan aangenomen wordt dat deze tweemaal per dag over de interne weg rijdt. Uit het onderzoek van Ecofys blijkt dat voor deze passant geldt dat aan het criterium voor het IPR wordt voldaan. Uit het onderzoek van Ecofys blijkt tevens dat de richtwaarde voor het MR pas wordt overschreden bij 190.000 passages per etmaal. Dat aantal wordt zowel op de interne weg, de parkeerplaats als op de afrit van de A27 niet gehaald. Het plan voldoet aan de richtwaarden voor het IPR en het MR. In een gesprek met Rijkswaterstaat is tevens gebleken dat het voorgestelde inrichtingsplan voor Rijkswaterstaat ook acceptabel is vanuit oogpunt van potentiële afleiding van de verkeersdeelnemers. Voor een lijnopstelling langs de weg zijn geen grote afleidingseffecten te verwachten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
44
Tankstations en opslag brandstoffen Een tankstation is een bedrijf met een verhoogd extern veiligheidsrisico en dient daarom zelf als mogelijke risicoveroorzaker aan veiligheidscriteria te voldoen. De plaatsing van windturbines zorgt voor een verhoging van de faalfrequenties van de aanwezige risicobronnen als gevolg van mogelijke bladbreuk, mastbreuk of het afvallen van de gondel. Op verzoek van de gemeente Nieuwegein is speciale aandacht besteed aan het vulpunt van elk van de tankstations. Om inzicht te geven in het indirecte risico dat een tankauto bij het vulpunt wordt getroffen door een afgebroken deel van een windturbine, zijn de trefkansen berekend op een stilstaande tankauto ter plaatse van de vulpunten. Ook is gekeken naar opslagtanks waarbij in de beoordeling onderscheid is gemaakt tussen de ondergrondse opslagtanks voor verschillende brandstoffen en de bovengrondse tanks. Uit het onderzoek van Ecofys blijkt dat de berekende trefkans het grootst is bij de ondergrondse LPG-tank van het BP tankstation De Kroon (bij windturbine 3) en bedraagt 9 x 10-6 per jaar. De berekende trefkans voor de bovengrondse propaangastanks is het grootst voor de propaantank van het AC restaurant (met name bepaald door windturbine 4) en bedraagt 2,8 x 10-5 per jaar. Met enkele aannames betreffende de capaciteit en aanvoerfrequentie van LPG-tankauto's is de kans dat de tankauto bij het vulpunt van een van de tankstations wordt geraakt door een afgebroken rotorblad of een omvallende turbine berekend. Deze berekende trefkans is het grootst voor het BP tankstation (windturbine 3) en bedraagt 2,6 x 10-7 per jaar. Er is een voorlopige berekening gemaakt van de trefkansen van eventueel in de nabijheid van de windturbines te plaatsen opslagtanks voor methanol voor een biomassa-installatie. De kans dat een opslagvat wordt geraakt door een afgebroken rotorblad is berekend op ongeveer 4 x 10-6 per jaar voor afstanden groter dan 150 m tot ca. 190 m en op ongeveer 1x 10-8 per jaar voor een afstand tussen de 200m en de maximale werpafstand van 370m. Daarboven is de trefkans nul. Naar aanleiding van advies van het RIVM (zie bijlage 12) heeft Peutz aanvullend een onderbouwing gegeven voor de toename van het externe risico's ter plaatse van de beide LPG tankstations langs de A27 (bijlage 13). De toename van de faalkans ter plaatse van het LPG reservoir van de Kroon en ter plaatse van de LPG tankauto van de Knoest bedragen namelijk meer dan 10%. Op grond van de regeling externe veiligheidsrisico's moet daarom worden onderzocht of de beide LPG tankstations nog het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid kunnen voldoen. De conclusies is dat toename van de faalfrequentie als gevolg van de aanwezigheid van windturbines weliswaar meer dan 10% bedraagt maar dat de LPG tankstations ook na uitvoering van het bestemmingsplan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid kunnen voldoen. De beschouwde situaties leiden tot een verhoogd risico maar blijven dit risico blijft binnen de wettelijke normen. DHV heeft in opdracht van gemeente Houten een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor LPG tankstation De Knoest waarin rekening is gehouden met een toename van de faalfrequentie als gevolg van het beoogde windpark. Uit het onderzoek blijkt dat de PR 10-6 contour van het LPG tankstation in geen geval reikt tot het meest nabij gelegen object, het AC restaurant. Tevens blijkt dat het groepsrisico in alle gevallen ruimschoots beneden de oriënterende waarde is gelegen. Faalfrequenties fabrikant
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Enkele risicoberekeningen zijn gemaakt op basis van door de windturbinefabrikant opgegeven waarden voor faalfrequenties van windturbines (de faalfrequenties uit Handboek Risicozonering Windturbines zijn gebaseerd op verouderde casuistiek). Bij toepassing van deze gegevens ligt het drive-in gedeelte van het AC-restaurant buiten de aldus berekende PR 10-6 contour. Het groepsrisico voor het AC-restaurant en de trefkans voor de ondergrondse LPG-tank van BP zijn in dit geval circa een factor negen lager en de trefkans voor de bovengrondse propaantank bij het AC-restaurant is ruim een factor twee lager. Dit geeft aan dat in de praktijk de risico's lager zouden kunnen zijn dan hierboven beschouwd. IJsafwerping Windturbines mogen niet in bedrijf zijn wanneer zich ijs op de rotorbladen heeft afgezet. Als er sprake is van ijsafzetting wordt de windturbine in alle gevallen direct stil gezet worden. Hiervoor worden de turbines uitgevoerd met een controle- en besturingssysteem van de windturbine waarmee ijsafzetting automatisch wordt gedetecteerd. Conclusie Het beoogde windpark voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid dat volgt uit het Activiteitenbesluit. Voor overige objecten geldt dat de toename van externe veiligheidsrisico's aanvaardbaar wordt geacht. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg. 3.5.5
Luchtkwaliteit
Het windpark produceert elektriciteit zonder uitstoot van stoffen. Door het windpark zullen andere (gas- of kolengestookte) centrales minder energie produceren dan zonder het windpark. Verkeer van en naar het windmolenpark en het windmolenpark draagt in niet betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit.
3.5.6
Leidingen, straalpaden, radarverstoring
Hoogspanningslijnen De dichtstbijzijnde hoogspanningslijn ligt op meer dan één kilometer en vormt geen belemmering voor het windpark.
Figuur 14
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
46
Straalpaden Zoals te zien in figuur 12 loopt ten zuiden van het plangebied een straalpad. Voor dit straalpad is een verklaring van geen bezwaar aangevraagd bij en verkregen van KPN. Een kopie van de brief is opgenomen in bijlage 14. Luchtverkeer en defensieradar Verklaringen van geen bezwaar zijn voor de burgerluchtvaart aangevraagd bij en verkregen van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL). De verklaring is opgenomen in bijlage 15. Verklaring van geen bezwaar is voor de militaire luchtvaart aangevraagd bij de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) van het Ministerie van Defensie. Het windpark ligt niet in een laagvliegroute of –gebied. TNO heeft een berekening van de mate van radarverstoring door het windpark opgesteld bij gebruik van de diverse turbinetypes ( bijlage 16). Alle types blijven onder de 10% radarverstoring en zijn daarmee in principe aanvaardbaar voor Defensie. De verklaring van geen bezwaar voor de Vestas 90 van het Ministerie van Defensie is reeds bijgevoegd in bijlage 17, een verklaring van geen bezwaar voor de overige turbinetypes wordt momenteel aangevraagd. Elektrische infrastructuur Op het bedrijventerrein zal een openbaar elektriciteitsnet worden aangelegd. Het windpark zal hierop worden aangesloten via middenspanningskabels (MS-kabels) en enkele twee inkoopstations. Overige kabels en leidingen In het plangebied lopen geen kabels en leidingen die van invloed zijn op het windpark.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
Hoofdstuk 4
4.1
Juridische opzet
Planomschrijving
Het bestemmingsplan kent een juridische opzet met gedetailleerde bestemmingsregeling. Het plan heeft deels een consoliderend karakter en deels een ontwikkelingsgericht karakter. Het consoliderende deel heeft betrekking op de vigerende bestemmingen die straks onder de overslag van de rotor vallen. Dit gebruik kan gewoon worden voortgezet. De bestemmingslegging is daar afgestemd op het huidige gebruik van gronden en bouwwerken. Voor het gedeelte van het plan waar de windturbines worden ontwikkeld, is het plan ontwikkelingsgericht.
4.2
Opbouw van het plan
Het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart (verbeelding) en de regels. Deze twee onderdelen zijn juridisch bindend. Daarnaast maakt de toelichting deel uit van het bestemmingsplan. Deze onderdelen staan niet los van elkaar, maar dienen in nauwe samenhang te worden gelezen. De regels vormen, samen met de plankaart, het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bestaande en nieuwe bebouwing. De regels zijn onderverdeeld in vier onderdelen, die in afzonderlijke hoofdstukken zijn ondergebracht. Hoofdstuk 1: Inleidende regels In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van een aantal in het plan voorkomende begrippen. In artikel 2 is opgenomen op welke wijze de in het plan voorgeschreven maten dienen te worden gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en de rechtszekerheid vergroot. Hoofdstuk 2: Bestemmingsplanregels In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen en de daarbij behorende gebruiksbebouwingsmogelijkheden van de in het plangebied voorkomende gronden aangegeven.
en
Hoofdstuk 3: Algemene regels Dit hoofdstuk bevat algemene regels, zoals aanvullende regels, algemene ontheffingsregels en algemene wijzigingsregels. Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels Het laatste hoofdstuk bevat regels voor de overgang tussen het oude (vigerende) bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan en de slotregel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
48
In de navolgende paragrafen worden de verschillende onderdelen van de regels nader toegelicht, uitgezonderd de inleidende bepalingen.
4.3
Bestemmingsbepalingen
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. Bestemming Bedrijf De bestemming Bedrijf is overgenomen uit het vigerende plan 'Uitwerkingsplan Het Klooster, deelgebieden 2 en 3'. De voorschriften uit dat plan zijn 'vertaald' naar een regeling die voldoet aan de STRI2008 en SVBP2008, maar zijn inhoudelijk niet gewijzigd. Bestemming Bedrijf - Uit te werken De bestemming Bedrijf - Uit te werken is overgenomen uit het vigerende plan 'Het Klooster Zuid, correctieve herziening'. Bestemming Bedrijf - Windturbine Op de verbeelding is een enkelbestemming opgenomen, te weten de bestemming 'Bedrijf Windturbine'. Voor de windturbines geldt zowel een minimale als een maximale bouwhoogte om zeker te stellen dat er minimale effecten op het landschap kunnen optreden. Overigens zullen 5 gelijksoortige windturbines worden geplaatst. De minimale bouwhoogte van een windturbine bedraagt 100 m, de maximale bouwhoogte bedraagt 110 m. Hierbinnen passen alle typen windturbines die momenteel in beeld zijn. Daarbij is de bouwhoogte van een windturbine in artikel 2 (wijze van meten) vastgelegd. De bouwhoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf peil tot aan de rotor (as van de wieken). De rotorbladen mogen de bouwhoogte dus overschrijden. Naast windturbines zijn verder bijbehorende voorzieningen toegestaan, zoals transformatorhuisjes, nutsvoorzieningen, wegen en opstelplaatsen ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van windturbines, kunstwerken, groen, water en voetpaden. Bij de 3 meest zuidelijke windturbines komen naar verwachting transformatorhuisjes om de opgewekte stroom aan het net te leveren. In dit voorontwerpplan is er voor gekozen de transformatorhuisjes nog bij alle turbines toe te staan. In het ontwerpplan zal duidelijk zijn bij welke turbines ze exact komen. De maatvoering van deze gebouwen is vastgelegd in de bouwregels. De 3 meest noordelijke windturbines zijn door kabels en leidingen verbonden. Uit de vigerende bestemmingsplannen blijkt dat er ter plaatse een strook gereserveerd is voor de aanleg van windturbines. Om deze gronden van een actuele bestemming te voorzien, is een groen bestemming toegekend waarbinnen ook de kabels en leidingen mogelijk zijn. Voor de overige leidingen vanaf de windturbines geldt dat kabels en leidingen al mogelijk zijn op basis van de vigerende bestemmingen. Om die reden is daarvoor geen specifieke regeling opgenomen in dit bestemmingsplan. Bestemming Groen De bestemming Groen is opgenomen tussen de 3 noordelijke windturbines. Hier kunnen de beoogde 10 kV leidingen worden aangelegd die de opgewekte elektriciteit naar het elektriciteitsnet transporteert. De bestemming sluit verder aan op de regeling van de naastgelegen bestemmingsplannen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
Bestemming Verkeer De bestemming Verkeer geldt ter plaatse van de Rijksweg A27 en de verzorgingsplaats bij de afrit. Tevens zijn enkele gronden tussen de drie zuidelijek turbines die nog niet van actuele bestemming waren voorzien voor verkeer bestemd. Dit sluit aan bij de omliggende vigerende bestemming. Bestemming Water De in het plangebied gelegen watergangen zijn bestemd voor Water. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Op de verbeelding zijn 5 cirkels met een diameter van 95 m opgenomen voorzien van de bestemming Bedrijf met de functieaanduiding windturbine. Deze diameter is ruim genoeg voor alle typen windturbines die in aanmerking komen.
4.4
Overige bepalingen
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen. Antidubbeltelbepaling De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het open gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Algemene aanduidingsregels Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' is de rotoroverslag van de windturbines toegestaan. Binnen deze zone is de bouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten uitgesloten. Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' is de bouw van kwetsbare objecten uitgesloten. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Straalpad' mag niet hoger worden gebouwd dan 130 m. Algemene afwijking van de regels In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen of maten. Algemene wijzigingsregels In dit artikel is een wijzgingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming Waarde-archeologie kan worden aangepast naar aanleiding van nader onderzoek naar archeologische waarden.
4.5
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komt de overgangs- en slotregel aan de orde. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
50
Overgangsrecht De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro). Slotregel Deze regel bevat de titel van het plan.
4.6
Bijlagen bij de regels
Staat van Bedrijfsactiviteiten De Staat van Bedrijfsactiviteiten maakt deel uit van de regels van het bestemmingsplan. De bedrijvenlijst is gebaseerd op de basiszoneringslijst, die is opgenomen in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (tweede druk 2001). In deze basiszoneringslijst zijn vrijwel alle algemeen voorkomende bedrijfstypen ondergebracht volgens de Standaard Bedrijfsindeling 1993 (SBI) van het Centraal Bureau van de Statistiek.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Hoofdstuk 5
5.1
Uitvoerbaarheid
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Windparken dragen bij aan het oplossen van een aantal grote problemen. De belangrijkste bijdragen zijn terugdringing van de CO 2 -uitstoot en het bieden van een alternatief voor eindige fossiele brandstoffen. Uit diverse draagvlakonderzoeken is gebleken, dat in Nederland 90% van de bevolking voor windenergie is. Met name is gebleken dat wanneer omwonenden ook financieel kunnen participeren in een windpark, het lokale draagvlak voor windenergie toeneemt. Dit heeft alles te maken met een gevoel van eerlijke verdeling van lusten en lasten. Om deze reden overweegt Eneco ook voor dit project participatie mogelijk te maken, waardoor omwonenden en het bredere publiek deel kunnen nemen. Eneco is een groot voorstander van deelname van het publiek aan haar windparken. Daarom zal Eneco in de contractfase van het project onderzoeken of participatie voor dit windpark mogelijk is. Eén en ander is afhankelijk van de regelingen van de overheid en het dan geldende wettelijk kader. Binnen de gemeente Nieuwegein is veel politiek draagvlak voor het windpark. Dit blijkt onder andere uit de pro-actieve rol die de gemeente tot nu toe heeft vervuld. Uit gesprekken met de provincie Utrecht is gebleken dat ook zij positief tegenover dit project staat. De Nederlandse Milieufederaties verenigd in de Stichting Natuur & Milieu staat positief ten opzichte van windparken op bedrijventerreinen. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van bedrijventerrein Het Klooster is er ook vanuit deze kant steun voor het project.
5.2
Economische uitvoerbaarheid
Algemeen De kosten van de projectontwikkeling worden gedragen door Eneco en in een later stadium draagt Eneco ook de investering. Eneco zal het ontwikkeltraject, inclusief alle bijbehorend onderzoek en zaken als leges, voorfinancieren. Eneco neemt hiermee als marktpartij het ondernemersrisico op zich. Tussen de gemeente en Eneco wordt een overeenkomst gesloten, een exploitatieplan is niet noodzakelijk. De investeringskosten van het hele project bedragen circa 16 miljoen euro. Het windpark levert naar verwachting ruim 28 GWh per jaar op. Onder de huidige omstandigheden kan het project in circa zeven jaar terugverdiend worden. De gemeente heeft een belangrijke taak bij de uitvoering van dit project: zij is verantwoordelijk voor het verwerven van de grond en het afgeven van de vergunningen. De grond wordt zowel verworven voor het stichten van het geplande bedrijventerrein, alsook voor plaatsing van de windturbines. De kosten die de gemeente hiervoor maakt, zal worden gecompenseerd door de inkomsten die de gemeente van Eneco ontvangt via de vergoeding voor het gebruik van de grond.Tijdens de exploitatiefase zal het park via de onroerend zaak belasting (OZB) bijdragen aan de gemeente.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
52
Conclusie Het windpark Het Klooster is vanuit maatschappelijke en economische overwegingen goed uitvoerbaar. Het windpark zal bijdragen aan een CO 2 uitstoot reductie van circa 16,4 kton per jaar door het opwekken van duurzame energie en het vermijden van fossiele brandstoffen. De windturbines leveren gezamenlijk 28,3 GWh per jaar. Dat is circa 30% van de elektriciteitsvraag van alle huishoudens in Nieuwegein. Met een terugverdientijd van 7 jaren is het windpark financieel haalbaar en de gemeente hoeft niet zelf te investeren want alle kosten en risico's worden door Eneco gedragen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
54
Bijlage 1
Effectbeoordeling vogels
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Beoordeling van effecten op vogels van windturbines op het geplande bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein Update 2006
H.A.M. Prinsen
Beoordeling van effecten op vogels van windturbines op het geplande bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein Update 2006
H.A.M. Prinsen
opdrachtgever: Evelop bv, Utrecht 6 februari 2007 rapport nr. 06-182 Foto voorkant: Uitzicht op de geplande locatie van de twee noordelijke turbines (© Gerlof Hoefsloot/Bureau Waardenburg)
Status uitgave:
Eindrapport
Rapport nr.:
06-182
Datum uitgave:
6 februari 2007
Titel:
Beoordeling van effecten op vogels van windturbines op het geplande bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein
Subtitel:
Update 2006
Samensteller:
Drs. H.A.M. Prinsen
Aantal pagina’s inclusief bijlagen:
031
Project nr.:
06-353
Projectleider:
Drs. H.A.M. Prinsen
Naam en adres opdrachtgever:
Evelop bv Postbus 8127 3503 RC Utrecht
Referentie opdrachtgever:
Gunningsbrief met kenmerk EVEL05038/5, d.d. 27 juni 2006
Akkoord voor uitgave:
Hoofd Sector Vogelecologie drs. S. Dirksen
Paraaf:
Bureau Waardenburg bv is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Bureau Waardenburg bv; opdrachtgever vrijwaart Bureau Waardenburg bv voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Bureau Waardenburg bv / Evelop bv, Utrecht Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf-gaande schrif-telijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en Bureau Waardenburg bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitsmanagementsysteem van Bureau Waardenburg bv is door CERTIKED gecertificeerd overeenkomstig BRL 9990:2001 / ISO 9001:2001.
2
Voorwoord Door Evelop bv wordt de mogelijkheid onderzocht voor het plaatsen van vijf windturbines op en nabij het geplande bedrijvenpark Het Klooster in de Gemeente Nieuwegein. Evelop bv heeft Bureau Waardenburg opdracht verleend een update te maken van de effecten van het geplande windpark op vogels beschreven en beoordeeld in een rapportage in 2001. Het project werd vanuit de opdrachtgever begeleid door B. Schulte en door M. Plantema van Ecofys bv. J. van der Winden en T. Boudewijn worden bedankt voor informatie met betrekking tot het voorkomen en verspreiding van watervogels in de omgeving van het plangebied. G. Hoefsloot wordt bedankt voor de foto op de voorkaft. Binnen Bureau Waardenburg voorzagen J. van der Winden en S. Dirksen een eerdere versie van commentaar.
3
4
Inhoud Voorwoord .........................................................................................................................................3 1
Inleiding.......................................................................................................................................7 1.1
Algemeen.......................................................................................................................7
1.2
Doelstelling.....................................................................................................................7
1.3
Werkwijze ......................................................................................................................8
1.4
Leeswijzer.......................................................................................................................8
2
Ligging en beschrijving windturbinelocatie...............................................................................9
3
Windturbines en vogels............................................................................................................11
4
5
3.1
Aanvaringsrisico...........................................................................................................11
3.2
Verstoring.....................................................................................................................12
3.3
Verstoring van vogels in de lucht (barrièrewerking)..................................................14
3.4
Effecten van grotere windturbines .............................................................................14
Vogels op en rond Het Klooster ............................................................................................17 4.1
Voorkomen en verspreiding broedvogels..................................................................17
4.2
Voorkomen en verspreiding niet-broedvogels ..........................................................17
4.3
Seizoenstrek .................................................................................................................20
Beoordeling effecten op vogels ...............................................................................................23 5.1
Verstoring van broedende, pleisterende en vliegende vogels..................................23
5.2
Aanvaringsrisico’s voor vliegende vogels...................................................................24
6
Conclusies..................................................................................................................................27
7
Literatuur...................................................................................................................................29
5
6
1 Inleiding 1.1
Algemeen Door Evelop bv wordt de mogelijkheid onderzocht voor het plaatsen van vijf windturbines op en nabij het geplande bedrijvenpark Het Klooster in de Gemeente Nieuwegein. Het Klooster is een nieuw te ontwikkelen bedrijvenpark aan de oostkant van Nieuwegein ten westen van de A27. Ten oosten van het plangebied, aan de andere kant van de A27, bevinden zich open polders waar in het winterhalfjaar regelmatig groepen zwanen, ganzen en soms andere watervogels verblijven. De foerageer- en slaapgebieden van deze soorten zijn veelal ruimtelijk gescheiden, waardoor zij ’s nachts op andere plaatsen verblijven dan overdag. Tweemaal daags, of vaker, wisselen deze soorten van verblijfplaats. Daarbij worden min of meer vaste routes aangehouden. Ganzen, zwanen en meeuwen gaan in de avond voor een deel pas in het donker terug naar de slaapplaatsen. Vooral eendachtigen trekken pas in het donker van hun rust- en slaapplaats naar hun foerageergebieden. Hierdoor kunnen verschillende soorten in het donker over de geplande windturbinelocatie vliegen. Voor het bedrijvenpark Het Klooster is een MER opgesteld (BRO 2001, 2004). Hierin wordt niet specifiek ingegaan op de mogelijke effecten van windturbines op vogels. In 2001 zijn, in opdracht van de Gemeente Nieuwegein, door Bureau Waardenburg de knelpunten beoordeeld voor vogels door de plaatsing van windturbines op het bedrijvenpark Het Klooster (Dirksen & Lensink 2001). In die beoordeling is uitgegaan van een opstelling van 4-6 turbines met een ashoogte van 70 m en een rotordiameter van 50 m langs de hoofdontsluitingsweg midden over het geplande bedrijvenpark. Voorliggend rapport betreft een update van de beoordeling uit 2001. De plaatsing van de vijf turbines die nu voorzien is, betreft grotere turbines (ashoogte 105 m, rotordiameter 90 m) die bovendien geplaatst zullen worden langs de oostrand van het geplande bedrijventerrein. Waar nodig zijn de vogelgegevens, zoals gepresenteerd en geanalyseerd in Dirksen & Lensink (2001), aangevuld met recente gegevens en inzichten.
1.2
Doelstelling Voor relevante vogelgroepen wordt aangegeven of er effecten zijn van de vijf geplande turbines op en nabij het geplande bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein. Het voorliggende rapport zal in de analyse van de effecten aandacht besteden aan: - het risico van grote aantallen aanvaringsslachtoffers; - de verstorende effecten op broedende en pleisterende vogels; - de verstorende effecten voor vliegende vogels (barrièrewerking). Op basis van deze informatie kan voor de geplande turbines worden ingeschat in hoeverre grote risico’s bestaan voor effecten op vogels en/of er hiaten in kennis zijn. Dit
7
kan aanleiding geven tot het verzamelen van nadere gegevens en de beoordeling daarvan.
1.3
Werkwijze Een nadere kwantificering van de in § 1.2 genoemde risico’s is deels mogelijk door middel van een analyse van reeds bestaande informatie. Het voorkomen van relevante niet-broedvogels in de omgeving van het plangebied is grotendeels gebaseerd op gegevens gepresenteerd in Dirksen & Lensink (2001). Deze zijn aangevuld met recente informatie met betrekking tot het voorkomen van ganzen en zwanen in het binnendijkse gebied ten oosten van het plangebied, aangeleverd door de vaste teller (J. van der Winden) die hier sinds ca. 15 jaar de maandelijkse ganzen- en zwanentelling (gecoördineerd door SOVON Vogelonderzoek Nederland) uitvoert. Met betrekking tot het voorkomen van broedvogels op en rond het bedrijvenpark, is op basis van expert judgement en veldwaarnemingen uit 2004 en 2006 een inschatting van mogelijke effecten gemaakt. Algemene kennis is gebruikt om een beeld te schetsen van de vogeltrek rond de studielocaties (LWVT/SOVON 2002). Met name de nachtsituatie wordt kort beschreven.
1.4
Leeswijzer Het rapport is als volgt opgebouwd. De ligging van het geplande windpark is beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de algemene problematiek van windturbines voor vogels samengevat. Hoofdstuk 4 beschrijft het voorkomen van vogels en hun vliegbewegingen rondom het plangebied. In hoofdstuk 5 worden de mogelijke effecten op vogels beschreven en beoordeeld. Tenslotte worden in hoofdstuk 6 de conclusies van deze studie gepresenteerd.
8
2 Ligging en beschrijving windturbinelocatie Het Klooster is een door de Gemeente Nieuwegein nieuw te ontwikkelen bedrijvenpark. De locatie wordt omsloten door het Lekkanaal, Amsterdam-Rijnkanaal, de A27 en de Lek. Meer gedetailleerde informatie over de ligging, begrenzing, fasering en inrichting van het bedrijvenpark is te vinden in het Ontwikkelingsplan dat de gemeente heeft gemaakt (Gemeente Nieuwegein 2004). Evelop bv is voornemens langs de oostkant van het geplande bedrijvenpark en aan de westkant van de A27 vijf windturbines te plaatsen, waarvan de noordelijke drie turbines en de meest zuidelijke op het geplande bedrijvenpark Het Klooster zijn gepland. Een vijfde turbine is gepland op aanlegplaats De Kroon (figuur 2.1). Het betreft windturbines met een ashoogte van 105 m en een rotordiameter van 90 m. De turbines staan op 350 – 400 m van elkaar. Een groot deel van Polder Klein Vuylcop en het noordelijk deel van Polder de Wiers, locatiegebied voor het bedrijvenpark Het Klooster, ligt momenteel braak en is grotendeels begroeid met lage ruigtevegetatie waarin een aantal zandlichamen zijn aangelegd. In beide polders bevinden zich enkele kleine bosjes en houtwallen langs wegen en dijken. Het zuidelijk deel van Polder de Wiers is momenteel nog in gebruik als productiegrasland, maar zal volgens planning uiteindelijk ook tot bedrijvenpark worden ontwikkeld. Ten behoeve van het geplande bedrijvenpark zullen in de ontwikkelingsfase de sloten in beide polders worden gedempt, met uitzondering van de Schalkwijkse Wetering en de Vuylcop. Op meerdere locaties zullen daarna nieuwe sloten en wateren worden gegraven, waaronder een poel langs de Schalkwijkse Wetering aan de oostzijde van Het Klooster, zodat verloren gegaan habitat wordt gecompenseerd. Ten zuiden van de Schalkwijkse Wetering wordt een ca. 50 m brede strook parallel aan het water als ecologische zone (oost-west) buiten ontwikkeling gehouden. Ook langs het Lekkanaal en langs de A27 wordt een ecologische natte verbindingszone (noord-zuid) ontwikkeld (figuur 2.2). De windturbines zijn gepland in het westelijk deel van de noord – zuid georiënteerde verbindingszone langs de A27. Het gebied tussen de Plofsluis en de Vuylcop, in het noordwesten van het plangebied, wordt in de toekomstige ontwikkelingen als waterrijk landschappelijk gebied voorgesteld. De graslanden ten zuiden van de Achterweg en de uiterwaarden van de Lek zullen ongewijzigd blijven (Gemeente Nieuwegein 2004). Ten oosten van het plangebied, aan de andere kant van de A27, liggen de relatief open Polder Vuylcop en Polder Schalkwijk. Rond het plangebied is in de meeste richtingen achtergrondverlichting aanwezig (Dirksen & Lensink 2001). Naar het westen en zuidwesten toe is er veel achtergrondverlichting, zowel door een flinke gloed van Nieuwegein als door directe verlichting, o.a. van de Prins Beatrixsluis. Naar het noorden toe is het relatief donker. In oostelijke richtingen is de verlichting minder dan naar zuidwest en west, maar met name de verlichting langs de A27 zorgt voor licht aan de horizon. Ook in zuidelijke richting is licht aan de horizon, afkomstig van Vianen. Door de ligging ten opzichte van Nieuwegein is vooral voor in
9
westelijke en zuidwestelijke richting vliegende vogels de achtergrondverlichting een gunstige factor voor het opmerken van obstakels.
Figuur 2.1
10
Locatie van de vijf geplande windturbines op het geplande bedrijvenpark Het Klooster langs de A27 in de Gemeente Nieuwegein. Het Klooster wordt ontwikkeld in Polder Klein Vuylcop en Polder de Wiers.
3 Windturbines en vogels Onderzoek naar effecten van windturbines op vogels heeft drie verschillende typen effecten laten zien (Winkelman 1992a, b, c en d, Spaans et al. 1998). Deze effecten worden hieronder kort besproken. Het betreft hier een algemene beschouwing van effecten vastgesteld bij bestaande windparken in Nederland en in het buitenland. De effectbepaling van het geplande windpark in de Gemeente Nieuwegein wordt in hoofdstuk 5 behandeld.
3.1
Aanvaringsrisico Vogels kunnen met de rotor, mast of het zog achter de windturbine in aanraking komen en gewond raken of sterven. Dit gevaar is voor de meeste soorten ’s nachts het grootst, met name in donkere nachten of nachten met slecht weer (regen) (Winkelman 1992a). Turbines die als lijn zijn opgesteld dwars op de overheersende vliegrichting zijn qua aanvaringskans het ongunstigst (Winkelman 1992a). Roofvogels zijn een uitzondering op de regel in zoverre dat de meeste aanvaringen overdag plaats vinden, vooral op locaties met opwaartse luchtstromen, zoals thermiek langs bergkammen (Thelander et al. 2003, Lekuona 2001, Hunt et al. 1998, Barrios 1995). In het windpark nabij Oosterbierum kwamen, afhankelijk van seizoen en jaar en rekening houdend met zoektechnische problemen (waarvoor correctiefactoren moesten worden toegepast), in de operationele situatie per windturbine gemiddeld 18 tot 37 vogels/jaar zeker of zeer waarschijnlijk om het leven als gevolg van een botsing (Winkelman 1992a). In het windpark nabij Urk werd het aantal slachtoffers geschat op 7 tot 18 per turbine per jaar (Winkelman 1989). Bij het windpark nabij de Kreekraksluizen lagen de aantallen bijna tien keer zo laag (3,7 vogels/turbine/jaar). Ook in deze studie werd gecorrigeerd voor de zoekefficiëntie van de waarnemers, predatie van slachtoffers en enkele andere factoren (Musters et al. 1991). De locatie bij de Kreekraksluizen verschilt echter aanzienlijk van de locaties Oosterbierum en Noordoostpolder. Het windpark nabij de Kreekraksluizen ligt niet alleen parallel aan een nabijgelegen hoogspanningsleiding en een vrij druk bereden weg, maar ook nabij bossages, bomenrijen en relatief hoge gebouwen die ’s nachts verlicht zijn. Het gehele complex is uit het westen bovendien veelal goed zichtbaar tegen de horizonverlichting van Bergen op Zoom. De locaties Oosterbierum en Noordoostpolder liggen daarentegen in het open veld, zonder verstorende landschapselementen in de omgeving en met slechts een geringe horizonverlichting. Er zijn maar enkele Europese studies waarbij gecorrigeerd wordt voor factoren zoals vermeld in voorgaande alinea’s. Het onderzoek in België door Everaert (2003) is er een van. Op een windturbinelocatie bij de Oostdam te Zeebrugge vielen, afhankelijk van de plaats van de turbine, <4 tot 58 slachtoffers/turbine/jaar. Als gevolg van aanvaringen met turbines bij het Boudewijnkanaal werden 11 tot 22 vogels/turbine/jaar gevonden. Bij een windturbinelocatie langs de Schelde waren dit 3,7 slachtoffers/turbine/jaar. Ook
11
Lekuona (2001) verrichte tijdens zijn onderzoek in de westelijke Pyreneeën, experimenten om de zoekefficiëntie en mate van het verdwijnen van slachtoffers door predatie te bepalen. Met name in Salajones (Spanje) werden grote aantallen vale gieren slachtoffer van aanvaringen met turbines. Gecorrigeerd voor predatie en zoekefficiëntie werd de sterfte geschat op 8,2 vale gieren per turbine per jaar. Het jaarlijks totaal aantal vogelslachtoffers per turbine in Salajones wordt geschat op 21,7. Dit lag op 22,6 in IzcoAibar, 3,6 in Alaiz-Echague en 8,5 in Guerinda. In windpark El Perdón stierven 64,3 vogels per turbine per jaar door een aanvaring met een turbine. Uit een analyse van een groot aantal studies naar effecten van windturbines op vogels (Hötker et al. 2004) komt naar voren dat vooral in windparken in kustgebieden en op bergruggen grotere aantallen aanvaringsslachtoffers (>2 vogels/turbine/jaar) worden gevonden. In kustgebieden betreft het hoofdzakelijk meeuwen, in berggebieden roofvogels. Het aantal vogels dat tegen een windturbine botst buiten een vogelrijk gebied blijkt aanzienlijk kleiner dan gemiddeld het geval is bij een alleenstaande vuurtoren of hoge zendmast in een gebied met veel vogelvliegbewegingen. Het aantal is echter groter dan bij zendmasten buiten vogelrijke gebieden. Per kilometer windpark was het aantal gelijk aan of kleiner dan bij een gelijke lengte hoogspanningsleiding, en gelijk of iets groter dan bij eenzelfde lengte verkeersweg (Winkelman 1992a). Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen dat verliezen door aanvaringen met windturbines effect heeft op populatieniveau (Horch & Keller 2005, Hötker et al. 2004). Uitzondering vormen langzaam reproducerende soorten, wanneer die in grotere aantallen als aanvaringsslachtoffer worden aangetroffen. Voorbeelden hiervan zijn de eerder genoemde vale gieren slachtoffers in Spanje (Lekuona 2001, Janss 2000) en steenarenden in Californië (Thelander et al. 2003, Hunt et al. 1998).
3.2
Verstoring Verstoringsreacties kunnen zich uiten in verschillende verschijningsvormen zoals een verandering in fysiologie, gedrag, en locatie. Verstoring kan reproductie en overleving beïnvloeden met uiteindelijke veranderingen in populatieomvang tot gevolg. Het bestaande verstoringsonderzoek bij windturbines beperkt zich vaak tot het vaststellen van afname in vogelaantallen rondom turbine locaties. Vogels verlaten als gevolg van de aanwezigheid van een (draaiende) windturbine, door geluid en beweging, een bepaald gebied rond de windturbine c.q. het windpark. De verstoringsafstand verschilt per soort. Door de verstorende werking gaat een bepaald oppervlak voor gebruik door vogels verloren. Ook de mate waarin vogels verstoord worden verschilt tussen soorten. Dergelijke effecten zijn met name aangetoond voor rustende vogels, maar ten dele ook voor foeragerende watervogels. Voor pleisterende ganzen en zwanen zijn in verschillende studies verstorende effecten vastgesteld binnen 400 m van windturbines. Op grond van de verdeling van het aantal ganzen en van het aantal gans- en zwaandagen (aantal vogels x verblijfsduur in dagen)
12
over het onderzoeksgebied langs de Westermeerdijk in de Noordoostpolder leek geen van de soorten dit windpark in zijn geheel te mijden. Wel concentreerden de ganzen en zwanen zich ter hoogte van het windpark in een strook die verder van de dijk af lag (200-400 m) dan elders (Winkelman 1989). In Denemarken bleek dat foeragerende kleine rietganzen een opstelling van kleine windturbines in een open landschap niet dichter naderden dan 400 m (Petersen & Nøhr 1989). Ook in Duitsland werd bij kolganzen een verstoringsafstand van 400 m gevonden (Kruckenberg & Jaene 1999). Bij het windpark in de Noordoostpolder (Winkelman 1989) werd voor vogels op het open water van het IJsselmeer een negatief effect van de turbines op de verspreiding vastgesteld tot 100 m uit de kust (150 m van de windturbines) voor kuifeend, tafeleend, brilduiker en mogelijk meerkoet, tot 250 m uit de kust (300 m van de windturbines) voor fuut, wilde eend en mogelijk voor tafeleend en stormmeeuw. Er werden geen negatieve effecten vastgesteld voor toppereend en kokmeeuw. De vermindering in aantallen was soortsafhankelijk, maar bedroeg steeds 50% tot 95%. Plaatsing van windturbines nabij (150 – 300 m) hoogwatervluchtplaatsen (hvp’s) van wadvogels (kieviten, goudplevieren, zilverplevieren, wulpen en bonte strandloper) te Cuxhaven, Duitsland, had een sterk negatief effect op het gebruik hiervan. Ook werd de lijnopstelling van 10 windturbines niet tot nauwelijks gepasseerd, waardoor het een barrière leek te vormen tussen de foerageergebieden in de Waddenzee en rust- en/of foerageergebieden binnendijks (Clemens & Lammen 1995). Circa 90% van de wulpen meed windturbines over een afstand van 400 m en 50% over een afstand van 400-450 m. Van de goudplevier meed 90% de windturbine over 325 meter en 50% over 400500 meter (Schreiber 1993). Voor andere soorten pleisterende steltlopers bedraagt de gemiddelde verstoringsafstand 100 m (Winkelman 1992d, Bach et al. 1999). Voor de meeste soorten geldt dat buiten het broedseizoen de verstoringsafstand toe neemt met de omvang van het windpark. Voor ganzen, smient, kievit en goudplevier is deze relatie statistisch significant (Hötker et al. 2004). Soort(groep)en met een geringe verstoringafstand (o.a. roofvogels, meeuwen en spreeuw), worden relatief vaker als aanvaringslachtoffer gevonden dan soort(groep)en die windparken mijden (b.v. ganzen en steltlopers). Een uitzondering hierop vormen kraaiachtigen die nauwelijks verstoringsreacties vertonen, maar ook zelden als slachtoffer worden gevonden (Hötker et al. 2004). Er zijn tot nu toe geen sterke aanwijzingen gevonden voor een verstorende werking van windturbines op de aantallen of verspreiding van broedvogels buiten een straal van enkele honderden meters. De verrichte studies hebben echter vaak het nadeel dat de onderzoeksperiode waarin de windturbines operationeel waren, slechts een korte tijdspanne besloeg (Winkelman 1992d). Bij onderzoek in Duitsland vonden Bach et al. (1999) geen verstorend effect van windturbines op broedende veldleeuwerik en graspieper, maar Korn & Scherner (2000) wel voor veldleeuwerik binnen 150 m van een windpark. Voor kieviten werden effecten tot 200 meter afstand van de turbine niet uitgesloten. Gerjets (1999) nam bij broedende kieviten verstorende effecten door windturbines waar. Juist dergelijke vogelsoorten van open landschappen lijken gevoelig te zijn voor opgaande structuren die de openheid beperken. Lowther (1996) vermeldt
13
verschillende (langlopende) studies in Groot-Brittannië waarbij geen effecten op broedvogels werden aangetoond. Voor broedende zangvogels zijn tot nu toe geen of slechts geringe verstoringseffecten vastgesteld waarbij verstoringsafstanden veelal < 50 m bedroegen (Sinning 1999, Walter & Brux 1999, Reichenbach et al. 2000, Bergen 2001, Kaatz 2001).
3.3
Verstoring van vogels in de lucht (barrièrewerking) Om aanvaringen met turbines te voorkomen kunnen vogels hun vliegroutes verleggen bij nadering van een windpark. Bij een onderzoek in Duitsland boog een deel van een groep migrerende kraanvogels reeds op 300-400 m afstand van een windturbinelocatie af en passeerde de locatie op 700-1000 m afstand. De vliegformaties die hierdoor uiteenvielen werden 1500 m na de windturbinelocatie weer hersteld (Brauneis 2000). Ook van eidereenden zijn veranderingen in het oorspronkelijke vliegpatroon op 1-2 km van windturbinelocaties waargenomen (Pettersson 2005, Tulp et al. 1999a). Een lijn van turbines kan zo een barrière in een vliegroute worden (Winkelman 1992c). Dit zou kunnen leiden tot het onbereikbaar of onbruikbaar worden van rust- of voedselgebieden. Dit is tot dusver niet in onderzoeksresultaten naar voren gekomen. Om barrièrewerking te minimaliseren moeten windparken zo ontworpen worden dat lange lijnopstellingen van turbines voorkomen worden of op bepaalde afstanden met openingen onderbroken worden.
3.4
Effecten van grotere windturbines Tot op heden werden de meeste effectvoorspellingen gebaseerd op onderzoek naar effecten bij kleine (enkele honderden KW) windturbines. De omvang van de turbines is snel toegenomen. De informatie over de mogelijke effecten van verstoring door grotere turbines is beperkt. Langzaam draaiende turbines zouden, doordat ze rustiger lijken, minder verstorend effect kunnen hebben. Ze zijn echter veel groter, hetgeen even zo goed tot meer verstoring kan leiden. Hoe de balans uitvalt, is op dit moment nog niet goed bekend. Een studie bij 1 MW turbines duidde er in ieder geval niet op dat er sprake was van verstoring die wezenlijk anders was dan bij kleine turbines (Schekkerman et al. 2003). Er is inmiddels meer informatie over de aantallen slachtoffers bij grotere turbines zodat effectvoorspellingen hier beter zijn uit te voeren. In een slachtofferonderzoek bij windparken met moderne grotere windturbines (1,5 en 1,65 MW), zijn slachtofferaantallen gevonden die gemiddeld iets (1,4 keer) hoger liggen dan de aantallen bij kleinere turbines, en dus niet naar evenredigheid van een toename van het rotoroppervlak (5 keer zo groot) (Akershoek et al. 2005, Everaert 2003, Krijgsveld et al. in prep.). Dit betekent dat per turbine het aantal aanvaringen toeneemt, maar per MW het aantal afneemt. Hogere turbines bereiken hoger vliegende vogels. De vraag is of dit andere vogels in andere dichtheden zijn. Lokale vogelvliegbewegingen spelen zich af in de onderste 100 – 150 m (Winkelman 1992b, c; Spaans et al. 1998). De nu voorziene
14
turbines zitten nog steeds volledig in het bereik van deze vliegbewegingen. Uit ervaringen met hoge zendmasten blijkt dat pas boven 150 – 200 m een sprong optreedt in aantallen dode vogels en er kennelijk andere vliegbanen worden aangesneden (Dirksen et al. 1999). Deze lagen worden door de huidige generatie turbines echter nog niet aangesneden.
15
16
4 Vogels op en rond Het Klooster De tekst uit het rapport van Dirksen & Lensink (2001) vormt de basis voor de beschrijving van voorkomen en verspreiding van vogels op en rond Het Klooster. Deze tekst is op enkele punten aangevuld met recente vogelgegevens en er is rekening gehouden met de veranderingen die sinds 2001 in het plangebied hebben plaatsgevonden. Het voorheen agrarische gebied zal volgens planning worden omgevormd tot bedrijventerrein. Voor een actuele beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 2.
4.1
Voorkomen en verspreiding broedvogels Het plangebied vormt geschikt broedgebied voor grond-, ruigte- en struweelbroeders van open gebied en in mindere mate ook voor watervogels. Op basis van veldwaarnemingen uit 2004 (Koopman et al. 2004), een veldbezoek in augustus 2006 en aanwezig habitat wordt verwacht dat o.a. de Rode Lijstsoorten patrijs, steenuil, groene specht, boerenzwaluw, graspieper, spotvogel, huismus, ringmus en kneu in of nabij het plangebied broeden. Ook worden o.a. de volgende landelijk algemene soorten in het plangebied als broedvogel verwacht: knobbelzwaan, wilde eend, meerkoet, scholekster, kievit, houtduif, oeverzwaluw (een kolonie aangetroffen tijdens veldbezoek in 2004), kleine karekiet, heggenmus, witte kwikstaart, merel, spreeuw, ekster, zwarte kraai. Zowel in 2004 als in 2006 werd tijdens veldbezoeken een ijsvogel waargenomen. Niet bekend is of en waar deze in het gebied broedt. In de omgeving van het plangebied bevinden zich, volgens kaartmateriaal in de Atlas van Nederlandse Broedvogels (SOVON Vogelonderzoek Nederland 2002), broedkolonies van de roek in omgeving Nieuwegein op hooguit enkele kilometers afstand van de geplande turbines. De foerageergebieden van deze vogels, vooral graslanden en bermen, liggen naar verwachting binnen een straal van hooguit enkele kilometers rond de kolonie. Verwacht wordt dat incidenteel roeken uit deze kolonies in de directe omgeving van de geplande turbines foerageren.
4.2
Voorkomen en verspreiding niet-broedvogels In eerdere studies aan vogelhinder door windturbines in Nederland is vastgesteld dat overdag zelden vogels tegen windturbines vliegen, het betreft dan voornamelijk lokaal foeragerende vogels (Musters et al. 1991, Winkelman 1992a, Akershoek et al. 2005). In onderstaande bespreking wordt daarom alleen het voorkomen nagegaan van de nietbroedvogels die op grond van hun gedrag in grotere aantallen in het donker nabij de locatie rond kunnen vliegen. Het betreft hier de soortgroepen zwanen, ganzen, eenden en meeuwen welke in het donker tussen foerageergebied en rust/slaapplaats op en neer vliegen en daarbij mogelijk het geplande windpark kruisen.
17
Ganzen en zwanen Langs de Lek en in de polders ten westen van Het Klooster (Vuylcop, Schalkwijk, de Hoon e.a.) overwinteren grotere aantallen ganzen (vooral kolganzen) en soms tientallen tot enkele honderden kleine zwanen. De kleine zwanen gebruiken meestal de polders de Hoon, Schalkwijk en Blokhoven. Dichterbij de geplande windturbinelocatie bevinden zich soms enkele tientallen kleine zwanen in polder De Knoest, en dan vooral op vele honderden meters ten oosten van de A27. In recente jaren worden hier echter nog zelden groepen kleine zwanen waargenomen. In Polder Klein Vuylcop werden vroeger soms ook kleine aantallen pleisterende kleine zwanen waargenomen, maar dit gebied is sinds de braaklegging en daarmee gepaard gaande opgeschoten vegetatie niet meer geschikt als foerageergebied voor ganzen of zwanen. De slaapplaats van kleine zwanen is niet bekend maar waarschijnlijk gelegen in de uiterwaarden van de Lek. De plas direct ten oosten van de Hagesteinse Brug en de afgesloten arm van de Lek bij de stuw van Hagestein komen hiervoor in aanmerking. Er is wel enige uitwisseling met pleisterplaatsen in de Lopikerwaard, maar op grond van waarnemingen van individueel gemerkte vogels is deze niet intensief (Dirksen & Lensink 2001). Ganzen, voornamelijk kolganzen, verblijven ’s winters in aantallen van maximaal enkele duizenden in het gebied tussen Nieuwegein en Wijk bij Duurstede. Vooral de uiterwaarden zijn van belang als foerageergebied. Grote aantallen worden binnendijks voornamelijk bij vorst aangetroffen en later in de winter ook af en toe wel zonder vorst. Het gaat dan om met name de polders de Hoon en Blokhoven en in veel mindere mate Vuylcop en Schalkwijk (Voslamber et al. 2004, Dirksen & Lensink 2001). Er is dan geregeld uitwisseling met de uiterwaarden. Voor de slaapplaats geldt hetzelfde als voor de kleine zwaan. Er zijn meer frequente vliegbewegingen langs de rivier en er is waarschijnlijk ook wat meer uitwisseling met groepen westelijker pleisterende ganzen (langs de Lek, in de Lopikerwaard, etc.) (Dirksen & Lensink 2001). Slaaptrek en foerageervluchten van ganzen en zwanen tussen verschillende pleister- en slaapplaatsen vinden buiten het plangebied plaats. Voor ganzen en zwanen worden daarom nauwelijks risicovolle vliegbewegingen over het plangebied verwacht. Wanneer het waterrijke gedeelte, voorzien ten noordwesten van de Vuylcop, als slaapplaats voor ganzen zou gaan fungeren, zou de ligging ten opzichte van de windturbines ongunstig zijn. Gezien de omschrijving in het Ontwikkelingsplan (Gemeente Nieuwegein 2004), met afmeerplaatsen langs het Lekkanaal, opgaande begroeiing en openstelling voor mensen, lijkt vestiging van een ganzenslaapplaats hier vrijwel uitgesloten. Eenden Smienten en wilde eenden hebben een precies omgekeerd ritme: ze rusten overdag en vliegen na de schemering naar foerageerplekken in agrarisch gebied. De rustplaatsen overdag liggen vooral langs de Lek, waarbij het om hooguit enkele duizenden smienten en wilde eenden gaat. Kleinere aantallen (enkele tientallen smienten en enkele
18
honderden wilde eenden) kunnen overdag soms ook worden aangetroffen op het Amsterdam-Rijnkanaal en/of in de open polders ten oosten van het plangebied (Voslamber et al. 2004, Dirksen & Lensink 2001). Er zijn geen veldwaarnemingen over de foerageergebieden, maar in principe komen alle graslandgebieden hiervoor in aanmerking. Wilde eenden vliegen in het algemeen niet al te ver. De meer verspreide ligging van rustplaatsen sluit daar op aan. Smienten kunnen zich over aanzienlijke afstanden verplaatsen. In Voslamber et al. (2004) wordt aan de binnendijkse graslanden rond het plangebied relatief weinig belang als foerageergebied toegekend. Net als voor de ganzen en zwanen is er geen reden te veronderstellen dat vliegroutes tussen rust- en voedselgebieden over Het Klooster lopen. Ten noorden en westen van Het Klooster zijn geen gebieden die voor deze soorten als voedselgebied geschikt lijken (Voslamber et al. 2004). Ook voor deze eendensoorten geldt dat wanneer het nu voorziene waterrijke gedeelte ten noordwesten van Het Klooster als rustplaats zou gaan fungeren, de ligging ten opzichte van de windturbines ongunstig zou kunnen zijn. Wilde eenden zullen hier, ondanks de afmeerplaatsen langs het Lekkanaal, opgaande begroeiing en openstelling voor mensen, wel in beperkte aantallen voor gaan komen, maar smienten zullen het niet als rustplaats gaan gebruiken. Steltlopers Kievit en wulp zijn de enige soorten steltlopers die als niet-broedvogel, vooral in de nazomer en herfst, in grotere aantallen in de open polders ten oosten van het plangebied verwacht mogen worden. Wulpen die overdag in de polders foerageren, zullen de nacht doorbrengen op slaapplaatsen in de uiterwaarden. Er zijn geen belangrijke aantallen vliegbewegingen van wulp over het plangebied te verwachten. Kieviten kunnen ook ’s nachts in het agrarische gebied voedsel zoeken, met name tijdens maanverlichte nachten. De soort komt dan wel veel verspreider voor. Het plangebied zelf biedt momenteel alleen interessant rustgebied voor kievit. In najaar 2006 en winter 2006/2007 pleisterde langdurig een groep van enkele honderden (maximaal vele honderden) kieviten ten westen van de A27 in het oostelijke deel van Polder Klein Vuylcop (eigen waarnemingen). Deze vogels verspreiden zich in het donker waarschijnlijk over de polders ten oosten van de A27 om daar te foerageren. Voor kievit zijn onder de huidige omstandigheden wel vliegbewegingen over het plangebied te verwachten, maar bij ontwikkeling van het geplande bedrijvenpark niet meer. Meeuwen De meeste vliegbewegingen van meeuwen vinden ’s avonds en ‘s ochtends in of net voor de schemering plaats, als de vogels zich naar en van hun slaapplaats begeven. Omdat meeuwen ook overdag als aanvaringsslachtoffer zijn vastgesteld (o.a. Winkelman 1992a, Everaert 2003, Akershoek et al. 2005), moet voor deze soortgroep rekening gehouden worden met hogere aanvaringsrisico’s dan bekend voor de hierboven beschreven soortgroepen. Meeuwen die in de omgeving van de stad Utrecht foerageren, slapen voornamelijk ten noorden van de stad op de Loosdrechtse Plassen of ten zuiden van de stad op o.a. de
19
recreatieplas Everstein bij Vianen. Het is waarschijnlijk dat meeuwen die in en ten oosten van Nieuwegein foerageren, vooral gebruik maken van slaapplaatsen gelegen in en naast de uiterwaarden van de Lek. In Van den Bergh et al. (1979) worden de afgesloten Lekarm bij de Stuw van Hagenstein (tegenwoordig dus ook de recreatieplas Everstein), de Redichemse Waard bij Culemborg en de uiterwaarden bij Wijk bij Duurstede als belangrijke slaapplaatsen genoemd. Op de Redichemse Waard bij Culemborg zijn tijdens slaapplaatstellingen in 1999 ca. 13.000 meeuwen (voornamelijk kok- en stormmeeuwen) geteld (mond. med. T. Boudewijn). Open wateren in de omgeving van Nieuwegein (o.a. in de uiterwaarden van de Lek, de Nedereindse Plas ten westen van Nieuwegein en de Plas Laagraven ten zuiden van Utrecht) worden gebruikt als drinkplaats en voorverzamelplaats. Gezien de ligging van slaapplaatsen ten opzichte van foerageergebieden in de omgeving van het plangebied (Nieuwegein, polders tussen Nieuwegein en Wijk bij Duurstede), worden geen bijzonder grote aantallen vliegbewegingen van meeuwen over het plangebied verwacht, ordegrootte dagelijks enkele duizenden in het winterhalfjaar.
4.3
Seizoenstrek Over geheel Nederland is in najaar en voorjaar sprake van verplaatsingen van vogels, die onderweg zijn tussen broed- en overwinteringsgebieden (seizoenstrek). De vogels vliegen op de meeste locaties in een breed front over Nederland, maar kunnen lokaal (zeer) gestuwde trekbanen volgen. In relatie tot windturbines geldt dat voor breedfronttrek is vastgesteld dat er weliswaar soms aanvaringsslachtoffers vallen, maar dat de aantallen daarvan beperkt zijn. Hoewel er geen vastgelegde normen zijn, is dit in de praktijk een aanvaarde omvang – het geldt voor iedere turbine in Nederland die buiten banen van gestuwde vogeltrek staat. De vogeltrek ter hoogte van Nieuwegein maakt deel uit van de breedfronttrek over Nederland (LWVT/SOVON 2002). De soortensamenstelling van en de aantallen in breedfronttrek kunnen van plaats tot plaats verschillen. Binnen een soort kunnen ruimtelijk aanzienlijke verschillen bestaan. Deze verschillen zijn mogelijk het gevolg van lokale stuwing, waarbij soorten hun vliegrichting en vlieghoogte aanpassen aan de aard van het landschap onder hen. Boven een aantrekkelijk landschap vliegen ze relatief laag en/of vliegen ze er op af, terwijl een onaantrekkelijk landschap wordt gemeden dan wel op grotere hoogte wordt overgestoken. In het algemeen geldt dat de totale aantallen desondanks in dezelfde orde van grootte liggen. Daarmee is ook aangegeven dat de mate van stuwing op lokaal niveau van een andere (minder omvangrijke) orde is dan die langs de Hollandse kust. Van den Bergh et al. (1979) beschrijven voor kievit en kraaiachtigen een zekere geleiding door het onderliggende rivierenlandschap (vogels volgen een westelijke koers tijdens de herfsttrek in plaats van de zuidwestelijke voorkeursrichting), maar noemen dit uitdrukkelijk geen stuwing. In het najaar gaat de breedfronttrek gemiddeld genomen naar zuidwest en in het voorjaar naar noordoost. Bij tegenwind gaat de vogeltrek gemiddeld lager dan bij meewind. Hierdoor vliegen in het najaar vaker grotere aantallen vogels in de onderste
20
luchtlagen (waar turbines worden gebouwd). Daarnaast zijn de najaarsaantallen groter dan de voorjaarsaantallen; er heeft nog geen wintersterfte plaatsgevonden. Daarom is het risico in het najaar groter dan in het voorjaar. Ook in de nacht is er een omvangrijke breedfronttrek over Nederland. Deze vliegt in het algemeen hoger dan die overdag, ook bij tegenwind (LWVT/SOVON 2002). Over het fenomeen stuwing op lokaal niveau is relatief weinig bekend. Ook over de effecten van stedelijke bebouwing op vlieghoogtes en vliegroutes is weinig informatie beschikbaar. Om hier enig licht op te werpen is in Dirksen & Lensink (2001) een dataset geanalyseerd van een simultaantelling van vogeltrek op 27 telposten op 21 oktober 2000 in de Provincie Utrecht (Poot & Boele 2000). Uit deze set zijn door Dirksen & Lensink (2001) 7 telposten geselecteerd, waaronder een telpost bij Nieuwegein (Vreeswijk). Uit de gegevens van 21 oktober 2000 komt naar voren dat soorten van het open landschap minder boven de stad worden gezien en er vermoedelijk relatief vaak omheen vliegen. Bosvogels lijken zich minder van de stad aan te trekken waardoor de verschillen tussen telposten in het buitengebied en die in de stad klein zijn. Als gevolg van het voorgaande mijden vogels gebieden met bebouwing en treedt langs de oostzijde van Nieuwegein enige stuwing op. Omdat de hoek tussen de rand van de stad (NNO-ZZW) en de voorkeursrichting (NO-ZW) relatief klein is, is de mate van lokale stuwing eveneens klein. In de huidige situatie is er in de trekstroom over het toekomstige bedrijvenpark enige verdichting van open land soorten. Wanneer het bedrijventerrein gereed is zal deze verdichting verder naar het oosten liggen. Dirksen & Lensink (2001) concluderen daarom dat de turbines op bedrijvenpark Het Klooster geen verhoogd risico voor de mogelijk verdichte trek vormen, omdat de uitgeweken vogels in een (enigszins) verdichte trekstroom ten oosten van het bedrijventerrein langs zullen gaan. De effecten van een verlichte stad op de nachtelijke vogeltrek, in de zin van aantrekken of vermijden, zijn nauwelijks bekend. Er mag van worden uitgegaan dat het bedrijventerrein verlicht zal zijn, waardoor rond de turbines sprake zal zijn van achtergrond verlichting. De turbines zullen derhalve goed zichtbaar zijn, zowel in voorjaar als najaar, en geen risico vormen voor ’s nachts trekkende soorten. Zoals toegelicht in hoofdstuk 2 is in de belangrijkste trekrichting (ZW) in de huidige situatie ook al voldoende achtergrondverlichting aanwezig.
21
22
5 Beoordeling effecten op vogels 5.1
Verstoring van broedende, pleisterende en vliegende vogels De geplande windturbines op Het Klooster leiden naar verwachting niet tot verstoring van belangrijke aantallen vogels die in de huidige situatie in de omgeving van het plangebied broeden. Het merendeel van de aanwezige broedvogels zal niet dicht langs de drukke A27 broeden en daarmee ook voornamelijk buiten de verstoringszone van de geplande windturbines. De verstoringsafstand voor broedvogels is in het algemeen gering (hooguit een honderdtal meters, hoofdstuk 3). Uiteindelijk zullen de windturbines onderdeel uitmaken van het geplande bedrijvenpark. Wanneer het bedrijvenpark is ingericht, is verstoring van broedende, rustende of foeragerende vogels door de turbines binnen het bedrijvenpark niet aan de orde. Er zijn dan uiteraard wel vogels in het bedrijvenpark, maar deze accepteren kennelijk het geluid, de verstoring door verkeer, mensen etc. van een dergelijke omgeving, waar de windturbines deel van uitmaken. Zowel in de huidige situatie als in een situatie met een ingericht bedrijvenpark, wordt van de geplande turbines geen knelpunten voor broedvogels verwacht. Zoals in hoofdstuk 4 is beschreven, vormt het plangebied momenteel geen belangrijk foerageergebied voor grote aantallen (water)vogels. Eventuele verstoring van de geplande turbines voor pleisterende vogels in het plangebied overlapt grotendeels met de huidige verstoring door het verkeer op de A27. Uitzondering hierop vormen de groepen pleisterende kieviten, die onder de huidige omstandigheden regelmatig langs de A27 pleisteren in het oostelijke deel van polder Klein Vuylcop. Verwacht wordt dat deze groepen zullen uitwijken naar de polders ten oosten van de A27. De afstand waarop windturbines foeragerende en rustende vogels kunnen verstoren reikt in theorie ook tot in de polder De Knoest en Polder de Geer aan de overzijde van de A27. Ook hier geldt dat verstoring van vogels niet of nauwelijks aan de orde is. De zone direct grenzend aan de A27 zal namelijk al te maken hebben met verstoring door het verkeer op de snelweg. De windturbines die aan de andere kant van de snelweg staan zullen slechts in zeer beperkte mate een toevoeging zijn aan de verstorende invloed van het verkeer. Deze naar verwachting geringe verstorende invloed wordt ten dele nog verder beperkt door de aanwezige bomenrijen tussen sommige van de turbines en het westelijk deel van genoemde polders. In dit deel van de polders worden ook zelden grotere aantallen pleisterende watervogels aangetroffen. Het waterrijke gebied dat in de toekomstige situatie in de NW-hoek van het park wordt ontwikkeld en interessant zou kunnen zijn als broed-, rust- en/of foerageergebied voor vogels, ligt (ruim) buiten de verstoringsafstand van de geplande turbines. Het aspect verstoring van broedende, rustende of foeragerende vogels is op grond van het bovenstaande niet aan de orde en leidt dus niet tot knelpunten.
23
Verstoring van vliegende vogels (barrièrewerking) is niet aan de orde. Vogels zullen zonder veel extra inspanning de relatief korte opstelling van turbines kunnen ontwijken. Belangrijke slaapplaatsen (b.v. in de uiterwaarden van de Lek) en foerageergebieden (o.a. de polders ten oosten van de A27) in de directe omgeving blijven bereikbaar.
5.2
Aanvaringsrisico’s voor vliegende vogels Dagelijkse vliegbewegingen van broedvogels De meeste in de omgeving van het geplande windpark broedende vogelsoorten foerageren overdag en hebben over het algemeen geen gerichte foerageervluchten. Overdag zijn de windturbines goed zichtbaar en vinden normaliter weinig aanvaringen plaats. Broedvogels zijn bovendien over het algemeen goed bekend met de locale situatie en bij aanwezigheid van windturbines zullen ze hier veelal omheen vliegen. De locaties van kolonies van roeken bevinden zich op relatief grote afstand, zodat geen geconcentreerde vliegbewegingen van deze soort over het locatiegebied voorkomen. Aanvaringsrisico’s voor broedvogels zijn daarmee als verwaarloosbaar te beschouwen. Dagelijkse vliegbewegingen van pleisterende watervogels Uit de ligging van slaapplaatsen en foerageergebieden van ganzen en zwanen blijkt dat de kans gering is dat de locatie gepasseerd wordt tijdens slaaptrek. Er liggen geen belangrijke foerageergebieden direct naast de turbines en er zijn geen foerageergebieden die ten opzichte van mogelijke slaapplaatsen ‘achter’ Het Klooster liggen. Mogelijk is sprake van verspreid voorkomende foerageervluchten in het donker van (zeer) kleine aantallen van wilde eend, smient en kievit. Vanwege de mogelijkheid tot uitwijken en de lage aanvaringskans van eendachtigen en kievit (Winkelman 1992b), wordt op jaarbasis hooguit een enkel slachtoffer onder deze soorten verwacht. Rekening houdend met enkele duizenden meeuwen die in het winterhalfjaar dagelijks over het plangebied vliegen (b.v. tussen Nieuwegein en/of Utrecht en de Lek), worden op jaarbasis een tiental slachtoffers verwacht. Dit is een inschatting gebaseerd op risico’s berekend voor locaties in Nederland (o.a. Poot & Prinsen 2003, Prinsen et al. 2006) en aantallen aanvaringsslachtoffers vastgesteld bij enkele bestaande windparken (Winkelman 1989, Musters et al. 1991, Winkelman 1992a,b, Krijgsveld et al. in prep.). Op grond van hierboven en in hoofdstuk 4 beschreven informatie, worden de aanvaringsrisico’s voor in omliggende gebieden pleisterende watervogels als klein ingeschat. Seizoenstrek Op grond van landschappelijke kenmerken en ligging van het plangebied, is over de locatie geen sprake van gestuwde trek zoals langs de kust, maar van trek over een breed front. In de omgeving van het plangebied kunnen vogels zich overdag wel door bijvoorbeeld het rivierenlandschap laten leiden. In de donkersituatie is deze ‘kanaliserende’ werking echter niet aannemelijk. De plaatsing als onderdeel van een
24
verstedelijkt gebied wordt als gunstig gezien, aangezien in ieder geval vogelsoorten van het open landschap minder geneigd zijn boven stedelijk gebied te trekken. Voor trekvogels zijn zeer geringe aanvaringsrisico’s van het geplande windpark te verwachten. Achtergrondverlichting Indien een locatie van windturbines gekenmerkt wordt door achtergrondverlichting in de belangrijkste vliegrichting(en) voor vogels, vermindert het aanvaringsrisico voor deze vogels. Zoals beschreven in hoofdstuk 2 is voor de geplande turbines in de meeste richtingen achtergrondverlichting aanwezig. Dit betekent dat de hierboven beschreven (geringe) aanvaringsrisico’s voor vogels nog (sterk) verminderd worden.
25
26
6 Conclusies In dit rapport is nagegaan of er knelpunten voor vogels zijn van plaatsing van windturbines op het toekomstige bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein. De conclusie is dat er geen belangrijke effecten op vogels worden verwacht. Verstoring van broedende, rustende of foeragerende vogels door de turbines binnen het (toekomstige) bedrijvenpark is niet of nauwelijks aan de orde. Ook buiten het park, in het westelijk deel van de polders aan de andere kant van de A27, zullen nauwelijks vogels verstoring van de turbines ondervinden. Aanvaringsrisico’s voor broedvogels zijn als verwaarloosbaar te beschouwen. De aanvaringsrisico’s voor pleisterende watervogels worden voor het geplande windpark als klein ingeschat en betreffen met name meeuwen. Voor trekvogels zijn zeer geringe aanvaringsrisico’s van het geplande windpark te verwachten. Het totaal aantal vogelslachtoffers op jaarbasis zal gering zijn en vergelijkbaar met andere ‘knelpuntloze’ windturbinelocaties. Er is daarom geen aanleiding voor een uitgebreidere locatiebeoordeling (risicoanalyse) ten aanzien van het aspect vogels. Deze locatie lijkt juist het algemene uitgangspunt te ondersteunen dat windturbines op bedrijventerreinen geplaatst zouden moeten worden.
27
28
7 Literatuur Akershoek, K., F. Dijk & F. Schenk 2005. Aanvaringsrisico’s van vogels met moderne, grote windturbines. Studentenverslag van slachtofferonderzoek in drie windparken in Nederland. Studentenrapport Van Hall/WUR. Rapport 05-082. Bureau Waardenburg, Culemborg. Bach, L., K. Handke & F. Sinning 1999. Einfluss von windenergieanlagen auf die Verteilung von Brut- und Rastvögeln in Nordwest-Deutschland – Erste Auswertung verschiedener Untersuchungen. In: Bremer Beiträge für Naturkunde und naturschutz, Band 4 Themenheft “Vögel und Windkräft”, pp. 107-121. BUND, Bremen. Barrios, L. 1995. Effects of wind turbine power plants on the avifauna in the Campo de Gibraltar region. Summary of the final report. R. Marti (ed). Sociedad Espanola de Ornitologia (SEO/BirdLife), Madrid. Bergen, F. 2001. Untersuchungen zum Einfluss der Errichtung und des Betriebs von Windenergieanlagen auf Vögel im Binnenland. Dissertation. Ruhr Universität Bochum. Bergh, L.M.J. van den, W.G. Gerritse, W.H.A. Hekking, P.G.M.J. Keij & F. Kuyk 1979. Vogels van de Grote Rivieren. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht. Brauneis, W. von 2000. Der EinfluB von Windkraftanlagen (WKA) auf die Avifauna, dargestellt insb. am Beispiel des Kranichs Grus grus. Ornithologische Metteilungen 52: 410-415. BRO 2001. Bedrijvenpark Het Klooster Nieuwegein. Milieu-effectenrapport, nr. 3843.520.1356. BRO, Vught. BRO 2004. Onderbouwing hergebruik bestaand MER Bedrijvenpark Het Klooster, nr. 152x00004.10804. BRO, Vught. Clemens, T. & C. Lammen 1995. Windkraftanlagen und Rastplätze von Küstenvogel in ein Nutzungskonflikt. Seevögel Zeitschrift Verein Jordsand, Hamburg: 34-38. Dirksen, S. & R. Lensink 2001. Beoordeling van mogelijke knelpunten voor vogels door de plaatsing van windturbines op bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein. Rapport 01-028, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Dirksen, S., R. Lensink, G.W.N.M. van Moorsel & J. van der Winden 1999. Ecologische aspecten plaatsing zendmasten Delta Radio in de Noordzee. Twee notities. Rapport 99.28, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Everaert,
J. 2003. Windturbines en vogels in Vlaanderen: onderzoeksresultaten en aanbevelingen. Oriolus 69: 145-155.
voorlopige
Gemeente Nieuwegein 2004. Ontwikkelingsplan Bedrijvenpark Het Klooster. Rapport 2004-161. Sector Stadsontwikkeling, Afdeling Projecten, Gemeente Nieuwegein. Gerjets, D. 1999. Annäherung wiesenbrütender Vögels an Windkraftanlagen. Ergbnisse einer Brutvogeluntersuchung in Nahbereich des Windparks Drochtersen. Bremer Beiträge für Naturkunde und Naturschutz Band 4: 49-52. Horch, P. & V. Keller 2005. Windkraftanlagen und Vögel – ein Konflikt? Schweizerische Vogelwarte Sempach, Sempach. Hötker,
H., K-M Thomsen & H. Köster 2004. Auswirkungen regenerativer Energiegewinnung auf die biologische Vielfalt am Beispiel der Vögel und der Fledermäuse – Fakten, Wissenslücken, Anforderungen an die Forschung, ornithologische Kriterien zum Ausbau von regenerativen Energiegewinnungsformen. Michael-Otto-Institut, NABU.
29
Hunt, W.G., R.E. Jackman, T.L. Hunt, D.E. Driscoll & L. Culp 1998. A population Study of Golden Eagles in the Altamont Pass Wind Resource Area: population trend analysis 1994-1997. Report to National Renewable Energy Laboratory, Predatory Bird Research Group, University of California, Santa Cruz. Kaatz, J. 2001. Zum Empfindlichkeit von singvögeln und Weißstorch gegenüber Windkraftanlagen. Vortag auf der Fachtagung “Windenergie und Vögel – Ausmaß und Bewältigungen eines Konfliktes” am 29/30-11-2001 in Berlin. Koopman, A.D.G., R. van Eekelen, P.H.N. Boddeke & E.J.J. Sieben 2004. Inventarisatie beschermde vissen en vleermuizen, Fase 1 Het Klooster, Nieuwegein. Onderbouwing aanvullende ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet. Rapport 04-209, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Korn, M. & E. Scherner 2000. Raumnutzung von Feldlerchern (Alauda arvensis) in einem “Windpark”. Natur und Landschaft 75: 74-75. Krijgsveld, K.L., K. Akershoek, F. Schenk, F. Dijk, H. Schekkerman & S. Dirksen submitted. Collision of birds with modern large wind turbines: reduced risk compared to smaller turbines. Ardea Kruckenberg, H. & J. Jaene 1999. Zum Einfluss eines Windparks auf die Verteilung weidender Blässgänse im Rheinland (Landkreis Leer, Niedersachsen). Natur und Landschaft 74: 420-424. Lekuona, J. Ma 2001. Uso del espacio por la avifauna y control de la mortalidad de aves y murciélagos en los parques eolicos de navarra durante un ciclo annual. Direccion General de Medio Ambiente. Departamento de medio Ambiente, Ordenacion del Territorio y Viviends, Gobierno de Navarra. Lowther, S. 1996. Impacts, mitigation and monitoring: a summary of current knowledge. in proceedings of the Birds and Windturbines: can they co-exist? Seminar, Institute of Terrestrial Ecology, Huntingdon, Cambs. LWVT/SOVON, 2002. Vogeltrek over Nederland 1976-1993. Schuyt & Co, Haarlem. Musters, C.J.M., G.J.C. van Zuylen & W.J. ter Keurs 1991. Vogels en windmolens bij de Kreekraksluizen. Rapport vakgroep Biologie. Rijksuniversiteit Leiden, Leiden. Petersen, B.S. & H. Nøhr 1989. Konsekvenser for fuglelivet ved etableringen af mindre vindmøller. Rapport. Ornis Consult, Kopenhagen. Pettersson, J. 2005. The impact of offshore wind farms on bird life in Southern Kalmar Sound, Sweden. A final report based on studies 1999 – 2003. Swedish Energy Agency, Lund University. Poot, M. & A. Boele 2000. Onderzoek naar stuwpatronen bij vinken en graspiepers in de provincie Utrecht. Kruisbek 43 (5): 1-14. Poot, M.J.M. & H.A.M. Prinsen 2004. Risicoanalyse van effecten op vogels voor een windturbinelocatie langs de A2 bij Abcoude. Een analyse op basis van bestaande gegevens en een aanvullend veldonderzoek met behulp van radar. Rapport 03-036, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Prinsen, H.A.M., S, Dirksen & E. van der Velde 2006. Risicoanalyse van effecten op vogels van windturbines bij Coevorden. Analyse van bestaande gegevens en aanvullend veldonderzoek met radar. Rapport 06-042, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Reichenbach, M., K.-M. Exo, C. Ketzenberg & M. Castor 2000. Einfluß von Windkraftan-lagen auf Brutvögel – Sanfte Energie im Konflikt mit dem Naturschutz. Teilprojekt Brutvögel. Unveröffentlichtes Gutachten im Auftrag der Stiftung für Bildung und Behindertenförderung GmbH.
30
Schekkerman, H., L.M.J. van den Bergh, K. Krijgsveld & S. Dirksen 2003. Effecten van moderne, grote windturbines op vogels. Onderzoek naar verstoring van watervogels bij het windpark Eemmeerdijk. Alterra, Wageningen. Schreiber, M. 1993. Windkraftanlagen und Watvogel-Rastplatze, Storungen und Rastplatzwahl von Brachvogel und Goldregenpfeifer. Natur und Landschaft 25: 133-139. Sinning, F. 1999. Ergebnisse von Brut- und Rastvogeluntersuchungen im Bereich des Jade-Windparks und DEWI-Testfeldes in Wilhelmshaven. Bremer Beiträge für Naturkunde und Naturschutz, Bd. 4: 61-70. Spaans, A.L., J. van der Winden, R. Lensink, L.M.J. van den Bergh & S. Dirksen 1998. Vogelhinder door windturbines. Landelijk onderzoekprogramma, deel 4: nachtelijke vliegbewegingen en vlieghoogtes langs de Afsluitdijk. Bureau Waardenburg rapport nr. 98.015. Bureau Waardenburg, Culemborg/Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Wageningen. Thelander, C.G., K.S. Smallwood & L. Rugge 2003. Bird risk behaviors and fatalities at the Altamont Pass Wind Resource Area. Report to the National Renewable Energy Laboratory. Tucker, V.A. 1996. A mathematical model of bird collisions with wind turbine rotors. Journal of Solar Energy Engineering 118: 253-262. Tulp, I., H. Schekkerman, J.K. Larsen, J. van der Winden, R.J.W. van de Haterd, P. van Horssen, S. Dirksen & A.L. Spaans 1999. Nocturnal flight activity of sea ducks near the wind farm Tunø Knob in the Kattegat. IBN-DLO rapport 99.30. Voslamber, B., E. van Winden & K. Koffijberg 2004. Atlas van ganzen, zwanen en Smienten in Nederland. SOVON-onderzoeksrapport 2004/08. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen. Walter, G. & H. Brux 1999. Erste Ergebnisse eines dreijährigen Brut- und Gastvogelmonitorings (1994-1997) im Einzugsbereich von zwei Windparks im Landkreis Cuxhaven. Bremer Beiträge für Naturkunde und Naturschutz Bd. 4: 81-106. Winkelman, J.E. 1989. Vogels en het windpark nabij Urk (NOP): aanvaringsslachtoffers en verstoring van pleisterende eenden, ganzen en zwanen. RIN-rapport 89/15. Rijksinstituut voor Natuurbeheer, Arnhem. Winkelman, J.E. 1992a. De invloed van de Sep-proefwindcentrale te Oosterbierum (Fr.) op vogels, 1: aanvaringsslachtoffers. RIN-rapport 92/2. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem. Winkelman, J.E. 1992b. De invloed van de Sep-proefwindcentrale te Oosterbierum (Fr.) op vogels, 2: nachtelijke aanvaringskansen. RIN-rap-port 92/3. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem. Winkelman, J.E. 1992c. De invloed van de Sep-proefwindcentrale te Oosterbierum (Fr.) op vogels, 3: aanvlieggedrag overdag. RIN-rapport 92/4. Instituut voor Bosen Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem. Winkelman, J.E. 1992d. De invloed van de Sep-proefwindcentrale te Oosterbierum (Fr.) op vogels, 4: verstoringsonderzoek. RIN-rapport 92/5. Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN-DLO), Arnhem.
31
32
55
Bijlage 2
Quick Scan Windpark Nieuwegein
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
Evelop BV de heer B. Schulte Postbus 8127 3503 RC Utrecht Notitie ons kenmerk datum onderwerp uw kenmerk aantal blz.
06-353/06.02406/HeiPr 6 februari 2007 Quick scan Windpark Nieuwegein EVEL05038/5 5
Geachte heer Schulte, In het kader van de voorbereidingen voor de plaatsing van vijf windturbines langs de westzijde van de A27 ter hoogte van Nieuwegein, heeft u Bureau Waardenburg bv opdracht gegeven een quick scan uit te voeren naar effecten van deze ingreep op beschermde soorten. Het plangebied van het project “Windpark Nieuwegein” is bezocht op 28 augustus 2006. In de voorliggende notitie staan onze bevindingen van het veldonderzoek. Een eerder op 11 oktober 2006 aan u gerichte notitie met hetzelfde kenmerk, komt hierbij te vervallen. Bureau Waardenburg bv heeft in het kader van plannen voor de aanleg van bedrijventerrein Het Klooster al eerder ecologisch onderzoek uitgevoerd op percelen grenzend aan het plangebied (Koopman et al. 2004, Van Eekelen & Koopman 2004). Ook de effecten van windturbines op vogels zijn voor het “Windpark Nieuwegein” eerder beschreven (Dirksen & Lensink, 2001). Een actualisatie van dit rapport (Prinsen, 2007) is onlangs aan u opgeleverd. Beschrijving plangebied en bouwlocaties De geplande inrichting van het windpark is lijnvormig van noord naar zuid, grenzend aan de westzijde van de A27 ter hoogte van Nieuwegein (zie kaart in bijlage). Vier van de vijf windturbines (1,2,3 en 5) zijn voorzien binnen de begrenzing van het geplande bedrijvenpark Het Klooster. De bouw van windturbine 4 is gepland op het terrein van de verzorgingsplaats De Kroon, direct ten noorden van het viaduct over de A27. De bouwlocaties van de drie meest noordelijk gelegen windturbines (1, 2 en 3) zijn in het kader van werkzaamheden voor het bedrijventerrein reeds ontgonnen. De ondergrond bestaat grotendeels uit opgespoten zand waar zich een vegetatie van pioniersoorten heeft gevestigd. Windturbines 1,2 en 3 komen mogelijk voor een deel in een bestaande watergang te staan. De bouwlocaties voor de turbines 4 en 5 bestaan momenteel uit grasland met enkele bomen en groenstroken en watergangen. Resultaten veldonderzoek Strikt beschermde soorten De kleine modderkruiper is voorheen in het plangebied Het Klooster aangetroffen (Koopman et al. 2004). De watergang die langs bouwlocaties 1, 2 en 3 loopt vormt geen optimaal leefgebied voor deze soort omdat een goed ontwikkelde watervegetatie grotendeels ontbreekt. Daarom wordt de aanwezigheid van de kleine modderkruiper ter plaatse niet verwacht.
De geplande inrichting van het windpark is lijnvormig van noord naar zuid, grenzend aan de westzijde van de A27 ter hoogte van Nieuwegein (zie kaart in bijlage). Vier van de vijf windturbines (1,2,3 en 5) zijn voorzien binnen de begrenzing van het geplande bedrijvenpark Het Klooster. De bouw van windturbine 4 is gepland op het terrein van de verzorgingsplaats De Kroon, direct ten noorden van het viaduct over de A27. De bouwlocaties van de drie meest noordelijk gelegen windturbines (1, 2 en 3) zijn in het kader van werkzaamheden voor het bedrijventerrein reeds ontgonnen. De ondergrond bestaat grotendeels uit opgespoten zand waar zich een vegetatie van pioniersoorten heeft gevestigd. Windturbines 1,2 en 3 komen mogelijk voor een deel in een bestaande watergang te staan. De bouwlocaties voor de turbines 4 en 5 bestaan momenteel uit grasland met enkele bomen en groenstroken en watergangen. Resultaten veldonderzoek Strikt beschermde soorten De kleine modderkruiper is voorheen in het plangebied Het Klooster aangetroffen (Koopman et al. 2004). De watergang die langs bouwlocaties 1, 2 en 3 loopt vormt geen optimaal leefgebied voor deze soort omdat een goed ontwikkelde watervegetatie grotendeels ontbreekt. Daarom wordt de aanwezigheid van de kleine modderkruiper ter plaatse niet verwacht. De watergangen in het zuidelijk deel van Het Klooster vormen leefgebied van de grote modderkruiper (van Eekelen & Koopman 2004). Aangezien voor de bouw van windturbine 5 geen sloten gedempt zullen worden, worden negatieve effecten op deze soort niet verwacht. Aan de rand van de verzorgingsplaats De Kroon is in 2004 een exemplaar van de rugstreeppad aangetroffen (Koopman et al., 2004). De rugstreeppad kan op basis van het aanwezige habitat en bekende verspreidingsgegevens in het plangebied voorkomen. De rugstreeppad zal op de bouwlocaties alleen incidenteel voorkomen, geschikte overwinteringsplaatsen of voortplantingsplaatsen zijn op het moment van het veldbezoek niet aangetroffen. In het noordelijk deel van het plangebied is het voorkomen van de strikt beschermde waterspitsmuis bekend (Koopman et al. 2004). Omdat een goed ontwikkelde oevervegetatie grotendeels ontbreekt wordt het voorkomen van de waterspitsmuis op de bouwlocaties van de windturbines aldaar niet verwacht. Gezien het ontbreken van oude bomen, aaneengesloten struweelzones en gebouwen wordt de aanwezigheid van kolonieplaatsen en belangrijke vliegroutes van vleermuizen in het plangebied niet verwacht. Er zijn geen aanwijzingen dat er belangrijke vliegbanen voor seizoensmigratie lopen. Er worden geen effecten op vleermuizen verwacht van de plaatsing van windturbines. Overige soorten en vogels Op de bouwlocaties van de turbines 1, 2 en 3 in het noordelijke deel van het plangebied zijn tijdens het veldbezoek enkele hazen waargenomen. In de watergangen zijn exemplaren van de zeelt en de bastaardkikker aangetroffen. Op de bouwlocaties van de windturbines 4 en 5 zijn enkele molshopen en holletjes van veldmuizen en rosse woelmuizen aangetroffen. In de watergangen zijn exemplaren van de zeelt en driedoornige stekelbaars aangetroffen. Verder zijn larven en adulte exemplaren van de bastaardkikker en de kleine watersalamander aangetroffen. Tijdens het veldbezoek vloog een ijsvogel over de bouwlocatie van windturbine 5. De sloten in het plangebied vormen voor deze vogel geschikt foerageergebied. Steilwanden geschikt voor nestbouw zijn op de bouwlocaties van de windturbines niet aanwezig. De te verwachten effecten op vogels worden uitgebreid beschreven in het rapport van Prinsen (2007). Hierin wordt geconcludeerd dat voor vogels geen of verwaarloosbaar kleine effecten van de geplande windturbines te verwachten zijn. 2 van 5 Ecologische verbindingszone Aan de westzijde van de A27, tussen het geplande bedrijventerrein en de rijksweg, is een ecologische verbindingszone (EVZ) voorzien over een bestaande sloot langs de Rijksweg. Het betreft ‘verbindingszone 20’ voor planten en dieren van het biotooptype ‘vochtige loofbossen en schraallanden’. Gidssoorten voor deze verbindingszone zijn dwergmuis, ringslang, blauwborst, kamsalamander, oranjetip, patrijs, vleermuizen, ree
Op de bouwlocaties van de turbines 1, 2 en 3 in het noordelijke deel van het plangebied zijn tijdens het veldbezoek enkele hazen waargenomen. In de watergangen zijn exemplaren van de zeelt en de bastaardkikker aangetroffen. Op de bouwlocaties van de windturbines 4 en 5 zijn enkele molshopen en holletjes van veldmuizen en rosse woelmuizen aangetroffen. In de watergangen zijn exemplaren van de zeelt en driedoornige stekelbaars aangetroffen. Verder zijn larven en adulte exemplaren van de bastaardkikker en de kleine watersalamander aangetroffen. Tijdens het veldbezoek vloog een ijsvogel over de bouwlocatie van windturbine 5. De sloten in het plangebied vormen voor deze vogel geschikt foerageergebied. Steilwanden geschikt voor nestbouw zijn op de bouwlocaties van de windturbines niet aanwezig. De te verwachten effecten op vogels worden uitgebreid beschreven in het rapport van Prinsen (2007). Hierin wordt geconcludeerd dat voor vogels geen of verwaarloosbaar kleine effecten van de geplande windturbines te verwachten zijn. Ecologische verbindingszone Aan de westzijde van de A27, tussen het geplande bedrijventerrein en de rijksweg, is een ecologische verbindingszone (EVZ) voorzien over een bestaande sloot langs de Rijksweg. Het betreft ‘verbindingszone 20’ voor planten en dieren van het biotooptype ‘vochtige loofbossen en schraallanden’. Gidssoorten voor deze verbindingszone zijn dwergmuis, ringslang, blauwborst, kamsalamander, oranjetip, patrijs, vleermuizen, ree en hermelijn (Stam & Arkel, 1994). De geplande windturbines staan buiten dit EVZ. De realisatie van de windturbines zal voor geen van de gidssoorten een barrièrewerking veroorzaken. Windturbines kunnen een aanvaringsricico vormen voor vleermuizen, dit geldt alleen voor soorten die binnen het bereik van de rotorbladen kunnen komen. Het laagste punt van de rotorbladen is ca. 60 meter boven de grond. Alleen rosse vleermuizen vliegen doorgaans zo hoog boven de grond. Rosse vleermuizen zullen zich niet specifiek laten leiden door de verbindingszone aangezien deze dieren tussen jachtgebieden en verblijfsplaatsen over het algemeen in een rechte lijn op grote hoogte vliegen, waarbij open en kale gebieden niet gemeden worden. Ook de gidssoort vleermuizen zal dus geen barrièrewerking ondervinden van het windpark. De gidssoorten blauwborst en patrijs kunnen mogelijk verstoring ondervinden van de geplande windturbines. De verstoringsafstand voor broedvogels is in het algemeen gering (hooguit een honderdtal meters) en ligt voor de geplande windturbines geheel binnen de verstoringszone van de rijksweg A27. Naar verwachting vormt het gebied langs de snelweg een (zeer) marginaal habitat voor broedvogels. Er wordt daarom geen aanvullend verstoringseffect van de windturbines op genoemde broedvogelsoorten verwacht. Conclusie Ontheffing Flora- en faunawet De bouwlocaties van de vijf turbines hebben in de huidige vorm geen functie als vaste rust- en verblijfsplaats voor beschermde soorten. De verwachting is dat in de aanlegfase en de gebruiksfase geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden. Een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet is voor de realisatie van het “Windpark Nieuwegein” dus niet nodig. De watergang en de oever bij de drie meest noordelijke windturbines (turbine 1, 2 en 3) kunnen geschikt leefgebied gaan vormen voor beschermde soorten, zoals kleine modderkruiper, rugstreeppad of heikikker, als de vegetatie zich verder ontwikkelt. Om dit tot de realisatie van de windturbines te voorkomen worden hieronder aanbevelingen gedaan.
Ecologische verbindingszone De ontwikkeling van de geplande windturbines naast een geplande ecologische 3 van 5 verbindingszone langs de A27, heeft geen effect op de voor de verbindingszone genoemde gidssoorten. Aanbevelingen Vogels
De bouwlocaties van de vijf turbines hebben in de huidige vorm geen functie als vaste rust- en verblijfsplaats voor beschermde soorten. De verwachting is dat in de aanlegfase en de gebruiksfase geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden overtreden. Een ontheffingsaanvraag van de Flora- en faunawet is voor de realisatie van het “Windpark Nieuwegein” dus niet nodig. De watergang en de oever bij de drie meest noordelijke windturbines (turbine 1, 2 en 3) kunnen geschikt leefgebied gaan vormen voor beschermde soorten, zoals kleine modderkruiper, rugstreeppad of heikikker, als de vegetatie zich verder ontwikkelt. Om dit tot de realisatie van de windturbines te voorkomen worden hieronder aanbevelingen gedaan.
Ecologische verbindingszone De ontwikkeling van de geplande windturbines naast een geplande ecologische verbindingszone langs de A27, heeft geen effect op de voor de verbindingszone genoemde gidssoorten. Aanbevelingen Vogels Bij het verwijderen van bomen, beplanting en/of gronddepots dient verstoring van in gebruik zijnde nesten van broedvogels te worden voorkomen, deze zijn namelijk beschermd. Aanbevolen wordt om de plaatsing van de windturbines buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot en met 15 augustus. Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland, kunnen deze worden uitgevoerd indien van te voren is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van de werkzaamheden het plangebied te laten controleren op nesten door een ter zaken deskundige. Beschermde soorten op bouwlocaties Om te voorkomen dat beschermde soorten de bouwlocaties als leefgebied gaan gebruiken, wordt aanbevolen de vegetatie op de bouwlocaties tot realisatie van het windpark frequent zeer kort te maaien. Op deze manier blijft de huidige situatie waarin beschermde soorten geen gebruik maken van de bouwlocaties gehandhaaft. Dempen delen van watergangen Graaf- of dempingwerkzaamheden in watergangen worden bij voorkeur uitgevoerd buiten de voortplantingstijd en de winterrust van vissen en amfibieën. Dit betekent dat de werkzaamheden bij voorkeur in de maanden september en oktober plaatsvinden. Voordat de graaf en/of dempingwerkzaamheden uitgevoerd worden, wordt de wateren oevervegetatie gemaaid en op de kant nagelopen door een ter zake deskundige op aanwezige fauna. Aanwezige fauna kan worden overgezet naar een vergelijkbare te handhaven sloot. Vervolgens kan de sliblaag uit de sloot worden geschept en breed worden uitgespreid op de kant. Het bodemmateriaal op de kant wordt dan onderzocht door een ter zake deskundige die alle relevante fauna over kan zetten in een vergelijkbare sloot die niet de door werkzaamheden zal worden aangetast. Op deze manier zullen de meeste dieren worden gevangen of zich verplaatsen naar sloten waar nog voldoende watervegetatie en bodemmateriaal aanwezig is. Vervolgens kan de sloot vergraven worden. In het geval van het dempen van de sloot, wordt de watergang na het verwijderen van vegetatie en bodemmateriaal leeggevist door een ter zaken deskundige. Dit vindt op eenvoudige wijze plaats met behulp van afdamming en waterpeilverlaging. Gevangen soorten worden overgezet naar vergelijkbare sloten die niet door de werkzaamheden zullen worden aangetast. Vervolgens kan de sloot gedempt worden.
Met vriendelijke groet, Bureau Waardenburg bv 4 van 5
door een ter zake deskundige die alle relevante fauna over kan zetten in een vergelijkbare sloot die niet de door werkzaamheden zal worden aangetast. Op deze manier zullen de meeste dieren worden gevangen of zich verplaatsen naar sloten waar nog voldoende watervegetatie en bodemmateriaal aanwezig is. Vervolgens kan de sloot vergraven worden. In het geval van het dempen van de sloot, wordt de watergang na het verwijderen van vegetatie en bodemmateriaal leeggevist door een ter zaken deskundige. Dit vindt op eenvoudige wijze plaats met behulp van afdamming en waterpeilverlaging. Gevangen soorten worden overgezet naar vergelijkbare sloten die niet door de werkzaamheden zullen worden aangetast. Vervolgens kan de sloot gedempt worden.
Met vriendelijke groet, Bureau Waardenburg bv
H.A.M. Prinsen Projectleider Vogelecologie
Bijlage: Kaart met locatie van windturbines.
Literatuur Dirksen, S. & R. Lensink 2001. Beoordeling van mogelijke knelpunten voor vogels door de plaatsing van windturbines op bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein. Rapport 01-028, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Eekelen, R. van & A.D.G. Koopman 2004. Inventarisatie beschermde vissen en vleermuizen, Fase 2 Het Klooster, Nieuwegein. Onderbouwing aanvullende ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet. Rapport 04-250, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Koopman, A.D.G., R. van Eekelen, P.H.N. Boddeke & E.J.J. Sieben 2004. Inventarisatie beschermde vissen en vleermuizen, Fase 1 Het Klooster, Nieuwegein. Onderbouwing aanvullende ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet. Rapport 04-209, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Prinsen, H.A.M. 2006. Beoordeling van effecten op vogels van windturbines op bedrijvenpark Het Klooster, Gemeente Nieuwegein. Update 2006. Rapport 06-182, Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Stam, S.M.E., H. van Arkel, 1994. Plan van aanpak ecologische verbindingszones provincie Utrecht. Werkdocument. Provincie Utrecht, Utrecht.
5 van 5
BIJLAGE: Locatie van de vijf geplande windturbines op het toekomstige bedrijvenpark Het Klooster langs de A27 in de Gemeente Nieuwegein. Het Klooster wordt ontwikkeld in de polders Klein Vuylcop en De Wiers.
1 2 3
4
5
56
Bijlage 3
Brief Bureau Waardenburg
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Bijlage 4
archeologie
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
RAAP-RAPPORT 2263 (concept)
Plangebied 't Klooster Gemeente Nieuwegein Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, verkennende en deels karterende fase
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Nieuwegein Titel: Plangebied 't Klooster, deelgebied 3, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, karterende fase Status: concept Datum: 24 maart 2011 Auteurs: drs. B. Jansen Projectcode: NITK4 & 5 Bestandsnaam: RA2027_NITK Projectleider: drs. B. Jansen Projectmedewerkers: drs. J.H.M. van Eijk & J. Sprangers Msc ARCHIS-vondstmeldingsnummers: ARCHIS-waarnemingsnummers: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 43821, 45434 Bewaarplaats documentatie: RAAP West-Nederland Autorisatie: drs. I.A. Schute
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b
telefoon: 0294-491 500
1382 LV W eesp
telefax: 0294-491 519
Postbus 5069
E-mail:
[email protected]
1380 GB W eesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2011 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Samenvatting Pro memorie
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[3 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Inhoudsopgave
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[4 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[5 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van de gemeente Nieuwegein heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in november en december 2010 en januari 2011 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen inrichting van het bedrijventerrein ’t Klooster, deelgebieden 1 & 2. in de gemeente Nieuwegein. Tevens is een karterend booronderzoek naar steentijd vindplaatsen uitgevoerd op kavel 3 van deelgebied 3. Plangebied ’t Klooster, waarbinnen de drie deelgebieden vallen zal ingericht worden als bedrijventerrein en deels met woningen. De hiermee gepaard gaande bodemingrepen kunnen schade aan eventueel aanwezige archeologische resten met zich meebrengen. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek. In deelgebied 3 is in 2009 een aanvullend booronderzoek uitgevoerd waarbij is vastgesteld dat in de oeverafzettingen van de in de diepere ondergrond aanwezige Wiersch stroomgordel zeer waarschijnlijk sprake is van bewoningssporen uit het Mesolithicum en/of Neolithicum (Jansen & Van Eijk, 2010). Op basis hiervan is voor ingrepen reikend tot in de top van de afzettingen van de Wiersch stroomgordel een karterend onderzoek naar steentijd vindplaatsen geadviseerd. Voor het noordelijke del van kavel 3, deelgebied 3 is een dergelijke karterend onderzoek met boringen uitgevoerd.
1.2 Administratieve gegevens Het onderzoeksgebied (ca. 40 ha) ligt ten westen van de Rijksweg A27 en ten oosten van het Lekkanaal. De Schalkwijksewetering vormt de noordgrens en Klein Vuylkop de noordgrens (figuur 1). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 38Fvan de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000); de hoekcoördinaten zijn 136.019/446.814 (zuidwest), 136.327/448.041 (noordwest), 136.739/447.790 (noordoost) en 136.382/446.730 (zuidoost). Het centrumcoördinaat van het onderzochte deel van kavel 3 van deelgebied 3 is 136.927/448.263
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[6 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
1.3 Toekomstige situatie In het gebied is de aanleg van een bedrijventerrein en woningen gepland. De exacte inrichting en diepte van de verstoring, binnen de uit te geven kavels, is nog niet bekend. De percelering en het wegenpatroon liggen wel al vast. De kavels zullen door de gemeente worden uitgegeven, waarna de uiteindelijke inrichting pas bekend zal worden. In het noordelijke deel van kavel 3, deelgebied 3 is een ontgraving ten behoeve van een laad en loszone voorzien. De hierbij benodigde ontwateringsgoot vormt een bedreiging voor de eventueel in de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel aanwezige archeologische resten.
1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek bestond uit een verkennend booronderzoek in deelgebied 1 & 2 en in deelgebied 3 is op een deel van een kavel een karterend booronderzoek naar steentijdvindplaatsen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtlijn. RAAP beschikt over een opgravingsvergunning, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Achter in dit rapport is een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen en worden enkele vaktermen beschreven (zie verklarende woordenlijst).
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het bureauonderzoek ten behoeve van deelgebied 1 en 2 behandeld. In hoofdstuk 3 worden de methode en de resultaten van het veldonderzoek in deze twee deelgebieden besproken. In hoofdstuk 4 wordt het karterende booronderzoek op kavel 3 van deelgebied 3 behandeld. Ten slotte worden in hoofdstuk 5 conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de verschillende gebieden gegeven.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[7 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
2 Bureauonderzoek 2.1 Methoden Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd zijn de volgende bronnen: •
het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS);
•
de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);
•
de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW);
•
literatuur en historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst);
•
recente luchtfoto's uit Google Earth (http:/www.earth.google.com);
•
het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);
•
het informatiesysteem Kennis Infrastructuur CultuurHistorie (KICH);
•
de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie;
•
Archeologische vindplaatsen en beleidsadvieskaart van de gemeente (concept);
•
de molendatabase.
2.2 Resultaten 2.2.1 Huidige situatie Op recente topografische kaarten 1:25.000 is het plangebied afgebeeld als grasland met sloten (ANWB, 2004). Recente luchtfoto's uit Google Earth bevestigen dit grondgebruik. Op luchtfoto’s van Google Earth is echter te zien dat ter hoogte van een deel van de geplande wegen reeds een zandlichaam is aangebracht en dat de sloten gedempt zijn. Volgens de geraadpleegde topografische kaart en het Actueel Hoogtebestand Nederland (http://www.ahn.nl/) varieert de huidige maaiveldhoogte in het plangebied van 0,4 m tot -0,2 m NAP. Uit de via de KLIC-melding verkregen informatie blijkt dat in het gebied geen sprake is van kabels en leidingen. De opdrachtgever heeft aangegeven dat in de deelgebied 1 & 2 reeds rioleringen onder de nieuwe wegen is aangelegd,.
2.2.2. Geologie Algemeen Het plangebied bevindt zich in het centrale deel van het Utrechtse rivierengebied. Het gebied heeft vanaf 5700 voor Chr. onder invloed van verschillende rivieren gestaan. In het gebied zelf bevinden zich alleen de Wiersch stroomgordel in het noorden en de Benschop stroomgordel in het zuiden. Beiden stroomgordels behoren tot het Benschop rivierstelsel ( Berendsen, 1982). Het landschap in het gebied is gevormd onder invloed van bovengenoemde rivieren en de in de
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[8 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
directe omgeving van het gebied aanwezige stroomgordels de Hoon, de Jutphaas en de Lek (figuur 2). De Wiersch en de Benschop waren zogenaamde meanderende rivieren. Meanderende rivieren kenmerken zich door relatief brede stroomgordels die zijn ontstaan als gevolg van het stroomafwaarts verplaatsen van de meanderbochten. Door het proces van zich verplaatsende rivierbochten vindt binnen de meandergordel continu erosie en sedimentatie plaats. De bodemopbouw van een meandergordel bestaat uit oeverafzettingen (zandige klei of zavel) naar beneden toe overgaand in beddingzand. Binnen een meandergordel zijn doorgaans verschillende (kronkelwaard)geulen aanwezig. Naast het geleidelijk verplaatsen van meanderbochten kunnen ook plotselinge geulverleggingen binnen een meandergordel plaatsvinden. Doorgaans wordt hierbij de meanderhals doorsneden en vormt zich een nieuwe geul door de kronkelwaard. Het deel van de oorspronkelijke geul dat hierbij inactief raakt, blijft als een restgeul achter en zal in de loop van de tijd verlanden. Aan weerszijden van de meandergordel ontstaan oeverwallen. Deze oeverwallen ontstaan als gevolg van het proces van laterale selectie naar korrelgrootte. Het zwaardere sediment, zavel en zand, bezinkt het dichtst bij de geul. Verder van de geul af, in het komgebied, neemt de stroomsnelheid af en komt klei tot bezinking. Bij het doorbreken of overstromen van een oeverwal wordt klei en zand in de riviervlakte afgezet. In de loop van de tijd kunnen zich geulen gaan vormen die tot enkele meters diep kunnen zijn (Berendsen, 2006). Deze crevassegeulen kunnen zich uiteindelijk ontwikkelen tot een nieuwe rivier. In dat geval is sprake van een stroomgordelverlegging (avulsie). Op figuur 3 zijn de kenmerkende elementen van een meanderende rivier weergegeven. Buiten de rivieren is de riviervlakte met ongeveer gelijke tred als het grondwaterpeil gestegen. De sedimenten in de komgebieden bestaan uit (kom)klei en veen. In periode van verminderde of afwezige rivieractiviteit heeft (lokaal) veengroei plaatsgevonden. Onder de holocene rivierafzettingen en veenlagen bevindt zich het pleistocene dekzandlandschap, dat buiten de geulen van de voormalige rivierlopen naar verwachting nog goed intact aanwezig zal zijn. Met name de fluviatiele activiteit in het gebied heeft geleid tot de vorming van een zeer dynamisch en gestapeld landschap met bijbehorende bewoningsmogelijkheden. In onderstaande paragrafen worden de verschillende landschappen in detail behandeld, waardoor samen met de bekende archeologische waarden een specifiek verwachtingsmodel op landschappelijk niveau opgesteld kan worden (§ 2.3). Geologische ontwikkeling Het pleistocene landschap Het pleistocene oppervlak wordt gevormd door dekzand dat gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien, onder invloed van de wind is afgezet. De top van het dekzand, behorende tot de Formatie van Boxtel, laagpakket van Wierden (De Mulder, e.a., 2003) bevindt zich in het zuidwestelijke deel van de provincie Utrecht tussen 2,5 en 7 m -NAP. Ter hoogte van de holocene stroomgordels is het dekzand geërodeerd (RGD, 1988). Uit eerdere booronderzoeken in de omgeving van Utrecht is gebleken dat in het dekzand welvingen voorkomen. De oriëntatie
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[9 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
van de dekzandruggen is min of meer oost-west (o.a. Jansen, 2001). In deelgebied 3 is een markante dekzandrug aangetroffen. Deze dekzandrug bevindt zich in het noorden van deelgebied 3 en ligt meer dan 2 meter hoger dan het dekzand in de directe omgeving. Opvallend aan deze dekzandrug is dat er sprake is van een relatief steile helling aan weerszijden ervan (Jansen & Van Eijk, 2009). In deelgebied 3 is het dekzand tussen, buiten bovengenoemde dekzandrug tussen 4,8 en 6,7 m -NAP aangetroffen (Tol, 2001). Uit deze bandbreedte kan worden opgemaakt dat in het plangebied eveneens sprake is van dekzandwelvingen. Op basis van het beperkte aantal boringen dat tijdens het verkennend booronderzoek is gezet, kan de oriëntatie van de dekzandruggen niet goed vastgesteld worden. In de loop van het Holoceen steeg het grondwater onder invloed van de stijgende zeespiegel. Hierdoor vond op grote schaal veenvorming plaats. Het dekzand in het zuidelijke Utrechtse rivierengebied is hierbij volledig bedekt geraakt met een laag veen (Formatie van Nieuwkoop, Basisveenlaag). Het holocene rivierenlandschap De eerste holocene rivieractiviteit in het plangebied hangt samen met het ontstaan van de Benschop stroomgordel, waarvan een van de lopen zich in het zuidwesten van deelgebied 1 bevindt. Deze holocene fluviatiele afzettingen behoren tot de Formatie van Echteld. In de beginperiode van het Holoceen zal de fluviatiele invloed beperkt zijn gebleven tot periodieke overstromingen of eventueel enkele smalle (crevasse)geulen. De Benschop is actief geweest tussen 7600 en 5350 BP (Berendsen & Stouthamre, 2001; circa 6400 - 4200 v. Chr). Deze datering betreft de actieve periode van het Benschop rivierstelsel, waar de Benschop stroomgordel onderdeel van vormt. De Benschop stroomgordel lijkt op basis van de diepteligging één van de vroegere lopen van dit stelsel te betreffen (Smit, 2010). De eindfase van de Benschop stroomgordel zal waarschijnlijk dus ruim voor 4200 v. Chr. liggen. Door de grote diepte waarop de sedimenten van deze stroomgordel zich bevinden is weinig over de morfologie van deze stroomgordel bekend. Het lijkt erop dat in het uiterste zuidwesten van deelgebied I een deel van de meandergordel van de Benschop stroomgordel in de ondergrond aanwezig is (Berendsen & Stouthamer, 2001). Rond 66800 BP (ca. 5700 voor Chr.; Berendsen, 1982) ontstaat de Wiersch stroomgordel, één van de jongere lopen van het Benschop stroomstelsel, en komt het centrale deel van het plangebied onder fluviatiele invloed te staan. Op basis van de kronkellende loop van de Wiersch stroomgordel lijkt deze een meanderende rivier te betreffen (zie Berendsen & Stouthamer, 2001). De loop van de Wiersch stroomgordel zoals aangetroffen tijdens het verkennend en karterend booronderzoek, blijkt zich iets meer zuidoostelijk te bevinden dan aangegeven op paleogeografische kaart van de Rijn-Maasdelta (figuur 2). Uit de resultaten van het in 2009 uitgevoerde booronderzoek blijkt er in de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgrodel een laklaag is gevormd. De oeverafzettingen zijn ongerijpt. Hoewel geen nauwkeurige einddatering van de Wiersch stroomgordel bekend is, wordt aangenomen dat de activiteit rond 5800 BP (ca. 4600 voor Chr.) stopt. Dit is het moment van inactief raken van de Willeskop stroomgordel, wat waarschijnlijk het stroomafwaartse vervolg van de Wiersch stroomgordel betreft.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 0 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Na de activiteit van de Wiersch stroomgordel is het gebied een tijd buiten de directe invloedsfeer van rivieren gebleven. In deze periode heeft in het gebied veengroei plaatsgevonden en zijn de afzettingen van de Wiersch stroomgordel afgedekt geraakt met een dik pakket veen. Dit veenpakket dat in dikte varieert van 0,5 tot meer dan 2 m, is afgedekt met een pakket zware klei. Dit betreft komklei die bij overstromingen van zowel de Jutphaas, Hoon en mogelijk ook de Lek is gevormd. Op het AHN is de loop van de Wiersch stroomgordel met enige moeite zichtbaar (figuur 4). Op het beeld van het AHN is in de noordoosthoek van het deelgebied 2 een hogere rug zichtbaar. Deze rug betreft de zuidelijke oever van de Wiersch stroomgordel zo is geleken uit het in deelgebied 3 uitgevoerde booronderzoek (Jansen & Van Eijk, 2009). Centraal door deelgebied 2 is nog een rug waarneembaar op het AHN. Waarschijnlijk betreft dit een crevassegeul van de Benschop of de Wiersch stroomgordel. In deelgebied 1 zijn ook enkele hoger gelegen ruggen zichtbaar. Dit zijn waarschijnlijk eveneens crevassegeulen van de Benschop of Wiersch stroomgordel.
2.2.3 Archeologie Archeologische verwachtingskaarten Zowel op de IKAW als de CHS van de provincie Utrecht geldt voor het onderzoeksgebied een middelhoge archeologische verwachting. Deze verwachting hangt samen met de aanwezigheid van de Wiersch stroomgordel. Voor de zones buiten de Wiersch stroomgordel geldt op beide kaarten een lage archeologische verwachting (Deeben, 2005; zie ook www.cultureelerfgoed.nl en http://geocement.esrinl.com/cultuurhistorie/chs1.html). Op de archeologische verwachtings en beleidsadvieskaart van de gemeente Nieuwegein (Kloosterman, in voorbereiding) staat het gebied aangegeven met een hoge en onbekende verwachting. De onbekende verwachting betreft de komgebieden tussen de Wiersch stroomgordel in het noorden en de Benschop stroomgordel in het zuiden. Naast deze verwachting voor prehistorische vindplaatsen geldt voor een zone rond de Schalkwijksewetering en de Tiendkade een hoge verwachting voor archeologische resten verband houdend met de laat-middeleeuwse ontginningen van het gebied . Langs deze (secundaire) ontginnigsassen kunnen in de eeuwen na de laat-middeleeuwse ontginningen boerderijen zijn ontstaan (figuur 5) Bekende archeologische waarden In ARCHIS staan een aantal archeologische vindplaatsen geregistreerd uit de omgeving van het plangebied. Het betreft een terrein van hoge archeologische waarde met monumentnummer 2935 direct ten noorden van het plangebied. Dit terrein omvat resten van een Havezathe of ridderhofstad daterend uit de Late Middeleeuwen. Aan de oostzijde van het AmsterdamRijnkanaal bevindt zich een wettelijk beschermd AMK-terrein, monumentnummer 827. Op dit terrein bevinden zich de resten van een Borg (versterkt huis) eveneens uit de Late Middeleeuwen. Daarnaast zijn uit de directe nabijheid van het onderzoeksgebied een aantal
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 1 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
vindplaatsen met scherfmateriaal uit de Late Middeleeuwen bekend (zie figuur 1). De ARCHISwaarnemingen ter hoogte van de golfbaan, ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal betreffen vondstlocaties van Romeins of ouder archeologisch materiaal. Deze vindplaatsen bevinden zich op de Jutphaas stroomgordel. Van de Wiersch stroomgordel waren tot het onderzoek in deelgebied 3 een archeologische resten bekend (Berendsen & Stouthamer, 2001). In de boringen in deelgebied 3 zijn uit de oeverafzettingen in enkele boringen aanwijzingen voor de aanwezigheid van activiteitsplekken (nederzettingen, jachtkampen, etc) aangetroffen. Het gaat hierbij om grote stukken houtskool, mogelijke fragmenten aardwerk en verbrande botfragmenten (Jansen & Van Eijk, 2009). In deelgebied 3 is op een aantal locaties tijdens het verkennend booronderzoek houtskool in de top van het dekzand aangetroffen (Tol, 2001). Mogelijk houdt dit houtskool verband met antropogene activiteiten. Indien het houtskool van antropogene oorsprong is, zal het verband houden met vindplaatsen daterend uit het Laat Paleolithicum en/of het Mesolithicum. In de loop van het Mesolithicum is het dekzand verdronken en afgedekt geraakt met een laag veen, hetgeen een einde aan de bewoningsmogelijkheden voor dit niveau betekende. Ontginningsgeschiedenis Het plangebied bevindt zich in de polder Klein Vuylkop. Het is niet exact bekend wanneer deze polder is ontgonnen. Uit de verkaveling blijkt dat deze polder met de methode van copeontginngen is ontgonnen. Bij een cope-ontginning werden blokken van 16 morgen uitgegeven (ca. 13,6 ha). Met een kavelbreedte van circa 110 m betekent dit een kavellengte van 1250 à 1300 m. Aan de achterzijde werd een zogenaamde achterkade aangelegd, die tevens als ontginningsas voor het volgende blok gehanteerd werd. Langs een laat-middeleeuwse ontginningsas zullen meerdere boerderijen gestaan hebben. De polder Klein Vuylkop maakte oorspronkelijk deel uit van het Wierseveld. De ontginning van het Wierseveld heeft plaatsgevonden vanaf de Tiendkade. In een later stadium is de Schalkwijksewetering aangelegd. De polder Wierseveld waterde af via deze wetering, die in 1130 na Chr. voor het eerst genoemd wordt. Uit het feit dat de Schalkwijksewetering de kavels van de polder schuin doorsnijdt valt op te maken dat de ontginning voor de aanleg van de wetering zal hebben plaatsgevonden (Wijmer [red.], 2003; figuur 5). Na de aanleg van de Schalkwijksewetering is het deel van het Wierseveld ten noorden van deze wetering verder aangeduid als Klein Vuylkop. De situatie in de omgeving van het plangebied is vanaf de aanleg van Schalkwijksewetering tot het graven van het Lekkanaal en de aanleg van de Rijksweg A27 niet wezenlijk veranderd. De verkaveling was ten tijde van het verkennend onderzoek in 2001 min of meer gelijk aan de situatie in 1832. Binnen het onderzoeksgebied is op de bestudeerde historische kaarten geen bebouwing aangetroffen (Canaletto, 1973; Blijdestein, 2005; Pater& Schoenmaker, 2005; Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990). Dit hoeft niet te betekenen dat er vanaf de Late Middeleeuwen geen sprake van bebouwing in het onderzoeksgebied geweest zal zijn. Ten oosten van de Rijksweg A27 is direct ten noorden van de Schalkwijksewetering op een aantal locaties laat-middeleeuws scherfmateriaal aangetroffen dat mogelijk verband houdt met boerderijplaatsen. Mogelijk is langs
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 2 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
deze wetering vanaf 1130 een bewoningslint ontstaan. Dit zou dan door kunnen lopen tot in het plangebied. Ook kan er sprake zijn van een laat-middeleeuws bewoningslint langs de Tiendkade. Concrete aanwijzingen voor bewoning langs de Tiendkade zijn niet op historische kaarten aangetroffen.
2.3 Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van de aanwezigheid van de Wiersch en de Benschop stroomgordel geldt voor het gebied een middelhoge tot hoge kans op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit het Neolithicum en eventueel het Laat Mesolithicum. Dergelijke prehistorische vindplaatsen worden met name op de oevers van de stroomgordels verwacht. Met name voor jagerverzamelaargemeenschappen zijn de oevers van actieve rivieren preferente vestigingslocaties. De rivieren vormden een belangrijke voedselbron en werden waarschijnlijk gebruikt als transportroutes. In West-Nederland zijn verschillende voorbeelden bekend van neolithische bewoning op de oevers van actieve geulen: Hekelingen (Louwe Kooijmans, 1980), Vlaardingen (Van Regteren Altena et al., 1963) en Swifterbant (Raemaekers, 1999). Ook in het rivierengebied blijken actieve geulen gewilde vestigingslocaties te zijn geweest. Onlangs is direct ten oosten van De Meern, gemeente Utrecht, een neolithische activiteitsplek opgegraven. Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de oevers van de actieve geulen een hoge verwachting hebben voor seizoenskampen en activiteitsplaatsen. Deze vindplaatsen zullen relatief klein van omvang zijn en zich kenmerken door een lage of middelmatige dichtheid aan artefacten. Met name de seizoenskampen zullen zich kenmerken door de aanwezigheid van een cultuurlaag. In deze voor het rivierengebied vroege periode zal de nabijheid van openwater als transportader de belangrijkste vestigingslocatie zijn geweest. Open water vormde waarschijnlijk ook een belangrijke bron voor voedsel. Voor de periode vanaf het Neolithicum tot het moment van ontginning in de Late Middeleeuwen geldt een lage archeologische verwachting. Indien de op het AHN zichtbare ruggen crevasses van een jongere stroomgordel blijken te betreffen, dan dient de verwachting voor dit deel van het gebied aangepast te worden. In dat geval geldt voor deze ruggen een middelhoge verwachting voor vindplaatsen vanaf de Bronstijd. Hierbij dient gedacht te worden aan nederzettingen bestaande uit één of meerdere boerderijen met bijgebouwen (spiekers). Dergelijke vindplaatsen kenmerken zich door de aanwezigheid van een cultuurlaag en een relatief grote vondstdichtheid. Voor de periode vanaf de Late Middeleeuwen geldt een hogere verwachting direct ten zuiden van de Schalkwijksewetering en rond de Tiendkade Ten slotte kunnen in het dekzand vindplaatsen uit het Laat Paleolithicum en Mesolithicum aanwezig zijn. Hiervoor geldt een onbekende verwachting. De verwachting voor deze periode kan pas nader gespecificeerd worden als de morfologie van het dekzandlandschap, met name de ligging van de dekzandruggen en eventuele beeklopen, beter bekend is.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 3 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
3 Veldonderzoek 3.1 Onderzoeksvragen Ten behoeve van het veldonderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld waarin de randvoorwaarden voor het veldonderzoek en de onderzoeksvragen zijn verwoord. Dit PvA is goedgekeurd door de gemeente Nieuwegein. Op basis van het aanvullend bureauonderzoek zijn ten aanzien van het plangebied een aantal meer specifieke vragen geformuleerd: •
Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend?
•
Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit?
•
Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen?
•
Zijn in het plangebied tot 6 m beneden maaiveld potentiële archeologische lagen aanwezig die mogelijk bedreigd worden door de geplande inrichting?
•
Is er sprake van jongere, niet tot de Wiersch of Benschop stroomgordel behorende, crevasse-afzettingen in het plangebied en zo ja, welke archeologische verwachting dient hieraan gekoppeld te worden?
•
Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen?
•
Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van vindplaatsen die verband houden met de ontginning van het gebied of van de periode na de aanleg van de Schalkwijksewetering en de Tiendkade (bewoningslint)?
•
Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is?
•
Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en bij welke ingrepen is dit het geval?
•
welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet?
•
Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan?
3.2 Methode Het inventariserend veldonderzoek (IVO) bestond uit een booronderzoek, verkennende en deels karterende fase. De onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit de KNA versie 3.1 (stroomdiagram 'keuze onderzoeksmethode karterende fase' en 'Leidraad inventariserend veldonderzoek deel karterend booronderzoek'). Conform het in 2001 geformuleerde advies heeft het karterende onderzoek zich gericht op de zones met mogelijk laat-middeleeuwse bewoning in deelgebied 1 en 2 en op mogelijke steentijd bewoning in het noordelijke deel van kavel3 van deelgebied 3. Het verkennend booronderzoek had puur tot doel een gedetailleerd beeld te verkrijgen van de bodemopbouw en daarmee ook
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 4 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
van de aanwezigheid en diepteligging van potentiële archeologische niveaus. van de deelgebieden 1 en 2 en daar Er is geen specifiek onderzoek gedaan naar het dekzandlandschap en de daarin eventueel aanwezige archeologische waarden, noch zijn de jongere komafzettingen systematisch in het hele plangebied onderzocht op het voorkomen van archeologische vindplaatsen. Binnen het onderzoeksgebied zijn bovengenoemde afzettingen uiteraard wel volledig beschreven en geïnspecteerd op het voorkomen van archeologisch materiaal. Er is geboord tot maximaal 7 m -Mv met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm tot 1,2 m -Mv en een gutsboor met een diameter van 3 cm vanaf 1,2 m -Mv (figuur 8). De boringen zijn lithologisch conform NEN 5104 (Nederlands Normalisatie-instituut, 1989) beschreven en met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen zijn de coördinaten (x, y, z) met een LKR-GPS ingemeten. Het opgeboorde materiaal is in het veld gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren (zoals houtskool, vuursteen, aardewerk, metaal, bot, verbrande leem en fosfaatvlekken).
3.2 Resultaten Geologie en bodem
Het dekzandlandschap Ten zuiden van de meandergordel van de Wiersch is in verschillende boringen de top van het dekzand aangetroffen. Hierin is vaak een deel van een podzolbodem aangetroffen. Dit duidt erop dat er geen sprake is geweest van holocene erosie van het dekzand. De top van het dekzand varieert tussen 4,9 m en meer dan 7,0 m –NAP(ca 5,0 - > 7,0 m –Mv). In het zuiden van deelgebied 2 is sprake van een dekzandrug (figuur 7). Met name in zuidelijke richting is sprake van een relatief steile helling. boringen is het dekzand niet binnen de maximale boordiepte aangetroffen. Dit betreft met name boringen in het noordelijke en zuidelijke deel van het plangebied. In het noordelijke deel is geen dekzand aangetroffen omdat de top ervan waarschijnlijk geërodeerd is gedurende de actieve periode van de Wiersch stroomgordel. Mogelijk geldt hetzelfde voor het zuidoostelijke deel van het gebied waar de Benschop stroomgordel zich waarschijnlijk tot in het dekzand heeft ingesneden. Het lijkt er op dat het dekzand in zuidwestelijke richting duikt. Dit kan ook de reden zijn van het niet aantreffen van dekzand in het zuidelijke deel van het gebied (binnen 7,0 m –Mv). De fluviatiele afzettingen In het gebied komen direct onder de bouwvoor en onder een dikt pakket veen fluviatiele afzettingen voor. Het onderzoek heeft zich met name gericht op de morfologie van de oudere, dieper gelegen fluviatiele afzettingen. In figuur 8 worden enkele kenmerken van deze afzettingen weergegeven. In het noordelijke deel van deelgebied 2 zijn afzettingen van de meandergordel van de Wiersch aangetroffen. De top van deze afzettingen bevindt zich rond 1,5 m –Mv (figuur 8 & 9). De top van de oeverafzettingen is doorgaans kalkloos en bestaat uit sterk tot uiterst siltige klei al dan niet
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 5 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
met fragmenten hout. Naar beneden toe wordt dit pakket zandiger en gelaagd en gaat het over in humeuze kronkelwaard- of restgeulafzettingen dan wel beddingzand. Aan de zuidflank van de meandergordel bevindt zich een in zuidelijke richting in dikte afnemend pakket oeverafzettingen. Zoals uit figuur 8 blijkt liggen fluviatiele afzettingen van de Benschop stroomgordel minimaal een meter dieper dan de afzettingen van de Wiersch. Dit lijkt te duiden op een jongere datering van de Wiersch stroomgordel. De diepere ligging van de afzettingen van de Benschop stroomgordel kan ook verklaard worden door het feit dat in het plangebied geen aanwijzingen voor de meandergordel van de Benschop stroomgordel zijn aangetroffen. Mogelijk bevindt de feitelijke meandergordel en daarmee de hoger gelegen (oever)afzettingen buiten het plangebied. Ten zuiden van de Wiersch stroomgordel zijn in verschillende boringen crevasse-afzettingen aangetroffen. Het lijkt om twee crevasse-geulen te gaan die qua diepteligging tot de Wiersch stroomgordel lijken te behoren (figuur 9 en figuur 10). De in de top van de afzettingen van de Wiersch en Benschop stroomgordel is in verschillende boringen een vegetatiehorizont of laklaag aangetroffen. Een dergelijk humeus niveau duit op een periode van sterk verminderde of geheel afwezige sedimentatie. In een dergelijke periode kan relatieve humusaanrijking van de bodem optreden. Een laklaag kan een indicatie zijn voor beter bewoningsomstandigheden op de hogere delen van de oevers. De ouder fluviatiele afzettingen van zijn afgedekt met komafzettingen en veen. Over het algemeen zijn de oeverafzettingen afgedekt met een dunne laag kalkloze, sterk humeuze, zware klei, die naar boven toe geleidelijk overgaat in riet- of broekveen. Rond 1 m -Mv gaat het veenpakket over in sterk humeuze komklei die vermoedelijk is afgezet tijdens overstromingen van de Jutphaas en/of Hoon stroomgordel. In deelgebied 1 neemt de dikte van het pakket oeverafzettingen in zuidelijke richting toe. Dit kan er op duiden dat de hier aangetroffen oeverafzettingen afkomstig zijn van de Lek. Boven het gemiddeld laag grondwater (GLG, reductiegrens) zijn deze komafzettingen minder humeus en bevatten ijzer- en mangaanvlekken. Het voorkomen van ijzer- en mangaanvlekken in combinatie met een bruinige kleur duidt op rijping van deze afzettingen. Dit bodemvormende proces vindt plaats als afzettingen zich langere tijd boven het grondwater hebben bevonden. In het onderzoeksgebied zal de rijping naar verwachting zijn opgetreden vanaf het moment van ontginning van het gebied in de Late Middeleeuwen.
Verstoringen In het plangebied zijn geen grootschalige bodeverstoringen aangetroffen. Wel zijn enkele kavelsloten aangeboord. Ter hoogte van deze sloten is de bodem tot meer dan 1,0 m -Mv verstoord. De sloten zijn echter niet gegraven tot in de afzettingen van de Wiersch en de Benschop stroomgordel. Waarschijnlijk zijn de weteringen rondom het onderzoeksgebied wel tot in dit niveau gegraven.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 6 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Archeologie Middeleeuws klei op veenlandschap Het karterende onderzoek naar (post-)middeleeuwse bewoning langs de Schalkwijkse wetering en de voormalige Tiendkade heeft geen aanwijzingen voor nederzettingen opgeleverd. Wel is in een aantal boringen scherfmateriaal aangetroffen (met name roodbakkend geglazuurd) daternd uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd. Dit materiaal is echter niet in een archeologisch vuile cultuurlaag aangetroffen op basis waarvan de aanwezigheid van een boerderijlocaties verondersteld kan worden. Het lijkt eerder om losse vondsten te gaan die mogelijk met de bewerking van het land in de bodem terecht zijn gekomen. Het scherfmateriaal is niet verzameld. Wiersch en Benschop stroomgordel Zoals in § 2.3 is aangegeven gold voor de oeverafzettingen een middelhoge verwachting voor kleinere vindplaatsen uit het (Mesolithicum en) Neolithicum. Het booronderzoek lijkt dit beeld te bevestigen. In een relatief groot aantal boringen (61) is in de top van de afzettingen van de ouder fluviatiele afzettingen houtskool aangetroffen. Hoewel houtskool kan ontstaan als gevolg van natuurlijke brand lijkt het onwaarschijnlijk dat gezien de toenmalige vegetatie van met name loofbossen op grote schaal bosbranden hebben plaatsgevonden. Aangenomen wordt dan ook dat de kans dat houtskool een natuurlijke herkomst heeft, klein is ((Bakels, 2001)). Op kaartbijlage 1 zijn de boringen met houtskool aangegeven. Opvallend aan de spreiding van de boringen met houtskool is dat de meandergordel van de Wiersch relatief leeg is en dat met name aan de flanken van de stroomgordels en ter hoogte van de crevasses sprake is van relatief veel boringen waarin in de oudere fluviatiele afzettingen houtskool is aangetroffen. Het is niet duidelijk of deze verspreiding van het houtskool verklaard kan worden door de ligging van de jager-verzamelaars vindplaatsen of dat een ander mechanisme de spreiding kan verklaren. De aangetroffen houtskoolspreiding in de oudere fluviatiele afzettingen in deelgebied 1 en 2 komt in hoofdlijnen overeen met hetgeen in deelgebied 3 is aangetroffen (Jansen & Van Eijk, 2009). Tijdens onderhavig onderzoek zijn echter geen andere indicatoren voor de aanwezigheid van vindplaatsen op dit niveau aangetroffen. Hieruit kunnen geen conclusies worden getrokken aangezien het niet het doel van het onderzoek vormde en omdat in onderhavig onderzoek geen monsters zijn genomen. Op basis van de boringen kan geen verdere differentiatie tussen de morfologische eenheden binnen de oudere fluviatiele afzettingen ten aanzien van de archeologische potentie ervan worden verkregen. Wel kan worden aangenomen dat de actieve rivierlopen als transportader voor de jager-verzamelaars groepen hebben gefunctioneerd. Hierdoor en door de aanwezigheid van (drink)water lijkt het voor de hand te liggen om (periodiek) bewoonde nederzettingen langs de oevers van de Wiersch en de Benschop stroomgordel te verwachten. Echter in de directe omgeving van dergelijke nederzettingen zullen allerlei activiteitsplekken (zoals bijvoorbeeld jacht- en viskampen) hebben gelegen. Dergelijke kortstondig of eenmalig gebuikte locaties kunnen ook verder van de watervoerende geulen verwacht worden. Bijvoorbeeld op de hoger
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 7 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
gelegen crevasses. Naar verwachting zal de dichtheid aan vindplaatsen op de crevasses lager zijn en ook zal de omvang van dergelijke extractiekampen naar verwachting geringer zijn. Op basis van de ligging van het potentiële archeologische niveau, de top van de oeverafzettingen, beneden het GLG (gemiddeld bevindt het GLG zich op 0,3 m -NAP), geldt dat de conservering van organische resten (hout, bot, leer, e.d.) goed zal zijn. In het Nederlandse rivierengebied zijn vindplaatsen uit de periode Mesolithicum - Neolithicum relatief zeldzaam. De goede conservering, het feit dat het potentiële archeologische niveau intact is, samen met de zeldzaamheid maakt dat de naar verwachting aanwezige vindplaatsen als zeer waardevol bestempeld dienen te worden. De consequentie van het feit dat sprake (b)lijkt van een landschap met meerdere waardevolle, kleine activiteitsplekken, die met boringen niet of nauwelijks te begrenzen zijn, is dat voor een groot deel van het gebied de kans aanwezig blijft dat bij bodemingrepen schade aan archeologische resten wordt toegebracht. Om dergelijke schade zoveel mogelijk te beperken is het raadzaam om de oeverafzettingen van de Wiersch en de Benschop stroomgordel zoveel mogelijk vrij te waren van bodemingrepen. Gezien de aanwezigheid van natuurlijk reliëf is het raadzaam om hierbij een extra buffer van 0,5 m te hanteren. Op figuur 11 is op basis van deze buffer per uit te geven kavel de maximaal toelaatbare verstoringsdiepte aangegeven, waarbinnen de potentiële archeologische resten veilig gesteld blijven. Dekzand In het dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het ontbreken van indicatoren kan niet gezien worden als aanwijzing voor de afwezigheid van vindplaatsen, hiervoor is de gehanteerde boormethode niet afdoende. Uit het feit dat sprake is van een intacte (podzol)bodem in het meerendeel van de boringen die tot in het dekzand rijken kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is geweest van grootschalige erosie, buiten de meandergordel van de Wiersch en dat eventuele jager-verzamelaars vindplaatsen in dit landschap nog goed bewaard aanwezig zullen zijn. Het gaat hierbij dan om vindplaatsen daterend uit het Laat-Palolithicum – Mesolithicum. Dergelijke vindplaatsen in afgedekte dekzandlandschappen zijn in de provincie Utrecht niet of nauwelijks bekend. In Flevoland zijn echter de afgelopen jaren verschillende van dergelijke vindplaatsen aangetroffen. Het feit dat dergelijke vindplaatsen in Utrecht niet bekend zijn zal eerder liggen in het feit dat er nauwelijks archeologisch onderzoek naar vindplaatsen in het afgedekte dekzandlandschap wordt gedaan dan van het daadwerkelijk ontbreken van dergelijke vindplaatsen. Feitelijk geldt voor het dekzandlandschsap eenzelfde redenatie ten aanzien van de archeologische potentie als voor de oudere fluviatiele afzettingen. Met als belangrijk verschil dat met name de (flanken van) dekzandruggen als preferente verblijfslocatie golden. Kortom ter hoogte van de dekzandrug in het zuiden van deelgebied 2 geldt de hoogste verwachting ten aanzien van archeologische vindplaatsen binnen het dekzandlandschap. Op figuur 11 is voor de delen van de kavels waar het dekzand het enige potentiële niveau is de top van het dekzand met
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 8 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
een buffer van 0,25 m als maat van de maximaal toelaatbare verstoringsdiepte aangegeven, waarbinnen de potentiële archeologische resten veilig gesteld blijven.
4 Karterend onderzoek kavel 3 4.1 Kader, doel en vraagstelling In het noordelijke deel van bouwkavel 3 van deelgebied 3 is de aanleg van een verdiept laad- en losdok voorzien. De hierbij noodzakelijke afvoer van hemelwater reikt mogelijk tot in de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel. Voor deze oeverafzettingen geldt een hoge verwachting voor jager-verzamelaar vindplaatsen uit het Mesolithicum en/of Neolithicum. Volgens het in 2009 uitgevoerde onderzoek bevindt onderhavig plangebied zich op de overgang van een oudere restgeul van de Wiersch naar de kronkelwaard ten oosten ervan. Figuur 12 geeft een geïnterpreteerd profiel op basis van de reeds gezette boringen ter hoogte van het plangebied. Hieruit blijkt dat de top van de oeverafzettingen zich rond 1,8 m –Mv bevindt en iets duikt in westelijke richting. Het in 2009 uitgevoerde onderzoek heeft ter hoogte van kavel 3 geen harde aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten opgeleverd (Jansen & Van Eijk, 2009) . Het karterend onderzoek heeft tot doel een gedetailleerder inzicht te verschaffen in diepteligging en opbouw van de afzettingen van de Wiersch stroomgordel en het in kaart brengen van vindplaatsen die (mogelijk) bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen. Onderzoeksvragen: - wat is de opbouw van de afzettingen van de Wiersch stroomgordel en hoe verhoud dit zich tot het beeld van de eerder uitgevoerde boringen? - worden de afzettingen van de Wiersch stroomgordel bij de voorgenomen ingrepen bedreigd? - Is er sprake van archeologische materiaal en zo ja duidt dit op de aanwezigheid van een vindplaats? - wat is de omvang en diepteligging van de archeologische resten? - welke materiaalcategorieën zijn aanwezig? - worden de archeologische resten bedreigd door de ingrepen? - Welke maatregelen dienen er ten aanzien van de aanwezige archeologische resten genomen te worden?
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[1 9 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
4.2 Onderzoeksopzet prospectiemethode Uit het in 2009 uitgevoerde onderzoek in het plangebied ’t Klooster is gebleken dat in de top van de daar aanwezige Wiersch stroomgordel vindplaatsen uit het Mesolithicum en/of Neolithicum te verwachten zijn. In deze periode voorzag de mens, in het Nederlandse rivierengebied, nog in haar voedselvoorziening door te jagen en verzamelen. De vindplaatsen uit deze perioden zijn in de regel relatief klein van omvang (<1000 m2). Het kan om nederzettingsterreinen gaan, waar men langere tijd verbleef, maar het kunnen ook tijdelijke of eenmalige activiteitsplekken (vissen, jagen, vuursteenbewerking, e.d.) betreffen. Dergelijke kampen zijn vaak zeer klein van omvang (<100 m2). Zowel de nederzettingen als kleinere kampjes zijn in de regel herkenbaar aan een strooiing van artefacten (vuursteen, bot, hout) en eventueel (haard)kuilen. Goed ontwikkelde cultuurlagen, zoals bij de latere nederzettingen van boerengemeenschappen komen minder voor. Karterend onderzoek naar bovengenoemde vindplaatstypen vraagt om keuzes. Met prospectief proefsleuvenonderzoek kunnen ook de kleinste kampjes in kaart worden gebracht, mits een afdoende bemonsterings- en zeefprogramma wordt ingezet. Echter hierbij dient een groot deel van het oppervlak onderzocht te worden, waarbij een groter percentage dan de in de regel gehanteerd 5 – 10 % bij proefsleuvenonderzoek. Met booronderzoek is het eveneens mogelijk om dergelijke kleine vindplaatstypen in kaart te brengen. Hierbij dient het boorgrid en de boordiameter afgestemd te worden op de verwachte vindplaatsomvang en vondstdichtheid (Tol e.a., 2001). Zeker voor de kleinere, en in de regel, vondstarmere vindplaatsen zonder herkenbare cultuurlaag geldt dat het niet het afdoende is om een boring in de vindplaats te zetten (trefkans) om deze te vinden. Het monstervolume dient hierbij afgestemd te worden op de vondstdichtheid om de kans op het vinden van artefacten voldoende groot te maken (vindkans). Dit komt er feitelijk op neer dat met het gekozen boorgrid meerdere boringen binnen een vindplaats vallen, waarbij het monstervolume dusdanig is dat er een voldoende grote kans bestaat om de vindplaats ook aan te tonen (het vinden van artefacten). Indien een booronderzoek wordt ingezet met tot doel het karteren van dergelijke kleine vindplaatsen (<100 m2) dient uitgegaan te worden van een boordichtheid van zeker 160 – 320 b/ha, waarbij geboord wordt met een boor met een minimale diameter van 10 cm. De top van de oeverafzettingen dient hierbij bemonsterd te worden en nat te worden gezeefd over een zeef met een maaswijdte van maximaal 4 mm. De gemeente als bevoegd gezag heeft besloten om te kiezen een ijler boorgrid waarbij de keuze wordt gemaakt om alleen de grotere nederzettingen te karteren. Hierbij dient uitgegaan te worden van een 10 x 12,5 (80 b/ha). Naar verwachting wordt met een dergelijke boorgrid een groot deel van de nederzettingen met een omvang van 250 - 1000 m2 in kaart gebracht.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 0 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Boorstrategie In onderhavig gebied, kavel 3 van deelgebied 3 zijn in de zone waar de verstoringen mogelijk tot in de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel 24 boringen in een 10/12,5 grid gezet (figuur 12). De boringen zijn doorgezet tot minimaal 0,5 m in de afzettingen van de Wiersch stroomgordel. De boringen zijn vanaf 1,2 m –Mv beschreven (lithologisch conform NEN 5104). De boringen zijn ingemeten met een LRK-GPS (x-, y-, z-coördinaten). De top van de oeverafzettingen is bemonsterd met een 10 cm edelmanboor. In enkele gevallen is de top van de Wiersch bemonsterd met een guts met een diameter van 6 cm. Om een vergelijkbaar monstervolume te verkrijgen is met de guts 3 maal bemonsterd. De monsters zijn nat gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 4 mm. De zeefresiduen zijn met het blote oog geïnspecteerd op het voorkomen van archeologisch materiaal.
4.3 Resultaten De boringen noch de zeefresiduen hebben aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten opgeleverd. Uit de zeefmonsters komt opvallend weinig houtskool. Dit duidt waarschijnlijk op het voorkomen van fijn houtskool dat bij het zeven verloren is gegaan.
Boring
diepte cm Mv
Lithologie
1
170-210
oever
2
165-200
oever
3
165-200
oever
4
165-180
oever
5
165-200
oever
6
170-210
oever
7
180-210
oever
8
190-210
oever
9
190-210
oever
tak(jes)
10
205-230
oever
tak(jes)
11
210-240
oever
tak(jes)
12
215-235
oever
tak(jes)
13
250-290
oever
tak(jes)
14
205-245
oever
15
220-260
oever
16
220-260
oever
17
175-210
oever
18
160-200
oever
tak(jes)
19
160-190
oever
tak(jes)
20
180-210
oever
21
160-195
oever
22
170-200
oever
23
180-210
oever
tak(jes)
24
200-230
oever
tak(jes)
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
HK
VS
AW
VB
OB
VZ
OO
NS
Overig tak(jes) tak(jes)
1
sr tak(jes) tak(jes) gr
2
tak(jes)
[2 1 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Tabel 2. Resultaat analyse zeefresiduen (HK: houtskool, VS: vuursteen, AW: aardewerk, VB: verbrand bot, OB: onverbrand bot, VZ: verbrande zaden, OO: onverbrande organische resten (sr= schelprest), NS: natuursteen (gr = grind)). Hoewel het houtskool evenals het grind door menselijk handelen in de bodem terecht gekomen kan zijn geeft het aantreffen ervan onvoldoende indicatie om een archeologische vindplaats te veronderstellen. De opbouw en diepteligging van de oeverafzettingen van de Wiersch komen goed overeen met het eerder verkregen beeld. De top van de oeverafzettingen duiken in westelijke richting. Dit houdt verband met de in het westelijke deel van het gebied aanwezige flank van een restgeul. De boringen zijn niet voldoende diep doorgezet om van de diepere opbouw van de Wiersch stroomgordel meer informatie te verzamelen.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 2 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Deelgebied 1 en 2 Het verkennend en karterend booronderzoek, waarbij 253 boringen in het onderzoeksgebied zijn gezet, heeft een meer gedetailleerd beeld van met name de morfologie van de Wiersch en Benschop stroomgordel inclusief de daartussen legen crevasses opgeleverd. Zo is vastgesteld dat de op het AHN zichtbare verhogingen verband houden met crevassegeulen behorende tot de Wiersch en/of Benschop stroomgordel. In overeenstemming met de gespecificeerde archeologische verwachting zijn in de top van de oudere fluviatiele afzettingen in verschillende boringen fragmenten houtkool aangetroffen die verband kunnen houden met de aanwezigheid van prehistorische mensen in het gebied. Het houtskool kan echter ook (deels) een natuurlijke oorsprong hebben. Op basis de morfologie van het prehistorisch landschap geldt voor de oevers van de Wiersch stroomgordel een hoge verwachting voor nederzettingen en extractiekampen. Voor de aangetroffen crevasses geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor extractiekampen en kleine activiteitsplekken (eenmalige kampjes, visplekken, e.d.). Dergelijke vindplaatsen zijn relatief zeldzaam en gezien de goede conserveringsomstandigheden, de ligging onder het GLG en het feit dat de oeverafzettingen onverstoord aanwezig zijn, maakt dat indien daadwerkelijk vindplaatsen aanwezig zijn er sprake is van zeer waardevolle archeologische resten. Het karterend booronderzoek naar laat-middeleeuwse en jongere boerderijlocaties langs de Schalkwijksewetering en de voormalige Tiendkade heeft geen aanwijzingen voor archeologische vindplaatsen opgeleverd. Windmolenlocaties De noordelijke windmlolenlocatie bevindt zich op de oeverwal van de Wiersch stroomgordel. De oeverafzettingen bevinden zich binnen de boogde ontgravingsdiepte (circa 2,5 m –Mv). bij de uitvoer van de huidige plannen wordt het potentiële archeologische niveau bedreigd. De zuidelijke windmolenlocatie bevindt zich buiten de Wiersch stroomgordel en de crevasses. De ontgravingen zullen niet tot in het dekzand reiken, derhalve vormen de beoogde bodemingrepen geen bedreiging dit niveau. Kavel 3, deelgebied 3 De bodemopbouw in het onderzochte noordelijke deel van kavel 3 komt overeen met hetgeen verwacht werd op basis van de in 2009 uitgevoerde boringen. In de boringen zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen aangetroffen. De beoogde bodemingrepen kunnen daarmee ten aanzien van het aspect archeologie zonder beperking worden uitgevoerd.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 3 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Beantwoording onderzoeksvragen Hieronder volgt de beantwoording van de onderzoeksvragen op basis van de uitkomsten van het booronderzoek. •
Welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds over het plangebied bekend? Uit het plangebied zelf waren voorafgaande aan het veldonderzoek geen archeologische vindplaatsen bekend. Het in 2009 uitgevoerde onderzoek in deelgebied 3 heeftwel enkele vindplaatsen opgeleverd. Dit betreft enkele locaties met bot en mogelijk aardwerk in de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel. Daarnaast is in de komafzettingen in een aantal boring handgevormd scherfmateriaal aangetroffen. Vermoedelijk betreft dit materiaal uit de IJzertijd, de aard van de vindplaats is echter onbekend. een vindplaats aangetroffen. Ten slotte is direct ten noorden van de Schalkwijksewetering een waarschijnlijk laat-middeleeuwse vindplaats aangetroffen (Jansen & Van Eijk, 2009. Uit de omgeving van het plangebied zijn met name archeologische resten bekend die verband houden met bewoning vanaf de Late Middeleeuwen. Ten oosten van het plangebied lijkt aan de noordzijde van de Schalkwijksewetering sprake te zijn van een secundair laat-middeleeuws bewoningslint. Hoe ziet de geologische/bodemkundige opbouw van het plangebied eruit? De bodemopbouw bestaat van boven naar beneden uit: een bouwvoor cq verstoord laag, komklei, veen, oudere fluviatiele afzettingen (Wiersch en Benschop stroomgordel). Buiten de diep ingesneden geulen is ten slotte nog een laag basisveen en dekzand aangetroffen. In het noordelijk deel zijn met name afzettingen van de Wierschsatroomgordel aangetroffen. Ten zuiden van deze stroomgordel zijn minimaal twee crevasses aanwezig. De meandergordel van de Benschop stroomgordel lijkt zich ten zuiden van het plangebied te bevinden. Op de grens tussen deelgebied 1 en 2 is sprake van een dekzandrug waarvan de top zich rond 5 m –NAP bevindt . In zuidelijke richting duikt het dekzand dieper dan 7 – NAP en in noordelijke richting is het dekzand door de Wiersch stroomgordel geërodeerd.
•
Op welke diepte bevinden zich de archeologisch interessante lagen? In archeologisch opzicht zijn er feitelijk drie mogelijk interessante niveaus zo kunnen direct onder de bouwvoor laat-middeleeuwse resten aanwezig zijn. In de top van de oever- en/of crevasseafzettingen van de Wiersch en Benschop stroomgordel kunnen mesolitische en/of neolithische vindplaatsen van jager- verzamelaars gemeenschappen aanwezig zijn. De afzettingen bevinden zich tussen 1,5 – 4,5 m –NAP. Ten slotte kunnen in de top van het dekzand vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum – Mesolithicum aanwezig zijn. De hoogteligging van de top van het dekzand varieert tussen 5 - > 7 m –NAP.
•
Zijn in het plangebied tot 6 m beneden maaiveld potentiële archeologische lagen aanwezig die mogelijk bedreigd worden door de geplande inrichting? Zie boven.
•
Is er sprake van jongere, niet tot de Wiersch of Benschop stroomgordel behorende, crevasse-afzettingen in het plangebied en zo ja, welke archeologische verwachting dient hieraan gekoppeld te worden? Op basis van de stratigrafische ligging lijken alle aangetroffen crevasses tot de Wiersch en/of de Benschop stroomgordel te behoren.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 4 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
•
Indien vindplaatsen worden aangetroffen: wat is de diepteligging, dikte en stratigrafische positie van de archeologische laag waarin de archeologische indicatoren zijn aangetroffen? Er zijn geen vindplaatsen aangetroffen. Wel is in een groot aantal boringen in de top van de oudere fluviatiele afzettingen houtskool aangetroffen dat een mogelijke indicatie is voor menselijke activiteiten in (de directe omgeving van) het plangebied.
•
Zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van vindplaatsen die verband houden met de ontginning van het gebied of van de periode na de aanleg van de Schalkwijksewetering en de Tiendkade (bewoningslint)? Er zijn geen aanwijzingen voor nederzettingen verband houdend met de laat-middeleeuwse ontginning of later bewoning in het gebied.
•
Is de bodemopbouw in het plangebied zodanig intact dat archeologisch vervolgonderzoek zinvol is? De top van de oudere fluviatiele afzettingen zijn intact aanwezig, hetzelfde geldt voor de dekzand in het centrale deel van het plangebied.
•
Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en bij welke ingrepen is dit het geval? Bij bodemingrepen, anders dan het plaatsen van heipalen, reikend tot in de top van de oeverafzettingen van de Wiersch stroomgordel of de ten zuiden ervan aanwezige crevasses dient karterend onderzoek naar steentijd vindplaatsen uitgevoerd te worden. Hetzelfde geldt voor bodemingrepen reikend tot in het dekzand.
•
welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet? Het karteren van steentijd vindplaatsen kan zowel met zoeksleuven als met booronderzoek uitgevoerd worden (zie § 4.2).
•
Op welke manier dient bij eventuele graafwerkzaamheden met archeologische waarden te worden omgegaan? Bij voorgenomen graafwerkzaamheden reikend tot de oeverafzettingen van de Wiersch of tot in de zuidelijk ervan aanwezige crevasses danwel het dekzand dient voorafgaande aan deze werkzaamheden de karterende fase van het archeologische onderzoek uitgevoerd te worden.
4.2 Aanbevelingen Deelgebied 1 en 2 Gezien de verwachte goede conservering en relatieve zeldzaamheid, geldt voor het potentiële archeologische niveau in de top van de afzettingen van de Wiersch stroomgordel inclusief de crevasses ten zuiden ervan in algemene zin dat, indien daadwerkelijk sprake is van archeologische vindplaatsen, deze zonder meer als behoudenswaardig aangemerkt kunnen worden. Uit het feit dat reeds van twee locaties, in deelgebied 3, concrete aanwijzingen voor dergelijke behoudenswaardige resten zijn aangetroffen, kan worden aangenomen dat meer van dergelijke kleine vindplaatsen aanwezig zijn. Vanuit het beleid van streven naar behoud van archeologische waarden verdient het daarom de voorkeur om bodemingrepen tot in dit niveau zoveel mogelijk te voorkomen. Op figuur 11 is per bouwkavel de maximale verstoringsdiepte weergegeven. Hierbij is een buffer van 0,5 m ten opzichte van de top van de oeverafzettingen in acht genomen. Dit om rekening te houden met het natuurlijke reliëf binnen deze oeverafzettingen. Indien diepere ingrepen gaan plaatsvinden, dient van tevoren een nadere kartering uitgevoerd te worden met als doel eventuele vindplaatsen in kaart te brengen.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 5 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Geadviseerd wordt om hiertoe te boren in een grid van 10 x 12,5 m waarbij de top van de oeverafzettingen bemonsterd worden met een boor met een diameter van minimaal 10 cm. De boormonsters dienen gezeefd te worden op een zeef met een maaswijdte van maximaal 4 mm. Indien de bodemingrepen beperkt blijven tot het plaatsen van heipalen, dan wordt geadviseerd om het aantal palen zoveel mogelijk te beperken. Om de bodemverstoring bij het plaatsen van de heipalen zoveel mogelijk te beperken verdient het de voorkeur om niet verdringende heipalen (zgn. schroefpalen) te hanteren. Windmolenlocaties Indien planaanpassing niet mogelijk is, wordt geadviseerd om ter hoogte van de noordelijk windmolenlocatie een karterend booronderzoek naar steentijd bewoning in de oevers van de Wiersch stroomgordel uit te voeren conform bovenstaande methodiek. Voor de zuidelijke windmolenlocatie wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd. Kavel 3, deelgebied 3 De beoogde bodemingrepen in het noordelijke deel van kavel 3 kunnen zonder verdere beperkingen ten aanzien van het aspect archeologie worden uitgevoerd.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 6 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2006. De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H. J.A. & Esther Stouthamer, 2001. Palaeogeographic development of the RhineMeuse Delta, The Netherlands. Van Gorcum, Assen. Blijdestijn, 2005. Tastbare Tijd; cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht. PlanPlan Producties, Amsterdam. Canaletto, 1973. Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht 1696. Uitgeversmaatschappij Canaletto, Alphen aan den Rijn. Deeben, J.H.C. (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde generatie (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155). Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (info: www.cultureelerfgoed.nl). Jansen, B., 2000. Rijksweg A2, Leidsche Rijn (km 56.6 tot 59.7); een Aanvullende Archeologische Inventarisatie. Amsterdam. RAAP-rapport 604. Stichting RAAP, Amsterdam. Jansen B. & E. v.d. Laan, 2009. Plangebied Rijnenburg archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-rapport 1867. RAAP Archeologisch Adviesbureau, West. Jansen B. & J.H.M. van Eijk, 2009. Plangebied 't Klooster, deelgebied 3, gemeente
Nieuwegein: archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, karterende fase. RAAP-rapport 2027. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Louwe Kooijmans, L.P., 1980. Het onderzoek van neolithische nederzettingsterreinen in Nederland anno 1979. I.P.L., Leiden. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I. Ritsema, W.E. Westerhoff & T.E. Wong (red.), 2003. De ondergrond van Nederland. Geologie van Nederland, 7. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, Utrecht. Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. Nederlandse Norm NEN 5104, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Pater, B.C. de, B. Schoenmaker, e.a., 2005. Grote atlas van Nederland 1930-1950: comprehensive atlas of the Netherlands 1930-1950. Asia Maior, Zierikzee. RACM, 2008. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) derde generatie. Ontleend aan http://www.archis.nl. Raemaekers, D.C.M., 1999. The Articulation of a “New Neolithic’. The emaneing of the Swifterbant Culture for the procces of neolithisation in the westenr part of the North European Plain (4900-3400 BC). Archaeological Studies Leiden University. Faculteit Archeologie, Universiteit Leiden, Leiden. Regteren Altena, J.F. & e.a., 1963. The Vlaardingen Culture. I.P.P., Leiden.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 7 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Tol, A., P. Verhagen, A. Borsboom & M. Verbruggen, 2004. Prospectief boren; een studie naar de betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie. RAAP-Rapport 1000. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Tol, A., 2001. Bedrijventerrein Het Klooster; gemeente Nieuwegein. Archeologisch onderzoek in het kader van de CHER. RAAP_briefverslag 2001-1723/RT. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Wijmer, D.J. (red), 2003. Nieuwegein in 1832; grondgebruik en eigendom. Kadastrale atlas provincie Utrecht 9. Van Wijland B.V., Laren. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990. Grote Historische Atlas van Nederland, schaal 1:50.000; Deel 1: West-Nederland 1839-1859. Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, Groningen.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 8 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Gebruikte afkortingen AHN
Actueel Hoogtebestand Nederland
AMK
Archeologische MonumentenKaart
ARCHIS
ARCHeologisch Informatie Systeem
CHS
Cultuurhistorische HoofdStructuur
CMA
Centraal Monumenten Archief
GHG
Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand
GLG
Gemiddeld Laagste Grondwaterstand
IKAW
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
IVO(-P)
Inventariserend VeldOnderzoek (Proefsleuven)
KICH
KennisInfrastructuur CultuurHistorie
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
-Mv
beneden maaiveld
NAP
Normaal Amsterdams Peil
PvE
Programma van Eisen
RACM
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, per 11 mei 2009 de
SIKB
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[2 9 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Verklarende woordenlijst cope-ontginning Ontginningen uitgevoerd in opdracht van een Heer of Bisschop, specifiek voor het NoordHollands-Utrechts veengebied. De maximale lengte van de kavels is ongeveer 1250 meter. crevasse Doorbraakgeul door een oeverwal. crevasserug Geheel van afzettingen t.g.v. een doorbraak van een oeverwal of stroomrug. meander Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes. meanderen (van rivieren of beken) Zich bochtig door het landschap slingeren. meanderende rivier Een kronkelende rivier met min of meer lusvormige bochten. morfologie Het geheel van vormen in een landschap. Prehistorie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven. veen Geheel of grotendeels uit enigszins ingekoolde, maar nauwelijks vergane plantenresten opgebouwde afzetting.
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[3 0 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1.
Ligging van de deelgebieden (zwart) geprojecteerd op een recente luchtfoto; inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2.
De ligging van de deelgebieden 1 & 2 op de paleogeografische kaart met de bekende archeologische vindplaatsen uit de omgeving ( ARCHIS-waarnemingen: rode stip en AMK-terreinen: onderbroken rode lijn).
Figuur 3.
Kenmerkende elementen meanderende rivieren (naar Berendsen & Stouthamer, 2001).
Figuur 4.
Uitsnede van het Actueel Hoogtebestand van Nederland met de bekende stroomgordels in de directe omgeving van het plangebied.
Figuur 5.
Het plangebied op een uitsnede van de CHS van de provincie Utrecht. met de bekende archeologische vindplaatsen uit de omgeving ( ARCHIS-waarnemingen: rode stip en AMK-terreinen: onderbroken rode lijn).
Figuur 6.
De ligging van het plangebied op een uitsnede van militair topografisch kaart uit 1882.
Figuur 7 . hoogteligging van de top van het dekzand. Figuur 8.
Resultaten booronderzoek: kenmerken oudere fluviatiele afzettingen.
Figuur 9.
Profiel A-A’
Figuur 10. Geomorfologische kaart van de oudere fluviatiele afzettingen. Figuur 11. Figuur 11. Advieskaart vervolgonderzoek. Figuur 12. Profiel B-B’. Figuur 13. Boorpuntenkaart kavel 3, deelgebied 3. Tabel 1.
Geologische en archeologische tijdschaal.
Tabel 2.
Resultaat analyse zeefmonsters.
Bijlage 1. Boorbeschrijvingen deelgebied 1 & 2 (cd-rom). Bijlage 2. Boorbeschrijvingen deelgebied 3 (cd-rom).
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[3 1 ]
Plangebied 't Klooster, gemeente Nieuwegein; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek,verkennende en deels karterende fase
Bijlage 1: Boorbeschrijvingen
RAAP-rapport 2263 / conceptversie 24-03-2011
[3 2 ]
137
138
449
449
136
8 8
448
448
III
II 447
447
I 0
500
1000
m MKAv/wor
136
1:20.000
2011
137
Figuur 1. Ligging plangebied met de drie deelgebieden op een luchtfoto (bron: goolge-earth); inzet ligging plangebied in Nederland.
138
136500
136000
137000
legenda hoogte maaiveld (cm NAP) 300 en hoger
200
448000
448000
50
25
0
-25 en lager
water
LLeekkkk aannaaaa ll
overig
447000
446500
446500
447000
RRiijjkk sswwee gg AA 2277
447500
447500
grens plangebied
0
100
200
300
400
m MKAv/wor
136000
500 1:10.000
136500
Figuur 4. Uitsnede van het Actueel Hoogtebestand van Nederland met de bekende loop van de Wiersch en Benschop stroomgordel.
2011 137000
135
137
0
500 m
BJ1/nitk4_fig4
135
136
446
446
447
447
448
448
449
449
136
1000 1:25.000
2011 137
Figuur 5. De ligging van de deelgebieden 1 & 2 op de CHS met de bekende archeologische vindplaatsen uit de omgeving ( ARCHIS-waarnemingen: rode stip en AMK-terreinen: onderbroken rode lijn).
137
447
447
448
448
449
449
136
0
500 m
MKAv/wor
136
1000 1:20.000
2011 137
Figuur 6. Uitsnede uit de militair topografische kaart van Nederland (1865) met de globale ligging van het plangebied (rode lijn: deelgebied 1 & 2; blauwe lijn: deelgebied 3).
136000
136250
136500
136750
legenda hoogteligging dekzand (m NAP) -5,0 en hoger 448000
448000
1
200
-5,5
201
35
2 207 36
-6,0
69
3
208 215
202 70
37
4
-6,5
71
223 102
38
5
135
103
72
39 211
136
74
447750
boring
dekzand geerodeerd of dieper gelegen dan 7,0 m -Mv
43
10
5001
77
12
windmolenlocatie 13
196
47
14
244
212
50
177
146
114
83 213
228
205
178
147
115 51
18
236
229
221
214
206
447500
204 17
176
145
113
82
49
16
175
144
112
81
48
15
447500
195
174
143
111
80
173
142
110
79
46
172
141
109
78
45
5002 248
44
11
grens plangebied
194
171
140
108
overig
247
243
boorpunt
199
193
170
139
107
246
242
235
76
198
192
169
138
106
75
42
9
447750
dekzand geerodeerd
253 245
241
234
227
256
191
168
137
105 41
252 240
233
226
219
8
255
167
104
73
-7,5 en lager
251 232
225
218
40
7
254
217
210
6
250
224
249
-7,0
101 216
209
203
179
148
116
52
237 257
230
222
180
149
117
238
231 150
118
239 19 151 20
152
120
87
55
22
119
86
153
121 88
56
23
447250
447250
53 54
21
154
122
89 57
24
60
182
157
125
92
181
156
124
91
59
26
155
123
90
58
25
27
447000
184
159
127
447000
94
183
158
126
93
61
28
62
29
160 95
63
30
185
5004
128 5003
64
31
188
163
131 66
33
187
162
130
97
65
32
186
161
129
96
98 189
100
446750
68
132
99
67
34
133
446750
134
0
50
100
150 m
MKAv/wor
136000
Figuur 7. Hoogetligging van de top van het dekzand.
136250
200
250 1:5.000 136500
2011 136750
legenda
legenda
legenda
hoogteligging maaiveld (cm NAP)
top fluviatiele afzetingen (in m -NAP)
dikte fluviatiele afzettingen in cm
75
-1,5 en hoger
300 en hoger
-2,5
225
-3,5
175
-4,0
125
-5,0
75 en lager
50
25
0
-25
-6,0 en lager
Figuur 8. Kenmerken oudere fluviatiele afzettingen.
2011
A
A'
60 134
133
132
131
130
10
129
128
127
126
125
124
123
115
122 121
120
119
118
117
114
113
112
111
110
109
108
107
106
105
104
103
101
464
468 467
116
-40
Hoogte t.o.v. NAP in centimeters
-90 -140 -190 -240 -290 -340 -390 -440 -490 -540 -590 -640 -690 -740
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1000
1100
1200
Afstand tot nulpunt in meters
legenda bedding
kom, klei
crevasse
oever(wal)
kom, veen
dekzand
restgeul
crevasse / oever
verstoord
Figuur 9. Geomorfologische interpretatie raai A - A'.
2011
1300
136000
136250
136500
136750
legenda boringen
boornummer
1
448000
448000
boring 102
200
Geomorfologie 'oudere' fluviatiele afzettingen
201
35
2 207
oever- op kronkelwaardafzettingen
36 69
3
oever- op komafzettingen
208 215
202
crevasse-afzettingen (zandig)
70
37
4
komafzettingen
71
overig
135
103
72
39 211
136
41
447750
74
43
10
247
243 194
171
140
108
5001
77
12
13
195
196
174
143
111
80
173
142
110
79
46
172
141
109
78
45
5002 248
44
11
199
193
170
139
107
246
242
235
76
198
192
169
138
106
75
42
9
253 245
241
234
227
A' A' profiel A-A'
47
14
244
212
50
177
146
114
83 213
228
205
178
147
115 51
18
236
229
221
214
206
447500
204 17
176
145
113
82
49
16
175
144
112
81
48
15
447500
168
137
256
191
447750
AA
252 240
233
226 105
8
255
167
104
73 219
windmolenlocatie
251 232
225
218
40
7
254
217
210
6
250
224
249
grens plangebied
223 102
38
5
niet onderzocht
A' 101
216
209
203
179
148
116
52
237 257
230
222
180
149
117
238
231 150
118
239 19 151 20
152
120
87
55
22
119
86
153
121 88
56
23
447250
447250
53 54
21
154
122
89 57
24
60
182
157
125
92
181
156
124
91
59
26
155
123
90
58
25
27
447000
184
159
127
447000
94
183
158
126
93
61
28
62
29
160 95
63
30
5004
185
128 5003
64
31
188
163
131 66
33
187
162
130
97
65
32
186
161
129
96
98 189
446750
68
132
99
67
34
100
133
446750
134
A
0
50
100
150 m
MKAv/wor
136000
136250
Figuur 10. Geomorfologische kaart van de oudere fluviatiele afzettingen.
200
250 1:5.000
136500
2011 136750
136500
448000
448000
136000
-1,18
-1,1 -1,12
-1,09 -1,09
-1,06 -1,21
-1,08
-1,19
-1,23 -1,37 -1,4 -1,37 -1,45 -1,65 -1,64 -1,54 -1,76
-1,58 -1,75
-1,12
-1,75
-1,59
-1,92 447500
-2,11 -2,08 -1,93 -5,69
447500
-1,88
-4,98
-1,66 -5,59 -4,68 -1,97 -5,75 -2,15
-5,63 -5,62
-2,18 -2,34
-2,27 -2,31 -2,21
-5,68 -5,62 447000
-5,69
-5,66 -5,67
447000
-5,68
legenda -5,69
advieszones karterend onderzoek steentijd vindplaatsen in de oudere fluviatiele afzettingen
-4,3 -4,05 -4,21
-3,87
-3,65
karterend onderzoek steentijd vindplaatsen in het dekzand.
-3,26 -3,26
niet onderzocht, advies onbekend geen vervolgonderzoek -1.75
diepte van de ingrepen in m NAP vanaf waar adviezen gelden.
overig grens plangebied 0
100
200 m
MKAv/wor
136000
Figuur 11. Advieskaart vervolgonderzoek.
300 windmolenlocatie
1:7.500
2011 136500
58
Bijlage 5
akoestisch onderzoek vestas
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Windpark Nieuwegein Akoestisch onderzoek - Vestas V90
Opdrachtgever Eneco Wind B.V. Contactpersoon de heer ing. H.A. van Doorn Kenmerk R068245abA0.dv Datum 17 februari 2011 Auteur dhr. ing. D. Vrolijk dhr. ir. M.T. Dijkstra
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein | Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein | T (030) 231 13 77 F (030) 234 17 54 | E
[email protected] | Bank 3642.36.558 | KvK 30073990 | BTW NL007093159B01
Inhoudsopgave
1
Inleiding en samenvatting ........................................................................................................3
2
Uitgangspunten .........................................................................................................................3 2.1 2.2 2.3
3
Geluidoverdrachtberekeningen ...............................................................................................6 3.1 3.2
4
Situatie ..............................................................................................................................4 Normstelling ......................................................................................................................5 De windturbines ................................................................................................................5
Modellering omgeving en geluidoverdracht ......................................................................6 Resultaten .........................................................................................................................7
Conclusie ...................................................................................................................................8
Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV
Figuren Invoergegevens Berekening bronsterkte Rekenresultaten
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
2
1
Inleiding en samenvatting
In opdracht van Eneco Wind B.V. is een prognose opgesteld van de geluidimmissie van Windpark Nieuwegein. Bij de berekening is rekening gehouden met de geluidemissie van het in ontwikkeling zijnde Windpark Houten-Veerwagenweg. Het onderzoek is uitgevoerd ten behoeve van de planologische goedkeuring van het project en de AMvB-melding op grond van de Wet milieubeheer (AIM-melding). Het onderzoek omvat de jaargemiddelde, gecumuleerde geluidimmissie van de twee windparken samen. Voor het Windpark Houten-Veerwagenweg is als uitgangspunt genomen dat de turbines zonder geluidreducerende instellingen geplaatst zullen worden. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de instellingen en type turbines voor Windpark Nieuwegein, die opgenomen zijn in tabel 3.2. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend zijn de punten 111, 4, 109 en 107 (Achterweg 3, Veerwagenweg 100, Knoesterweg 1 en Kanaaldijk zuid 24).
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
3
2 2.1
Uitgangspunten Situatie
Onderstaande figuur 2.1 geeft globaal de situatie weer van de twee windparken. In figuur I.1 is de gemodelleerde situatie weergegeven en zijn ook de woningen in de directe omgeving van de windparken opgenomen.
Figuur 2.1 Situatie met Windpark Nieuwegein (de vijf turbines, Vestas V90 (2x3 MW en 3x2MW), ten oosten van de A27) en Windpark Houten-Veerwagenweg (de drie turbines, Vestas V90 2 MW, ten noorden van het kanaal) (bron achtergrond: Google Earth)
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
4
2.2
Normstelling
Windpark Nieuwegein valt onder het gewijzigde Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer dat sinds 1 januari 2011 van kracht is. Conform dit besluit geldt een jaargemiddelde norm van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Tevens kunnen bij maatwerkvoorschriften normen met een lagere waarde worden gesteld, teneinde rekening te houden met de cumulatie van geluid van gelijklopende windturbineprojecten. Voor dit onderzoek is de geluidimmissie van het Windpark Nieuwegein gecumuleerd met de geluidimmissie van het Windpark Houten-Veerwagenweg voordat aan de norm wordt getoetst.
2.3
De windturbines
In onderstaande tabel zijn de turbinetypes opgenomen voor de twee afzonderlijke windparken. Tabel 2.1 Gegevens windturbines Windpark Nieuwegein Houten-Veerwagenweg
Windturbinetype
Ashoogte [m]
Rotordiameter [m]
Aantal
Vestas V90 Combinatie van 2 en 3 MM
105
90
5
Vestas V90 2 MW
105
90
3
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
5
3
Geluidoverdrachtberekeningen
De berekening van de geluidimmissie ter plaatse van de omliggende woningen is uitgevoerd conform het reken- en meetvoorschrift windturbines dat is opgenomen in de ministeriële regeling behorende bij het Activiteitenbesluit.
3.1
Modellering omgeving en geluidoverdracht
De geluidimmissie is berekend door een rekenmodel op te stellen waarbij de windturbines ingevoerd zijn als puntbronnen. Rekenpunten zijn gemodelleerd op een hoogte van 5 m. Ten behoeve van de cumulatie zijn de rekenmodellen voor beide windparken gecombineerd tot een enkel rekenmodel. Buiten de opgegeven bodemgebieden is gerekend met een zachte bodem. De invoergegevens zijn opgenomen in bijlage II. Windpark Houten-Veerwagenweg Uitgangspunt is dat de drie turbines gedurende het gehele etmaal in mode 0 geschakeld staan. De berekende jaargemiddelde bronsterkte voor dit windpark bedraagt 106,8 dB. Windpark Nieuwegein Voor de Vestas V90 3 MW turbine is een jaargemiddelde bronsterkte berekend van 109,0 dB. De berekening van de bronsterktes is opgenomen in bijlage III. Uit de eerste rekenresultaten blijkt dat met deze bronsterktes en na cumulatie met het Windpark Houten-Veerwagenweg, niet voldaan wordt aan de normen. Maatgevend daarvoor is punt 111 (Achterweg 3) met een overschrijding van 3 dB. Derhalve zijn geluidreducerende instellingen noodzakelijk. De Vestas V90 kent diverse geluidreducerende mode-instellingen. De mogelijke mode-instellingen zijn echter niet afdoende om aan de normen te kunnen voldoen. Waar nodig is een Vestas V90 2 MW turbine toegepast. In tabel 3.1 is een samenvatting gegeven van de mogelijke mode-instellingen en de bijbehorende jaargemiddelde bronsterktes. Tabel 3.1 Gehanteerde jaargemiddelde bronsterktes van de betreffende mode-instellingen van de Vestas V90 turbines. Het betreft mode-instellingen voor de nachtperiode (23.00-07.00 uur). Windturbine Vestas Vestas Vestas Vestas Vestas Vestas
V90 V90 V90 V90 V90 V90
3 MW 3 MW 3 MW 2 MW 2 MW 2 MW
(mode (mode (mode (mode (mode (mode
0) 1 in 2 in 0) 1 in 2 in
nac htperiode) nac htperiode) nac htperiode) nac htperiode)
Jaargemiddelde bronsterk te [dB] 109,0 108,7 108,4 106,8 106,4 105,5
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
6
In tabel 3.2 zijn de benodigde opstelling van turbinetypes en mode-instellingen opgenomen waarmee cumulatief voldaan wordt ter plaatse van de omliggende woningen. Tabel 3.2 Benodigde opstelling van turbinetypes en mode-instellingen nachtperiode (23.00-07.00 uur) voor Windpark Nieuwegein WTB X Y Type Mode 1 137146 448324 V90 2 MW 0 2 136977 448016 V90 3 MW 2 3 136795 447691 V90 2 MW 1 4 136608 447343 V90 3 MW 2 5 136437 446987 V90 2 MW 2
3.2
Resultaten
Rekening houdend met de in paragraaf 3.1 opgenomen type turbines en mode-instellingen is de gecumuleerde geluidimmissie ten gevolge van de windparken berekend. De mode-instellingen gelden alleen voor de nachtperiode. De rekenresultaten ter plaatse van de rekenpunten zijn opgenomen in bijlage IV. Een samenvatting is gegeven in tabel 3.3. De Lden 47 dB-contouren zijn opgenomen in figuur I.2 van bijlage I. De Lnight 41 dB-contour is niet gegeven, in alle gevallen geldt Lnight ≤ Lden -6. Tabel 3.3 Gecumuleerde geluidimmissie van de windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg, inclusief instellingen tabel 3.2 [dB] Naam 132_A 131_A 111_A 4_A 109_A 107_A 12_A 112_A 10_A 124_A 108_A 1_A 3_A 11_A 5_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Kanaaldijk Zuid 24 - woning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Hoofdveste 21 Heemsteedseweg 40 - Woning Schalkwijksewetering 1 - woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 5
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
Lnight 45 42 41 41 41 41 40 40 40 40 39 40 39 39 39
Lden 51 48 47 47 47 47 47 46 46 46 46 46 46 46 45
Uit tabel 3.3 valt op te maken dat bij cumulatie van de geluidimmissie van de windparken voldaan kan worden aan de grenswaarden van Lden 47 dB en Lnight 41 dB ter plaatse van woningen van derden, uitgaande van de benodigde instellingen die zijn opgenomen in tabel 3.2. Voorliggende prognose is opgesteld conform de daaraan gestelde wettelijke eisen. Op grond van de windturbinegegevens en langjaargemiddelde windstatistieken van het KNMI wordt bij Windpark Nieuwegein voldaan aan de jaargemiddelde geluidnormen.
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
7
4
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de instellingen en type turbines voor Windpark Nieuwegein, die opgenomen zijn in tabel 3.2. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend zijn de punten 111, 4, 109 en 107 (Achterweg 3, Veerwagenweg 100, Knoesterweg 1 en Kanaaldijk zuid 24).
LBP|SIGHT BV
dhr. ing. D. Vrolijk
dhr. ir. M.T. Dijkstra
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
8
Bijlage I Figuren
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Figuren
Figuur I.1 Gemodelleerde situatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Figuur I.2 Lden 47 contour na cumulatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg , inclusief instellingen tabel 3.2
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Bijlage II Invoergegevens
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Invoergegevens rekenmodel Invoergegevens windturbines (mode-instellingen gelden alleen voor de nachtperiode (23.00-07.00 uur) Windpark Nieuwegein Id Omschr. 1 V90 2 MW - mode 0 2 V90 3 MW - mode 2 3 V90 2 MW - mode 1 4 V90 3 MW - mode 2 5 V90 2 MW - mode 2
X 137146 136977 136795 136608 136437
Y MaaiveldHoogte Richt. Hoek Lwr 63Lwr 125 L wr 250 Lwr 500Lwr 1k Lwr 2kLwr 4k Lwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 448324 0 105 0 360 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81. 1 106.8 6.8 6.6 6.3 448016 0 105 0 360 91.7 97.1 102.0 103.0 102.4 98.7 92.5 82. 7 108.4 6.2 6.1 6.5 447691 0 105 0 360 89.7 95.1 100.0 101.0 100.3 96.6 90.5 80. 7 106.4 6.5 6.3 6.4 447343 0 105 0 360 91.7 97.1 102.0 103.0 102.4 98.7 92.5 82. 7 108.4 6.2 6.1 6.5 446987 0 105 0 360 88.8 94.2 99.1 100.1 99.5 95.8 89.6 79. 8 105.5 5.6 5.4 6.7
Windpark Houten-Veerwagenweg Id Omschr. 1 V90 - 2.0 MW 2 V90 - 2.0 MW 3 V90 - 2.0 MW
X 138810 138174 137574
Y MaaiveldHoogte Richt. Hoek Lwr 63Lwr 125 L wr 250 Lwr 500Lwr 1k Lwr 2kLwr 4k Lwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 447327 0 105 0 360 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81. 1 106.8 6.8 6.6 6.3 447894 0 105 0 360 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81. 1 106.8 6.8 6.6 6.3 448500 0 105 0 360 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81. 1 106.8 6.8 6.6 6.3
Gegevens van immissiepunten Id 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133
Omschr. X Kanaaldijk Zuid 24 137751.9 Veerwagenweg 1 138511.1 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) 137803.1 Veerwagenweg 5 138428.3 Kanaaldijk Zuid 20 138304.3 Kanaaldijk Zuid 18 138372.5 Kanaaldijk Zuid 16 139007.6 Heemsteedseweg 40 137070.7 Hoofdveste 21 137925.0 Heemsteedseweg 42a 138003.6 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) 137801.7 Lekdijk Oost 4 - Bedrijf swoning 135921.5 Lekdijk Oost 1 - Bedrijf swoning 136569.4 Waalseweg 89 - Bedrijfswoning 136861.5 Waalseweg 86 - Woning 136853.5 Waalseweg 88 - Bedrijfswoning 136850.8 Waalseweg 90 - Woning 136826.9 Kanaaldijk Zuid 24 - woning 137739.0 Schalkwijksewetering 1 - woning 137289.9 Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning 137204.7 Achterweg 4 - vrijstaande woning 136560.7 Achterweg 3 Bedrijfswoning 136384.0 Achterweg 2A - vrijstaande woning 136354.5 Achterweg 2 - Bedrijfswoning 136206.8 Achterweg 1 - Bedrijfswoning 135963.2 Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning 135965.0 Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning135967.6 Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning135970.3 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning135977.6 Groenendael 5 - Vrijstaande woning 136194.9 Groenendael 4 - Vrijstaande woning 136189.6 Groenendael 3 - Vrijstaande woning 136184.0 Groenendael 2 - Vrijstaande woning 136177.3 Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) 136865.0 Heemsteedseweg 40 - Woning 137045.0 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning 137167.0 Vuicop 3 - Bedrijfswoning 136756.8 Vuicop 1 - Bedrijfswoning 136771.2 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt 136696.3 Vuilcop 6 - Bedrijfswoning 136652.0 Vuilcop 8 - Bedrijfswoning 136651.5 Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt 136842.8 Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech 137127.7 Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning 136281.8
Y Maaiveld Hoogte A 448060.7 0.0 5.0 447500.9 0.0 5.0 448274.1 0.0 5.0 447580.4 0.0 5.0 447473.2 0.0 5.0 447391.6 0.0 5.0 447019.9 0.0 5.0 448993.1 0.0 5.0 448546.0 0.0 5.0 448332.5 0.0 5.0 448282.3 0.0 5.0 446419.1 0.0 5.0 446294.5 0.0 5.0 446494.3 0.0 5.0 446546.3 0.0 5.0 446577.7 0.0 5.0 446604.4 0.0 5.0 448058.0 0.0 5.0 447479.9 0.0 5.0 447568.4 0.0 5.0 446659.0 0.0 5.0 446747.0 0.0 5.0 446704.3 0.0 5.0 446662.1 0.0 5.0 446845.6 0.0 5.0 447256.8 0.0 5.0 447267.0 0.0 5.0 447275.8 0.0 5.0 447300.7 0.0 5.0 449161.0 0.0 5.0 449190.6 0.0 5.0 449220.3 0.0 5.0 449249.7 0.0 5.0 449273.4 0.0 5.0 448987.7 0.0 5.0 448987.3 0.0 5.0 448975.6 0.0 5.0 448990.0 0.0 5.0 448824.8 0.0 5.0 448611.3 0.0 5.0 448606.0 0.0 5.0 448510.4 0.0 5.0 448497.9 0.0 5.0 448024.0 0.0 5.0
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Gegevens van gebouwen Id 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Omschr. Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
X-1 137042.5 137064.1 137883.9 137927.4 137909.0 137950.3 137931.6 137798.4 137802.9 137831.2 137875.6 137728.0 137724.4 137745.3 138308.0 138285.9 138261.7 138300.5 138370.5 138502.6 138465.6 138453.7 138420.0 139005.4 138983.1 139004.3 138002.0 138001.5
Y-1 Maaiveld HoogteRefl. 1k Cp 448993.9 0.0 7. 0 0.8 448998.7 0.0 7. 0 0.8 448555.9 0.0 6. 0 0.8 448559.9 0.0 6. 0 0.8 448563.7 0.0 6. 0 0.8 448557.9 0.0 7. 0 0.8 448573.3 0.0 6. 0 0.8 448278.8 0.0 7. 0 0.8 448290.4 0.0 3. 0 0.8 448295.2 0.0 5. 0 0.8 448337.0 0.0 5. 0 0.8 448067.1 0.0 5. 0 0.8 448049.4 0.0 5. 0 0.8 448049.0 0.0 7. 0 0.8 447376.8 0.0 5. 0 0.8 447404.1 0.0 6. 0 0.8 447429.7 0.0 5. 0 0.8 447477.2 0.0 7. 0 0.8 447394.1 0.0 7. 0 0.8 447499.4 0.0 6. 0 0.8 447549.9 0.0 3. 0 0.8 447554.8 0.0 4. 0 0.8 447579.4 0.0 6. 0 0.8 447022.4 0.0 6. 0 0.8 446965.4 0.0 5. 0 0.8 446968.5 0.0 6. 0 0.8 448321.9 0.0 0. 0 0.8 448328.2 0.0 0. 0 0.8
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB
Gegevens van bodemgebieden Id 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 122 124 bodem water water terrein 37 38 39 40 41 42 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130
Omschr.
X-1 136721.5 136717.3 136788.0 135989.8 136301.6 136355.6 136185.2 135875.7 136351.5 135598.5 135840.1 135919.1 136272.5 136596.8 136230.9 135403.6 136447.1 136630.0 137012.5 137273.5 Havenkade 136923.3 Havenkade 136922.6 Amsterdam-Rijnkanaal 137672.3 Waterloop 136954.5 Waterloop 137035.6 bedrijvenpark 136378.3 138341.7 137764.6 138464.1 138368.7 137784.8 137819.9 139130.1 139117.1 138910.0 138741.5 138569.2 138417.4 138090.3 137571.9 137178.2 139687.8 139333.7 139084.4 138951.7 138863.8 138769.0 138667.9 138565.6 138482.4 138404.8 138302.7 138193.3 137998.1 137757.9 137596.6 138428.0 138422.5 138410.4 138379.0 138362.7 138344.0 138335.9 138325.4 138322.5 138470.8 138439.6 138403.7 138388.5 138274.8 138146.5 138047.4 137925.2 137817.0 137701.2 137576.8 137690.5 137809.8 137985.5 137418.5 137416.7 137298.0 137233.5 138480.2 138531.9 138542.6 138607.7 138843.4 138842.9 138977.2 137559.3 137560.2
Y-1 449147.6 449143.4 449218.3 449929.6 449289.0 448852.3 448361.4 447211.3 448315.7 446513.8 446443.9 446369.0 446015.4 445874.0 445836.6 446352.4 446718.4 447221.7 447949.6 448523.4 448716.2 448716.2 448321.3 447676.7 447591.2 446739.7 447456.5 448081.4 447554.8 447431.6 448223.9 448248.4 447109.0 447016.7 447102.6 447195.7 447314.8 447442.9 447770.6 448298.3 448690.7 446817.9 446933.4 447016.8 447072.9 447115.5 447168.1 447231.0 447305.1 447371.2 447439.8 447539.7 447652.0 447848.1 448089.9 448255.0 447417.8 447410.2 447411.2 447424.6 447436.7 447454.7 447466.8 447488.7 447502.8 447567.3 447588.0 447603.8 447609.6 447723.4 447853.0 447952.9 448075.8 448185.4 448301.8 448548.4 448497.1 448460.3 448450.1 448587.5 448667.8 448782.3 448824.6 447566.3 447501.2 447471.8 447417.4 447257.9 447258.4 447187.7 448496.8 448495.9
Bf 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Bijlage III Berekening bronsterkte
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Berekening bronsterkte Berekening jaargemiddelde bronsterkte Vestas V90 3 MW. Turbine V90 3 MW Hoogte 105 m W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Dag
Avond
Nacht
2.3 4.6 7.4 10.8 12.1 13.1 12.7 10.1 7.8 6.3 4.2 2.9 1.9 1.3 1.2 0.7 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.4 5.4 10.6 12.8 14.0 13.6 11.5 8.3 6.6 4.5 3.1 1.8 1.3 0.8 0.4 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.7 7.7 11.0 14.7 16.5 13.3 8.9 6.7 4.6 3.1 2.0 1.4 1.0 0.5 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
Alleen nac ht Mode 1 Mode 2
Lw, den 108,7 dB 108,4 dB
Lw c al 57.9 67.9 76.5 83.8 89.8 94.7 98.6 101.6 103.7 105.2 106.2 106.6 106.7 106.5 106.1 105.7 105.3 105.1 105.2 105.6 106.5 108.0 110.2 113.2 117.0 121.9
Lw 0.0 0.0 0.0 83.8 89.8 94.7 98.6 101.6 103.7 105.2 106.2 106.6 107.0 106.5 106.1 105.7 105.3 105.5 105.5 105.5 105.5 105.5 105.5 105.5 105.5 105.5
som da n som hours som Lden
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
KNMI windverdeling Dag
Avond
Nacht
72.4 80.1 85.5 89.7 92.6 93.8 94.2 94.2 92.8 91.6 89.3 87.2 86.5 83.8 78.5 78.5 75.5 75.5 -99 -99 -99 -99 -99
71.1 80.0 85.7 90.0 92.9 94.4 94.4 94.4 93.1 91.9 89.0 87.2 84.7 81.3 78.5 75.5 75.5 -99 -99 -99 -99 -99 -99
70.5 78.6 85.1 90.2 93.7 95.0 94.7 94.4 93.2 91.9 89.5 87.6 85.7 82.3 78.5 75.5 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
102.2 0 102.2 12 99.2 109.0
102.4 5 107.4 4 99.6
102.7 10 112.7 8 107.9
dB
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Berekening jaargemiddelde bronsterkte van de Vestas V90 2 MW Turbine V90 2 MW Hoogte 105 m W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Avond
Nac ht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nacht
2.3 4.5 7.5 10.8 12.1 13.1 12.7 10.1 7.8 6.2 4.1 2.9 1.9 1.3 1.2 0.6 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.3 5.4 10.6 12.9 14.1 13.7 11.5 8.2 6.7 4.5 3.2 1.8 1.3 0.7 0.4 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.6 7.7 11.0 14.9 16.4 13.3 9.0 6.7 4.6 3.0 2.0 1.4 1.0 0.4 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
68.1 76.8 83.0 87.6 90.7 91.9 92.1 91.8 90.1 88.6 86.8 85.1 84.8 81.8 77.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99
66.7 76.7 83.2 87.9 91.0 92.4 92.3 92.2 90.5 89.1 86.6 85.1 82.5 80.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99
66.0 75.4 82.5 88.2 91.8 93.0 92.7 92.2 90.6 88.8 87.0 85.5 84.0 80.0 77.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
99.9 0 99.9 12 96.9 106.8
100.1 5 105.1 4 97.4
100.5 10 110.5 8 105.7
Alleen nacht Mode 1 Mode 2
Lw, den 106.4 dB 105.5 dB
som da n som hours som Lden
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
dB
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Bijlage IV Rekenresultaten
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Rekenresultaten Berekende geluidimissie ter plaatse van de immissiepunten Vestas V90 Cumulatief Inclusief instellingen tabel 3.2 Naam 132_A 131_A 111_A 4_A 109_A 107_A 12_A 112_A 10_A 124_A 108_A 1_A 3_A 11_A 5_A 6_A 110_A 133_A 7_A 8_A 130_A 129_A 113_A 118_A 117_A 116_A 115_A 9_A 125_A 114_A 106_A 128_A 105_A 104_A 126_A 127_A 103_A 102_A 123_A 101_A 119_A 120_A 121_A 122_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Kanaaldijk Zuid 24 - woning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Hoofdveste 21 Heemsteedseweg 40 - Woning Schalkwijksewetering 1 - woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Kanaaldijk Zuid 18 Kanaaldijk Zuid 16 Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Heemsteedseweg 40 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 90 - Woning Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Waalseweg 86 - Woning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
Nacht 45.1 41.6 40.8 41.1 40.9 40.8 40.3 39.6 39.6 39.5 39.4 39.5 39.3 39.2 39.0 38.6 38.3 38.3 38.4 38.4 38.2 38.1 37.2 37.1 37.0 37.0 37.0 36.8 36.6 36.1 36.0 36.1 35.5 35.1 35.0 34.9 34.5 33.0 32.7 32.0 31.1 30.9 30.6 30.3
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Lden 51. 4 48. 0 47. 4 47. 4 47. 4 47. 1 46. 6 46. 3 45. 9 45. 9 45. 8 45. 8 45. 6 45. 5 45. 3 44. 9 44. 9 44. 7 44. 7 44. 7 44. 6 44. 5 43. 8 43. 7 43. 6 43. 5 43. 5 43. 2 43. 0 42. 7 42. 5 42. 4 42. 0 41. 6 41. 4 41. 3 41. 0 39. 5 39. 1 38. 5 37. 5 37. 3 37. 0 36. 7
Berekende geluidimissie ter plaatse van de immissiepunten Vestas V90 Windpark Nieuwegein Inclusief instellingen tabel 3.2 Naam 132_A 131_A 111_A 109_A 112_A 108_A 110_A 133_A 124_A 130_A 129_A 113_A 118_A 117_A 116_A 115_A 107_A 114_A 106_A 4_A 12_A 105_A 9_A 128_A 104_A 125_A 103_A 126_A 127_A 10_A 102_A 11_A 101_A 123_A 119_A 120_A 121_A 122_A 1_A 3_A 5_A 6_A 7_A 8_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Bedrijfswoning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Achterweg 2A - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 1 - woning Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Heemsteedseweg 40 - Woning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Kanaaldijk Zuid 24 - woning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 90 - Woning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 40 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 86 - Woning Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Hoofdveste 21 Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 42a Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Kanaaldijk Zuid 18 Kanaaldijk Zuid 16
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
Nacht 44.4 41.0 40.7 40.5 39.6 38.7 38.2 38.1 38.1 37.6 37.5 37.1 37.0 36.9 36.9 36.9 36.8 36.0 35.8 35.8 35.7 35.3 35.2 35.1 34.9 34.5 34.2 33.7 33.6 33.0 32.8 32.7 31.8 31.0 30.1 29.8 29.5 29.2 24.1 20.1 20.1 19.0 18.6 15.0
R068245abA0.dv | 17 februari 2011
Lden 50. 8 47. 4 47. 4 46. 9 46. 2 45. 2 44. 8 44. 5 44. 5 44. 0 43. 9 43. 7 43. 5 43. 5 43. 4 43. 4 43. 2 42. 6 42. 3 42. 2 42. 1 41. 8 41. 6 41. 5 41. 4 40. 9 40. 8 40. 1 40. 0 39. 4 39. 3 39. 1 38. 4 37. 4 36. 5 36. 2 35. 9 35. 6 30. 5 26. 5 26. 5 25. 4 25. 1 21. 4
59
Bijlage 6
akoestisch onderzoek enercon
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
Windpark Nieuwegein Akoestisch onderzoek - Enercon E-82
Opdrachtgever Eneco Wind B.V. Contactpersoon de heer ing. H.A. van Doorn Kenmerk R068245acA0.dv Datum 11 februari 2011 Auteur dhr. ing. D. Vrolijk dhr. ir. M.T. Dijkstra
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein | Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein | T (030) 231 13 77 F (030) 234 17 54 | E
[email protected] | Bank 3642.36.558 | KvK 30073990 | BTW NL007093159B01
Inhoudsopgave
1
Inleiding en samenvatting ........................................................................................................3
2
Uitgangspunten .........................................................................................................................4 2.1 2.2 2.3
3
Geluidoverdrachtberekeningen ...............................................................................................6 3.1 3.2
4
Situatie ..............................................................................................................................4 Normstelling ......................................................................................................................5 De windturbines ................................................................................................................5
Modellering omgeving en geluidoverdracht ......................................................................6 Resultaten .........................................................................................................................6
Conclusie ...................................................................................................................................7
Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV
Figuren Invoergegevens Berekening bronsterkte Rekenresultaten
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
2
1
Inleiding en samenvatting
In opdracht van Eneco Wind B.V. is een prognose opgesteld van de geluidimmissie van Windpark Nieuwegein. Bij de berekening is rekening gehouden met de geluidemissie van het in ontwikkeling zijnde Windpark Houten-Veerwagenweg. Het onderzoek is uitgevoerd ten behoeve van de planologische goedkeuring van het project en de AMvB-melding op grond van de Wet milieubeheer (AIM-melding). Het onderzoek omvat de jaargemiddelde, gecumuleerde geluidimmissie van de twee windparken samen. Voor het Windpark Houten-Veerwagenweg is als uitgangspunt genomen dat de turbines zonder geluidreducerende instellingen geplaatst zullen worden. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de reductie op de jaargemiddelde bronsterkte van turbine 5 voor Windpark Nieuwegein, die opgenomen is in tabel 3.1. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend hiervoor zijn punten 4 en 111 (Veerwagenweg 100 en Achterweg 3).
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
3
2 2.1
Uitgangspunten Situatie
Onderstaande figuur 2.1 geeft globaal de situatie weer van de twee windparken. In figuur I.1 is de gemodelleerde situatie weergegeven en zijn ook de woningen in de directe omgeving van de windparken opgenomen.
Figuur 2.1 Situatie met Windpark Nieuwegein (de vijf turbines, Enercon E-82 2,3 MW, ten oosten van de A27) en Windpark Houten-Veerwagenweg (de drie turbines, Vestas V90 2 MW, ten noorden van het kanaal) (bron achtergrond: Google Earth)
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
4
2.2
Normstelling
Windpark Nieuwegein valt onder het gewijzigde Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer dat sinds 1 januari 2011 van kracht is. Conform dit besluit geldt een jaargemiddelde norm van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Tevens kunnen bij maatwerkvoorschrift normen met een lagere waarde worden gesteld, teneinde rekening te houden met de cumulatie van geluid van gelijklopende windturbineprojecten. Voor dit onderzoek is de geluidimmissie van het Windpark Nieuwegein gecumuleerd met de geluidimmissie van het Windpark Houten-Veerwagenweg voordat aan de norm wordt getoetst.
2.3
De windturbines
In onderstaande tabel zijn de turbinetypes opgenomen voor de twee afzonderlijke windparken. Tabel 2.1 Gegevens windturbines Windpark Nieuwegein Houten-Veerwagenweg
Windturbinetype
Ashoogte [m]
Rotordiameter [m]
Aantal
Enercon E82 2,3 MW
108
82
5
Vestas V90 2 MW – mode 0
105
90
3
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
5
3
Geluidoverdrachtberekeningen
De berekening van de geluidimmissie ter plaatse van de omliggende woningen is uitgevoerd conform het reken- en meetvoorschrift windturbines dat is opgenomen in de ministeriële regeling behorende bij het Activiteitenbesluit.
3.1
Modellering omgeving en geluidoverdracht
De geluidimmissie is berekend door een rekenmodel op te stellen waarbij de windturbines ingevoerd zijn als puntbronnen. Rekenpunten zijn gemodelleerd op een hoogte van 5 m. Ten behoeve van de cumulatie zijn de rekenmodellen voor beide windparken gecombineerd tot een enkel rekenmodel. Buiten de opgegeven bodemgebieden is gerekend met een zachte bodem. De invoergegevens zijn opgenomen in bijlage II. Windpark Houten-Veerwagenweg Uitgangspunt is dat de drie turbines gedurende het gehele etmaal in mode 0 geschakeld staan. De berekende jaargemiddelde bronsterkte voor dit windpark bedraagt 106,8 dB. Windpark Nieuwegein Voor de Enercon E-82 turbine is een jaargemiddelde bronsterkte berekend van 105,7 dB. De berekening van de bronsterktes is opgenomen in bijlage III.
3.2
Resultaten
Rekening houdend met de in paragraaf 3.1 opgenomen uitgangspunten en bronsterktes is de gecumuleerde geluidimmissie ten gevolge van de windparken berekend. De rekenresultaten ter plaatse van de rekenpunten zijn opgenomen in bijlage IV. Een samenvatting van de cumulatieve geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen is gegeven in tabel 3.1. De Lden 47 dB en Lnight 41 dB contouren zijn opgenomen in figuur I.2 van bijlage I. In alle gevallen geldt Lnight ≤ Lden -6. Tabel 3.1 Gecumuleerde geluidimmissie van de windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg [dB] Naam 132_A 111_A 4_A 107_A 131_A 12_A 109_A 112_A 1_A 3_A 10_A 5_A 11_A 6_A 124_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Achterweg 3 Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Kanaaldijk Zuid 24 - woning Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Achterweg 2A - vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Hoofdveste 21 Veerwagenweg 5 Heemsteedseweg 42a Kanaaldijk Zuid 20 Heemsteedseweg 40 - Woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Lnight 44 41 41 40 40 40 40 40 39 39 39 39 39 39 38
Lden 50 47 47 47 47 46 46 46 46 46 46 45 45 45 45
6
Uit tabel 3.1 valt op te maken dat bij cumulatie van de geluidimmissie van de windparken voldaan kan worden aan de grenswaarden van Lden 47 dB en Lnight 41 dB ter plaatse van woningen van derden. Voorliggende prognose is opgesteld conform de daaraan gestelde wettelijke eisen. Op grond van de windturbinegegevens en langjaargemiddelde windstatistieken van het KNMI wordt bij Windpark Nieuwegein voldaan aan de jaargemiddelde geluidnormen.
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
7
4
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan wordt aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend hiervoor is punt 111 (Achterweg 3 te Nieuwegein).
LBP|SIGHT BV
dhr. ing. D. Vrolijk
dhr. ir. M.T. Dijkstra
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
8
Bijlage I Figuren
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Figuren
Figuur I.1 Gemodelleerde situatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Figuur I.2 Lden 47 contour na cumulatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Bijlage II Invoergegevens
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Invoergegevens Windturbine invoergegevens windpark het Klooster Id Omschr. X Y MaaiveldHoogte Richt.Hoek Lwr 31Lwr 63Lwr 125 Lwr 250 L wr 500Lwr 1kLwr 2k Lwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 1 Enercon E82 137146 448324 0 108 0 360 0.0 89.0 94.4 99.3 100.3 99.7 96.0 89.8 80.0 105.7 6.8 6.6 6.3 2 Enercon E82 136977 448016 0 108 0 360 0.0 89.0 94.4 99.3 100.3 99.7 96.0 89.8 80.0 105.7 6.8 6.6 6.3 3 Enercon E82 136795 447691 0 108 0 360 0.0 89.0 94.4 99.3 100.3 99.7 96.0 89.8 80.0 105.7 6.8 6.6 6.3 4 Enercon E82 136608 447343 0 108 0 360 0.0 89.0 94.4 99.3 100.3 99.7 96.0 89.8 80.0 105.7 6.8 6.6 6.3 5 Enercon E82 136437 446987 0 108 0 360 0.0 89.0 94.4 99.3 100.3 99.7 96.0 89.8 80.0 105.7 6.8 6.6 6.3 Windtubrine invoergegevens windpark Veerwagenweg Id Omschr. X Y MaaiveldHoogte Richt.Hoek Lwr 31Lwr 63Lwr 125 Lwr 250 L wr 500Lwr 1kLwr 2k Lwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 1 V90 - 2.0 MW - mode 0138810 447327 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3 2 V90 - 2.0 MW - mode 0138174 447894 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3 3 V90 - 2.0 MW - mode 0137574 448500 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3
Gegevens van gebouwen Id 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Omschr. Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
X-1 137042.5 137064.1 137883.9 137927.4 137909.0 137950.3 137931.6 137798.4 137802.9 137831.2 137875.6 137728.0 137724.4 137745.3 138308.0 138285.9 138261.7 138300.5 138370.5 138502.6 138465.6 138453.7 138420.0 139005.4 138983.1 139004.3 138002.0 138001.5
Y-1 Maaiveld HoogteRefl. 1k Cp 448993.9 0.0 7. 0 0.8 448998.7 0.0 7. 0 0.8 448555.9 0.0 6. 0 0.8 448559.9 0.0 6. 0 0.8 448563.7 0.0 6. 0 0.8 448557.9 0.0 7. 0 0.8 448573.3 0.0 6. 0 0.8 448278.8 0.0 7. 0 0.8 448290.4 0.0 3. 0 0.8 448295.2 0.0 5. 0 0.8 448337.0 0.0 5. 0 0.8 448067.1 0.0 5. 0 0.8 448049.4 0.0 5. 0 0.8 448049.0 0.0 7. 0 0.8 447376.8 0.0 5. 0 0.8 447404.1 0.0 6. 0 0.8 447429.7 0.0 5. 0 0.8 447477.2 0.0 7. 0 0.8 447394.1 0.0 7. 0 0.8 447499.4 0.0 6. 0 0.8 447549.9 0.0 3. 0 0.8 447554.8 0.0 4. 0 0.8 447579.4 0.0 6. 0 0.8 447022.4 0.0 6. 0 0.8 446965.4 0.0 5. 0 0.8 446968.5 0.0 6. 0 0.8 448321.9 0.0 0. 0 0.8 448328.2 0.0 0. 0 0.8
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB
Gegevens van bodemgebieden Id 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 122 124 bodem water water terrein 37 38 39 40 41 42 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130
Omschr.
X-1 136721.5 136717.3 136788.0 135989.8 136301.6 136355.6 136185.2 135875.7 136351.5 135598.5 135840.1 135919.1 136272.5 136596.8 136230.9 135403.6 136447.1 136630.0 137012.5 137273.5 Havenkade 136923.3 Havenkade 136922.6 Amsterdam-Rijnkanaal 137672.3 Waterloop 136954.5 Waterloop 137035.6 bedrijvenpark 136378.3 138341.7 137764.6 138464.1 138368.7 137784.8 137819.9 139130.1 139117.1 138910.0 138741.5 138569.2 138417.4 138090.3 137571.9 137178.2 139687.8 139333.7 139084.4 138951.7 138863.8 138769.0 138667.9 138565.6 138482.4 138404.8 138302.7 138193.3 137998.1 137757.9 137596.6 138428.0 138422.5 138410.4 138379.0 138362.7 138344.0 138335.9 138325.4 138322.5 138470.8 138439.6 138403.7 138388.5 138274.8 138146.5 138047.4 137925.2 137817.0 137701.2 137576.8 137690.5 137809.8 137985.5 137418.5 137416.7 137298.0 137233.5 138480.2 138531.9 138542.6 138607.7 138843.4 138842.9 138977.2 137559.3 137560.2
Y-1 449147.6 449143.4 449218.3 449929.6 449289.0 448852.3 448361.4 447211.3 448315.7 446513.8 446443.9 446369.0 446015.4 445874.0 445836.6 446352.4 446718.4 447221.7 447949.6 448523.4 448716.2 448716.2 448321.3 447676.7 447591.2 446739.7 447456.5 448081.4 447554.8 447431.6 448223.9 448248.4 447109.0 447016.7 447102.6 447195.7 447314.8 447442.9 447770.6 448298.3 448690.7 446817.9 446933.4 447016.8 447072.9 447115.5 447168.1 447231.0 447305.1 447371.2 447439.8 447539.7 447652.0 447848.1 448089.9 448255.0 447417.8 447410.2 447411.2 447424.6 447436.7 447454.7 447466.8 447488.7 447502.8 447567.3 447588.0 447603.8 447609.6 447723.4 447853.0 447952.9 448075.8 448185.4 448301.8 448548.4 448497.1 448460.3 448450.1 448587.5 448667.8 448782.3 448824.6 447566.3 447501.2 447471.8 447417.4 447257.9 447258.4 447187.7 448496.8 448495.9
Bf 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Gegevens van immissiepunten Id 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133
Omschr. X Kanaaldijk Zuid 24 137751.9 Veerwagenweg 1 138511.1 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) 137803.1 Veerwagenweg 5 138428.3 Kanaaldijk Zuid 20 138304.3 Kanaaldijk Zuid 18 138372.5 Kanaaldijk Zuid 16 139007.6 Heemsteedseweg 40 137070.7 Hoofdveste 21 137925.0 Heemsteedseweg 42a 138003.6 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) 137801.7 Lekdijk Oost 4 - Bedrijf swoning 135921.5 Lekdijk Oost 1 - Bedrijf swoning 136569.4 Waalseweg 89 - Bedrijfswoning 136861.5 Waalseweg 86 - Woning 136853.5 Waalseweg 88 - Bedrijfswoning 136850.8 Waalseweg 90 - Woning 136826.9 Kanaaldijk Zuid 24 - woning 137739.0 Schalkwijksewetering 1 - woning 137289.9 Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning 137204.7 Achterweg 4 - vrijstaande woning 136560.7 Achterweg 3 Bedrijfswoning 136384.0 Achterweg 2A - vrijstaande woning 136354.5 Achterweg 2 - Bedrijfswoning 136206.8 Achterweg 1 - Bedrijfswoning 135963.2 Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning 135965.0 Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning135967.6 Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning135970.3 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning135977.6 Groenendael 5 - Vrijstaande woning 136194.9 Groenendael 4 - Vrijstaande woning 136189.6 Groenendael 3 - Vrijstaande woning 136184.0 Groenendael 2 - Vrijstaande woning 136177.3 Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) 136865.0 Heemsteedseweg 40 - Woning 137045.0 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning 137167.0 Vuicop 3 - Bedrijfswoning 136756.8 Vuicop 1 - Bedrijfswoning 136771.2 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt 136696.3 Vuilcop 6 - Bedrijfswoning 136652.0 Vuilcop 8 - Bedrijfswoning 136651.5 Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt 136842.8 Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech 137127.7 Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning 136281.8
Y Maaiveld Hoogte A 448060.7 0.0 5.0 447500.9 0.0 5.0 448274.1 0.0 5.0 447580.4 0.0 5.0 447473.2 0.0 5.0 447391.6 0.0 5.0 447019.9 0.0 5.0 448993.1 0.0 5.0 448546.0 0.0 5.0 448332.5 0.0 5.0 448282.3 0.0 5.0 446419.1 0.0 5.0 446294.5 0.0 5.0 446494.3 0.0 5.0 446546.3 0.0 5.0 446577.7 0.0 5.0 446604.4 0.0 5.0 448058.0 0.0 5.0 447479.9 0.0 5.0 447568.4 0.0 5.0 446659.0 0.0 5.0 446747.0 0.0 5.0 446704.3 0.0 5.0 446662.1 0.0 5.0 446845.6 0.0 5.0 447256.8 0.0 5.0 447267.0 0.0 5.0 447275.8 0.0 5.0 447300.7 0.0 5.0 449161.0 0.0 5.0 449190.6 0.0 5.0 449220.3 0.0 5.0 449249.7 0.0 5.0 449273.4 0.0 5.0 448987.7 0.0 5.0 448987.3 0.0 5.0 448975.6 0.0 5.0 448990.0 0.0 5.0 448824.8 0.0 5.0 448611.3 0.0 5.0 448606.0 0.0 5.0 448510.4 0.0 5.0 448497.9 0.0 5.0 448024.0 0.0 5.0
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Bijlage III Berekening bronsterkte
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Berekening bronsterkte Berekening jaargemiddelde bronsterkte Enercon E82 2,3 MW Turbine E82 108 m Hoogte W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Avond
Nac ht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nacht
2.3 4.5 7.4 10.7 12.0 12.9 12.7 10.2 7.9 6.3 4.2 3.0 1.9 1.3 1.3 0.7 0.3 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.3 5.4 10.5 12.7 13.9 13.7 11.5 8.4 6.6 4.7 3.1 1.9 1.3 0.8 0.4 0.2 0.0 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.6 7.5 10.9 14.5 16.4 13.5 9.0 6.7 4.7 3.2 2.1 1.4 1.1 0.5 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
62.1 74.4 84.0 91.2 96.5 100.1 102.4 103.6 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
62.1 74.4 84.0 91.2 96.5 100.1 102.4 103.6 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
50.8 64.7 74.8 82.4 87.6 90.2 91.4 91.6 90.2 88.8 86.8 85.1 85.1 82.5 78.8 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99
49.4 64.6 75.0 82.7 87.9 90.7 91.6 91.8 90.7 88.9 86.8 85.1 83.0 80.0 77.0 -99 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99
48.7 63.1 74.3 82.9 88.7 91.4 91.9 91.8 90.7 89.1 87.2 85.5 84.4 81.0 77.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
99.0 0 99.0 12 96.0 105.7
99.1 5 104.1 4 96.3
99.4 10 109.4 8 104.7
som da n som hours som Lden
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
dB
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Berekening jaargemiddelde bronsterkte van de Vestas V90 2 MW Turbine V90 2 MW Hoogte 105 m W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Avond
Nac ht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nacht
2.3 4.5 7.5 10.8 12.1 13.1 12.7 10.1 7.8 6.2 4.1 2.9 1.9 1.3 1.2 0.6 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.3 5.4 10.6 12.9 14.1 13.7 11.5 8.2 6.7 4.5 3.2 1.8 1.3 0.7 0.4 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.6 7.7 11.0 14.9 16.4 13.3 9.0 6.7 4.6 3.0 2.0 1.4 1.0 0.4 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
68.1 76.8 83.0 87.6 90.7 91.9 92.1 91.8 90.1 88.6 86.8 85.1 84.8 81.8 77.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99
66.7 76.7 83.2 87.9 91.0 92.4 92.3 92.2 90.5 89.1 86.6 85.1 82.5 80.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99
66.0 75.4 82.5 88.2 91.8 93.0 92.7 92.2 90.6 88.8 87.0 85.5 84.0 80.0 77.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
99.9 0 99.9 12 96.9 106.8
100.1 5 105.1 4 97.4
100.5 10 110.5 8 105.7
som da n som hours som Lden
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
dB
Bijlage IV Rekenresultaten
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Rekenresultaten Berekende geluidimmissie ter plaatse van de immissiepunten Enercon E-82 Cumulatief Naam 132_A 111_A 4_A 107_A 131_A 12_A 109_A 112_A 1_A 3_A 10_A 5_A 11_A 6_A 124_A 8_A 7_A 108_A 110_A 113_A 133_A 130_A 129_A 118_A 117_A 116_A 115_A 9_A 125_A 114_A 106_A 128_A 105_A 104_A 126_A 127_A 103_A 102_A 123_A 101_A 119_A 120_A 121_A 122_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Achterweg 3 Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Kanaaldijk Zuid 24 - woning Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Achterweg 2A - vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Hoofdveste 21 Veerwagenweg 5 Heemsteedseweg 42a Kanaaldijk Zuid 20 Heemsteedseweg 40 - Woning Kanaaldijk Zuid 16 Kanaaldijk Zuid 18 Schalkwijksewetering 1 - woning Achterweg 4 - vrijstaande woning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Heemsteedseweg 40 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 90 - Woning Vuicop 4 - Wegbest emd en gesloopt Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Waalseweg 86 - Woning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Lnight 43.9 40.8 40.7 40.3 40.3 39.8 39.6 39.5 39.4 39.3 39.3 38.9 38.9 38.6 38.5 38.4 38.4 38.1 38.0 36.9 36.9 36.8 36.8 36.1 36.0 36.0 36.0 35.9 35.8 35.6 35.3 34.9 34.8 34.4 33.9 33.9 33.7 32.4 31.8 31.4 30.0 29.8 29.5 29.2
Lden 50.3 47.1 47.0 46.6 46.6 46.1 45.9 45.8 45.7 45.6 45.6 45.3 45.2 44.9 44.8 44.7 44.7 44.4 44.3 43.2 43.2 43.1 43.1 42.4 42.4 42.3 42.3 42.2 42.1 41.9 41.6 41.2 41.1 40.7 40.2 40.2 40.0 38.7 38.1 37.7 36.3 36.1 35.8 35.5
Berekende geluidimmissie ter plaatse van de immissiepunten Enercon E-82 Nieuwegein Naam 132_A 111_A 131_A 112_A 109_A 110_A 108_A 113_A 124_A 133_A 130_A 118_A 129_A 117_A 116_A 115_A 114_A 107_A 106_A 105_A 4_A 12_A 104_A 9_A 128_A 103_A 125_A 126_A 102_A 127_A 10_A 101_A 11_A 123_A 119_A 120_A 121_A 122_A 1_A 3_A 5_A 6_A 7_A 8_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Achterweg 3 Bedrijfswoning Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 2A - vrijstaande woning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 1 - woning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 40 - Woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Kanaaldijk Zuid 24 - woning Waalseweg 90 - Woning Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Waalseweg 86 - Woning Heemsteedseweg 40 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Hoofdveste 21 Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 42a Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Kanaaldijk Zuid 18 Kanaaldijk Zuid 16
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA0.dv | 11 februari 2011
Lnight 43.1 40.8 39.5 39.5 39.0 37.9 37.2 36.8 36.6 36.5 36.0 36.0 35.9 35.9 35.9 35.9 35.5 35.4 35.0 34.5 34.3 34.2 34.1 33.7 33.6 33.4 33.0 32.2 32.1 32.1 31.5 31.2 31.2 29.6 28.7 28.4 28.1 27.8 22.7 18.8 18.7 17.6 17.2 13.6
Lden 49.4 47.1 45.8 45.8 45.3 44.2 43.5 43.1 42.9 42.9 42.3 42.3 42.2 42.2 42.2 42.2 41.8 41.7 41.3 40.8 40.6 40.6 40.4 40.1 39.9 39.7 39.4 38.5 38.4 38.4 37.8 37.5 37.5 35.9 35.0 34.7 34.4 34.1 29.0 25.1 25.0 23.9 23.6 19.9
60
Bijlage 7
akoestisch onderzoek nordex
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Windpark Nieuwegein Akoestisch onderzoek - Nordex N90
Opdrachtgever Eneco Wind B.V. Contactpersoon de heer ing. H.A. van Doorn Kenmerk R068245acA3.dv Datum 11 februari 2011 Auteur dhr. ing. D. Vrolijk dhr. ir. M.T. Dijkstra
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein | Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein | T (030) 231 13 77 11 februari 2011 | Bank 3642.36.558 | KvK 30073990 | BTW NL007093159B01 1 F R068245acA3.dv (030) 234 17 54 | E|
[email protected]
Inhoudsopgave
1
Inleiding en samenvatting ........................................................................................................3
2
Uitgangspunten .........................................................................................................................4 2.1 2.2 2.3
3
Geluidoverdrachtberekeningen ...............................................................................................6 3.1 3.2
4
Situatie ..............................................................................................................................4 Normstelling ......................................................................................................................5 De windturbines ................................................................................................................5
Modellering omgeving en geluidoverdracht ......................................................................6 Resultaten .........................................................................................................................7
Conclusie ...................................................................................................................................8
Bijlage Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV
Figuren Invoergegevens Berekening bronsterkte Rekenresultaten
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
2
1
Inleiding en samenvatting
In opdracht van Eneco Wind B.V. is een prognose opgesteld van de geluidimmissie van Windpark Nieuwegein. Bij de berekening is rekening gehouden met de geluidemissie van het in ontwikkeling zijnde Windpark Houten-Veerwagenweg. Het onderzoek is uitgevoerd ten behoeve van de planologische goedkeuring van het project en de AMvB-melding op grond van de Wet milieubeheer (AIM-melding). Het onderzoek omvat de jaargemiddelde, gecumuleerde geluidimmissie van de twee windparken samen. Voor het Windpark Houten-Veerwagenweg is als uitgangspunt genomen dat de turbines zonder geluidreducerende instellingen geplaatst zullen worden. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de reductie op de jaargemiddelde bronsterkte van turbine 5 voor Windpark Nieuwegein, die opgenomen is in tabel 3.1. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend hiervoor zijn punten 4 en 111 (Veerwagenweg 100 en Achterweg 3).
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
3
2 2.1
Uitgangspunten Situatie
Onderstaande figuur 2.1 geeft globaal de situatie weer van de twee windparken. In figuur I.1 is de gemodelleerde situatie weergegeven en zijn ook de woningen in de directe omgeving van de windparken opgenomen.
Figuur 2.1 Situatie met Windpark Nieuwegein (de vijf turbines, Nordex N90 2,5 MW, ten oosten van de A27) en Windpark Houten-Veerwagenweg (de drie turbines, Vestas V90 2 MW, ten noorden van het kanaal) (bron achtergrond: Google Earth)
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
4
2.2
Normstelling
Windpark Nieuwegein valt onder het gewijzigde Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer dat sinds 1 januari 2011 van kracht is. Conform dit besluit geldt een jaargemiddelde norm van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Tevens kunnen bij maatwerkvoorschrift normen met een lagere waarde worden gesteld, teneinde rekening te houden met de cumulatie van geluid van gelijklopende windturbineprojecten. Voor dit onderzoek is de geluidimmissie van het windpark Nieuwegein gecumuleerd met de geluidimmissie van het Windpark Houten-Veerwagenweg voordat aan de norm wordt getoetst.
2.3
De windturbines
In onderstaande tabel zijn de turbinetypes opgenomen voor de twee afzonderlijke windparken. Tabel 2.1 Gegevens windturbines Windpark Nieuwegein Houten-Veerwagenweg
Windturbinetype
Ashoogte [m]
Rotordiameter [m]
Aantal
Nordex N90 2,5 MW
100
90
5
Vestas V90 2 MW – mode 0
105
90
3
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
5
3
Geluidoverdrachtberekeningen
De berekening van de geluidimmissie ter plaatse van de omliggende woningen is uitgevoerd conform het reken- en meetvoorschrift windturbines dat is opgenomen in de ministeriële regeling behorende bij het Activiteitenbesluit.
3.1
Modellering omgeving en geluidoverdracht
De geluidimmissie is berekend door een rekenmodel op te stellen waarbij de windturbines ingevoerd zijn als puntbronnen. Rekenpunten zijn gemodelleerd op een hoogte van 5 m. Ten behoeve van de cumulatie zijn de rekenmodellen voor beide windparken gecombineerd tot een enkel rekenmodel. Buiten de opgegeven bodemgebieden is gerekend met een zachte bodem. De invoergegevens zijn opgenomen in bijlage II. Windpark Houten-Veerwagenweg Uitgangspunt is dat de drie turbines gedurende het gehele etmaal in mode 0 geschakeld staan. De berekende jaargemiddelde bronsterkte voor dit windpark bedraagt 106,8 dB. Windpark Nieuwegein Voor de Nordex N90 turbine is een jaargemiddelde bronsterkte berekend van 106,2 dB. Gebruik is gemaakt van de geluidspecificaties voor de LS uitvoering van deze turbine. De berekening van de bronsterktes is opgenomen in bijlage III. Uit de eerste rekenresultaten blijkt dat met deze bronsterkte en na cumulatie met het Windpark Houten-Veerwagenweg, niet voldaan wordt aan de normen. Maatgevend hiervoor is punt 111 (woning Achterweg 3) met een overschrijding van 1 dB. Derhalve zijn geluidreducerende instellingen noodzakelijk. Van de Nordex turbines is bekend dat geluidreducerende instellingen mogelijk zijn. Geluidspecificaties van geluidreducerende instellingen van de Nordex N90 LS zijn echter niet voorhanden. In tabel 3.1 is de benodigde reductie op de jaargemiddelde bronsterktes opgenomen waarmee cumulatief voldaan wordt ter plaatse van de omliggende woningen. Tabel 3.1 Benodigde reducties op de jaargemiddelde bronsterkte van de Nordex N90 LS WTB X Y dB 1 137146 448324 0 2 136977 448016 0 3 136795 447691 0 4 136608 447343 0 5 136437 446987 0.4 De bovengenoemde reductie op de jaargemiddelde bronsterkte betreft een reductie op de nachtelijke bronsterkte van 0,6 dB.
De benodigde reductie is minimaal. Met de leverancier dient afgestemd te worden welke geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn. Deze zullen bestaan uit het beperken van de rotatiesnelheid van de rotor (en een resulterend vermogenverlies van de turbine).
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
6
Indien de geluidspecificaties van de Nordex N90 LS bij geluidreducerende instellingen bekend zijn kan bepaald worden in welke mode turbine 5 dient te draaien om aan de cumulatieve normen te kunnen voldoen. Een reductie van 0,6 dB op de nachtelijke bronsterkte is afdoende om de jaargemiddelde bronsterkte met 0,4 dB te verlagen.
3.2
Resultaten
Rekening houdend met de in paragraaf 3.1 opgenomen uitgangspunten, bronsterktes en reductie op de jaargemiddelde bronsterkte uit tabel 3.1, is de gecumuleerde geluidimmissie ten gevolge van de windparken berekend. De rekenresultaten ter plaatse van de rekenpunten zijn opgenomen in bijlage IV. Een samenvatting van de cumulatieve geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen is gegeven in tabel 3.2. De Lden 47 dB contouren zijn opgenomen in figuur I.2 van bijlage I. De Lnight 41 dB contour is niet gegeven, in alle gevallen geldt Lnight ≤ Lden -6. Tabel 3.2 Gecumuleerde geluidimmissie van de windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg, inclusief reductie tabel 3.1 [dB] Naam 132_A 111_A 4_A 131_A 107_A 109_A 12_A 112_A 1_A 10_A 3_A 11_A 5_A 124_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Achterweg 3 Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Kanaaldijk Zuid 24 - woning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Hoofdveste 21 Veerwagenweg 1 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 5 Heemsteedseweg 40 - Woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
Nacht 44 41 41 41 40 40 40 40 39 39 39 39 39 39
Lden 51 47 47 47 47 46 46 46 46 46 46 45 45 45
Uit tabel 3.2 valt op te maken dat bij cumulatie van de geluidimmissie van de windparken voldaan kan worden aan de grenswaarden van Lden 47 dB en Lnight 41 dB ter plaatse van woningen van derden, uitgaande van de benodigde reducties die zijn opgenomen in tabel 3.1. Voorliggende prognose is opgesteld conform de daaraan gestelde wettelijke eisen. Op grond van de windturbinegegevens en langjaargemiddelde windstatistieken van het KNMI wordt bij Windpark Nieuwegein voldaan aan de jaargemiddelde geluidnormen.
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
7
4
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de reductie op de jaargemiddelde bronsterkte van turbine 5 voor Windpark Nieuwegein, die opgenomen is in tabel 3.1. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend hiervoor zijn punten 4 en 111 (Veerwagenweg 100 en Achterweg 3).
LBP|SIGHT BV
dhr. ing. D. Vrolijk
dhr. ir. M.T. Dijkstra
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
8
Bijlage I Figuren
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Figuren
Figuur I.1 Gemodelleerde situatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Figuur I.2 Lden 47 contour na cumulatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg , inclusief instellingen tabel 3.1.
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Bijlage II Invoergegevens
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Invoergegevens Windturbine invoergegevens windpark het Klooster Id Omschr. X Y MaaiveldHoogte Richt.Hoek Lwr 31Lwr 63Lwr 125 Lwr 250 L wr 500Lwr 1kLwr 2k Lwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 1 Nordex N90 137146 448324 0 100 0 360 0.0 89.5 94.9 99.8 100.8 100.2 96.5 90.3 80.5 106.2 6.7 6.6 6.3 2 Nordex N90 136977 448016 0 100 0 360 0.0 89.5 94.9 99.8 100.8 100.2 96.5 90.3 80.5 106.2 6.7 6.6 6.3 3 Nordex N90 136795 447691 0 100 0 360 0.0 89.5 94.9 99.8 100.8 100.2 96.5 90.3 80.5 106.2 6.7 6.6 6.3 4 Nordex N90 136608 447343 0 100 0 360 0.0 89.5 94.9 99.8 100.8 100.2 96.5 90.3 80.5 106.2 6.7 6.6 6.3 5 Nordex N90 136437 446987 0 100 0 360 0.0 89.5 94.9 99.8 100.8 100.2 96.5 90.3 80.5 106.2 6.7 6.6 6.9 Windtubrine invoergegevens windpark Veerwagenweg Id Omschr. X Y MaaiveldHoogte Richt.Hoek Lwr 31Lwr 63Lwr 125 Lwr 250 L wr 500Lwr 1kLwr 2k Lwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 1 V90 - 2.0 MW - mode 0138810 447327 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3 2 V90 - 2.0 MW - mode 0138174 447894 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3 3 V90 - 2.0 MW - mode 0137574 448500 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3
Gegevens van gebouwen Id 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Omschr. Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
X-1 137042.5 137064.1 137883.9 137927.4 137909.0 137950.3 137931.6 137798.4 137802.9 137831.2 137875.6 137728.0 137724.4 137745.3 138308.0 138285.9 138261.7 138300.5 138370.5 138502.6 138465.6 138453.7 138420.0 139005.4 138983.1 139004.3 138002.0 138001.5
Y-1 Maaiveld HoogteRefl. 1k Cp 448993.9 0.0 7. 0 0.8 448998.7 0.0 7. 0 0.8 448555.9 0.0 6. 0 0.8 448559.9 0.0 6. 0 0.8 448563.7 0.0 6. 0 0.8 448557.9 0.0 7. 0 0.8 448573.3 0.0 6. 0 0.8 448278.8 0.0 7. 0 0.8 448290.4 0.0 3. 0 0.8 448295.2 0.0 5. 0 0.8 448337.0 0.0 5. 0 0.8 448067.1 0.0 5. 0 0.8 448049.4 0.0 5. 0 0.8 448049.0 0.0 7. 0 0.8 447376.8 0.0 5. 0 0.8 447404.1 0.0 6. 0 0.8 447429.7 0.0 5. 0 0.8 447477.2 0.0 7. 0 0.8 447394.1 0.0 7. 0 0.8 447499.4 0.0 6. 0 0.8 447549.9 0.0 3. 0 0.8 447554.8 0.0 4. 0 0.8 447579.4 0.0 6. 0 0.8 447022.4 0.0 6. 0 0.8 446965.4 0.0 5. 0 0.8 446968.5 0.0 6. 0 0.8 448321.9 0.0 0. 0 0.8 448328.2 0.0 0. 0 0.8
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB
Gegevens van bodemgebieden Id 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 122 124 bodem water water terrein 37 38 39 40 41 42 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130
Omschr.
X-1 136721.5 136717.3 136788.0 135989.8 136301.6 136355.6 136185.2 135875.7 136351.5 135598.5 135840.1 135919.1 136272.5 136596.8 136230.9 135403.6 136447.1 136630.0 137012.5 137273.5 Havenkade 136923.3 Havenkade 136922.6 Amsterdam-Rijnkanaal 137672.3 Waterloop 136954.5 Waterloop 137035.6 bedrijvenpark 136378.3 138341.7 137764.6 138464.1 138368.7 137784.8 137819.9 139130.1 139117.1 138910.0 138741.5 138569.2 138417.4 138090.3 137571.9 137178.2 139687.8 139333.7 139084.4 138951.7 138863.8 138769.0 138667.9 138565.6 138482.4 138404.8 138302.7 138193.3 137998.1 137757.9 137596.6 138428.0 138422.5 138410.4 138379.0 138362.7 138344.0 138335.9 138325.4 138322.5 138470.8 138439.6 138403.7 138388.5 138274.8 138146.5 138047.4 137925.2 137817.0 137701.2 137576.8 137690.5 137809.8 137985.5 137418.5 137416.7 137298.0 137233.5 138480.2 138531.9 138542.6 138607.7 138843.4 138842.9 138977.2 137559.3 137560.2
Y-1 449147.6 449143.4 449218.3 449929.6 449289.0 448852.3 448361.4 447211.3 448315.7 446513.8 446443.9 446369.0 446015.4 445874.0 445836.6 446352.4 446718.4 447221.7 447949.6 448523.4 448716.2 448716.2 448321.3 447676.7 447591.2 446739.7 447456.5 448081.4 447554.8 447431.6 448223.9 448248.4 447109.0 447016.7 447102.6 447195.7 447314.8 447442.9 447770.6 448298.3 448690.7 446817.9 446933.4 447016.8 447072.9 447115.5 447168.1 447231.0 447305.1 447371.2 447439.8 447539.7 447652.0 447848.1 448089.9 448255.0 447417.8 447410.2 447411.2 447424.6 447436.7 447454.7 447466.8 447488.7 447502.8 447567.3 447588.0 447603.8 447609.6 447723.4 447853.0 447952.9 448075.8 448185.4 448301.8 448548.4 448497.1 448460.3 448450.1 448587.5 448667.8 448782.3 448824.6 447566.3 447501.2 447471.8 447417.4 447257.9 447258.4 447187.7 448496.8 448495.9
Bf 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Gegevens van immissiepunten Id 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133
Omschr. X Kanaaldijk Zuid 24 137751.9 Veerwagenweg 1 138511.1 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) 137803.1 Veerwagenweg 5 138428.3 Kanaaldijk Zuid 20 138304.3 Kanaaldijk Zuid 18 138372.5 Kanaaldijk Zuid 16 139007.6 Heemsteedseweg 40 137070.7 Hoofdveste 21 137925.0 Heemsteedseweg 42a 138003.6 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) 137801.7 Lekdijk Oost 4 - Bedrijf swoning 135921.5 Lekdijk Oost 1 - Bedrijf swoning 136569.4 Waalseweg 89 - Bedrijfswoning 136861.5 Waalseweg 86 - Woning 136853.5 Waalseweg 88 - Bedrijfswoning 136850.8 Waalseweg 90 - Woning 136826.9 Kanaaldijk Zuid 24 - woning 137739.0 Schalkwijksewetering 1 - woning 137289.9 Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning 137204.7 Achterweg 4 - vrijstaande woning 136560.7 Achterweg 3 Bedrijfswoning 136384.0 Achterweg 2A - vrijstaande woning 136354.5 Achterweg 2 - Bedrijfswoning 136206.8 Achterweg 1 - Bedrijfswoning 135963.2 Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning 135965.0 Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning135967.6 Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning135970.3 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning135977.6 Groenendael 5 - Vrijstaande woning 136194.9 Groenendael 4 - Vrijstaande woning 136189.6 Groenendael 3 - Vrijstaande woning 136184.0 Groenendael 2 - Vrijstaande woning 136177.3 Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) 136865.0 Heemsteedseweg 40 - Woning 137045.0 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning 137167.0 Vuicop 3 - Bedrijfswoning 136756.8 Vuicop 1 - Bedrijfswoning 136771.2 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt 136696.3 Vuilcop 6 - Bedrijfswoning 136652.0 Vuilcop 8 - Bedrijfswoning 136651.5 Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt 136842.8 Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech 137127.7 Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning 136281.8
Y Maaiveld Hoogte A 448060.7 0.0 5.0 447500.9 0.0 5.0 448274.1 0.0 5.0 447580.4 0.0 5.0 447473.2 0.0 5.0 447391.6 0.0 5.0 447019.9 0.0 5.0 448993.1 0.0 5.0 448546.0 0.0 5.0 448332.5 0.0 5.0 448282.3 0.0 5.0 446419.1 0.0 5.0 446294.5 0.0 5.0 446494.3 0.0 5.0 446546.3 0.0 5.0 446577.7 0.0 5.0 446604.4 0.0 5.0 448058.0 0.0 5.0 447479.9 0.0 5.0 447568.4 0.0 5.0 446659.0 0.0 5.0 446747.0 0.0 5.0 446704.3 0.0 5.0 446662.1 0.0 5.0 446845.6 0.0 5.0 447256.8 0.0 5.0 447267.0 0.0 5.0 447275.8 0.0 5.0 447300.7 0.0 5.0 449161.0 0.0 5.0 449190.6 0.0 5.0 449220.3 0.0 5.0 449249.7 0.0 5.0 449273.4 0.0 5.0 448987.7 0.0 5.0 448987.3 0.0 5.0 448975.6 0.0 5.0 448990.0 0.0 5.0 448824.8 0.0 5.0 448611.3 0.0 5.0 448606.0 0.0 5.0 448510.4 0.0 5.0 448497.9 0.0 5.0 448024.0 0.0 5.0
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Bijlage III Berekening bronsterkte
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Berekening bronsterkte Berekening jaargemiddelde bronsterkte Nordex N90 2,5 MW 100 m Turbine Nordex N90 Hoogte W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Avond
Nac ht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nacht
2.3 4.6 7.6 11.0 12.3 13.3 12.6 10.0 7.8 6.2 4.1 2.7 1.8 1.3 1.2 0.6 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.5 5.5 10.8 12.9 14.2 13.6 11.5 8.1 6.6 4.3 3.2 1.7 1.3 0.7 0.4 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.8 7.8 11.0 15.2 16.6 13.0 8.8 6.6 4.5 2.9 1.9 1.4 0.9 0.4 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
90.1 93.2 95.8 98.0 99.6 100.9 101.9 102.5 103.0 103.2 103.3 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5
90.1 93.2 95.8 98.0 99.6 100.9 101.9 102.5 103.0 103.2 103.3 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5 103.5
78.9 83.6 86.7 89.2 90.6 90.9 90.8 90.5 89.1 87.5 85.9 84.6 84.3 81.3 76.5 76.5 73.5 73.5 -99 -99 -99 -99 -99
77.5 83.6 86.9 89.5 91.0 91.5 91.0 90.7 89.3 88.3 85.6 84.6 82.0 79.5 73.5 73.5 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
76.9 82.1 86.2 89.8 91.8 92.1 91.3 90.7 89.5 87.8 86.1 85.0 83.0 79.5 76.5 73.5 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
99.5 0 99.5 12 96.5 106.2
99.7 5 104.7 4 96.9
99.9 10 109.9 8 105.2
som da n som hours som Lden
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
dB
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Berekening jaargemiddelde bronsterkte van de Vestas V90 2 MW Turbine V90 2 MW Hoogte 105 m W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Avond
Nac ht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nacht
2.3 4.5 7.5 10.8 12.1 13.1 12.7 10.1 7.8 6.2 4.1 2.9 1.9 1.3 1.2 0.6 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.3 5.4 10.6 12.9 14.1 13.7 11.5 8.2 6.7 4.5 3.2 1.8 1.3 0.7 0.4 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.6 7.7 11.0 14.9 16.4 13.3 9.0 6.7 4.6 3.0 2.0 1.4 1.0 0.4 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
68.1 76.8 83.0 87.6 90.7 91.9 92.1 91.8 90.1 88.6 86.8 85.1 84.8 81.8 77.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99
66.7 76.7 83.2 87.9 91.0 92.4 92.3 92.2 90.5 89.1 86.6 85.1 82.5 80.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99
66.0 75.4 82.5 88.2 91.8 93.0 92.7 92.2 90.6 88.8 87.0 85.5 84.0 80.0 77.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
99.9 0 99.9 12 96.9 106.8
100.1 5 105.1 4 97.4
100.5 10 110.5 8 105.7
som da n som hours som Lden
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
dB
Bijlage IV Rekenresultaten
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Rekenresultaten Berekende geluidimmissie ter plaatse van de immissiepunten Nordex N90 Cumulatief Inclusief maatregelen tabel 3.1 Naam 132_A 111_A 4_A 131_A 107_A 109_A 12_A 112_A 1_A 10_A 3_A 11_A 5_A 124_A 6_A 108_A 8_A 7_A 110_A 133_A 130_A 129_A 113_A 118_A 117_A 116_A 115_A 9_A 125_A 114_A 106_A 128_A 105_A 104_A 126_A 127_A 103_A 102_A 123_A 101_A 119_A 120_A 121_A 122_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Achterweg 3 Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Kanaaldijk Zuid 24 - woning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Hoofdveste 21 Veerwagenweg 1 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 5 Heemsteedseweg 40 - Woning Kanaaldijk Zuid 20 Schalkwijksewetering 1 - woning Kanaaldijk Zuid 16 Kanaaldijk Zuid 18 Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Heemsteedseweg 40 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 90 - Woning Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Waalseweg 86 - Woning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Lnight 44.5 40.9 40.8 40.7 40.4 40.1 39.9 39.6 39.4 39.3 39.3 39.0 38.9 38.8 38.6 38.5 38.4 38.4 38.1 37.3 37.2 37.2 37.0 36.3 36.3 36.3 36.2 36.1 36.0 35.7 35.4 35.2 34.9 34.5 34.2 34.2 33.9 32.5 32.0 31.5 30.2 29.9 29.7 29.4
Lden 50.8 47.3 47.1 47.0 46.7 46.4 46.2 46.0 45.8 45.7 45.6 45.3 45.3 45.1 44.9 44.8 44.7 44.7 44.5 43.6 43.5 43.5 43.4 42.7 42.6 42.6 42.6 42.5 42.3 42.1 41.8 41.5 41.3 40.9 40.5 40.5 40.2 38.9 38.3 37.9 36.5 36.2 36.0 35.7
Berekende geluidimmissie ter plaatse van de immissiepunten Nordex N90 Het klooster Inclusief maatregelen tabel 3.1 Naam 132_A 111_A 131_A 112_A 109_A 110_A 108_A 124_A 133_A 113_A 130_A 129_A 118_A 117_A 116_A 115_A 107_A 114_A 106_A 4_A 105_A 12_A 104_A 9_A 128_A 103_A 125_A 126_A 127_A 102_A 10_A 11_A 101_A 123_A 119_A 120_A 121_A 122_A 1_A 3_A 5_A 6_A 7_A 8_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Achterweg 3 Bedrijfswoning Vuilcop 9 - Wegbest emd en gesloopt Achterweg 2A - vrijstaande woning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 1 - woning Heemsteedseweg 40 - Woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Kanaaldijk Zuid 24 - woning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 90 - Woning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Waalseweg 88 - Bedrijf swoning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Waalseweg 86 - Woning Heemsteedseweg 40 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 89 - Bedrijf swoning Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Hoofdveste 21 Heemsteedseweg 42a Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Kanaaldijk Zuid 18 Kanaaldijk Zuid 16
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA3.dv | 11 februari 2011
Lnight 43.8 40.9 40.0 39.6 39.5 38.0 37.6 37.1 37.0 36.9 36.5 36.4 36.2 36.1 36.1 36.1 35.9 35.6 35.2 34.7 34.6 34.7 34.2 34.2 34.0 33.6 33.5 32.6 32.5 32.2 31.9 31.6 31.3 29.9 28.9 28.6 28.3 28.0 23.2 19.0 18.9 17.8 17.5 13.8
Lden 50.1 47.3 46.4 46.0 45.8 44.4 44.0 43.4 43.3 43.3 42.8 42.7 42.6 42.5 42.5 42.5 42.2 42.0 41.6 41.0 41.0 41.0 40.6 40.5 40.3 39.9 39.8 39.0 38.8 38.6 38.2 37.9 37.7 36.3 35.2 34.9 34.6 34.3 29.5 25.3 25.2 24.1 23.8 20.2
61
Bijlage 8
akoestisch onderzoek repower
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
Windpark Nieuwegein Akoestisch onderzoek - REpower MM92
Opdrachtgever Eneco Wind B.V. Contactpersoon de heer ing. H.A. van Doorn Kenmerk R068245acA4.dv Datum 11 februari 2011 Auteur dhr. ing. D. Vrolijk dhr. ir. M.T. Dijkstra
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein | Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein | T (030) 231 13 77 | Bank 3642.36.558 | KvK 30073990 | BTW NL007093159B01 1 F R068245acA4.dv (030) 234 17 54 | E |
[email protected] 11 februari 2011
Inhoudsopgave
1
Inleiding en samenvatting ........................................................................................................3
2
Uitgangspunten .........................................................................................................................4 2.1 2.2 2.3
3
Geluidoverdrachtberekeningen ...............................................................................................6 3.1 3.2
4
Situatie ..............................................................................................................................4 Normstelling ......................................................................................................................5 De windturbines ................................................................................................................5
Modellering omgeving en geluidoverdracht ......................................................................6 Resultaten .........................................................................................................................7
Conclusie ...................................................................................................................................7
Bijlage Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage IV
Figuren Invoergegevens Berekening bronsterkte Rekenresultaten
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
2
1
Inleiding en samenvatting
In opdracht van Eneco Wind B.V. is een prognose opgesteld van de geluidimmissie van Windpark Nieuwegein. Bij de berekening is rekening gehouden met de geluidemissie van het in ontwikkeling zijnde Windpark Houten-Veerwagenweg. Het onderzoek is uitgevoerd ten behoeve van de planologische goedkeuring van het project en de AMvB-melding op grond van de Wet milieubeheer (AIM-melding). Het onderzoek omvat de jaargemiddelde, gecumuleerde geluidimmissie van de twee windparken samen. Voor het Windpark Houten-Veerwagenweg is als uitgangspunt genomen dat de turbines zonder geluidreducerende instellingen geplaatst zullen worden. Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de reducties op de jaargemiddelde bronsterkte voor windpark Nieuwegein, die opgenomen zijn in tabel 3.1. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend hiervoor zijn punten 4 en 107 (respectievelijk Veerwagenweg 100 en Kanaaldijk Zuid 24).
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
3
2 2.1
Uitgangspunten Situatie
Onderstaande figuur 2.1 geeft globaal de situatie weer van de twee windparken. In figuur I.1 is de gemodelleerde situatie weergegeven en zijn ook de woningen in de directe omgeving van de windparken opgenomen.
Figuur 2.1 Situatie met Windpark Nieuwegein (de vijf turbines, REpower MM92 2,05 MW, ten oosten van de A27) en Windpark Houten-Veerwagenweg (de drie turbines, Vestas V90 2 MW, ten noorden van het kanaal) (bron achtergrond: Google Earth)
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
4
2.2
Normstelling
Windpark Nieuwegein valt onder het gewijzigde Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer dat sinds 1 januari 2011 van kracht is. Conform dit besluit geldt een jaargemiddelde norm van 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Tevens kunnen bij maatwerkvoorschrift normen met een lagere waarde worden gesteld teneinde rekening te houden met de cumulatie van geluid van gelijklopende windturbineprojecten. Voor dit onderzoek is de geluidimmissie van het Windpark Nieuwegein gecumuleerd met de geluidimmissie van het Windpark Houten-Veerwagenweg voordat aan de norm wordt getoetst.
2.3
De windturbines
In onderstaande tabel zijn de turbinetypes opgenomen voor de twee afzonderlijke windparken. Tabel 2.1 Gegevens windturbines Windpark Nieuwegein Houten-Veerwagenweg
Windturbinetype
Ashoogte [m]
Rotordiameter [m]
Aantal
REpower MM92 2,05 MW
100
92,5
5
Vestas V90 2 MW – mode 0
105
90
3
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
5
3
Geluidoverdrachtberekeningen
De berekening van de geluidimmissie ter plaatse van de omliggende woningen is uitgevoerd conform het reken- en meetvoorschrift windturbines dat is opgenomen in de ministeriële regeling behorende bij het Activiteitenbesluit.
3.1
Modellering omgeving en geluidoverdracht
De geluidimmissie is berekend door een rekenmodel op te stellen waarbij de windturbines ingevoerd zijn als puntbronnen. Rekenpunten zijn gemodelleerd op een hoogte van 5 m. Ten behoeve van de cumulatie zijn de rekenmodellen voor beide windparken gecombineerd tot een enkel rekenmodel. Buiten de opgegeven bodemgebieden is gerekend met een zachte bodem. De invoergegevens zijn opgenomen in bijlage II. Windpark Houten-Veerwagenweg Uitgangspunt is dat de drie turbines gedurende het gehele etmaal in mode 0 geschakeld staan. De berekende jaargemiddelde bronsterkte voor dit windpark bedraagt 106,8 dB. Windpark Nieuwegein Voor de REpower MM92 turbine is een jaargemiddelde bronsterkte berekend van 108,1 dB. Uit de eerste rekenresultaten blijkt dat met deze bronsterkte en na cumulatie met het windpark Houten-Veerwagenweg, niet voldaan wordt aan de normen. Derhalve zijn geluidreducerende instellingen noodzakelijk. Voor de REpower MM92 zijn echter vooralsnog geen geluidreducerende instellingen bekend, derhalve is berekend welke reducties op de jaargemiddelde bronsterkte noodzakelijk zijn. In tabel 3.1 zijn de benodigde reducties op de jaargemiddelde bronsterkte opgenomen waarmee cumulatief voldaan wordt ter plaatse van de omliggende woningen. De berekening van de bronsterktes is opgenomen in bijlage III. Tabel 3.1 Benodigde reducties op de jaargemiddelde bronsterkte voor de REpower MM92 WTB X Y dB 1 137146 448324 0.9 2 136977 448016 0 3 136795 447691 2.1 4 136608 447343 0 5 136437 446987 2.9 De bovengenoemde reducties op de jaargemiddelde bronsterkte betreffen een reductie op de nachtelijke bronsterkte van respectievelijk 1,2 dB, 3 dB en 4,3 dB.
Met de leverancier moet bepaald worden of deze reducties op de jaargemiddelde bronsterkte behaald kunnen worden doormiddel van geluidreducerende instellingen in de nachtperiode. Indien geluidreducerende instellingen niet mogelijk blijken te zijn zou als alternatief een stilstandvoorziening kunnen worden toegepast. De benodigde reducties van 0,9, 2,1 en 2,9 dB staan gelijk aan een stilstand gedurende de nachtperiode van respectievelijk 25, 50 en 63 % van het jaar (Cb van 1,2, 3 en 4,3 dB in de nachtperiode). Een stilstandvoorziening is echter niet wenselijk vanwege diverse redenen (akoestisch, mogelijk levensduur turbine, handhaving).
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
6
Mocht de keuze toch vallen op stilstand, dan wordt geadviseerd nader te bepalen of de turbine een deel van het jaar wordt stilgezet (50 c.q. 63 % van de nachten), een deel van de nacht (gedurende 50 c.q. 63 % van alle nachten) of dat een geavanceerde regeling wordt ingebouwd (stilstand op basis van windsnelheid teneinde opbrengst te maximaliseren).
3.2
Resultaten
Rekening houdend met de in paragraaf 3.1 opgenomen uitgangspunten, bronsterktes en reducties uit tabel 3.1, is de gecumuleerde geluidimmissie ten gevolge van de windparken berekend. De rekenresultaten ter plaatse van de rekenpunten zijn opgenomen in bijlage IV. Een samenvatting van de cumulatieve geluidbelasting ter plaatse van de omliggende woningen is gegeven in tabel 3.2. De Lden 47 dB contouren zijn opgenomen in figuur I.2 van bijlage I. De Lnight 41 dB contour is niet gegeven, in alle gevallen geldt Lnight ≤ Lden -6. Tabel 3.2 Gecumuleerde geluidimmissie van de windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg, inclusief reducties tabel 3.1 [dB] Naam 132_A 131_A 4_A 107_A 111_A 109_A 12_A 112_A 124_A 10_A 1_A 3_A 108_A 11_A 5_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Kanaaldijk Zuid 24 - woning Achterweg 3 Bedrijfswoning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Heemsteedseweg 40 - Woning Hoofdveste 21 Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Schalkwijksewetering 1 - woning Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 5
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
Nacht 45 42 41 41 40 40 40 39 39 40 40 39 39 39 39
Lden 52 48 47 47 47 47 47 46 46 46 46 46 46 46 45
Uit tabel 3.2 valt op te maken dat bij cumulatie van de geluidimmissie van de windparken theoretisch voldaan kan worden aan de grenswaarden van Lden 47 dB en Lnight 41 dB ter plaatse van woningen van derden, uitgaande van de benodigde reducties die zijn opgenomen in tabel 3.1.. Voorliggende prognose is opgesteld conform de daaraan gestelde wettelijke eisen. Op grond van de windturbinegegevens en langjaargemiddelde windstatistieken van het KNMI wordt bij Windpark Nieuwegein voldaan aan de jaargemiddelde geluidnormen.
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
7
4
Conclusie
Uit de rekenresultaten blijkt dat voldaan kan worden aan de cumulatieve Lden-norm van 47 dB en de cumulatieve Lnight-norm van 41 dB, uitgaande van de reducties op de jaargemiddelde bronsterkte voor Windpark Nieuwegein, die opgenomen zijn in tabel 3.1. De hoogst berekende waarde ter plaatse van woningen van derden bedraagt Lden 47 dB en Lnight 41 dB, maatgevend hiervoor zijn punten 4 en 107 (respectievelijk Veerwagenweg 100 en Kanaaldijk Zuid 24).
LBP|SIGHT BV
dhr. ing. D. Vrolijk
dhr. ir. M.T. Dijkstra
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
8
Bijlage I Figuren
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Figuren
Figuur I.1 Gemodelleerde situatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Figuur I.2 Lden 47 contour na cumulatie windparken Nieuwegein en Houten-Veerwagenweg, inclusief reducties tabel 3.1.
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Bijlage II Invoergegevens
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Invoergegevens Windturbine invoergegevens windpark het Klooster Id Omschr. X Y MaaiveldHoogte Richt.Hoek Lwr 31Lwr 63Lwr 125 Lwr 250 L wr 500Lwr 1kLwr 2k Lwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 1 RePower MM92 137146 448324 0 100 0 360 0.0 91.4 96.8 101.7 102.7 102.0 98.3 92.2 82.4 108.1 6.8 6.6 7.5 2 RePower MM92 136977 448016 0 100 0 360 0.0 91.4 96.8 101.7 102.7 102.0 98.3 92.2 82.4 108.1 6.8 6.6 6.3 3 RePower MM92 136795 447691 0 100 0 360 0.0 91.4 96.8 101.7 102.7 102.0 98.3 92.2 82.4 108.1 6.8 6.6 9.3 4 RePower MM92 136608 447343 0 100 0 360 0.0 91.4 96.8 101.7 102.7 102.0 98.3 92.2 82.4 108.1 6.8 6.6 6.3 5 RePower MM92 136437 446987 0 100 0 360 0.0 91.4 96.8 101.7 102.7 102.0 98.3 92.2 82.4 108.1 6.8 6.6 10.6 Windtubrine invoergegevens windpark Veerwagenweg Id Omschr. X Y MaaiveldHoogte Richt.Hoek Lwr 31Lwr 63Lwr 125 Lwr 250 L wr 500Lwr 1kLwr 2k Lwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 1 V90 - 2.0 MW - mode 0138810 447327 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3 2 V90 - 2.0 MW - mode 0138174 447894 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3 3 V90 - 2.0 MW - mode 0137574 448500 0 105 0 360 0.0 90.1 95.5 100.4 101.4 100.7 97.0 90.9 81.1 106.8 6.8 6.6 6.3
Gegevens van gebouwen Id 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70
Omschr. Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw Gebouw
X-1 137042.5 137064.1 137883.9 137927.4 137909.0 137950.3 137931.6 137798.4 137802.9 137831.2 137875.6 137728.0 137724.4 137745.3 138308.0 138285.9 138261.7 138300.5 138370.5 138502.6 138465.6 138453.7 138420.0 139005.4 138983.1 139004.3 138002.0 138001.5
Y-1 Maaiveld HoogteRefl. 1k Cp 448993.9 0.0 7. 0 0.8 448998.7 0.0 7. 0 0.8 448555.9 0.0 6. 0 0.8 448559.9 0.0 6. 0 0.8 448563.7 0.0 6. 0 0.8 448557.9 0.0 7. 0 0.8 448573.3 0.0 6. 0 0.8 448278.8 0.0 7. 0 0.8 448290.4 0.0 3. 0 0.8 448295.2 0.0 5. 0 0.8 448337.0 0.0 5. 0 0.8 448067.1 0.0 5. 0 0.8 448049.4 0.0 5. 0 0.8 448049.0 0.0 7. 0 0.8 447376.8 0.0 5. 0 0.8 447404.1 0.0 6. 0 0.8 447429.7 0.0 5. 0 0.8 447477.2 0.0 7. 0 0.8 447394.1 0.0 7. 0 0.8 447499.4 0.0 6. 0 0.8 447549.9 0.0 3. 0 0.8 447554.8 0.0 4. 0 0.8 447579.4 0.0 6. 0 0.8 447022.4 0.0 6. 0 0.8 446965.4 0.0 5. 0 0.8 446968.5 0.0 6. 0 0.8 448321.9 0.0 0. 0 0.8 448328.2 0.0 0. 0 0.8
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB 0 dB
Gegevens van bodemgebieden Id 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 122 124 bodem water water terrein 37 38 39 40 41 42 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130
Omschr.
X-1 136721.5 136717.3 136788.0 135989.8 136301.6 136355.6 136185.2 135875.7 136351.5 135598.5 135840.1 135919.1 136272.5 136596.8 136230.9 135403.6 136447.1 136630.0 137012.5 137273.5 Havenkade 136923.3 Havenkade 136922.6 Amsterdam-Rijnkanaal 137672.3 Waterloop 136954.5 Waterloop 137035.6 bedrijvenpark 136378.3 138341.7 137764.6 138464.1 138368.7 137784.8 137819.9 139130.1 139117.1 138910.0 138741.5 138569.2 138417.4 138090.3 137571.9 137178.2 139687.8 139333.7 139084.4 138951.7 138863.8 138769.0 138667.9 138565.6 138482.4 138404.8 138302.7 138193.3 137998.1 137757.9 137596.6 138428.0 138422.5 138410.4 138379.0 138362.7 138344.0 138335.9 138325.4 138322.5 138470.8 138439.6 138403.7 138388.5 138274.8 138146.5 138047.4 137925.2 137817.0 137701.2 137576.8 137690.5 137809.8 137985.5 137418.5 137416.7 137298.0 137233.5 138480.2 138531.9 138542.6 138607.7 138843.4 138842.9 138977.2 137559.3 137560.2
Y-1 449147.6 449143.4 449218.3 449929.6 449289.0 448852.3 448361.4 447211.3 448315.7 446513.8 446443.9 446369.0 446015.4 445874.0 445836.6 446352.4 446718.4 447221.7 447949.6 448523.4 448716.2 448716.2 448321.3 447676.7 447591.2 446739.7 447456.5 448081.4 447554.8 447431.6 448223.9 448248.4 447109.0 447016.7 447102.6 447195.7 447314.8 447442.9 447770.6 448298.3 448690.7 446817.9 446933.4 447016.8 447072.9 447115.5 447168.1 447231.0 447305.1 447371.2 447439.8 447539.7 447652.0 447848.1 448089.9 448255.0 447417.8 447410.2 447411.2 447424.6 447436.7 447454.7 447466.8 447488.7 447502.8 447567.3 447588.0 447603.8 447609.6 447723.4 447853.0 447952.9 448075.8 448185.4 448301.8 448548.4 448497.1 448460.3 448450.1 448587.5 448667.8 448782.3 448824.6 447566.3 447501.2 447471.8 447417.4 447257.9 447258.4 447187.7 448496.8 448495.9
Bf 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.5 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Gegevens van immissiepunten Id 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133
Omschr. X Kanaaldijk Zuid 24 137751.9 Veerwagenweg 1 138511.1 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) 137803.1 Veerwagenweg 5 138428.3 Kanaaldijk Zuid 20 138304.3 Kanaaldijk Zuid 18 138372.5 Kanaaldijk Zuid 16 139007.6 Heemsteedseweg 40 137070.7 Hoofdveste 21 137925.0 Heemsteedseweg 42a 138003.6 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) 137801.7 Lekdijk Oost 4 - Bedrijf swoning 135921.5 Lekdijk Oost 1 - Bedrijf swoning 136569.4 Waalseweg 89 - Bedrijfswoning 136861.5 Waalseweg 86 - Woning 136853.5 Waalseweg 88 - Bedrijfswoning 136850.8 Waalseweg 90 - Woning 136826.9 Kanaaldijk Zuid 24 - woning 137739.0 Schalkwijksewetering 1 - woning 137289.9 Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning 137204.7 Achterweg 4 - vrijstaande woning 136560.7 Achterweg 3 Bedrijfswoning 136384.0 Achterweg 2A - vrijstaande woning 136354.5 Achterweg 2 - Bedrijfswoning 136206.8 Achterweg 1 - Bedrijfswoning 135963.2 Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning 135965.0 Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning135967.6 Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning135970.3 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning135977.6 Groenendael 5 - Vrijstaande woning 136194.9 Groenendael 4 - Vrijstaande woning 136189.6 Groenendael 3 - Vrijstaande woning 136184.0 Groenendael 2 - Vrijstaande woning 136177.3 Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) 136865.0 Heemsteedseweg 40 - Woning 137045.0 Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning 137167.0 Vuicop 3 - Bedrijfswoning 136756.8 Vuicop 1 - Bedrijfswoning 136771.2 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt 136696.3 Vuilcop 6 - Bedrijfswoning 136652.0 Vuilcop 8 - Bedrijfswoning 136651.5 Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt 136842.8 Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech 137127.7 Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning 136281.8
Y Maaiveld Hoogte A 448060.7 0.0 5.0 447500.9 0.0 5.0 448274.1 0.0 5.0 447580.4 0.0 5.0 447473.2 0.0 5.0 447391.6 0.0 5.0 447019.9 0.0 5.0 448993.1 0.0 5.0 448546.0 0.0 5.0 448332.5 0.0 5.0 448282.3 0.0 5.0 446419.1 0.0 5.0 446294.5 0.0 5.0 446494.3 0.0 5.0 446546.3 0.0 5.0 446577.7 0.0 5.0 446604.4 0.0 5.0 448058.0 0.0 5.0 447479.9 0.0 5.0 447568.4 0.0 5.0 446659.0 0.0 5.0 446747.0 0.0 5.0 446704.3 0.0 5.0 446662.1 0.0 5.0 446845.6 0.0 5.0 447256.8 0.0 5.0 447267.0 0.0 5.0 447275.8 0.0 5.0 447300.7 0.0 5.0 449161.0 0.0 5.0 449190.6 0.0 5.0 449220.3 0.0 5.0 449249.7 0.0 5.0 449273.4 0.0 5.0 448987.7 0.0 5.0 448987.3 0.0 5.0 448975.6 0.0 5.0 448990.0 0.0 5.0 448824.8 0.0 5.0 448611.3 0.0 5.0 448606.0 0.0 5.0 448510.4 0.0 5.0 448497.9 0.0 5.0 448024.0 0.0 5.0
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Bijlage III Berekening bronsterkte
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Berekening bronsterkte Berekening jaargemiddelde bronsterkte REpower MM92 Turbine Repower MM92 Hoogte 100 m W indsnelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Av ond
Nacht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nac ht
2.3 4.6 7.6 11.0 12.3 13.3 12.6 10.0 7.8 6.2 4.1 2.7 1.8 1.3 1.2 0.6 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.5 5.5 10.8 12.9 14.2 13.6 11.5 8.1 6.6 4.3 3.2 1.7 1.3 0.7 0.4 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.8 7.8 11.0 15.2 16.6 13.0 8.8 6.6 4.5 2.9 1.9 1.4 0.9 0.4 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
89.8 94.3 97.7 100.4 101.8 103.3 104.0 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2
89.8 94.3 97.7 100.4 101.8 103.3 104.0 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2 104.2
78.6 84.7 88.6 91.6 92.8 93.3 92.9 92.1 90.3 88.5 86.8 85.3 85.0 82.0 77.2 77.2 74.2 74.2 -99 -99 -99 -99 -99
77.2 84.6 88.8 91.9 93.1 93.9 93.1 92.4 90.5 89.3 86.5 85.3 82.7 80.2 74.2 74.2 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
76.6 83.2 88.1 92.2 94.0 94.4 93.4 92.4 90.7 88.8 87.0 85.7 83.7 80.2 77.2 74.2 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
101.3 0 101.3 12 98.3 108.1
101.5 5 106.5 4 98.7
101.8 10 111.8 8 107.0
som da n som hours som Lden
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
dB
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Berekening jaargemiddelde bronsterkte van de Vestas V90 2 MW Turbine V90 2 MW Hoogte 105 m W inds nelheid 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
KNMI windverdeling
Dag
Avond
Nac ht
Lw
Lw nacht
Dag
Av ond
Nacht
2.3 4.5 7.5 10.8 12.1 13.1 12.7 10.1 7.8 6.2 4.1 2.9 1.9 1.3 1.2 0.6 0.2 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.4 3.3 5.4 10.6 12.9 14.1 13.7 11.5 8.2 6.7 4.5 3.2 1.8 1.3 0.7 0.4 0.2 0.1 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
1.0 2.5 4.6 7.7 11.0 14.9 16.4 13.3 9.0 6.7 4.6 3.0 2.0 1.4 1.0 0.4 0.2 0.1 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
79.4 86.5 92.1 96.5 99.6 101.8 103.2 103.9 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0 104.0
68.1 76.8 83.0 87.6 90.7 91.9 92.1 91.8 90.1 88.6 86.8 85.1 84.8 81.8 77.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99
66.7 76.7 83.2 87.9 91.0 92.4 92.3 92.2 90.5 89.1 86.6 85.1 82.5 80.0 77.0 74.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99
66.0 75.4 82.5 88.2 91.8 93.0 92.7 92.2 90.6 88.8 87.0 85.5 84.0 80.0 77.0 74.0 -99 -99 -99 -99 -99 -99 -99
99.9 0 99.9 12 96.9 106.8
100.1 5 105.1 4 97.4
100.5 10 110.5 8 105.7
som da n som hours som Lden
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
dB
Bijlage IV Rekenresultaten
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Rekenresultaten Berekende geluidimmissie ter plaatse van de immissiepunten REpower MM92 Cumulatief Inclusief maatregelen tabel 3.1 Naam 132_A 131_A 4_A 107_A 111_A 109_A 12_A 112_A 124_A 10_A 1_A 3_A 108_A 11_A 5_A 6_A 8_A 7_A 110_A 130_A 133_A 129_A 113_A 118_A 117_A 116_A 9_A 115_A 125_A 128_A 114_A 106_A 105_A 126_A 104_A 127_A 103_A 102_A 123_A 101_A 119_A 120_A 121_A 122_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Vuilcop 9 - Wegbest emd en gesloopt Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Kanaaldijk Zuid 24 - woning Achterweg 3 Bedrijfswoning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Heemsteedseweg 40 - Woning Hoofdveste 21 Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Schalkwijksewetering 1 - woning Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Kanaaldijk Zuid 16 Kanaaldijk Zuid 18 Achterweg 4 - vrijstaande woning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Heemsteedseweg 40 Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 90 - Woning Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Waalseweg 86 - Woning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Lnight 45.2 41.5 41.0 40.7 39.8 40.5 40.2 38.7 39.4 39.5 39.5 39.3 39.0 39.1 38.9 38.6 38.4 38.4 37.4 38.0 37.9 37.9 36.3 36.5 36.5 36.4 36.7 36.4 36.6 35.9 35.3 35.3 34.8 34.9 34.5 34.8 33.8 32.3 32.6 31.2 30.8 30.6 30.3 30.0
Lden 51.7 48.0 47.4 47.2 47.1 47.1 46.6 46.0 45.9 45.9 45.8 45.6 45.6 45.5 45.3 44.9 44.7 44.7 44.5 44.5 44.5 44.4 43.5 43.3 43.3 43.2 43.2 43.2 43.0 42.4 42.4 42.2 41.7 41.3 41.3 41.3 40.7 39.2 39.0 38.1 37.3 37.1 36.8 36.5
Berekende geluidimmissie ter plaatse van de immissiepunten REpower MM92 Nieuwegein Inclusief maatregelen tabel 3.1 Naam 132_A 131_A 111_A 109_A 112_A 108_A 124_A 110_A 133_A 130_A 129_A 113_A 107_A 118_A 117_A 116_A 115_A 114_A 4_A 12_A 106_A 9_A 105_A 128_A 104_A 125_A 103_A 126_A 127_A 10_A 11_A 102_A 101_A 123_A 119_A 120_A 121_A 122_A 1_A 3_A 5_A 6_A 7_A 8_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; woning overgangsrech Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Bedrijfswoning Knoesterweg 1 - Bedrijfswoning Achterweg 2A - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 1 - woning Heemsteedseweg 40 - Woning Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; woning Vuilcop 8 - Bedrijfswoning Vuilcop 6 - Bedrijfswoning Achterweg 2 - Bedrijfswoning Kanaaldijk Zuid 24 - woning Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Achterweg 1 - Bedrijfswoning Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Waalseweg 90 - Woning Heemsteedseweg 40 Waalseweg 88 - Bedrijfswoning Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 86 - Woning Heemsteedseweg 38 - Bedrijfswoning Waalseweg 89 - Bedrijfswoning Vuicop 3 - Bedrijfswoning Vuicop 1 - Bedrijfswoning Hoofdveste 21 Heemsteedseweg 42a Lekdijk Oost 1 - Bedrijfswoning Lekdijk Oost 4 - Bedrijfswoning Heemsteedseweg 32 - Woning (monument) Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Kanaaldijk Zuid 18 Kanaaldijk Zuid 16
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
R068245acA4.dv | 11 februari 2011
Lnight 44.6 41.0 39.7 40.0 38.6 38.3 38.0 37.3 37.7 37.4 37.3 36.2 36.7 36.4 36.3 36.3 36.3 35.2 35.6 35.6 35.1 35.1 34.6 34.9 34.2 34.4 33.5 33.5 33.4 32.8 32.5 32.0 31.0 30.8 29.7 29.4 29.1 28.8 24.1 19.8 19.7 18.7 18.3 14.6
Lden 51.1 47.5 47.1 46.7 45.9 44.9 44.5 44.5 44.3 43.9 43.9 43.4 43.3 43.2 43.1 43.1 43.1 42.3 42.2 42.1 42.0 41.6 41.5 41.5 41.1 40.9 40.4 40.1 40.0 39.3 39.0 39.0 38.0 37.4 36.3 36.0 35.7 35.4 30.6 26.4 26.3 25.2 24.9 21.2
62
Bijlage 9 akoestisch onderzoek Vestas tweede berekening
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Notitie
Datum:
4 juli 2011
Project:
Uw kenmerk: Ons kenmerk: Versie:
V068245ad.00001.dv 01_001
Locatie: Betreft:
Windpark Nieuwegein; herberekening opstelling V90 Nieuwegein Herberekening opstelling V90
In opdracht van Eneco Wind B.V. is reeds een prognose opgesteld van de geluidimmissie van Windpark Nieuwegein (LBP|SIGHT rapport R068245abA0.dv van 17 februari 2001). Dat rapport betreft een prognose van een opstelling van twee keer een Vestas V90 3MW en drie keer een Vestas V90 2MW. Daarbij is tevens rekening gehouden met de ontwikkeling van het nabijgelegen Windpark Houten van drie keer een Vestas V90 2MW in mode 2 voor de nachtperiode. De onderhavige notitie betreft een prognose van het Windpark Nieuwegein in de opstelling drie keer een Vestas V90 3MW en twee keer een Vestas V90 2MW en Windpark Houten in de reeds gemelde opstelling drie keer een Vestas V90 2MW in mode 0. Doel van het onderzoek is te bepalen in welke mode-instellingen Windpark Nieuwegein moet draaien, zodat cumulatief voldaan kan worden aan de grenswaarden uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Aanpassingen rekenmodel In het rekenmodel is de rekenhoogte van punt 4, Veerwagenweg 100 (ZW gevel) aangepast naar 1,5 m. De zuidwestgevel bezit namelijk geen dakramen of dakkapellen. Verder is in de benaming van enkele woningen de benaming ‘bedrijfswoning’ verwijderd. Voor alle overige gegevens betreffende de windparken en de invoergegevens van het rekenmodel wordt verwezen naar het voornoemde rapport. Resultaten In tabel 1 zijn de opstelling en de mode-instellingen van de turbines opgenomen voor het Windpark Nieuwegein. Met deze opstelling kan cumulatief met Windpark Houten worden voldaan ter plaatse van de woningen.
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein | Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein | T (030) 231 13 77 F (030) 234 17 54 | E
[email protected] | Bank 3642.36.558 | KvK 30073990 | BTW NL007093159B01
Tabel 1 Opstelling en mode-instellingen Vestas turbines voor windpark Nieuwegein. De instellingen gelden alleen voor de nachtperiode (23.00-07.00 uur). WTB X Y Type Mode 1 137146 448324 V90 3 MW 2 2 136977 448016 V90 3 MW 2 3 136795 447691 V90 2 MW 2 4 136608 447343 V90 3 MW 2 5 136437 446987 V90 2 MW 2 In figuur I.1 in bijlage I is de Lden 47 contour opgenomen. Bijlage II geeft de invoergegevens van de windturbines in het rekenmodel. Bijlage III geeft de rekenresultaten. In tabel 2 is een samenvatting van de cumulatieve rekenresultaten opgenomen.
Tabel 2 Rekenresultaten Windpark Nieuwegein na cumulatie met Windpark Houten. Inclusief de modeinstellingen uit tabel 1. Naam 132_A 131_A 111_A 109_A 12_A 112_A 10_A 1_A 108_A 11_A 3_A 107_A 4_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; overgangsrecht Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Knoesterweg 1 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Hoofdveste 21 Kanaaldijk Zuid 24 Schalkwijksewetering 1 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 1 Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel)
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 1.5
Lnight 46 42 41 41 40 40 40 40 39 39 39 39 39
Lden 52 49 47 47 47 46 46 46 46 46 46 46 45
Conclusie Uit de rekenresultaten blijkt dat met de opstelling in tabel 1, cumulatief kan worden voldaan aan de grenswaarden van Lden 47 dB en Lnight 41 dB uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. De hoogst berekende waarde bedraagt 47 dB Lden en 41 dB Lnight. Maatgevend hiervoor is punt 111, Achterweg 3.
LBP|SIGHT BV
ing. D. (David) Vrolijk
ir. M.T. (Mike) Dijkstra
V068245ad.00001.dv | 4 juli 2011
2
Bijlage I
Figuren
Figuur I.1 Lden 47 dB contour na cumulatie met Windpark Houten (bron achtergrond: Google Earth)
V068245ad.00001.dv | 4 juli 2011
3
Bijlage II Windpark Nieuwegein Id Omschr. 1 WTB 1; V90 3 MW 2 WTB 2; V90 3 MW 3 WTB 3; V90 2 MW 4 WTB 4; V90 3 MW 5 WTB 5; V90 2 MW -
Invoergegevens
mode 2 mode 2 mode 2 mode 2 mode 2
Windpark Hout en-Veerwagenweg Id Omschr. 3 V90 - 2.0 MW - mode 0 2 V90 - 2.0 MW - mode 0 1 V90 - 2.0 MW - mode 0
X 137146 136977 136795 136608 136437
Y MaaiveldHoogte Richt. Hoek Lwr 63Lwr 125 L wr 250 Lwr 500Lwr 1k Lwr 2kLwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 448324 0 105 0 360 91,7 97,1 102,0 103,0 102,4 98,7 92,5 82,7 108,4 6,2 6,1 6,5 448016 0 105 0 360 91,7 97,1 102,0 103,0 102,4 98,7 92,5 82,7 108,4 6,2 6,1 6,5 447691 0 105 0 360 88,8 94,2 99,1 100,1 99,5 95,8 89,6 79,8 105,5 5,6 5,4 6,7 447343 0 105 0 360 91,7 97,1 102,0 103,0 102,4 98,7 92,5 82,7 108,4 6,2 6,1 6,5 446987 0 105 0 360 88,8 94,2 99,1 100,1 99,5 95,8 89,6 79,8 105,5 5,6 5,4 6,7
X 137574 138174 138810
Y MaaiveldHoogte Richt. Hoek Lwr 63Lwr 125 L wr 250 Lwr 500Lwr 1k Lwr 2kLwr 4kLwr 8kLwr TotaalCb(D) Cb(A) Cb(N) 448500 0 105 0 360 90,1 95,5 100,4 101,4 100,7 97,0 90,9 81,1 106,8 6,8 6,6 6,3 447894 0 105 0 360 90,1 95,5 100,4 101,4 100,7 97,0 90,9 81,1 106,8 6,8 6,6 6,3 447327 0 105 0 360 90,1 95,5 100,4 101,4 100,7 97,0 90,9 81,1 106,8 6,8 6,6 6,3
Gegevens van immissiepunten Id 109 107 111 110 112 108 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 106 105 104 103 102 101 1 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Omschr. X Knoesterweg 1 137204.7 Kanaaldijk Zuid 24 137740.5 Achterweg 3 136384.0 Achterweg 4 - vrijstaande woning 136560.7 Achterweg 2A - vrijstaande woning 136354.5 Schalkwijksewetering 1 137289.9 Achterweg 2 136206.8 Achterweg 1 135963.2 Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning 135965.0 Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning135967.6 Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning135970.3 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning135977.6 Groenendael 5 - Vrijstaande woning 136194.9 Groenendael 4 - Vrijstaande woning 136189.6 Groenendael 3 - Vrijstaande woning 136184.0 Groenendael 2 - Vrijstaande woning 136177.3 Heemsteedseweg 32 (monument) 136865.0 Heemsteedseweg 40 137045.0 Heemsteedseweg 38 137167.0 Vuicop 3 136756.8 Vuicop 1 136771.2 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt 136696.3 Vuilcop 6 136652.0 Vuilcop 8 136651.5 Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt 136842.8 Vuilcop 13 - Wegbestemd; overgangsrecht 137127.7 Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; 136281.8 Waalseweg 90 136826.9 Waalseweg 88 136850.8 Waalseweg 86 136853.5 Waalseweg 89 136861.5 Lekdijk Oost 1 136569.4 Lekdijk Oost 4 135921.5 Kanaaldijk Zuid 24 137751.1 Veerwagenweg 1 138511.1 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) 137803.1 Veerwagenweg 5 138428.3 Kanaaldijk Zuid 20 138304.3 Kanaaldijk Zuid 18 138372.5 Kanaaldijk Zuid 16 139007.6 Heemsteedseweg 40 137070.7 Hoofdveste 21 137925.0 Heemsteedseweg 42a 138003.6 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) 137801.7
Y Maaiveld Hoogte A 447568.4 0.0 5.0 448057.2 0.0 5.0 446747.0 0.0 5.0 446659.0 0.0 5.0 446704.3 0.0 5.0 447479.9 0.0 5.0 446662.1 0.0 5.0 446845.6 0.0 5.0 447256.8 0.0 5.0 447267.0 0.0 5.0 447275.8 0.0 5.0 447300.7 0.0 5.0 449161.0 0.0 5.0 449190.6 0.0 5.0 449220.3 0.0 5.0 449249.7 0.0 5.0 449273.4 0.0 5.0 448987.7 0.0 5.0 448987.3 0.0 5.0 448975.6 0.0 5.0 448990.0 0.0 5.0 448824.8 0.0 5.0 448611.3 0.0 5.0 448606.0 0.0 5.0 448510.4 0.0 5.0 448497.9 0.0 5.0 448024.0 0.0 5.0 446604.4 0.0 5.0 446577.7 0.0 5.0 446546.3 0.0 5.0 446494.3 0.0 5.0 446294.5 0.0 5.0 446419.1 0.0 5.0 448061.5 0.0 5.0 447500.9 0.0 5.0 448274.1 0.0 1.5 447580.4 0.0 5.0 447473.2 0.0 5.0 447391.6 0.0 5.0 447019.9 0.0 5.0 448993.1 0.0 5.0 448546.0 0.0 5.0 448332.5 0.0 5.0 448282.3 0.0 5.0
Voor de overige invoergegevens wordt verwezen naar rapport R068245aba0.dv van 17 februari 2011.
V068245ad.00001.dv | 4 juli 2011
4
Bijlage III
Rekenresultaten
Berekende geluidimissie ter plaatse van de immissiepunten Vestas V90 Cumulatief Inclusief instellingen tabel 1 Naam 132_A 131_A 111_A 109_A 12_A 112_A 10_A 1_A 108_A 11_A 3_A 107_A 4_A 5_A 130_A 129_A 6_A 110_A 133_A 8_A 7_A 124_A 9_A 113_A 118_A 117_A 125_A 116_A 115_A 128_A 114_A 106_A 105_A 126_A 127_A 104_A 103_A 123_A 102_A 101_A 119_A 120_A 121_A 122_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; overgangsrecht Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Knoesterweg 1 Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Achterweg 2A - vrijstaande woning Hoofdveste 21 Kanaaldijk Zuid 24 Schalkwijksewetering 1 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 1 Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Veerwagenweg 5 Vuilcop 8 Vuilcop 6 Kanaaldijk Zuid 20 Achterweg 4 - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; Kanaaldijk Zuid 16 Kanaaldijk Zuid 18 Heemsteedseweg 40 Heemsteedseweg 40 Achterweg 2 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Heemsteedseweg 38 Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 1 Waalseweg 90 Waalseweg 88 Vuicop 3 Vuicop 1 Waalseweg 86 Waalseweg 89 Heemsteedseweg 32 (monument) Lekdijk Oost 1 Lekdijk Oost 4 Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 1.5 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
V068245ad.00001.dv | 4 juli 2011
Nacht 46.1 42.3 40.8 40.8 40.5 39.6 39.7 39.5 39.3 39.3 39.3 39.1 39.1 39.0 38.6 38.5 38.6 38.2 38.2 38.4 38.4 37.5 37.3 37.1 37.0 37.0 37.1 36.9 36.9 36.5 36.1 35.9 35.4 35.5 35.4 35.0 34.4 33.2 33.0 31.9 31.5 31.2 30.9 30.6
Lden 52. 5 48. 7 47. 4 47. 3 46. 9 46. 2 46. 1 45. 8 45. 8 45. 7 45. 6 45. 5 45. 4 45. 3 45. 1 45. 0 44. 9 44. 8 44. 8 44. 7 44. 7 43. 9 43. 8 43. 8 43. 6 43. 5 43. 5 43. 5 43. 5 43. 0 42. 7 42. 5 42. 0 41. 9 41. 8 41. 6 41. 0 39. 6 39. 5 38. 5 37. 9 37. 7 37. 4 37. 1
5
Berekende geluidimissie ter plaatse van de immissiepunten Vestas V90 Windpark Nieuwegein Inclusief instellingen tabel 1 Naam 132_A 131_A 111_A 109_A 112_A 108_A 110_A 130_A 133_A 129_A 113_A 118_A 117_A 116_A 115_A 12_A 124_A 107_A 114_A 9_A 106_A 128_A 105_A 125_A 104_A 126_A 103_A 127_A 10_A 11_A 4_A 102_A 101_A 123_A 119_A 120_A 121_A 122_A 1_A 3_A 5_A 6_A 7_A 8_A
Omschrijving Vuilcop 13 - Wegbestemd; overgangsrecht Vuilcop 9 - Wegbestemd en gesloopt Achterweg 3 Knoesterweg 1 Achterweg 2A - vrijstaande woning Schalkwijksewetering 1 Achterweg 4 - vrijstaande woning Vuilcop 8 Schalkwijksewetering 3 - Wegbestemd; Vuilcop 6 Achterweg 2 Prinses Beatrixsluis 4 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 7 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 9 - Eensgezinswoning Prinses Beatrixsluis 11 - Eensgezinswoning Veerwagenweg 100 (NW-gevel) Heemsteedseweg 40 Kanaaldijk Zuid 24 Achterweg 1 Heemsteedseweg 40 Waalseweg 90 Vuicop 4 - Wegbestemd en gesloopt Waalseweg 88 Heemsteedseweg 38 Waalseweg 86 Vuicop 3 Waalseweg 89 Vuicop 1 Hoofdveste 21 Heemsteedseweg 42a Veerwagenweg 100 (ZW-gevel) Lekdijk Oost 1 Lekdijk Oost 4 Heemsteedseweg 32 (monument) Groenendael 5 - Vrijstaande woning Groenendael 4 - Vrijstaande woning Groenendael 3 - Vrijstaande woning Groenendael 2 - Vrijstaande woning Kanaaldijk Zuid 24 Veerwagenweg 1 Veerwagenweg 5 Kanaaldijk Zuid 20 Kanaaldijk Zuid 18 Kanaaldijk Zuid 16
Hoogte 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 1.5 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0 5.0
V068245ad.00001.dv | 4 juli 2011
Nacht 45.6 41.8 40.7 40.3 39.5 38.6 38.1 38.1 38.0 38.0 37.0 36.9 36.9 36.8 36.8 36.4 36.3 36.1 36.0 35.9 35.7 35.7 35.2 35.3 34.8 34.3 34.1 34.2 33.7 33.3 33.2 32.7 31.8 31.7 30.6 30.3 29.9 29.6 25.4 20.7 20.6 19.6 19.2 15.4
Lden 52.1 48.3 47.4 46.8 46.2 45.1 44.7 44.6 44.5 44.5 43.7 43.5 43.4 43.4 43.4 42.9 42.8 42.6 42.6 42.4 42.3 42.2 41.8 41.8 41.4 40.8 40.7 40.7 40.2 39.8 39.7 39.3 38.4 38.2 37.1 36.8 36.5 36.1 31.9 27.2 27.1 26.1 25.7 21.9
6
63
Bijlage 10
schaduwhinder
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
WindPRO version 2.6.0.212 jul 2008 Project:
Printed/Page
PSUPNL111489 Nieuwegein July 2011
07.07.2011 17:23 / 1 Licensed user:
Ecofys P.O. Box 8408 Kanaalweg 16-A NL-3503 RK Utrecht +31 (0)30 662 33 00 Calculated:
07.07.2011 17:02/2.6.0.212
SHADOW - Het Klooster Calculation: MM92 @ 100m
File: Het Klooster.bmi
0 250 500 750 1000m Map: Het Klooster , Print scale 1:25.000, Map center RD1 (NL) East: 137.025 North: 447.678 New WTG Isolines showing shadow in Shadow hours per year. Real value calculation. 5 WindPRO is developed by EMD International A/S, Niels Jernesvej 10, DK-9220 Aalborg Ø, Tlf. +45 96 35 44 44, Fax +45 96 35 44 46, e-mail:
[email protected]
64
Bijlage 11
onderzoek externe veiligheid
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Ecofys BV P.O. Box 8408 NL-3503 RK Utrecht Kanaalweg 16-G NL-3526 KL Utrecht The Netherlands www.ecofys.nl T F E
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
Eindrapport
Luuk Folkerts Jan Dam 10 oktober 2010 Copyright Ecofys 2010
in opdracht van Eneco Wind B.V.
+31 (0)30 280 83 00 +31 (0)30 280 83 01
[email protected]
Inhoudsopgave
1
Inleiding
1
2
Risicocriteria en beoordeling
2
2.1 2.2 2.3 2.4
3
Uitgangspunten 3.1 3.2 3.3
4
5
Transportroutes Gebouwen Installaties Groepsrisico
Situatieschets Ongevalscenario’s Risicoberekening
2 3 4 4
5 5 7 7
Risicoanalyse
9
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
9 10 11 12 13 17 17 20
Bladbreuk Plaatsgebonden risico Wegen Gebouwen Installaties Biomassacentrale Faalfrequenties volgens opgave fabrikant IJsafwerping
Samenvatting en Conclusies
Referenties
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
22
25
II
1
Inleiding
Windturbines die in Nederland worden geplaatst moeten zijn gecertificeerd volgens de Nederlandse voornorm NVN 11400-0 of aan de internationale norm IEC-61400-1. Daarmee worden de gevaaraspecten die verband houden met de constructie van de turbine zoveel mogelijk beheerst. Het voldoen aan genoemde richtlijnen biedt daarom onder normale omstandigheden voldoende veiligheidsgarantie. Wel kan de locatie van de turbines nabij andere activiteiten of installaties bepalend zijn voor omgevingsrisico’s. Om dit na te gaan kan het bevoegd gezag vragen om een kwantitatieve risicoanalyse. Hierbij wordt het Handboek Risicozonering Windturbines [1] gebruikt als praktijkrichtlijn voor de te hanteren berekeningsmethodieken. In dit rapport beschouwen we de omgevingsrisico’s van windpark Het Klooster. Dit windpark omvat vijf windturbines langs de A27 nabij Nieuwegein. In dit rapport worden de volgende punten uitgewerkt: 1. de maximale werpafstand bij bladbreuk; 2. het plaatsgebonden risico en de PR-contouren; 3. beoordeling risicocriteria voor de rijksweg A27 en een interne weg; 4. beoordeling risico’s voor het AC restaurant; 5. beschouwing risico’s voor nabijgelegen tankstations; 6. beschouwing risico’s voor eventueel te bouwen biogas-installatie in de omgeving. 7. beschouwing risico’s bij toepassing van faalfrequenties volgens opgave van de windturbinefabrikant; 8. beschouwing risico’s ijsafwerping
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
1
2
Risicocriteria en beoordeling
Windturbines die in Nederland worden geplaatst moeten voldoen aan het Activiteitenbesluit [2], officieel het ´Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer´. In het Activiteitenbesluit zijn tien AMvB’s, het ´Besluit Voorzieningen en Installaties´ en het ´Besluit opslaan in ondergrondse tanks´ samengevoegd. Dit besluit schrijft voor dat een windturbine voldoet aan de veiligheidseisen opgenomen in de norm NVN 11400-01 [5] of aan de internationale norm IEC-61400-1. Een windturbine voldoet in elk geval aan deze norm indien voor deze voorziening een certificaat is afgegeven door een certificerende instantie waaruit blijkt dat de voorziening voldoet aan deze regels. Op het bedrijventerrein Het Klooster zullen gecertificeerde windturbines komen te staan en daarmee voldoen ze aan de vereiste veiligheidsgarantie. Er zijn geen nadere wettelijke risicocriteria waar windturbines aan moeten voldoen, maar in beginsel kan het bevoegd gezag aanvullende eisen stellen met betrekking tot de hoogte van het risico. Bijvoorbeeld in het geval de locatie van de windturbines nabij andere activiteiten of installaties bepalend zijn voor de omgevingsrisico’s. Het is aan het bevoegd gezag om hierover het uiteindelijke oordeel te geven. Deze kwantitatieve risicoanalyse is bedoeld om het bevoegd gezag hierin te faciliteren. Niet alle zaken in de ruime omgeving van een windturbine hoeven in een risicoanalyse te worden meegenomen. Het zal duidelijk zijn dat een woning op 5 km afstand geen nadere beschouwing nodig heeft. Het is zinvol om de risicoanalyse te beperken tot de directe omgeving van de windturbine. Waar deze zinvolle grens ligt hangt echter weer af van het te beschouwen object. In dit rapport maken we hierin onderscheid tussen: • transportroutes, zoals wegen, vaarwegen en spoorlijnen; • gebouwen, zoals woningen, bedrijfsgebouwen en kantoren; • installaties, zoals tankstations en gasleidingen. 2.1
Transportroutes
Voor situaties waar Rijkswaterstaat het bevoegd gezag is, b.v. voor windturbines nabij rijkswegen, heeft het ministerie van verkeer en waterstaat een beleidsregel opgesteld, gebaseerd op het individueel passanten risico (IPR) en het maatschappelijk risico (MR) [4]. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie waar de windturbines op minimaal een halve rotordiameter van de wegrand staan (geen overdraai) en de situatie waar de rotorbladen boven het wegdek kunnen draaien. In de eerste situatie wordt het plaatsten van windturbines langs de weg in het algemeen toegestaan. In het tweede geval moet er met een berekening worden aangetoond dat de situatie voldoet aan de gestelde criteria. 1
Deze norm geldt voor turbines met een beslagen rotoroppervlak van 40 m2 of groter.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
2
Voor het risico voor de passant is een risicomaat gekozen die aansluit bij de individuele beleving van de passant, namelijk de overlijdenskans per passant per jaar. Dit is het individueel passantenrisico (IPR). Als toelaatbare waarde hanteert Rijkswaterstaat een maximale waarde van IPR = 10-6 per jaar. Een tweede criterium geldt het maatschappelijk risico (MR). Dit is een maat voor de maatschappelijke beleving, namelijk het verwachte aantal passanten dat per jaar overlijdt. Bij de beoordeling hanteert Rijkswaterstaat een maximaal toelaatbare waarde van MR = 2·10-3 per jaar. Hoewel de beleidsregel van Rijkswaterstaat niet algemeen voor alle wegen van toepassing is, maar formeel alleen voor rijkswegen, passen we de beleidsregels van Rijkswaterstaat in deze risicoanalyse ook toe bij het beoordelen van windturbines nabij andere wegen. Samenvattend, voor transportroutes hanteren we als onderscheidend afstandcriterium de halve rotordiameter. Staat een windturbine binnen deze afstand van een transportroute dan wordt de situatie nader geanalyseerd aan de hand van specifieke gegevens over aantallen passanten en passeersnelheden. 2.2
Gebouwen
Voor het beoordelen van gebouwen toetsen we in eerste instantie op vergelijkbare wijze als in het “Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen” (BEVI) [3]. Met het BEVI zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Kenmerk van het besluit is dat het risico dat optreedt in kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen2 als gevolg van de risicobron, aan de risiconormen wordt getoetst. Het plaatsgebonden risico is hierbij een belangrijke maat. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans (per jaar) dat een persoon komt te overlijden door een ongeval indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Woonhuizen horen bijvoorbeeld tot de categorie kwetsbare objecten, en dienen volgens het BEVI buiten de PR=10-6 contour te liggen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de PR=10-6 contour als richtwaarde. Voor de duidelijkheid: een windturbine is geen bedrijf met gevaarlijke stoffen, en windturbines vallen daarom ook niet onder het BEVI. We hanteren hier de definitie van het plaatsgebonden risico volgens het BEVI, en gebruiken de PR=10-6 contour als onderscheidend afstandscriterium voor nadere analyse. Samenvattend, voor gebouwen hanteren we als onderscheidend afstandcriterium de PR=10-6 contour. Staat een gebouw binnen deze afstand van een windturbine dan wordt
2
Onder kwetsbare objecten wordt verstaan o.a. woningen (boven een bepaalde dichtheid), ziekenhuizen, scholen, grote kantoorgebouwen (>1500m2 bruto per object), grote winkels of winkelcomplexen. Onder beperkt kwetsbare objecten wordt verstaan o.a. verspreid liggende woningen, kantoorgebouwen, winkels, sporthallen of terreinen, bedrijfsgebouwen.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
3
de situatie nader geanalyseerd aan de hand van specifieke gegevens over aard en gebruik van het gebouw. 2.3
Installaties
Bij de beoordeling van een windturbine bij een installatie is het een belangrijk gegeven als de installatie zelf een verhoogd extern veiligheidsrisico heeft en daarom zelf als mogelijke risicoveroorzaker aan veiligheidscriteria moet voldoen. De plaatsing van windturbines kan van invloed zijn op de risicoanalyse van de installatie omdat het een extra faalscenario toevoegt. Bladbreuk of mastbreuk bij de windturbine is in dit geval een indirect risico, vanwege de kans op een domino-effect. Het toetsen van de nieuwe situatie aan de risiconorm van de installatie valt buiten het bereik van deze risicoanalyse, omdat hiervoor, behalve de windturbines, voornamelijk de installatie zelf moet worden beschouwd. In deze risicoanalyse beperken we ons daarom tot het berekenen van de trefkans van de installatie. De maximale werpafstand van een afgebroken (deel van een) rotorblad bepaalt tot op welke afstand een installatie moet worden beschouwd. Samenvattend, voor installaties hanteren we als onderscheidend afstandcriterium de maximale werpafstand bij bladbreuk. Staat een installatie binnen deze afstand van een windturbine dan wordt de trefkans van de installatie berekend. 2.4
Groepsrisico
Behalve naar het plaatsgebonden risico, een maat voor het risico op een bepaalde plaats, kan in principe ook gekeken worden naar het groepsrisico. Het groepsrisico is een maat voor de kans dat er bij een ongeval 10 personen of meer komen te overlijden. Op basis van het groepsrisico kan een afzonderlijk criterium worden gehanteerd. Bijvoorbeeld, het criterium voor groepsrisico nabij een bedrijf met gevaarlijke stoffen stelt (BEVI, [3]) dat een ongeval met 10 doden of meer slechts met een kans van één op de honderdduizend jaar (10-5 per jaar) mag voorkomen en een ongeval met 100 of meer doden slechts met een kans van 10-7 per jaar. Voor de directe risico’s van een windturbine geldt er geen risicocriterium voor groeprisico. De vraag is ook of er in het windpark een faalscenario denkbaar is dat direct een ongeval met meer dan 10 doden tot gevolg heeft. Het is moeilijk voorstelbaar dat een dergelijk ongeluk zich zal voordoen bij het faalscenario bladbreuk. Wel is het voorstelbaar dat er meerdere slachtoffers vallen als een turbine omvalt door mastbreuk en de gondel terecht komt juist op een plek waar veel personen dicht bijeen zijn. Voor deze situatie wordt een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
4
3
3.1
Uitgangspunten
Situatieschets
De beoogde locatie van de vijf windturbines is langs de rijksweg A27 nabij Nieuwegein, ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal. De afstand tussen de turbines bedraagt minimaal 350 meter (tussen turbines 1 en 2) en maximaal 400 meter (tussen turbines 4 en 5). Een overzicht van het plangebied en de posities van de windturbines daarin is gegeven in figuur 1. De afstand van elk van de windturbines tot de rijksweg A27 bedraagt minimaal ca. 80 meter. In de ten westen van de A27 gelegen polders Klein Vuylcop en De Wiers worden nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld. Een groot deel van de daar gelegen woningen zijn wegbestemd in het bestemmingsplan Het Klooster 2004, correctieve herziening. Turbine 5 ligt het meest dichtbij bestaande (en blijvende) woonbebouwing. De afstand tot het dichtstbijzijnde woonhuis aan de Achterweg is ca. 190 meter.
figuur 1: Plangebied van de beoogde turbinelocaties.
Turbine 4 komt nabij het AC restaurant Nieuwegein. De afstand tot het drive-in gedeelte van het restaurant bedraagt ruim 46 meter. Voor dit gedeelte van het AC restaurant is een
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
5
bouwvergunning aangevraagd. In deze QRA beschouwen we dit gedeelte van het restaurant als gerealiseerd. De bladen van de turbine komen te draaien boven de parkeerplaats voor personenauto’s, de aanrijroute voor het drive-in restaurant en de afrit van de parkeerplaats voor vrachtwagens. Achter het AC restaurant, op ca. 85 meter van turbine 4, ligt een bovengrondse opslagtank voor propaangas van 8000 liter. Er liggen twee tankstations in de buurt. Tussen turbine 3 en turbine 4 ligt het BP station De Kroon, op een afstand van ca. 180m tot turbine 3. Aan de overkant van de A27 ter hoogte van turbine 4 ligt het OK (voorheen Shell) station De Knoest, op een afstand ca. 110m tot turbine 4. Een overzicht van de ligging van turbine 4 t.o.v. het AC-restaurant en de beide tankstations is gegeven in figuur 2. Elk tankstation omvat verschillende installaties die in dit verband van belang zijn, te weten ondergrondse opslagtanks voor LPG, benzine en diesel en een bovengrondse opslagtank voor propaangas. Ook wordt specifiek gekeken naar het vulpunt waar geregeld tankauto’s met LPG staan opgesteld.
figuur 2: Detailweergave om geving turbine 4 (Google Earth).
Ten slotte wordt er op het bedrijventerrein een biomassa-centrale voorzien waar volgens het voorlopig planontwerp 4 uitpandige bovengrondse opslagtanks zullen komen van ieder 68 m³ met daarin methanol (licht ontvlambaar en giftig).
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
6
3.2
Ongevalscenario’s
De volgende drie faalscenario's worden in de berekening beschouwd: 1. bladbreuk 1. bladbreuk tijdens normaal bedrijf 2. bladbreuk tijdens remactie 3. bladbreuk tijdens overtoeren 2. mastbreuk 3. afvallen van gondel en/of rotor. Tipbreuk en ijsafwerping blijven buiten beschouwing. 3.3
Risicoberekening
Risicoberekeningen worden uitgevoerd volgens de methodiek van het Handboek Risicozonering Windturbines (2e, geactualiseerde versie – januari 2005) [1]. Als faalfrequenties voor de verschillende ongevalscenario's worden de aanbevolen rekenwaarden uit het Handboek Risicozonering Windturbines gebruikt. Deze zijn gegeven in tabel 1. tabel 1:
Scenario's en faalfrequenties voor generieke turbines.
Ongevalscenario Bladbreuk
Aanbevolen rekenwaarde -4
8,4 · 10
normaal bedrijf
jr
-1 -4
jr
-4
jr-1
4,2 · 10
-1
tijdens remactie
4,2 · 10
tijdens overtoeren
5,0 · 10-6 jr-1
Mastbreuk Afvallen van gondel en/of rotor
-4
jr
-1
-4
jr
-1
1,3 · 10 3,2 · 10
Als werpmodel bij bladbreuk wordt het ballistisch model zonder luchtkrachten gehanteerd. Er is momenteel nog geen definitieve selectie gemaakt van het beoogde turbinetype, maar er wordt gedacht aan de Vestas V90 turbine met een ashoogte van maximaal 105 meter. In de berekeningen wordt uitgegaan van deze turbine. De relevantie turbinegegevens die in de verschillende berekeningen worden gebruikt zijn weergegeven in tabel 2.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
7
tabel 2:
Relevant gegevens van de Vestas V90 windturbine.
Nominaal vermogen
3 MW *
Masthoogte
105 meter
Diameter mast
4.15 meter *
Rotordiameter
90 meter *
Lengte blad
44 meter **
Bladoppervlak
99.1 m2 **
Nominaal toerental
16.1 omw. per min *
Afstand zwaartepunt rotorblad t.o.v. rotor-as
15,6 meter **
Maten gondel (lengte x breedte x hoogte)
13.25m x 4m x 4m **
* Volgens specificaties fabrikant ** Bepaald volgens Handboek risicozonering Windturbines, Bijlage B.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
8
4
Risicoanalyse
4.1
Bladbreuk
Volgens Handboek Risicozonering Windturbines, bijlage B, hoofdstuk 3. Voor het bepalen van de trefkans van een object moet eerst de kans worden berekend dat het zwaartepunt van het afgebroken blad op een bepaalde afstand tot de (mastvoet van de) turbine terechtkomt. Op basis van de gegevens in tabel 2 en het ballistisch model zonder luchtkrachten is deze kans berekend. De resultaten zijn weergegeven in figuur 3. 1.0E-05
1.0E-06
Trefkans [1/m^2/jr]
1.0E-07
1.0E-08
1.0E-09
1.0E-10
1.0E-11
1.0E-12 0
100
200
300
400
500
Afstand [m]
figuur 3: Trefkans van het zwaartepunt van het rotorblad als functie van de afstan d t ot de turbine.
Zoals in figuur 3 is te zien treden scherpe pieken op bij maximale werpafstanden voor de gebeurtenissen 'bladbreuk bij normaal bedrijf', 'bladbreuk tijdens remactie' en 'bladbreuk tijdens overtoeren'. Deze pieken zijn een gevolg van het gebruikte rekenmodel. Bij de kogelbaanberekeningen wordt er van uitgegaan dat het toerental voor elk van de faalscenario's constant is. Omdat dit in de praktijk niet het geval is, zijn de pieken in werkelijkheid beduidend minder scherp.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
9
De berekende maximale werpafstanden bij de verschillende faalscenario's zijn gegeven in tabel 3. tabel 3:
Maximale wer pafstan d bij de verschillende faals cenario's voor het afbreken van een rot or blad.
Scenario bladbreuk
Max. werpafstand
Normaal bedrijf (nominaal toerental)
142 meter
Mechanisch remmen (1,25 keer nominaal toeren)
188 meter
Overtoeren (2 keer nominaal toerental)
373 meter
4.2
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans (per jaar) dat een persoon komt te overlijden door een ongeval indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Voor het ongevalscenario bladbreuk wordt het PR berekend uit de trefkansen van het zwaartepunt van het rotorblad als functie van de afstand, zoals gegeven in figuur 3. Verder volgens Handboek Risicozonering Windturbines, bijlage C.1, sectie 3.1. Voor de ongevalscenario's mastbreuk en afvallen van gondel en rotor hanteren we de methodiek volgens Handboek Risicozonering Windturbines, bijlagen C.2 en C.3. De resultaten zijn weergegeven in figuur 4. In deze figuur is het PR gegeven voor de drie ongevalscenario's afzonderlijk, de vette lijn geeft het totale PR. De resulterende contourafstanden zijn gegeven in tabel 4. Deze contouren zijn ook weergegeven in figuur 5. 1.0E-03
Plaatsgebonden Risico PR [per jaar]
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07
1.0E-08 Bladbreuk Mastbreuk 1.0E-09
Gondel/Rotor Totaal
1.0E-10 0
50
100
150
200
250
Afstand [m]
figuur 4: Plaatsgebon den risi co ( PR) als functie van de afs tand t ot de windturbine.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
10
tabel 4:
Afstanden van de versch illende PR contouren.
Contour
Afstand
-5
45 meter
PR = 10 per jaar
-6
150 meter
PR = 10-7 per jaar
189 meter
PR = 10 per jaar
figuur 5: Ligging van de risicocontouren PR=10-5, PR=10-6 en PR=10-7.
4.3
Wegen
Zoals in sectie 2.1 is uiteengezet, wordt in de beleidsregels van Rijkswaterstaat onderscheid gemaakt tussen de situatie waar de windturbines op minimaal een halve rotordiameter van de wegrand staan (geen overdraai) en de situatie waar de rotorbladen boven het wegdek kunnen draaien. In de eerste situatie wordt het plaatsten van windturbines langs de weg in het algemeen toegestaan. In het tweede geval moet er met een berekening worden aangetoond dat de situatie voldoet aan het IPR en het MR. In de huidige situatie is er geen sprake van overdraai van de turbines boven de rijksweg A27. De situatie voldoet derhalve aan de criteria van Rijkswaterstaat en er is geen nadere risicoanalyse nodig. Er vindt wel overdraai plaats boven de interne weg van de vrachtautoparkeerplaats bij het AC restaurant terug naar de A27 (zie figuur 2). De kortste afstand van turbine 4 tot deze weg bedraagt 20 meter. De berekening van het Individueel Passanten Risico (IPR) gaat uit
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
11
van de passant met het hoogste risico. Dit is de persoon die het vaakst in het AC restaurant komt. Het is aannemelijk dat dit niet een klant is maar een werknemer. We gaan uit van een werknemer die tweemaal per dag over deze interne weg rijdt met een snelheid van 10 km/uur. Deze lage snelheid is een conservatieve (veilige) aanname. Het IPR van deze persoon bedraagt dan circa 2 10-8 jr-1, wat ruim voldoet aan de Rijkswaterstaat criteria voor IPR.. Voor het berekenen van het Maatschappelijk Risico (MR) zijn gegevens nodig over het aantal auto’s dat dagelijks over deze interne weg rijdt. Omdat deze gegevens ontbreken, draaien we de berekening om en bepalen we hier wat het maximale aantal auto’s is zodat het Rijkswaterstaatcriterium van MR = 2,0·10-3 per jaar niet wordt overschreden. Dit aantal bedraagt circa 190.000 passages per etmaal. Dit is overduidelijk veel meer dan de werkelijkheid, daarmee voldoet deze situatie aan de Rijkswaterstaat criteria voor het MR. Er vindt ook overdraai plaats boven de interne weg van het drive-in gedeelte van het AC restaurant. De kortste afstand van turbine 4 tot deze weg bedraagt circa 40 meter. De berekening van het Individueel Passanten Risico (IPR) gaat uit van de passant met het hoogste risico. We nemen aan dat dit een vaste klant is die elke werkdag tien minuten moet wachten op zijn bestelling. Het IPR van deze persoon bedraagt dan 1 10-7 jr-1, wat ruim voldoet aan de Rijkswaterstaat criteria voor IPR.. Om het Rijkswaterstaatcriterium van MR = 2,0·10-3 per jaar te overschrijden zouden zich circa 100 klanten tegelijkertijd 24 uur per dag bij het uitgiftepunt van het drive-in restaurant moeten bevinden. Dit is overduidelijk veel meer dan in werkelijkheid kan plaatsvinden, daarmee voldoet deze situatie aan de Rijkswaterstaat criteria voor het MR.
4.4
Gebouwen
In sectie 2.2 is uiteengezet dat we voor gebouwen als onderscheidend afstandcriterium de PR=10-6 contour hanteren. Staat een gebouw binnen deze afstand van een windturbine dan wordt de situatie nader geanalyseerd aan de hand van specifieke gegevens over aard en gebruik van het gebouw. De PR=10-6 contour ligt op 150 meter afstand van de windturbines. Het dichtstbij gelegen woonhuis aan de Achterweg ligt op 190m van turbine 5. Deze situatie voldoet derhalve aan het afstandcriteria en behoeft geen nadere analyse. Het AC-restaurant ligt op ruim 46 meter afstand tot turbine 4 en dus binnen de PR=10-6 contour. Deze situatie wordt nader geanalyseerd aan de hand van een fictief persoon met de grootste verblijftijd in het restaurant. We nemen aan dat de persoon met de grootste verblijftijd een werknemer van het restaurant is die 40 uur per week (2000 uur per jaar) in het restaurant werkt bij het uitgiftepunt van het drive-in restaurant. De afstand van dit punt tot de windturbine
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
12
bedraagt circa 46 meter. Voorts nemen we aan dat het gebouw de werknemer geen enkele bescherming biedt. De aldus berekende trefkans van deze persoon cumulatief voor alle beschouwde faalscenario’s bedraagt 1 · 10-6 jr-1. Aangezien het restaurant druk wordt bezocht is het voorstelbaar dat er meerdere slachtoffers vallen als een turbine omvalt door mastbreuk en de gondel terecht komt op het restaurant. In dit geval is het zinvol om ook naar het groepsrisico te kijken (zie ook sectie 2.4). Voor het bepalen van het groeprisico nemen we aan dat er verspreid over de dag 8 uur lang zoveel mensen aanwezig zijn dat in theorie meer dan 10 slachtoffers zouden kunnen vallen bij mastbreuk. De geometrische raakkans van het AC restaurant door de gondel of de mast bij mastbreuk is circa 8%. De aldus berekende kans op een ongeval met 10 of meer slachtoffers komt daarmee op 3,5 · 10-6 jr-1. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen stelt dat nabij een bedrijf met gevaarlijke stoffen een ongeval met 10 doden of meer met een kans van maximaal 1 · 10-5 per jaar mag voorkomen en een ongeval met 100 doden of meer met een kans van maximaal 1 · 10-7 per jaar. Hoewel een windturbine geen bedrijf met gevaarlijke stoffen is, kan het bevoegd gezag overwegen om deze BEVI-norm in haar besluitvorming te betrekken. 4.5
Installaties
In sectie 2.3 is uiteengezet dat we voor installaties als onderscheidend afstandcriterium de maximale werpafstand van een afgebroken (deel van een) rotorblad hanteren. De twee tankstations liggen binnen de maximale werpafstand (tabel 3) en worden daarom nader beschouwd. Dit geldt ook voor de propaantank nabij het AC restaurant. Een tankstation is een bedrijf met een verhoogd extern veiligheidsrisico en moet daarom zelf als mogelijke risicoveroorzaker aan veiligheidscriteria voldoen. De plaatsing van windturbines kan van invloed zijn op de risicoanalyse van het tankstation omdat het een extra initiërende gebeurtenis toevoegt. Mastbreuk of bladbreuk bij de windturbine is in dit geval een indirect risico, vanwege de kans op een domino-effect. Het toetsen van de nieuwe situatie aan de risicocriteria voor het tankstation valt buiten de scope van deze risicoanalyse, omdat hiervoor, behalve de windturbines, voornamelijk het tankstation zelf moet worden beoordeeld. De volgende installaties worden beschouwd: 1. de ondergrondse tanks voor LPG, diesel en benzine; 2. het LPG-vulpunt (staanplaats voor de LPG tankauto); 3. de bovengrondse tanks voor propaangas.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
13
De relevante afstanden van de verschillende installaties tot de twee nabijgelegen windturbines 3 en 4 zijn gegeven in tabel 5. Zie ook figuur 6. tabel 5:
Afstanden t ot de windturbines.
Afstand tot turbine 3
Afstand tot turbine 4
[meter]
[meter]
330
85
LPG tank ondergronds
90
320
diesel- en benzinetanks ondergronds
180
220
propaangastank bovengronds
210
190
vulplek LPG
130
280
AC restaurant propaangastank bovengronds BP station “De Kroon”
OK station “De Knoest” LPG tank ondergronds
350
150
diesel- en benzinetanks ondergronds
430
150
propaangastank bovengronds
390
170
vulplek LPG
370
150
Een belangrijk aspect voor het beoordelen van de risico’s van de ondergrondse tanks (LPG, diesel, benzine) zijn de beschermingsfactoren, afhankelijk van de grondsoort, de diepte waarop de opslagtank ligt en de sterkte van de opslagtank. Die bepalen de kans dat een ondergrondse opslagtank zal gaan scheuren of lekken indien een afgebroken rotorblad neerkomt op de grond boven de tank. Zonder specifieke kennis van de beschermingsfactoren van de hier te beschouwen ondergrondse tanks, wordt het aannemelijk geacht dat de bescherming voldoende is om de impact van een afgeworpen turbineblad te weerstaan. Daarom is in dit geval alleen het scenario mastbreuk relevant. Een omvallende turbine wordt wel in staat geacht om een ondergrondse tank te laten falen. Tenminste wanneer (de grond boven) de tank door de gondel of het massievere deel van een turbineblad (van de as tot het zwaartepunt, op eenderde van de bladlengte) wordt geraakt. Voorbij het zwaartepunt zal het blad eerder afbreken en de tank onvoldoende kunnen raken.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
14
figuur 6: De installaties op het terrein van de twee tankst ations (Het Shelltankstation is tegenwoordig een OK-tankstation) en het AC restaurant (Google Earth).
De afstand waarop mastbreuk kan leiden tot het falen van een ondergronds tank (de domino-afstand) is dan de masthoogte plus een zesde rotordiameter (de argumentatie hiervoor is gegeven in het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.2, sectie 1.2.2). Voor de hier beschouwde windturbine (zie tabel 2) is deze domino-afstand 120 meter. Er ligt één ondergrondse tank binnen de domino-afstand van turbine 3 (zie tabel 5). Dit is de LPG tank van het BP tankstation De Kroon. De trefkans van (de grond boven) deze LPG tank bij mast breuk kan worden bepaald volgens het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.2, sectie 1.4. De maten van het kritische raakvlak zijn ca 13m x 5,5m. De aldus berekende trefkans bedraagt 9 10-6 per jaar. Voor de bovengrondse propaangastanks gelden grotere domino-afstanden omdat hier ook het faalscenario bladbreuk moet worden meegenomen. Om inzicht te geven in het indirecte risico dat een van de propaangastanks wordt getroffen door een afgebroken deel van een windturbine, zijn de trefkansen berekend. De afstanden van de drie propaangastanks tot turbines 3 en 4 zijn gegeven in tabel 5. De twee propaantanks van de tankstations hebben een inhoud van 3000 liter, met de maten lengte 3,8 meter, diameter 1,0 meter en hoogte 1,3 meter. De propaantank nabij het AC restaurant heeft een inhoud van 8000 liter, met de maten lengte 4,4 meter, diameter 1,5 meter en hoogte 1,8 meter. Voor het faalscenario bladbreuk gaat dit volgens het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.1, sectie 28.4.2. De propaantank van het AC restaurant ligt ook binnen het bereik van het faalscenario mastbreuk van turbine 4. Deze
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
15
trefkansberekening gaat volgens het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.2, sectie 1.4. De resultaten van de berekening zijn gegeven in tabel 6. tabel 6:
Tref kansen van de bovengrondse propaan gastan ks, bij faalscenario’ s bladbreuk en mastbreuk.
bladbreuk wt 3
Trefkans propaangastank
Trefkans propaangastank
Trefkans propaangastank
BP station [per jaar]
OK station [per jaar]
AC restaurant [per jaar]
0
6,9 10
-9
7,2 10
-9
-9
-6
-6
bladbreuk wt 4
8,4 10
2,6 10
8,6 10
mastbreuk wt 4
0
0
1,9 10-5
-8
Totaal
1,6 10
-6
2,8 10-5
2,6 10
Om inzicht te geven in het risico dat een LPG-tankauto bij het vulpunt wordt getroffen door een afgebroken deel van een windturbine, zijn de trefkansen berekend van een stilstaande tankauto op elk van de vulpunten. De afstanden van de beide vulpunten tot turbines 3 en 4 zijn gegeven in tabel 5. Voor het faalscenario bladbreuk gaat de berekening volgens het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.1, sectie 28.4.2. Voor het faalscenario mastbreuk gaat de berekening volgens het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.2, sectie 1.4. Er wordt uitgegaan van een LPG-tankauto met een laadcapaciteit van ca. 60 m3 brandstof (lengte 16,50m, breedte 2,5m, hoogte 4m). Verder wordt aangenomen dat de LPGtankauto per keer 2 uur bij het vulpunt staat. Het aantal keren per jaar dat LPG wordt aangevoerd is geschat op 35. Deze aanname is gebaseerd op de vergunde doorzet aan LPG van bijna 1000 m3 per jaar voor het BP station en een gemiddelde omvang van een levering van 30 m3. De resultaten van de trefkansberekening zijn gegeven in tabel 7.
tabel 7:
Tref kansen van LPG-tankauto’s bij het vulpunt, bij faalscenario’s bladbreuk en mastbreuk.
Trefkans LPG-
Trefkans LPG-
tankauto BP station [per jaar]
tankauto OK station [per jaar]
-8
2,4 10
-7
0
-11
bladbreuk wt 3
9,0 10
mastbreuk wt 3
1.7 10
-10
bladbreuk wt 4
8,3 10
2,7 10-8
mastbreuk wt 4
0
0
Totaal
-7
2.6 10
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
2,7 10
-8
16
4.6
Biomassacentrale
Op het nabijgelegen bedrijventerrein wordt een biomassacentrale voorzien waar volgens het voorlopig planontwerp 4 uitpandige bovengrondse opslagtanks zullen komen van ieder 68 m³ met daarin methanol (licht ontvlambaar en giftig). De precieze locatie van de biomassacentrale is momenteel nog onderwerp van discussie. Om met deze weinige gegevens toch enig inzicht te geven in risico’s van deze situatie van de opslagtanks, wordt de trefkans van een dergelijk opslagtank bepaald als functie van de afstand. Hierbij de volgende aannames. 1. De afstand van de opslagtanks tot de windturbines is minimaal 150 meter, zodat alleen het faalscenario bladbreuk hoeft te worden beschouwd. 2. De opslagtanks hebben een diameter van 3 meter en een lengte van circa 10 meter. Dit is in overeenstemming met een inhoud van ca. 68 m3. Voor het faalscenario bladbreuk gaat de berekening volgens het Handboek Risicozonering Windturbines [1], bijlage C.1, sectie 28.4.2. De uitkomst van deze trefkansberekening zijn samengevat in tabel 8. Deze trefkansen zijn voor één opslagtank van bovengenoemde afmeting. Indien de vier opslagtanks naast elkaar worden geplaatst is de totale trefkans minder dan vier keer de trefkans van één tank. tabel 8:
Tref kansen van een bovengrondse opslagtank, bij faalscenario bladbreuk.
Afstand tussen de windturbine en de opslagtank
Trefkans van de opslagtank [per jaar]
[meter] 150 – 190
~ 4 10-6
200 – 370
~ 1 10-8
meer dan 380
0
4.7
Faalfrequenties volgens opgave fabrikant
In de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk is de risicoanalyse uitgevoerd op basis van de aanbevolen rekenwaarden voor faalfrequenties uit het Handboek Risicozonering Windturbines, zie [tabel 1] van dit rapport. Voor het bepalen van deze faalfrequenties van bladen, torens of van andere onderdelen is bij het opstellen van het Handboek gebruik gemaakt van databasegegevens uit 2001 met faalgegevens uit voorgaande jaren3. Het is aannemelijk dat deze faalgegevens niet meer representatief zijn voor de huidige generatie windturbines.
3
De gegevens werden ontleend aan databases van het Institut für Solare Energiesystemen (ISET) in Duitsland
en Energie- og MiljØdata (EMD) in Denemarken.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
17
De beoogde leverancier van windturbines voor windpark het Klooster, Vestas, heeft faalfrequenties bepaald op basis van het turbineontwerp. Deze gegevens zijn niet door ons beoordeeld. In deze paragraaf berekenen we het plaatsgebonden risico (PR) op basis van de door de fabrikant verstrekte faalfrequenties voor bladbreuk en mastbreuk. Vervolgens gaan we na wat de belangrijkste consequenties zijn als we alleen de fabrikantgegevens voor mastbreuk in de berekeningen gebruiken. PR-contour met fabrikantgegevens voor bladbreuk en mastbreuk De door de fabrikant beschouwde faalscenario’s verschillen van die in het Handboek. De verschillen in scenario benoemen we hieronder. De fabrikant verstrekt faalfrequenties voor bladbreuk voor de volgende twee scenario’s, te weten: Extreme turbulentie tijdens normaal bedrijf (1,4 · 10-5 jr-1) Noodstop na uitval van het elektriciteitsnet (1,5 · 10-6 jr-1) Het Handboek geeft faalfrequenties voor bladbreuk voor de volgende drie scenario’s, te weten: Normaal bedrijf (4,2 · 10-4 jr-1) Tijdens remactie ( 4,2 · 10-4 jr-1) Tijdens overtoeren (5,0 · 10-6 jr-1) We berekenen de PR-contour onder de aanname dat we de door de fabrikant opgegeven faalfrequenties mogen vertalen naar Handboek-faalfrequenties zoals weergegeven in onderstaande tabel. Verder nemen we aan dat de faalfrequentie voor het scenario ´Bladbreuk tijdens overtoeren´ ongewijzigd blijft. Tevens gebruiken we de faalfrequentie voor mastbreuk volgens de opgave van de fabrikant. tabel 9 . In de risicoberekeningen toegepaste faalfrequenties volgens fabrikant en Han dboek
Ongevalscenario Bladbreuk
Faalfrequenties volgens
Aanbevolen
opgave turbinefabrikant
rekenwaarde Handboek
-5
1,9 · 10
jr
normaal bedrijf
1,4 · 10
-5
tijdens remactie
1,5 · 10
-6
tijdens overtoeren*
5,0 · 10
-6
Mastbreuk Afvallen van gondel en/of rotor*
-5
1,4 · 10
-4
3,2 · 10
-1
8,4 · 10-4 jr-1
jr
-1
4,2 · 10-4 jr-1
jr
-1
4,2 · 10
-4
jr
-1
5,0 · 10
-6
jr
-1
jr
-1
jr
-1
jr
-1
-4
jr
-4
jr-1
1,3 · 10 3,2 · 10
-1
* Gegevens uit het Handboek De resultaten zijn weergegeven in figuur 7. In deze figuur is het PR gegeven voor de drie ongevalsscenario’s afzonderlijk, de vette lijn geeft het totale PR. De resulterende contourafstanden zijn gegeven in tabel 10.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
18
1.0E-03
Plaatsgebonden Risico PR [per jaar]
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07
1.0E-08 Bladbreuk Mastbreuk Gondel/Rotor
1.0E-09
Totaal
1.0E-10 0
50
100
150
200
250
Afstand [m]
figuur 7. Plaatsgebon den risico (PR) als functie van de afstan d tot de windturbine, be paald met faalfrequenties op basis van het turbineontwerp (fabrikantgegevens). tabel 10: Afstanden van de versch illende PR contouren berekend o p basis van fabrikantgegevens
Contour
Afstand
PR = 10-6 per jaar
46 meter
-8
PR = 10 per jaar
144 meter
Het AC restaurant ligt op een afstand ligt van ruim 46 meter tot turbine 4. Volgens bovenstaande rekenmethodiek met fabrikantgegevens voor faalfrequenties ligt het drive-in gedeelte van het AC-restaurant buiten deze PR = 10-6 contour. Toepassing van de fabrikantwaarde voor mastbreuk Om aan te geven welke invloed de faalfrequentie van de mast heeft op de berekende risico’s, hebben we de berekeningen uitgevoerd op basis van de door de fabrikant verstrekte gegevens voor de faalfrequentie van alleen de mast, terwijl we voor de faalfrequenties voor bladbreuk en afvallen van gondel en/of rotor de Handboekwaarden gebruiken. Onderstaande tabel laat zien dat de faalfrequentie voor mastbreuk op basis van het turbineontwerp ruim een factor negen kleiner is dan de aanbevolen rekenwaarde van het Handboek.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
19
tabel 11: Faalfrequentie voor mastbreuk volgens fabrikant en Handboek.
Ongevalscenario
Faalfrequentie volgens
Aanbevolen
turbineleverancier*
rekenwaarde Handboek
-5
Mastbreuk
1,4 · 10
jr
-1
1,3 · 10-4 jr-1
* Berekend voor een plaatsingstermijn van 20 jaar.
De berekende risico’s en trefkansen, waarbij voor de berekeningen van de gegevens in de kolom ´Fabrikant´ alleen de faalfrequentie voor mastbreuk verschilt van de Handboekwaarde, staan hieronder vermeld in tabel 12. tabel 12. Resultaten risicoanalyse op basis van de faalfrequentie voor mastbreuk volgens fabrikant enerzijds en aanbevolen rekenwaarden v olgens het Han dboek anderzijds.
Risico en trefkans Groepsrisico AC restaurant Trefkans ondergrondse LPG-tank BP
Fabrikant 0,4 · 10
-6
-6
Handboek -1
3,5 · 10-6 jr-1
-1
9 · 10-6 jr-1
jr
1,0 · 10 jr
Trefkans bovengrondse propaan-tank AC restaurant Bladbreuk wt3* Bladbreuk wt4* Mastbreuk wt4 Totaal
6,9 · 10-9 8,6 · 10-6 2,0 · 10-6 1,1 · 10-5
6,9 · 10-9 8,6 · 10-6 1,9 · 10-5 2,8 · 10-5
* Faalfrequenties voor bladbreuk uit het Handboek
De tabel laat zien dat groepsrisico en trefkansen beduidend lager zijn wanneer de faalkans voor mastbreuk volgens opgave van de windturbinefabrikant wordt gebruikt in de risicoberekeningen. Het groepsrisico voor het AC-restaurant en de trefkans voor de ondergrondse LPG-tank van BP zijn circa een factor negen lager en de trefkans voor de bovengrondse propaantank bij het AC-restaurant is ruim een factor twee lager.
4.8
IJsafwerping
Volgens het Handboek Risicozonering Windturbines treedt ijsafzetting op rotorbladen meestal op tijdens stilstand van de turbine. Het risico bestaat dat loslatende stukken ijs die naar beneden vallen schade aan objecten op de grond veroorzaken. Personen die zich bij de windturbine bevinden, lopen het gevaar door vallend ijs geraakt te worden. Een gebouw biedt in het algemeen voldoende bescherming tegen vallend ijs. IJsafzetting op rotorbladen van windturbines komt in Nederland niet veel voor: het Handboek gaat uit van maximaal twee keer per jaar. Volgens het Activiteitenbesluit [2] mogen windturbines niet in bedrijf zijn wanneer zich ijs op de rotorbladen heeft afgezet. Als er als gevolg van de meteorologische omstandigheden ijsafzetting is, dan zal de windturbine altijd direct stil gezet worden door de exploitant. Met behulp van een ijsdetectiesysteem zal het controle- en besturingssysteem van de windturbine dit automatisch detecteren en uitvoeren.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
20
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
21
5
Samenvatting en Conclusies
Onder normale omstandigheden geeft het feit dat windturbines zijn gecertificeerd volgens de voorgeschreven richtlijnen voldoende veiligheidsgaranties voor de omgeving. Wel kan de locatie van de turbines nabij andere activiteiten of installaties bepalend zijn voor omgevingsrisico’s. Het is aan het bevoegd gezag om hierover het uiteindelijke oordeel te geven. Om het bevoegd gezag hierin te faciliteren is deze kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd. Hierbij wordt het Handboek Risicozonering Windturbines [1] gebruikt als praktijkrichtlijn voor de te hanteren berekeningsmethodieken. In deze risicoanalyse beschouwen we een rij van vijf windturbines met een masthoogte van 105 meter parallel langs de rijksweg A17 nabij Nieuwegein. In dit rapport worden de volgende punten uitgewerkt: 1. de maximale werpafstand bij bladbreuk; 2. het plaatsgebonden risico en de PR-contouren; 3. beoordeling risicocriteria voor de rijksweg A27 en een interne weg; 4. beoordeling risico’s voor het AC restaurant; 5. beschouwing risico’s voor nabijgelegen tankstations; 6. beschouwing risico’s voor eventueel te bouwen biogas-installatie in de omgeving. 7. beschouwing risico’s bij toepassing van faalfrequenties volgens opgave van de windturbinefabrikant. 8. beschouwing risico’s ijsafwerping Voor de nabij gelegen rijksweg A27 voldoet de situatie aan de criteria die Rijkswaterstaat hanteert voor rijkswegen. Ook de overdraai van een van de windturbines over de interne weg op het terrein van het AC-restaurant en de weg voor het drive-in restaurant voldoet aan de Rijkswaterstaat criteria voor IPR en MR. De berekende afstand van de plaatsgebonden risico contour PR = 10-6 per jaar bedraagt 150 meter. Binnen deze contour liggen geen woningen. Wel ligt het AC-restaurant ruim binnen de deze contour. Het maximale individuele risico is berekend voor een werknemer van het drive-in restaurant en bedraagt 1 · 10-6 per jaar. Aangezien het restaurant druk wordt bezocht is het voorstelbaar dat er meerdere slachtoffers vallen als een turbine omvalt door mastbreuk en de gondel terecht komt op het restaurant. De berekende kans op een ongeval met 10 of meer slachtoffers bedraagt 3,5 · 10-6 per jaar..Deze situatie is ter beoordeling aan het bevoegd gezag. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen stelt dat nabij een bedrijf met gevaarlijke stoffen een ongeval met 10 doden of meer met een kans van maximaal 1 · 10-5 per jaar mag voorkomen en een ongeval met 100 doden of meer met een kans van maximaal
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
22
1 · 10-7 per jaar. Hoewel een windturbine geen bedrijf met gevaarlijke stoffen is, kan het bevoegd gezag overwegen om deze BEVI-norm in haar besluitvorming te betrekken. De twee nabijgelegen tankstations liggen binnen het bereik van de maximale werpafstand van een afgebroken turbineblad. Een tankstation is een bedrijf met een verhoogd extern veiligheidsrisico en moet daarom zelf als mogelijke risicoveroorzaker aan veiligheidscriteria voldoen. De plaatsing van windturbines kan van invloed zijn op de risicoanalyse van het tankstation omdat het een extra initiërende gebeurtenis toevoegt. Mastbreuk of bladbreuk bij de windturbine is in dit geval een indirect risico, vanwege de kans op een domino-effect. Er wordt in de beoordeling onderscheid gemaakt tussen de ondergrondse opslagtanks voor de verschillende brandstoffen en de bovengrondse tanks of tankauto’s. De berekende trefkans is het grootst voor de ondergrondse LPG-tank van het BP tankstation (windturbine 3) en bedraagt 9 10-6 per jaar. Deze situatie is ter beoordeling van het bevoegd gezag. De berekende trefkans voor de bovengrondse propaangastanks is het grootst voor de propaantank van het AC restaurant (met name bepaald door windturbine 4) en bedraagt 2,8 10-5 per jaar. Deze situatie is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Met enkele aannames betreffende de capaciteit en aanvoerfrequentie van LPG-tankauto’s is de kans dat het vulpunt van een van de tankstations wordt geraakt door een afgebroken rotorblad of een omvallende turbine berekend. Deze berekende trefkans is het grootst voor het BP tankstation (windturbine 3) en bedraagt 2,6 10-7 per jaar. Deze situatie is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Er is een voorlopige berekening gemaakt van de trefkansen van eventueel in de nabijheid van de windturbines te plaatsen opslagtanks voor methanol voor een biomassa-installatie. De kans dat een opslagvat wordt geraakt door een afgebroken rotorblad is berekend op ongeveer 4 10-6 per jaar voor afstanden groter dan 150 m tot ca. 190m en op ongeveer 1 10-8 per jaar voor een afstand tussen de 200m en de maximale werpafstand van 370m. Daarboven is de trefkans nul. Enkele risicoberekeningen zijn gemaakt op basis van door de fabrikant opgegeven waarden voor faalfrequenties. Bij toepassing van deze gevens ligt het drive-in gedeelte van het AC-restaurant buiten de aldus berekende PR = 10-6 contour. Het groepsrisico voor het AC-restaurant en de trefkans voor de ondergrondse LPG-tank van BP zijn circa een factor negen lager en de trefkans voor de bovengrondse propaantank bij het AC-restaurant is ruim een factor twee lager. Windturbines mogen niet in bedrijf zijn wanneer zich ijs op de rotorbladen heeft afgezet. Als er als gevolg van de meteorologische omstandigheden ijsafzetting is, dan zal de windturbine altijd direct stil gezet worden. Met behulp van een ijsdetectiesysteem zal het
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
23
controle- en besturingssysteem van de windturbine dit automatisch detecteren en uitvoeren.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
24
Referenties
[1] Handboek Risicozonering Windturbines - 2e, geactualiseerde versie januari 2005. [2] Besluit van 19 oktober 2007, nr. 07.001133, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer). [3] Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen), Staatsblad 2004, 250. [4] Ministerie van Verkeer en Waterstaat – Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, “Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over Rijkswaterstaatwerken, Staatscourant 2 juli 2002, nr. 123. [5] NVN 11400-0: 1999/A1 2005: Nederlandse voornorm voor Windturbines – Deel 0: Voorschriften voor typecertificatie – Technische eisen, februari 2005.
RISICOANALYSE WINDPARK HET KLOOSTER
25
65
Bijlage 12
advies RIVM
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
Postbus 1 3720 BA Bilthoven
A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven
Tel (030)27491 11 Fax (Q3HX22!29_2i
[email protected] www.rivm.nl
Gemeente Nieuwegein Afdeling Duurzame Ontwij T.a.v. dhr. ing. N.A. Woltejrs Postbus 1 3430 AA NIEUWEGEIN
Onderwerp
Risicoanalyse windpark Het Klooster
Geachte heer Wolters,
Datum 23 oktober 2007 Ons kenmerk 269/07 CEV Spo/pbz-1678 Uw kenmerk DO/2007/478 Blad 1/5
Behandeld door Dr. M.B. Spoelstra Centrum Externe Veiligheid Tel 030-274 7558 Fax 030 - 274 4442
[email protected] Kopie aan A. Moerkerken VROM Inspectie NW
In uw brief van 20 maart 20071 verzoekt u het Centrum Externe Veiligheid (CEV) om een algemene beoordeling te geven van de risicoanalyse van windpark Het Klooster nabij een tweetal LPG-installaties en een AC-restaurant2. Daarop heeft het CEV u per email een artikel toegestuurd over veiligheidsafstanden bij windturbines3. Naar aanleiding hiervan is de risicoanalyse aangepast en is het verzoek gebleven om de risicoanalyse te beoordelen. Na het toesturen van onze conceptbrief op 30 augustus 2007 is de risicoanalyse opnieuw aangepast en deze is ons 3 oktober 2007 toegestuurd . Naast het verzoek om een inhoudelijke beoordeling, zijn de vragen gesteld in hoeverre er rekening gehouden moet worden met de 10~6 contour voor windturbines en in hoeverre voor de verantwoording van het groepsrisico voor het gebied Het Klooster de aanwezigheid van de windturbines een nadere risicoanalyse noodzaakt voor de LPG-tankstations. In deze brief worden de resultaten van de totale beoordeling gegeven. In de beoordeling zijn de antwoorden van de gestelde vragen meegenomen. Allereerst moet opgemerkt worden dat de externe veiligheidsaspecten van windturbines niet in het expertisegebied van het CEV vallen. Ons expertisegebied omvat het analyseren en doorrekenen van scenario's met gevaarlijke stoffen op en nabij inrichtingen en transportroutes. De invalshoek voor het CEV met betrekking tot de gevaarsaspecten van windmolens nabij LPG-tankstations liggen daardoor met name bij de LPG-tankstations en niet bij de windturbines van windpark Het Klooster. Dit heeft tot gevolg gehad dat wij de berekende trefkansen niet hebben gecontroleerd en ons voornamelijk hebben gericht op de consequenties van de door Ecofys berekende trefkans voor de LPG-tankstations en het AC-restaurant. Als toetsingskader hebben wij de Handleiding Risicoberekeningen aangehouden3 en het RTVM-artikel3.
1
Brief gemeente Nieuwegein, dd. 20 maart 2007 met verzoek tot beoordelen risicoanalyse. De eerste versie van de risicoanalyse is hierbij als bijlage toegevoegd. 2 Ecofys, Risicoanalyse windpark Het Klooster, versie 6 (juni 2007) 3 RIVM, Windturbines op veilige a/stand?, Milieu Magazine (oktober 2005) 4 Ecofys, Risicoanalyse windpark Het Klooster, versie 7 (September 2007) 5 Handleiding Risicoberekeningen Bevi, versie 1.4 (juli 2007)
Datum 23 oktober 2007
Ons kenmerk 269/07 CEV Spo/pbz-1678 Blad 2/5
Conclusie Wij achten het gebruik van de risicoanalyse voor vergunningverlening voor wat de genoemde risico- en dominoafstanden betreft verdedigbaar aangezien deze afstanden overeenkomen met de afstanden die in het PvTVM-artikel genoemd worden. De aanwezigheid van de turbines resulteert in grotere effectafstanden voor de twee tankstations en het AC-restaurant omdat de faalkansen voor enkele reservoirs toenemen. Voor LPG-tankstation De Knoest geldt dat de afstandstabellen uit het REVI niet meer geschikt zijn om voor dit tankstation het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te bepalen. Voor tankstation de Kroon geldt dit niet. De aanwezigheid van de windturbines resulteert voor de werknemers en bezoekers van het AC-restaurant ook in een grotere blootstelling aan risico's. In de volgende paragraaf worden onze bevindingen nader toegelicht.
Bevindingen Algemeen In de risicoanalyse wordt het handboek Risicozonering Windturbines gebruikt om trefkansen en faalfrequenties te berekenen6. Gezien het expertisegebied van het CEV, hebben wij ons bij de beoordeling beperkt tot de PR-afstand en tot de afstanden van turbines 3 en 4 in relatie tot de dominoafstanden die in [3] vermeld staan. Hiertoe zijn de resultaten van de risicoanalyse vergeleken met de gegevens uit het RTVM-artikel. Dit was mogelijk omdat het vermogen en de omvang van de te realiseren windturbines overeenkomen met de windturbines waaraan in [3] gerekend is7. 1. PR-afstand In de risicoanalyse is de PR-contour van 10"6/jaar berekend op 150 m. Dit komt goed overeen met de afstand van 157 m die in het RIVM-artikel vermeld staat, zodat de berekende waarde als juist wordt beoordeeld. In hoeverre (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour aanwezig zouden mogen zijn, is een afweging die het bevoegd gezag moet maken. DCMR en de provincie Zeeland hebben hieromtrent de afweging gemaakt dat windturbines niet aanwezig mogen zijn in de buurt van opslagtanks met gevaarlijke stoffen3 (beantwoording vraag 1).
2. Dominoafstanden - Om een uitspraak te kunnen doen in hoeverre de aanwezigheid van windturbines significant bijdraagt tot de risico's voor de tankstations, is in het RIVM-artikel de afstand bepaald waarop de faalkans met meer dan 10% toe zal nemen ten gevolge van de aanwezigheid van de windturbines. Binnen deze dominoafstand moet rekening worden gehouden met een verhoogd risico op het vrijkomen van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. De berekende afstanden zijn 215 m voor bovengrondse reservoirs en 110 m voor ondergrondse reservoirs. De dominoafstanden in de risicoanalyse komen hier goed mee overeen, namelijk resp. 190 m en 120 m, zodat wij ervan uitgaan dat deze juist zijn berekend.
6 7
SenterNovem, Handboek Risicozonering Windturbines, versie 2 (januari 2005) In [3] wordt uitgegaan van windturbines van 3000 kW met een ashoogte van 96 m en een bladlengte van 42 m. De windturbines van windpark Het Klooster zijn lets groter qua afmeting (resp. 105 m en 44 m), maar voor de risico-afstand en de maximale werpafstand zullen de verschillen niet dusdanig groot zijn dat de risicoanalyses niet met elkaar te vergelijken zijn.
Datum 23 oktober 2007 Ons kenmerk 269/07 CEV Spo/pbz-1678 Blad 3/5
De afstanden die door Ecofys in de risicoanalyse bepaald zijn en die binnen het dominogebied vallen, zijn in tabel 1 vet gedrukt (zie volgende pagina). Uit de resultaten blijkt dat zowel turbine 3 als 4 significant (meer dan 10%) bijdragen tot de faalkans van enkele reservoirs bij de tankstations (de vetgedrukte getallen) en dat turbine 4 dat ook doet bij de bovengrondse propaantank bij het AC-restaurant. Hierbij moet opgemerkt worden dat dit nog niet wil zeggen dat binnen de dominoafstanden deze windturbines niet aanwezig zouden mogen zijn. - Bij de plaatsing van de methanoltanks is het verstandig om rekening te houden met de windturbines. Zowel tanks als windturbines moeten nog geplaatst worden en om er zorg voor te dragen dat het falen van windturbines niet van invloed is op het falen van een of meerder methanoltanks, zou de afstand tussen een windturbine en de methanoltanks minimaal 190 m moeten zijn8.
Tabel 1 - Resultaten risicoafstanden t.o.v. dominoafstanden voor een windturbine van 3000 kW.
BP-station "De Kroon" LPG-tank ondergronds Diesel- en benzinetanks ondergronds Propaantanks bovengronds Opstelplaats LPG-tankauto
90 180 210 130
320 220 190 280
350
Shell-station "De Knoest" LPG-tank ondergronds Diesel- en benzinetanks ondergronds Propaantanks bovengronds Opstelplaats LPG-tankauto
430 370
150 150 170 150
AC-restaurant
330
85
390
>150 Methanol opslagtanks bovengronds >150 De vetgedrukte afstanden vallen binnen het dominogebied van de desbetreffende windturbine.
3. Risicoconsequenties LPG-tankstations Met berekeningen hebben wij de risicoconsequenties globaal in kaart gebracht, waarbij er van uit is gegaan dat het treffen van een reservoir leidt tot het falen van het reservoir (koude bleve). De dominogevoelige objecten zijn het ondergrondse LPG-reservoir van BP-station De Kroon, de bovengrondse propaantank van Shell-station De Knoest en de LPG-tankauto's die aan het verladen zijn. In tabel 2 staan de tref- c.q. faalkansen van deze objecten vermeld in de situatie met en zonder windturbines.
' Hierbij moet opgemerkt worden dat de toename van de faalkans voor de methanoltanks ongeveer 1 % bedraagt. Dit heeft te maken met een grotere faalkans van atmosferische tanks waardoor het effect van de windturbines kleiner wordt.
Datum 23 oktober 2007
Tabel 2 - Tref- enfaalkansen van objecten bij LPG-tankstations bij aan- en ajwezigheid van windturbines 3 en 4.
Ons kenmerk 269/07 CEV Spo/pbz-1678 Blad 4/5
LPG reservoir BP (de Kroon)
9-10
1 -lO'1
Propaantank Shell (de Knoest)
2,6 -10-'
1 -10-'
3,6
LPG tankauto Shell (de Knoest) LPG tankauto BP (de Kroon)
2.6 -10'7 2.7 -lO'8
8,0-10-9b)
34 4,4
a) de gebruikte faalkans is de optelsom voor de scenario's Instantaan falen en Uitstroom in 10 minuten (geldt voor reservoirs) of Falen grootste aansluiting (voor tankauto). b) Hierbij is uitgegaan van een doorzet van 1000 m /jaar, 70 verladingen a 14,3 m voor een 20 m reservoir; verladingsduur 30 minuten, aanwezigheidsduur 40-45 minuten. Dit geeft een aanwezigheidsduur van 0,57% (50 uur) op jaarbasis. Faalkans tankauto wordt dan 1 -10"6 • 0,0057 = 5,7 -10~9/jaar. Omdat de door Ecofys berekende trefkansen echter gebaseerd zijn op een jaarlijkse aanwezigheid van 70 uur 9 9 i.p.v. 50 uur, moet hiervoor gecorrigeerd worden: (7 / 5) • 5,7 -10" /jaar = 8,0 -10" /jaar. c) De tref- en faalkansen worden bij elkaar opgeteld en de aldus verkregen nieuwe faalkans wordt vergeleken met de oude faalkans. Een toename in de faalkans van 10% komt overeen met factor 1,1.
Tabel 2 laat zien dat het domino-effect het grootst is voor de LPG-tankauto bij Shellstation de Knoest, ook al is de tankauto gemiddeld 70 uur per jaar aanwezig. Dit zal ook van invloed zijn op de PR-contouren en gelet op de aanwezigheid van het AC-restaurant binnen het (huidige) invloedsgebied van 150 m van tankstation De Knoest, zijn de afstandstabellen voor de categoriale inrichting LPG-tankstation De Knoest niet meer geschikt om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te bepalen. Voor tankstation De Kroon geldt dit niet omdat er binnen het invloedsgebied veel minder mensen aanwezig zijn waar rekening mee gehouden moet worden. De Handleiding Risicoberekeningen BEVI adviseert dit ook in § 3.2.29. Omdat de LPG-tankstation nog wel steeds als een categoriale inrichting moet worden beschouwd10, blijven de waarden voor de personendichtheden voor het groepsrisico van toepassing (beantwoording vraag 2). Ook de kans op het falen van de propaantank bij tankstation De Knoest wordt groter door de aanwezigheid van de windturbines. Normaal gesproken wordt een propaantank bij een LPG-installatie niet beschouwd, omdat de PR 10"6-contour binnen de PR 10"6contour valt van de LPG-installatie. Door de grotere faalkans wordt de PR 10"6-contour ook groter en vormt dit een tweede reden om voor tankstation De Knoest een risicoanalyse op te stellen. 4. Risicoconsequenties AC-restaurant Behalve voor de propaantank bij tankstation De Knoest wordt ook de kans op instantaan falen van de propaantank bij het AC-restaurant groter ten gevolge van de aanwezigheid van de windturbines, in dit geval zelfs met een factor 29 (zie tabel 3). De invloed hiervan is dusdanig dat de PR 10"6-contour op tientallen meters komt te liggen. De werknemers en bezoekers van het AC-restaurant worden daardoor aan hogere risico's blootgesteld, maar omdat de propaantank en het restaurant tot dezelfde inrichting behoren, is een dergelijke situatie wettelijk gezien toegestaan. 9
Uitgangspunt is dat het treffen van een reservoir door een onderdeel van een windturbine leidt tot het falen van het reservoir (koude bleve). Hiertoe zal in de QRA-berekening een extra scenario moeten worden aangemaakt waarbij voor de burstpressure de procesdruk moet worden aangehouden. 10 Antwoord van Infomil op de door het CEV gestelde vraag in hoeverre de aanwezigheid van een bovengrondse propaantank er voor zorgt dat een categoriale LPG-tankstation niet meer categoriaal wordt.
Datum 23 oktober 2007 Ons kenmerk 269/07 CEV Spo/pbz-1678 Blad 5/5
Tabel 3 - Tref- enfaalkansen propaantank bij AC-restaurant bij aan- en afwezigheid van windturbines 3 en 4.
Propaantank AC-restaurant a) de gebruikte faalkans is de optelsom voor de scenario's Instantaan falen en Uitstroom in 10 minuten (geldt voor reservoirs). b) De tref- en faalkansen worden bij elkaar opgeteld en de aldus verkregen nieuwe faalkans wordt vergeleken met de oude faalkans.
Wij sturen de VROM-inspectie een kopie van deze brief, zodat zij goed geinformeerd zijn als er vragen over Windturbinepark Het Klooster worden gesteld. Indien u daar bezwaar tegen heeft, verzoeken wij u dit binnen 10 dagen na dagtekening aan ons te laten weten. Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Voor vragen kunt u contact opnemen met mevrouw M. Spoelstra, telefoonnummer 030 - 274 7558. Met vriendelijke>groet,
\ ir. C.M. van Luijk, Hoofd Centrum Externe Veiligheid
I
66
Bijlage 13
peutz risico analyse
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
Bijlage 14
KPN
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
68
Bijlage 15
luchtverkeer
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
69
Bijlage 16
tno radarverstoring
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
70
Bijlage 17
radar defensie
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
72
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
73
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan 'Windpark Nieuwegein' van de gemeente Nieuwegein. 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in NL.IMRO.0356.BPKL2011HER001.VO01 met de bijbehorende regels. 1.3
het
GML-bestand
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.6
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen. 1.7
bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.8 bestaand 1. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; 2. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. 1.9
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
74
1.10
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.11
Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.12
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.13
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.14
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.15
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.16
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel. 1.17
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.18
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.19
functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan. 1.20
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.21
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 1.22
opstelplaats
een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine door middel van het opstellen van een hijskraan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
75
1.23 peil a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld; c. indien in of op het water wordt gebouwd: 1. het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil). 1.24
windturbine
een bouwwerk voor het omzetten van windenergie in mechanische, elektrische of thermische energie.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
76
Artikel 2
Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.2
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.3
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (rotor)as van de windturbine. 2.4
de hoogte van een antenne-installatie
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne-installatie.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
77
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsplanregels
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
f.
de vestiging van bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' de vestiging van bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; niet zelfstandige kantoren waarbij het oppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt met een maximum van ten hoogste 2.000 m²; verkeersvoorzieningen, waaronder ontsluitingswegen en langzaamverkeersroutes; parkeervoorzieningen, waarbij de volgende parkeernormen van toepassing zij: 1. 1 parkeerplaats per 50 m² bvo kantoor; 2. 1 parkeerplaats 125 m² bvo bedrijfsruimte; 3. 1 parkeerplaats per 200 m² bvo showroom/magazijnruimte; groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
3.2 3.2.1
Bouwregels Gebouwen
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j. 3.3
gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; gebouwen dienen voor minimaal 60% in de gevellijn te worden gebouwd; gebouwen voor zover gelegen direct aan de Rijksweg A27 dienen in, dan wel parallel aan de bouwvlakgrenzen gebouwd te worden; de afstand tussen gebouwen onderling bedraagt ten minste 5 m; de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 m; het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 70% van het bouwperceel; ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 8; het oppervlak van bouwpercelen bedraagt ten hoogste 45.000 m²; de goothoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m en het oppervlak bedraagt ten hoogste 25 m²; ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 2 m. Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. b. c. d.
de uitoefening van (perifere) detailhandel is niet toegestaan; zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan; wonen is niet toegestaan; Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
78
e. f.
g.
h.
Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; Parkeervoorzieningen zoals bedoeld in lid 3.1 onder d op de gronden voor zover gelegen tussen bedrijfsgebouwen (en het verlengde daarvan zijn) en wegen (A27) zijn niet toegestaan; buitenopslag van goederen op de gronden voor zover gelegen tussen bedrijfsgebouwen (en het verlengde daarvan) en wegen (A27) is niet toegestaan.
3.4 3.4.1
Afwijken van de gebruiksregels Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2: a. b.
om het maximum bebouwingspercentage met 10% te verhogen tot 80%; om ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' het maximum bebouwingspercentage te verhogen tot 100%; c. om de bouwhoogte te verhogen naar 18 meter voor gebouwen; d. voor het vergroten van de maximale omvang van bouwpercelen, mits dit in overeenstemming is met de beoogde parcelering, waarbij in acht genomen wordt dat: 1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen; 2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast; 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; 4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. branden rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd; 5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn. 3.4.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 onder a om bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 5.1 en afwijken van lid 3.1 onder b om bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 4.2, waarbij: 6. de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving niet mag toenemen; 7. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken; geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking; 8. voor het beoordelen van gevolgen voor de waterwinning wordt door het bevoegd gezag vooraf advies ingewonnen bij de waterbeheerder. 3.4.3
Afwijken ten behoeve van Bevi-inrichtingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder e om een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende regels: a.
de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen: 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting; 2. op gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
79
b.
bij het verlenen van de omgevingsvergunning dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
3.4.4
Afwijken ten behoeve van buitenopslag
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder h om buitenopslag in de zone tussen bedrijfsgebouwen en de A27 toe te staan onder de voorwaarde dat er vanaf de A27 geen zicht is op de buitenopslag.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
80
Artikel 4 4.1
Bedrijf - Uit te werken
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. 4.2
de vestiging van bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; niet zelfstandige kantoren waarbij het oppervlak ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt met een maximum van ten hoogste 2.000 m²; verkeersvoorzieningen, waaronder ontsluitingswegen en langzaamverkeersroutes; groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Uitwerkingsregels
De in het bestemmingsplan 'Het Klooster Zuid, correctieve herziening' opgenomen regels zijn overeenkomstig van toepassing.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
81
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Windturbine
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
5.2
de opwekking van windenergie door middel van windturbines met een maximaal gezamenlijk vermogen van 13 MW; wegen met een maximale breedte van 5 m en opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines; waterpartijen, watergangen, (natuurvriendelijke) oevers, taluds, (voorzieningen voor) waterhuishouding en waterrecreatie; bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, transformatorhuisjes, kabels en leidingen, kunstwerken, groen, water en voetpaden.
Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 5.2.1 Windturbines a. de minimale bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten minste de met de aanduiding 'minimale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; b. de maximale bouwhoogte van een windturbine bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte)' aangegeven bouwhoogte; c. voor andere bouwwerken dan windturbines geldt het bepaalde in lid 5.2.2. 5.2.2 Overige bouwwerken a. per windturbine is een gebouw ten behoeve van een transformatorstations toegestaan van ten hoogste 10 m2 met een maximale bouwhoogte van 3 m; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
82
Artikel 6 6.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
groenvoorzieningen;
alsmede voor: b. c. d. e. f.
wegen met een maximale breedte van 5 m en opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines; oeververbindingen; geluidswerende voorzieningen; waterlopen en waterpartijen; kabels en leidingen en overige nutsvoorzieningen;
ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: g. h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en paden.
6.2 6.2.1
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de windturbines in de vorm van een transformatorstations van ten hoogste 10 m2 met een maximale bouwhoogte van 3 m. Per windturbine is één gebouw in de vorm van een transformatorstation toegestaan. 6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten en geluidswerende voorzieningen ten hoogste 12 m bedragen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
83
Artikel 7 7.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
7.2
verkeersvoorzieningen in de vorm van rijkswegen en op- en afritten; verkeersvoorzieningen in de vorm van ontsluitingswegen; wegen met een maximale breedte van 5 m en opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines; fiets- en voetpaden; kunstwerken; en geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen. Bouwregels
op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: a. a. b.
de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3m en heeft een oppervlak van ten hoogste 25 m²; per windturbine is een gebouw ten behoeve van een transformatorstations toegestaan van ten hoogste 10 m2 met een maximale bouwhoogte van 3 m; de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
84
Artikel 8 8.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
de waterhuishouding (waterberging, wateraanvoer en waterafvoer); groenvoorzieningen.
8.2 8.2.1
Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels: a. b.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m; in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de verkeersfunctie, waaronder begrepen bruggen, mag maximaal 8 m bedragen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
85
Hoofdstuk 3
Artikel 9
Algemene regels
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 10.1
Algemene aanduidingsregels
Vrijwaringszone - windturbine
Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' is: a. b.
de overslag van de rotorbladen van de windturbines toegestaan; de bouw van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan.
10.2
Veiligheidszone - windturbine
Op de gronden met de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine' is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan. 10.3
Straalpad
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' bedraagt de bouwhoogte van een bouwwerk ten hoogste 130 m.
Artikel 11 11.1
Algemene afwijkingsregels
Maten en bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: a. b.
afwijkingen van maten (waaronder percentages) - uitgezonderd de maten voor windturbines- met ten hoogste 10%; overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken of strijdigheid ontstaat met wet- en regelgeving.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
86
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
87
Hoofdstuk 4
Artikel 12
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Eenmalig kan een afwijking van de regels worden verleend van lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Windpark Nieuwegein van de gemeente Nieuwegein. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …………
De griffier,
De voorzitter,
…………
…………
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
88
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de regels
90
Bijlage 1 Staat 'bedrijventerrein'
van
Bedrijfsactiviteiten
_______________________________________________________________________________________________________________ 051403.16109.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Lijst van afkortingen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' < > = cat. e.d. kl. n.e.g. o.c. p.c. p.o. b.o. v.c. u d
niet van toepassing of niet relevant kleiner dan groter gelijk aan categorie en dergelijke klasse niet elders genoemd opslagcapaciteit productiecapaciteit productieoppervlak bedrijfsoppervlak verwerkingscapaciteit uur dag
w j B C D L Z R V G/P
week jaar bodemverontreiniging continu divers luchtverontreiniging zonering op basis van Wet geluidhinder risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing) Vuurwerkbesluit van toepassing verkeersaantrekkende werking goederenvervoer/personenvervoer: 1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking 2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking 3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking
10
30
C
10
30
10
30
C
10
100
bloembollendroog- en prepareerbedrijven
30
10
30
C
10
witlofkwekerijen (algemeen)
30
10
30
C
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m²
30
10
algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o.<= 500 m²
30
10
0
Tuinbouw:
0112
4
-
champignonkwekerijen (algemeen)
0112
5
-
champignonkwekerijen met mestfermentatie
0112
6
-
0112
7
-
014
0
Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
014
1
-
014
2
-
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
30
-
0112
CATEGORIE
INDICES
100
01
014
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW 2
1 G
3.2
1 G
30
2
1 G
10
30
2
1 G
50
10
50
3.1
2 G
30
10
30
2
1 G
D
-
algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
014
3
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m²
30
10
50
10
50
3.1
2 G
014
4
-
plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
30
10
30
C
0
30
2
1 G
100
0
100
C
50
100
3.2
2 G
50
0
50
C
10
50
3.1
1 G
100
30
50
C
0
100
3.2
1 G
50
0
50
C
0
50
3.1
1 G
0142 05
KI-stations -
VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1
Zeevisserijbedrijven
0501.2
Binnenvisserijbedrijven
0502
0
Vis- en schaaldierkwekerijen
0502
1
-
oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven
0502
2
-
visteeltbedrijven
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151
0
Slachterijen en overige vleesverwerking:
151
1
-
slachterijen en pluimveeslachterijen
100
0
100
C
50
151
2
-
vetsmelterijen
700
0
100
C
30
151
3
-
bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval
300
0
100
C
50
151
4
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1.000 m²
100
0
100
C
50
151
5
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1.000 m²
50
0
50
C
30
R
R
100
3.2
2 G
700
D
5.2
2 G
R
300
4.2
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
1 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
151
6
-
vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²
30
0
50
10
50
3.1
1 G
151
7
-
50
0
50
10
50
3.1
1 G
151
8
loonslachterijen vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m²
50
0
50
10
50
3.1
2 G
152
0
Visverwerkingsbedrijven:
152
1
-
drogen
700
100
200
C
30
700
5.2
2 G
152
2
-
conserveren
200
0
100
C
30
200
4.1
2 G
152
3
-
roken
300
0
50
C
0
300
4.2
1 G
152
4
-
verwerken anderszins: p.o. > 1.000 m²
300
10
50
C
30
300
4.2
2 G
152
5
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 1.000 m²
100
10
50
30
100
3.2
1 G
152
6
-
conserveren of verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²
50
10
30
10
50
3.1
1 G
1531
0
Aardappelproductenfabrieken:
1531
1
-
vervaardiging van aardappelproducten
300
30
200
1531
2
-
vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²
50
10
50
1532, 1533
0
Groente- en fruitconservenfabrieken:
1532, 1533
1
-
jam
50
10
100
C
1532, 1533
2
-
groente algemeen
50
10
100
C
1532, 1533
3
-
met koolsoorten
100
10
100
1532, 1533
4
-
met drogerijen
300
10
1532, 1533
5
-
met uienconservering (zoutinleggerij)
300
1541
0
Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1541
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1541
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1542
0
Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
1542
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1542
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
1543
0
Margarinefabrieken:
1543
1
-
p.c. < 250.000 ton/jaar
1543
2
-
p.c. >= 250.000 ton/jaar
C
D
50
R
300
4.2
2 G
50
R
50
3.1
1 G
10
100
3.2
1 G
10
100
3.2
2 G
C
10
100
3.2
2 G
200
C
30
300
4.2
2 G
10
100
C
10
300
4.2
2 G
200
30
100
C
300
50
300
C
200
10
100
C
300
10
300
C
100
10
200
C
200
10
300
C
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
100
R
200
4.1
3 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
30
R
200
4.1
3 G
Z
50
R
300
4.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
1551
0
Zuivelproductenfabrieken:
1551
1
-
gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton/uur
200
100
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
2
-
geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton/uur
200
30
500
C
Z
50
R
500
5.1
3 G
1551
3
-
melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton/jaar
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1551
4
-
melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton/jaar
100
0
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1551
5
-
overige zuivelproductenfabrieken
50
50
300
C
50
R
300
4.2
3 G
1552
1
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²
50
0
100
C
50
R
100
3.2
2 G
1552
2
-
10
0
30
2
1 G
1561
0
Meelfabrieken:
1561
1
-
p.c. >= 500 ton/uur
200
100
300
C
100
R
300
4.2
2 G
1561
2
-
p.c. < 500 ton/uur
100
50
200
C
50
R
200
4.1
2 G
50
100
200
C
50
4.1
2 G
1561
consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²
Grutterswarenfabrieken
Z
0 Z
1562
0
Zetmeelfabrieken:
1562
1
-
p.c. < 10 ton/uur
200
50
200
C
1562
2
-
p.c. >= 10 ton/uur
300
100
300
C
1571
0
Veevoerfabrieken:
1571
1
-
destructiebedrijven
700
30
200
C
50
1571
2
-
beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek
700
100
100
C
30
1571
3
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit < 10 ton/uur water
300
100
200
C
30
1571
4
-
drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) capaciteit >= 10 ton/uur water
700
200
300
C
1571
5
-
mengvoeder, p.c. < 100 ton/uur
200
50
200
C
1571
6
-
mengvoeder, p.c. >= 100 ton/uur
300
100
300
C
Vervaardiging van voer voor huisdieren
200
100
200
C
30
1572
Z
Z Z
30
200
D
30
R
200
4.1
1 G
50
R
300
4.2
2 G
700
D
5.2
3 G
R
700
D
5.2
3 G
300
4.2
2 G
50
700
5.2
3 G
30
200
4.1
3 G
300
4.2
3 G
200
4.1
2 G
50
R
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
-
v.c. < 7.500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens
30
10
30
C
10
30
2
1 G
1581
2
-
v.c. >= 7.500 kg meel/week
100
30
100
C
30
100
3.2
2 G
Banket, biscuit- en koekfabrieken
100
10
100
C
30
100
3.2
2 G
500
100
300
C
100
500
5.1
2 G
1582 1583
0
Suikerfabrieken:
1583
1
-
v.c. < 2.500 ton/jaar
R
2
-
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
1
-
1584
2 -
v.c. >= 2.500 ton/jaar
700
C
Z
VERKEER
200
CATEGORIE
1000
INDICES GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
1583
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
200
R
1000
5.3
3 G
R
500
5.1
2 G
100
3.2
2 G
cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²
500
50
100
50
100
30
50
30
1584
3
30
10
30
10
2
1 G
1584
4
-
suikerwerkfabrieken met suiker branden
300
30
50
30
R
300
4.2
2 G
1584
5
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²
100
30
50
30
R
100
3.2
2 G
1584
6
-
suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²
30
10
30
10
30
2
1 G
50
30
10
10
50
3.1
2 G
1586
0
Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1586
1
-
koffiebranderijen
500
30
200
10
500
5.1
2 G
1586
2
-
theepakkerijen
100
10
30
10
100
3.2
2 G
4.1
2 G
4.1
2 G
1585
Deegwarenfabrieken
C
30
1587
Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden
200
30
50
10
200
1589
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen
200
30
50
30
200
Bakkerijgrondstoffenfabrieken
200
50
50
50
1589.1
D
D
R
200
4.1
2 G
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
30
200
4.1
2 G
300
4.2
2 G
1589.2
0
Soep- en soeparomafabrieken:
1589.2
1
-
zonder poederdrogen
100
10
50
10
1589.2
2
-
met poederdrogen
300
50
50
50
1589.2
Bakmeel- en puddingpoederfabrieken
200
50
50
1591
Destilleerderijen en likeurstokerijen
300
30
200
C
30
1592
0
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
1592
1
-
p.c. < 5.000 ton/jaar
200
30
200
C
30
R
200
4.1
1 G
1592 1593 t/m 1595
2
-
p.c. >= 5.000 ton/jaar
300
50
300
C
50
R
300
4.2
2 G
2
1 G
R
300
4.2
2 G
300
4.2
2 G
100
3.2
3 G
10
0
30
C
0
1596
Bierbrouwerijen
Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke
300
30
100
C
50
1597
Mouterijen
300
50
100
C
30
1598
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken
10
0
100
50
30
R
-
160 17
-
10
50
100
VERKEER
50
CATEGORIE
30
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
200
INDICES
VERWERKING VAN TABAK Tabakverwerkende industrie
171
STOF
16
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
C
30
200
4.1
2 G
30
100
3.2
2 G
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels
172
0
Weven van textiel:
172
1
-
aantal weefgetouwen < 50
10
10
100
172
2
-
aantal weefgetouwen >= 50
10
30
300
Z
0
100
3.2
2 G
50
300
4.2
3 G
173
Textielveredelingsbedrijven
50
0
50
10
50
3.1
2 G
174, 175
Vervaardiging van textielwaren
10
0
50
10
50
3.1
1 G
1751
Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken
100
30
200
10
200
4.1
2 G
176, 177
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen
0
10
50
10
50
3.1
1 G
18
-
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181
Vervaardiging kleding van leer
30
0
50
0
50
3.1
1 G
182
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (exclusief van leer)
10
10
30
10
30
2
2 G
183
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont
50
10
10
10
50
3.1
1 G
19
-
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
191
Lederfabrieken
300
30
100
10
300
192
Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel)
50
10
30
10
50
193
Schoenenfabrieken
50
10
50
10
0
50
100
50
200
30
50
10
-
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
2010.2
0
Houtconserveringsbedrijven:
2010.2
1
-
20 2010.1
Houtzagerijen met creosootolie
R
4.2
2 G
3.1
2 G
50
3.1
2 G
100
3.2
2 G
200
4.1
2 G
D
202 203, 204, 205 203, 204, 205
2
met zoutoplossingen
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 0 1
205 21
-
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
2111
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
30
50
10
50
3.1
2 G
100
30
100
10
100
3.2
3 G
0
30
100
0
100
3.2
2 G
0
30
50
0
50
3.1
1 G
10
10
30
0
30
2
1 G
200
100
200
C
200
4.1
3 G
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp
2112
0
Papier- en kartonfabrieken:
2112
1
-
p.c. < 3 ton/uur
50
30
50
C
2112
2
-
p.c. 3 - 15 ton/uur
100
50
200
C
Z
2112
3
-
p.c. >= 15 ton/uur
200
100
300
C
Z
30
30
100
C
212
INDICES
STOF
2010.2
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
Papier- en kartonwarenfabrieken
2121.2
0
Golfkartonfabrieken:
2121.2
1
-
p.c. < 3 ton/uur
30
30
100
C
2121.2
2
-
p.c. >= 3 ton/uur
50
30
200
C
22
-
C
Z
50
R
30
R
50
3.1
1 G
50
R
200
4.1
2 G
100
R
300
4.2
3 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
100
3.2
2 G
30
R
200
4.1
2 G
3 G
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
2221
Drukkerijen van dagbladen
30
0
100
10
100
3.2
2222
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
30
0
100
10
100
3.2
3 G
2222.6
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
10
0
30
0
30
2
1 P
2223
A
Grafische afwerking
0
0
10
0
10
1
1 G
2223
B
Binderijen
30
0
30
0
30
2
2 G
2224
Grafische reproductie en zetten
30
0
10
10
30
2
2 G
2225
Overige grafische activiteiten
30
0
30
10
30
2
2 G
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
0
0
10
0
10
1
1 G
D
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
231
Cokesfabrieken
1000
700
1000
C
Z
100
R
1000
5.3
2 G
2320.1
Aardolieraffinaderijen
1500
100
1500
C
Z
1500
R
1500
6
3 G 2 G
23
-
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT/KWEEKSTOFFEN
2320.2
A
Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30
R
100
3.2
2320.2
B
Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie
300
0
100
50
R
300
4.2
2 G
2320.2
C
Aardolieproductenfabrieken n.e.g.
300
0
200
50
R
300
D
4.2
2 G
10
10
100
1500
1500
D
6
1 G
233
Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven
24
-
2411
0
Vervaardiging van industriële gassen:
2411
1
-
luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton/dag lucht
10
0
700
C
100
R
700
5.2
3 G
2411
2
-
overige gassenfabrieken, niet explosief
100
0
500
C
100
R
500
5.1
3 G
2411
3
-
overige gassenfabrieken, explosief
100
0
500
C
300
R
500
5.1
3 G
200
0
200
C
200
R
200
D
4.1
3 G
2412
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
Kleur- en verfstoffenfabrieken
Z
2413
0
Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2413
1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
100
30
300
C
300
R
300
D
4.2
2 G
2413
2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
300
50
500
C
700
R
700
D
5.2
3 G
2414.1
A0
Organische chemische grondstoffenfabrieken:
2414.1
A1
-
niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
A2
-
vallend onder 'post-Seveso-richtlijn'
2414.1
B0
Methanolfabrieken:
2414.1
B1
-
2414.1
B2
-
2414.2
0
Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
2414.2
1
-
2414.2
2
-
300
10
200
C
300
R
300
D
4.2
2 G
1000
30
500
C
700
R
1000
D
5.3
2 G
p.c. < 100.000 ton/jaar
100
0
200
C
p.c. >= 100.000 ton/jaar
200
0
300
C
p.c. < 50.000 ton/jaar
300
0
200
C
p.c. >= 50.000 ton/jaar
500
0
300
C
2415
Kunstmeststoffenfabrieken
500
300
500
2416
Kunstharsenfabrieken en dergelijke
700
30
300
100
R
200
4.1
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
100
R
300
4.2
2 G
Z
200
R
500
5.1
3 G
C
500
R
500
5.1
3 G
C
500
R
700
5.2
3 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
242
0
Landbouwchemicaliënfabrieken:
242
1
-
fabricage
300
50
100
C
1000
R
1000
5.3
3 G
242
2
-
formulering en afvullen
100
10
30
C
500
R
500
D
5.1
2 G
300
30
200
C
300
R
300
D
4.2
3 G
243
Verf, lak en vernisfabrieken
2441
0
Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2441
1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
200
10
200
C
300
R
300
4.2
1 G
2441
2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
300
10
300
C
500
R
500
5.1
2 G
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
1
-
formulering en afvullen geneesmiddelen
50
10
50
50
R
50
3.1
2 G
2442
2
-
verbandmiddelenfabrieken
10
10
30
10
30
2
2 G
2451
Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken
300
100
200
C
100
R
300
4.2
3 G
2452
Parfumerie- en cosmeticafabrieken
300
30
50
C
50
R
300
4.2
2 G
2462
0
Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2462
1
-
zonder dierlijke grondstoffen
100
10
100
50
100
3.2
3 G
2462
2
-
met dierlijke grondstoffen
500
30
100
50
500
5.1
3 G
Fotochemische productenfabrieken
50
10
100
50
R
100
3.2
3 G
50
10
50
50
R
50
3.1
3 G
4.1
2 G
2464 2466
A
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken
2466
B
Overige chemische productenfabrieken n.e.g.
200
30
100
C
200
R
200
Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken
300
30
300
C
200
R
300
4.2
3 G
300
50
300
C
100
R
300
4.2
2 G 1 G
247 25
-
2511
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Rubberbandenfabrieken
2512
0
Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
2512
1
-
vloeroppervlak < 100 m²
2512
2
-
vloeroppervlak >= 100 m²
2513
D
Rubber-artikelenfabrieken
50
10
30
30
50
3.1
200
50
100
50
R
200
4.1
2 G
100
10
50
50
R
100
3.2
1 G
D
252
0
Kunststofverwerkende bedrijven:
252
1
-
zonder fenolharsen
200
50
100
100
R
200
4.1
2 G
252
2
-
met fenolharsen
300
50
100
200
R
300
4.2
2 G
30
30
100
30
100
300
glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton/jaar
300
100
100
glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton/jaar
500
200
300
Glas-in-loodzetterij
10
30
30
10
Glasbewerkingsbedrijven
10
30
50
10
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
261
0
Glasfabrieken:
261
1
-
glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton/jaar
261
2
-
glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton/jaar
261
3
-
261
4
-
2615
30
30 C
Z
50
R
30 C
Z
50
R
VERKEER
50
productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen
CATEGORIE
30
-
INDICES GROOTSTE AFSTAND
50
3
2612
GEVAAR
STOF
252
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
3.1
2 G
100
3.2
1 G
300
4.2
2 G
300
4.2
1 G
500
5.1
2 G
30
2
1 G
50
3.1
1 G
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
-
vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
10
10
30
10
30
2
1 G
262, 263
2
-
vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW
30
50
100
30
100
3.2
2 G
264
A
Baksteen en baksteenelementenfabrieken
30
200
200
30
200
4.1
2 G
264
B
Dakpannenfabrieken
50
200
200
100
R
200
4.1
2 G
2651
0
Cementfabrieken:
2651
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
300
500
C
2651
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
500
1000
C
2652
0
Kalkfabrieken:
2652
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2652
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2653
0
Gipsfabrieken:
2653
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
30
200
200
2653
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
50
500
300
2661.1
0
Betonwarenfabrieken:
2661.1
1
-
zonder persen, triltafels en bekistingtrille
10
100
200
2661.1
2
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton/dag
10
100
300
2661.1
3
-
met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton/dag
30
200
700
30
R
500
5.1
2 G
Z
50
R
1000
5.3
3 G
30
R
200
4.1
2 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
30
R
200
4.1
2 G
Z
50
R
500
5.1
3 G
30
200
4.1
2 G
30
300
4.2
2 G
30
700
5.2
3 G
Z
0
Kalkzandsteenfabrieken:
2661.2
1
-
p.c. < 100.000 ton/jaar
10
50
100
2661.2
2
-
p.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
300
50
50
100
2662
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
2661.2
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
STOF
SBI-CODE 1993
30
100
3.2
2 G
30
300
4.2
3 G
30
100
3.2
2 G
2663, 2664
0
Betonmortelcentrales:
2663, 2664
1
-
p.c. < 100 ton/uur
10
50
100
2663, 2664
2
-
p.c. >= 100 ton/uur
30
200
300
2665, 2666
0
Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2665, 2666
1
-
p.c. < 100 ton/dag
10
50
100
2665, 2666
2
-
p.c. >= 100 ton/dag
30
200
300
267
0
Natuursteenbewerkingsbedrijven:
267
1
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²
10
30
100
0
100
267
2
-
zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²
10
30
50
0
50
267
3
-
met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton/jaar
10
100
300
10
300
4.2
1 G
267
4
-
met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
2 G
10
30
50
10
50
3.1
1 G
2681
Slijp- en polijstmiddelenfabrieken A0
Bitumineuze materialenfabrieken:
2682
A1
-
p.c. < 100 ton/uur
300
100
100
2682
A2
-
p.c. >= 100 ton/uur
500
200
200
2682
B0
Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2682
B1
-
steenwol, p.c. >= 5.000 ton/jaar
100
200
300
C
2682
B2
-
overige isolatiematerialen
200
100
100
C
2682
C
50
50
100
2682
D0 Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur
100
50
200
2682
D1 -
200
100
300
700
500
700
asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton/uur
27
-
271
0
Ruwijzer- en staalfabrieken:
271
1
-
100
3.2
3 G
10
300
4.2
3 G
50
R
100
3.2
2 G
Z
200
R
300
4.2
3 G
3.2
1 G
3.1
1 G
Z
2682
Minerale productenfabrieken n.e.g.
10 Z
D
D
30
300
4.2
3 G
Z
50
500
5.1
3 G
Z
30
300
4.2
2 G
50
200
4.1
2 G
50
100
3.2
2 G
30
200
4.1
3 G
50
300
4.2
3 G
700
5.2
2 G
Z
D
VERVAARDIGING VAN METALEN p.c. < 1.000 ton/jaar
200
R
2
-
272
0
IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
1500
272
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
500
272
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
1000
273
0
Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
273
1
-
p.o. < 2.000 m²
30
30
300
273
2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
700
274
A0
Non-ferro-metaalfabrieken:
274
A1
-
p.c. < 1.000 ton/jaar
100
100
300
274
A2
-
p.c. >= 1.000 ton/jaar
200
300
700
274
B0
Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
274
B1
-
p.o. < 2.000 m²
274
B2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
50
500
200
100
1000
C
Z
300
R
1500
Z
50
R
Z
50
R
Z
30
R
50
R
50 Z
100
Z
Z
VERKEER
CATEGORIE
1000
271
INDICES GROOTSTE AFSTAND
1500
GEVAAR
STOF
p.c. >= 1.000 ton/jaar
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
6
3 G
500
5.1
2 G
1000
5.3
3 G
300
4.2
2 G
700
5.2
3 G
300
4.2
1 G
700
5.2
2 G
R
500
5.1
2 G
R
1000
5.3
3 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
R
300
4.2
1 G
50
R
500
5.1
2 G
30
30
2751, 2752
0
IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
2751, 2752
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2751, 2752
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
2753, 2754
0
Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
2753, 2754
1
-
p.c. < 4.000 ton/jaar
100
50
300
C
2753, 2754
2
-
p.c. >= 4.000 ton/jaar
200
100
500
C
28
-
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES/TRANSPORTMIDDELEN)
281
0
Constructiewerkplaatsen:
281
1
-
gesloten gebouw
30
30
100
30
100
3.2
2 G
281
1a
-
gesloten gebouw, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
3.1
1 G
281
2
-
in open lucht, p.o. < 2.000 m²
30
50
200
30
200
4.1
2 G
281
3
-
in open lucht, p.o. >= 2.000 m²
50
200
300
30
300
4.2
3 G
2821
0
Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2821
1
-
30
50
300
300
4.2
2 G
p.o. < 2.000 m²
Z
30
R
2
2822, 2830
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
2821
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
50
100
500
500
5.1
3 G
Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels
30
30
200
30
200
4.1
2 G
4.1
1 G
-
p.o. >= 2.000 m²
Z
50
R
284
A
Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
30
200
30
200
284
B
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke
50
30
100
30
100
D
3.2
2 G
284
B1
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m²
30
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2851
0
Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2851
1
-
algemeen
50
50
100
50
100
3.2
2 G
2851
10
-
stralen
30
200
200
30
200
D
4.1
2 G
2851
11
-
metaalharden
2851
12
-
lakspuiten en moffelen
2851
2
-
scoperen (opspuiten van zink)
2851
3
-
2851
4
2851
30
50
100
50
100
D
3.2
1 G
100
30
100
50
R
100
D
3.2
2 G
50
50
100
30
R
100
D
3.2
2 G
thermisch verzinken
100
50
100
50
100
3.2
2 G
-
thermisch vertinnen
100
50
100
50
100
3.2
2 G
5
-
mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)
30
50
100
30
100
3.2
2 G
2851
6
-
anodiseren, eloxeren
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
7
-
chemische oppervlaktebehandeling
50
10
100
30
100
3.2
2 G
2851
8
-
emailleren
100
50
100
50
100
3.2
1 G
2851
9
-
galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke)
30
30
100
50
100
3.2
2 G
2852
1
Overige metaalbewerkende industrie
10
30
100
30
100
D
3.2
1 G
Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m²
10
30
50
10
50
D
3.1
1 G
2852
2
287
A0
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
287
A1
-
p.o. < 2.000 m²
30
50
200
287
A2
-
p.o. >= 2.000 m²
50
100
500
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.
30
30
287
B
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m²
30
29
-
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29
0
Machine- en apparatenfabrieken inclusief reparatie:
29
1
-
30
p.o. < 2.000 m²
R
30
200
4.1
2 G
30
500
5.1
3 G
100
30
100
3.2
2 G
30
50
10
50
3.1
1 G
30
100
30
100
3.2
2 G
Z
D
p.o. >= 2.000 m²
50
30
200
-
met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren ≥ 1 MW
50
30
300
30
30
30
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie
31
-
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
VERKEER
-
3
GROOTSTE AFSTAND
2
29 29
GEVAAR
STOF
29
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
200
D
4.1
3 G
30
300
D
4.2
3 G
50
30
50
3.1
1 G
10
30
10
30
2
1 G
1 G
Z
311
Elektromotoren- en generatorenfabrieken, inclusief reparatie
200
30
30
50
200
4.1
312
Schakel- en installatiemateriaalfabrieken
200
10
30
50
200
4.1
1 G
313
Elektrische draad- en kabelfabrieken
100
10
200
100
4.1
2 G
314
Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
2 G
315
Lampenfabrieken
200
30
30
300
316
Elektrotechnische industrie n.e.g.
30
10
30
10
3162
Koolelektrodenfabrieken
1500
300
1000
C
Z
200
R
200 100
3.2
R
300
4.2
2 G
30
2
1 G
1500
6
2 G
R
D
321 t/m 323
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
50
30
50
3.1
2 G
3210
Fabrieken voor gedrukte bedrading
50
10
50
30
50
3.1
1 G
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke, inclusief reparatie
30
0
30
0
30
2
1 G
32
-
33
-
33
A
34 341
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0
Autofabrieken en assemblagebedrijven
D
-
p.o. < 10.000 m²
100
10
200
2
-
p.o. >= 10.000 m²
200
30
300
100
10
C
30
R
200
4.1
3 G
50
R
300
4.2
3 G
200
30
R
200
4.1
2 G
200
4.1
2 G
R
100
3.2
2 G
50
3.1
2 G
R
100
3.2
2 G
Z
3420.1
Carrosseriefabrieken
3420.2
Aanhangwagen- en opleggerfabrieken
30
10
200
30
343
Auto-onderdelenfabrieken
30
10
100
30
35
-
D
VERKEER
1
341
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
341
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351
0
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
351
1
-
houten schepen
351
2
-
kunststof schepen
351
3
-
metalen schepen < 25 m
351
4
-
metalen schepen >= 25 m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW
351
-
onderhoud/reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen
3511
Scheepssloperijen
30
30
50
10
100
50
100
50
50
100
200
30
200
4.1
2 G
100
100
500
50
500
5.1
2 G
30
50
50
30
50
3.1
2 G
100
200
700
100
R
700
5.2
2 G
100
3.2
2 G
R
300
4.2
2 G
352
0
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
352
1
-
algemeen
50
30
100
352
2
-
met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW
50
30
300
353
0
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
353
1
-
zonder proefdraaien motoren
353
2
-
met proefdraaien motoren
50
30
200
100
30
1000
C
Z
30 Z
30
200
4.1
2 G
Z
100
R
1000
5.3
2 G
R
100
3.2
2 G 2 G
30
354
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken
30
10
100
30
355
Transportmiddelenindustrie n.e.g.
30
30
100
30
100
D
3.2
50
50
100
30
100
D
3.2
2 G
0
10
10
0
10
1
1 P
36
-
361
1
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelfabrieken
361
2
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²
362
Fabricage van munten, sieraden en dergelijke
30
10
10
10
30
2
1 G
363
Muziekinstrumentenfabrieken
30
10
30
10
30
2
2 G
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERKEER
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
364
Sportartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
365
Speelgoedartikelenfabrieken
30
10
50
30
50
3.1
2 G
3661.1
Sociale werkvoorziening
0
30
30
0
30
2
1 P
3661.2
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.
30
10
50
30
50
3.1
2 G
30
100
500
30
500
5.1
2 G
37
-
371
D
2 G
VOORBEREIDING TOT RECYCLING Metaal- en autoschredders
Z
372
A0
Puinbrekerijen en -malerijen:
372
A1
-
v.c. < 100.000 ton/jaar
30
100
300
10
300
4.2
2 G
372
A2
-
v.c. >= 100.000 ton/jaar
30
200
700
10
700
5.2
3 G
372
B
Rubberregeneratiebedrijven
300
50
100
50
300
4.2
2 G
372
C
Afvalscheidingsinstallaties
200
200
300
C
50
300
4.2
3 G
R
40
-
40
A0
Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
A1
-
kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
700
700
C
Z
200
700
5.2
2 G
40
A2
-
oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
500
5.1
2 G
40
A3
-
gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth
100
100
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
A5
-
warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth
30
30
500
C
Z
100
R
500
5.1
1 G
40
B0
40
B1
Bio-energieinstallaties elektrisch vermogen < 50 MWe: - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie
100
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
B2
-
50
50
100
30
R
100
3.2
2 G
40
C0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C1
-
< 10 MVA
0
0
30
C
10
30
2
1 P
40
C2
-
10 - 100 MVA
0
0
50
C
30
50
3.1
1 P
40
C3
-
100 - 200 MVA
0
0
100
C
50
100
3.2
1 P
40
C4
-
200 - 1000 MVA
0
0
300
C
Z
50
300
4.2
1 P
40
C5
-
>= 1.000 MVA
0
0
500
C
Z
50
500
5.1
1 P
vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa
D0 Gasdistributiebedrijven:
40
D1 -
gascompressorstations vermogen < 100 MW
0
0
300
C
100
40
D2 -
gascompressorstations vermogen >= 100 MW
0
0
500
C
200
40
D3 -
gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A
0
0
10
C
10
40
D4 -
gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C
0
0
30
C
10
40
D5 -
gasontvang- en -verdeelstations, categorie D
0
0
50
C
50
40
E0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E1
-
stadsverwarming
30
10
100
C
40
E2
-
blokverwarming
10
0
30
C
R
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
40
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
300
4.2
500
5.1
1 P
1
1 P
10
1 P
30
2
1 P
50
3.1
1 P
50
100
3.2
1 P
10
30
2
1 P
R
41
-
41
A0
Waterwinning-/bereidingbedrijven:
41
A1
-
met chloorgas
50
0
50
C
1000
41
A2
-
bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en/of straling
10
0
50
C
30
41
B0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B1
-
< 1 MW
0
0
30
C
10
30
41
B2
-
1 - 15 MW
0
0
100
C
10
100
41
B3
-
>= 15 MW
0
0
300
C
10
300
4.2
1 P
45
-
2 G
45
WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER R
1000 50
D
5.3
1 G
3.1
1 G
2
1 P
3.2
1 P
BOUWNIJVERHEID Bouwbedrijven/aannemers algemeen
45
0
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 2.000 m²
10
30
100
10
100
3.2
45
1
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. > 1000 m²: b.o. <= 2.000 m²
10
30
50
10
50
3.1
2 G
45
2
-
bouwbedrijven/aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G 1 G
453
Bouwinstallatie algemeen
10
10
30
30
30
2
453
Installatie sanitair/centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij
50
30
50
30
50
3.1
1 G
453
Elektrotechnische installatie
10
10
30
10
30
2
1 G
50 501, 502, 504
-
501
VERKEER
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
10
0
30
10
30
2
2 P
Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie)
10
10
100
10
100
3.2
2 G
10
30
100
10
100
3.2
1 G
0
0
10
10
10
1
1 G
Autospuitinrichtingen
50
30
30
30
50
3.1
1 G
Autowasserijen
10
0
30
0
30
2
3 P
0
0
30
10
30
2
1 P
30
30
50
30
R
50
3.1
2 G
50
R
300
4.2
2 G
2
2 G
Autoplaatwerkerijen
5020.4
B
Autobeklederijen
5020.4
C
Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
51
-
5121
0
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders
1
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer
5121
GELUID
Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven A
503, 504
INDICES
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
5020.4
5020.5
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
STOF
SBI-CODE 1993
R
GROOTHANDEL EN OPSLAG
100
100
300
5122
Groothandel in bloemen en planten
10
10
30
Z
5123
Groothandel in levende dieren
50
10
100
5124
Groothandel in huiden, vellen en leder
50
0
30
5125, 5131
Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen
30
10
30
50
5132, 5133
Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën
10
0
30
50
5134
Groothandel in dranken
0
0
30
C
0
30
0
100
3.2
2 G
0
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
R
50
3.1
2 G
0
30
2
2 G
5135
Groothandel in tabaksproducten
10
0
30
0
30
2
2 G
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
10
10
30
0
30
2
2 G
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
30
10
30
0
30
2
2 G
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
10
10
30
10
30
2
2 G
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
10
10
30
10
30
2
2 G 2 G
5148.7
0
Groothandel in vuurwerk en munitie:
5148.7
1
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton
10
0
30
10
V
30
2
5148.7
2
-
consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton
10
0
30
50
V
50
3.1
2 G
5148.7
5
-
munitie
0
0
30
30
30
2
2 G
5151.1
0
Groothandel in vaste brandstoffen:
1
-
klein, lokaal verzorgingsgebied
10
50
50
5151.1
2
-
kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
500
5151.2
0
Groothandel in vloeibare brandstoffen:
Z
VERKEER
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
GELUID
5151.1
INDICES CATEGORIE
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
STOF
SBI-CODE 1993
30
50
3.1
2 P
100
500
5.1
3 G
5151.2
-
ondergronds, K1/K2/K3-klasse
10
0
10
10
10
1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³
10
0
10
10
2
1 G
5151.2
30
-
bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³
30
0
30
50
3.1
1 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
50 D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
3
-
tot vloeistof verdichte gassen
50
0
50
300
R
300
D
4.2
2 G
5151.2
0
Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
5151.2
-
bovengronds, < 2 m³
0
0
0
30
30
2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 2 - 8 m³
10
0
0
50
R
50
3.1
1 G
5151.2
-
bovengronds, 8 - 80 m³
10
0
10
100
R
100
3.2
1 G
5151.2
-
bovengronds, 80 - 250 m³
30
0
30
300
R
300
4.2
2 G
5151.2
-
ondergronds, < 80 m³
10
0
10
50
R
50
3.1
1G G
5151.2
-
ondergronds, 80 - 250 m³
30
0
30
200
R
200
4.1
2 G
5151.2
1
-
o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³
50
0
50
200
R
200
D
4.1
2 G
5151.2
2
-
o.c. >= 100.000 m³
100
0
50
500
R
500
D
5.1
2 G
5151.2
Gasvormige brandstoffen in gasflessen
5151.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5151.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
10
0
10
30
R
30
2
1 G
5151.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
30
0
30
500
R
500
5.1
2 G
5151.2
Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld
10
0
10
50
50
3.1
1 G
5151.3
Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen)
100
0
30
50
100
3.2
2 G
10
300
4.2
3 G
10
700
5.2
3 G
5152.1
0
Groothandel in metaalertsen:
5152.1
1
-
opslag oppervlak < 2.000 m²
30
300
300
5152.1
2
-
opslag oppervlak >= 2.000 m²
50
500
700
Z
VERKEER
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
INDICES
STOF
5152.2 /.3
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
0
10
100
10
100
3.2
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
10
50
10
50
3.1
2 G
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
10
30
10
30
2
1 G
Groothandel in metalen en -halffabricaten
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
1
-
5153
2
-
2 G
5153.4
4
Zand en grind:
5153.4
5
-
algemeen: b.o. > 200 m²
0
30
100
0
100
3.2
2 G
5153.4
6
-
algemeen: b.o. <= 200 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
1
-
algemeen: b.o. > 2.000 m²
0
0
50
10
50
3.1
2 G
5154
2
-
algemeen: b.o. <= 2.000 m²
0
0
30
0
30
2
1 G
5155.1
Groothandel in chemische producten
50
10
30
100
R
100
3.2
2 G
5155.2
Groothandel in kunstmeststoffen
30
30
30
30
R
30
D
2
1 G
5155.2
Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of gasflessen
5155.2
-
kleine hoeveelheden < 10 ton
0
0
0
10
10
1
1 G
5155.2
-
beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau
0
0
0
30
R
30
2
1 G
5155.2
-
grote hoeveelheden (>150 ton) en/of laag beschermingsniveau
0
0
0
500
R
500
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
10
10
30
10
30
5157
0
Autosloperijen: b.o. > 1.000 m²
5157
1
-
5157.2/3
0
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m²
5157.2/3
1
-
518
0
Groothandel in machines en apparaten:
518
1
-
518
2
-
518
3
-
519 52 527
1 G
2
2 G 2 G
10
30
100
30
100
3.2
10
10
50
10
50
3.1
2 G
10
30
100
10
100
3.2
2 G
10
10
50
10
50
3.1
2 G
machines voor de bouwnijverheid
0
10
100
10
100
3.2
2 G
overige
0
10
50
0
50
3.1
2 G
overig met oppervlak <= 2.000 m²
0
10
30
0
30
2
1 G
0
0
30
0
30
2
2 G
0
0
10
10
10
1
1 P
autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m²
Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) -
5.1
D
REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen)
-
Taxibedrijven
6023
Touringcarbedrijven
6024
0
6024
1
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² - goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m²
63
-
DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
30
C
0
30
2
2 P
0
100
C
0
100
3.2
2 G
0
0
100
C
30
100
3.2
3 G
0
0
50
C
30
50
3.1
2 G
Loswal
10
30
50
A
Distributiecentra, pak- en koelhuizen
30
10
50
C
50
6312
B
Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)
0
0
30
C
10
30
6321
2
Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)
10
0
100
C
30
100
6321
3
Caravanstalling
10
0
30
C
10
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE 0
0
30
C
71
Post- en koeriersdiensten -
VERKEER
0
6312
641
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
0 10
VERVOER OVER LAND
6022
631
INDICES
STOF
60
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
30
50 R
50
D
3.1
2 G
3.1
2 G
2
2 G
3.2
2 G
30
2
2 P
0
30
2
2 P
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711
Personenautoverhuurbedrijven
10
0
30
10
30
2
2 P
712
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's)
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
713
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen
10
0
50
10
50
D
3.1
2 G
7133
Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers
10
0
30
10
2
2 G
72
-
72
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines
0
0
10
B
Datacentra
0
0
30
725 72
C
0
10
1
1 P
0
30
2
1 P
-
731 74
30
R
30
Reinigingsbedrijven voor gebouwen
50
10
30
30
50
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
10
0
30
C
10
30
7484.3
Veilingen voor landbouw- en visserijproducten
50
30
200
C
50
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke
0
0
10
-
2
1 P
3.1
1 P
2
2 G
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74701
90
VERKEER
30
CATEGORIE
10
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
30
INDICES
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
-
STOF
73
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
R
D
200
0
10
4.1
3 G
1
2 P
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A0
RWZI's en gierverwerkingsinrichting, met afdekking voorbezinktanks:
9001
A1
-
< 100.000 i.e.
200
10
100
C
10
200
4.1
2 G
9001
A2
-
100.000 - 300.000 i.e.
300
10
200
C
Z
10
300
4.2
2 G
9001
A3
-
>= 300.000 i.e.
500
10
300
C
Z
10
500
5.1
3 G
9001
B
Rioolgemalen
30
0
10
C
0
30
2
1 P
9002.1
A
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke
50
30
50
10
9002.1
B
Gemeentewerven (afval-inzameldepots)
30
30
50
30
9002.1
C
Vuiloverslagstations
200
200
300
9002.2
A0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A1
-
mestverwerking/korrelfabrieken
500
10
100
9002.2
A2
-
kabelbranderijen
100
50
30
9002.2
A3
-
verwerking radioactief afval
0
10
200
9002.2
A4
-
pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)
50
10
30
10
9002.2
A5
-
oplosmiddelterugwinning
100
0
10
30
9002.2
A6
-
afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW
300
200
300
9002.2
A7
-
verwerking fotochemisch en galvano-afval
10
10
30
30
300
200
300
10
300
100
50
10
9002.2
B
9002.2
C0
Composteerbedrijven:
Vuilstortplaatsen
9002.2
C1
-
niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jaar
C C
C
Z
50
3.1
2 G
50
3.1
2 G
30
300
4.2
3 G
10
500
5.1
3 G
10
100
3.2
1 G
1500
1500
6
1 G
R
50 R
50 R
3.1
1 G
100
D
3.2
1 G
300
D
4.2
3 G
2
1 G
300
4.2
3 G
300
4.2
2 G
30
VERKEER
GEVAAR
STOF
CATEGORIE
INDICES GROOTSTE AFSTAND
AFSTANDEN IN METERS GEUR
nummer
OMSCHRIJVING
GELUID
SBI-CODE 1993
9002.2
C2
-
niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jaar
700
300
100
30
700
5.2
2 G
9002.2
C3
-
belucht v.c. < 20.000 ton/jaar
100
100
100
10
100
3.2
2 G
9002.2
C4
-
belucht v.c. > 20.000 ton/jaar
200
200
100
30
200
4.1
3 G
9002.2
C5
-
gft in gesloten gebouw
200
50
100
100
200
4.1
3 G
2 G
R
93
-
9301.1
A
Wasserijen en linnenverhuur
30
0
50
30
50
3.1
9301.1
B
Tapijtreinigingsbedrijven
30
0
50
30
50
3.1
2 G
Chemische wasserijen en ververijen
30
0
30
30
30
2
2 G
0
0
30
0
30
2
1 G
9301.2 9301.3 SBI 93/SvB b ex.o oktober 2010
A
OVERIGE DIENSTVERLENING
Wasverzendinrichtingen
C
R
eindnoten
Eindnoten
1. Rondom het hoofdwegennet, het hoofdspoorwegennet en het hoofdvaarwegennet worden zones aangewezen die van bebouwing worden gevrijwaard ('vrijwaringszones'). Met de instelling van vrijwaringszones langs hoofdinfrastructuur beoogt het kabinet ruimte te behouden voor de oplossing van toekomstige knelpunten, mogelijkheden te scheppen voor een goede inpassing van de infrastructuur, de mogelijkheid open te houden voor de bundeling van infrastructuur met andere functies, verminderen en/of voorkomen conflicterende functies vanuit milieuoptiek (geluid, externe veiligheid en lokale luchtkwaliteit) en bij te dragen aan de veiligheid. Het rijk zal, in overleg met de andere overheden, het vrijwaringsbeleid uitwerken tot een rijkskader met toetsingscriteria. Daarbij worden de beleidsdoelstellingen ten aanzien van intensivering van ruimtegebruik in bebouwd gebied, centrumvorming in stedelijke netwerken, veiligheid en milieu in acht genomen. Bron: http://www.verkeerenwaterstaat.nl/ 2. Momenteel wordt gedacht aan Vestas, Enercon, Nordex en Repower.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 051403.16109.00 Rotterdam / Middelburg
kaart(en)
B
100 - 110
G B-WT V
B
G
B
100 - 110
G
B-WT V
B
G
B
B [sba-1]
WA 100 - 110
B G
B-WT V
V
100 - 110
V
B
Plangebied
B-WT
Plangebied
V
Enkelbestemmingen B
Bedrijf
B-WT
V
Bedrijf - Windturbine
G
Groen
V
Verkeer
WA
Water
B-U
Bedrijf - Uit te werken
Gebiedsaanduidingen Veiligheidszone - windturbine Vrijwaringszone - straalpad Vrijwaringszone - windturbine
Bouwaanduidingen 100 - 110
[sba-1]
Specifieke bouwaanduiding - 1
B-U B-WT
Maatvoeringsaanduiding minimale-maximale bouwhoogte (m)
100 - 110
Figuren Gevellijn
V
gemeente
bestemmingsplan
Nieuwgein Windpark Nieuwegein
noordpijl
identificatie
planstatus
identificatiecode
datum
status
schaal
: 1:2500
NL.IMRO. 0356.BPKL2011HER001-VO01
05-09-2011
concept
afmeting
: A1
voorontwerp
bladnummer
: 1
projectnummer
ontwerp
aantal bladen : 1
051403.16109.00
vastgesteld
bestand
: 0VS5-BP1
[email protected] www.rboi.nl
referte getekend
: : NHD
adviseurs ruimtelijke ordening
postbus 150 3000 AD Rotterdam 010-2018555
tekening