Bestemmingsplan Edisonbaan te Nieuwegein Regels NL.IMRO.0356.BPPW2013HER002-VA03
Opdrachtgever:
Vink Bouw Postbus 33 2420 AA NIEUWKOOP
Versienummer:
3.0 – VASTGESTELD
Datum:
28 mei 2015
Auteur:
drs. I.M. Dias
Controle:
mr. M.W. van der Hulst
Paraaf:
Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer
[email protected] | www.meesruimteenmilieu.nl | IBAN NL94ABNA0587770562 | KvK 34237628
Pagina | 1
COLOFON Mees Ruimte & Milieu | Postbus 854 | 2700 AW Zoetermeer 085 – 744 08 38 085 – 744 08 37
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 2
Inhoudsopgave
pagina
1
Inleidende regels ............................................................................................................... 4 Artikel 1 Begrippen ............................................................................................................... 4 Artikel 2 Wijze van meten .................................................................................................. 8
2
Bestemmingsregels ........................................................................................................... 9 Artikel 3 Groen ............................................................................................................... 9 Artikel 4 Verkeer – Verblijfsgebied .............................................................................. 10 Artikel 5 Wonen ............................................................................................................... 11 Artikel 6 Waarde Archeologie 4 ...................................................................................... 13
3
Algemene regels ............................................................................................................. 16 Artikel 7 Anti dubbeltelregeling....................................................................................... 16 Artikel 8 Algemene bouwregels ...................................................................................... 16 Artikel 9 Algemene afwijkingsregels ............................................................................... 16 Artikel 10 Algemene wijzigingsregels ........................................................................... 17
4
Overgangs- en slotregels ................................................................................................ 18 Artikel 11 Overgangsrecht ............................................................................................ 18 Artikel 12 Slotregel ........................................................................................................ 18
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 3
1
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen plan het bestemmingsplan “Edisonbaan” van de gemeente Nieuwegein. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0356.BPPW2013HER002-VA03 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen*). aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. achtergevelrooilijn: de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, danwel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder aan-en uitbouwen en bijgebouwen. afhankelijke woonruimte: Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwgrens: de grens van een bouwvlak.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 4
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. aan huis verbonden beroep: het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid op kleine schaal in een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke en visuele uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. aanbouw: De toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw. antennedrager: Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. antenne-installatie: Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. bebouwingspercentage: Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. bestaand: • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen; bijgebouw: Een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en vrijstaat van dat (hoofd)gebouw; bouwlaag: Een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder;
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 5
consumentenvuurwerk: vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit (Stb.2002, 33, laatst gewijzigd Stb. 2004, 26); eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; functie: doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan; gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; hoofdgebouw: Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. lessenaarsdak een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen; nutsvoorzieningen: Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. onderdoorgang openbare langzaamverkeersverbinding dat door een gebouw heen loopt; ondergronds bouwwerk: Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil. overkapping: Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door ten hoogste één wand en voorzien van een gesloten dak. parkeervoorzieningen: Elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer. peil: a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. b. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld. c. Indien in of op het water wordt gebouwd: - het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil). prostitutie: Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 6
vergoeding. seksinrichting: De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. uitbouw: De toevoeging aan een woonhuis voor de vergroting van een bestaande ruimte. voorgevellijn: De lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan. voorgevelrooilijn: de voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd. wet/wettelijke regelingen: indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald. woning: Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. woonvloeroppervlak: De totale oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing, boven en onder peil, ten dienst van de toegestane functie.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 7
Artikel 2
Wijze van meten
Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten: de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. de goothoogte van een bouwwerk: a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte. de inhoud van een bouwwerk: Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de bouwhoogte van een bouwwerk: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de oppervlakte van een bouwwerk: Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. de hoogte van een antenne-installatie: Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne-installatie. de hoogte van de eerste bouwlaag: Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 8
2
Bestemmingsregels
Artikel 3
Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. Groenvoorzieningen; Alsmede voor: b. Oeververbindingen; c. Geluidswerende voorzieningen; d. Nutsvoorzieningen; Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: e. Groenvoorzieningen en beplantingen; f. Waterlopen en waterpartijen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. Het straat- en bebouwingsbeeld; 2. De woonsituatie; 3. De verkeersveiligheid; 4. De sociale veiligheid; 5. De milieusituatie; 6. De gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden; g. Speelvoorzieningen; h. Gebouwen; i. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde; j. Bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en paden. 3.2 Bouwregels 3.2.1.Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 3.2.2.Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 10 m bedragen; b. In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten en geluidswerende voorzieningen ten hoogste 12 m bedragen.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 9
Artikel 4
Verkeer – Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer; b. kunstobjecten; c. parkeer-, fiets-, groen- en speelvoorzieningen; d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, oeververbindingen en waterlopen; e. nutsvoorzieningen. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. g. galerijen en/of balkons van een hoofdgebouw dat op aangrenzende woonbestemmingen is gelegen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. 4.2.2 Voor het bouwen van een overig bouwwerk gelden de volgende bepalingen; a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding en -geleiding, mag maximaal 3 meter bedragen; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van masten en voorzieningen voor wegaanduiding en -geleiding, mag maximaal 12 meter bedragen; c. de oppervlakte van abri's mag maximaal 10 m2 bedragen; d. de bouwhoogte van een kunstobject mag maximaal 6 meter bedragen. e. De bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 10 meter bedragen; f. galerijen en/of balkons behorende bij de aangrenzende woonbestemming mogen tot 2,2 meter uitsteken, mits de vrije hoogte vanaf het maaiveld minimaal 2,5 meter bedraagt.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 10
Artikel 5
Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep; b. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld (gs)’ enkel gestapelde woningen; c. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd (aeg)’ enkel aaneengesloten woningen; d. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang (ond)’ een onderdoorgang; e. parkeervoorzieningen; f. straten; g. groenvoorzieningen. Ten dienste van en in verband met deze bestemming zijn toegelaten: h. hoofdgebouwen; i. aan- en uitbouwen en bijgebouwen; j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; k. erven en paden. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. hoofdgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd; b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven; c. de goot- en nokhoogte mogen maximaal zoveel bedragen als is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en nokhoogte (m)'; d. ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - lessenaarsdak (sbld)’ dient het hoofdgebouw te worden afgedekt met een lessenaarsdak; e. de bouwhoogte mag maximaal zoveel bedragen als is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’; f. onder hoofdgebouwen zijn kelders toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 4 m beneden het peil. g. het bouwvlak mag 100% bebouwd worden, tenzij anders aangegeven op de verbeelding; 5.2.2 Voor het bouwen op deze gronden gelden daarnaast de volgende bepalingen: a. Op deze gronden mogen aan- en uitbouwen en de bijgebouwen worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen buiten het bouwvlak bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 70 m² bedragen, met inachtneming van de volgende bepaling: 1. ten minste 50% van de gronden zonder de aanduiding “bouwvlak” dient onbebouwd en onoverdekt te blijven; c. in uitzondering op het bepaalde onder b mag de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen buiten het bouwvlak bij een hoofdgebouw met een perceelsoppervlakte van meer dan 200m2 niet meer bedragen dan 90 m2; d. de diepte van aan- en uitbouwen ten opzichte van de hoofdgebouwen mag ten hoogste 4 m bedragen; e. de hoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de eerste bouwlaag en niet meer dan 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag; f. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 5 m bedragen. 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 11
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels: a. op een bouwperceel mag maximaal 1 vlaggenmast van ten hoogste 6 m worden geplaatst; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m; c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt tot 1 meter achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 3 m. 5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw per te bebouwen erf/perceel maximaal 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat ten minste 75% van de gronden zonder de aanduiding 'bouwvlak' onbebouwd en onoverdekt dient te blijven. 5.3.2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a ten behoeve van de situering van de bouwvlakken bij de uitwerking van de plannen, mits: a. dit vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is; b. een bouwvlak maximaal 3 meter verschoven mag worden; c. een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is. 5.4 Specifieke gebruiksregels 5.4.1 Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep gelden de volgende voorwaarden: a. Ten behoeve van aan-huis-verbonden beroep mag niet meer dan 35% van de woonvloeroppervlakte worden gebruikt, met een maximum van 75 m²; b. De activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving; c. De activiteiten mogen geen detailhandel, seksinrichting en/of horeca betreffen; d. De activiteiten mogen geen betrekking hebben op inrichtingen zoals bedoeld in artikel 8.40 Wet milieubeheer, tenzij er alleen een airco geïnstalleerd is in de ruimte waarin het beroep beoefend wordt. De activiteiten mogen ook geen betrekking hebben op inrichtingen zoals bedoeld in artikel 8.1 Wet milieubeheer; e. De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken; f. Er dient een relatie te zijn tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteit(en). 5.4.2 Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels: a. Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning is niet toegestaan; b. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting is niet toegestaan; c. Onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de stalling van kampeer- en verblijfsmiddelen, met uitzondering van de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op de bij de woning behorende gronden, niet zijnde de voortuin. 5.5 Afwijken van de gebruiksregels a. Het bepaalde in artikel 5.4.1. onder d en een activiteit toestaan waarvoor een meldingsplicht geldt op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 12
(Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2004, 619), voor zover het bedrijven betreft uit de categorieën 1 en 2 van de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, die tevens voorkomen op de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van na vrijstelling toelaatbare activiteiten in het kader van een aan huis verbonden beroep; b. Het bepaalde in artikel 5.4.1. onder f. en een aan huis verbonden beroep toestaan, zonder dat er een relatie bestaat tussen ten minste 1 bewoner en de uitgeoefende activiteiten, voor zover het medische beroepen betreft
Artikel 6
Waarde Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor “Waarde-Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van een archeologisch waardevol verwachtingsgebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere, op deze gronden voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en waarvoor graaf- en of heiwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld, een rapport te overleggen waarin: a. de aanwezigheid van archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld; en b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. 6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen Indien uit het in lid 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 6.2.3. Uitzonderingen Het bepaalde in dit lid onder 6.2.1 en 6.2.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken: a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, o van werkzaamheden 6.3.1. Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 13
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 4’' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en met een oppervlakte van meer dan 500 m², waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het ophogen van de bodem; b. het verlagen of verhogen van het waterpeil; c. het aanleggen van een bos of boomgaard of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; d. het aanleggen van ondergrondse transport- en energiekabels, telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 6.3.2 Uitzondering Het verbod in lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken: a. betrekking hebben op normaal onderhoud, vervanging en beheer; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; d. ten dienste van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie. 6.3.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan pas worden verleend a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden; b. nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin: 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; c. nadat ter beoordeling van het archeologisch rapport advies is ingewonnen bij een ter zake deskundige. 6.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning Indien uit het in lid 6.3.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. 6.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 14
a. de bestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; b. de bestemming ' Waarde – Archeologie 4' aan gronden, grenzend aan deze bestemming, toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 15
3
Algemene regels
Artikel 7
Anti dubbeltelregeling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8
Algemene bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door: a. Tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt; b. Tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt; c. Andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
Artikel 9
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van: a. De bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. De bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ zal bedragen; e. De bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m; f. Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits: 1. De maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen; 2. De hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen; g. Het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte op het dakvlak ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftschachten en installaties, mits: 1. De maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende dakvlak zal bedragen; 2. De maximale bouwhoogte 3,5 m zal bedragen.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 16
9.1 Geen afwijking Afwijking wordt niet toegestaan indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels
10.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijdingen mogen echter maximaal 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met maximaal 10% worden vergroot. 10.2 Archeologische waarde 10.2.1. Wijzigingsbevoegdheid voor verwijdering van bestemming Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken de bestemming “Waarden-Archeologische waarden” geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien: a. Uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn: b. Het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 17
4
Overgangs- en slotregels
Artikel 11
Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%. c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 11.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 11.3 Hardheidsclausule Indien toepassing van het overeenkomstig de artikelen 11.1 en 11.2 in het plan opgenomen overgangsrecht zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan een persoongebonden overgangsrecht opnemen.
Artikel 12
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Edisonbaan van de gemeente Nieuwegein aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 28 mei 2015.
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 18
Mees Ruimte & Milieu | 14027 VASTGESTELD
Pagina | 19