1600
2—3
Wijziging zesde hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 verhoogd met:
Onderafdeling III Onderafdeling III
ƒ
en mitsdien gebracht op:
15 000
ƒ
nieuw ingevoegd:
117 991 gebra^t
op.
Paragraaf 3. Paragraaf 3 B
ƒ
Afdeling X. Afdeling X
48 190
ƒ
15 000 15 000 en mitsdien gebracht op: 350 690
Onderafdeling II. Onderafdeling II
30 200
332 700
Paragraaf 1
30 200
232 700
Onderafdeling IV
17 990
17 990
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
1600
3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen Dit ontwerp strekt tot aanvulling van artikelen, ten aanzien waarvan verhoging van de toegestane credieten dient plaats te hebben en tot aanvrage van gelden, waarvoor nog geen artikel in de begroting was opgenomen. Het is mogelijk gebleken een gedeelte van de benodigde gelden te vinden door vermindering van de bedragen van een aantal artikelen, ten aanzien waarvan met minder dan het geraamde bedrag kon worden volstaan. Voor de toelichting van de voorgestelde wijzigingen verwijst ondergetekende naar hetgeen hij daaromtrent bij de artikelen opmerkt. Artikel I Artikel 7. Naar aanleiding van hetgeen op de bladzijden 10 en 11 van de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal inzake hoofdstuk VI der Rijksbegroting 1949 ten aanzien van de Stichting Nederlandse Onderwijs Film werd opgemerkt, kan ondergetekende mededelen, dat de reorganisatie nog een onderwerp van studie uitmaakt. Intussen is gebleken, dat het oorspronkelijk uitgetrokken bedrag van f200 000 niet voldoende is om alle kosten van de stichting over het jaar 1949 te dekken, zodat een verhoging van f 35 000 noodzakelijk is. Hierbij worde opgemerkt, dat daarin de kosten voor een pensioenverzekering van het personeel der stichting niet zijn begrepen; deze kwestie zal nader worden bezien bij de bestudering van de nieuwe plannen. Artikel 11. De grote behoefte aan leerkrachten bij het lager onderwijs maakt het noodzakelijk, dat door bijzondere maatregelen de belangstelling voor de onderwijzersopleiding zodanig wordt gestimuleerd, dat in de jaren 1952 e.v. in de dan zeer gestegen behoefte zal kunnen worden voorzien. Ondergetekende achtte het in dit verband gewenst om een Rijksstudietoelage a fonds perdu ten bedrage van f300 per jaar of een Rijksstudietoelage, tevens pensiontoelage, van f800 per jaar in het vooruitzicht te stellen. Van de laatstgenoemde toelage wordt de helft bij wijze van renteloos voorschot en de rest eveneens a fonds perdu beschikbaar gesteld. Voor het
cursusjaar van 1 September 1949—1 September 1950 zal hiermede een bedrag van f300 000 gemoeid zijn. Voor het dienstjaar 1949 kan met 1/3 gedeelte van dit bedrag, dus f 100 000 worden volstaan. Voorts wordt opgemerkt, dat uit de post Malino-toelagen een 50-tal jongelieden een studiebeurs ontvangen. Met het oog op de nieuwe verhoudingen met Indonesië leek het de Nederlandse Regering van belang de gelegenheid tot studeren van Indonesische jongelieden hier te lande open te houden. In verband hiermede dient het bedrag van deze post te worden verhoogd, ten einde daaruit een groter aantal z.g. Malino-toelagen te verlenen. Deze nieuwe toelagen en een aantal continueringen van reeds verleende beurzen vorderen een bedrag van rond f 48 900. Zoals reeds is opgemerkt in de Memorie van Toelichting behorende bij het ontwerp van wet tot vaststelling van het zesde hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1950 was het in verband met het grote tekort aan universitair gevormde leraren bij het V.H.M.O. gewenst aan hen, die zich bereid verklaarden na het beëindigen hunner studie het leraarsambt aan een erkende school te kiezen, speciale beurzen te verlenen. Hiervoor was een bedrag van f 70 000 nodig. Artikelen 16, 99, 124 en 406. De sterk toegenomen omvang der werkzaamheden aan het Departement maakte een uitbreiding van de personeelsbezetting van enkele afdelingen onvermijdelijk. Als gevolg van deze uitbreiding dienen de bedragen van deze artikelen verhoogd te worden. Artikel 32. Op dit artikel zijn geboekt verschillende afrekeningen van subsidien over voorgaande jaren ten behoeve van het nijverheidsonderwijs en het voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs. De aandacht wordt erop gevestigd, dat hier in feite niet gesproken kan worden van een wezenlijke stijging van het budget ten bedrage van f 1 000 000, aangezien het hier gelden betreft, waarover in vorige dienstjaren niet werd beschikt. Artikel 33. Het op dit artikel uit te trekken bedrag is noodzakelijk gebleken in verband met de afrekening van subsidien aan nijverheidsscholen. handelsscholen, hogere burgerscholen, lycea en aan andere onder het Ministerie ressorterende instellingen, waarvoor op het tijdstip van de afsluiting van de dienst waartoe zij behoorden, de nodige gelden niet meer beschikbaar waren. Artikel 52. In verband met het zeer grote aantal nieuwe leerlingen moest het eerste leerjaar van de leerschool, verbonden aan de Rijkskweekschool te Deventer, in twee klassen worden gesplitst. Daarmede ging gepaard de aanschaffing van meubilair en een bordstelling voor het tweede lokaal. Hiervoor was een bedrag van f 1452 nodig. Verder moest een begin worden gemaakt met de vernieuwing van het in zeer slechte toestand verkerende interieur van de Rijkskweekschool voor onderwijzeressen te Apeldoorn. De totale kosten hieraan verbonden ten bedrage van f 12 250 zou ondergetekende over twee jaren willen verdelen. Voor het jaar 1949 kan met een bedrag van f 7000 worden volstaan. Artikel 53. De vergoeding aan godsdienstonderwijzers op grond van het Koninklijk besluit van 16 Juli 1947 (Staatsblad no. H 245) en de kosten wegens oprichting van parallelklassen maken een verhoging van het artikel met f158 000 noodzakelijk. Artikel 67. Ten tijde van het samenstellen der begroting voor het dienstjaar 1949 was bij de raming van het bedrag van dit artikel rekening gehouden met een toeneming van het aantal leerlingen en een in subsidieverband opnemen van nieuwe scholen. Hoewel dus met deze factoren rekening is gehouden, is gebleken, dat de raming toch te laag is geweest, zodat een verhoging van het bedrag van dit artikel met f410 000 nodig is. Artikel SI. Zeer vele van de klachten, aan ondergetekende voorgelegd, op het gebied van hygiëne, ventilatie, verlichting enz. in de gebouwen der Rijks hogere burgerscholen, zijn bij onderzoek gegrond bevonden. Het zal noodzakelijk zijn om — naar ruwe schatting — voor de meest dringende verbeteringen een bedrag van f 1000 000 aan te wenden. Het ligt in de bedoeling de kosten dezer voorzieningen over twee jaren te verdelen. In 1949 konden deze werkzaamheden slechts tot een bedrag van f 200 000 tot uitvoering worden gebracht. Ondergetekende stelt derhalve voor artikel 81 met een bedrag van f 200 000 te verhogen.
1600 3 Wijziging zesde hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 Artikelen 86 en 90. De invoering van de nieuwe salarisregeling voor de directeur en leraren bij de bijzondere gymnasia, hogere burgerscholen, lycea en middelbare meisjesscholen had tot gevolg, dat de besturen dier scholen hogere kasgeldvoorschotten hebben opgenomen dan waarop bij de raming was gerekend, zodat deze artikelen dienen te worden verhoogd. De bedragen van de daarmede corresponderende subsidie-artikelen voor het dienstjaar 1950 zijn bij nota van wijziging met respectievelijk f 100 000 en 11500 000 verminderd. Artikel 130bis. De werkzaamheden van de Reorganisatiecommissie van het hoger onderwijs hebben nog in 1949 voortgeduurd. Hiervoor wordt een bedrag van f12 800 aangevraagd. Artikelen 145 en 146. De op deze artikelen uitgetrokken bedragen bleken niet toereikend te zijn, om alle desbetreffende aanvragen, welke ondergetekende na ernstige overweging meende niet te moeten weigeren, te honoreren. Ondergetekende stelt daarom voor de bedragen van genoe:nde artikelen te verhogen met respectievelijk f9000 en f3000. Hiertegenover bleek het aantal aanvragen van Nederlandse studenten voor studie en verblijf in het buitenland minder groot te zijn dan aanvankelijk werd verwacht. Om deze reden kan het bedrag van artikel 147 met f 12 000 worden verminderd. Artikel 1SS. De aanstelling van een secretaris van curatoren naast de algemeen beheerder voor de materiële aangelegenheden bij het college van curatoren, alsmede het verlenen van een toelage aan deze en aan de Rector Magnificus hebben ertoe geleid, dat dit artikel met f 19 500 dient te worden verhoogd. Artikel 189. In verband met de hogere bureelkosten van de Rector Magnificus ziet ondergetekende zich genoodzaakt een verhoging van dit artikel met f2100 aan te vragen. Artikel 192. Nu de Rector Magnificus voor het overgrote deel aan zijn onderwijstaak werd onttrokken moest in de daardoor ontstane lacune worden voorzien door de aanstelling van een hoogleraar in de toegepaste mechanica. In verband daarmede is het noodzakelijk dit artikel te verhogen. Artikelen 193, 194 en 195. Op artikel 193 van de dienst 1948 is suppletoir aangevraagd f 1 960 000 (gedrukte stukken — Zitting 1948—1949 — 1337). Van dit bedrag is f 1 520 000 niet besteed kunnen worden. Het is evenwel noodzakelijk, dat dit laatste bedrag voor het dienstjaar 1949 ter beschikking komt. Het is wenselijk gebleken dat bedrag over drie artikelen te verdelen en wel over de artikelen 193, 194 en 195 onderscheidenlijk tot de bedragen van f 14 034, f 180 000 en f 1 325 966. Artikel 202. De plaatsruimte in het Trippenhuis, de zetel van de Koninklijke Nederlandse akademie van wetenschappen te Amsterdam, is dermate ontoereikend gebleken voor de bibliotheek, dat de nodige voorzieningen lot verbetering niet langer konden worden uitgesteld. Om deze reden werd de achter dit gebouw gelegen voormalige Anna Visscherschool gehuurd, teneinde dit schoolgebouw als bibliotheek in te richten. De hieraan verbonden kosten bedroegen f18 100. Artikel 229. In het kader van de verzorging van aan het Rijk behorende of bij het Rijk in gebruik zijnde monumenten moest onverwijld begonnen worden aan het herstel van de Noord-Oosttoren van het kasteel „De Cannenburgh" te Vaassen, welke over de gehele hoogte van het gebouw was losgescheurd. De hieraan verbonden kosten bedroegen f 30 000. Voorts bleek het bedrag van de post „kosten van huren, onderhoud en exploitatievoorzieningen door bemiddeling van de Rijksgebouwendienst" onvoldoende te zijn om de monumenten op zodanige wijze te onderhouden, dat zij niet verder in verval komen. Hiertoe is een bedrag van f 33 880 meer nodig geweest dan was geraamd, zodat ondergetekende zich dan ook genoodzaakt ziet een verhoging van dit artikel aan te vragen met totaal f 63 880. Artikel 248. In het jaar 1948 werd de Engelse catalogus van de veizameling in het Mauritshuis aan het Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf in herdruk gegeven. Deze catalogus kon echter in dat jaar niet worden afgeleverd wegens grote drukte bij dit Staatsbedrijf, zodat de aflevering eerst in 1949 kon plaats vinden. Hiertoe is voor 1949 een bedrag van f2000 nodig, welk bedrag ïn 1948 onbesteed is gebleven.
Artikel 252. Met een beschrijving en catalogisering van een gedeelte der jeton-verzameling van het Koninklijk Penningkabinet, welke beschrijving zal worden gepubliceerd door het Koninklijk Genootschap voor Munt- en Penningkunde, is een aanvang gemaakt. Teneinde dit mogelijk te maken is een bijdrage in de kosten verleend, groot f 600. Voorts heeft de verhuizing van het Koninklijk Penningkabinet, dat voor de oorlog en gedurende de eerste tijd na de bezetting in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage gehuisvest is geweest en thans in het perceel Lange Voorhout 50 is ondergebracht, een extra uitgave gevergd van f 400. Artikel 284. In het ontwerp van wet tot wijziging van het zesde Hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 (gedrukte stukken — Zitting 1948—1949 — 1136) werd onder artikel 264 (algemene uitgaven Rijksmuseum G. M. Kam te Nijmegen) een bedrag van f1219 opgenomen voor enige voorzieningen, welke na de algehele restauratie van het museum nog dienden te worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden konden echter eerst in 1949 worden uitgevoerd. Als gevolg hiervan zal dus artikel 264 van de dienst 1948 met f1219 moeten worden verminderd en artikel 284 van de dienst 1949 met dit bedrag moeten worden verhoogd. Artikel 292. Bij inspectie van de verwarmingsbuizen, welke zich onder de vloer bevinden, bleek, dat verschillende voorzieningen aan deze buizen dringend noodzakelijk waren. In verband met de daaraan verbonden kosten wordt op dit artikel een bedrag van f15 000 aangevraagd. Artikel 296. De bewaking van de kunstschatten in het Rijksmuseum Kröller—Muller te Otterlo was tot dusver niet voldoende. Ondergetekende heeft gemeend in deze onverantwoorde toestand onverwijld verbetering te moeten brengen door de aanstelling van een hulpkracht. Dit artikel dient in verband daarmede te worden verhoogd met f 1400. Artikel 297. In verband met de omstandigheid, dat de bergruimten, waarin de niet-tentoongestelde kunstwerken worden bewaard, te klein zijn geworden om deze kunstschatten overzichtelijk en zonder gevaar voor beschadiging te kunnen opbergen, is het noodzakelijk gebleken een aangrenzende ruimte voor dit doel in te richten. Voor dezs voorziening is door de Rijksgebouwendienst een bedrag van f 12 150 besteed. Artikel 320. In verband met het in de bewaarplaatsen van verschillende Rijksarchieven in de provincies heersende ruimtegebrek, ten gevolge waarvan verschillende Departementen van algemeen bestuur en andere Rijksinstanties niet in de gelegenheid gesteld kunnen worden hun overtollige archieven naar die bewaarplaatsen te doen overbrengen werd door het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting op de mogelijkheid gewezen om een zeer grote bunker, gelegen onder Schaarsbergen, voor een deel als archiefbewaarplaats in te richten. Hiervoor was voor het dienstjaar 1949 een bedrag van f 100 000 nodig. Verder bleek, dat voor huisvestings- en bureaukosten in totaal f 9540 meer nodig was dan waarop was gerekend. Zo bracht onder meer het herstel van het houten noodgebouw, waarin het Rijksarchief in Gelderland te Arnhem werd ondergebracht, extra-uitgaven met zich mede. Ondergetekende vraagt voor een en ander een verhoging van dit artikel met f 109 640 aan. Artikel 326. Bij de raming voor 1949 werd geen rekening gehouden met de honoraria voor en onkosten van het werk der wetenschappelijke medewerkers, die niet rechtstreeks aan het Bureau voor 's-Rijks geschiedkundige publicatiën zijn verbonden. Mede in verband met een kleine verhoging van de voor deze arbeid te betalen honoraria is voor het betreffende onderdeel een verhoging met f 3000 noodzakelijk, terwijl voor de onkosten der publicatiën een verhoging van f 2000 wordt voorgesteld. Artikel 330. In het bedrag van artikel 296 van de dienst 1948 was begrepen een som van f 10 000 voor het maken van een electrische boekenlift in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. Aangezien deze voorziening niet meer in het jaar 1948 doch in het jaar 1949 heeft plaats gehad, kon genoemd artikel 296 van de dienst 1948 uit dien hoofde met f 10 000 worden verminderd, waartegenover artikel 330 van de dienst 1949 met een gelijk bedrag dient te worden verhoogd.
1600 3 Wijziging zesde hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 Artikel 365. De Academie voor Dramatische Kunst „De Toneel- zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, aangezien de culturele school" te Amsterdam, de enige inrichting hier te lande, waar onder- atlaché's werkzaam zijn in het kader van de ambassade. Voor wat wijs wordt gegeven in de dramatische kunst, is van 1874 af gevestigd betreft de grootte van de verblijfsvergoedingen wordt derhalve één geweest in een gebouw, dat sedert jaren gebreken vertoonde, welke lijn getrokken met die van de diplomatieke ambtenaren. het als school meer en meer ongeschikt maakte. Voorts heeft de culturele attaché te Londen hulp voor hele dagen Tengevolge van de groei van de inrichting en de verbreding van in plaats van voor halve dagen gekregen, hetgeen een verhoging van het toneelonderwijs, was het aantal leerlingen per klas groter dan f1700 noodzakelijk maakt. de beperkte ruimte in elk lokaal toeliet, terwijl het aantal klassen voor de vakken, die er gegeven werden, te klein was, zodat in de Artikel 462. Bij de oorspronkelijke raming van dit artikel werd nabijheid van de school lokaliteiten moesten worden gehuurd. De geen rekening gehouden met de kosten, die aan de noodzakelijke outillage van de school was zeer gebrekkig en onhygiënisch. herstelling en verbouwing van de Rijkskweekschool te Hilversum Het bestuur van de stichting is daarom in 1949 tot verbouwing | verbonden zouden zijn. Na de uitwerking der plannen is gebleken, van dit pand overgegaan, waardoor enige lokalen aan het gebouw dat met deze voorziening een bedrag van f134 000 was gemoeid, konden worden toegevoegd en de bestaande ruimten efficiënter welk bedrag thans wordt aangevraagd. konden worden gebruikt. Ondergetekende acht het zowel uit onderwijskundig als uit cultuArtikel 475. Door materiaalgebrek konden de reeds in 1947 voorreel oogpunt zeker gewenst, dat de enige inrichting voor toneel- genomen bouwkundige voorzieningen aan de jongenskampen niet onderwijs hier te lande, welke immers ook de krachten voor de ten uitvoer worden gebracht. beroepstonee'gezelschappen levert, een behoorlijk geoutilleerd en In het bedrag van f500 000, waarmede artikel 306 van het diensthygiënisch gebouw ter beschikking heeft, waarin het uitgebreide en jaar 1947 is verminderd, was een bedrag voor dergelijke bouwkundige erkende leerprogramma ten volle kan worden onderwezen. voorzieningen begrepen. Enige voorzieningen konden tot 1949 worBij deze verbouwing werd de uiterste soberheid betracht. Onder- den uitgesteld, in verband waarmede het bedrag van artikel 475 met f 30 200 dient te worden verhoogd. getekende acht het verantwoord hier financiële steun te verlenen door een bedrag van f 20 000 bij te dragen in de kosten van deze verbouwing. Daarom stelt hij voor dit artikel met een bedrag van Artikel 479. Voor herstel, inrichting en aanleg van gebouwenf20 000 te verhogen. complexen met bijbehorende sportterreinen ten behoeve van de centrale opleidingsschool voor sportleiders, gevestigd te Overveen, is Artikel 366. Reeds herhaaldelijk is de noodzakelijkheid van een in totaal een bedrag van f100 635 benodigd geweest. Deze voorverhoging van het bedrag aan subsidiën ten behoeve van toneel- zieningen zijn in hoofdzaak in het jaar 1948 tot uitvoering gebracht, gezelschappen een punt van bespreking geweest bij het overleg met waarvoor suppletoir een bedrag van f 64 645 voor dat dienstjaar zal de Staten-Generaal over de begrotingen der laatste jaren. Onder- worden aangevraagd bij het ontwerp-regularisatiewet. getekende is tot de overtuiging gekomen, dat met een bedrag van In verband met de omstandigheid, dat een aantal der voorzieningen f 300 000 in deze belangen niet naar behoren werd voorzien. Hij eerst in de jaren 1949 en 1950 kon c.q. zal plaats vinden, dient op vertrouwt, dat met een verhoging van deze post met f 80 000 aan dit artikel een bedrag van f17 990 te worden aangevraagd, terwijl de grootste bezwaren voor 1949 tegemoet kan worden gekomen. Hij voorgesteld zal worden de dienst 1950 met het restant ad f18 000 zal intussen zijn aandacht schenken aan de vraag of het mogelijk te verhogen. zal zijn, dat ook de verschillende gemeenten, met name die buiten Artikel II de centra in het westen des lands, hun bijdragen voor steun aan het Artikel 12. Voor Rijksstudietoelagen aan gedemobiliseerde oortoneel kunnen opvoeren. logsvrijwilligers is minder nodig dan werd geraamd. Ondergetekende stelt voor dit artikel thans met een bedrag van Artikel 410. De levering van twee fraismachines ten behoeve van de bij de kampen „Aekinga" te Appelscha en „Vreekwijk" te Deurne f120 650 te verminderen. behorende werkplaatsen kon in het jaar 1948 niet plaats vinden. Het Artikel 46. Op dit artikel is een vermindering aangebracht van hiervoor op artikel 372 uitgetrokken bedrag ad f 8938 is daardoor in dat jaar niet besteed. In verband daarmede vraagt ondergetekende f 800 ter compensatie van het onder artikel 2>9bis (artikel III) uitgetrokken bedrag. een verhoging van dit artikel met een gelijk bedrag aan. Artikel 415. Het op dit artikel uitgetrokken bedrag voor aanschaffing van ïnventarisartikelen was niet toereikend om de inrichting van twee internaten, waartoe in 1949 de noodzakelijkheid bleek, te bekostigen. De kosten van inrichting van een internaat bedragen ongeveer f 20 000. Tengevolge van onvoorziene omstandigheden ii in 1949 slechts één internaat geopend kunnen worden, terwijl het tweede in het begin van 1950 zal worden geopend, waarvoor aanschaffingen hebben plaats gehad. Ondergetekende stelt dan ook voor dit artikel met f40 000 te verhogen. Artikel 436. Voor de aan de leerlingen van het Centraal Instituut voor Sportleiders verstrekte renteloze voorschotten is op dit artikel een bedrag van f31 850 nodig en wel voor: 1°. het .tweede gedeelte van de September-cursus 1948/1949 ƒ 7 850 2°. de Maart-cursus 1949/1950 6000 3°. het eerste gedeelte van de September-cursus 1949/1950 10 000 4°. het eerste gedeelte van de September-cursus 1949/1950 bedoeld voor die leerlingen, die gedurende de cursus 1948/1949 reeds een renteloos voorschot ontvingen 8 000 Aangezien eerst sinds kort de gelegenheid is geopend om ook bij deze tak van onderwijs beurzen in de vorm van renteloze voorschotten te verkrijgen, zal van terugbetaling eerst in latere jaren sprake kunnen zijn en is derhalve daarmede nog geen rekening gehouden bij de raming der middelen. Artikel 443. De verschillende wijzigingen in de Franse valuta en de daarmede gepaard gaande schommelingen in het kostenpeil in Frankrijk hebben het noodzakelijk gemaakt de verblijfsvergoeding van de culturele attaché te Parijs enigermate te verhogen en wel met f 1000. Hierbij heeft ondergetekende het advies gevolgd van
Artikelen 87 en 91. Daar de op deze artikelen uitgetrokken bedragen niet ten volle behoefden te worden besteed is een vermindering met respectievelijk f50 000 en f400 000 mogelijk. Artikel 147. Doordat het aantal aanvragen voor studie en verblijf van Nederlandse studenten in het buitenland minder kosten met zich mede hebben gebracht kan dit artikel met f12 000 worden verminderd. Met dit bedrag kunnen de verhogingen van de artikelen 145 en 146 met respectievelijk 19000 en f3000 worden gecompenseerd. Artikel 234. De verhoging van het bedrag van artikel 229 is gedeeltelijk gecompenseerd door een vermindering van het bedrag van artikel 234 met f 48 000. Artikel 254. Ter compensatie van de verhoging van artikel 252 is dit artikel met f 1000 verminderd. Artikelen 316, 409, 412, 414 en 444. De op deze artikelen uitgetrokken bedragen behoeven niet ten volle te worden besteed. Dientengevolge is het mogelijk verminderingen toe te passen met bedragen van respectievelijk f 1400, f 5000, f2500, f45 000 en f2700. Artikelen 434. 435 en 437. Bij de raming van deze artikelen is rekening gehouden met een volledige bezetting van het instituut. In verband met de omstandigheid, dat het aantal van 175 personen — het aantal, waarop de begroting was gebaseerd — in het jaar 1949 nog niet is bereikt, waardoor op de betreffende artikelen overschotten zijn ontstaan, is het mogelijk deze artikelen met onderscheidenlijk f21 485, f21 000 en f 10 000 te verminderen. Artikel 464. In verband met de dringende werkzaamheden aan de Rijkskweekschool te Hilversum, waarvoor op artikel 462 een verhoging met een bedrag van f134 000 moest worden aangevraagd, is op artikel 464 een vermindering met een gelijk bedrag toegepast.
Bijlagen
1600 3
Tweede Kamer
Wijziging zesde hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 Artikel III Artikel ISbis. In verband met de aan burgerlijk Rijkspersoneel toegekende (vacantie-) gratificatie moet op dit artikel een bedrag van f 100 000 worden uitgetrokken. Artikel I9his. Voor het aandeel van ondergetekendes D t t ^rtement in de uitgaven over 1949 ten behoeve van de verzekering van ambtenaren bij het reizen per vliegtuig, ingevolge het Koninklijk besluit van 15 Juni 1948, (Staatsblad no. 1 240), worC> f 100 uitgetrokken. Artikel 39bis. Reeds jarenlang wenden verschillende ondernemingen en instellingen zich telkens tot de scholen, om in de schooltijd filmvoorstellingen te geven. De scholen vragen dan aan de inspecteurs van het lager onderwijs om goed te keuren, dat van de rooster van lesuren wordt afgeweken. De moeilijkheid bij een en ander is, dat de inspecteurs van het lager onderwijs niet weten of zij deze verzoeken al dan niet moeten inwilligen, omdat zij de inhoud van de films niet kennen. Zelfs wanneer dergelijke filmvoorstellingen uitsluitend plaats hebben om de leerlingen ontspanning te bezorgen, dient ervoor te worden gewaakt, dat het vertoonde op een redelijk peil staat en dat niet de inhoud zodanig is, dat de voorstelling uit moreel en paedagogisch standpunt gezien voor vertoning in schoolverband ontoelaatbaar moet worden geacht. Bij de beslissing of van de rooster zal mogen worden afgeweken moet de inspecteur zich omtrent de inhoud van de film kunnen oriënteren. Om aan de bestaande onbevredigende toestand een einde te maken heeft ondergetekende een commissie in het leven geroepen, die tot laak heeft het keuren van films, die aan leerlingen van lagere scholen vertoond zullen worden. De bedoeling daarvan is dus alleen om de inspecteurs enige richtlijnen te verschaffen bij de beoordeling van de vraag of zij voor de vertoning van een dergelijke film hun toestemming tot afwijking van de lesrooster al dan niet zullen geven. De kosten van deze commissie worden geraamd op f1200 per jaar. Voor 1949 zal echter met een bedrag van f 800 kunnen worden volstaan, aangezien de commissie eerst in de loop van het jaar 1949 met haar werkzaamheden is begonnen. Artikel 92bis. In de oorlogstijd heeft het Prinses Beatrix Lyceum te Glion op verzoek van de Nederlandse Regering te Londen een groot aantal Nederlandse vluchtelingen tot de school toegelaten. Uit een ingesteld accountantsonderzoek is gebleken, dat dit voor het Lyceum een bedrag aan kosten beeft medegebracht van Zw. frcs. 450 000. Reeds was aan het Lyceum een bedrag van Zw.frcs. 150 000 vergoed, zodat nog een post van Zw. frcs. 300 000 betaald moest worden. Bij de opstelling van de begroting voor de dienst 1949 kon met dal bedrag nog geen rekening worden gehouden. Aangezien deze zaak nog vóór de devaluatie van de gulden kon worden afgewikkeld wordt een bedrag van f185 640 voor dit doel uitgetrokken. Voorts kan nog worden medegedeeld, dat na 31 Augustus 1950 geen deviezen voor het lyceum meer beschikbaar worden gesteld. Teneinde evenwel de voortgang van het onderwijs tot 31 Augustus 1950 mogelijk te maken en het lyceum in staat te stellen daarna te liquideren en zich op waardige wijze uit Zwitserland terug te trekken zal in het begin van 1950 een slotsubsidie worden verleend. Een en ander zal in een sunpletoire wet voor 1950 worden opgenomen. Artikel 178bis. De door de Stichting „Stads- en Academisch Ziekenhuis" te Utrecht in 1948 opgenomen kortlopende lening, welke door het Rijk werd gegarandeerd voor rente en terugbetaling, is thans omgezet in een tweetal leningen van meer permanent karakter. Het was met het oog op de daardoor gunstiger te bedingen voorwaarden wenselijk, dat het Rijk ook deze leningen garandeerde. Artikel 428bis. De lectuurvoorziening van het Nederlandse volk in zijn verschillende geledingen heeft de volle aandacht van ondergetekende. De instelling van een commissie, welke adviezen zal uitbrengen aangaande de taak van de Overheid op dit gebied moet dan ook van groot belang geacht worden. De kosten van deze commissie voor 1949 worden geraamd op f2500. Artikel 430bis. Aan het bestuur van de Stichting „Tentoonstelling Jeued van Nederland" werd door het Rijk een subsidie verleend van f 30°000. Dit subsidie is gebracht ten laste van de begroting van de Departementen van Sociale Zaken, van Justitie en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, elk voor 1/3 gedeelte. Voor de toehchting moae worden verwezen naar de desbetreffende suppletoire begroting voor het dienstjaar 1949 van het Departement van Sociale Zaken. Handelingen der Staten-Generaal
Bijlagen
1949—1950
Artikel 455ter. In het jaar 1949 is voor het verlenen van schadeloosstellingen, welke verband houden met de uitvoering van de Wet Rechtsherstel Overheidspersoneel 1946 een bedrag van f700 000 nodig gebleken. Artikel 469his. In verband met de huisvestingsmoeilijkheden ten aanzien van de Delftse studenten werd met medewerking van de Rijksgebouwendienst een plan opgesteld om een aantal barakken uit Friesland en Limburg te doen overbrengen naar Delft, waar ze voor de huisvesting van 220 studenten konden worden opgesteld aan de Cort. v. d. Lindenstraat. Deze barakken blijven het eigendom van de Staat, maar moesten voor bewoning in gereedheid/ worden gebracht. Voor de hieraan verbonden kosten wordt f 400 000 uitgetrokken. De exploitatie is in handen gegeven van de Stichting tot huisvesting van studenten der Technische Hogeschool te Delft. Verwacht wordt, dat dit bedrag bij wijze van annuïteiten in 17 jaarlijkse termijnen naar een rentevoet van 3 % zal worden terugbetaald. Artikel 469!er. Voor de overneming van de in de toelichting op artikel 4(>9bis bedoelde barakken van de administratie der Domeinen is f114 480 nodig. De barakken zullen om niet in bruikleen worden gegeven aan de Stichting tot huisvesting van studenten der Technische Hogeschool. Artikel 472bis. Het voormalige Kantongerechtsgebouw met conciërgewoning te Woerden is een belangrijk monument van geschiedenis en kunst, hetwelk in materieel beheer was bij de administratie der Domeinen. Volgens de geldende richtlijnen behoort dit pand in beheer te zijn bij het Departement van ondergetekende. Artikel IV Artikel 71. De redactie van dit artikel is gewijzigd, opdat beter tot uitdrukking komt voor welke doeleinden het in de begroting uitgetrokken bedrag is bestemd. Artikel 471. Reeds jaren heeft de wens bestaan het gehele duingebied tussen Zandvoort en Umuiden, in totaal ongeveer 3000 ha groot, in ongerepte toestand te bewaren. Tijdens de bezetting is zelfs een zeer groots opgezet plan in voorbereiding geweest. Over een belangrijk deel van dit gebied, namelijk het eigendom van de Erven Mevr. J. J. van der Vliet—Borski, zijn, in het bijzonder sinds de bevrijding, onderhandelingen gevoerd. Een post van f 500 000 werd voor dit doel uitgetrokken op hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor het dienstjaar 1946 onder artikel 372. Deze onderhandelingen hebben, echter eerst in 1949, tot het resultaat geleid, dat door ondergetekende voor de Staat of een nader te noemen lastgever een overeenkomst werd aangegaan, strekkende, onder voorbehoud van de nodige machtigingen en goedkeuringen, tot aankoop van 1200 ha duingrond ten noorden van de Zeeweg tegen de door een commissie van taxateurs aangegeven prijs van f 1 2 2 0 341. Het betreft hier een complex, dat tot de fraaiste duingebieden van Nederland behoort en dat buitendien door zijn ligging geschikt is om aan de zeer dringende behoefte aan recreatieruimte van de grote bevolkingsagglomeraties in Noordholland tegemoet te komen. De bovengenoemde voorbereidingsmaatregelen werden genomen in overleg met de dagelijkse bestuurscolleges van de provincie Noordholland en de gemeenten Amsterdam en Haarlem, die in eerste aanleg voor hun deel als lastgever kunnen optreden. Zij hebben in beginsel toegezegd er aan te willen medewerken, dat een stichting in het leven zou worden geroepen, te noemen de Stichting Het Nationale Park „de Kennemer Duinen", aan welke de uit genoemde overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen zouden kunnen worden overgedragen en welke zich met het beheer zou belasten. De provincie zou daarin voor 25 % en de beide gemeenten ieder voor 10 % deelnemen, indien de Staat de overige 55 % zou bijdragen. Voor de aankoop, waarvoor, zoals gezegd, de verplichting in beginsel reeds in 1949 is aanvaard, wordt ten laste van dat jaar een bedrag uitgetrokken van f687 500. zijnde 5 5 % van het voor de koonsom en de overdrachtskosten thans nodig gebleken bedrag van rond f 1 250 000. Uiteraard zullen deze gelden slechts worden besteed, indien ook aan de besturen der Provincie en der beide gemeenten de nodige bedragen worden toegestaan, hetgeen, wanneer dit voorstel in behandeling zal komen, vermoedelijk reeds het geval zal zijn.
1600 3 Wijziging zesde hoofdstuk der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949 Buiten de kosten voor aankoop zal een bedrag nodig zijn voor een in 1950 te verlenen subsidie, dat de stichting in staat zal stellen het beheer over dit reservaat te voeren. Zij zal immers verschillende voorzieningen moeten treffen om het terrein aan zijn bestemming, gedeeltelijk als recreatiegebied, gedeeltelijk als natuurreservaat, geschikt te maken (afrasteringen, aanleg van een kampeerterrein enz.) en zal verder middelen behoeven zowel als werkkapitaal als om een aanloopperiode van enkele jaren van geringe inkomsten te overbruggen. Ofschoon een werkplan met bijbehorend financieringsplan door de Stichting nog niet is opgesteld, is bij de ter zake gevoerde onderhandelingen tot uiting gekomen, dat een bedrag van f 100 000 voor dit doel wenselijk is, waarin de deelnemende partijen in dezelfde verhouding zouden bijdragen, de Staat derhalve voor 55 %. Voor deze uitgave, welke als onafscheidelijk gevolg van de aankoop moet worden beschouwd, zal, indien het onderhavige voorstel zal worden
aanvaard, in 1950 een bedrag van f55 000 nodig zijn, welk bedrag suppletoir op artikel 489 van hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor 1950 zal worden aangevraagd. Artikel V De toevoeging bij artikel 313 luidende: „Aangewezen voor toepassing van artikel 24 der Comptabiliteitswet (Staatsblad 1927, no. 259)" dient bij dit artikel te vervallen en te worden vermeld bij artikel 314. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, TH. RUTTEN.