Bijlage A
* weede Kamer Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 600
XIIIde HOOFDSTUK. 600
XIII
5 MEMORIE VAN ANTWOORD (Ingezonden 9 December 1947.) Algemene beschouwingen.
Algemeen. De eerste vraag, door zeer vele leden gesteld, hoe het staat met een eventuele reorganisatie van dit veelzijdige Ministerie, in deze tijd, waarin de staatkundige hervormingen veel aandacht vereisen, mogen ondergetekenden beantwoorden door te verwijzen naar de beschouwingen, in eerste termijn van de algemene beraadslagingen door de Minister-President gewijd aan de verhouding van MinisterPresident, Minister van Overzeese Gebiedsdelen en Minister zonder Portefeuille. (Handelingen blz. 293). Eerstondergetekende betuigt hierbij gaarne zijn erkentelijkheid aan dezelfde leden, die de hoop uitspraken, dat zijn gezondheidstoestand hem spoedig zou veroorloven zijn taak te hervatten. Dat naar buiten de indruk wordt gewekt als zou het Ministerie stroef en weinig efficiënt werken, zoals door sommige leden werd opgemerkt, betreuren ondergetekenden. Zij zijn ervan overtuigd, dat hun medewerkers zo vee! mogelijk vlotheid en doelmatigheid betrachten, doch zij zijn zich ervan bewust, dat de moeilijkheden, verbonden aan de overgang van een verouderd naar een nieuw staatsbestel, de noodzakelijke herziening als onderdeel daarvan van de verhouding van het eigeniijke Ministerie, het Commissariaat voor Indische Zaken en de West-Indische afdeling en de als gevolg van de oorlog en de na-oorlogse omstandigheden onvoldoende bezetting van Ministerie en van overzeese gouvernementen niet immer de werkzaamheden zo doen verlopen ais wenselijk is. Op verbetering zijn zij voortdurend bedacht. Ondergetekenden zijn zich niet bewust, dat zij nalaten de vertegenwoordigende lichamen der Overzeese Gebiedsdelen, voor zover aanwezig, te horen nopens wettelijke regelingen, die het gehele Koninkrijk betreffen. Het is in tegendeel hun streven de hand te houden aan de naleving van de voorschriften der betrokken staatsregelingen, welke deze raadoleging voorschrijven, behoudens wanneer het gevallen van spoedeisende aard betreft. Met betrekking tot de door de leden, hier aan het woord aangehaalde voorbeelden mogen zij opmerken, dat deze juist zodanige gevallen betreffen, waarover de Staten van Suriname en van Curacao niet konden worden gehoord, omdat anders de behandeling in de Slaten-Generaal ongewenste vertraging zou hebben ondergaan. Als motief voor het passeren dezer Staten bij de behandeling van het wetsontwerp, houdende goedkeuring van het Handvest der Verenigde Naties — waarvoor zij evenwel niet verantwoordelijk zijn — gold, dat uitstel van behandeling in het Noodparlement ten gevolge zou hebben gehad, dat de bekrachtiging van het Handvest niet vóór 4 December 1945 zou hebben kunnen geschieden, in welk geval Nederland niet zou hebben kunnen deelnemen aan de eerste algemene vergadering der Verenigde Naties. Overwogen werd, dat dit internationaal een ongewenste indruk zou hebben gemaakt en dientengevolge aan Nederland enkele belangrijke functies zouden zijn ontgaan, welke ons land in het kader der Verenigde Naties waren toebedacht. Wat aangaat het tweede aangehaalde voorbeeld, de wet van 10 October 1947, houdende toepassing van artikel 43 der Grondwet, kunnen ondergetekenden mededelen, dat de Staten van Suriname en van Curacao over het ontwerp van deze wet niet geraadpleegd zijn, omdat — gelijk bekend — de behandeling in de beide Kamers der Staten-Generaal met de meest mogelijke spoed diende te geschieden, ten einde tijdig in het Regentschap van H.K.H. Prinses Juliana te kunnen voorzien. Begrotingstechniek. Bij het thans algemeen ingevoerde nieuwe begrotingsschema staat als voornaamste doel voor ogen de begroting een getrouwe weerspiegeling te doen zijn van de organisatie van de onderscheiden Ministeries. Teneinde ook Hoofdstuk XIII in dit schema in te passen, diende de tot dusver gebruikelijk territoriale indeling (Departement — Nederlandsch-Indië — Suriname — Curacao) te vervallen om plaats te maken voor een indeling overeenkomstig de Departementsafdelingen en de aan haar toevertrouwde taken. Consequente toepassing van het schema leidde er aanvankelijk toe om zelfs voor de kleinste Afdeling van het Departement een afzonderlijke begrotingsafdeling en derhalve ook een afzonderlijk personeelskrediet te creëren. Daar deze ver doorgevoerde splitsing in de praclijk bezwaren zou kunnen opleveren, vermits zonder aanvullende begroting het ene personeelskrediet niet met het andere kan worden Handelingen der Staten-Generaal
Bijlagen
1947—1948
XIII
5
5
aangevuld, werd het bij nader inzien raadzaam geoordeeld de kleinere Afdelingen van het Departement in één begrotingsafdeling „Overige werkafdelingen" onder te brengen. Niettemin kunnen ook van deze kleinere Afdelingen in de toelichtende staat de kosten en de personeelssterkte — zij het zonder de splitsing in hoger, middelbaar en lager personeel — duidelijk worden afgelezen. Een uitvoerige specificatie van het Commissariaat voor Indische Zaken achten de ondergetekenden in deze begroting niet op haar plaats. Deze kosten, welke ten volle door Nederiandsch-Indië worden gerestitueerd, worden slechts in de Rijksbegroting opgenomen met het oog op de pensioensaanspraken van de bij die instelling te werk gestelde /J//&jambtenarcn. De omstandigheid, dat artikel V van het wetsontwerp geen overschrijvingen ten behoeve van personeelsuitgaven toelaat — wat overigens geen novum is — zou inderdaad tot een stroeve wijze van werken aanleiding kunnen geven, indien de personeelskredieten in al te kleine fracties zouden zijn versnipperd, hetgeen, zoals hierboven blijkt, zoveel mogelijk is voorkomen. Grondwetswijziging. Reeds in de Memorie van Antwoord op Hoofdstuk I dezer begroting mocht de Regering haar erkentelijkheid betuigen voor de instemming, met de voorgenomen beperkte herziening der Grondwet, waardoor het mogelijk zal zijn wettelijke voorzieningen te treffen voor de nieuwe staatkundige structuur van het Koninkrijk. Zij deelt de hoop van die leden, d:e van oordeel zijn, dat dit tevens zal. strekken tot een versterking van het gemeenschappelijk Staatsverband. Ten aanzien van de vraag welk karakter de zogenaamde rondetafelconferentie met de West zal dragen, kan worden medegedeeld, dat op deze conferentie de vertegenwoordigers van Suriname, de Nederlandse Antillen en Nederland gezamenlijk en op voet van gelijkheid de verhouding dier delen nader zullen bepalen in de geest van de Koninklijke rede van 7 December 1942 en het daarop aansluitend staatkundig beginselprogram van Linggadjati. In artikel 6 der overeenkomst van Linggadjati is de gedachte van het samengaan van Suriname, de Nederlandse Antillen en Nederland als een der partners in een tweedelige Unie voor het eerst uitgesproken, onverkort het recht dezer gebieden zelf een andere regeling hunner verhouding voor te staan. Met andere woorden, de aanstaande conferentie met de West zal de nieuwe vorm van samengaan voor deze drie gebieden hebben te vinden. Op overeenkomstige wijze zal in Indonesië door vertegenwoordigers der bevolking gezocht dienen te worden naar een eigen samenlevingsvorm binnen het raam van de Verenigde Staten van Indonesië. Uiteraard zullen de op deze conferenties bereikte resultaten niet zonder meer bindend zijn, doch zal de vestiging van de nieuwe rechtsorde langs de weg van wettelijke voorzieningen en derhalve met medewerking der betrokken volksvertegenwoordigingen tot stand moeten worden gebracht. Het karakter der Rijksconferentie zal door deze voorconferenties worden beïnvloed. De vraag rijst, of de Unie-conferentie, zoals omschreven in artikel 11 van de overeenkomst van Linggadjati, niet de plaats zal innemen, destijds aan de Rijksconferentie toegedacht. Het ligt bepaaldelijk niet in de bedoeling aan de Unie-conferentie een louter adviserend karakter te geven. De suggestie, om daarme ' i in bet kader der voorgenomen beperkte Grondwetsherziening rekening te houden, zal de betrokken staatscommissie worden voorgelegd. Nederlandsch-Indië. Algemeen staatkundig beleid. Ondergetekenden mogen er op wijzen, dat de bespreking van dit beleid laatstelijk mede deel heeft uitgemaakt van de algemene beraadslaging over deze begroting en dat het internationaal aspect daarvan reeds onder het lilde Hoofdstuk behandeling vond. Met betrekking tot de uitgesproken wens omtrent een nota of witboek met aanvullende beschouwingen over de ontwikkeling der gebeurtenissen, in het bijzonder ook in verband met het optreden van de Veiligheidsraad, het consulaire rapport en de door de Veiligheidsraad ingestelde Commissie van Goede Diensten, moge worden gewezen op de reeds in een noot op het Verslag genoemde publicatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken: „Indonesië in de Veiligheidsraad var. de Verenigde Naties", terwijl voorts kan worden medegedeeld, dat zo spoedig mogelijk een vervolg van bedoelde publicatie aan de Staten-Generaal zal worden aangeboden, waarbij als bijlage zal worden gevoegd de tekst van het door deze leden bedoeld consulair rapport. De Regering is gaarne bereid de samenstelling van een rapport nopens de situatie in Indonesië tijdens de Japanse bezetting te bevorderen.
6
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948
Ontbreken der Indische begroting. Met betrekking tot het ontbreken van een Indische begroting mogen ondergetekenden in aansluiting aan hetgeen hierover reeds door de Minister van Financiën op 13 November jl. aan de Kamer werd medegedeeld {Handelingen blz. 298/299) nog het volgende opmerken. Ramingen voor de opstelling van een begroting voor 1947 lagen vóór de aanvang van de politionele actie in Juli van dit jaar bij de verschillende Departementen van algemeen bestuur nagenoeg gereed voor indiening en verwacht werd, dat de begroting in September zou kunnen worden vastgesteld om ter goedkeuring op de voet van artikel 5, lid 3, van Staatsblad D. 65, te worden aangeboden. De sedert dien plaats gevonden ingrijpende gebeurtenissen hebben aan deze ramingen, die betrekking hadden op het zoveel kleiner territoir, dat toen onder controle van de Nederlandsch-Indische Regering stond, elke waarde ontnomen, zodat het geen nut meer had op die basis een begroting vast te stellen. Ook thans is de toestand nog niet dermate opgeklaard en geconsolideerd, dat de mogelijkheid geschapen is voor de opstelling van een enigszins aan de eisen beantwoordende begroting. Zou het — zoals de Minister van Financiën t.a.p. reeds opmerkte — zelfs voor een goed bezette thesaurie onder die omstandigheden onmogelijk zijn geweest nog enigszins tijdig een begroting voor 1947 of 1948 samen te stellen, de Indische Regering is ook op dit gebied ten zeerste onthand, doordat het Overheidsapparaat in al zijn geledingen nog steeds gebukt gaat onder een groot gebrek aan vooral subalterne en lagere ambtenaren in alle geledingen van de Indische administratie, terwijl ook de omstandigheden, waaronder gewerkt moet worden, zowel wat de beschikbare bureauruimte, als de huisvesting en het transport van het ambtelijk personeel betreft, nog zeer veel te wensen overlaten. Vele voor het opstellen van een begroting onontbeerlijke gegevens kunnen daarom niet of niet tijdig worden verkregen en voor zover zij beschikbaar zijn niet behoorlijk worden verwerkt. Bedoeld euvel zal, zolang de huidige toestanden voortduren, slechts langzaam kunnen worden overwonnen. Dat zij onder de hier geschetste omstandigheden de Kamer opnieuw moeten teleurstellen in haar begrijpelijk verlangen om over legging van de begrotingsstukken over de jaren 1946, 1947 en 1948, baart ook de ondergetekenden voortdurend zorg. Zij zullen zich echter beijveren om, zodra de daarvoor nodige gegevens uit Indonesië ontvangen zijn, de Staten-Generaal een zo volledig mogelijke uiteenzetting te geven van de ontwikkeling van de financiële toestand na de terugkeer van de Indische Regering. Aan de leden, die het op prijs zouden stellen, zo uitvoerig mogelijke gegevens te verkrijgen over de sterkte, samenstelling, indeling, dislocatie enz. en gestie van het K.N.I.L., kan het volgende worden medegedeeld. De huidige sterkte van het K.N.I.L. bedraagt in ronde cijfers 2 500 officieren 8 500 onder-officieren 46 000 overigen met inbegrip van alle niet-operationele formaties, zoals administratieve diensten, geneeskundige formaties, welfare organisaties, technische diensten (o.m. Genie-bouwdienst, Topografische dienst, magazijns-diensten) en arbeiders-compagnieën. Voor de uitvoering van de hem verstrekte directieven ten aanzien van het militaire beleid beschikt de Legercommandant over drie uitvoeringsorganen, te weten de Generale Staf als operatief orgaan, de dienst van de Adjudant-Generaal voor de personele zaken en de dienst van de Kwartiermeester-Generaal voor de materiële zaken ten behoeve van de instandhouding van de in Indonesië aanwezige strijdkrachten van de Koninklijke Landmacht en het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger. De thans bezette gebieden zijn ten behoeve van de bevelvoering ingedeeld in „Territoriale- tevens Troepen-commando's", verdeeld op Java en Sumatra in Brigade-rayons en Basis-commando's, welke beide wederom zijn onderverdeeld in Bataljons-sectoren. Buiten Java en Sumatra zijn de Territoriale- tevens Troepencommando's onderverdeeld in Bataljons-sectoren. In deze Territoriale- tevens Troepencommando's treden zowel onderdelen van de Koninklijke Landmacht als van het K.N.I.L. op. met dien verstande, dat op Java en Sumatra slechts enkele K.N.I.L. bataljons zich onder de operatieve troepen bevinden terwijl voorts een groot deel van de „Staven en diensten" uit K.N.I.L. personeel bestaat. Buiten Java en Sumatra zijn de troepen momenteel vrijwel uitsluitend uit K.N.I.L. personeel gevormd. De Legerluchtstrijdkrachten zijn onderverdeeld in Regionale Luchtvaartcommando's, waaronder diverse vliegtuigbases met herstelinrichtingen vallen. Naast de Regionale luchtvaart-commando's staan de opleidingsscholen.
600
XIII
5
Het K.N.I.L. is samengesteld uit beroepspersoneel (Europeanen en Indonesiërs van verschillende landaarden, alsmede een kleine groep Chinezen) en reserve- en dienstplichtig personeel. In het Divisie- en Brigadeverband treden de K.N.I.L. onderdelen naast die van de K.L. op in staven en diensten en voorts als infanterie-bataljons, artillerieafdelingen, vechtwagen-eskadrons en pionier-compagnieën. De gestie van het K.N.I.L. is dezelfde als die van de K.L. troepen in Indonesië, met name de handhaving van recht en veiligheid in de bezette gebieden en het ondersteunen van de vestiging der nieuwe rechtsorde. Voor wat betreft de gevraagde gestie van de Koninklijke Marine in Indonesië mogen ondergetekenden verwijzen naar hetgeen terzake zal worden medegedeeld in de Memorie van Antwoord op het Voorlopig Verslag der Tweede Kamer betreffende Hoofdstuk VIII B der Rijksbegroting voor 1948. De ten aanzien van zending en missie gevolgde politiek in de onder Nederlandse controle staande gebieden vindt haar grondslag in de desbetreffende bepalingen van de Indische Staatsregeling. In de vóór de oorlog ten deze gevolgde gedragslijn is geen wijziging van betekenis gebracht. Bijzondere toelatingen voor het verrichten van zendingsarbeid worden wederom verleend. Bij de beoordeling van de daartoe strekkende aanvragen van zending en missie geldt nog immer het beginsel, dat de handhaving van orde en rust als criterium wordt aangelegd. In dit verband moge nog worden opgemerkt, dat door de Nederlandsen-Indische Regering, evenals op velerlei ander gebied, ten deze ernstig wordt gestreefd naar herstel van rechten, inzonderheid wat betreft het bijzonder onderwijs en de bijzondere ziekenzorg. Vele inrichtingen var. onderwijs, welke voorheen door zending of missie werden beheerd, zijn aan het particulier initiatief teruggegeven, terwijl zulks binnenkort eveneens het geval zal zijn met de particuliere instellingen van ziekenzorg. Voor wat de toekomstige positie van zending en missie betreft moge overigens worden volstaan met een verwijzing naar de verklaring van eerstondergetekende in de vergadering der Tweede Kamer van 19 December 1946 (pag. 1012 Handelingen) en zijn mededelingen in de Memorie van Antwoord naar aanleiding van het Voorlopig Verslag der Eerste Kamer der Staten-Generaal omtrent Hoofdstuk XIII der Rijksbegroting voor het jaar 1947 (Gedr. stukken Tweede Kamer 1946—1947 — 300, no. 65a — blz. 16). Zoals in de Memorie van Antwoord betreffende de algemene beschouwingen op deze Rijksbegroting reeds werd medegedeeld (blz. 36, alinea 4), hoopt de Regering binnenkort enkele mededelingen te kunnen doen over de concrete plannen, welke met betrekking tot de financiering van de wederopbouw van Nederlandsch-Indië bij haar leven. Dat zij ook haar aandacht gevestigd houdt op de mogelijkheden van een lening in Amerika ter bevordering van het op gang brengen van het economisch leven in Indonesië, ligt in de rede. Gedurende de bezetting van Nederland, gevolgd door die van Indië, werd de voorziening van het Koninklijke Shell concern met de voor zijn wereldbedrijven benodigde deviezen geheel verzorgd door Engeland. Deze toestand is in overleg met de Britse Treasury voorlopig voor een tijdvak van 10 jaar verlengd. Voor Indië betekent dit, dat de uitgaven van het concern aldaar, na aftrek van de inkomsten, in deviezen worden afgedekt, zodat de zeer aanzienlijke bedragen vorderende wederopbouw van de vernielde winningsbedrijven dat land geen deviezen behoeven te kosten. Personeelsbeleid. Kan de mening van verscheidene leden, die opkomen voor het recht van ieder Nederlander tot benoeming in elke landsbediening, ongeacht zijn staatkundige inzichten geredelijk worden onderschreven, zo stelt de Regering daarnaast dat — zoals reeds door vele leden betoogd is — het staatkundig beleid door Haar wordt bepaald en niet mag worden doorkruist door ambtenaren die onvoldoende begrip tot uiting zouden brengen voor strekking en geest van de doelstellingen van het Regeringsbeleid. Dat zulks in tal van gevallen niet zou zijn geschied is ondergetekenden intussen niet bekend. Dat de Indische Regering ten aanzien van de Pasoendanbeweging haar beleid onpartijdig bepaalt, is nog onlangs op de West-Java-conferentie gebleken. Indien een ambtenaar onder bepaalde omstandigheden zich voor de noodzaak ziet geplaatst ogenblikkelijk in te grijpen, kan het gebeuren, dat hij een beslissing neemt die, had hij vooraf instructies kunnen vragen, of zich tijdig kunnen oriënteren, anders ware uitgevallen. Hiermede is echter niet gezegd, dat zulk een ambtenaar in het algemeen niet bereid zou zijn, zijn taak in de geest der Regering uit te oefenen. Zulks geldt wel in het bijzonder onder de huidige uiterst moeilijke omstandigheden, waarin een zwaar overbelast Overheidsapparaat in een zeer gevoelige sfeer te werken heeft.
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 600 XIII Het vorenstaande sluit aan bij het betoog der vele leden, die in dit verband het vraagstuk van het preventieve beleid der Overheid bij ambtelijke benoemingen ter sprake brachten en daarbij enerzijds van oordeel waren dat het personeelsbeleid der Overheid gericht moet zijn op het scheppen van waarborgen voor de juiste uitvoering van Overheidsmaatregelen en besluiten door haar ambtenaren, en anderzijds, dat een ambtenaar die in staat en bereid is in overeenstemming met het Regeringsbeleid te handelen, niet vanwege zijn persoonlijke politieke inzichten mag worden gediscrimineerd. Gevallen van corruptie van ambtenaren in Indonesië zijn ondergetekenden niet bekend. Naar aanleiding van een op 26 October jl. in de Protestantse Kerken aldaar voorgelezen boodschap, waarin o.m. gewaagd wordt van bevoorrechting, corruptie en sabotage, zijn aan de Indische Regering inlichtingen gevraagd, welke nog niet werden ontvangen. Commissies Uitzending Ambtenaren. Het ligt in de rede, dat de commissies van advies inzake de aanwerving van werkkrachten voor de Overheidsdienst in Indonesië zich houden aan de hiervoren aangegeven richtlijnen. Bij een naar aanleiding van de door het lid der Kamer Ten Hagen gestelde vragen ingesteld onderzoek, is niet aan het licht gekomen, dat er voldoende grond zou bestaan voor de stelling als zouden somtijds leden van bedoelde commissies tegenover candidaten met progressieve staatkundige opvattingen op onredelijke wijze zijn opgetreden. Voor het overige moge ten deze worden verwezen naar het antwoord op de evenbedoelde vragen (Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer 1947/48, blz. 44, no. 38). De samenstelling van de reeds ingestelde commissies is als volgt: Breda. Voorzitter: C. J. L. A. F. Hiljé te Breda. Leden: Ir. A. M. Asselbergs te Ginneken; J. Boosman te Breda: J. Jacobs te Breda; Ir. J. B. Leeuwenberg te Breda; Mr. A. F. H. E. J. Vos de Waal te Breda. Deventer. Voorzitter: A. Ankersmit te Diepenveen. Leden: F. H. Bertels te Deventer; Mr. P. A. Birnie te. Twello; D. J. Duynhouwer te Deventer; Th. Thomassen te Deventer. Utrecht. Voorzitter: Prof. Dr. V. J. Koningsberger. Leden: Ir. J. D. M. Bardet; Ir. G. Boschloo; Dr. J. W. Hingst; Prof. Dr. E. H. 's Jacob, allen te Utrecht.
Maastricht. Voorzitter: V. J. L. Poppel, Leden: Ir. C. F. Egelie; Dr. J. C. G. Kats; Dr. A. K. Kok; Mr. E. A. Schoon, allen te Maastricht.
Nijmegen: Voorzitter: G. Hoeneveld. Leden: J. G. Bantjes; Mr. H. P. Beets; J. Ponders; Ir. J. A. Pennink, allen te Nijmegen. De instelling van commissies voor Rotterdam en Groningen is in voorbereiding, terwijl voorts wordt overwogen of en in hoeverre door aanvulling van de reeds ingestelde commissies waar nodig betere waarborgen kunnen worden verkregen voor een doelmatig contact enerzijds met de instellingen van middelbaar en hoger onderwijs, anderzijds met de Rijksarbeidsbureaux. In dit verband wordt er, ter voorkoming van misverstand, op gewezen, dat deze commissies adviesinstanties zijn en dat de beslissing over de aanneming van werkkrachten in handen ligt van het Commissariaat voor Indische Zaken. Uitbetaling achterstallige pensioenen en salarissen; schaderegelingen. Ingevolge de z.g. Bevriezingsordonnantie (Indisch Staatsblad 1945, no. 129) kon uitbetaling van de achterstallige pensioenen niet worden gevorderd. In afwachting van een definitieve regeling daarvan werd bij besluit van de Luitenant-Gouverneur-Generaal van 7 September 1947 no. 4 (Indisch Staatsblad no. 165) bepaald, dat ten aanzien van de verplichting tot betaling van pensioenen de opschorting, bedoeld in de artikelen 1 en 2 van genoemde Bcvriezingsordonnantie, wordt opgeheven met betrekking tot 3, 4 of 5 maanden pensioen naar gelang de gepensionneerde op 1 September 1945 respectievelijk geen, ten hoogste twee of meer dan twee gezinsleden had.
5
7
Wat de salarissen van militaire en burgerlijke ambtenaren over de bezettingsjaren betreft, werd bij de ordonnantie in Indisch Staatsblad 1947, no. 164 een regeling getroffen, krachtens welke aan deze overheidsdienaren, voor zover zij als oorlogsslachtoffer kunnen worden aangemerkt, mede in afwachting van een definitieve regeling terzake, een z.g. rehabilitatie-uitkering wordt toegekend van 3 maanden vooroorlogs salaris, indien het oorlogsslachtoffer op 1 September 1945 geen, van 4 maanden indien hij ton hoogste twee en van vijf maanden, indien hij meer dan twee gezinsleden te zijnen laste had, met dien verstande, dat als maximum salaris een bedrag van f 1000 per maand wordt aangenomen. Voor particuliere werknemers werd bij dezelfde ordonnantie de werkgevers de verplichting opgelegd hun een gelijke uitkering uit te betalen. Een definitieve regeling, betreffende e?n uiteindelijke tegemoetkoming aan Overheidsdienaren en particuliere werknemers voor tijdens de Japanse bezetting gederfd salaris of loon, is in voorbereiding, evenals een regeling inzake geleden huisraadschade. Het is inderdaad juist, dat door de Regering aan de op 1 Maart 1942 in dienst zijnde ambtenaren, die uit Nederland waren uitgezonden, of daarmede op één lijn zijn te stellen, een garantie is verleend, voor zover nodig onder voorbehoud van bekrachtiging door de wet. Deze garantieverklaring luidt als volgt: OMZETTING
NEDERLANDSCH-INDISCHE CORPS.
AMBTENAREN-
1. Bij de overeenkomsten van Malino en Linggadjati heeft de Nederlandse Regering de verplichting aanvaard enerzijds tot deelneming aan het werk van de toekomstige Unie, anderzijds tot het verlenen van bijstand aan de op te bouwen organen in de Verenigde Staten van Indonesië en de daartoe behorende Staten. Daarnevens zal de Hoge Commissaris van Nederland in Indonesië de belangen van Nederland hebben te behartigen. 2. Deze verplichtingen zullen alleen dan ten volle kunnen worden nagekomen, indien voldoende Nederlandse werkkrachten ter beschikking van bedoelde organen kunnen worden gesteld. 3. Voor dit doel zal in de eerste plaats een beroep worden gedaan op de leden van het vooroorlogse Nederlandsche-Indische ambtenarencorps. Daarnaast zullen echter, voorlopig nog op ruime schaal, Nederlandse werkkrachten, die krachtens hun opleiding of ervaring daarvoor in aanmerking komen, moeten worden aangeworven en uitgezonden. 4. Gebleken is, dat bij de in dienst zijnde Nederlandsch-Indische landsdienaren, zowel bij die behorende tot het vooroorlogse corps als bij de nieuw uitgezondenen, in deze overgangsperiode een zodanig gevoel van onzekerheid bestaat omtrent de positie, waarin zij onder de nieuwe verhoudingen zullen komen te verkeren, dat voor abnormaal verloop moet worden gevreesd. Bovendien bemoeilijkt deze onzekerheid in ernstige mate de aanwerving van nieuwe krachten. Een en ander zou er toe kunnen leiden, dat door Nederland niet ten volle zou kunnen worden voldaan aan de hierboven genoemde, in Malino en Linggadjati aanvaarde verplichtingen. Daaruit vloeit de noodzaak voort, om aan de in Indonesië dienende ambtenaren met betrekking tot hun rechtspositie zodanige garanties te geven, dat zij hun arbeid kunnen verrichten in voldoende zekerheid van hun positie, ook voor de toekomst. 5. Teneinde de in deze categorie levende ongerustheid weg te nemen heeft de Nederlandse Regering besloten — voor zover nodig onder voorbehoud van bekrachtiging door de wet — de positie van die groep te garanderen. Zulks doet niet te kort aan haar standpunt, dat de organen, welke als rechtsopvolgers van de Nederlandsch-lndische Regering zullen zijn aan te merken, de verplichtingen van het Nederlandsch-Indische Gouvernement ten opzichte van deze groep ten volle zullen honoreren. 6. Bovenbedoelde garantie betreft de op 1 Maart 1942 in dienst zijnde, uit Nederland uitgezonden of daarmede krachtens het Buitenlands verlofsreglement (Indisch Staatsblad 1937, no. 462, zoals dat sedert is gewijzigd en aangevuld) op een lijn te stellen landsdienaren, voor zover zij bereid zijn hun krachten ter beschikking te stellen van de nieuw op te bouwen organen. Deze groep zal een z.g. „Overgangscorps" vormen, waaraan in beginsel worden gegarandeerd de grondslagen, waarop de huidige rechtspositie van de NederlandsenIndische landsdienaar berust, derhalve (voor vaste landsdienaren) b.v. het recht op pensioen en de aanspraken op nonactiviteitsbezoldigingen en buitenlandse verloven. 7. Deze garantie betekent, dat de financiële consequenties door de Nederlandse Regering worden aanvaard, voor zover zij een uit-
8
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 600
XIII
5
vloeisel zijn van de rechten en aanspraken, neergelegd in thans gelSuriname en de Nederlandse Antillen. dende regelingen, üij eventuele wijzigingen van deze regelingen zal de Nederlandse Regering zich beraden oi' en in hoeverre zij daaruit Rondetafelconferentie. Met voldoening heeft de Regering kennis voortvloeiende financiële consequenties van verderslrekkende aard genomen van de instemming algemeen betuigd met Haar voornemen mecie onder deze garantie zal kunnen begrijpen. om op korte termijn een conferentie tussen vertegenwoordigers van 8. Hoewel er van wordt uitgegaan, dat het gedeelte van het oude Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen bijeen te roepen, Nederiandsch-Indische ambtenarencorps, dat niet behoort tot de uit- teneinde gezamenlijk voorbereidingen te treffen voor de herziening gezonden of daarmede op een lijn te stellen krachten, goeddeels zal van de onderlinge verhouding in het te hervormen Staatsbestel. overgaan naar de nieuwe Indonesische organen, zal daarnaast voor Na het medio van dit jaar — toen aangenomen moest worden, bepaalde groepen of" ook voor bijzondere gevallen de mogelijkheid dat ten gevolge van de in Indonesië voortdurende moeilijkheden, worden opengelaten om in het z.g. overgangscorps te worden op- i bijeenroeping van een algemene Rijksconferentie op korte termijn genomen. In dit overgangscorps zullen tevens worden opgenomen j niet wel mogelijk zou zijn — zowel schriftelijk als mondeling met de nog uit Nederland uit te zenden, zomede de sinds 1 Augustus 1945 betrekking tot deze conferentie gepleegd uitvoerig overleg met de reeds uitgezonden, krachten voor functies, waarvoor uitsluitend op een Gouverneurs van Suriname en de Nederlandse Antillen, werd op werkkring in Indonesië ingestelde opleiding of ervaring is vereist, dan 13 Augustus jl. over deze plannen de eerste mededeling aan de pers wel voor betrekkingen, welke naar hun aard slechts in Indonesië kun- verstrekt. nen worden bekleed. Zoals op 13 September d.a.v. werd bekendgemaakt, lag het in de bedoeling om deze conferentie een maand na de benoeming der 9. Wat de overige in Nederland voor de dienst in Indonesië nieuw aan te werven, of sinds 1 Augustus 1945 aangeworven krachten be- leden bijeen te doen komen in Den Haag. Aldus werd verwacht, tre: i, heelt de Nederlandse Regering besloten een regeling te doen dat voor het einde van het jaar in principiële opzet een ontwerp tot voorbereiden, krachtens welke hun een positie zal kunnen werden stand zou kunnen worden gebracht inzake de onderlinge verhouding geboden, gebaseerd op de rechtspositie van een Nederlands ambte- tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen als onderdeel van de te hervormen structuur van het Koninkrijk. naar in vaste dienst, aangevuld met bijzondere voorwaarden, verband De uit Suriname en de Nederlandse Antillen verwachte voorhot ...de met liet dienen in de tropen. Een ontwerp van wet tot bekrachtiging van deze verklaring zal zo drachten voor de door die Staatsdelen uit te zenden delegaties onderi vond echter vertraging, zodat het niet mogelijk bleek de conferentie spoedig mogelijk worden ingediend. nog in 1947 bijeen te roepen. Het karakter der conferentie brengt Voorlichting. De tweeledige publicatie van de Regeringsvoorlich- mede, dat de samenstelling van een representatieve delegatie voortingsdienst te Batavia „Het politieke gebeuren rondom de Repoeblik ; namelijk op de betrokken gebieden zelf moet steunen, waarbij de Indonesia" heeft ondergetekenden niet bevredigd door cte vorm, 1 Nederlandse Regering slechts de algemene richtlijnen heeft aanwaarin het daarin verwerkte materiaal is gegoten. Reeds eerder gegeven, waaraan deze delegaties voor het gestelde doel moeten {Handelingen blz. 106, 2de kolom) mocht worden gewezen op de voldoen, opdat niet van meet af aan het vertegenwoordigend karakter grote spoed, die bij de samenstelling is betracht, waardoor een zorg- ervan door bepaalde groepen dezer zo heterogeen samengestelde vuldige schifting van het documentatie-materiaal, waarover thans samenlevingen op goede gronden in twijfel kan worden getrokken wordt beschikt, en een rustige beoordeling van het effect, dat de i met alle gevolgen van dien voor de kansen van een spoedige en wijze van opstelling wellicht zou kunnen veroorzaken, niet ten volle royale verwezenlijking van de resultaten der conferentie zelve. Al heeft kunnen plaats vinden. j naar gelang de plaatselijke toestand hiertoe aanleiding zou geven, Deze publicatie dient nochtans te worden bezien in het licht van i werden als criteria waarmede rekening diende te worden gehouden de omstandigheden, en wel in die zin, dat als doel voor ogen stond bij het samenstellen der delegaties, aangegeven de bestaande politieke, het in documentaire vorm toelichten, mede aan de hand van sinds^ sociale en culturele stromingen, alsmede de verscheidenheid van ras, dien binnen de republiek aangetroffen bewijsmateriaal, van de nood- I godsdienst en territoriale spreiding. toestand, welke tot het politioneel ingrijpen heeft genoopt, alsmede Teneinde in onderlinge samenwerking de bijeenroeping op korte van de noodzaak van het scheppen van betere voorwaarden tot het termijn van de conferentie zo goed mogelijk voor te bereiden en uitvoeren van het staalkundig beginselprogramma van Linggadjati. een vruchtbare gedachtenwisseling daarbij te bevorderen, werd op Als zodanig lijkt het derhalve minder geëigend om zich af te vra12 September jl. door de Minister-President, Minister van Overzeese gen, of de publicatie wel een doelmatige bijdrage moet worden ge- Gebiedsdelen a.i. een kleine Commissie van Voorbereiding geinstalacht voor het herstellen van het contact met de republiek of voor i leerd. Deze technische commissie staat onder voorzitterschap van de bevordering van het bereiken van overeenstemming. Prof. Mr. R. Kranenburg, voorzitter van de Eerste Kamer der Het bovenstaande oordeel over deze publicatie geldt m.m. tevens I Statcn-Generaal. Leden zijn Dr. A. W. J. M. Desertine, toendertijd voor het in de Engelse taal gestelde uittreksel daarvan. Voorzitter van de Staten van Curacao, Dr. M. F. Da Costa Gomez, De Nederlandse versie is niet voor verspreiding in het buitenland Vertegenwoordiger van Curacao in Nederland, Mr. W. H. van Helsin aanmerking gebracht, terwijl het Engelse uittreksel daarvan voor dingen, oud-voorzitter van de Volksraad van Nederlandsch-Indië, zover bekend in hoofdzaak slechts aan de Nederlandse instanties H. K. A. Kleine, Gouvernementssecretaris van Suriname, F. H. R. aldaar is verstrekt. Aldus moet worden betwijfeld, of het geschrift Lim Apo, oud-voorzitter der Staten van Suriname, terwijl Mr. Th. H. het aanzien van ons land in het buitenland zal hebben geschaad. Bot, hoofdambtenaar in het Kabinet van de Luitenant-Gouverneur Bestaat er aldus, naar het oordeel van de Regering, aan de ene Generaal van Nederlandsch-Indië, ter beschikking van de Minister zijde geen aanleiding om in casu alsnog ..aanwijzingen" terzake aan van Overzeese Gebiedsdelen, als secretaris werd aangewezen. de Nederlandsch-Tndische Regering te geven, aan de andere kant Deze commissie werd geraadpleegd bij alle aangelegenheden acht zij zich evenmin gedrongen om aan het geschrift in quaestie samenhangend met de bijeenroeping, de werkwijze en het te volgen in breder kring dan thans is geschied verspreiding te geven, waar het werkprogram der aanstaande conferentie en gaf daarin ook adhier slechts gaat om een gedocumenteerde toelichting van een zeer bepaald facet in het Indonesische probleem op een zeer bepaald i viezen. Dit geschiedde uiteraard zonder hierbij te treden in de j zelfstandigheid der conferentie. Bij deze werkzaamheden is gebruik ogenblik. De Regering is inmiddels bereid te blijven streven naar een zo I gemaakt van het waardevol materiaal, dat de zowel in Nederland veelzijdig mogelijke voorlichting, welke tegelijkertijd de toets der j als in Suriname en in de Nederlandse Antillen in 1945 ingestelde Commissies van Onderzoek ter beschikking hebben gesteld. objectiviteit kan doorstaan. Zij wil gaarne de vertoning bevorderen Waar naar het oordeel der Commissie van Voorbereiding bij het van films over de huidige toestanden in Indonesië, waartoe speciaal in aanmerking komt het wekelijks nieuws-magazine van het Gouver- ontbreken van een eenvoudig overzicht van de terzake naar voren nementsfilmbedrijf te Batavia. Het is sedert kort mogelijk geworden gebrachte staatkundige wensen en verlangens de kans op in de dit regelmatig in de nieuwstheaters geplaatst te krijgen, terwijl ge- aanvang enigszins onvruchtbare en chaotische discussies niet zou tracht wordt de reeds aanwezige, nog niet in het openbaar vertoonde zijn uitgesloten, heeft zij o.a. een concept-schema voor de gedachtennummers zo snel als de technische mogelijkheid daartoe de gelecen- wisseling ontworpen, dat eventueel te zijner tijd aan de voor de ! sid biedt, op smalfilms te doen overbrengen, teneinde deze ter be- conferentie benoemde leden kan worden overgelegd. Hierin zijn schikking te stellen voor vertoning bij lezing:n. voordrachten, enz. objectief en zonder stellingname der commissie, alle mogelijkheden van samengaan zoals deze in de loop der laatste jaren werden beRanport Zuid Celebes. Het rapport van de commissie van onder- pleit, weergegeven, goeddeels geput uit bovengenoemde Verslagen, zoek inzake het militair optreden in Zuid Celebes werd nog niet het Verslag der Parlementaire Commissie West-Indië, alsmede uit ontvangen. De afwikkeling van deze aangelegenheid heeft echter de de verzameling ambtelijke adviezen, gepubliceerd in .,De Plaats van volle aandacht. Aan de Indische Regering zijn inlichtingen gevraagd Nederlandsch-Indië in het Koninkrijk", Deel II. Het behoeft geen omtrent de stand van afdoening. betoog dat daarnaast alle gelegenheid bestaat om die vormen van
Bijlage A
Tweede Kamer Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948
samengaan te bespreken, welke niet in het schema zijn opgenomen. Voorts werd in dit schema ook de aandacht gevraagd voor de culturele, sociale en economische aspecten van de te ontwerpen staatkundige structuur, terwijl eveneens ten gerieve der conferentie, met medewerking van ambtenaren van het Ministerie, enkele beknopte oriënterende overzichten werden samengesteld over onderwerpen, welke met de op de conferentie te behandelen materie samenhangen. Thans mag worden verwacht, dat de conferentie begin 1948 bijeen zal kunnen komen. Wijziging Staatsregelingen. Ook de Regering betreurt, dat de voorbereiding van de ontwerpen tot herziening der Staatsregelingen van Suriname en van Curacao meer tijd in beslag heeft genomen, dan waarop aanvankelijk gerekend was. De ontwerpen zijn de 26ste November jl. aan de Kamer aangeboden. Afdeling West-Indische Zaken. Indien bezoekers van de WestIndische Afdeling inderdaad soms op onwelwillende wijze werden bejegend, zouden de ondergetekenden dit betreuren. Zij menen echter te moeten betwijfelen of deze klacht wel in allen dele gegrond is, aangezien de ambtenaren ermee bekend zijn dat de leiding van het Departement een behoorlijke behandeling van iedere bezoeker verlangt. Het lijkt dan ook niet uitgesloten, dat klachten ten deze grond vinden in het feit, dat betrokkenen wel eens geneigd zijn te spoedig aan onwelwillendheid te denken, wanneer niet al hun wensen blijken te kunnen worden ingewilligd. Naar aanleiding van de opmerkingen over de bezetting van de West-Indische Afdeling, moge er op worden gewezen, dat deze Afdeling niet alleen werd versterkt door een daartoe uit Suriname gedetacheerde hoofdambtenaar, maar dat ook in de andere Departementsafdelingen die met de behartiging van aangelegenheden betreffende Suriname en de Nederlandse Antillen bemoeienis hebben, naar een daarop berekende betere bezetting werd gestreefd. Deze afdelingen, in het bijzonder die voor Staatkundige Hervormingen, Financiële Zaken en van Economische Zaken — de laatste onder leiding van de onlangs tot Raad -Adviseur benoemde Prof. E. de Vries — kunnen dus in zekere zin worden beschouwd als de „Afdeling WestIndische Zaken" te hebben versterkt. Tenslotte is onlangs door de benoeming van tweede ondergetekende tot Minister zonder Portefeuille de mogelijkheid geschapen tot het geven van meerdere leiding in het bijzonder op financieel en economisch terrein. Artikel 27, onderdeel 113, moest voor 1948 worden verhoogd in verband met 1°. de verhoging met 10 % van het basissalaris van de betrokken hoofdambtenaar en 2°. de toekenning van een periodieke weddeverhoging. Aan de Stichting Suriname is in de gevallen waarin zij zulks verzocht, steeds alle medewerking verleend. Ondergetekenden zijn voorts gaarne bereid te doen nagaan in hoever van de diensten van deze vereniging gebruik zou kunnen worden gemaakt. Caraihische Aangelegenheden. Naar aanleiding van de opmerkingen met betrekking tot de Caraibische Commissie kan worden medegedeeld, dat op 30 October 1946 te Washington een overeenkomst is gesloten tussen Nederland, Frankrijk, de Verenigde Staten van Amerika en Engeland, waarbij tot oprichting van de Caraibische Commissie werd besloten. Een ontwerp van wet strekkende tot goedkeuring van de overeenkomst, zal zeer binnenkort aan de Kamer worden aangeboden. In de bij dat wetsontwerp behorende Memorie van Toelichting, zijn de samenstelling en taak van deze Commissie uiteengezet. Het ligt in de bedoeling de Staten-Generaal op de hoogte te houden van de verrichtingen van de Commissie door de toezending van haar jaarverslagen en van het sedert September j.1. verschijnend Maandelijks Bulletin. Het verslag over het jaar 1946 kan spoedig worden tegemoet gezien, terwijl van het reeds ontvangen nummer van genoemd Bulletin inmiddels enige exemplaren aan de Kamer werden aangeboden. Aangezien de overeenkomst gesloten werd tussen de Moeclerlandse Regeringen der vier hogergenoemde landen, zijn de Caraibische gebieden in de Commissie niet als zodanig vertegenwoordigd. Bij de aanwijzing van de vier leden, die ingevolge de overeenkomst de Nederlandse Afdeling van de Commissie vormen, is evenwel zorg gedragen, dat zowel Suriname als de Nederlandse Antillen daarin zijn vertegenwoordigd. Deze Nederlandse Afdeling bestaat uit: Prof. Mr. J. C. Kielstra, Hr. Ms. Gezant te Mexico, Voorzitter; Ir. L. H. A. Peters, Landbouwraad, verbonden aan Hr. Ms. Ambassade te Washington; Dr. W. Ch. de la Try Ellis, ondervoorzitter van de Raad van Bestuur van Curacao; Handelingen der Staten-Generaal
Bijlagen
1947—1948
600 XIII
5
9
C. H. H. Jong Baw, lid van de Staten van Suriname. De Nederlandse Regering zal met grote belangstelling de handelingen volgen van de 9de Pan-Amerikaanse Conferentie, die de 17de Januari a.s. te Bogota aanvangt. Aan deze Pan-Amerikaanse Conferentie is — het moge in herinnering worden gebracht tot goed begrip van zaken — voorafgegaan een conferentie om tot stand te brengen een Inter-Amerikaans verdedigingsverdrag, in de maand Augustus j.1. te Petropolis bij Rio de Janeiro gehouden. Op deze conferentie werden status en positie van de Amerikaanse delen van het Koninkrijk niet ter sprake gebracht, al vallen zij binnen de „hemisphere defence area", in het verdrag van Rio vastgesteld als het gebied, waarvoor de inter-Amerikaanse verdedigingsovereenkomst geldt. Voorts werden in de Slotakte van de conferentie van Rio declaraties opgenomen van Argentinië, Guatemala, Mexico en Chili, waarin deze landen deels verklaren het bestaan van Europese koloniën en bezittingen, in de wateren vóór hun kusten gelegen, niet te erkennen, deels zich rechten voorbehouden op met name genoemde aangrenzende gebieden, nabijgelegen eilanden of antarctische gebieden. Tevens werd in de Slotakte van Rio een verklaring opgenomen van de delegatie der Verenigde Staten, luidende, dat het inter-Amerikaanse Verdedigingsverdrag van geen effect is op de souvereiniteit, de nationale- of internationale status van enig gebied, dat in de „hemisphere defense area" is gelegen. Tot zover de Conferentie van Rio, die zelve weer een uitvloeisel was van de besluiten ter Pan-Amerikaanse Conferentie te Mexico in 1945 genomen. Thans zal de 9de Pan-Amerikaanse Conferentie op 17 Januari a.s. te Bogota bijeenkomen. Deze conferentie zal als 6de agendapunt behandelen een voorstel, ingediend door Guatemala, waarin wordt verklaard, dat het een gerechtvaardigd verlangen der Republieken van Amerika is, dat een eind gemaakt wordt aan het koloniale systeem, voor zover dit nog op het continent bestaat. Het is zonder meer duidelijk, dat hieronder niet vallen Suriname en de Nederlandse Antillen, die sedert de Grondwetsherziening van 1922 geen koloniën zijn, doch delen van het Koninkrijk der Nederlanden en wier gewijzigde staatsregelingen dezer dagen in ontwerp aan de Kamer werden aangeboden, in afwachting van de te zijner tijd plaats vindende Grondwetsherziening. Uiteraard dragen ondergetekenden zorg, dat hun ambtgenoot van Buitenlandse Zaken in staat wordt gesteld de Nederlandse vertegenwoordigers in de beide Amerika's en speciaal in het Caraibische gebied terdege in te lichten omtrent de politieke en economische ontwikkeling in Suriname en de Antillen, alsook omtrent de plannen tot wijziging in eigen staatkundige bouw en omtrent de plaats die deze gebieden in de nieuwe structuur van het Koninkrijk zullen innemen. De bezetting van de Gezantschapsposten is een onderwerp, dat niet tot de verantwoordelijkheid van ondergetekenden behoort. De met betrekking tot Hr. Ms. Gezanten in Venezuela en Columbia gemaakte opmerkingen zijn derhalve ter kennis gebracht van de Minister van Buitenlandse Zaken. Eerstondergetekende was reeds met zijn voornoemde ambgenoot in overleg getreden om na te gaan of het wellicht aanbeveling verdient om voor de duur van de Conferentie H.M.'s Gezantschap te Bogota te versterken. Bestuursvoorziening. Wanneer de benoeming van nieuwe Gouverneurs aan de orde komt, zal de Regering ook rekening houden met het te dezer plaatse in het Voorlopig Verslag door vele leden uitgesproken oordeel. Ten aanzien van de Gouverneurs van Suriname en Curacao geldt niet een „normale ambtstermijn" van b.v. 5 jaren. Verscheidene Gouverneurs hebben hun ambt dan ook langer vervuld. Opgemerkt kan nog worden, dat ingevolge het Koninklijk besluit regelende de voordelen aan het ambt van Gouverneur van Suriname en aan dat van Curacao verbonden, het maximum-pensioen eerst na een zesjarige diensttijd wordt verkregen. Suriname. Ter voldoening aan het verzoek van de Commissie van Rapporteurs, vervat in de noot op blz. 6 van het Voorlopig Verslag, zij het volgende medegedeeld. Blijkens van de Gouverneur van Suriname ontvangen voorlopige inlichtingen, kon een samenzwering tot een gewelddadige bestuursomwenteling aldaar, waarbij S0 personen betrokken waren — nagenoeg allen uit Indonesië teruggekeerde Surinaamse oorlogsvrijwiüi-
10
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 600
gers — door tijdig ingrijpen worden verijdeld. Leider van de beweging was de Surinamer Sanches, kort tevoren uit Nederland teruggekeerd en laatstelijk voorzitter van de afdeling Utrecht der Vereniging „Ons Suriname". Na zijn terugkeer in Suriname ontwikkelde hij al spoedig activiteit ten einde aldaar een leidersrol te vervullen. Uit de door hem afgelegde bekentenis is gebleken, dat een overval op het militair kampement was beraamd, waarna andere vitale punten zouden worden bezet. Het doel van de overvallen was er op gericht de Gouverneur en vooraanstaande Europese Nederlanders te interneren, welke personen bij latere onderhandelingen met de Regering omtrent de instelling van een onafhankelijk nieuw bestuur en onmiddellijke toekenning van zelfbestuur, als gijzelaars zouden worden gebruikt. In persberichten omtrent de samenzwering is gesproken van een verbitterde stemming onder bovenbedoelde oorlogsvrijwilligers, voor wie zo goed als niets zou worden gedaan. Wat dit betreft, kan worden opgemerkt, dat zij bijna allen een kosteloze vakopleiding ontvangen en, behalve andere emolumenten, een wekelijkse kostwinnersvergoeding van f 15 tot f 20. Zodra het onderzoek in deze aangelegenheid hem daartoe in staat stelt, zal de Gouverneur een uitvoerig verslag inzenden. Aan de Kamer zullen dan nadere inlichtingen kunnen worden verstrekt. Immigratie. De commissie, welke de Gouverneur bij resolutie van 23 Juli 1947 no. 2869, jo. de resolutie van 28 Juli 1947 no. 3544, heeft ingesteld, bestond uit de Directeur van Sociale Zaken, als voorzitter en twee leden, terwijl als „waarnemers" daaraan waren toegevoegd twee personen, vertegenwoordigende de Surinaamse Bananen Maatschappij N.V., één in Nederland woonachtig, de andere in Suriname, aangezien deze Mij. bijzonder belang had bij de uitslag van het onderzoek van de Commissie. Het doel der reis van deze commissie, in de eerste plaats naar Barbados en Santa Lucia, was na te gaan of op die eilanden werknemers zouden kunnen worden geworven, welke genegen zouden blijken zich beschikbaar te stellen voor arbeid in loondienst op de suiker-, koffie-, citrus- en bananenplantages. Nadat de commissie verslag had uitgebracht (dd. 19 Augustus 1947), werd besloten alsnog een tweede onderzoek in te stellen in de republiek Haiti, op Porto Rico en wellicht nog elders, welke reis na ontvangst van de langs diplomatieke weg ontvangen introducties, thans waarschijnlijk reeds is aangevangen. Eerst na afloop daarvan zal vermoedelijk een beslissing over de eventuele werving van arbeidskrachten kunnen worden genomen. Ten aanzien van de vestiging van Oost-Europese Joden in Suriname, op initiatief en onder leiding van de „Freeland League for Jewish Territorial Colonization" te New- York, kan worden medegedeeld, dat een door de Gouverneur benoemde commissie ad hoc te Paramaribo overleg heeft gepleegd met een afvaardiging van bovengenoemd lichaam betreffende de grondslagen van een zodanige vestiging. Na afloop is een gezamenlijk verslag uitgebracht') over de laatste bijeenkomst, waarin enige grondslagen voor die vestiging zijn vastgelegd. Op grond van deze overeengekomen beginselen hebben de Staten, wier oordeel dienaangaande was verzocht, bij besluit, genomen met 6 tegen 5 stemmen, zich verenigd met 's Gouverneurs voorstel de besprekingen voort te zetten met een door de Freeland League af te zenden nieuwe delegatie tot overieg betteffende technische punten van bedoelde vestiging. Dezerzijds is de Gouverneur medegedeeld, dat, onder zekere beperkingen betreffende de te nemen beslising, tegen het houden van die nadere bespreking geen bezwaar bestond. Wat de vraag omtrent tegenwerking van bepaalde zijde tegen deze plannen betreft, kan alleen worden opgemerkt, dat de stemmenverhouding in de Staten reeds toont, dat er in Suriname zelf geen onverdeelde instemming daarmede bestaat. Bovendien is het algemeen bekend, dat deze Amerikaanse plannen van Zionistische zijde met lede ogen worden aangezien en er zeker niet op steun van die zijde kan worden geiekend. De verzekering kan worden gegeven, dat de beslissing aangaande deze vestiging zeker niet overhaast zal worden genomen, doch eerst na rijp beraad en na ontvangst van alle daarvoor noodzakelijke inlichtingen. De Nederlandse boeren, die zich in Suriname zouden willen vestigen, kunnen in twee groepen worden verdeeld, n.1. degenen, die een groot rijstbedrijf met nevenculturen in Nickerie op het oog hebben, en anderen, die een algemene boerderij van beperkter omvang willen beginnen en aanvankelijk in coöperatief verband. De plannen voor de bedoelde rijstbedrijven zijn in ernstige voorbereiding, wat het technische gedeelte betreft. De noodzakelijke op') Vgl. de bijlagen van de dezerzijdse brief van 25 Juli 1947, 7de Afdeling, no. 3.
XIII
5
neming van het terrein door uitmeting en waterpassing zal vermoedelijk in het begin van 1948 kunnen aanvangen. Daarna zal het plan voor aanleg en indeling met het oog op irrigatie en afvoer kunnen worden opgemaakt en zullen de kosten daarvan kunnen worden vastgesteld, waarop de financiering zal moeten berusten. De nadere uitwerking van de immigratieplannen van landbouwers op hoeven van beperkter omvang en aanvankelijk in coöperatief verband, is eveneens in beschouwing genomen, doch zal ook moeten wachten op daarvoor voorbereid land, waaraan nog behoefte bestaat. Voor zover enkele bestaande emigratieverenigingen zich tot het Departement van Overzeese Gebiedsdelen hebben gewend om voorlichting, wordt getracht leiding te geven aan haar organisatie. Zal het eenmaal tot emigratie komen, dan zal die uiteraard slechts onder toezicht van dit Departement uitgevoerd kunnen worden. Welvaartsfonds; economische problemen. Reeds enige tijd voor de afkondiging van de wet tot instelling van een WelvaartsfondsSuriname op 24 September 1.1. in Suriname plaats had gevonden, is het contact tussen de Gouverneur en dit Departement opgenomen, ten einde de voorbereiding tot de inwerkingstelling van het Welvaartsfonds in gang te zetten. Benoeming van de leden van de Raad van Advies en van de Secretaris van die Raad heeft inmiddels plaats gevonden. Laatstgenoemde, oud-resident en (o.a.) oud-voorzitter van de Rubberfondscommissie in Indonesië, kon evenwel eerst op ) 8 November j.1. naar Suriname vertrekken. Op verzoek van de Gouverneur zal in Nederland een planbureau worden ingesteld, bestaande uit 5 bekwame personen. Dit bureau zal de Minister van Financiën en ondergetekenden adviseren over het door de Gouverneur in te dienen werkplan en zal ook zelfstandig voorstellen daarvoor kunnen aanbieden. Verder zal de Gouverneur zijn wensen te kennen moeten geven voor de uitzending van speciale deskundigen, op wier aanwezigheid hij prijs stelt, doch behoudens dat reeds enige tijd het plan bestaat zo mogelijk de beschikking te verkrijgen over een ervaren sociograaf, is dienaangaande nog geen verzoek ontvangen. Omtrent de uitzending van een deskundige ter overweging van een reorganisatie- en een financieel plan, die de uitbouw van het ambtelijk apparaat in verband met de economische ontwikkeling des lands in beschouwing zou nemen en over wiens werkzaamheid de Minister van Financiën bij de verdediging van het ontwerp tot instelling van een Welvaartsfonds Suriname in de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft gesproken, is nog geen beslissing genomen. Hoewel het denkbeeld niet is opgegeven, is die uitzending wel minder dringend geworden, daar zij nauw verband hield met het te verwachten tekort op de suppletoire begroting voor 1947, welke nos moest worden samengesteld. Het is echter gebleken, dat dank zij het ruim accres van de middelen, die aanvullende begroting, waarbij ook reeds tot op zekere hoogte rekening is gehouden met verbetering van het bestuursapparaat, sluitend kon worden opgesteld, zodat vooralsnog geen dekking van een tekort uit het Welvaartsfonds zal behoeven te geschieden. Van de brief van de Gouverneur aan de Staten over bedoelde aangelegenheden wordt een afschrift hierbij gevoegd. ') Omtrent de vorderingen gemaakt met de inpoldering van land staan ondergetekenden geen recente gegevens ten dienste, doch deze zullen aan de Gouverneur verzocht en na ontvangst aan de Kamer medegedeeld worden. Met het oog op de toen dringend gewenste beslissing over de uitvoering van de plannen van de Surinaamse Bananen Maatschappij N.V. werd in Augustus 1946, vooruitlopende op de vaststelling van de wet tot instelling van het „Welvaartsfonds Suriname", besloten tot het beschikbaar stellen van de nodige gelden tot financiering van de eerste phase van het bananenplan. Dit besluit werd genomen na voorafgaand overleg en in overeenstemming met de Gouverneur en de Staten. Wijzigingen in de opzet van de plannen en de bestaande onzekerheid ten aanzien van de arbeidersvoorziening, hebben er toe geleid, dat met het werk dat jaar niet werd aangevangen. Inmiddels werd het wetsontwerp tot instelling van het Welvaartsfonds ingediend en werd er de voorkeur aan gegeven, de totstandkoming daarvan af te wachten, alvorens met de uitvoering van het project aan te vangen. Nu het Welvaartsfonds kracht van Wet heeft bekomen, is het bananenplan opnieuw aan de Gouverneur voorgelegd. Van de omstandigheid, dat Prof. Dr. E. de Vries. Raadadviseur voor Economische Zaken bij het Departement van Overzeese Gebiedsdelen, de Internationale Conferentie voor Handel en Werkgelegenheid te Havana diende bij te wonen, is gebruik gemaakt hem op te dragen ')
Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 tevens een bezoek aan Suriname te brengen, ten einde met. de Gouverneur en diens adviseurs o.m. het onderwerpelijk plan te bespreken. Wat de vraag betreft van enige leden naar het bestaan van een ontwerp-overeenkomst tussen belanghebbenden en het Gouvernement (lees: de Staat), kan worden geantwoord, dat er inderdaad vóór het tot stand komen van het Welvaartsfonds door de Bananen Maatschappij een ontwerp-overeenkomst was opgesteld tussen haar en de Staat, doch na afkondiging van de meermalen hierboven genoemde wet is dit ontwerp ingetrokken en vervangen door een, waarin het Welvaartsfonds als partij optreedt en dat nu als grondslag dient bij de besprekingen van Prof. de Vries te Paramaribo met de Gouverneur. Omtrent de vooruitzichten van de ananascultuur in Suriname moge het volgende worden opgemerkt. De kleine aanwezige cultuuren verwerkingsmaatschappij, welke gehandicapt was door gebrek aan geldmiddelen en aan technische hulp, zal die kunnen ontvangen van een Nederlandse groep, welke zich voor die teelt interesseert. In hoeverre het dan zal gelukken alle cultuurtechnische moeilijkheden te boven te komen, zal moeten blijken. In ieder geval is het hier te lande ontvangen verwerkt product door de handel gunstig beoordeeld en bestaan daarvoor goede kansen tot geregelde verkoop in Nederland; uitbreiding en verbetering van productie zijn echter nog nodig. Wat de vooruitzichten van de citruscultuur betreft, is men over het algemeen hoopvol gestemd. Het vrijlaten van de verkoop tussen Augustus en einde December 1947 heeft de vruchten over geheel Nederland doen verspreiden en bekend gemaakt. Aan Surinaamse zijde moeten nu nog enige belangrijke verbeteringen aangebracht worden, o.a. ten aanzien van de coöperatieve verkoop van de vruchten. Het ligt in de bedoeling de verscheping zoveel mogelijk in handen van de producenten te houden en hun goede voorlichting ter beschikking te stellen. Het vraagstuk der prijsbescherming heeft de volle aandacht; toepassing daarvan zonder de handel aan banden te leggen, wordt ernstig overwogen. Daarbij zal de ervaring, in 1947 met deze vruchten opgedaan, in 194S van nut kunnen zijn. Op 24 October 1.1. is de akte van oprichting van de N.V. Surinaamse Hout Maatschappij verleden. Dit lichaam is thans bezig een triplexfabriek te bouwen op een in erfpacht afgestaan terrein van de Gouvernements-plantage Beekhuizen nabij Paramaribo. Van deze maatschappij kunnen uit de aard der zaak nog geen belangrijke feiten vermeld worden. De beslissing omtrent het verlenen van een andere concessie is nog hangende. Over het geheel genomen, is de activiteit van de houtexporteurs belangrijk toegenomen met een uitgesproken voorkeur van de importeurs voor zachthout; hardhout wordt minder gevraagd. Uitvoer van Surinaams hout naar de waarde in de jaren 1940—1946. 1940 ƒ 18290 1941 8293 1942 36460 1943 68236 1944 12432 1945 32681 1946 831872 Toelichting: De export is in deze periode zeer wisselvallig. Uit de uitvoercijfers naar hoevelhcid en soort blijkt het incidentele nog meer. Uitvoer van Surinaams hout naar de waarde en landen van bestemming in 1946. Nederland ƒ 697 151 83,8% Ver. Staten 8S 279 10,6% Venezuela 27 007 3,3%
Curacao
19435
2,3%
ƒ 831 872
100,0 %
In de laatste maanden heeft een vermindering in de uitvoer van zachthout plaats gevonden ten gevolge van de sterke aantasting door de Ambrosia kever, welke in de gevelde stammen gangen boort, waardoor het hout veel aan gebruikswaarde verliest. De exporteurs en de vervoerende Scheepvaartmaatschappij zoeken naar middelen om dit insect te bestrijden. Het ligt ook op de weg van het Surinaams Gouvernement betrokkenen bij te staan in die pogingen, wanneer het mogelijk blijkt. De Nederlandse Handel Maatschappij heeft nog geen begin gemaakt met proeven tot toepassing van mechanische grondbewerking
600 XIII
5
II
op de suikeronderneming Mariënburg. Overigens moge worden opgemerkt dat de mening, als zou het Surinaamse Gouvernement jaarlijks een belangrijke subsidie aan die onderneming geven, op een misverstand moet berusten. Sociale problemen. Een overzicht van de demografische ontwikkeling van Suriname en de Nederlandse Antillen wordt hierbij overgelegd. ') Omtrent de organisaties op sociaal gebied van de arbeiders in Suriname en op de Nederlandse Antillen kan worden medegedeeld, dat het vakverenigingsleven in beide gebiedsdelen nog in een stadium van ontwikkeling verkeert. De activiteit van de bestaande vakverenigingen, die vrijwel het hele terrein van de handenarbeid bestrijken, is niet constant en wordt geremd door onvoldoende onderling verband en gebrek aan discipline onder de leden. Gedurende de laatste tijd is evenwel een drang naar een krachtige organisatie duidelijk waarneembaar. Een uitzondering op het geschetste beeld vormen de arbeiders in de Surinaamse bauxietbedrijven, die een goed georganiseerde en actieve vakvereniging bezitten. Ten aanzien van de door vele leden naar voren gebrachte mening, dat naast de bouw van een nieuw ziekenhuis te Parimaribo tevens de grondslag zou behoren te worden gelegd voor de verbetering van de medische opleiding in Suriname, zij opgemerkt, dat deze aangelegenheid reeds sedert geruime tijd de aandacht heeft van de Gouverneur. Reeds nu wordt bij de keuze van stafleden en overig personeel van de medische dienst, rekening gehouden met de noodzaak, dat het nieuwe ziekenhuis over een goede bezetting dient te beschikken. Zulks zal, naar mag worden verwacht, niet zonder invloed blijven op het peil van het onderwijs aan de Geneeskundige School, aangezien met het les geven aan die school hoofdzakelijk de artsen en specialisten van het ziekenhuis worden belast. Omzetting van de Geneeskundige School in een Medische Hogeschool moet op grond van de daaraan verbonden kosten voorshands niet mogelijk worden geacht. Het ligt in de bedoeling ter verbetering van de volkshuisvesting ten laste van de Surinaamse begrotingen niet onbelangrijke bedragen bij wijze van voorschotten ter beschikking te stellen. De uitvoering van de op het gebied van het bouwen van volkswoningen gemaakte plannen wordt echter ernstig belemmerd door een groot gebrek aan bouwmaterialen. De met verlof in Nederland vertoevende directeur van het Departement van Openbare Werken en Verkeer in Suriname heeft o.m. de opdracht de mogelijkheid na te gaan van gebruikmaking van Nederlandse fabrikaten en eventueel bouwbedrijven voor het in serie bouwen van dergelijke woningen in Suriname. Tevens zijn onderhandelingen gaande, over het oprichten in Suriname van een fabriek voor het vervaardigen van montagewoningen en andere gebouwen. Een Nederlandse combinatie is na met de Gouverneur gevoerde besprekingen en zijn gebleken instemming met haar plannen, voornemens over te gaan tot de oprichting in Suriname van een steen- en pannenfabriek, welker producten eveneens aan de volkswoningbouw zouden kunnen worden dienstig gemaakt. Onderwijs en culturele zorg. Ondergetekenden zijn geen tekortkomingen bekend bij de practische toepassing van de in de Wet op de Staatsinrichting vastgelegde gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder lager onderwijs. Het Koninklijk besluit van 4 December 1925 no. 23 bevat geen bepaling, die de Gouverneur de bevoegdheid zou geven in te grijpen op het gebied van de gelijkstelling. Artikel 11 van dat Besluit opent slechts de mogelijkheid tot wijziging daarvan bij landsverordening. Van deze mogelijkheid is in het verleden bij herhaling gebruik gemaakt. De aangebrachte wijzigingen hadden slechts een betere doorvoering en geen beperking van de vrijstelling ten doel. Inderdaad moest veel in het belang van het onderwijs in Suriname worden nagelaten met het oog op de toestand van 's Lands financiën, doch dit gold in gelijke mate voor het openbaar als voor het bijzonder onderwijs. De noodzaak van verbetering van het onderwijs heeft de volle aandacht van de Gouverneur. Zowel deze als ondergetekenden delen de mening der vele leden, die hieromtrent hun zienswijze gaven, dat bij de dienaangaande te nemen maatregelen verbetering van de personeelsvoorziening, bestaande uit herziening van de salarissen en van de opleiding, voorop dient te staan. Door de Gouverneur is kort geleden een commissie benoemd ter voorbereiding van een algemene salarisherziening. Verwacht mag worden, dat "deze commissie ook de bezoldigingen van de onderwijzers aan een onderzoek zal onderwerpen. Overigens zal het tempo, waarin de nodig geachte verbetering van het onderwijsapparaat zal plaats vinden, vo'or een belangrijk gedeelte worden bepaald door de ontwikkeling van Suriname's financiële positie. In dit verband zij nog opgemerkt, dat het ')
Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
12
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948
blijkens de memorie van toelichting op het ontwerp van wet tot instelling van het Welvaartfonds Suriname, reeds in de bedoeling lag ten laste daarvan een bedrag van f 1 500 000 beschikbaar te stellen voor reorganisatie van het onderwijs, alsmede voor bevordering van het landbouw- en vakonderwijs. Met betrekking tot de ook door ondergetekenden noodzakelijk geachte cultuur-uitwisseling tussen Nederland en de Overzeese Gebieden kan worden medegedeeld, dat van particuliere zijde plannen in voorbereiding zijn, die ook Suriname en de Antillen omvatten, ten doel hebbende een intensiever cultureel verkeer mogelijk te maken. Binnenkort zullen aan de Kamer de nodige gegevens hieromtrent verstrekt worden, met het oog op het verlenen van een subsidie, noodzakelijk voor de verwezenlijking van die plannen. ') Het ligt ongetwijfeld in de bedoeling de West-Indische culturele organisaties, in Nederland werkzaam, hier mede in te betrekken. Surinaamse begroting. Zowel van de Gouvernementsbladen (1946, no. 72 en 1947, no. 89), waarin de Surinaamse begrotingen voor 1947 en 1948 zijn opgenomen, als van de begrotingsstukken (Statenstukken) berust reeds een exemplaar bij de Kamer, van die betreffende 1947 meer exemplaren. Van de begrotingsstukken voor 1948 zijn nog enkele exemplaren ter Griffie van de Kamer bezorgd. Handelsonderneming Kersten. Een verzoekschrift van de Evangelische Brüder-Unitat betreffende de handelszaak Kersten & Co is bij het bijkantoor in Suriname van het Nederlandse Beheersinstituut in behandeling. In afwachting van de beslissing op dit verzoekschrift kunnen, mede omdat van beslissingen op dit punt van genoemd Beheersinstituut hoger beroep open staat op de afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel, nog geen nadere mededelingen omtrent de afdoening worden gedaan. Op bespoediging van het nemen van de vorenbedoelde beslissing is onlangs aangedrongen. Regeringsvertegenwoordiger. Bij resolutie van de Gouverneur van Suriname van 11 November 1947, no. 4624, is een vertegenwoordiger van Suriname benoemd, die inmiddels reeds in Nederland is aangekomen. Geval-MoU. Op de vragen van het lid der Kamer Nederhorst kon inmiddels het antwoord worden ingezonden. Het vonnis van de krijgsraad te velde is aan de Kamer overgelegd. Nederlandse Antillen. Economische problemen. Ondergetekenden zijn er zich van bewust, dat de huidige welvaart van de Nederlandse Antillen voor een belangrijk deel berust op de aanwezigheid der olieraffinaderijen op Curacao en Aruba en derhalve een eenzijdig karakter draagt. Hoewel er geen aanwijzingen zijn, dat de olie-industrie in de naaste toekomst zal verdwijnen of in belangrijke mate zal worden ingekrompen, kan worden ingestemd met de door vele leden gemaakte opmerking, dat het aanbeveling verdient tijdig maatregelen te treffen tot verbetering van de economische structuur van deze eilanden. Zowel het Landsbestuur als het bedrijfsleven van de Nederlandse Antillen hebben zich eveneens gerealiseerd, dat het wenselijk is de basis te verbreden, waarop het economisch bestel rust en zijn in 1946 overgegaan tot de vorming van de „Stichting Welvaartsplan Nederlandse Antillen 1946", waarin zowel door het Gouvernement als door particuliere belanghebbenden wordt deel genomen. Deze Stichting heeft ten doel het bevorderen van een wetenschappelijk onderzoek naar de economische ontwikkelingsmogelijkheden van de Nederlandse Antillen en de opstelling van een welvaartsplan. Op uitnodiging van de Stichting werd door de professoren Dr. Ir. J. Goudriaan en Ir. D. Dresden een studiereis naar het onderwerpeüjk gebiedsdeel ondernomen, ten einde advies uit te brengen omtrent de wijze, waarop, door het benutten van andere welvaartsbronnen, de tegenwoordige welvaart, ook bij mogelijke veranderingen in de bestaande economische verhoudingen, zou kunnen worden bestendigd. Het resultaat van dit onderzoek is neergelegd in een rapport, waarvan een exemplaar hierbij wordt overgelegd. -) Op welke wijze de uitvoering van in dat rapport ontworpen plannen, alsmede van andere mogelijkheden op het gebied van de ontwikkeling der potentiële welvaartsbronnen van de Nederlandse Antillen, van de zijde van de Regering en van wetenschappelijke instellingen in Nederland zou kunnen worden gestimuleerd en gesteund, maakt thans een onderwerp van overleg uit bij de daarbij betrokken instanties. ') Tn de bij dese Memorie van Antwoord gevoegde Nota. van Wijziging word! voor de hierbedoelde maatregelen een bedrag op de begroting gebracht (nieuw artikel 142a). ') Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
600 XIII
5
De onlangs in Londen gehouden besprekingen, waaraan door een Curacaose financiële delegatie werd deelgenomen, hebben ertoe geleid, dat voor de dollarmoeilijkheden van dit gebiedsdeel een alleszins bevredigende oplossing werd bereikt. Staten van Curacao. Naar aanleiding van de vraag van verscheidene leden naar de oorzaken van het feit, dat de Staten van Curacao enige tijd niet hebben vergaderd bij gebrek aan quorum kan het volgende worden medegedeeld. Ten gevolge van het te laat indienen van de geloofsbrieven door een der gekozen leden is het College zijn werkzaamheden indertijd begonnen met veertien afgevaardigden. Gedurende de zittingsperiode heeft een der leden het land verlaten, terwijl een gekozen en een benoemd lid tussentijds ontslag namen. Voorts vertoefden omstreeks het midden van dit jaar drie leden in Nederland. Om interne politieke redenen is toen enige malen het quorum niet bereikt dan wel verstoord, doordat enige leden de zaal verlieten tijdens de beraadslagingen. Ter oplossing van de bestaande moeilijkheden hebben van de drie in Nederland vertoevende leden, de twee benoemde afgevaardigden hun ontslag aan de Gouverneur aangeboden, die daarop de opengevallen plaatsen der benoemde leden onverwijld heeft aangevuld, terwijl tegelijkertijd ook een beslissing werd genomen ten aanzien van de aanvulling der gekozen leden. Thans is het Statencollege nominaal weer op het totaal van veertien van voorheen teruggebracht. Dat niet de heer Plantz, fungerend voorzitter der Staten, doch het lid Romer tot voorzitter der Staten van Curacao werd benoemd, vindt zijn grond in het feit, dat de heer Plantz, die als zodanig door de Gouverneur was aangezocht, hiervoor niet in aanmerking wenste te komen, zodat toen de heer Romer als een der oudste Statenleden tot voorzitter is benoemd. Vertegenwoordiger van Curacao. Ten aanzien van de positie van de vertegenwoordiger van Curacao in Nederland kan worden opgemerkt, dat waar deze niet deel uitmaakt van het Nederlandse ambtelijke apparaat, het bezwaarlijk moet worden geacht deze functionaris als zodanig te betrekken in de werkzaamheden van het Ministerie. Zulks zou bovendien aan diens onafhankelijke positie ten opzichte van de Nederlandse organen tekort kunnen doen. Het karakter immers van dit instituut — thans berustend op een beschikking van de Gouverneur van Curacao — brengt met zich mede, dat de vertegenwoordiger van de Curacaosche samenleving naar best vermogen zowel de Nederlandse Regering als zijn staatsdeel van adviezen dient. De wijze, waarop dit instituut zich (in afwachting van de nadere regeling als uitgewerkt in de dezer dagen aan de Kamer aangeboden ontwerpen tot herziening van de Staatsregelingen van Suriname en van Curacao) gedurende de betrekkelijk korte periode sinds zijn ontstaan heeft ontwikkeld, geeft ondergetekenden de overtuiging, dat — en zulks is zeker niet in de laatste plaats te danken aan de onvermoeide toewijding die de betrokken vertegenwoordiger hierbij heeft getoond — hiermee niet slechts een belangrijke stap is gezet op de weg van een samenwerking in nieuwe geest, doch dat dit ook zeer veel heeft bijgedragen tot een beter wederzijds begrip en een grotere belangstelling tussen Nederland en Cura9ao. Het behoeft derhalve geen nader betoog, dat dezerzijds al naar de behoefte zich voordoet, steeds alles is, en ook in de toekomst zal worden gedaan om deze vertegenwoordiger zoveel mogelijk in alle zaken van gewicht die zijn staatsdeel raken, te kennen. Vanzelfsprekend geldt hetzelfde ten aanzien van de eerst onlangs benoemde vertegenwoordiger van Suriname. Afdelingen en artikelen. Afdeling I. Artikel 8. Van de uitgaven, welke in vreemde valuta gedaan moeten worden, plegen de Departementen telken jare opgaven (z.g. deviezenbegrotingen) te zenden aan de Minister van Financiën. Deze bewindsman beoordeelt de ingekomen opgaven en stelt in overeenstemming met 's Lands deviezenpositie de verschillende maxima vast. De dezerzijds opgestelde raming van de kosten van buitenlandse reizen voor 1947, werd later opgesteld dan de autorisatiebegroting van dat jaar en sloot dus beter op de werkelijke behoeften aan. Zij werd daarna echter met 25 % verminderd. Vandaar de mededeling in de Memorie van Toelichting, welke bedoelt te doen uitkomen, dat deze uitgaven, welke uiteraard in vreemde valuta gedaan moeten worden, zo laag mogelijk zullen worden gehouden. Artikel 14. Met het oog op de dringend geboden zuinigheid, heeft de Regering de verschillende posten voor „onvoorziene uitgaven"
Bijlage A
Tweede Kamer Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948 600
opzettelijk zo laag mogelijk gesteld. In verband hiermede werd het onderwerpelijk artikel van f 30 000 tot f 20 000 verminderd. Dat laatstgenoemd bedrag weinig ruimte biedt om in de loop van het jaar zich voordoende nuttige initiatieven te steunen, wordt gaarne toegegeven. Tegen het opbrengen van een algemene subsidiepost gelden uit de aard der zaak dezelfde bezwaren als tegen een ruim krediet op de post voor onvoorziene uitgaven. Afdeling II. Ten aanzien van de Netherlands Purchasing Commission kan worden medegedeeld, dat de inkrimping van dit orgaan in versneld tempo plaats vindt. De bezetting bedroeg op 1 Juni 1946 ruim 300 personen, welk aantal op 1 October 1947 tot 118 was teruggebracht. Verwacht mag worden, dat nog vóór het einde van het lopende jaar de personeelsterkte zal zijn teruggebracht tot het minimum, dat benodigd is voor de liquidatie van verschillende afdelingen. De vraag in hoeverre de Netherlands Purchasing Commission daarna in beknopte vorm nog enige tijd dient te worden gehandhaafd, dan wel in haar geheel kan worden geliquideerd, vormt nog een punt van overweging. De taak van de Netherlands Purchasing Commission ten aanzien van de West-Indische Gebiedsdelen is slechts van zeer ondergeschikte aard. Afdeling lil. Een overzicht als gevraagd, wordt hierbij overgelegd. ') De mede gevraagde opgave kan bezwaarlijk thans reeds worden verstrekt, nog daargelaten dat in het beoogde geval vooralsnog ook nog wel van de ervaring en de diensten van ambtenaren der Westindische afdeling gebruik zal moeten worden gemaakt. Ter toelichting van de verhoging van artikel 36 moge worden aangetekend, dat bij de begroting voor 1946 en 1947 verzuimd werd rekening te houden met het pensioen van' de oud-Gouverneur Brantjes, hetwelk tijdens de bezettingsjaren, wegens verblijf van de Heer Brantjes buitenlands, van de begroting werd afgevoerd. Thans is het juiste bedrag uitgetrokken. Afdeling IV. De afdeling Publiek Contact dient als schakel tussen het departement enerzijds en anderzijds het publiek in het algemeen en de verschillende publiciteitsorganen in het bijzonder. In de eerste plaats richt zij zich — gelijk de pers- of voorlichtingsafdelingen van de andere departementen — van het departement uit naar het publiek en in eerste instantie middels de gebruikelijke media naar pers en radio. Zulks dient om het publiek de gevraagde inlichtingen te verschaffen, doch inzonderheid om uitleg te geven van, en inzicht te verschaffen in het beleid van de Nederlandse Regering met betrekking tot de Overzeese Gebiedsdelen. In de tweede plaats, als onmisbare tegenpool, dient deze afdeling om in omgekeerde richting van het publiek uit — en in eerste instantie weer van de publiciteitsorganen uit — naar het departement toe te werken en de Minister voor te lichten omtrent hetgeen er onder dit publiek leeft inzake het Indonesische vraagstuk. In de derde plaats fungeert de afdeling Publiek Contact als voorpost in Nederland van de Rcgerings Voorlichtings Dienst te Batavia, en verleent haar tussenkomst om deze dienst te voorzien van de daar te lande benodigde inlichtingen en gegevens, materiaal en waar nodig personeel. In de vierde plaats ontvangt de afdeling omgekeerd, en vraagt zo nodig, het gewenste materiaal van evengenoemde dienst en verleent haar tussenkomst voor de verwerking en de verspreiding daarvan in Nederland. Zo stelt de afdeling Publiek Contact het weekoverzicht samen, waarvan geregeld enige exemplaren aan de Staten-Gcneraal worden aangeboden. Verder verspreidt zij losse geschriften en overzichten ter informatie van of als background voor de pers. Ook verzorgt zij de opstelling en de verspreiding van communiqué's en andere mededelingen van het ministerie uitgaande. De afdeling belast zich mede met de rubriek „Het Nieuws uit Indonesië", waarin voor de binnenlandse omroep wekelijks een logisch overzicht over de gebeurtenissen aldaar wordt gegeven, houdt regelmatig radiocauseriën over de wederopbouw daar te lande, en komt op gezette tijden voor de microfoon om de situatie met betrekking tot de Overzeese Gebiedsdelen uiteen te zetten t.b.v. de Nederlanders in Duitsland. Incidenteel wordt ten slotte ook voor de radiorubriek „Het Rijk Overzee" gesproken. Het is uiteraard ondoenlijk het aantal luisteraars naar deze regelmatig wederkerende radiolezingen op te geven, doch uit de binnenkomende brieven blijkt, dat deze spreekbeurten de nodige belangstelling trekken. Buitendien onderhoudt de afdeling Publiek Contact dagelijks contact met de vertegenwoordigers van de grote landelijke bladen van alle richtingen, verder met die van gecombineerde streekbladen, met verschillende hier te lande gevestigde correspondenten van buitenlandse ')
Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
Handelingen der Staten-Generaal
Bijlagen
1947—1948
XIII
5
13
nieuwsbladen, en met persagentschappen en nieuwsdiensten. Het spreekt vanzelf, dat dit contact te nauwer zal zijn in tijden van gewichtige gebeurtenissen — zo hield de afdeling gedurende de dagen van de politionele actie dagelijks druk bezochte persconferenties met deze journalisten —, terwijl het contact in minder belangrijke perioden uiteraard wat zal teruglopen en op individuele leest zal zijn geschoeid. Hierbij heeft de afdeling, omdat zij een dienende functie heeft, zich te richten naar de wensen van de persvertegenwoordigers, wil de voorlichting aan de publiciteitsorganen niet ontaarden in propaganda, en daarmede haar doel voorbij schieten. De afdeling Publiek Contact bestaat op het ogenblik uit een ten departemente gedetacheerd Indisch ambtenaar, twee arbeidscontraclanten en twee vrouwelijke administratieve hulpkrachten. Per 1 Januari zal de afdeling, welke tijdelijk onderbezet is, door het weder in dienst stellen van een derde arbeidscontractant worden gecompleteerd. Hierbuiten valt de ambtenaar van de Regerings Voorlichtingsdienst te 's Gravenhage, die van deze dienst is overgebracht naar het departement van Overzeese Gebiedsdelen (vgl. de toelichting op artikel 38). Ondergetekenden scharen zich gaarne aan de zijde van die leden, die een vermindering van artikel 37 zouden betreuren. Afdeling V. Op de vraag of er iets geschiedt tot voorlichting van het personeel van Leger en Vloot van de zijde van Afdeling V kan worden medegedeeld, dat bij de Afdeling Cultureel Contact, waarbij een hoofdofficier van het K.N.I.L. werkzaam is, wekelijks besprekingen betreffende de voorlichting plaats vinden met officieren van Leger, Vloot en Luchtstrijdkrachten, alsmede met het apparaat voor de Indische Vorming van de troepen. Door bezoek aan troepencommandanten stelt men zich op de hoogte van de behoeften van de troepen op het gebied van kennis en begrip van de Overzeese Gebiedsdelen, terwijl aan de officieren, belast met de Indische Vorming, de nodige voorlichting wordt gegeven, ter bespreking. De uitvoering van de Indische Voorlichting voor de troepen behoort tot de taak van de Voorlichtingsdiensten van Leger, Luchtstrijdkrachten en Marine, die hiertoe over middelen ten laste van eigen begrotingen beschikken. Uit de artikelen 40 en 41 behoeft dan ook geen apart uitvoerend voorlichtingsapparaat voor de strijdkrachten te worden bekostigd. Voor Leger, Vloot en Luchtstrijdkrachten wordt een gecombineerd „Indisch Weekoverzicht" uitgegeven, dat de ontwikkelingen in Indonesië volgt en verduidelijkt. Het subsidie aan N.I.W.I.N. werd onder Afdeling 1 en niet onder Afdeling V gebracht, omdat een der richtlijnen van het nieuwe begrotinsschema inhoudt, dat uitgaven, welke niet rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van een bepaalde afdelingschef vallen, onder de Afdeling „Ministerie" dienen te worden opgenomen. Afdeling VI. Omtrent taak en samenstelling van de Afdeling „Staatsrechtelijke Hervormingen Overzeese Gebiedsdelen" kan het volgende worden medegedeeld. De ontwikkeling van de staatkundige verhoudingen in Indonesië, alsmede in de West-Indische gebiedsdelen, hebben tal van vraagstukken op staatkundig en staatsrechtelijk terrein opgeworpen, welke om een oplossing vragen. De hieraan verbonden veelomvattende arbeid, welke specialistische kennis vereist, kon niet door het bestaande departementale apparaat worden opgevangen, al werd uiteraard van de beschikbare krachten zoveel mogelijk gebruik gemaakt. Het kwam daarom onvermijdelijk voor bij het departement een nieuwe afdeling in het leven te roepen, welke speciaal kan worden belast met de onderwerpen.'welke in de ruimste zin betrekking hebben op de staatsrechtelijke hervormingen der overzeese gebiedsdelen. Tot de taak der nieuwe afdeling behoort- uit dien hoofde ook grondige documentatie en researchwerk inzake de aan de orde komende problemen, mede in hun economische, sociale en culturele aspecten, zowel van Indonesië als van West-Indië (en de hen omringende landen), teneinde o.a. bronnenmateriaal te leveren voor lezingen, radio-causerieën en persberichten. Het ligt voorts in de bedoeling om enkele krachten uit Indonesië, Suriname en Curacao bij deze afdeling te werk te stellen. Deze personen zullen dan in het bijzonder belast worden met contacten en werkzaamheden hun eigen gebiedsdeel betreffende. De formatie van de afdeling is als volgt gedacht: 1 hoofd, 1 tewerkgestelde met de persoonlijke titel van raad-adviseur, 6 Nederlandse, 1 Surinaamse, 1 Curacaose en 2 Indonesische ambtenaren, 1 secretaresse, 1 assistente en 2 (steno-)typistes. Het is tot dusver echter nog niet gelukt een geschikte Surinaamse en Curacaose kracht aan te trekken. De terzake betrekking hebbende suppletoire begroting voor 1947 kan op korte termijn worden tegemoet gezien.
Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948
14
Afdeling VIII. Het is ondergetekenden niet duidelijk waarom de bij deze Afdeling verstrekte cijfers dubieus zouden moeten worden geacht. De personeelsuitgaven, welke betreffen het bij het Commissariaat voor Indische Zaken werkzame Rijkspersoneel, zijn nauwkeurig becijferd. De uitgaven van algemene aard, waarvan de raming uiteraard meer globaal is, zijn gefixeerd op de helft van de in totaal voor Ministerie en Commissariaat benodigde bedragen. De tegenover de uitgaven voor het Commissariaat staande middelen tot een gelijk bedrag zijn als reële ontvangsten aan te merken. De restitutie, berekend aan de hand van de werkelijke uitgaven, vindt na afloop van het dienstjaar plaats uit de door het Rijk aan Nederlandschlndië verstrekte kasvoorschotten. De laak van het Commissariaat voor Indische Zaken is de behandeling, in dienst van de Indische Regering, doch uiteraard onder verantwoordelijkheid van de Minister, van die aangelegenheden van Nederlandsch-Indië, weike vallen buiten het terrein, waarvoor rechtstreekse bemoeienis van het Opperbestuur door de wet gevorderd wordt. Deze taak is gedurende de laatste jaren aanmerkelijk uitgebreid. De oorzaak hiervan is in de eerste plaats gelegen in een scherper uitsplitsing van de werkzaamheden van Departement en Commissariaat. In de tweede plaats hebben de bijzondere omstandigheden aanleiding gegeven tot een belangrijke uitbreiding der werkzaamheden, voornamelijk op het terrein van de personele zaken als gevolg van het verblijf in Nederland van welhaast 100 000 Indische geëvacueerdcn. Het Commissariaat voor Indische Zaken behandelt onder meer de burgerlijke en miltaire personele zaken, de aanschaffingen, het beheer van de begroting van Nederlandsch-Indië in Nederland, alsmede vele in Nederland te behandelen aangelegenheden behorende tot de werkkringen der Indische departementen van algemeen bestuur, waarbij in het bijzonder die van de Departementen van Economische Zaken, van Financiën en van Verkeer en Waterstaat zeer belangrijk zijn. Bij het Commissariaat zijn thans werkzaam ongeveer 800 personen, waaronder een groot aantal gepensionneerde en met verlof zijnde Indische ambtenaren. Zodra de positieregeling der Indische geëvacueerden en de daarmee samenhangende werkzaamheden afgelopen zijn, zal het Commissariaat belangrijk kunnen worden ingekrompen. De Gecommitteerde voor Indische Zaken treedt op verlerlei gebied in direct contact met de Tndische departementen en diensten, hoewel de beslissingen formeel door of namens de Minister worden genomen. Afdeling IX. Een wetsontwerp tot intrekking van de wet houdende instelling van de Commissie-Generaal is gereed. Wanneer dit wetsontwerp tot wet verheven zal zijn, kan inderdaad deze Afdeling uit de begroting vervallen. Beantwoording van vragen en opmerkingen in het Voorlopig Verslag inzake Hoofdstuk VIIIA der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1948, voor zover het Departement van Overzeese Gebiedsdelen betreffende. De leden, die de vraag stelden ') hoeveel K.N.I.L.-troepen door delen van de K.L. zijn vervangen en hoeveel manschappen voor deze aflossing nog nodig zijn, alsmede wanneer het personeel van het K.N.I.L., dat al voor 1940 naar Indonesië is gezonden met verlof naar Nederland zal komen, kan worden medegedeeld, dat na aankomst van de in de maanden November 1947 tot en met Februari 1948 naar Indonesië verscheepte K.L.-troepen, in het tijdvak tot 1 April 1948 van het K.N.I.L. zullen worden afgelost het reserveen dienstplichtig personeel, voor zover het niet wenst te blijven doordienen, alsmede rond een derde gedeelte van het beroepspersoneel, dat vóór 1940 reeds naar Indonesië is gezonden en voor recuperatieverlof in aanmerking komt. De sterkte van laatstgenoemd personeel bedraagt rond 3100 militairen. Reeds werd een recuperatieverlof verleend aan rond 290 militairen. Met ziekteverlof zijn in Nederland aanwezig dan wel hersteld naar Indonesië teruggekeerd in totaal rond 3150 militairen. Het aantal K.N.I.L. troepen, dat door K.L.-troepen in genoemde periode December 1947—April 1948 zal worden vervangen bedraagt rond 16 500 man. Het ligt niet in de bedoeling meer personeel van het K.N.I.L. door K.L.-troepen te doen vervangen. Vervanging van het resterende gedeelte van het K.N.I.L. personeel, dat voor recuperatieverlof in aanmerking komt, kan in de loop van 1948 worden opgevangen door inmiddels van verlof teruggekomen personeel. Met betrekking tot de geuite klachten : ) over toestanden op hygiënisch gebied in Indonesië, met name gebrek aan waswater, ') )
2
Voorlopig Verslag, blz. 8. Voorlopig Verslag, blz. 22.
600
XIII
5—6
hetgeen tot het ontstaan van huidziekten aanleiding heeft gegeven, wordt medegedeeld, dat als gevolg van de in dit jaar ook in Indonesië bijzonder droge moessonperiode de watervoorziening met grote moeilijkheden te kampen heeft gehad. Het ontstaan van huidziekten moet echter mede worden toegeschreven aan het niet steeds in voldoende mate opvolgen van de terzake verstrekte voorschriften door de nieuw aangekomen, nog niet voldoende met de klimatologische omstandigheden in de tropen vertrouwd zijnde troepen. Door verscherping van de hygiënische voorschriften en een doeltreffende controle is dit euvel kunnen worden beperkt. De ravitaillering heeft vóór de inzet van de politionele actie in de toen bezette gebieden grote moeilijkheden ondervonden als gevolg van de door de Republiek toegepaste verscherpte voedselblokkade, waardoor voor de voedselvoorziening grotendeels moest worden teruggevallen op verduurzaamde levensmiddelen. Als gevolg van de politionele actie, waardoor grotere gebieden zijn open gekomen, is deze toestand thans aanmerkelijk verbeterd. De Minister van Overzeese
Gebiedsdelen,
J. A. JONKMAN. De Minister zonder
Portefeuille,
GÖTZEN. 600
XIII
6 NOTA VAN WIJZIGING
In het wetsontwerp worden de volgende wijzigingen aangebracht: Onder Artikel I: GEHELE DIENST TITEL A. GEWONE DIENST
wordt ver- en mitsdien hoogd met: gebracht op: f 1 38S 701 f 19 673 939 1 388 701 9 829 994
TITEL A. GEWONE DIENST AFDELINGEN: 1 MINISTERIE II MILITAIRE ZAKEN III WEST-INDISCHE (CIVIELE) ZAKEN IV PUBLIEK CONTACT V CULTUREEL CONTACT VI STAATSRECHTELIJKE HERVORMINGEN OVERZEESE GEBIEDSDELEN
1 388 701
9 829 994
24 315 57 800 11368 12 010 1000 000
1 081 670 5 746 008 260 839 200 716 1074 317
283 208
350 013
AFDELING I. MINISTERIE Onderafdeling I. Algemene leiding . .
24 315 22 215
1 081 670 676 566
Na artikel 1 wordt het volgend artikel ingevoegd: Artikel IA Minister zonder Portefeuille 2 Personeelsuitgaven
2 400
19 815 86 321
2 100
99 929
Onderafdeling II. Administratieve en hulpafdelingen van het Ministerie . . Het volgend artikel wordt gelezon als volgt: 4 Personeelsuitgaven f 107 638 waarvan komt ten laste van artikel 48 67 709 zodat wordt uitgetrokken waardoor het artikel wordt verhoogd met
99 9S9 2 100
Onderafdeling IV. Overige uitgaven Het volgend artikel wordt gelezen als volgt: 10 Sociale lasten f 35 365 waarvan komt ten laste van de diverse artikelen voor personeelsuitgaven 35 365 zodat wordt uitgetrokken
Nihil