06
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
JUNI 2014
in dit nummer “Dank” / Wijziging participatiedecreet / Vlaanderen Wees Wijs-dag / Werkplekleren
forum nr. 06 • juni 2014
Hoofdartikel Dank
3
In de kern Met al je zintuigen op vakantie.
4
Algemeen onderwijsbeleid Het gewijzigde participatiedecreet
5
Basisonderwijs Vlaanderen wees wijs-dag III een terugblik.
8
Wereldoriëntatie opnieuw nascholing
11
Groeiend zorgbeleid: door nascholing een stap vooruit
13
Nascholing kleuteronderwijs
15
Vormingsdag ‘alles op het spel zetten’
17
Secundair onderwijs Hervorming secundair onderwijs Het VVKSO informeert en gaat in gesprek.
19
Pedagogische ondersteuning De ‘Groote oorlog’, anders bekeken
20
Werkplekleren
22
Aan de slag met data
25
Schoolbesturen Betrokkenheid creëren in het bestuur
27
Opvoedingsproject & pastoraal Tussen taal en teken
30
Dank Slechts vier letters, één enkel woord. Veel te kort en vluchtig om de emoties, de warmte, de ontroering weer te geven, die mij in deze laatste dagen overweldigt. Want ook al gaat de deur pas op 31 augustus definitief dicht, grijpen zoveel geledingen, deelorganisaties, individuen uit het onderwijsveld of uit de brede samenleving deze einde schooljaarperiode aan om mij te overladen met woorden van waardering en verrassende attenties. Op het moment dat ik deze column neerschrijf ben ik nog in het ongewisse over wat de organisatoren van de academische zitting in petto hebben. Ik verneem enkel dat zoveel mensen er graag bij willen zijn. Ook de samenzweerdersbijeenkomsten van de eigen medewerkers in de Guimardstraat voor de informele afscheidsparty laat mij enkel toe te gissen naar hun ‘surprise-acts’. Het raakt mij ten diepste dat zovelen mij dit hartverwarmende gevoel willen meegeven naar de volgende, laatste periode in mijn leven. Ook de herfst en zelfs de winter zijn prachtige seizoenen. Toch geeft het mij een onbevredigd gevoel omdat het omgekeerde had moeten kunnen gebeuren: ik had zoveel mensen moeten kunnen huldigen en in de spotlights plaatsen voor wat zij voor mij hebben betekend in de afgelopen prachtige tien jaren. In het huis van vertrouwen zelf, de Guimardstraat, hebben alle medewerkers mij van bij de start en zonder dat men mij kende het volste vertrouwen gegeven en de onontbeerlijke steun om mij wegwijs te maken in de complexiteit van de organisatie en van het onderwijsgebeuren. Dit vertrouwen ging snel over naar een totale inzet vanuit niet alleen hun deskundigheid, maar ook vanuit hun geloof in het gezamenlijk project. Ook de warme intermenselijke verbondenheid in goede en kwade dagen neem ik met mij mee. De leidinggevenden in de Guimardstraat, secretarissengeneraal en directeurs waren hierbij de spoortrekkers. Eenzelfde ingesteldheid mocht ik tot mijn grote vreugde ervaren bij de verantwoordelijken en de medewerkers in de meer gedecentraliseerde organen, zoals diocesen en congregaties. Mijn meer directe kennismaking met de professionele en vrijwillige veldwerkers: bestuurders, directeurs, leerkrachten/ docenten/opvoeders, pedagogisch begeleiders en ondersteunend personeel in de vele onderwijsinstellingen, die ik mocht ontmoeten bij werkbezoeken of bij een aanwezigheid op een meestal feestelijk moment gaven mij telkens opnieuw een diepe motivatie om de mij opgelegde taak voort in te vullen. Hun enthousiasme, creativiteit en geïnspireerd engagement werkten aanstekelijk. Aan hen allen wil ik mijn welgemeende en hartelijke erkentelijkheid betuigen. Maar bovenal overheerst het gevoel van dankbaarheid omdat ik deze prachtige opdracht gedurende tien jaar heb mogen uitvoeren. Mijn geloof in de unieke opdracht van het katholiek onderwijs om aan jongeren, maar ook aan de samenleving het wonder te mogen wijzen en het visioen te mogen benoemen van een warme, gelukkige samenleving wanneer wij het evangelie als toetssteen nemen voor ons denken, spreken en handelen. Vanuit de talenten, die ik in dankbaarheid heb mogen ontvangen, heb ik - binnen mijn menselijke onvolmaaktheid mijn best gedaan om mee te (mogen) timmeren aan de weg vanuit diegene die de ware Weg is en het Leven. Voor dat alles, dank.
Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
© Mareo Mertens
l e k i t r a d f Hoo
IN DE KERN
met al je zintuigen op vakantie Het is weer een druk gevuld schooljaar geworden. Nog enkele dagen en de schoolpoorten gaan voor een tijdje dicht. Dat is goed. Velen hebben immers de vakantie echt verdiend en zien dan ook met verlangen uit naar deze periode. De reisagentschappen spelen op dit verlangen in en bieden een gamma aan mogelijke droomvakanties. Toch blijft de bedoeling van elke vakantie dat de mens wat tot rust kan komen, dat hij wat tijd vindt voor het gezin, voor zichzelf, voor anderen, voor stilte en bezinning. Want dat is toch de betekenis van vakantie. Vrij zijn van om vrij te zijn voor. Velen houden eraan om het huis te verlaten en weg te trekken. Sommigen willen alleen maar de rust opzoeken: geen telefoons, geen afspraken … Anderen zoeken rust op midden de drukte van het strandtoerisme. Weer anderen verkennen de natuur en de kunst en willen mensen ontmoeten. Wat het ook mag zijn: een goede vakantie betekent altijd opnieuw graag naar huis komen met een pak nieuwe energie en met een verhaal over opgedane ervaringen, ontmoetingen, ontdekkingen, mooie dingen. Wie met vakantie gaat, moet op de eerste plaats zijn zintuigen gebruiken. Probeer met je ogen te kijken. Met de voet op het gaspedaal zie je alles oppervlakkig en vliegen wij aan zoveel dingen voorbij zodat we veel moois niet opmerken. Wie te voet door het landschap stapt, heeft veel meer gezien dan met de wagen. De schoonheid van de kleine dingen ontsluit zich niet voor een vluchtige blik. Daarom staan er in de toeristische streken vaak banken opdat de mensen de pracht van de natuur zouden zien als een geschenk voor iedereen. Zo’n banken staan ook in musea, waar je de nodige tijd en rust moet nemen om een kunstwerk te bekijken. In het boekje, De kleine prins, van Antoine de Saint-Excupery zegt de vos tegen de kleine prins: “Jullie kijken en zien niet, jullie ogen zijn blind. Met je hart moet je kijken.” Eén van de opvallende kenmerken van het optreden van Jezus van Nazareth was dat Hij zag wat vele anderen niet merkten. Hij zag waar mensen verdriet hadden, waar mensen gebukt gingen onder de last van het uitgesloten of niet aanvaard zijn. Hij zag de mensen aan de kant van de weg en hun noden. Hij zag hen met zijn hart!
zoeken en ze te horen. Die mensen waren zwijgzaam. Niet omdat ze niets te zeggen hadden, maar wel omdat ze in weinig woorden heel veel konden zeggen. Bij ons is het dikwijls omgekeerd! Gelukkig zijn er hier en daar ook mensen die de stilte van een abdij of de natuur opzoeken om tot rust te komen. Vakantie is durven luisteren naar de stilte, het lawaai vergeten van motoren en drukdoende mensen. Het is aandachtig worden voor het ruisen van de bomen en het gezang van de vogels. Alleen hij die luistert, vindt de toegang tot het mysterie. Wie schreef ook weer: “Als de ziele luistert, spreekt het al een taal….” en zei Jezus ook niet tegen zijn leerlingen: “Kom nu mee naar een eenzame plaats en rust wat uit.” Probeer op vakantie ook de wereld eens te ruiken met je neus. Je kan het zeewater, de velden, de bloemen ruiken. Maar daarvoor moet je er wel bij stilstaan. De geur van de sparren en het gemaaide gras vervult een hele omgeving. En de wierook- en kaarsengeur van kerken en kathedralen brengt mensen in een hogere transcendente sfeer. Ook dat is vakantie: tijd maken voor het mensoverstijgende door bezinning en gebed, door een tijd wat dichter bij God te zijn. Ook mag je de mooie dingen van de natuur eens betasten en voelen. Wat kunnen onze handen niet allemaal doen: tasten, betasten, aanraken, strelen…? Hoeveel mensen heeft Jezus destijds niet aangeraakt om hen te genezen? Ook wij mogen elkaar op een menselijke en warme manier nabij zijn. Vakantie is de waarde van elke mens, het geluk van vriendschap en het mooie dat er in de wereld is, mogen ontdekken. Een tijd om te genieten van de warme nabijheid van mens en natuur. Als de vakantie je wat beter heeft leren zien, horen, ruiken, en tasten dan zal al het mooie en goede ons ook aanzetten tot een diepe dankbaarheid. Dan leer je opnieuw de wonderen te ontdekken in de kleine dingen, niet alleen in verre landen, maar heel dicht bij jou thuis en bij lieve medemensen. Dan ontdek je zeker ook opnieuw de Gever van alle goed. Graag wens ik aan iedereen een deugddoende vakantie om nadien, met opgeladen batterijen, weer aan de slag te gaan. Jan Vander Velpen VSKO-pastor
Gebruik je oren wanneer je met vakantie gaat. Vroeger trokken heel wat mensen naar de eenzaamheid van de woestijn om er de stilte te
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth
4
juni 2014
REDACTIEADRES: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be ABONNEMENT Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 COVER: © Ilse Prinsen/2010
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
het gewijzigde participatiedecreet een gevolg van samen beleid maken
S
amen school maken in een participatieve schoolcultuur maakt deel uit van de opdrachten van een christelijk geïnspireerde school. De logge, inefficiënte en verstrikkende structuren en procedures die het participatiedecreet in 2004 installeerde, botsten met dit uitgangspunt. Exact 10 jaar later – op 26 maart 2014 – keurde het Vlaams parlement een grondige wijziging van het participatiedecreet goed. Deze wijzigingen gaan in vanaf 1 september 2014 en zijn o.a. het gevolg van een aantal onderzoeken die het decreet evalueerden. De evaluatie van het participatiedecreet door het VSKO in 2008 is er daar één van. Dankzij de medewerking van vele directies, voorzitters van schoolbesturen en schoolraden zette het mee de toon en zorgde zo voor een versoepeling van de regelgeving. Hieronder beschrijven we de weg die het voorbije decennium werd afgelegd.
Het participatiedecreet zoals goedgekeurd op 2 april 2004 Tijdens de onderhandelingen formuleerde het VSKO een aantal fundamentele kritieken op het participatiedecreet: 1. Participatief denken noodzaakt het creëren van mogelijkheden tot dialoog en rechtstreeks overleg tussen alle betrokkenen, in functie van compromisvorming via een consensusmodel. Aangezien het schoolbestuur geen volwaardig lid is van de schoolraad dreigt het decreet in een conflictmodel te ontaarden. 2. De complexiteit van het decreet zal contraproductief werken. Gemotiveerde leden van de scholengemeenschap die een bijdrage willen leveren, zullen afhaken en de pedagogische raad, ouderraad en leerlingenraad als verplichte onderdelen dreigen de reeds in vele scholen bestaande informele participatievormen te verdringen. De verplichte organisatie van verkiezingen, het onderscheid tussen advies- en overlegbevoegdheden en de daaraan gekoppelde strikte termijnen garanderen helemaal niet het noodzakelijke evenwicht tussen enerzijds dynamiek, inzet en welbevinden van alle betrokkenen en anderzijds een werkbare en snelle besluitvorming, integendeel. Deze kritische houding nam niet weg dat het VSKO de schoolbesturen en scholen steeds op een objectieve wijze heeft ingelicht over de uitvoering van het decreet.
Evaluatie van het participatiedecreet door het VSKO tijdens het schooljaar 2007-20081 Het VSKO ging ervan uit dat de gegrondheid van de kritiek bevestigd zou worden door een evaluatie door de overheid. In het regeerakkoord 2004-2009 werd immers de optie genomen om het participatiedecreet na een periode van drie jaar te evalueren en eventueel bij te sturen. Dat gebeurde niet. Het VSKO wachtte deze evaluatie niet af en nam tijdens het schooljaar 2007-2008 zelf het initiatief om d.m.v. een vragenlijstonderzoek het participatiedecreet te evalueren. Het doel van het onderzoek was om op een objectieve wijze na te gaan hoe het participatiedecreet in de scholen werd toegepast en hoe de verschillende betrokkenen dit ervoeren. Aan de directies, de voorzitters van de schoolraad en de voorzitters van het schoolbestuur van 150 basisscholen en 150 secundaire scholen werd gevraagd een vragenlijst in te vullen. De respons lag erg hoog: 68% en 85% bij de directeurs, 44% en 49% bij de voorzitters van het schoolbestuur en 48% en 69% bij de voorzitters van de schoolraad.
1 Het volledige onderzoeksrapport vindt u terug als bijlage bij de Mededeling van 17 juli 2008 betreffende “Evaluatie van het participatiedecreet: conclusies en beleidsaanbevelingen” (M-VVKSO-2008-050).
Dat leidde tot de volgende conclusies: 1. Scholen vinden moeilijk kandidaten voor de schoolraad en de onderliggende raden. Bij verkiezingen geldt dikwijls dat wie zich kandidaat stelt sowieso zetelt omdat er minder of evenveel kandidaten zijn dan verkiesbare plaatsen. 2. De aanwezigheid van het schoolbestuur op de schoolraad wordt als wenselijk ervaren. In bijna de helft van de scholen is het schoolbestuur steeds aanwezig op de schoolraad. Gemiddeld vinden twee op drie respondenten de aanwezigheid van het schoolbestuur in de schoolraad essentieel of belangrijk voor de goede werking van de schoolraad. 3. De inzet en betrokkenheid van de directeur zijn essentieel voor de goede werking van de schoolraad. In de praktijk is de directeur – tot ieders tevredenheid – zeer actief betrokken bij de werking van de schoolraad. 4. Het correct uitvoeren van de procedures en bepalingen in het participatiedecreet verhoogt de werkdruk in vele scholen. Dat geldt in de eerste plaats voor de directeurs. 5. Het gebrek aan expertise bij sommige leden bemoeilijkt een vlotte werking van de schoolraad. 6. Het participatiedecreet wordt door de scholen pragmatisch toegepast. De oprichting, de samenstelling en de werking van de schoolraad en de onderliggende raden zijn vrij strikt gereglementeerd. Uit de antwoorden op verschillende vragen blijkt dat de scholen een aantal bepalingen eerder op een pragmatische manier toepassen (bv. het samenstellen van de onderliggende raden, het afvaardigen van leden naar de schoolraad vanuit deze onderliggende raden, het maken van een onderscheid tussen advies- en overlegbevoegdheden). 7. De schoolraad en de onderliggende raden maken weinig gebruik van een aantal formele bepalingen uit het decreet, zoals het inzage vragen in documenten of het formuleren van een advies op eigen initiatief.
juni 2014
5
8. De respondenten willen vooral inspraak in thema’s die hen rechtstreeks aanbelangen, zoals het opstellen of wijzigen van het schoolreglement, het opstellen of wijzigen van de bijdrageregeling en wijzigingen in het studieaanbod. 9. De verschillende betrokkenen zijn tevreden over de samenwerking tussen schoolraad, schoolbestuur en directie. 10. Het participatiedecreet heeft niet tot een hogere participatiegraad geleid. Meer dan twee derde van de respondenten vindt echter niet dat de participatiegraad en betrokkenheid bij het schoolgebeuren van ouders, leerkrachten en leerlingen is toegenomen door het participatiedecreet. De slotconclusie luidt dat scholen participatie belangrijk vinden – er wordt heel veel tijd en werk in geïnvesteerd – maar niet op de formele wijze zoals het participatiedecreet dat voorschrijft. Uit de conclusies distilleerden we drie beleidsaanbevelingen: 1. Erken het schoolbestuur als volwaardige geleding van de schoolraad. Alle bevraagde partijen vinden de vaste aanwezigheid van het schoolbestuur op de schoolraad belangrijk. In de praktijk proberen veel schoolraden het schoolbestuur al zoveel mogelijk te betrekken. Als het schoolbestuur deel uitmaakt van de schoolraad dan kunnen de formele aspecten van de advies- en overlegprocedures tot een minimum worden herleid. Het schoolbestuur kan eventueel beslissen om bevoegdheden aan de directeur op te dragen. 2. Laat de verschillende geledingen zelf kiezen op welke manier ze zich organiseren en wie zij afvaardigen naar de schoolraad. De respondenten vinden dat het participatiedecreet vereenvoudigd moet worden en minder formalistische bepalingen moet bevatten. De samenstelling en werking van de onderliggende raden is daarvan een duidelijk voorbeeld. 3. Laat het beleidscontract school-CLB, het profiel van de directeur en het nascholingsbeleid, die als het minst belangrijk worden ervaren, niet verplicht op de schoolraad bespreken .
VLOR-advies over participatie op school in 2011 Op 26 mei 2011 formuleerde de Vlaamse Onderwijsraad een advies op eigen initiatief. De raad deed dat n.a.v. verschillende evaluaties door de volgende instanties: het VSKO (2008),
6
juni 2014
de onderwijsinspectie (2008), een onderzoeksteam in opdracht van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming (2010) en de Vlaamse Scholierenkoepel (2010). De evaluaties werden als vertrekpunt genomen voor een sterkte-zwakteanalyse waarbij gestreefd werd naar een zo groot mogelijke consensus. Op bepaalde punten vertoonden de evaluaties grote gelijkenissen, op andere punten bestonden er verschillen. Het VLOR-advies kwam voor een groot stuk tegemoet aan de verzuchting van velen om participatie op school op een minder formele wijze te kunnen invullen. Concreet wordt o.a. voorgesteld om leraren, ouders en leerlingen meer vrijheid te geven in de manier waarop ze zich organiseren en bij de beslissing wie zij afvaardigen naar de schoolraad. Daarnaast pleit de VLOR voor een afschaffing van het onderscheid tussen advies- en overlegbevoegdheden. De adviesprocedure zoals uitgetekend in het participatiedecreet leidt o.m. tot bijkomende administratieve verplichtingen voor het schoolbestuur en de directeur. De VLOR toont zich ook voorstander van een schoolraad die bestaat uit afgevaardigden van de onderliggende raden, een afvaardiging van het schoolbestuur en de directeur van de school. Alle belanghebbenden overleggen er met de directeur en het schoolbestuur.
gaan in vanaf 1 september 2014 en hebben ook gevolgen voor de onderliggende raden en schoolraden waarvan het mandaat pas in het schooljaar 2016-2017 afloopt. De wijzigingen van het participatiedecreet sluiten zeer nauw aan bij het VLOR-advies over participatie op school en voor een groot deel dus ook bij de conclusies en beleidsaanbevelingen van de VSKO-evaluatie. De memorie van toelichting bij de gewijzigde regelgeving verwijst overigens expliciet naar de evaluatie door het VSKO, met daarbij de toevoeging dat de gekozen onderzoekstechniek (o.m. representativiteit van steekproef) van die aard is dat de getrokken conclusies als valabel mogen worden beschouwd. Concreet wordt de regelgeving op een aantal fundamentele punten versoepeld en/of vereenvoudigd: •
Het wordt mogelijk de onderliggende raden niet langer via verkiezingen te laten samenstellen. De raden kunnen zelf bepalen op welke wijze zij de eigen raad samenstellen. Zij moeten ook een regeling uitwerken waarbij jaarlijks nieuwe leden worden ingevoegd tijdens de mandaatperiode en beslissen zelf op welke wijze zij de mandaten voor hun geleding in de schoolraad invullen.
•
Het onderscheid tussen verplichte adviesen overlegbevoegdheden verdwijnt. Voortaan zijn er enkel nog verplichte overlegbevoegdheden. Dit is een vereenvoudiging en zorgt er meteen voor dat het schoolbestuur (of zijn gemandateerde) de vergaderingen van de schoolraad steeds bijwoont. In het decreet wordt wel een onderscheid gemaakt tussen de vier geledingen van de schoolraad (de ouders, het personeel, de leerlingen in het secundair onderwijs en de lokale gemeenschap) en het schoolbestuur. De reden daarvoor is dat er nog steeds sprake is van overlegbevoegdheden. Aangezien de schoolraad moeilijk kan overleggen met een eigen geleding wordt het schoolbestuur formeel niet beschouwd als een geleding van de schoolraad.
Beleidsbrief Onderwijs Beleidsprioriteiten 2011-2012 In de Beleidsbrief Onderwijs Beleidsprioriteiten 2011-2012 beloofde minister Pascal Smet om op basis van de uitgevoerde evaluaties en van het VLOR-advies het participatiedecreet op een aantal punten bij te sturen. De legistieke goedkeuringsprocedure van een nieuw decreet was gepland voor het schooljaar 20112012. Dat gebeurde echter niet, wat bijzonder jammer was. Het zorgde er namelijk voor dat – niettegenstaande het grote draagvlak van de partners voor een sterk gewijzigd participatiedecreet – de nieuwe samenstelling van de onderliggende raden en de schoolraad nog steeds moest gebeuren op basis van het oorspronkelijke decreet. In de meeste scholen liepen de mandaten van de verschillende raden af in de loop van het schooljaar 2012-2013.
Grondige wijziging van het participatiedecreet vanaf 1 september 2014 Op 26 maart keurde het Vlaams parlement eindelijk een aantal grondige wijzigingen aan het participatiedecreet goed. De wijzigingen
Voor de aanwezigheid van het schoolbestuur geldt één uitzondering. Indien de schoolraad wenst te vergaderen om een advies op eigen initiatief te formuleren, kan de raad aangeven dat hij dat advies zal opmaken zonder dat de directeur of een afgevaardigde van het schoolbestuur aanwezig is. •
De lijst van bevoegdheden is aangepast, maar niet ingekort. De schoolraad heeft wel de mogelijkheid af te zien van het overleg. Zo is het bv. mogelijk dat de
schoolraad bij het begin van het schooljaar zijn overlegagenda bepaalt na kennisname van alle onderwerpen waarover het schoolbestuur dat jaar een beslissing plant. Indien daar in de loop van het schooljaar een onderwerp wordt aan toegevoegd, dan komt ook dit item voor overleg in aanmerking. •
Een medezeggenschapscollege op het niveau van de scholengemeenschap is enkel verplicht als ten minste één scholraad daarom vraagt en dit motiveert.
•
De regelgeving m.b.t. de minimale inhoud van het huishoudelijk reglement voor de schoolraad en de onderliggende raden wordt uitgebreid. De regelgever is van mening dat dit de keerzijde is van een beperkte wetgeving i.v.m. wijze van sa-
menstelling en werking. Het huishoudelijk reglement moet voldoende garanties inhouden voor effectieve inspraak van alle actoren en een goede werking.
Conclusie Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad en het komt later dan het VSKO verhoopte, maar louter inhoudelijk betekent het gewijzigde participatiedecreet een belangrijke stap voorwaarts. Er werd rekening gehouden met het VLOR-advies waarin het VSKO vele bekommernissen kwijt kon die uit de eigen evaluatie naar boven kwamen. De weg die bewandeld werd, kan dan ook op zich beschouwd worden als vorm van samen beleid maken, intern en extern. De deelname van vele di-
recties, voorzitters van schoolbesturen en voorzitters van schoolraden aan de VSKOevaluatie zorgde ervoor dat het VSKO steeds goed voorbereid aan de start stond bij de gesprekken en onderhandelingen en dat de verzuchtingen vanuit het veld het uitgangspunt vormden. Door vervolgens de kans te krijgen om hierover op een constructieve manier in overleg te gaan met de andere stakeholders zijn we tot een resultaat gekomen waarvoor naar ons aanvoelen een groot draagvlak aanwezig is. Joost Laeremans VVKSO Dienst Leerlingen en schoolorganisatie
Machteld Verhelst nieuwe directeur vzw Pedagogische Begeleidingsdienst Katholiek Onderwijs De raad van bestuur van de vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs (PBDKO) heeft op zijn vergadering van 5 mei 2014 mevrouw Machteld Verhelst (°1970) aangesteld als nieuwe directeur van PBDKO. Machteld Verhelst is doctor in de Germaanse taal- en letterkunde (KU Leuven, 2002). Ze was coördinator basisonderwijs en directeur van het Centrum voor Taal en Onderwijs (K.U.L.). Sinds september 2011 en tot eind dit schooljaar is ze verbonden aan PBDKO, als pedagogisch directeur van PB van het Vlaams Verbond van het Katholiek Basisonderwijs (VVKBaO). Ze is auteur van nationale en internationale publicaties, handboeken, evaluatie-instrumenten… o.a. m.b.t. gelijke onderwijskansen, krachtige leeromgevingen, onderwijsinnovatieprojecten, taalonderwijs, evaluatie en kinderarmoede. Ze was wetenschappelijk onderzoeker, nascholer en materiaalontwikkelaar. Machteld Verhelst zal per 1 september 2014 de heer Fredy Mels vervangen als directeur PBDKO. Fredy Mels blijft nog een schooljaar actief binnen PBDKO, als lid van de Stafdienst PBDKO en als voorzitter van de vzw SNPB.
juni 2014
7
BASISONDERWIJS
vlaanderen wees wijs-dag III een terugblik
O
p 23 april vond - voor de derde maal al - de Vlaanderen Wees Wijs-dag plaats, de vijfjaarlijkse confrontatie van de directeurs basisonderwijs bij monde van hun directiecommissie (DCBaO) met de onderwijsbeleidsmakers. Tijdens de voorafgaande maanden werden via bevraging de prioritaire noden van de directies nagegaan. Op basis daarvan werd daarna een memorandum samengesteld ten aanzien van de volgende Vlaamse Regering. Ruim 700 aanwezigen keken in de AB met meer dan gewone nieuwsgierigheid uit naar de reactie van de politici.
In zijn openingstoespraak somt Lieven Verkest, voorzitter van DCBaO, de vijf eisen op: • voldoende beleidsondersteunend personeel voor de directeur; • het optrekken van de werkingstoelage van het kleuteronderwijs tot op het niveau van het lager onderwijs; • voldoende middelen voor infrastructuur; • een gelijk loon voor alle directeurs (barema 879); • voldoende ondersteunende garanties ingeval van bestuurlijke schaalvergroting.
Prioritaire eis: meer beleidsomkadering voor de directeur Adri De Brabandere van het Rekenhof zegt in dat verband: • Beleids- en pedagogische ondersteuning in basisscholen staan onder druk door gebrek aan middelen! (1/3 van de omkadering in het secundair onderwijs) • 4/5 van de directies basisonderwijs zegt taken uit te voeren die eigenlijk tot het takenpakket van het beleids- en ondersteunend personeel behoren. • 1/3 van de directies wenst hoger geschoold personeel voor beleidsmatige, pedagogische en/ of administratieve ondersteuning, maar die kosten meer punten. De pedagogische en administratieve omkadering in het basisonderwijs anno 2014 is ondermaats. Meerdere studies bevestigen dat. Voor DCBaO is de eis naar meer beleidsomkadering voor de directeur een prioritaire eis. Het voorstel van DCBaO luidt:
8
juni 2014
•
Bereken de omkadering lineair op basis van 2 punten per leerling (verdubbeling van huidige berekening, maar nog altijd minder dan de waarde van een leerling in het secundair onderwijs).
•
Ken de punten toe op het niveau van de scholengemeenschap die daarmee personeel aanwerft uit drie categorieën: ‘leidinggevend-beleidsvoerend’, ‘pedagogisch’ en ‘administratief-organisatorisch’ personeel.
•
De keuze met betrekking tot het aan te werven personeel wordt gemaakt op basis van de noden van de individuele school die ten minste 90 procent van de middelen naar haar school ziet terugvloeien.
Prof. Geert Devos (UGent) zegt in dat verband: •
De overtuiging dat bassischolen al heel lang onterecht beperkt worden omkaderd, dwingt mij om hier vandaag ten aanzien van de beleidsmakers op het podium van de AB te staan.
•
Er is nood aan een permanente bezetting van het secretariaat en bijkomende vestigingsplaatsen behoeven bijkomende ondersteuning.
•
Als men verwacht dat scholen ‘beleidsvoerend vermogend’ zijn, dan dient de directeur op de eerste plaats vrij te zijn van elementaire administratieve taken.
De reactie van de politiek op het voorstel van DCBaO: •
•
N-VA erkent de bezorgdheid en suggereert om te zorgen voor minder (plan)lasten voor de scholen, een soepeler inzet van het personeel. De partij pleit tegelijk voor financieel realisme bij het voorstel van DCBaO. Sp.a denkt heil te kunnen vinden in de bestuurlijke schaalvergroting zodat bepaalde taken over de scholen heen ingericht kunnen worden.
•
Open VLD geeft vertrouwen aan sterke, lokaal verankerde scholengemeenschappen die de middelen genereren.
•
Groen erkent het voorstel van DCBaO als sterk en creatief. Met dat voorstel kan men tevens tegemoet komen aan budgettaire behoeften ingevolge de invoering van het M-decreet.
•
Ook CD&V erkent het probleem. Zij wil vanuit de bestaande scholengemeenschappen nadenken over nieuwe organisatiemodellen waarbij expertise tussen scholen kan worden uitgewisseld.
Verhoging van de werkingstoelage in het kleuteronderwijs Kleuters kosten evenveel als lagereschoolkinderen. Er zijn de gewone nutskosten voor elektriciteit, verwarming en verlichting. En er is de nood aan moderne klassen met aangepast meubilair en ontwikkelingsondersteunende materialen. Toch genereren de jongsten van onze basisschool slechts 66 procent in verhouding tot hun ietwat oudere lager schoolgangers. Begrijpe wie begrijpe kan! Daarom vraagt DCBaO de verhoging van de werkingstoelage voor een kleuter tot op het niveau van een leerling van de lagere school.
Marc Van de Looverbosch modereerde het debat.
Enkele reacties van onze politici: •
CD&V zegt principieel ‘voor’ een gelijkschakeling van de financiering kleuter- en lager onderwijs te zijn. De partij heeft de intentie om de werkingstoelage op te trekken maar wil eerst de resultaten van de lopende studie afwachten (eind 2014).
•
N-VA engageert zich eveneens voor de gelijkschakeling, maar wil gezien de kostprijs (60 mln. euro) stapsgewijs te werk gaan. In eerste instantie wil de partij de onderwijsplicht instellen voor de 5-jarigen en voor die groep kleuters de financiële gelijkschakeling bewerkstelligen.
•
•
•
Open VLD stelt dat ze de financiering wil herbekijken in de globaliteit van het leerplichtonderwijs. Als de studie verder uitwijst dat men bepaalde probleemsituaties (op latere leeftijd) kan voorkomen via extra investering in het basisonderwijs dan sluit ze niet uit dat daartoe via een afslanking in het secundair onderwijs mogelijkheden zijn. Sp.a erkent de duidelijke nood die historisch gegroeid is. De evolutie van bewaarschool naar kleuterschool met andere opdrachten en doelen vereist een aangepaste financiering. Ze wil de problematiek mee naar de begrotingsbesprekingen nemen. Ze vindt investeren in onderwijs de ‘’meest verstandige investering”. Ook Groen is een absolute voorstander van de verhoging van de werkingstoelagen in het kleuteronderwijs. Men verwijst naar Europese cijfers die zeggen dat Vlaanderen te weinig investeert in haar
basisonderwijs. Groen geeft binnen haar becijferd budget voor onderwijs (729 mln. euro) onder andere prioritaire aandacht aan het optrekken van die werkingstoelagen in het kleuteronderwijs.
Meer middelen voor infrastructuur DCBaO vraagt om de bestaande wachtlijsten voor het katholiek basisonderwijs weg te werken zodat nieuwbouw en renovatie terug mogelijk worden. 6 procent btw op renovatiewerken en een herschikking van de schulden van het waarborgfonds zouden scholen ook terug ademruimte geven. Hoe denken de voorzitters de wachtlijsten voor het katholiek basisonderwijs ten bedrage van 1 miljard euro weg te werken? •
Wouter Van Besien (Groen) wil naast de 180 mln. euro die nu reeds voorzien is in de meerjarenbegroting, per jaar 200 mln. euro extra investeren in scholenbouw. De DBFM-formule is een ramp. Tot slot pleit hij voor een gemengd gebruik van de schoolinfrastructuur.
•
Voor Gwendolyn Rutten (Open VLD) moeten een aantal acute situaties nog aangepakt worden via het traditionele subsidiëringssysteem. Er is een sterk geloof in een nieuwe golf PPS-constructies waarbij de samenwerking met de lokale besturen ook het onderwijs ten goede zal komen.
•
Bruno Tobback wil namens Sp.a ook bijkomend investeren in infrastructuur onder
juni 2014
9
meer dan de andere partijen dat onder andere voor verhoogde administratieve ondersteuning het beter zou zijn om in een grotere structuur te werken die de school en de scholengemeenschap overstijgt. Of bij bestuurlijke schaalvergroting die niveauoverstijgend gebeurt, de werkingsmiddelen van het basisonderwijs gelijk worden aan die van het secundair onderwijs, zijn de antwoorden ietwat verschillend gaande van “niet realistisch noch prioritair” (CD&V en N-VA), “niet verstandig” (Sp.a) tot “wenselijk” (Open VLD) en zelfs “essentieel” (Groen).
Lieven Verkest, voorzitter DCBAO
andere via een volkslening. Ook wil de partij prioritaire aandacht geven aan ‘bouwrijpe’ dossiers ten nadele van dossiers die nu op de wachtlijst staan, maar waarbij de nood nog niet zo hoog is. En ten derde wil men naar een aanpassing van het gebruik van de verkorte procedure. •
•
NV-A heeft bij monde van Bart De Wever geen vertrouwen meer in een nieuwe PPSreeks. Door de zesde staatshervorming zal er een tekort in de Vlaamse begroting zijn waardoor besparingen zich opdringen. Toch moet de problematiek van de gebrekkige schoolinfrastructuur aangepakt worden. Verschuivingen van middelen binnen de onderwijsbegroting (minder onderwijsgerelateerde omkadering buiten de schoolmuren) zullen daarbij nuttig kunnen zijn. Slechts in het allerlaatste geval kan ook een lening soelaas bieden. Voor CD&V ten slotte is er niet één oplossing om dit probleem weg te werken. Wouter Beke gelooft in een combinatie van een goed investeringsplan, verbeterde PPS-constructies, crowdfunding en een goede samenwerking met lokale besturen (sport, cultuur, kinderopvang, …).
Bestuurlijke schaalvergroting Gerard Karman, directeur van de katholieke basisscholen Zwolle, vertelt over de mislukte bestuurlijke schaalvergroting van 41 basisscholen (4 000 leerlingen, 400 leerkrachten) in Nederland. Als voornaamste redenen voor
10
juni 2014
het falen noemt hij de logheid van het ene bovenschoolse bestuur en de (te) grote verschillen tussen de verschillende scholen. Meer bepaald op het gebied van eigenheid, pedagogisch project en pedagogisch-didactische visie. Daarom zijn advies om toekomstige samenwerkingsverbanden niet te groot te maken, zodat ze pedagogisch én logistiek nog werkbaar blijven. In zijn betoog heeft professor Devos (UGent) het over het belang van scholengemeenschappen na tien jaar traditie. Goed-werkende scholengemeenschappen kunnen voordelen genereren en kansen bieden. “Het zou jammer zijn de opgedane expertise te laten verloren gaan. Lokale samenwerking tussen scholen blijft belangrijk. Het samenvallen van schoolbestuur en scholengemeenschap kan daarbij mogelijk bestaande spanningen wegwerken.” Mogen de bestaande scholengemeenschappen als onderliggende structuur nog blijven bestaan als de overheid kiest voor bestuurlijke schaalvergroting? Alle partijen erkennen het belang van het behoud van de eigenheid van de individuele school, maar geven tevens aan dat samenwerking voordelen kan genereren. Men pleit dan ook zeker voor het behoud van de bestaande scholengemeenschappen. Bestuurlijke schaalvergroting moet daarnaast kunnen, maar dan op basis van vrijwilligheid en vanuit het principe van de vrijheid van scholen om zichzelf te organiseren. Groen benadrukt dat in eerste instantie de scholengemeenschappen in de volgende legislatuur moeten worden versterkt. Sp.a stelt
Een gelijk loon voor alle directeurs In de loop der jaren is er een evolutie geweest met betrekking tot de directeurswedden. Komende van 4 verschillende directeurenwedden in de jaren 80, over éénzelfde wedde voor alle directies (1994), werd er later opnieuw gekozen voor een gedifferentieerde verloning. Zijn de partijen – anno 2014 – bereid om terug over te schakelen naar één directiewedde, meer bepaald weddeschaal 879? Ontroerende eensgezindheid bij alle politieke partijen, al stelt Open VLD wel voorwaarden.
Vlaanderen Wees Wijs-dag een schot in de roos Kwart over één. De derde Vlaanderen wees wijs-dag wordt afgesloten. Het is een topeditie geworden in de AB met veel volk, toppolitici en gerenommeerde sprekers en ervaringsdeskundigen. Het programma was een boeiende aaneenschakeling van ernst en ontspanning. Voor dat eerste zorgden de politici en sprekers, voor dat andere zorgden de Vlaanderen wees wijs-dag-band, een aantal meewerkende directeurs en andere medewerkers. Voorzitter Lieven Verkest overloopt in zijn slotwoord de besproken eisen en de gemaakte beloften. De sprekers worden bedankt en bedacht met een passend geschenk. Opvallend is ook de attentie voor afscheidnemend directeur-generaal, Mieke Van Hecke. En dan wachten er broodjes … Op naar 2019, voor VWW-dag IV? Als die dan nog nodig mocht zijn … We vermoeden van wel. Vic Medaer, directeur van vrije basisschool Oeterveld en lid DCBaO, bisdom Hasselt
BASISONDERWIJS
wereldoriëntatie opnieuw nascholing
H
eel wat schoolteams professionaliseerden zich de laatste jaren door zich te verdiepen in het leerplan Wereldoriëntatie. Toch blijkt uit gesprekken met directeurs en beleidsmakers van scholen dat de implementatie van het leerplan Wereldoriëntatie nog niet volledig afgerond is. Vanuit schooldoorlichtingen – waar de focus op wereldoriëntatie lag – merken we dat doelgericht werken met aandacht voor een gradueel en overzichtelijk onderwijsaanbod, niet voor elk team evident is. Vanuit de vragen uit het werkveld hebben we er dan ook voor gekozen om de nascholing wereldoriëntatie opnieuw op te starten. We focussen ons volgend schooljaar op drie invalshoeken: herbronnen van het leerplan Wereldoriëntatie, een ‘STEM’ voor techniek, en onderzoekend leren als hefboom voor goede WO-activiteiten.
Het leerplan Wereldoriëntatie (opnieuw) in de focus
In de module Het leerplan WO (opnieuw) in de focus gaat de aandacht naar de krachtlijnen, de leerplandoelen en de didactische aanpak van wereldoriëntatie. Die worden hertaald in de zeven kapstokken van het leerplan: doelgerichtheid, open geest en open evaluatie, engagement, sterke didactiek, verschillende invalshoeken, educaties en aandacht voor het thematisch en cursorisch werken. Elke kapstok wordt theoretisch verkend maar ook geconcretiseerd naar de eigen school- en klaspraktijk. Het kader van het leerplan wordt voorgesteld. Steeds wordt er verwezen naar het basiskader van het leerplan. Zo krijgen leerkrachten binnen eenzelfde
Die herordening van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen heeft echter helemaal geen impact op het bestaande leerplan Wereldorientatie. Het leerplan Wereldoriëntatie is en blijft de leidraad voor wereldoriëntatie in onze scholen omdat het de visie op goed WO-onderwijs expliciteert en concretiseert. Wereldoriëntatie is géén versmelting van verschillende vakgebieden. Door het leergebied wereldoriëntatie wordt juist duidelijk dat je een verschijnsel vanuit verschillende invalshoeken kan bekijken. De doelen van wereldoriëntatie zijn in dit leerplan opgedeeld naar de verschillende bestaansdimensies van waaruit leerlingen de wereld of de werkelijkheid leren verkennen. De leerinhouden dienen daarom ook vooral thematisch aangeboden te worden.
© Hilde Hendrickx
De laatste maanden kwam het leergebied wereldoriëntatie regelmatig in het nieuws. Het wetsvoorstel rond de opsplitsing van het leergebied zorgde voor ongerustheid in het basisonderwijs. De Vlaamse Regering wil in de basisschool het leergebied wereldoriëntatie opsplitsen in twee delen: een vak Wetenschappen en techniek en een vak Mens en maatschappij. Het opsplitsen van wereldorientatie ondergraaft de kern van het basisonderwijs, met name het ontwikkelingsgericht werken, en verengt het concept van onderwijs tot het overbrengen van een door de inhoud gestructureerd kennisgeheel.
leergebied een vast kader om mee te werken. Dat kader kan uiteraard, naargelang de beginsituatie van de school, verdiept worden. Verder willen we in de vorming voldoende ruimte laten om te oefenen. Zo wordt er in de nascholing geoefend hoe leerkrachten leerplandoelen concreet kunnen maken binnen de eigen klaspraktijk. Ook het werken met educaties (verkeerseducatie, milieueducatie …) krijgt een plaats in deze sessie. Veel leerkrachten ervaren het werken rond educaties als tijdrovend en complex. De inhouden van die educaties krijgen op school vaak een plaats naast de activiteiten wereldoriëntatie. We proberen dan ook te onderzoeken hoe die educaties als middel kunnen gehanteerd worden om leerplandoelen WO te realiseren binnen bestaande thema’s.
STEM op techniek Vandaag is het al STEM wat de klok slaat. STEM is een verzamelnaam voor Science, Technology, Engineering en Mathematics. De overheid gebruikt STEM binnen het basisonderwijs vooral om het domein techniek in de kijker te zetten. De doelstelling van de overheid om techniek en wetenschappen tastbaarder te maken met het oog op toekomstige maatschappelijke verwachtingen, kan op begrip rekenen. Maar het opsplitsen van
Met dank aan de Sint-Jozefschool uit Emblem
juni 2014
11
het leergebied wereldoriëntatie – zoals de overheid voorstelt - is geen goed idee. De te bereiken doelstellingen zijn momenteel opgenomen in verschillende domeinen in het leergebied wereldoriëntatie. Techniek en wetenschappen zijn vandaag al heel herkenbaar en zichtbaar in de eindtermen als aparte domeinen. Voor elk domein en dus ook voor wetenschappen en techniek zijn er immers aparte ontwikkelingsdoelen (voor het kleuteronderwijs) en aparte eindtermen (voor het lager onderwijs). Dat betekent dat elke kleuterschool en elke lagere school moet werken aan wetenschappen en techniek. Dat doet ze aan de hand van de in 2010 gewijzigde ontwikkelingsdoelen en eindtermen voor wetenschappen en techniek, zoals die opgenomen
bevordert hun technisch denken. In de nascholing STEM op techniek maken teams op een praktijkgerichte manier kennis met de bestaansdimensie Mens en techniek. We ontdekken en passen de vier bouwstenen van techniek concreet toe: technische systemen, processen, hulpmiddelen en keuzes. We onderzoeken hoe techniek kan geïmplementeerd worden in de bestaande WO-thema’s. We gaan na hoe een thema kan ontwikkeld worden waar de technische geletterdheid centraal staat. De drie dimensies van techniek - begrijpen, hanteren en duiden - verkennen we al doende en via filmfragmenten uit de klaspraktijk. We reiken voorbeelden aan van didactisch handelen dat het technisch denken van (jonge) kinderen stimuleert.
dimensie Mens en natuur, bieden uitgelezen kansen om kinderen aan te zetten om zelf (met veel of minder ondersteuning) antwoorden te leren zoeken op hun vragen. Het implementeren van zinvolle (wetenschaps-) activiteiten staat dan ook centraal in deze sessie. We bekijken welke vaardigheden je als leerkracht nodig hebt om onderzoekend leren in je activiteiten toe te passen en gaan met een aantal van die vaardigheden (vb. het stellen van vragen) aan de slag. De praktijkvoorbeelden die tijdens deze sessie verkend worden, gaan verder dan proefjes uitvoeren. We proberen vooral het onderzoekend leren en probleemoplossend denken bij kinderen te stimuleren.
Tot slot
© Hilde Hendrickx
Met de nieuwe start van de nascholing WO willen we schoolteams (opnieuw) aanzetten om het leerplan Wereldoriëntatie te verkennen. We hebben van bij het begin voldoende aandacht voor de beginsituatie van de teams. De visie van het leerplan wordt steeds gekoppeld aan de klas- maar ook aan de schoolpraktijk. Leren van elkaar is immers belangrijk. Verder worden methodieken die een plaats krijgen binnen goed WO-onderwijs, in deze nascholing toegepast. Hilde Hendrickx, pedagogisch begeleider VVKBaO
Met dank aan de Sint-Jozefschool uit Emblem
zijn in het leerplan Wereldoriëntatie (bestaansdimensies Mens en natuur en Mens en techniek).
Onderzoekend leren ontdekken
Meer info
Willen we werken aan de bestaansdimensie Mens en techniek, dan moeten we vooral inzetten op professionalisering. Binnen de module STEM op techniek onderzoeken we met het team hoe we de leerplandoelen techniek geïntegreerd aan bod kunnen laten komen. Techniek is méér dan technisch knutselen. Het gaat er vooral om kinderen te leren nadenken aan de hand van strategische vragen over bv. technische principes. Dat
Onderzoekend leren is een specifieke didactische aanpak die breder dan binnen WOonderwijs aan bod kan komen in de basisschool. Toch is onderzoekend leren een hefboom voor rijke WO-activiteiten omdat kinderen zo via hun eigen vragen, onderzoeken en handelen de wereld om hen heen kunnen verkennen.
Meer info vind je op: www.nascholing.be/vvkbao (> kleuter- en lager onderwijs > wereldoriëntatie). Je kunt daar ook inschrijven. Heb je vragen, dan kun je terecht bij
[email protected].
12
juni 2014
WO-activiteiten, zeker binnen de bestaans-
BASISONDERWIJS
groeiend zorgbeleid door nascholing een stap vooruit
E
en degelijk zorgbeleid uitwerken is een decretale opdracht van elke school. Hoe kan je elk teamlid actief betrekken bij het ontwikkelen van een zorgvisie en het uitbouwen van een zorgbeleid? Hoe zorg je ervoor dat elke leerkracht zijn rol als de spilfiguur van zorg opneemt? Hoe leer je leerkrachten hun eigen ondersteuningsbehoeften in kaart brengen? Het nascholingsaanbod zorgbeleid van VVKBaO biedt verschillende trajecten aan om schoolteams hierbij te ondersteunen en te versterken.
Verbondenheid en competentiegevoel Samen met je team aan een warme, zorgzame school werken, is een hele uitdaging. In het nascholingstraject rond zorg, leren we teams stilstaan bij wat ze al doen en waar het nog beter kan. Actieve werk- en spelvormen zorgen voor een grote betrokkenheid. Daardoor groeit het gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid. Positief maar kritisch brengen we samen met alle teamleden het zorgbeleid in kaart: wat zijn onze sterke kanten? Wat zijn mogelijke werkpunten en onbenutte kansen en op welke mogelijke tegenkantingen moeten we voorbereid zijn? Die SWOT-analyse levert niet alleen input voor een gedragen visietekst om het zorgbeleid op korte en lange termijn uit te werken. Elke leerkracht wordt bevestigd in wat hij reeds doet en uitgedaagd om een volgende stap te zetten. Door in groepjes te bespreken hoe ze zorgzaam werken in hun klas, leren leerkrachten van en met elkaar. Dat opent deuren voor meer samenwerking.
Zorg als prioriteit Tijdens het traject bekijken we het zorgbeleid door de bril van het beleidsvoerend vermogen. Eén van de pijlers is responsief vermogen. Een school wordt dagelijks uitgedaagd om een antwoord te bieden op vragen van leerlingen, ouders, leerkrachten, medewerkers, de koepel, de overheid, de maatschappij. Een concreet voorbeeld daarvan is de goedkeuring van het Decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, kortweg het M-decreet. Hoe ga je daar als school mee om? Hoe kan je het team versterken om een antwoord te bieden
op het recht op redelijke aanpassingen? Hoe beïnvloedt dat je zorgbeleid en je schoolwerkplan? Tijdens het traject laten we teamleden inzien dat er al veel talent en kennis op school aanwezig is, maar dat we niet kunnen blijven stilstaan. Het is beter één stap voorwaarts grondig uit te werken dan op alle vlakken tegelijk te werken. Met ander woorden: is zorg een prioriteit? Dan gaan we er samen voor!
Continuüm van zorg als kader Het nascholingstraject is geënt op het Vademecum zorg van VVKBaO en biedt, door te werken vanuit het zorgcontinuüm, een antwoord op de regelgeving van het M-decreet. We bekijken hoe leerkrachten nu al het verschil maken bij het omgaan met kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. We zetten de brede basiszorg die binnen de school aanwezig is, in de kijker. We bieden mogelijkheden en voorbeelden om die praktijk verder uit te bouwen. Het Vademecum zorg vertrekt vanuit de visie van breed kijken naar kinderen. Tijdens het nascholingstraject maken we de leerkrachten bewust van de bril waardoor ze naar kinderen kijken. We dagen hen uit verschillende brillen op te zetten om een bredere blik te verwerven. Dat is een voorwaarde om meer kansen te creëren binnen hun pedagogisch-didactisch handelen.
Vanuit het Vademecum zorg naar het nascholingstraject Net zoals in 2013-2014 biedt VVKBaO samen met DNI volgend schooljaar meerdere nascholingsmodules aan om de scholen te ondersteunen bij het werken aan zorg vanuit het
Vademecum zorg. Er is een aanbod voor twee verschillende doelgroepen: voor zorgteams met hun directeur en voor schoolteams.
Wat houdt dit aanbod in? Voor zorgteams mét hun directie In de module Een continuüm van zorg op maat van mijn school worden de zorgteams samen met hun directeur per scholengemeenschap of per regio samengebracht. Na de intake, met afstemming op de beginsituatie en de noden volgen twee halve-dag-sessies. Via actieve werkvormen bespreken we welke stappen je met je schoolteam concreet kunt zetten bij de uitbouw van je zorgbeleid. De deelnemers reflecteren vanuit het kader van beleidsvoerend vermogen over de voorwaarden om een optimaal en door het hele team gedragen zorgbeleid vorm en inhoud te geven. De brede basiszorg van de school wordt onder de loep gelegd: Hoe gaan we aan de slag met de principes van het handelingsgericht werken? Hoe kunnen we met ons schoolteam werken aan een veilig klas- en schoolklimaat, aan een krachtige leeromgeving en aan afstemming op de behoeften van de leerling? Hoe kunnen we stimuleren dat elke leerkracht zijn rol opneemt als spilfiguur van zorg? Ook aan coachend zorg dragen wordt gewerkt. De zorgteams verkennen kansen om de teamkracht optimaal te ontdekken, de professionele leergemeenschap te versterken en te benutten, en ontdekken mogelijkheden om handelingsgericht overleg met alle betrokkenen op school vorm te geven en te organiseren. Na de eerste sessie bekijken de deelnemers de schooleigen zorgvisie door de bril van het beleidsvoerend vermogen. Die tussentijdse opdracht brengt het huidige zorgbeleid in beeld. Aan de hand daarvan wordt in de tweede sessie concreet op maat van elke school verder gewerkt. Naast inzichten en materialen, maken zorgteams kennis met praktisch bruikbare werkvormen om concrete werkpunten met het schoolteam aan te pakken. Dat biedt de mogelijkheid om het zorgverhaal van hun school met het hele team samen te schrijven. Daarnaast werkt dit traject ook inspirerend. De teams wisselen met
juni 2014
13
Cartoon Ides Callebaut
andere zorgteams ervaringen uit en leren zo van elkaar. Omdat de zorgteams dit traject samen met hun directeur volgen, voelen ze zich gesterkt en krijgen ze energie om met het eigen schoolteam aan de slag te gaan. Uit de evaluaties van de deelnemers blijkt dat ze vooral de bruikbare werkvormen en materialen waarderen. Zorgteams appreciëren de concrete werkvormen waarmee ze in hun school met het hele team aan de slag kunnen gaan om te werken aan het zorgbeleid.
Meer keuze voor schoolteams Voor schoolteams is er keuze uit verschillende modules. Elke module heeft een vaste structuur: na een intake met het kernteam volgt voor het schoolteam een personeelsvergadering en daarna een pedagogische studiedag. In alle modules wordt individueel en in groepjes materiaal verkend. De deelnemers oefenen werkvormen voor zorgbreed werken in de klas en op school. De verwachte actieve deelname en reflectie op de klas- en schoolpraktijk haalt de teamleden uit hun ‘comfortzone’. Voor sommigen is dat in eerste instantie confronterend, maar het levert inzichten op en doet de bereidheid tot veranderen groeien.
14
juni 2014
In de module Leerkracht ≈ teamkracht! reflecteren de deelnemers op hun eigen leerkrachtenstijl vanuit twee van de uitgangspunten van het handelingsgericht werken: ’de leerkracht doet ertoe’ en het ‘positieve benutten’. Ze ontdekken de invloed ervan op hun klaspraktijk en het begeleiden van leerprocessen. Ze leren breed kijken naar kinderen om de totale ontwikkeling te stimuleren. We gaan met het team op zoek naar de aanwezige krachten en talenten binnen de school. De leerkrachten zoeken en benoemen hun leerkrachtvaardigheden. Ze krijgen kansen aangereikt om die vaardigheden te versterken en optimaal in te zetten voor het creëren van krachtige leeromgevingen voor alle kinderen. Daardoor vergroten ze hun handelingsbekwaamheid en meteen ook de teamkracht.
Vanuit het ontdekken en inzetten van talenten reiken we materialen aan om meer aandacht te hebben voor alle talenten. Aan de hand van een ‘test’ ontdekken de leerkrachten hun eigen talenten en hoe die zich weerspiegelen in hun leerkrachtvaardigheden. Ze worden zich bewuster van hun zelfbeeld. Dat verkleint de stap naar het zelfbeeld van leerlingen en het creëren van ontwikkelingskansen waarbij alle talenten aan bod komen. We leren het positieve benutten om groeimogelijkheden te zien vanaf de kleuterschool. Hoe werk je concreet aan de ontwikkeling van een positief realistisch zelfbeeld bij kinderen? Hoe geeft dat een positieve stimulans in de klas? We verkennen methodieken om met de kinderen te reflecteren op hun zelfbeeld en werkhouding om hun leren te optimaliseren.
Bij de evaluaties springt in het oog dat schoolteams deugd beleven aan het gevoel van samen te mogen en te kunnen groeien, en aan de expliciete uiting van de onderlinge waardering voor elkaars deskundigheid.
De nascholingen zijn heel praktijkgericht. Ze laten het denken vanuit tekorten los. Schoolteams zijn dan ook enthousiast om er verder mee te gaan. Ze vragen vaak om het volgende schooljaar op die prioriteit door te werken, maar dan vanuit een nieuwe invalshoek. Het aanbod van de vervolgmodule Breed kijken naar kinderen en jezelf! biedt daar een antwoord op. Vanuit de kennis en vaardigheden, verworven in de basismodule, wordt het breed kijken verder geïmplementeerd met nieuwe inzichten, materialen en werkvormen. De keuzemogelijkheid Opstap naar breed evalueren wordt enkel in het vervolgtraject aangeboden omdat een aantal inzichten op breed kijken daarvoor de basis vormen.
In de module Breed kijken naar kinderen en jezelf! kan het na de intake en de eerste sessie meerdere richtingen uitgaan. In functie van de beginsituatie en de prioriteiten van de school maakt het kernteam een keuze uit de volgende invalshoeken: •
Kindercontact en reflectiegesprekken
•
Portfolio
•
Talentontwikkeling vanuit een brede kijk
•
Opstap naar breed evalueren
De deelnemers maken kennis met de uitgangspunten van het handelingsgericht werken. Van daaruit reflecteren ze op hun manier van kijken naar kinderen en manieren van leren. Ze gaan na hoe dat hun praktijk beïnvloedt.
Het is een plezier om te zien hoe creatief schoolteams uit de hoek komen. Wij worden er ook door geïnspireerd! Greet Vanhove, pedagogisch begeleider VVKBaO
Andere info Je vindt meer informatie over de modules op www.nascholing.be/vvkbao bij zorgbeleid. Je kunt er ook inschrijven. Heb je vragen? Neem dan contact met Greet Vanhove (
[email protected]), projectleider nascholing zorg.
BASISONDERWIJS
nascholing kleuteronderwijs
D
e voorbije jaren tekenden al heel wat scholen in op de nascholing Doelgericht werken in de kleuterschool. Ook volgend schooljaar wordt die nascholing aangeboden en uitgebreid met enkele modules. Binnen de nascholing verkennen de kleuterteams de relatie tussen het Ontwikkelingsplan, de leerplannen en de decretale ontwikkelingsdoelen. Zo proberen ze een antwoord te bieden op de vraag hoe de teams inspanningen kunnen verrichten om de decretale ontwikkelingsdoelen te bereiken.
Een pak leerplannen, één Ontwikkelingsplan Kleuteronderwijzers zijn sterk vertrouwd met het Ontwikkelingsplan. Het Ontwikkelingsplan komt tegemoet aan de brede ontwikkeling van elke kleuter. Kleuteronderwijzers bieden wekelijks een waaier van activiteiten aan binnen de verschillende ervaringssituaties. Zo prikkelen zij de ontwikkeling van de kleuters. De ontwikkelingsaspecten zijn hun leidraad. Daarnaast wordt er van kleuteronderwijzers verwacht dat zij ook de leerplannen hanteren. Dat is voor kleuteronderwijzers niet altijd even evident. De leerplannen zijn opgedeeld in leergebieden, waardoor zij het gevoel krijgen dat de ontwikkelingsgerichte bril wel eens verloren durft te gaan. Toch zijn er heel wat mogelijkheden om de leerplandoelen concreet
te maken in de kleuterklas. Binnen de nascholing maakt een kleuterteam kennis met die mogelijkheden.
In een belangstellingscentrum (BC) doelgerichtheid nastreven Wanneer kleuteronderwijzers een belangstellingscentrum (BC) uitwerken, vertrekken zij vaak vanuit activiteiten: activiteiten die ze vorige jaren succesvol uitprobeerden, willen ze opnieuw aanpakken, of ze hebben leuke ideeën gezien bij collega’s, of ze haalden inspiratie in methodes of tijdschriften. Daar is natuurlijk niks mis mee. Elke activiteit in de kleuterklas is vaak rijk aan ervaringskansen. Toch is het ook belangrijk om na te denken over de na te streven doelen.
Doelen kiezen ze niet zomaar. Kleuteronderwijzers laten zich in de eerste plaats leiden door observatie van de kleuters. Hoe kunnen ze de kleuters doelgericht ondersteunen in hun ontwikkeling? Hoe kunnen ze die doelgerichtheid dan nastreven binnen een BC? Ook de tijd van het jaar of de prioriteit van de school moedigt kleuteronderwijzers aan om passende doelen te vinden. Binnen de module Een BC doelgericht uitwerken werkt de nascholer samen met het team een BC uit, waarbij in verschillende stappen wordt onderzocht hoe doelgerichtheid een plaats kan krijgen bij de keuze van het BC, bij de brainstorm, bij het bepalen van dominante ontwikkelingsaspecten, bij de relatie tot de levensbeschouwelijke religieuze en godsdienstige componenten, en bij het toekennen van de ervaringssituaties. Zo worden de dominante ontwikkelingsaspecten of het leerplan in de kijker zichtbaar in de kleuterklas. De nascholer maakt hierbij gebruik van verschillende werkvormen en instrumenten, die ook in de verdere klaswerking bruikbaar zijn. Zo is de zoeker (www.vvkbao.be > inloggen > snelmenu > zoeker) bijvoorbeeld een handig digitaal instrument om de relatie tussen de ontwikkelingsstappen en leerplandoelen te bekijken. Ook de kijkwijzer Een BC aan de slag ermee biedt rijke kansen om tot doelgerichtheid in de kleuterklas te komen.
© Ellen Bauwens
Het spel van de kleuter doelgericht observeren Spelen is iets wat we kunnen leren van onze kinderen. Want kinderen spelen vaak en ze vinden dat reuzeleuk. Denk vooral niet dat spelen een leuk maar nutteloos tijdverdrijf is. Het tegendeel is waar: spelen is van essentieel belang voor een gezonde ontwikkeling. Kinderen spelen om plezier te maken. Daardoor ontwikkelen ze zichzelf. De motoriek, de creativiteit, de fantasie, het denkvermogen, het samenleven met anderen, het omgaan met frustraties en het ruimtelijk inzicht worden geprikkeld door spel. Elk kind ontwikkelt uiteraard verschillend, maar voor alle kinderen geldt wel één principe: spel is de motor van elke ontwikkeling, het is de meest natuurlijke vorm van leren. Spel daagt kinderen
juni 2014
15
uit en laat hen hun grenzen verleggen. Volgend schooljaar kan elk kleuterteam dat eerder de sessie Planmatig en doelgericht werken volgde, intekenen op de verdiepingssessie Doelgericht observeren binnen het spel van de kleuters. In die sessie krijgen de deelnemers zicht op spelontwikkeling van kleuters. Ze reflecteren over hun rol als begeleider bij het spel en hoe ze die rol concreet invulling kunnen geven. Teams ontdekken dat meespelen één van de krachtigste observatievormen is om de talenten, kennis en vaardigheden van de kleuters te ontdekken.
Binnen en buiten spelen Kleuters spelen op alle momenten van de dag. Spelen gaat werken vooraf of werken gaat spelen vooraf. Spelen gebeurt in de hoeken, maar ook buiten. Het spel kan je in de kleuterklas het beste observeren binnen de hoeken. Een kleuterteam kan de keuze maken om de eigen hoeken kritisch te bekijken en erover te reflecteren binnen de sessie Suggesties om hoeken doelgericht te verrijken. Aan de hand van rijk film- en fotomateriaal ontdekken de kleuteronderwijzers heel wat impulsen om de hoeken te verrijken. In de sessie verkent het team hoe de hoeken doelgericht verrijkt kunnen worden via een leerplan, een dominant aspect, een gekozen BC of de inbreng van een kleuter. Er worden kansen geboden om binnen eenzelfde hoek een doelgerichte gradatie aan
te brengen. De deelnemers bespreken een mogelijke hoekenfiche. Omdat de speelplaats de uitgelezen plek is om tot spel te komen, bieden we binnen de nascholing een nieuwe module aan waarbij het buitenspelen centraal staat: De speelplaats, een plaats om te spelen. We onderzoeken wat een speelplaats of een tuin allemaal te bieden heeft. We gaan concreet aan de slag op de eigen speelplaats en ontdekken de natuur, de ruimte en de omgeving buiten de kleuterklas. Daarnaast bekijken we welke ontwikkelingsaspecten kansen krijgen op de speelplaats. We reflecteren over onze eigen begeleidingsstijl tijdens het buitenspel en zoeken betekenisvolle activiteiten om de ontwikkeling van de kleuter ook te prikkelen
buiten de klas. De nascholer maakt daarbij gebruik van de nieuwe publicatie van VVKBaO Buiten spelen! Dat handige naslagwerk biedt een gamma aan inspirerende voorbeelden.
Tot slot De nascholing biedt boeiende modules aan om elk kleuterteam op maat te professionaliseren. In elke sessie staat de kleuter centraal. De nascholer gaat met het kleuterteam op pad en onderzoekt welke ontwikkelingsaspecten en leerplandoelen kansen krijgen. Zo draagt de nascholing bij tot de harmonische groei van jonge kinderen. Ellen Bauwens, pedagogisch begeleider VVKBaO
Meer info Wil je graag meer informatie over deze en andere nascholingen die VVKBaO voor het kleuteronderwijs organiseert, neem dan een kijkje op www.nascholing.be/VVKBaO. Heb je vragen? Neem dan contact met de projectleiders, Ellen Bauwens (
[email protected]) of Soraya Fret (
[email protected]). De publicatie Een BC, aan de slag er mee kan je bestellen via www.vvbao.be (> snelmenu > uitgaven VVKBaO bestellen) of downloaden via www.vvkbao.be (inloggen > pedagogisch-didactisch > kleuteronderwijs > visie en aandachtspunten > doelgericht werken in de kleuterschool). De publicatie Buiten spelen! wordt verwacht tegen eind juni. Ze kan al besteld worden via www.vvkbao.be (> snelmenu > uitgaven VVKBaO bestellen).
In dit boek spreekt Mieke Van Hecke vrijuit en bevlogen. Over haar jeugdjaren in een Gentse arbeiderswijk. Over voor haar belangrijke thema’s zoals gezin en opvoeding, de gelijkwaardigheid van man en vrouw, het toch kunnen genieten in haar drukke leven, ethische kwesties die raken aan het recht op leven, en de manier waarop ze vormgeeft aan haar geloof. Mieke Van Hecke is een boeiende, enthousiasmerende en veelzijdige vrouw: Echtgenote, moeder, oma. Juriste en politica. Feministe zonder barricade. Nuchtere idealiste en kritische gelovige. En natuurlijk Mieke Van Hecke, directeur-generaal van de grootste onderwijskoepel, het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs. Op http://www.kuleuven.be/thomas/page/mieke-van-hecke vindt u de pagina met de verschillende filmpjes met felicitaties ter gelegenheid van het afscheidsfeest (KU Leuven) van Mieke Van Hecke als directeur-generaal van het VSKO. Uiteraard kan u ook zelf een bericht insturen via de pagina of via deze link. Voor bestelgegevens zie p. 18. VSKO schenkt u in samenwerking met Uitgeverij Lannoo 20% korting bij aankoop van dit boek. In plaats van € 19,99 betaalt u nu slechts € 15,99. Surf hiervoor naar www.lannooshop.com/VSKO.
16
juni 2014
BASISONDERWIJS
vormingsdag ‘alles op het spel zetten’ Over spel en spelontwikkeling bij kleuters
O
p 1 april 2014 ontving VVKBaO 62 pedagogisch begeleiders en lerarenopleiders voor de vierde editie van de Dag van het kleuteronderwijs. Dit jaar was het thema spel en spelontwikkeling bij kleuters.
Belang van spel voor de ontwikkeling van kleuters Spel is de leidende activiteit in de ontwikkeling van het jonge kind. Door middel van spel proberen kleuters de wereld te ontdekken, te grijpen en te begrijpen. Spel toont de ontwikkeling die een kind doormaakt, en omgekeerd heeft het spelen ook een invloed op die ontwikkeling. Spel is als het ware de motor die de ontwikkelingstrein in gang zet. Hoe verloopt de spelontwikkeling bij jonge kinderen? Hoe creëer je een rijke speelomgeving? Hoe kan je kleuters (weer) leren spelen? Hoe kan je als kleuteronderwijzer meespelen? Hoe kunnen we het spelaanbod verrijken vanuit de verschillende leergebieden? En hoe kunnen we (toekomstige) leerkrachten hierin begeleiden? Deze en nog meer vragen vormden de basis voor de verschillende werkwinkels. Inspiratie genoeg om er weer een leerrijke dag van te maken!
Een vormingsdag rond spel De dag startte met een opening door de pedagogisch begeleiders voor het kleuteronderwijs, Ellen Bauwens en Soraya Fret. Met het verhaal Dit is geen doos’ van Antoinette de Jong als leidraad introduceerden ze het centrale thema. En omdat het 1 april was, werd er nog een filmpje getoond waarin enkele kleuters hun beste moppen bovenhaalden. Na die opwarmer werden de deelnemers verwacht in één van de werkwinkels. Er werden in de voormiddag vijf en in de namiddag vier werkwinkels aangeboden. De sessies werden begeleid door pedagogisch begeleiders van VVKBaO en begeleiders uit de verschillende bisdommen. Tussen de twee sessies werden de deelnemers verwacht in het restaurant voor een broodjesmaaltijd. Ze maakten dankbaar van dat moment gebruik om met elkaar kennis te maken bij te praten, ervaringen uitwisselen. Hieronder belichten we kort de invulling van de werkwinkels.
Spelmomenten plannen en observeren in IkKlik Veronique De Kock en Tiny De Bock Binnen het online computerprogramma IkKlik kan de kleuteronderwijzer haar spelmomenten plannen en erover reflecteren. Elk BC biedt kansen tot spelen. De meeste spelmomenten komen aan bod binnen de hoeken. IkKlik bouwt samen met de kleuteronderwijzer hoekenfiches op. In deze werkwinkel werd er dieper ingegaan op de visie rond hoekenfiches en hoe je die een plaats kan geven binnen IkKlik.
WW 2: Coöperatief leren en spelen in de kleuterschool? Het kan! Nadine Coppens Aan de hand van zelfgemaakte spellen en een kijkwijzer ontdekten de deelnemers welke sleutelbegrippen van coöperatief leren aan bod kunnen komen bij kleuters. De focus lag vooral op het verwerven van vaardigheden in aanloop naar coöperatief leren. Wat zijn mogelijkheden, moeilijkheden en valkuilen? Welke effecten zien kleuteronderwijzers? Er werd ook een online werkdocument van en voor kleuteronderwijzers voorgesteld.
WW 3: Rondje rekenspel Marleen Duerloo
© Elien Werbrouck
Kinderen houden van spelletjes. Een spel spelen is een sociale activiteit: ze leren samenspelen, samenwerken en overleggen. Omdat het in rekenspellen zowel om geluk als tactiek gaat, is het niet altijd de slimste die wint. Het competitie-element is beperkt, maar daagt kinderen wel uit en motiveert. Bovendien duren de spelletjes niet lang. Verloren? Dan nog snel een rondje spelen. De deelnemers gingen actief aan de slag: ze speelden een aantal spellen waarin kennis, vaardigheden en inzichten op het gebied van getalbegrip centraal staan. De spellen kunnen
juni 2014
17
zelfstandig gespeeld worden of samen met de kleuteronderwijzer. Ze zijn geschikt voor interactief, klassikaal gebruik. Ze beantwoorden aan de ontwikkelings- en leerplandoelen en weerspiegelen de leerlijn van wiskundige initiatie in de kleuterklas. Er werd ook ingezoomd op een aantal criteria waaraan spelletjes moeten voldoen en de aanpak van de kleuteronderwijzer.
WW 5: God, laten we er maar (g)een spel van maken! Ludo Guelinckx en An De Clerk Ervaring leert begeleiders en nascholers dat het aanbod binnen de godsdienstige ontwikkeling vaak beperkt wordt tot twee ervaringssituaties: ontwikkelingsondersteunend leren en ontmoeten. In deze werkwinkel kregen de deelnemers een ruim aanbod aan concrete voorbeelden en konden ze aan den lijve ervaren hoe ook het zelfstandig spel in dit ontwikkelingsdomein volwaardig kan worden betrokken. Meteen werd de kans benut om te tonen hoe de godsdienstdienstige ontwikkeling een geïntegreerde plaats verdient in het lopende BC en niet in een vergeethoekje mag worden gedrumd.
WW 6: Spelenderwijs door het Ontwikkelingsplan An Van Rompaey en Ime Dehon Elke kleuter ontwikkelt zich op een specifieke manier. Spel is essentieel voor de optimale ontwikkeling van het jonge kind. Het Ontwikkelingsplan biedt kapstokken voor
18
juni 2014
(toekomstige) kleuteronderwijzers die ontwikkelingsgericht met kinderen aan de slag willen. Binnen dit referentiekader gingen de deelnemers op zoek naar de mogelijkheden van spelontwikkeling en welke invloed spel heeft op de klaspraktijk. Ze zoomden in op wat kleuteronderwijzers nodig hebben om kleuters spelenderwijs te stimuleren in hun brede ontwikkeling. Daarnaast werd er ook aandacht besteed aan de rol van begeleiders en lerarenopleiders binnen dat leerproces.
WW 7: Dramatisch spel Gerda De Backer Dramatisch spel komt binnen muzische opvoeding soms minder aan bod. In deze werkwinkel werd het in volle glorie benaderd. Wat zijn de aspecten binnen drama? Hoe kan je dramatisch spel beschouwen en creëren? Een filmpje, inspiratie voor een BC, de huishoek … Aan de hand van praktische voorbeelden werd het deelleerplan toegelicht en kregen de deelnemers een schat aan inspirerende tips om dramatisch spel in de klas een plaats te geven.
WW 8: Juf, speel je mee? Ellen Bauwens en Soraya Fret Spelen is voor jonge kinderen fundamenteel. Al spelend ontdekken de kleuters de wereld. Een rijk spel prikkelt alle ontwikkelingsdomeinen: ze exploreren, leren probleemoplossend denken, oefenen motorische vaardigheden en gaan in interactie met elkaar en de kleuteronderwijzer. De wijze waarop de
kleuteronderwijzer participeert in het spel kan stimulerend zijn voor de ontwikkeling van de kleuters. Hoe kan je ervoor zorgen dat er iets te beleven valt en dat kleuters actief ervaringen kunnen opdoen? Meespelen is de boodschap! In deze werkwinkel lag de focus op de soorten spel, de spelontwikkeling bij kleuters en de mogelijke begeleidingsrollen van de kleuteronderwijzer.
Dit vonden de deelnemers ervan … De dag van het kleuteronderwijs werd door de deelnemers positief onthaald. Het thema was actueel, de organisatie verliep vlot. In de werkwinkels was er naast de inhoudelijke input ook ruimte voor het delen van bruikbare tips en materialen, wat erg gewaardeerd werd. In de evaluaties werden ook een aantal terechte opmerkingen en suggesties geformuleerd waaruit we kunnen leren. Zo mag er onder andere nog meer ingezet worden op de samenwerking en interactie tussen pedagogisch begeleiders en lerarenopleiders. We maken graag een afspraak op dinsdag 31 maart 2015 voor een nieuwe editie van de Dag van het kleuteronderwijs! Soraya Fret, pedagogisch begeleider VVKBaO
SECUNDAIR ONDERWIJS
hervorming secundair onderwijs
Het VVKSO informeert en gaat in gesprek Eén van de opdrachten van het VVSKO is aan visieontwikkeling doen. Ook in het dossier ‘Hervorming secundair onderwijs’ wil het Verbond zich niet onbetuigd laten. We hebben in vorige nummers van Forum reeds voldoende stilgestaan bij de VVKSO-visie over de toekomst van het secundair onderwijs inKLEUREN. Bij de ontwikkeling van een visie zijn communicatie naar en dialoog met wie de visie straks in de praktijk moet brengen, cruciaal. Tijdens eerdere infosessies in de verschillende diocesen had het VVKSO het aanbod gedaan om in de loop van het 2de en 3de trimester de scholengemeenschappen zelf te bezoeken. Meer dan 50 scholengemeenschappen tekenden in op het aanbod. Bij het schrijven van dit artikel zijn ongeveer 20 scholengemeenschappen bezocht, voldoende dus om een eerste bilan op te maken. In december 2013 trok het VVKSO naar elk diocees om het denkwerk omtrent het secundair onderwijs van de toekomst te delen met de achterban. De sessies in de verschillende diocesen hadden tot doel de directies kapstokken aan te bieden om hierover binnen de eigen school/ scholengemeenschap in gesprek te treden met de leraren en met ouders. Het was ook de bedoeling dat de schoolbesturen reflecteerden op de mogelijke consequenties voor hun scholen. Tijdens onze huidige ronde van de scholengemeenschappen kunnen zij kiezen uit twee formats. Het format ‘beleidsinfo’ focust zich op grote groepen (van leraren) en besteedt aandacht aan de algemene principes, doelstellingen en methodiek van de VVKSO-visie. Bedoeling is om sloganeske taal en oneliners te overstijgen en de keuzes die het VVKSO heeft gemaakt inhoudelijk te onderbouwen. Het format ‘beleidscontact’ heeft als doel om in discussie te gaan en om mee na te denken over de consequenties van de uitgewerkte visie op de situatie van de regio of scholengemeenschap. Dit format richt zich tot kleinere groepen, voornamelijk bestuurders van schoolbesturen en directies; diegenen die de verantwoordelijkheid opnemen voor de organisatie van het katholiek onderwijs in een bepaalde regio. De contacten met de leraren leren ons dat zij open staan voor de structurele ingrepen die het VVKSO voorstelt, indien er voldoende tijd is om de keuzes te argumenteren. Vele reacties van leraren gaan dan ook in de richting
dat ze na de toelichting enigszins gerustgesteld zijn. Minpunt is dat de principes van het VVKSO voor hen vaak te weinig concreet zijn. Vanuit die optiek stellen ze veel vragen over de toekomstige eerste graad. En toegegeven: voor de concrete uitwerking van de eerste graad heeft het VVKSO binnen zijn achterban nog geen draagvlak gevonden. Ook de mogelijke overgangen tussen de verschillende studierichtingen, vb in de loop of op het einde van de tweede graad is een steeds terugkerende vraag. Wat de leraren ook (terecht) bezig houdt, is de significante toename van leerlingen die extra zorg nodig hebben en het aanvoelen dat ze hiervoor onvoldoende opgeleid zijn. Het VVKSO noemt de rol van de leraar één van de kritische succesfactoren voor het slagen van de ‘hervorming’ en onderschrijft de nood aan een leraar die een professional is. Vanuit deze invalshoek vragen de leraren dat hun professionaliteit erkend wordt door meer gewicht te geven aan de adviezen van de klassenraden in het kader van studiekeuze. Bij de beleidscontacten ligt de focus zeer sterk op het studieaanbod en de gevolgen van de voorgestelde reductie van studierichtingen (ondergebracht in studiedomeinen ) voor de individuele scholen. De reductie van studierichtingen kan immers betekenen dat scholen die op basis van het huidige studieaanbod geen ‘concurrenten’ zijn, wat de rekrutering van leerlingen betreft in elkaars vaarwater terecht komen. In vele regio’s zullen (nieuwe) transparante afspraken nodig zijn over welke school wat in de toekomst
kan aanbieden. We rekenen erop dat straks de grotere schoolbesturen die voor een Vlaanderenbrede organisatievorm opteren, zich ook verantwoordelijk zullen voelen voor het katholiek onderwijs in een regio. Zo kom ik bij de bestuurlijke schaalvergroting. Bijna automatisch verlegt een discussie over het toekomstig studieaanbod de focus op een bestuurlijke schaalvergroting. Bijna in elke scholengemeenschap is de conclusie dat er in de toekomst sterke, bestuurskrachtige schoolbesturen zullen nodig zijn om te komen tot een sterk, rationeel en evenwichtig studieaanbod in de regio. De implementatie van een toekomstig secundair onderwijs kan onmogelijk slagen zonder krachtige schoolbesturen. De ervaring leert het VVKSO dat minder schoolbesturen leiden tot betere resultaten op het vlak van rationalisatie van het studieaanbod. Ook de toekomstige schoolstructuur is een voortdurend gespreksonderwerp en het woord ‘domeinschool’ valt hier meermaals. Ook hier kan het VVKSO een geruststellende boodschap brengen. Het is nooit onze bedoeling geweest om een bepaalde schoolstructuur op te leggen. De inhoudelijke doelstellingen die het VVKSO wil nastreven, met name een optimalisering van de studiekeuze en maximaal inspelen op de verschillende leerlingenprofielen, moeten in verschillende structuren van scholen gerealiseerd kunnen worden. Tussentijds kunnen we stellen dat de visie en de gebruikte methodiek van het VVKSO niet gecontesteerd wordt, maar bescheidenheid is op zijn plaats: structurele ingrepen kunnen enkel de realisatie van beoogde doelstellingen faciliteren. Het verschil wordt niet in Brussel gemaakt, maar wel in Maaseik, Blankenberge, Beringen en elders door professionele en enthousiaste directie- en leraren-teams, die gesteund worden door bestuurskrachtige schoolbesturen. We prijzen ons gelukkig dat we die tijdens ‘onze ronde’ in groten getale mogen ontmoeten. Chris Smits Secretaris-generaal VVKSO
juni 2014
19
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
de ‘groote oorlog’, anders bekeken Herinneringseducatie kwalitatief verbeteren door vakoverschrijdend werken
I
n het kader van de herdenking van 100 jaar Eerste Wereldoorlog organiseert de Katholieke Hogeschool VIVES op dinsdag 21 en woensdag 22 oktober 2014 het tweedaags internationaal congres “De Groote Oorlog anders bekeken” in Kortrijk. Dit initiatief, dat loopt in samenwerking met de provincie West-Vlaanderen, het Eekhoutcentrum en de DPB-Brugge, is de opvolger van het succesvolle congres “De Groote Oorlog Her-dacht” dat in 2012 plaatsvond. Op dinsdag 21 oktober 2014 staan een aantal gerenommeerde sprekers op het programma. De focus ligt op hoe verschillende samenlevingen omgaan met het fenomeen oorlog, welke impact de ‘Groote Oorlog’ hierop had en welke factoren hierbij een rol spelen. Vooraanstaande historici uit binnenen buitenland (Adam Hochschild (VS), Marc Reynebeau, Anne Morelli, Georgi Verbeeck en Kaat Wils) werden bereid gevonden om een lezing te geven. Als afsluiter van de eerste dag staat de schitterende voorstelling “Velden van weleer” van Kees en Chrisje Brants & The Trench Octet op het programma. Zij brengen het verhaal van de Groote Oorlog in woord, beeld en lied. Het programma van woensdag 22 oktober 2014 bestaat uit een mix van workshops, voorstellingen en lezingen. Hierbij wordt duidelijk gemaakt hoe de Groote Oorlog heel gevarieerd en vakoverschrijdend aan bod kan komen in het onderwijs en in het sociaalcultureel werk. Daarnaast kunnen ook een paar unieke voorstellingen voor het brede publiek bijgewoond worden. Bedoeling van deze dag is om de kwaliteit van herinnerings- en vredeseducatie te verbeteren door voorbeelden aan te reiken van vakoverschrijdend werken rond WOI. Hiertoe wordt een brede waaier aan vakken ingezet en met elkaar verbonden: geschiedenis, esthetica, film, muzikale opvoeding, plastische opvoeding, humane wetenschappen, moderne talen, chemie, fysica, wiskunde, aardrijkskunde, biologie, godsdienst en filosofie. Tegelijk kan hierdoor een aanzienlijk pakket aan vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen gerealiseerd worden. Uiteraard staat context 7 (socioculturele samenleving) hierbij voorop. Door zo te werken krijgt herinneringseducatie een attractieve en frisse
20
juni 2014
up-date en wordt komaf gemaakt met een gedateerde visie die te nadrukkelijk gericht was/is op geschiedenis. In deze workshops worden dan ook voorbeelden gegeven van hoe leerlingen heel actief kunnen betrokken worden in dit opzet. Bedoeling is dat zij competenties ontwikkelen en oefenen om zelf op onderzoek te gaan, gegevens te interpreteren en te rapporteren. Ze leren hierbij in team werken, probleemoplossend denken en ontwikkelen communicatievaardigheden. Samen met de aangeboden workshops van tijdens het eerste colloquium (oktober 2012) worden nagenoeg alle vakken uit de curricula van het secundair onderwijs bereikt. Uniek aan dit congres is dat het ook niveauoverstijgend van aard is: er staan workshops geprogrammeerd voor het basisonderwijs, het secundair onderwijs (- ook voor het bijzonder secundair onderwijs-) en het hoger onderwijs. Alle deelnemers kunnen niveauoverstijgend intekenen voor deelname aan een workshop. Ook opmerkelijk is dat 120 derdejaarsstudenten van VIVES uit de lerarenopleidingen van de campussen Brugge, Tielt en Torhout tijdens de 2-daagse de klas overnemen van leerkrachten basisonderwijs die het congres volgen. Op 21 oktober 2014 start het congres met de lezing ‘To End All Wars’ van de Amerikaanse publicist Adam Hochschild. Het is ook de titel van zijn boek, dat in het Nederlands verscheen onder de titel ‘Verzet en eendracht. De Grote Oorlog, 1914-1918’. Hierin geeft hij eerherstel aan de vredesactivisten die tegen de waanzin van de Grote Oorlog protesteerden en klaagt hij de medeplichtigheid van de massamedia aan. Hij wordt hierbij ingeleid door acteur Wim Opbrouck. Journalist en historicus Marc Reynebeau zorgt voor de tweede keynote van de voormiddag.
Hij gaat na wat de invloed was van WOI voor de 20ste eeuw. In de namiddag zijn parallelle plenaire sessies, waarvan de deelnemers er één moeten kiezen. Anne Morelli van de Université Libre de Bruxelles (ULB) toont aan hoe ingrijpend oorlogspropaganda haar stempel zette op het verloop van de oorlog. Georgi Verbeeck is hoogleraar in Leuven en Maastricht en Duitslandspecialist. Zijn lezing gaat zowel in op de invloed van WOI op de binnenlandse politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van Duitsland als op de manier waarop nu, 100 jaar later, in Duitsland op de oorlog wordt terug gekeken. Kaat Wils is hoofddocente geschiedenis in Leuven en is er ook betrokken bij de Lerarenopleiding geschiedenis. Samen met Karel Van Nieuwenhuyse publiceerde ze recent over de ‘zin en onzin van herinneringseducatie’. Vanuit de eindtermen wordt elke school geacht aan herinneringseducatie te doen. Wils gaat na hoe zinvol die ambitie is vanuit een historisch en geschieddidactisch perspectief. Dit zijn de 18 werkwinkels op 22 oktober 2014: • Griet Brosens, Op zoek naar gesneuvelde Belgische soldaten uit de Eerste Wereldoorlog • Ann Callens, De vuige sluipmoordenaar (chemische oorlogsvoering) • Linda De Clercq, De War Poets, Engelse frontpoëzie uit WOI • Luc Gheysens, Geheime codes of hoe wiskunde een oorlog kan beïnvloeden • Christa Pacco/Christine Surmont, De Eerste Wereldoorlog in de basisschool: leren én beleven • Nicole Pannier/Greet Verschatse, Kortrijk 14/18, case-study van een bezette stad in het Etappengebiet (met transfermogelijkheden naar andere locaties) • Philippe Servais, Een Kleine Vrede in de Groote Oorlog • Lieven Stubbe, De Ieperboog: het landschap als getuige van de Groote Oorlog • Marieke Stubbe, De Groote Oorlog bekeken door de ogen van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs
• Yves T’Sjoen, Vlaamse frontpoëzie tijdens de Groote Oorlog • Heidi Timmerman, Filmproject ’14-herd18’ op tablet • Luc Vanacker, De grote leemte. Nooit gestelde vragen over de Eerste Wereldoorlog • Marleen Vandenberghe, 4 jaar herdenking WOI in de lagere school? Een uitdaging! • Hugo Verkest, God aan het front • Aline Verbeeck, Kinderen in bezet gebied • David Vergauwen, Avant-garde in de loopgraven. De kunstenaar als frontsoldaat • Stefaan Vandenbussche, Vrouwen in de Groote Oorlog • Sofie Viaene, Nooit meer oorlog Deelnemers kiezen drie werkwinkels uit dit aanbod van 18. Prijs (inclusief congresmap, maaltijd en receptie) is 150 euro voor 2 dagen en 80 euro voor 1 dag. Studenten betalen 75 euro voor 2 dagen en 40 euro voor 1 dag. Inschrijven is mogelijk via de website van het Eekhoutcentrum: www.eekhoutcentrum.be ‘De Groote Oorlog anders bekeken’ Meer informatie: http://dvt.vsko.be/nieuws/agenda Johan Vankeersbilck, DPB-Brugge
juni 2014
21
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
werkplekleren Een vernieuwd ‘stage’-concept binnen de lerarenopleidingen voor kleuter- en lager onderwijs
V
orig jaar vierde de toenmalige KATHO campus Tielt vijf jaar werkplekleren. In de traditie van een oude zegswijze ‘al doende leert men’, schetst het jubileumboek(1) de grote krijtlijnen van deze boeiende leerroute naar het werkveld toe. Het kleinschalig proefproject dat in 2008 het levenslicht zag, werd stilaan volwassen. Het aantal startende studenten en deelnemende partnerscholen uit de aanvangsfase is intussen vermenigvuldigd met circa factor 7(!): van 2 naar 15 partnerscholen en van 18 starters naar meer dan 100. Intussen floreert de eerste lichting van afgestudeerden al in onze basisscholen. De Diocesane Pedagogische Begeleidingsdienst Brugge werd voor de opstart bij het project betrokken, o.m. bij de zoektocht naar basisscholen in de regio Kortrijk. Daarnaast bezochten we n.a.v. een interne vormingsdag in april 2011, met onze voltallige ploeg de allereerste ‘werkplekschool’ Sint-Paulus waar momenteel onze eigen dochter haar aspiraties om kleuterjuf te worden, probeert waar te maken.
Het concept Sinds de start vormt werkplekleren binnen de huidige Katholieke Hogeschool VIVES campus Tielt samen met de dagopleiding en het afstandsonderwijs de drie leerroutes in de professionele ontwikkeling tot bachelor kleuterof lager onderwijs. Het was toentertijd uniek maar het kreeg intussen in Vlaanderen – wat mij eerlijk ge-
zegd ietwat verbaast – nog maar heel beperkte navolging. De hogeschool lanceerde een hernieuwd samenwerkingsplatform tussen haar opleiding en de basisscholen. Studenten krijgen van meet af aan een bad in ‘het grote onderwijsgebeuren’ d.m.v. gerichte observaties, oefenmomenten en stageblokken en daarbij vormt het opdoen van praktijkervaring dé cruciale schakel in het leerproces. Tijdens het oefenen mogen de studenten fouten maken; er is immers altijd begeleiding voorzien. Op dinsdag en donderdag gaan alle studenten naar hun werkplekschool. Zij doen er ervaring op in een welbepaalde leefgroep of klas, een andere naargelang het semester. De interne coach is de go-between tussen de basisschool en de lerarenopleiding en begeleidt ook de leraren ‘in spe’ om hun leerproces te optimaliseren; dit gaat zowel om de individuele ontwikkeling als om delend leren in de vaste momenten waarin alle werkplekstudenten van dezelfde school samenkomen. Die interne coach brieft en ondersteunt ook de plaatselijke mentoren. Op maandag en vrijdag vinden de ‘gewone’ lesdagen plaats waarin de praktijkervaringen gelinkt worden aan de ‘leer’-stof. Het beste voorbeeld hiervan is het vak pedagogie waarin theoretische referentiekaders rond bv. leef- en leerklimaat, diversiteit …, gekoppeld worden aan concrete casussen uit de werkplek. De woensdag wordt vrijgehouden voor de vele voorbereidingen en groepsopdrachten. Een veel gestelde vraag is of deze leerroute geen afbreuk doet aan de verwachte ‘klassiekere’ leerstof; mijns inziens niet. Alle studenten verwerven immers de hele dag door informatie omdat zij constant ‘online’ zijn. Werkplekstudenten assimileren bovendien die theorie veel vlotter vanuit hun vele leermomenten op de klasvloer en de wekelijkse samenkomsten met hun lotgenoten.
Elise Misschaert observeert in de leefgroep van het 2de/3de kleuterklas.
22
juni 2014
De meerwaarde voor de aspirant-leerkracht Omdat we met onze eigen begeleidingsdienst erg nauw betrokken zijn bij de werking en de visie van Dene Magna(2) rond ‘learning from within’ boeit de thematiek van het werkplekleren ons dermate. Net zoals we ook in het eigen professionaliseringsbeleid het luik van de theoretische input wat afzwakken door de bewuste verruiming van diverse vormen van intern leren - o.m. hospiteerbeurten en ‘toolbox’-meetings – zien wij in het verhaal van het werkplekleren ook de focus op het eigen praktijkgerichte studietraject in verregaande samenwerkingsvormen met de werkplekschool, de interne coaches, de medestudenten … De werkplekschool is net als Dene Magna hét typevoorbeeld van een professionele leergemeenschap waarin ook de studenten echte teamspelers leren worden die ervaringen, lesvoorbereidingen, documenten en materialen met elkaar delen. De student krijgt van bij het begin een bijzonder grote verantwoordelijkheid voor het persoonlijk leerproces waarin zelfreflectie een enorm belangrijke rol speelt. De praktijkervaring wordt immers pas leerrijk als er ook iets mee gedaan wordt: reflectie en feedback, het integreren van de theoretische inzichten … De bijzonder goed ontwikkelde persoonlijke begeleiding door het samenspel van de werkplekschool en de opleiding – de leraren, de
interne coach, de praktijkcoördinator – biedt de kans aan de aspiranten om hun talenten maximaal te valoriseren en hun biografisch perspectief uitgebreid te verrijken: hij – meestal zij – krijgt zeker een plus in de ontwikkeling van zijn/haar beroepsidentiteit en kernkwaliteiten én de ontwikkeling van de basiscompetenties zoals die van elke leerkracht verwacht worden (en ook in een publicatie(3) zijn opgenomen). Wanneer, bij wijze van voorbeeld, vermeld wordt dat ‘de leraar lid is van een schoolteam’ dan hoeft het geen betoog dat de werkplekstudent hier net iets vlugger aan beantwoordt dan iemand van de reguliere opleiding. Een blik op de inhoudstafel uit het geciteerde jubileumboek leert ons iets over de specificiteit van deze opleiding. Even een greep uit het aanbod: criteria voor het ontwerpen van een werkplekgerichte opdracht, graduele opbouw van reflectie, leidraad voor reflectiegesprekken en voorbeelden van leergesprekken, methodieken om de focus op een werkplekschool en opleiding als lerende organisatie te bespreken … Tot slot, nog deze twee belangrijke aanvullingen: 1
wat vaak als element van meerwaarde wordt vergeten, maar wat mij heel cruciaal lijkt is de mogelijkheid om via deze leerroute ook een ander type van student te kunnen aanspreken. Als wij ervan uitgaan, en dat is in elk geval mijn overtuiging, dat je in een pedagogisch-didactisch proces zoveel mogelijk leerlingen moet proberen te
bereiken door ook met de verschillende leerstijlen rekening te houden dan lijkt het me een goede zaak dat ook de hogescholen een diversificatie binnen hun opleiding proberen aan te reiken. Dit was al het geval bij meerdere studiegebieden, de lerarenopleiding moest wel volgen. Er zijn bovendien ook nogal wat jongeren die aan het eind van het secundair onderwijs een zekere leermoeheid vertonen en bij wie ‘traditionele’ dagopleidingen niet meteen de motivatie weer aanzwengelen. Voor hen en/of de studenten die eerder praktisch en creatief ingesteld zijn, is werkplekleren wellicht een stimulerende leerroute. 2
De studenten leren meteen met het hele schoolgebeuren kennismaken. Ze leren al gauw dat er bij de job van leerkracht naast de leerkrachtentaak heel wat komt kijken: bewegingsopvoeding, toezicht, contact met de ouders, de schoolvisie en haar prioriteitenbewaking, de samenwerking met collega’s … Met werkplekleren weet men echt wel van meet af aan wat de taak als leerkracht inhoudt.
De meerwaarde voor de basisschool Niet elke school is bereid om als werkplekschool te fungeren. Maar liep de zoektocht naar nieuwe partners in het verhaal aanvankelijk niet van een leien dakje, dan stellen er zich intussen toch al meerdere scholen kandidaat in de regio Menen – Kortrijk –
Leen Luwaert aan de slag in het 2de leerjaar.
juni 2014
23
Tot slot Enkele jaren geleden verscheen in het SintCanisiusblad, het tijdschrift van de begeleidingsploeg van het basisonderwijs binnen DPB Brugge, een eerste artikel over werkplekleren. We kregen hier heel wat positieve reacties op zodat een vervolg eigenlijk niet kon uitblijven. Forum wil vooral ‘beleidsverantwoordelijken’ met dit interessant concept van lerarenopleiding kennis laten nemen; voor ‘het werkveld’ verschijnt er een artikel in het juni-nummer van School+visie.
De werkplekstudenten op hun ‘passe-partout’ elke donderdagnamiddag.
Waregem; er zijn er momenteel vijftien. De mond-aan-mondreclame, het olievlekprincipe of het multiplicatoreffect heeft hier zijn werk gedaan. Wanneer de studenten hun ‘toonmoment’ hebben, kan dit voor de leerkrachten op de werkplek inspirerend werken. Ze worden vaak door de innoverende en enthousiaste insteken van hun aspiranten ‘getriggerd’ om zichzelf te vernieuwen en/of zich (opnieuw) te verdiepen in de onderliggende referentiekaders. Op deze wijze wordt bijgedragen aan de werkplekschool als lerende organisatie. De school krijgt ook heel veel stimuli naar het collectief leren toe en is dit niet juist één van de zes beleidsdomeinen die professor Geert Devos vernoemt als kenmerk van een effectief schoolbeleid? De werkplekstudenten delen elke donderdagnamiddag al hun ervaringen, doen aan reflectie en worden gecoacht. De interne coaches komen zelf maandelijks samen over alle scholen heen en stimuleren aldus het ‘learning from within’.
Deze cultuur van continue professionalisering bereikt vaak haar hoogtepunt omdat leerkrachten in de werkplekschool, in het zog van wat zij ervaren met de studenten, zelf gaan hospiteren bij collega’s of dat zij bij klasherschikkingen en overnames, samen een intensieve en interne navorming kunnen volgen. Nog een voorbeeld hiervan is dat een docent samen met een aantal leerkrachten van de basisschool enkele lessen uitwerkt volgens de laatste vernieuwingen. Leerkrachten testen dit uit en komen nadien opnieuw met de docent samen voor de nabespreking. Studenten geven die lessen dan ook zodat iedereen van iedereen ook leert. Niet onbelangrijk voor de lerarenopleiding is dat de docenten op die manier ook voeling met het werkveld blijven houden. Vergeten we natuurlijk niet dat de aanwezigheid van werkplekstudenten ook voor andere gelegenheden meer dan welkom kan zijn. Zij kunnen ingezet worden als extra ondersteuning
Ondertussen heeft de Katholieke Hogeschool Vives de visitatie van o.m. haar lerarenopleidingen achter de rug en het rapport voor deze leerroute was uitermate positief. Met eigen woorden samengevat, klinkt het als volgt: ‘ werkplekleren is een innovatief leertraject dat we nog niet elders hebben gezien. Over de achterliggende visie stellen we enthousiasme vast bij het werkveld en de student. Deze leerroute heeft terecht haar plaats gekregen in de opleiding. De commissie suggereert om de goede ervaringen van het werkplekleren te benutten voor de andere leerroutes’. Natuurlijk is het welbevinden van de eerste betrokkenen in dit verhaal, de werkplekstudenten zelf, het allerbelangrijkste, maar de waarderende bevindingen van externen vormen uiteraard een opsteker van jewelste! We kunnen enkel hopen en wensen dat ook andere hogescholen – en ik heb minstens weet van één – zich hierdoor laten inspireren om deze leerroute ook uit te proberen. Stefaan Misschaert Directeur DPB Brugge (1) Jubileumboek: Wante, D. De leerkracht van de werkplek / een win-win voor studenten en professionals. Lannoo Campus, 2013. (2) Dene Magna is een public school in Mitcheldean, Gloustershire, UK. Hun visie bestaat erin dat ‘everybody should maximize his potential ánd enjoy this process’. Ze proberen dit te realiseren via allerlei vormen van ‘collaborative culture’ of vrij vertaald ‘delend leren’. (3) Publicatie brochure basiscompetenties: Focke, S. De 10 basiscompetenties van de leraar. Plantyn, 2012.
24
juni 2014
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
aan de slag met data Eerste reflecties uit het nascholingsproject ‘datagebruik’
D
atagebruik is een ‘hot’ topic, internationaal én in Vlaanderen. Maar kan datagebruik ook een meerwaarde bieden in de kwaliteitsontwikkeling van het Vlaams onderwijs? In het schooljaar 2013-2014 liep het proefproject ‘Datagebruik’ in een tiental Vlaamse secundaire scholen. Momenteel is het proeftraject nog lopende, maar we willen al enkele preliminaire reflecties maken. Hoe verliep het traject datagebruik? Welke hindernissen ondervonden we? Waar liggen de belangrijkste uitdagingen naar volgend jaar toe? Welke kansen zien scholen om datagebruik in de kwaliteitswerking van de school te integreren? Daar er heel wat data aanwezig zijn in scholen en ze ook veel data aangeleverd krijgen, stijgt de vraag naar ondersteuning op dat vlak. Enerzijds gaat het om data leren lezen en interpreteren, anderzijds wil men ze aanwenden om hun beleid vorm te geven. Bijvoorbeeld de databundels van de overheid op het platform ‘mijn onderwijs’ en de cijferrapporten van inspectie, maar ook de data verzameld door gemeenten en LOP’s kunnen interessante informatie bevatten voor scholen. Intern zijn bijvoorbeeld leerlingvolgsysteem, overzichten van attesten, lesobservaties en verslagen van vakvergaderingen waardevolle bronnen om te analyseren. Internationaal wordt meer en meer ingezet op de ondersteuning van scholen in hun datagebruik. Ook in het Vlaams onderwijs is er heel wat in beweging op dat vlak, op verschillende niveaus. In een tiental katholieke secundaire scholen werd een proefproject opgestart vanuit de samenwerking van de pedagogische begeleidingsdienst en de dienst nascholing en internationalisering van het VSKO.
keting te doen of strategisch in te zetten. In het nascholingsproject vertrekken we vanuit een leerlinggerichte focus die de school zelf naar voor schuift. Dit kan een beleidsdomein zijn waar men mee bezig is, een probleem dat men nader wil onderzoeken of een thema dat men wil verkennen. Hieronder een greep uit de vele vragen die aan bod kwamen tijdens de proeftrajecten. School A wil haar huidige studie- en trajectkeuzebegeleiding evalueren. Er wordt hierbij de vraag gesteld hoe hun leerlingen het doen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. “Naar welke studierichtingen stromen onze leerlingen door? Hoe succesvol zijn ze? Hoeveel leerlingen zijn werkzoekend?” School B wil haar adviezen evalueren die aan het einde van het tweede jaar gegeven worden: “Zijn ze goed? Zijn we niet te streng? Worden onze adviezen opgevolgd? Interpreteren de ouders/leerlingen de adviezen op een manier zoals wij het bedoeld hebben?”
Proefproject datagebruik
School C wil inzetten op het begeleiden van anderstalige leerlingen. “Hoe doen onze anderstalige leerlingen het? Hoe evolueren taalzwakke leerlingen op taaltesten en schoolresultaten? Hebben de engagementen en extra begeleiding succes, bij wie wel en bij wie niet?”
Vraaggestuurde werking
Datateams
Met het project datagebruik willen we scholen ondersteunen in het gebruik van data in hun kwaliteitsontwikkeling, zowel op schoolals klasniveau. We leggen hierbij de nadruk op ontwikkeling. Het is dus niet de bedoeling om data te gebruiken om bepaalde standpunten of resultaten te verantwoorden, aan mar-
Het werken met data vereist verschillende taken en competenties: data verzamelen, verwerken, interpreteren, conclusies trekken en met de anderen van het schoolteam communiceren. Deze verschillende rollen worden opgenomen in een ‘datateam’. Het is onze ervaring dat deze verschillende competenties
doorgaans wel aanwezig zijn in een secundaire school; er zijn personeelsleden die kennis hebben van databeheer (bv. ICT-coördinatoren, leerlingenadministratie); leerkrachten die kennis hebben van statistiek (bv. leerkracht wiskunde of economie) of het gebruik van Excel (bv. leerkracht informatica). De directie kan onder meer ondersteunen bij de interpretatie van de gegevens en het aansturen/coördineren van het team. In een datateam worden deze verschillende personen samengebracht om data aan te wenden ter ondersteuning van de kwaliteitsontwikkeling van een school.
Samenwerking met de pedagogisch begeleiders De nascholing gebeurt in samenwerking met, en is tevens gericht op, de pedagogisch begeleiders. Pedagogisch begeleiders willen hierin gevormd worden en ervaring opdoen zodat ze begeleiding op maat kunnen bieden. Daarom betrekken we hen zo veel mogelijk bij dit nascholingsproject. Door de goedkeuring van onze aanvraag in het kader van een ministerieel nascholingsproject over datagebruik kunnen we hier volgend schooljaar nog sterker op inzetten.
Waar staan we tot hiertoe? Bij dit schrijven zitten we in de meeste trajecten nog in de dataverzamelingsfase. Hoe de trajecten aflopen, wat de effecten zijn of hoe ze geëvalueerd worden, kunnen we tot op heden nog niet zeggen. Maar we willen u wel al enkele reflecties meegeven. •
We stuiten op moeilijkheden met het exporteren van gegevens uit schooladministratiesystemen of leerlingvolgsystemen. De mogelijkheid tot het exporteren en koppelen van gegevens biedt enorme kansen voor de kwaliteitsontwikkeling binnen scholen. Welke feedback zou een school krijgen indien ze gegevens uit een leerlingvolgsysteem zou kunnen koppelen aan bv. gegevens over het succes in het vervolgonderwijs? Zulke gegevens zijn cruciaal om de effecten van bepaalde beslissingen (attestering, advisering, ondersteuning) te onderzoeken.
juni 2014
25
Bij deze een warme oproep aan de makers van softwareprogramma’s om dit gebruiksvriendelijker te maken. •
•
De ter beschikkingstelling van de databundels van de overheid via het platform ‘mijn onderwijs’ is een grote stap voorwaarts. Toch merken we dat scholen zelf graag kiezen met welke groep ze zich willen vergelijken; het Vlaams gemiddelde, een school met een gelijkaardig leerlingenpubliek, of een school met gelijkaardige studierichtingen, etc. Een flexibeler systeem, waarbij een school zelf rapporten kan samenstellen, kunnen wij daarom alleen maar toejuichen. Met het verzamelen van gegevens, zeker als het over gegevens over de loopbaan van leerlingen gaat - voor of nadat ze waren ingeschreven in de school – bevinden – we ons wat betreft privacy van leerlingen op glad ijs. Er is nood aan richtlijnen over het gebruik van data op school en het doorstromen van data van
de ene school naar de andere. We willen samen met andere actoren streven naar een duidelijk kader waarin scholen data kunnen aanwenden voor hun kwaliteitsontwikkeling mét een maximaal respect voor de privacy van leerlingen.
Volgend jaar Ook volgend schooljaar zal er een nascholingsaanbod zijn onder het thema ’Datagebruik in het kader van kwaliteitsontwikkeling’ dat open staat voor scholen en scholengemeenschappen basis, - buitengewoon en secundair onderwijs. Hiervoor werken we vanuit PBDKO en DNI samen met UAntwerpen en KU Leuven. We richten ons op kernteams bestaande uit enkele mensen van het beleidskader: algemeen directeurs, coördinerend directeurs, directeurs, adjunct-directeurs en (andere) beleidsmedewerkers (bestuurders, kwaliteits- en zorgcoordinatoren, TA, …). Daarnaast kan het interessant zijn een ICT-coördinator en/of een
Nieuw nascholingsaanbod online
secretariaatsmedewerker, vertrouwd met of geïnteresseerd in databeheer, te betrekken. Ook geïnteresseerde leraren kunnen hieraan deelnemen. Voor de plenaire sessies zijn naast pedagogisch begeleiders eveneens opleiders uit directie- en lerarenopleidingen welkom. Meer informatie vind je op de website van DNI, www.nascholing.be. Jerissa de Bilde, Nele Goethals Nascholers DNI Diane Jacobs Projectleider Marleen Decuyper Coördinator DNI Emile Claeys Stafmedewerker VVKSO
VSKO 2014-2015
Vanaf 1 mei kunt u inschrijven voor de initiatieven van het werkjaar 2014-2015 via WWW.NASCHOLING.BE.
26
juni 2014
SCHOOLBESTUREN
betrokkenheid creëren in het bestuur
Bestuurswerk is teamwerk.
B
estuurswerk is teamwerk. Teamwerk kan het bestuurswerk veraangenamen en lichter maken. Maar hoe stimuleer je dat? Hoe laat je alle bestuursleden (meer) participeren tot (meer) tevredenheid van medebestuursleden en van zichzelf? We gingen op zoek naar antwoorden en vonden deze bij de groepsdynamica en motivatieleer. Betrokkenheid creëren start met de bewustwording dat we kijken met onze persoonlijke bril en dat anderen het engagement of de participatie verschillend kunnen percipiëren. Met andere woorden, niet iedereen zal dezelfde mening hebben rond de participatiegraad van collegabestuurders. Objectieve indicatoren zoals aanwezigheid, tijdsengagement, inhoudelijke en creatieve bijdragen, aandachtig en actief meewerken in de vergaderingen bevatten uiteindelijk nog steeds een subjectieve noot. Dit vertrekpunt is van belang in het werken aan het verhogen van participatie. Aftoetsen bij het team bestuurders hoe ieder deze indicatoren interpreteert is nodig om aan de opdracht te beginnen.
Teameffectiviteit Het hoeft geen betoog dat het verhogen van de teameffectiviteit zal leiden tot meer tevredenheid en meer betrokkenheid van de bestuursleden. Iedereen werkt meer positief en geëngageerd binnen een hechte, constructieve samenwerking. Om dit te bereiken dienen wij in te grijpen op vier verschillende niveaus: de context, de samenstelling van het bestuur, de manier waarop de taken worden toegewezen en het proces (zie model 1: teameffectiviteit). Model 1: teameffectiviteit TEAMEFFECTIVITEIT
CONTEXT •
Adequate hulpmiddelen
•
Leiderschap en structuur (vergaderen)
•
Sfeer van vertrouwen
SAMENSTELLING •
Competenties
•
Persoonlijkheid
•
Toewijzing rollen
•
Diversiteit
•
Omvang teams
ONTWERP TAKEN •
Autonomie
•
Variatie in vaardigheden
•
Taakidentiteit
•
Taakbelang
PROCES •
Gemeenschappelijk doel
•
Concrete doelstellingen
•
Doeltreffendheid
•
Niveau conflicten
Enkele voorbeelden Bijvoorbeeld op het vlak van competenties van de leden speelt niet alleen technische bekwaamheid een rol; een bestuur heeft ook bestuursleden nodig die sterk zijn in probleemoplossing en besluitvaardigheid. De geschikte omvang van het team is belangrijk: “denk klein” is de boodschap. Een groep van meer dan tien bestuursleden wordt afgeraden. Bij een bestuur speelt steeds de overweging welke autonomie gedelegeerden krijgen bij het invullen van een taak. Een taak die veel autonomie en vrijheid bevat, werkt motiverend. Op procesniveau ervaren besturen die vanuit een duidelijke visie werken, hier ook een positieve invloed op de betrokkenheid van hun leden.
Groepsdynamisch model Het groepsdynamisch model helpt inzichten te verwerven in groepsontwikkeling, de verschillende communicatieniveaus en modellen van leiderschap. • Vaak gaat het bestuur ervan uit dat de groep bestuursleden een vaste gegevenheid is maar de realiteit toont aan dat die groep aan verandering onderhevig is. Nieuwe bestuursleden worden verwelkomd en geroutineerde leden verlaten om diverse redenen het bestuur. Dit brengt aanpassingen mee die ook de nodige aandacht vragen. Krijgen die aanpassingen hun verdiende aandacht? Wordt een nieuw bestuurslid bij zijn intrede voldoende gebriefd over de bestuurstaken, over de werkstructuur, over de rol van de medebestuurders? Een nieuw bestuurslid sluit aan bij de bestaande structuur, maar in welke mate wordt die structuur aangepast aan dit nieuw gegeven? Krijgt het nieuwe bestuurslid voldoende begeleiding maar ook ruimte voor inbreng? Bestuursleden verlaten het bestuur; een reorganisatie kan zich dan opdringen. Wordt die situatie aangegrepen om over de efficiëntie van de werking te reflecteren? • De verschillende communicatieniveaus kunnen worden verhelderd door de metafoor van de ijsberg (zie model 2: de verschil-
juni 2014
27
lende communicatieniveaus). Het inhoudsen procedureniveau is het zichtbare en waarneembare gedrag dat zich boven de waterspiegel bevindt. Het interactieniveau en het bestaansniveau bewegen zich onder de waterspiegel. Het contextniveau is de zee waarin de ijsberg zich bevindt. De communicatieniveaus hebben hun belang voor het stimuleren van de betrokkenheid van de teamleden. Duidelijkheid op inhouds- en procedureniveau verhoogt de teameffectiviteit en aldus ook de betrokkenheid. Het interactie- en het bestaansniveau spelen zeker ook een niet te onderschatten rol bij participatie. Wanneer de groepscohesie goed zit, bewerkstelligt die een aangenaam werkklimaat en willen bestuursleden er graag bij horen en mee werken. Wanneer je je als persoon aanvaard weet binnen de groep bestuursleden, heeft dit een positief effect op het engagement. Model 2: de verschillende communicatieniveaus •
•
•
•
•
Het inhoudsniveau “wat” Communicatie over het werk, de doelstelling, de taak, het beoogde eindresultaat, inhoudelijke onderwerpen Het procedureniveau “hoe“ Communicatie over werkwijze, agenda, tijdspad, werkvormen, besluitvormingsprocedures Het interactieniveau “tussen” Het groepsklimaat, de onderlinge betrekkingen, de affectieve verbanden, de rolverdeling, de groepscohesie, de invloedsverdeling. Het bestaansniveau “binnenwereld “ Het individuele proces, de persoonlijke identiteit, de persoonlijke ervaringen, de sturende overtuigingen en het zelfbeeld. Het centrale thema is erkenning krijgen voor je deelname, bijdrage, identiteit. Het contextniveau “buitenwereld” Maatschappelijke invloeden, gezinssysteem, sociale netwerk, bredere sociale omgeving.
• Voor een bestuur kunnen verschillende leiderschapsstijlen op verschillende momenten aangewezen zijn. Het situationeel leiderschap speelt in op wat op een gegeven moment noodzakelijk is om efficiënt te kunnen besturen. De leiderschapsstijl, het meest passend bij de bestuurswerking, bevordert hoge taakgerichtheid, een hoge relatiegerichtheid en inspireert de groepsleden om de beoogde doelstellingen te realiseren. Overmatig gebruik van interactie en overleg kan vermeden worden door ook gebruik te maken van de delegerende
28
juni 2014
stijl waarbij op afstand begeleid wordt en waar de taken worden verdeeld. Soms kan een directieve stijl aangewezen zijn, bijvoorbeeld in crisismomenten.
Motivatieleer Bij individuen kunnen we betrokkenheid verhogen door het stimuleren van autonome motivatie. Personen hebben behoefte aan autonomie, aan gevoel van competentie en aan relationele verbondenheid. Inzetten op die drie behoeften vergroot het engagement. Het gevoel van autonomie kan worden bevorderd door aan personen keuzes te laten. In een bestuur verdeelt men de taken naargelang de competenties maar keuzes inbouwen naar invulling van de taak, naar de manier waarop geeft meer plezier in de taak zelf. Bestuursleden sluiten meestal aan bij een bestuur omwille van hun competentie, dus dit gevoel van competentie is aanwezig. Door een duidelijke structuur en voldoende informatie aan te bieden zullen bestuurders zich bovendien ook competent voelen over het geheel van de bestuurstaken. De relationele verbondenheid is een stimulans voor bestuursleden om naar de vergaderingen te komen en om zich effectief in te zetten voor het gemeenschappelijk doel. We kunnen er niet omheen dat communicatie een zeer grote invloed uitoefent. De taal die wordt gebruikt, kan ervoor zorgen of personen afhaken of net gemotiveerd worden. Een neutrale, niet beoordelende taal geeft meest kans op succes.
Besluit We hebben drie manieren gevonden om betrokkenheid te creëren in het bestuur. We trachten ten eerste bij bestuursleden te zorgen voor de aanwezigheid van een grote autonome motivatie. Ten tweede hebben we aandacht voor het werken aan de groepsontwikkeling, de communicatie en de leiderschapsstijl. Tot slot zal een efficiënt draaiend team ook resulteren in een betrokken team. Lieve Van Camp vormingsmedewerker dienst voor inrichtende machten VSKO
Bronnen Maarten Vansteenkiste, Zelfdeterminatietheorie (2010). In Caleidoscoop, 22, 6-15. Wim Goossens, Integrale procesbegeleiding van groepen Tijdschrift werken, leren en leven met groepen, december 2004 Tijdschrift voor coaching n° 4 2009 Stephen P. Robbins en Timothy A. Judge, Gedrag in organisaties: GiO, tiende editie.
Masterclass voor bestuurders: start van het vormingsjaar 2014-2015 SPREKER: Mevrouw Saskia Van Uffelen, Digital Champion Belgium en CEO Belux bij Ericsson OVER: De kracht van de diversiteit: hoe het beste halen uit de verschillende generaties op de werkvloer? De deelnemers beluisteren welke oriëntaties een bedrijfsleider uit de profitsector kan meegeven aan bestuurders in de non-profitsector, i.c. het katholiek onderwijs. Ook in het bedrijfsleven heeft het management inspiratie nodig. Welke input kan de ondernemerswereld geven aan besturen met ziel en zakelijkheid, de baseline voor besturen in katholiek onderwijs? Deze masterclass tracht bestuurders uit te dagen, te inspireren en aan te zetten tot reflectie. De vorming beoogt eveneens de onderlinge contacten tussen bestuurders te bevorderen en kansen te geven tot netwerking. DATUM: Dinsdag 21 oktober 2014 van 16.00 u. tot 19.00 u. PLAATS: VSKO, Guimardstraat 1 te Brussel INSCHRIJVEN: Inschrijven via www.nascholing.be, onder ‘Aanbod besturen’ Helpdesk: tel. 02 507 07 80 (tijdens kantooruren),
[email protected]
Vormingsbrochure 2014-2015 voor besturen Bij dit Forumnummer vindt u de brochure met het vormingsaanbod 2014-2015 voor besturen. Voor volgend schooljaar staat er weer heel wat nieuws gepland voor bestuurders. We starten het vormingsjaar in oktober 2014 met een Masterclass verzorgd door een autoriteit in de profitsector: mevrouw Saskia Van Uffelen neemt ons mee in de ondernemerswereld. Christelijke identiteit en pastoraal is het eerste vormingsthema dat onder uw aandacht wordt gebracht in november/december 2014. Het vervolgscenario van bestuurlijke schaalvergroting wordt daarna in de maand januari 2015 opgenomen. We herhalen in maart 2015 de succesformule van het voorjaarsseminarie met een aantal nieuwe keuzemogelijkheden. Tot slot is er steeds de mogelijkheid een vorming op maat aan te vragen gedurende de loop van het schooljaar 2014-2015. Meer informatie over vorming en inschrijven via www.nascholing.be, onder ‘Aanbod besturen’. De contactpersoon per bestuur ontvangt ook een vormingsbrochure. Extra exemplaren kunnen worden aangevraagd bij
[email protected].
juni 2014
29
OPVOEDINGSPROJECT & PASTORAAL
tussen taal en teken Leeftocht 2014-2015 over symbolen
H
et onzegbare verwoorden en de werkelijkheid verbeelden doen dichters en kunstenaars als ze twee dimensies willen samenbrengen: de dimensie van het zichtbare en de dimensie van het onzichtbare.
PRAKTISCHE INFO Jaarabonnement
Teken
Taal
• Elke abonnee van Forum ontvangt Leeftocht gratis als bijlage.
Er zit meer in een vis dan je denkt. Het was het symbool bij uitstek voor de eerste christenen in een tijd toen het nog erg gevaarlijk was om je te ‘outen’ als christen. Om er zeker van te zijn dat de gesprekspartner die christenen voor zich hadden een geloofsgenoot was, tekenden ze een lijn in het zand. Als de ander dit herkende en de lijn vervolledigde tot het silhouet van een vis, dan kon er vrijuit gesproken worden. De vis op de affiche van de jaargang van Leeftocht zie je niet in de winkel, eerder in catacomben, kerken en kapellen. Op zijn buik en staart staan oudGriekse letters. IXΘY∑ of ichtus betekent VIS. Elke letter is de afkorting van een woord. Voluit staat er: Jezus Christus, Gods Zoon Redder.
De jaargang van Leeftocht 2014-2015 gaat over de zeggingskracht van het onzegbare. In een school gebeurt er heel wat. Niet alle ervaringen zijn zomaar te meten en te vatten in woorden, tabellen of grafieken. Er is meer tussen hemel en aarde dan waar wij in onze stoutste berekeningen over durven dromen. Zien wij het en durven wij er elkaar over vertellen?
• Wie geen abonnee van Forum is, kan een individueel jaarabonnement nemen.
Het schooljaar wordt gevat in 10 symbolen. Zij bevinden zich ergens Tussen taal en teken”. Ook het dagelijkse leven, de hele cultuur, de Bijbel en het onderwijs zijn ervan doordrongen. Kennen we ze en hoe geven ze richting aan dingen die we moeilijk onder woorden kunnen brengen, maar die wel een aparte dimensie geven aan ons leven?
• Hebben meer collega’s graag een origineel exemplaar van elk nieuw Leeftochtnummer? Vanaf drie jaarabonnementen op een zelfde adres geniet men van een voordelig groepstarief. Zie de voorwaarden op pastoraal.vsko.be in de rubriek Leeftocht. • De volledige jaargang kun je online bestellen via de knop Bestellen bovenaan de homepagina van pastoraal.vsko.be. Prijs: € 15 Powerpoint Online vind je een PowerPoint die je meditatief inleidt in het thema. Die PowerPoint vind je gehecht aan het startnummer van de jaargang. Betaling Abonnering gebeurt door overschrijving van het passende bedrag op het rekeningnummer BE 66 4350 3049 3143 – KREDBEBB van het VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel met de mededeling “7031/11310 – abonnement Leeftocht” + aantal exemplaren Contactgegevens Neem contact op met de Dienst Opvoedingsproject en Pastoraal van het VSKO: tel.: 02 507 07 71, e-mail:
[email protected].
30
juni 2014
JAAROVERZICHT LEEFTOCHT 2014-2015 MAAND
SYMBOOL
September
Bliksem
Oktober
Dans
November
Steen
December (advent, Kerstmis)
Droom
Januari
Wit
Februari
Schaduw
Maart (vasten)
Zout
April (Pasen)
Spiegel
Mei
Tent
Juni
Parfum
Is verschenen
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden? Surf dan naar www.vvkbao.be > inloggen > School+visie-zoeker.
juni 2014
31
Als jij er niet bent, dan is er ook geen wij. Dan ben ik alleen. En wat stel ik dan voor, als er geen jij is die me spiegelt of tegenspreekt? Ik ben maar mij als jij jou bent. Wij zijn maar ons als jullie er ook zijn. En de wereld is wat hij is zoals wij hem samen vormen, verbonden met elkaar tot een puzzel waarvan jij een stuk bent. Jij bent een stuk! Jij collega, jij geliefde, jij onbekende. © Koen Lemmens
Jij die het leven zoekt en jij die gevonden hebt. Jij die net als ik voelt. Jij die beter weet. Jij die niets weet, maar veel nadenkt.
© Koen Lemmens Parels? Een armband of halsketting? Misschien een gebedskraal, verbond(en) met God?
Jij die doet alsof. Jij die de clown uithangt. Jij die de was uithangt. Jij van wie niemand weet waar hij uithangt. Jij die hevig verlangt en jij die hebt wat je wou. Elk heeft z’n plek hier en wij vormen samen een wereld uit één stuk. Iesja
Aan sommige mensen en zaken
Paulus zegt: “Als de voet zou zeggen: ‘Ik ben geen hand, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort hij er dan werkelijk niet bij? En als het oor zou zeggen: ‘Ik ben geen oog, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort het er dan werkelijk niet bij? Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken? God heeft nu eenmaal alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde. Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel zouden vormen, zou dat dan een lichaam zijn?” (1 Kor 12)
zijn we gehecht, ja soms ook verknocht. Scheiden doet dan lijden. We zoeken naar affiniteit en continuïteit. We streven naar coherentie, cohesie en consistentie in ons leven. Naar de dragende grond ook van al wat bestaat. En wie Jezus volgt, komt uit bij God. Elk scharniermoment in het schoolleven nodigt uit om in die zin terug te blikken en vooruit te kijken. Oprapen of laten liggen?
Suggestie: Deze cover, met teksten uit Leeftocht, kan gebruikt worden voor een bezinnend moment.
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Leeftocht vind je in digitale vorm op pastoraal.vsko.be. Aarzel niet om je impressie te mailen naar
[email protected]. Bij dit juninummer van Forum vind je de affiche, het startnummer en het septembernummer van de jaargang 2014 – 2015 met als thema “Tussen taal en teken”. Bezoek onze website voor meer informatie en de gunstige groepsprijzen. ( http://ond.vsko.be/pastoraal ) Het juninummer van Leeftocht “Uit een stuk” kreeg je reeds in mei toegestuurd.
Jg. 29, Oprapen of laten liggen nr. 10, juni 2014