Jaargang 41 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus • Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
07
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t kat h o l i e k o n d e r w i j s
september 2010
In dit nummer DOSSIER
Professionalisering in het onderwijs
Forum nr. 7 • september 2010
Hoofdartikel Voortdurend professionaliseren een garantie op kwaliteitsvol onderwijs
3
In de kern Een boeket voor iedereen
4
Algemeen onderwijsbeleid Scholengemeenschappen Basisonderwijs 5 en secundair onderwijs Persbericht Fredy Mels nieuwe directeur 8 vzw Pedagogische Begeleidingsdienst Katholiek Onderwijs
Secundair onderwijs Eerste graad A-stroom Biologie wordt natuurwetenschappen
9
DOSSIER Professionalisering in het onderwijs
11
Interview. 70 000 halve dagen opleiding 2009-2010
12
Effectief professionaliseren op school
14
Nascholers aan het werk … Schooljaar 2009-2010
17
Een dag uit het leven van een nascholer Waar willen we met onze school naartoe?
19
Een dag uit het leven van een nascholer Een onvolmaakte reiziger
20
Op gesprek met nascholers
21
Nascholingsbeleid van het VDKVO hand in hand met begeleiding
23
Schoolbesturen Vormingsaanbod voor besturen, 2010-2011
27
Opvoedingsproject & pastoraal Een oase in je onderwijsleven Bezinning voor onderwijsmensen 2010-2011
29
Is verschenen School+visie en Breedbeeld
31
l e k i t r a d f Hoo Voortdurend professionaliseren een garantie op kwaliteitsvol onderwijs Ons katholiek onderwijs heeft een rijke traditie van kwaliteitsvol onderwijs. Om die traditie voort te zetten is het noodzakelijk dat schoolleiders én leraren zich voortdurend verder professionaliseren. Van schoolteams wordt immers heel wat verwacht. Denken we maar aan de verwachting de leerplannen vanuit een christelijke levensvisie te realiseren, om binnen onze katholieke school met multiculturaliteit te kunnen omgaan, om aandacht te hebben voor leerlingen met leernoden, om vaardig met ICT te kunnen omgaan, om met collega’s, ouders, CLB en externen te kunnen samenwerken… Redenen genoeg zou je denken om in de professionalisering van leraren te investeren. De resultaten uit de Talisstudie geven in Vlaanderen een lage vraag naar en een lage deelname aan professionaliseringsactiviteiten van leraren aan. Zij percipiëren de impact ervan trouwens heel laag. Tijd dus om hieraan een dossier in Forum te wijden. Recent onderzoek van o.a. Helen Timperley toont aan dat leerlingen meer vooruitgang maken als leraren zich blijven professionaliseren. Men vertrekt dan best vanuit de bekommernis om de resultaten bij leerlingen. Kennis van het verband tussen wat men in de klas doet en de veranderingen bij leerlingen is essentieel om de kwaliteit van het lesgeven en het onderwijs te verbeteren. Alle leerlingen worden hier beter van. Schoolleiders kunnen een stevige basis leggen, waarbij de lerende leraar model staat voor het leren van de leerlingen. Schoolleiders kunnen een essentiële rol spelen door o.a.: • binnen de school een leercultuur te ontwikkelen waarin leraren samen leren; • leraren professionele leerkansen te bieden; • de implementatie van nieuwe praktijken in de klas te ondersteunen; • het leiderschap van anderen te ontwikkelen, zodat gedeeld leiderschap ontstaat. Het VSKO beschikt daartoe over een sterk uitgebouwde structuur. Zowel centraal (DNI) als diocesaan en congregationeel staan nascholingscentra ten dienste van onze scholen. Ze garanderen kwaliteit en zijn graag bereid het professionaliseringsbeleid van je instelling mee vorm te geven. Dank aan al wie zich met veel overtuiging voor deze belangrijke koepelopdracht inzetten.
Rik Vanderhauwaert Directeur Dienst Nascholing en Internationalisering
Mieke Van Hecke Directeur-generaal VSKO
Het VSKO, zijn verbonden en diensten, wenst u een goede start van het nieuwe schooljaar 2010-2011!
IN DE KERN
EEN BOEKET VOOR IEDEREEN Op 1 september was het weer zo ver. Vele duizenden jongeren stapten een schoolpoort binnen. Voor sommigen was het de eerste keer dat zij kennis maakten met dit gebeuren. Anderen liepen hun vertrouwde school weer binnen en keken (verlangend?) uit naar de nieuwe leerkrachten en de nieuwe leerstof. Nog anderen kozen een nieuwe school en hopen zich er vlug thuis te mogen voelen. Zo was het ook voor de duizenden personeelsleden voor wie eveneens een nieuw ‘werkjaar’ begon. Graag wil ik vandaag, bij het begin van dit nieuwe school- en werkjaar, alle directies, personeelsleden, internaatsbeheerders en –medewerkers, leden van schoolbesturen maar ook alle medewerkers van het VSKO en alle pedagogisch begeleiders en nascholers een bloemenboeket aanbieden. Een symbolisch boeket dat nooit verwelkt. Mijn bloemenruiker bestaat uit 3 verschillende soorten bloemen: rozen, vergeet-me-nietjes en sleutelbloemen. Op de eerste plaats wil ik iedereen een rode roos aanbieden: bloedrood als de gloed van het vuur. Rood is ook de kleur van de liefde. Echte liefde is zoals het vuur dat men niet kan blussen. Ik hoop en wens dat iedere schoolmedewerker in het nieuwe schooljaar met grote liefde zal kiezen voor de jonge mensen en voor de andere collega’s. Ik hoop dat dit vuur van de liefde niet alleen in het begin van het schooljaar zal branden maar een heel schooljaar lang. Maar juist de mooiste rozen hebben ook doornen. Er is immers geen roos zonder doornen. En daarin lijkt de roos ook op het menselijk leven en het leven op school. Er zijn niet alleen gelukkige dagen maar er
komen ook dagen van ergernis, lijden, pijn en niet-begrijpen. Met de bloem moet men ook de doornen aanvaarden. Als we lief en leed samen willen dragen op school, dan zal het leven er ook altijd leefbaar zijn. De vuurrode roos van liefde bloeit immers alleen op een doornenstengel van wederzijds gedragen leed en gebreken. Bij die roos wil ik een klein vergeet-me-nietje voegen. Die bloem is blauw: de kleur van de trouw. Ik wens dat ieder trouw is en blijft aan zijn opdracht. In het begin van het schooljaar is dit niet moeilijk maar eenmaal de dagen op elkaar beginnen te lijken en er sleur komt in het schoolgebeuren… dan is het niet altijd gemakkelijk om trouw te blijven aan het gegeven woord. Laat je dan iets zeggen door deze tweede bloem, het vergeet-me-nietje. 'Vergeet me niet' wil zeggen: bewaar elkaar, je leerlingen en je collega’s, steeds in je hart. Blijf met elkaar praten en elkaar graag zien ook al heb je elkaar weinig te zeggen en ben je als het ware op elkaar uitgekeken. Ga je weg niet alleen op school. ‘Vergeet-me-niet’ is een bloem die je een heel schooljaar moet blijven meedragen en in je hart bewaren, zodat je in de diepte van je hart de anderen nabij blijft. En dan is er nog de derde bloem. Als laatste voeg ik nog een sleutelbloem toe. Haar goudgele kleur is in de kunst het symbool van het goddelijke, van het hemelse. Daarom wordt de sleutelbloem in de kunstwereld ook al eens de hemelbloem genoemd. Deze bloem herinnert je er aan dat we in onze onderwijsopdracht een bijzondere inspiratiebron hebben. We mogen ons spiegelen aan de liefdesboodschap van Jezus. Zijn liefde is de bron van alle liefde
die er tussen mensen kan bestaan, ook in de onderwijswereld. Liefde onder de mensen en het geluk van de liefde bestaan alleen omdat God ons voor de liefde geschapen heeft. We mogen onze onderwijsopdracht bouwen op zijn onwankelbare trouw en liefde. God geeft ons de opdracht zijn liefde in het leven van elke dag concrete gestalte te geven. Laat God steeds de sleutel, de inspiratiebron zijn van alles wat je doet in dit nieuwe schooljaar en geef Hem alvast een plaats op school, in je hart en in je tijd. Tot slot wil ik, zoals elke bloemist, aan deze bloemen nog wat groen toevoegen, zodat het boeket nog kleurrijker oogt. Het leven op school mag immers kleurrijk zijn. Ik steek er geen groen bij dat verwelkt, maar wel enkele palmtakjes. Palm houdt immers niet op – in zomer en winter - groen te zijn. Groen is de kleur van de hoop, van de toekomst, van het optimisme. Deze palm mag ons eraan herinneren dat we ondanks alles mogen blijven hopen en geloven in een positieve toekomst voor iedereen. Christenen geven niet op; ze worden voortdurend uitgenodigd mensen van hoop te zijn. Alles wat je doet mag dus steeds hoopvol en toekomstgericht zijn. Beste schoolmedewerker, Wie je ook bent, waar je ook werkt of wat je ook doet in de onderwijswereld, ik wens je vooral toe: laat je roos, je vergeet-me-nietje, je sleutelbloem en je palm steeds meer en meer groeien en bloeien in het nieuwe schooljaar. Dan zal alles goed gaan! Ik wens je het allerbeste toe! Jan Vander Velpen VSKO-pastor
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN , PEDAGOGISCH BEGELEIDERS DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Isabelle Bourgeois, Jan-Baptist De Smet, Rita Herdies, André Janssens, Koen Scheurweg, Marijke Van Bogaert, Bernadette Van de Steene, Mieke Van Hecke, Paul Wille
4
september 2010
REDACTIEADRES: VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] - Website: www.vsko.be ABONNEMENT Jaarabonnement: 22,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland Te storten op rekeningnr. 000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83 COVER: foto: Katholieke Hogeschool Mechelen, © VSKO/Maîtrise
ALGEMEEN ONDERWIJSBELEID
scholengemeenschappen basisonderwijs en secundair onderwijs
gemeenschappelijke principes p 10 juni 2010 keurde het Centraal Bureau een nota goed die de visie van het VSKO op scholengemeenschappen BaO en SO vastlegt. Deze visie is gebaseerd op volgende vier algemene principes: professionaliteit, complementariteit, solidariteit en subsidiariteit. De visienota heeft ook aandacht voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften en voor de plaats van internaten in scholengemeenschappen. Eveneens gaat de nota in op net- en niveauoverschrijdende scholengemeenschappen. Ze sluit af met verwachtingen naar de overheid toe.
O
Situering
Professionaliteit
Op 1 september 2011 begint voor de scholengemeenschappen (SG) BaO en SO een nieuwe periode. Het lijkt ons belangrijk om gemeenschappelijke principes af te spreken over hoe we als katholiek onderwijs de invulling van deze scholengemeenschappen zien, welke opportuniteiten scholengemeenschappen kunnen bieden.
Onderwijs wordt complexer en de middelen zijn niet onbeperkt. Dit houdt in dat elke school met de middelen waarover ze beschikt, moet proberen haar draagvlak te vergroten. De omstandigheden zijn zo sterk gewijzigd in vergelijking met enkele decennia terug dat een school niet langer als een eiland kan overleven. We zijn ervan overtuigd dat een SG een geschikt samenwerkingsplatform kan zijn. Door bundeling van de krachten kan de SG bijdragen tot de verhoging van de professionaliteit op administratief, organisatorisch en logistiek vlak, maar dat niet alleen. Ook op het vlak van zorg voor de leerling kan de SG een meerwaarde zijn. Het samenbrengen van personeelsleden zoals bijvoorbeeld de personeelsleden die belast zijn met leerlingenbegeleiding zal het draagvlak van elke individuele school versterken.
Deze standpuntbepaling, goedgekeurd in het Centraal Bureau van 10 juni 2010, legt de algemene principes vast. Deze algemene principes kunnen dan later een concretisering krijgen eigen aan de specificiteit van het onderwijsniveau. Elk niveau heeft immers een eigen decretaal kader. De versterking van de scholengemeenschappen, die in de beleidsnota werd aangekondigd, zal het katholiek onderwijs toetsen aan de onderstaande principes.
Algemene principes in de visie van het katholiek onderwijs We vertrekken van het uitgangspunt dat de SG een geschikt samenwerkingsplatform is, het lokale netwerk waaraan de scholen nood hebben, waar men streeft naar verbondenheid en steun geeft aan elkaar. De initiatieven op niveau van de SG moeten ondersteunend zijn aan de kerntaak van onderwijs: het leerproces en de opvoeding van de leerling. Activiteiten, structuren en procedures dienen de leerling ten goede te komen en de betrokkenheid van alle personeelsleden te verhogen. De volgorde duidt niet op een rangorde omdat de principes op elkaar ingrijpen.
Complementaire werking van SG en schoolbesturen De werking van een SG kan perfect complementair zijn aan de werking van een schoolbestuur. Het is nooit de ambitie geweest om met de SG in te breken in het specifieke opvoedingsproject van schoolbesturen. Wel kan een samenwerking op niveau van een SG leiden tot wederzijdse erkenning en tot nieuwe inzichten over herstructureringen op het vlak van schoolbesturen. De bestuursvorm is geen dogma op zich, maar bewuste keuzes kunnen wel de werking van een SG faciliteren.
Solidariteit Het VSKO vindt de SG het middel om de solidariteit en verbondenheid tussen de ver-
schillende scholen gestalte te geven. Door de solidariteit kunnen de scholen steun geven aan elkaar. Het is in dat opzicht onaanvaardbaar dat bepaalde katholieke scholen ongewild alleen komen te staan en niet bij een SG van het katholiek onderwijs kunnen aansluiten. De ambitie is en blijft dat de SG uitgroeit tot een organisatie die zich verantwoordelijk voelt voor het katholiek onderwijs in een regio. Dit kan blijken uit gerichte ondersteuning door de SG ten aanzien van scholen met een specifieke leerlingenpopulatie, dit kan in het secundair onderwijs ook blijken uit het streven naar een transparant en rationeel studieaanbod zodat de concurrentie tussen de scholen vermindert.
Subsidiariteit Het katholiek onderwijs is ontstaan vanuit het vrij initiatief en de vrijheid van onderwijs is voor de katholieke scholen een dierbaar begrip. We zijn dan ook geen vragende partij voor een strak decretaal kader dat door de overheid wordt opgelegd. Dit geldt voor de inhoud van onderwijs (eindtermen), maar evenzeer voor de scholengemeenschappen. Het zijn de samenstellende delen (schoolbesturen) die de inhoud van de SG bepalen. Deze oefening is niet vrijblijvend. Als het katholiek onderwijs ook in de 21 ste eeuw de kwaliteit wil handhaven, dan is elke school en met haar het schoolbestuur verplicht om het subsidiariteitsprincipe toe te passen. Dit betekent dat de beslissing wordt genomen op het meest geschikte niveau, namelijk daar waar ze het meest effectief en efficient is. Voor elk thema in onderwijs moeten scholen en schoolbesturen de volgende drie vragen stellen: ·· • Wat doen we beter apart? • Waarover maken we beter afspraken? • Wat doen we beter samen? In het kader van de subsidiariteit kan de SG voor sommige materies op het lokale niveau optreden als vertegenwoordiger voor het katholiek onderwijs. Zo kan de SG als aanspreekpunt optreden voor contacten met bijvoorbeeld de lerarenopleidingen en buitengewoon onderwijs. Ook voor contacten met de lokale overheden (bijvoorbeeld in het kader van sociale voordelen en flanke-
september 2010
5
rend onderwijsbeleid) kan de SG de aangewezen initiatiefnemer of gesprekspartner zijn.
meenschap kan uiteraard dergelijke samenwerkingsverbanden niet in de weg staan.
Subsidiariteit
Aandacht voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften Professionaliteit Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften vragen een gespecialiseerde benadering in de begeleiding van hun leertraject. Dit kan zeker in het buitengewoon onderwijs, maar voor vele leerlingen ook in het gewoon onderwijs. De meerderheid van scholengemeenschappen hebben geen school voor buitengewoon onderwijs binnen hun rangen. Indien wel dan zal deze school niet over voldoende deskundigheid beschikken om voor elke doelgroep gepaste ondersteuning te bieden. De gespecialiseerde ondersteuning voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zal dus zeer vaak de grenzen van de scholengemeenschap overschrijden om enerzijds de aanwezige specifieke deskundigheid in de scholengemeenschap ruimer ter beschikking te stellen aan scholen buiten de scholengemeenschap. Anderzijds moet het mogelijk zijn dat externe deskundigheid van buiten de scholengemeenschap ter beschikking kan komen voor scholen binnen de scholengemeenschap. Bij de toekenning van de bijkomende werkingsmiddelen dient daarmee rekening gehouden te worden.
Solidariteit De ambitie is en blijft dat de SG uitgroeit tot een organisatie die zich verantwoordelijk voelt voor het katholiek onderwijs in een regio, gewoon en buitengewoon onderwijs. Voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zal de ‘zorg voor elke leerling’ vaak in samenwerking gebeuren met andere voorzieningen van Welzijn, Jeugd- en gezondheidszorg. Daartoe zal zeker voor de school voor BuO de kans moeten geboden worden om met deze voorzieningen in een sectoroverschrijdende solidaire samenwerking te participeren. Bovendien zal voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften deze solidaire opstelling vanuit het buitengewoon onderwijs noodzakelijk zijn voor een grotere regio dan deze waartoe de scholengemeenschap zich prioritair richt. Voor dit laatste dienen binnen de regelgeving in meer mogelijkheden voorzien te worden. Een scholenge-
6
september 2010
Ten aanzien van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zal men naast de eerder in dit document vermelde ‘subsidiariteitsvragen’ in kader van een adequaat onderwijs en zorgvuldige leerlingenbegeleiding bovendien volgende vragen stellen: • Waarvoor doen we beter beroep op collega’s buiten de eigen scholengemeenschap? • Voor welke acties maken we structurele afspraken met scholen buiten de scholengemeenschap?
Netoverschrijdende scholengemeenschappen Het katholiek onderwijs steunt zowel op het vlak van inrichting als van richting op de christelijke inspiratie en identiteit. Vanuit deze optiek heeft het VSKO zich steeds afwijzend opgesteld ten aanzien van netoverschrijdende scholengemeenschappen. Enkel indien netoverschrijdende scholengemeenschappen niet ingrijpen op deze fundamentele uitgangspunten zijn deze voor het VSKO in uitzonderlijke omstandigheden en mits het in acht nemen van bepaalde voorwaarden, bespreekbaar.
Basisonderwijs Het VSKO heeft bij beslissing van het Centraal Bureau de vorming van netoverschrijdende scholengemeenschappen in het basisonderwijs uitgesloten. Wat meer is: het overtreden van deze beslissing wordt beschouwd als een inbreuk op fundamentele aspecten van het katholieke onderwijsproject waardoor de territoriale bevoegde bisschop kan overgaan tot de uitsluiting van de school uit het katholieke net. De redenen voor deze strakke houding zijn tweeërlei: • Onderwijsdecreet XIV bepaalt dat een officiële school o.m. de leerplannen moet volgen van het officieel onderwijs, begeleid wordt door de begeleidingsdienst van het officieel onderwijs, keuze moet aanbieden tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer, het godsdienstonderwijs door een leermeester wordt gegeven. • Binnen de scholengemeenschappen bouwen de personeelsleden rechten op die gelden t.a.v. alle schoolbesturen die behoren tot dezelfde scholengemeen-
schap. Dit betekent voor de katholieke basisschool dat ze de vrijheid van personeelskeuze opgeeft en dat de keuze voor de geïntegreerde opdracht m.b.t. het vak katholieke godsdienst in het gedrang komt.
Secundair onderwijs Voor het secundair onderwijs heeft het Centraal Bureau zich de bevoegdheid voorbehouden om in uitzonderlijke omstandigheden gemotiveerd afwijking toe te staan op het verbod tot oprichting van netoverschrijdende scholengemeenschappen. Deze afwijking is mogelijk omdat de twee voorwaarden voor een officiële school (begeleid worden door de begeleidingsdienst van het officieel onderwijs en leerplannen gebruiken van het officieel onderwijs), die gelden voor het basisonderwijs niet in werking zijn gesteld voor het secundair onderwijs. Daarenboven kent het secundair onderwijs vandaag reeds bijzondere leermeesters voor het vak katholieke godsdienst. In dezelfde beslissing heeft het Centraal Bureau de uitzonderlijke omstandigheden vastgelegd om afwijking van de regel te bekomen: • het studieaanbod van de officiële school moet complementair zijn aan dat van de andere scholen van de SG; • de officiële school moet de leerplannen van het VVKSO volgen, begeleid worden door de pedagogische begeleidingsdienst van het katholiek onderwijs, zich laten begeleiden door een vrij CLB en de interne planningsprocedure van het vrij onderwijs (DPCC) volgen.
Buitengewoon onderwijs De regelgeving van het gewoon onderwijs gelden ook voor het buitengewoon onderwijs. Dit betekent een algeheel verbod tot het vormen van netoverschrijdende scholengemeenschappen in het basisonderwijs. Wat het secundair onderwijs betreft geldt ook de mogelijkheid tot gemotiveerde aanvraag voor afwijking, gericht aan het Centraal Bureau. Er zijn twee afwijkingen aan de regeling voor het gewoon secundair onderwijs: • Omdat in het buitengewoon onderwijs alleen OV4 leerplannen kent vervalt voor de andere onderwijsvormen de voorwaarde, die daarop betrekking heeft; • Alleen het feit van een school voor buitengewoon onderwijs te zijn is niet voldoende om te voldoen aan de voorwaarde van ‘complementair aanbod’.
Niveauoverschrijdende scholengemeenschappen BaO/SO Situering Het VSKO steunt scholengemeenschappen (SG) om initiatieven te nemen die de leerling ten goede komen en de betrokkenheid van de leraar verhogen. Het intensifiëren van de zorg voor leerlingen, in het bijzonder voor leerlingen die specifieke ondersteuning voor hun ontwikkeling nodig hebben, veronderstelt een continue en grondige evaluatie van de bestaande onderwijsvoorzieningen. Vanuit deze overtuiging werden poorten geopend om scholen voor buitengewoon secundair onderwijs in de SG op te nemen. In het schooljaar 2006/2007 traden de eerste buso-scholen toe. We stellen vast dat er tussen basis- en secundair onderwijs verschillende onderwerpen zijn die overleg vragen en meerdere terreinen waarop samenwerking mogelijk is. Vanuit deze vaststelling stellen we ons de vraag of er opportuniteiten zijn om niveauoverschrijdende SG’en te vormen. We plaatsen hierbij ook een aantal kanttekeningen. In ieder geval kan een niveauoverschrijdende SG nooit een verplichting zijn, enkel een mogelijkheid. We laten het over aan de autonomie van de lokale besturen van de scholen om de beslissing tot de vorming van een niveauoverschrijdende SG te nemen. Uiteraard blijven de planificatievoorschriften en –procedure van toepassing.
Opportuniteiten
rein van het operationele. De beslissing wordt nog steeds genomen door het lokale bestuur of directeur. Vele SG’en hebben, zowel in basis- als in secundair onderwijs op niveau van de SG een ICT-coördinator aangesteld. Bij een niveauoverschrijdende SG kunnen de beschikbare middelen efficiënter worden gebruikt.
Leerlingenbegeleiding Het realiseren van optimale ontplooiingskansen voor alle leerlingen is een gedeelde zorg voor basis- en secundaire scholen. Het spreekt voor zich dat beide niveaus regionaal zichtbaar meer en meer gaan samenwerken ondermeer rond een open en geleidelijke oriëntering. In diverse regio’s leidde dit tot initiatieven waarbij schooldirecties en/ of leden van schoolteams elkaar op regelmatige en constructieve wijze ontmoetten om de overgang van BaO naar SO voor de leerlingen zo vloeiend mogelijk te laten verlopen. Dit overleg beoogde niet in de eerste plaats het doorgeven van individuele leerlingengegevens maar het voortzetten van de zorg voor elke individuele leerling bij de overgang naar het secundair onderwijs (BaSO-fiche en overleg over werkvormen zoals hoeken- en contractwerk). Regionale samenwerking, die verder gaat dan het doorgeven van gegevens, gebeurt bij voorkeur via de scholengemeenschappen basis- en secundair onderwijs. In diverse regio’s hebben zich dan ook samenwerkingsplatforms ontwikkeld. Binnen de grenzen van één SG zou deze samenwerking geïntensifieerd kunnen worden.
Logistieke, technische en administratieve ondersteuning
Kanttekeningen
Een SG kan bijdragen tot een verhoging van de professionaliteit op het logistieke, technische en administratieve vlak.
We stellen vast dat de territoriale afbakening van de scholengemeenschappen BaO en SO niet overeenstemt. Soms valt het territorium van één scholengemeenschap SO samen met dat van één of meerdere scholengemeenschappen BaO. In andere gevallen is de territoriale afstemming van de twee niveaus totaal niet gerealiseerd. Dit houdt in dat in vele regio’s de stap naar een niveauoverschrijdende SG pas kan gezet worden na een grondige hersamenstelling van de huidige SG’en.
In eerste instantie denken we aan items zoals personeelsadministratie en boekhouding. De SG kan de administratieve en boekhoudkundige taken ondersteunen of op zich nemen. De technische verwerking van de personeelsaspecten kan bestaan uit het doorgeven van de informatie naar het Departement Onderwijs, het opvolgen van de regelgeving, het in orde maken van overeenkomsten, het opvolgen van verloven e.d. Voor de boekhouding beperkt het zich tot de louter technische verwerking van de boekhoudkundige stukken. Het uitgangspunt is dat de SG zich beperkt tot de technische aspecten van het werk. We bevinden ons op het ter-
Gebrek aan territoriale afstemming
Een grondige hersamenstelling van de huidige SG’en is niet evident omdat de criteria die gebruikt werden bij de totstandkoming van de SG’en verschillend waren afhankelijk van het onderwijsniveau. In functie van een objectieve leerlingenoriëntering en van de investering in een zo breed mogelijk studie-
aanbod blijft de regionale verankering/ samenwerking en de geografische nabijheid van de secundaire scholen een belangrijk criterium voor de SG’en SO. Ook het uitgangspunt dat een SG zich verantwoordelijk voelt voor het KO in een regio vereist een verankering met de regio.
Aanwending van middelen van de SG Om de middelen zo efficiënt mogelijk te kunnen aanwenden moeten de middelen van de verschillende niveaus in de mate van het mogelijke in één enveloppe worden samengebracht. De aanwendingsmodaliteiten van de middelen die aan de SG’en zijn nu totaal verschillend afhankelijk van het onderwijsniveau. In het basisonderwijs onderscheiden we drie soorten punten op niveau van de SG: stimulus punten, punten voor zorg en punten die worden samengelegd vanuit de enveloppe ict-coördinatie en/of administratieve ondersteuning. Vanaf 01/09/2009 werden in het SO alle school- en scholengemeenschapondersteunende punten samengevoegd tot één enveloppe. De scholengemeenschap beslist over de verdeling van de punten. Deze punten kunnen worden aangewend voor de ondersteuning van de scholengemeenschap en voor de individuele scholen en de aanwending kent in principe geen beperkingen. Een afstemming tussen de beide systemen vergt een aantal aanpassingen aan het decreet. Dit lijkt niet haalbaar tegen 01/09/2011 met behoud van de huidige mogelijkheden en met inschatting van alle personeelsconsequenties. Bovendien heeft de overheid zich geëngageerd om het gebruik van de puntenenveloppe in het SO tegen 01/09/2011 te evalueren. Meteen de stap zetten naar allesomvattend niveauoverschrijdend mechanisme is niet realistisch.
Conclusie Gezien het gebrek aan territoriale afstemming en het gebrek aan tijd om een aangepast systeem van omkadering ten behoeve van niveauoverschrijdende SG’en uit te werken, is het voor het VSKO onmogelijk om op 01/09/2011 niveauoverschrijdende SG’en uit te bouwen. We geloven dat vormen van samenwerking tussen BaO/SO voor verschillende aspecten op het vlak van logistieke, technische en administratieve ondersteuning en leerlingenbegeleiding een meerwaarde kan zijn. Of deze samenwerking dient te gebeuren in de vorm van niveauoverschrijdende SG’en vergt nog verder onderzoek.
september 2010
7
Internaten in SG’en Voor het VSKO blijft het een uitdaging om van de SG een professionele organisatie te maken die zich in een regio verantwoordelijk voelt voor de leerlingen die aan de katholieke scholen worden toevertrouwd. We denken dat dit gevoel van verantwoordelijkheid ook moet spelen voor de internen die in de katholieke scholen les volgen. Wellicht zijn er meer opportuniteiten voor autonome internaten, die onder een aparte vzw ressorteren, dan voor aangehechte internaten. De aangehechte internaten zijn immers via de school waaraan ze gehecht zijn, reeds betrokken bij de SG. De toetreding van internaten tot een scholengemeenschap kan geen verplichting zijn, maar een mogelijkheid. Net zoals bij de opname van BuSO-scholen en de niveauoverschrijdende SG’en laten we het over aan de autonomie van de lokale besturen van de scholen en de internaten om de beslissing tot opname te nemen. Het VSKO is ervan overtuigd dat de SG ook voor internaten faciliterend kan optreden. Vooral voor de logistieke, technisch en
administratieve taken kan de SG de taaklast van de internaatsbeheerder aanzienlijk verlichten. Op deze manier is hij niet langer het manusje-van-alles maar kan hij zich meer focussen op de opvoedende en ondersteunende processen. Internaten betrekken bij het ontwikkelen van een visie op onderwijs en opvoeding, op verschillende aspecten van leerlingenbegeleiding kan leiden tot een samenwerking die voor de verschillende partners vruchtbaar is. Aangezien het om dezelfde leerlingen gaat, is overleg over de begeleiding van leerlingen, zeker van zorgleerlingen aangewezen. In een hechte SG zal men op het vlak van socio-emotionele begeleiding informatie uitwisselen en overleg plegen. De meeste thema’s overschrijden de grenzen van de school en veronderstellen overleg en samenwerking met alle relevante actoren uit de lokale omgeving, zoals de internaten. We denken dat voor initiatieven zoals drugspreventie, grensoverschrijdend gedrag, pesten, steaming e.a. de betrokkenheid van internaten voor alle actoren een meerwaarde kan zijn. Op deze wijze kunnen de begeleidingsstrategieën van scholen en internaten op
mekaar worden afgestemd. Van de internaten wordt een bijzondere flexibiliteit verwacht i.v.m. de opvang van leerlingen vóór en na schooltijd. Internaten hebben steeds vaker leerlingen uit meerdere scholen. Daarom is het wenselijk dat afspraken i.v.m. organisatie van het schoolleven (vrije dagen, examenperiode, uitstappen) worden gemaakt. Het VSKO zal onderzoeken welke decretale aanpassingen voor de opname van internaten in SG’en nodig zijn.
Verwachtingen naar de overheid Vanuit bovengenoemde principes zijn de SG’en zeker geen vrijblijvend initiatief. Als de werking van de SG’en gedetermineerd wordt door intenties van de participerende schoolbesturen en scholen, dan is de vraag welke regelgeving we hiervoor nodig hebben. De regelgeving moet in ieder geval de principes van solidariteit, professionaliteit, subsidiariteit en complementaire werking van SG en schoolbesturen faciliteren en het VSKO zal voorstellen van de overheid hieraan toetsen
Persbericht Fredy Mels nieuwe directeur vzw Pedagogische Begeleidingsdienst Katholiek Onderwijs De raad van bestuur van de vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs (PBDKO) heeft de heer Fredy Mels (°15 juli 1956) benoemd als nieuwe directeur van PBDKO. Fredy Mels is onderwijzer van opleiding. Hij heeft als onderwijzer 15 jaar lesgegeven in de Gesubsidieerde Vrije Basisschool te Verrebroek (Beveren-Waas). Nadien fungeerde hij 6 jaar als directeur van Gesubsidieerde Vrije Basisschool Sint-Carolus te Sint-Niklaas. Vervolgens was hij 10 jaar schoolbegeleider voor het basisonderwijs (regio Waasland) voor de Diocesane Pedagogische Begeleiding (DPB) bisdom Gent. Sinds 1 september 2007 was hij stafmedewerker Stafdienst PBDKO, vooral betrokken bij de basisopleiding, vorming en coaching van pedagogisch begeleiders. Vanaf 1 januari 2010 werd de heer Mels aangesteld als ad interim directeur PBDKO en coördinator van het Pedagogisch Bureau ter vervanging van de heer Gaby Tersago. De aanstelling ging in op 1 juli 2010. Van harte proficiat vanwege het VSKO, zijn verbonden en diensten!
8
september 2010
SECUNDAIR ONDERWIJS
Eerste graad A-stroom Biologie wordt natuurwetenschappen an biologie naar natuurwetenschappen in de eerste graad A-stroom van het secundair onderwijs: nascholers, leden van de leerplancommissie, begeleiders en leraren schreven samen hetzelfde verhaal. In september 2010 werd in 1A het vak biologie, dat tientallen jaren in de eerste graad aanwezig was, vervangen door natuurwetenschappen. In dit artikel willen we het traject dat hieraan is vooraf gegaan schetsen.
onze eigen uitgangspunten samen met de eindtermen te verbinden met de realiteit van de concrete lespraktijk in de eerste graad kon op die manier waargemaakt worden. Door de aanwezigheid van alle leerplanvoorzitters werden de dwarsverbanden tussen de verschillende wetenschapsdomeinen ook optimaal gerealiseerd.
De overheid heeft op 1 juni 2006 bij 4700 leerlingen uit 124 secundaire scholen van de eerste graad A-stroom peiltoetsen biologie afgenomen. De resultaten ervan legden een aantal pijnpunten bloot. Zo bereikte een groot aantal leerlingen bij biologische aspecten zoals fotosynthese en spijsvertering waar chemische processen een rol spelen de eindtermen niet. Ook bij de vragen met betrekking tot waarnemings- en onderzoeksvaardigheden waren er problemen. Die vaststellingen waren voor de overheid een aanleiding om grondig na te denken over een actualisatie van de eindtermen. Vanuit het kabinet onderwijs kwam ook het signaal dat men biologie naar natuurwetenschappen wou verruimen waarbij naast de levende natuur ook aspecten van de niet-levende natuur in de eindtermen aan bod moesten komen. De nood aan actualisatie van de eindtermen natuurwetenschappen was dus gevoed door twee signalen: de maatschappelijke vraag naar een bredere natuurwetenschappelijke vorming, die nauwer aansluit bij het basisonderwijs, en het wegwerken van de pijnpunten biologie zoals bleek uit de evaluatie van de peiltoets biologie.
natuur te realiseren via een biologische leerlijn binnen de eerste graad. Daardoor werden de kennisinhoudelijke pijnpunten duidelijk via de peiltoets - aangepakt. Daarnaast biedt de biologische leerlijn ook veel kansen om zijsprongen te maken naar de bredere wetenschappelijke vorming waarbij begrippen als energie, materie, molecule, kracht, straling … aan bod komen. Die begrippen zijn de bouwstenen voor wetenschappelijke leerlijnen binnen het secundair onderwijs. Ook het onderzoekend leren en de link van wetenschappelijke kennis en vaardigheden met de bredere maatschappij - wetenschap voor de burger van morgen - waren belangrijke uitgangspunten om mee te nemen bij de ontwikkeling van een nieuw leerplan natuurwetenschappen. De geschetste uitgangspunten vormden dan ook de basis van het overleg van het VVKSO met de overheid bij de ontwikkeling van nieuwe eindtermen natuurwetenschappen. Hierbij werd o.a. door het VVKSO aangedrongen voldoende tijd te gunnen aan de leerplanmaker en de scholen om die belangrijke koerswijziging te implementeren.
Tijdens het leerplanwerk is op geregelde tijdstippen teruggekoppeld naar de begeleiding wetenschappen en naar de educatieve uitgeverijen. In de loop van het derde trimester werd door de begeleiders biologie het ontwerpleerplan in de verschillende diocesen toegelicht aan de leraars wetenschappen eerste graad. Er werd bij deze toelichtingen gezorgd voor een gestroomlijnde communicatie door middel van een gezamenlijk uitgewerkte presentatie en een document met veelgestelde vragen (FAQ’s). Uit de feedback van deze toelichtingen volgden enkele kleinere correcties aan het ontwerpleerplan. Sommige elementen van de feedback werden meegenomen bij de uitwerking van het voorscholingstraject.
2007-2008 Visieontwikkeling
2008-2009 Ontwikkeling van een nieuw leerplan
In het schooljaar 2007-2008 werd binnen de “Dienst Leren en Onderwijzen” (DLO) van het VVKSO gestart met een overleg met alle begeleiders wetenschappen van het secundair onderwijs. Als gevolg van dit overleg werden enkele uitgangspunten vastgelegd die in de loop van het verdere traject als bakens konden fungeren. Zo werd afgesproken om de aspecten van de niet-levende
In het schooljaar 2008-2009 werd door de DLO van het VVKSO gestart met de ontwikkeling van het nieuwe leerplan natuurwetenschappen. De leerplancommissie werd samengesteld met alle leerplanvoorzitters wetenschappen (biologie, chemie, fysica, natuurwetenschappen) van de bovenbouw en leraars wetenschappen die effectief les geven in de eerste graad. De ambitie om
V
In augustus 2009 werd het goedgekeurde leerplan op de website van het VVKSO gepubliceerd. Er was dan nog een volledig schooljaar voor de eigenlijke invoering.
2009-2010 Voorscholing In het voorbije schooljaar 2009-2010 kon alle aandacht naar het voorscholingstraject natuurwetenschappen gaan. Meer dan 500 leerkrachten volgden het eerste jaar van het voorscholingstraject. Zowel de kennisinhoudelijk vernieuwende aspecten van het leerplan als de meer algemene pedagogischdidactische principes zoals taalgericht vakonderwijs, hanteren van leerlijnen, evaluatie, omgaan met basis- en verdiepende doelstellingen, linken met het basisonderwijs kwamen aan bod. Dit gebeurde in vier namiddagsessies op dertig verschillende lesplaatsen. De eerste sessie biotoopstudie werd samen met natuureducatieve centra uitgewerkt en ging door in bestaande bioto-
september 2010
9
pen (veelal bosbiotopen) in de vijf provincies. Voor het uitwerken van de vier sessies overlegden de nascholers op geregelde tijdstippen met de begeleiding wetenschappen. Vooral de haalbaarheid en de concrete lespraktijk vormden de uitgangspunten. Vele begeleiders wetenschappen hebben zelf ook één of meerdere sessies gevolgd om zo de vinger aan de pols te houden bij het implementatietraject. Op die manier konden zij op sommige momenten zowel de nascholers als de leerkrachten bij mogelijke vragen of weerstand bijstaan. Geleidelijk aan kregen de leerkrachten meer en meer zicht op het nieuwe leerplan. We durven dan ook te hopen dat bij de uiteindelijke invoering van het nieuwe leerplan de meeste vragen en de grootste probleempunten weggewerkt zijn. Leraren die het eerste jaar van de voorscholing niet gevolgd hebben, o.a. beginnende leraars of laatstejaarsstudenten van de professionele bacheloropleiding, konden in augustus 2010 een Summer School volgen. De nascholers behandelden de voornaamste
aspecten van het voorscholingsproject in een volledige dagsessie.
2010-2011-2012- …: Implementatie, opvolging, bijsturing In september 2010 is het nieuwe leerplan dan uiteindelijk in voege getreden. Tijdens het tweede jaar van het voorscholingstraject zal er naast de leerplandoelstellingen voor 2A ook aandacht worden besteed aan de feedback van de leraars die nu actief met leerlingen aan de slag gaan in 1A. Die feedback is belangrijk voor de begeleiders wetenschappen om toekomstige lokale nascholingsactiviteiten op te zetten. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de komende jaren de leraar wetenschappen van de eerste graad op geregelde tijdstippen gerichte nascholing kan volgen omtrent inhoudelijke of pedagogisch-didactische aspecten van het leerplan natuurwetenschappen. Die
nascholing zal vanuit de diocesen aangepakt worden. Onderwijs is zo een never ending story waarbij scholen, leraren, begeleiding, nascholers en leerplanmakers samen hetzelfde verhaal schrijven, namelijk kwaliteitsvol onderwijs in natuurwetenschappen voor alle leerlingen van de eerste graad A-stroom. Dat is ook de koers die de DLO voortaan wil varen: bij nieuwe eindtermen of bij nieuwe leerplannen alle betrokkenen op tijd meenemen in het bad en oog hebben voor de noden op de klasvloer. Nascholing en voorscholing zijn in dit verhaal een noodzakelijke professionaliseringsschakel in de keten van leerplanontwikkeling tot implementatie op de klasvloer. We durven hopen en zijn er ook van overtuigd dat op die manier de jongere de meerwaarde ervan in de klaspraktijk mag ervaren. Emile Claeys Stafmedewerker DLO/VVKSO coördinatie wetenschappen
Persbericht Het Katholiek Onderwijs deelt mee dat Kan. Jos Portael, bisschoppelijk vicaris voor het onderwijs van het aartsbisdom Mechelen-Brussel, zijn ontslag bij de aartsbisschop, Mgr. André-Jozef Léonard, heeft aangeboden. Het ontslag werd aanvaard. In zijn opvolging heeft de aartsbisschop de heer Fons Uytterhoeven, inspecteuradviseur rooms katholieke godsdienst, benoemd tot bisschoppelijk afgevaardigde voor het Nederlandstalig onderwijs met ingang van 16 augustus 2010.
Fons Uytterhoeven
Van harte dank voor de jarenlange inzet van E.H. Vicaris Jos Portael en proficiat voor bisschoppelijk vicaris Fons Uytterhoeven, vanwege het VSKO, zijn verbonden en diensten.
10
september 2010
DIENST NASCHOLING EN INTERNATIONALISERING
Professionalisering in het onderwijs choolbesturen, directies en leerkrachten maken gretig gebruik van de nascholing als allereerste stap naar professionalisering van het onderwijs. In voorliggend dossier hierover heeft Forum onder meer een gesprek met Rik Vanderhauwaert, directeur van de Dienst Nascholing en Internationalisering (DNI) van het VSKO. Hij heeft het verder uitvoerig over effectief professionaliseren op school. Forum liet tevens nascholers op de werkvloer aan het woord en ging met enkelen van hen op gesprek over hun nascholingstaak en hoe DNI hen hierin ondersteunt.
Stefan Van der
Straeten
S
september 2010
11
D I E N S T N A S C H O L I N G E N I N T E R N AT I O N A L I S E R I N G
interview 70 000 halve dagen opleiding 2009-2010 e Dienst Nascholing en Internationalisering (DNI) is de stafdienst van de vzw Nascholing in Katholiek Onderwijs. DNI organiseert de dagelijkse activiteiten van die vzw. Directeur Rik Vanderhauwaert en coördinator Marleen Decuyper werken samen met vijf medewerkers voor een vlot verloop van nascholing voor alle Verbonden en Diensten van het VSKO. Schoolbesturen, directies en leerkrachten maken gretig gebruik van de aangeboden diensten. Hoe gaat dat in zijn werk? We hadden een gesprek met Rik op de zevende verdieping in de Guimardstraat 1.
Rik Vanderhauwaert, directeur DNI: Je moet het historisch bekijken. De vzw Nascholing in Katholiek Onderwijs is opgericht om nascholing, zoals bedoeld in het “Decreet (1996) betreffende het mentorschap en de nascholing in Vlaanderen”, te kunnen organiseren. Aanvankelijk organiseerde DNI enkel nascholingen voor het zogenaamde koepelkrediet. Die nascholingen waren (en zijn nog altijd) bedoeld om medewerkers en leraren specifiek voor het eigen pedagogisch project te professionaliseren. Nascholingen rond onder meer identiteit, godsdienst, opvoedingsproject, leerplanwerking passen hier perfect in. Toen de functiebeschrijving en evaluatie in het onderwijs werd ingevoerd breidde het takenpakket van DNI uit. Scholen hadden nood aan professionalisering rond dit thema. DNI kreeg in 2008 de bijkomende opdracht hiervoor nascholing te organiseren.
projecten voor de overheid uit te schrijven en te organiseren. DNI organiseerde de voorbije jaren projecten rond beleid voeren op school, zorg, Frans, techniek, vakoverschrijdende thema’s, muzische vorming. Voor het schooljaar 2010-2011 zijn er projecten rond professionalisering en leerlingbegeleiding. Op vraag van de VSKO-Verbonden en Diensten organiseert DNI ook vrije marktprojecten. Dat zijn bijv. nascholingsprojecten rond muzische vorming in het basisonderwijs, ICT in het secundair onderwijs, omgaan met leerstoornissen in het buitengewoon onderwijs, studiedagen in het hoger onderwijs,… Als spin-offs van Europese projecten organiseert DNI jaarlijks Europese cursussen o.a. in Lissabon en Praag. Is er ook nascholing voorzien voor schoolbesturen ?
Ook nog in 2008 werd de DNI fondsbeheerder van het vormingsfonds voor directies. Directeurs in het onderwijs kunnen een beroep doen op middelen van dat vormingsfonds om zich te professionaliseren. In samenspraak met VVKBaO, VVKSO, VDKVO, VVKBuO, VCLB en de vakorganisaties wordt jaarlijks een lijst met opleidingen samengesteld waaruit de directeurs kunnen kiezen.
Rik Vanderhauwaert: Omdat DNI voor alle diensten en verbonden van het VSKO werkt, worden ook nascholingsprojecten voor schoolbesturen georganiseerd. Jaarlijks zijn dit een tiental projecten.
De organisatie van de koepelprojecten, de professionalisering rond functiebeschrijving en evaluatie en het vormingsfonds vormen samen de kernopdracht van DNI.
Wie legt het thema van een nascholingsproject vast?
Daarnaast heeft DNI sedert 2000 een traditie uitgebouwd om prioritaire nascholings-
12
september 2010
(nvdr zie verder in dit dossier p. 27-28 “Vormingsfondsen voor schoolbesturen” door A. Janssens)
Rik Vanderhauwaert: De projectvoorstellen komen vanuit de verbonden en diensten. Zij bepalen waarrond zij nascholing willen organiseren.
Rik Vanderhauw aert, directeur DNI
Stefan Van der
Welke nascholing organiseert DNI?
Straeten
D
Wat is dan de taak van DNI? Rik Vanderhauwaert: DNI beheert alle projecten zowel administratief als financieel en zorgt voor de aanwerving en de vorming van de nascholers. Voor de nascholingsprojecten zijn vaste procedures uitgewerkt. Als de projecten goedgekeurd zijn door de Raad van Bestuur, publiceert DNI voor 1 mei alle projecten voor het volgende schooljaar op www.nascholing.be . Dit is de centrale website waarop schoolleiders en leraren alle informatie kunnen terugvinden. Schoolleiders kunnen zichzelf en hun teamleden vanaf die datum online inschrijven. DNI volgt alle inschrijvingen online op. Zodra nascholingen begonnen zijn, factureert DNI aan de scholen. We werken met voordrachthouders en een zestigtal gedetacheerden. Voor de gedetacheerde medewerkers voorzien we een vormingstraject, waarbij ze vooral leren omgaan met veranderingsmanagement en weerstanden binnen groepen. Leren van elkaar is uitermate belangrijk. Daarom kunnen nascholers onder leiding van hun projectleiders op geregelde tijdstippen samenkomen om sessies voor te bereiden en om ervaringen met elkaar te delen.
Hoeveel inschrijvingen hadden jullie in 2009-2010? Rik Vanderhauwaert: 70 000. Dit betekent dat 70 000 personen tijdens het voorbije schooljaar een halve dag door DNI georganiseerde nascholing volgden. Hoe verlopen de nascholingen concreet? Rik Vanderhauwaert: Als de school ingeschreven is, neemt de projectleider of de projectmedewerker contact op met hen. We werken zoveel mogelijk trajectmatig. Het traject start met een intakegesprek waarbij de beginsituatie van de school in kaart wordt gebracht en de inhoud van het project toegelicht. Indien het aanbod aan de vraag van de school voldoet, volgt een wederzijdse engagementsverklaring en worden er data afgesproken, gespreid over een heel schooljaar. Op www.nascholing.be kunnen zowel de deelnemers als de nascholer de gemaakte afspraken online opvolgen. Tijdens de daarop volgende sessies, vertrekt de nascholer vanuit de specifieke context van de deelnemers, geeft input en laat tussentijds opdrachten uitvoeren. Interactief en coöperatief verwerven de deelnemers de nieuwe inhouden en krijgen ze aanzetten om die te implementeren in hun praktijk. De nascholer werkt hierbij nauw samen met de begeleider van de school. Hoe worden leraren tijdens nascholingen vervangen? Rik Vanderhauwaert: In het basisonderwijs maakt men handig gebruik van de “korte vervangingen”. U zorgt zowel voor de inhoud als de verwerking ervan? Rik Vanderhauwaert: Wij streven naar een praktijkgericht aanbod waarbij theorie en praktijk zoveel mogelijk met elkaar ritsen. Praktijk zonder theorie kan niet, maar het omgekeerde kan evenmin. De nascholer zet mensen aan om het geleerde toe te passen in hun praktijk en met die ervaringen naar een volgende sessie te komen om die te delen met andere deelnemers.
optimaal. De reacties van beginnende schoolleiders zijn nagenoeg unaniem heel erg positief.
aan. We organiseren Europese netwerken en projecten die een band hebben met onze nascholingsprojecten en proberen die vanuit Europese context te verrijken.
Moet nascholing dan vraaggestuurd zijn? Rik Vanderhauwaert: Zo zou het inderdaad moeten zijn. Dit veronderstelt echter dat scholen een actief beleid rond professionalisering voeren. Vanuit de visie, bepalen ze de nascholingsbehoeftes en die verwerken ze in een actief nascholingsplan. Vanuit dit nascholingsplan kunnen scholen aan nascholingsinstellingen professionaliseringsvragen stellen. Het is het echter geen sinecure om voor alle vragen een passend nascholingsaanbod te ontwikkelen. DNI staat in elk geval klaar om scholen bij het stellen van hun vragen te ondersteunen. Licht u dat laatste even toe? Rik Vanderhauwaert: Om schoolleiders samen met hun leidinggevend leerteam aan te moedigen een nascholingsplan structureel en planmatig aan te pakken, kunnen ze – gratis - intekenen op het nascholingsproject PION4IER. Daarin worden vier pionnen (visie, behoefteanalyse, implementatiestrategie en nascholingsplan) aangereikt om een nascholingsbeleid te voeren op de school. Verder bouwend op het praktijkgericht onderwijsonderzoek van de VLOR nl. “De leraar: professioneel leren en ontwikkelen”, organiseert DNI van 17 tot 19 november een driedaags seminarie in Oostende. Niemand minder dan Helen Timperley, zal daar de keynote verzorgen. Van harte uitgenodigd zou ik zeggen (nvdr: zie ook aankondiging in dit dossier). Nascholing en internationalisering: hoe verhouden die zich tot elkaar?
Organiseert DNI ook Europese nascholingen? Rik Vanderhauwaert: Heel wat van onze internationale activiteiten hebben een spinoff in de vorm van een internationale cursus voor deelnemers uit heel Europa. We bieden momenteel twee cursussen aan: één in Lissabon rond “effective staffdevelopment” en één in Praag rond “leading educational change ”. Professionalisering van directeurs, DELPHI, zit nog in een experimentele fase en we hebben plannen om een netwerk rond professionalisering van leraren op te zetten. Een laatste vraag: de samenwerking met de verschillende nascholingsdiensten van onder meer de bisdommen vindt u zeer belangrijk, hoe bevordert u die? Rik Vanderhauwaert: DNI stelt de nascholingstoepassing ter beschikking van alle diocesane nascholingsdiensten. Na heel wat informeel overleg is recent onder impuls van mevr. Mieke Van Hecke de Coördinatie Nascholing en Internationalisering (CNI) opgericht. Via maandelijks overleg willen we onze diensten nog beter op elkaar afstemmen. We zoeken hoe we elkaar complementair kunnen aanvullen. Minstens even belangrijk is de samenwerking tussen de begeleidingsdienst en de nascholingsdienst. We werken bijvoorbeeld samen om beginnende nascholers te vormen. We overleggen op regelmatige basis. Wij wensen u alvast veel succes en danken u voor dit gesprek. Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies
Rik Vanderhauwaert: Deze twee componenten vullen elkaar
Stefan Van der
Rik Vanderhauwaert: Dit is een moeilijke vraag. Maar ik wil toch een antwoord wagen. Met het project ProfS bereiken we jaarlijks bijna 400 beginnende schoolleiders uit het basisonderwijs, in een driejarige opleiding. De inhoud is zeer goed afgewogen en de samenwerking met de diocesane begeleidingsdiensten is via een stuurgroep
Straeten
Wat is de meest succesrijke nascholing?
f, noit, Els De Gree Cuyper, Lieve Be De en rle Ma , n der Straeten rt, Luc Linthout. (vlnr) Stefan Va k Vanderhauwae Vera Deblock, Ri l, sta Op n Va Anita september 2010
13
DOSSIER
effectief professionaliseren op school e Dienst Nascholing en Internationalisering (DNI) bestudeerde tijdens het schooljaar 2008-2009 een aantal nascholingsprojecten die DNI tijdens het schooljaar 2003-2004 organiseerde. DNI wilde vijf jaar na de nascholingsprojecten nagaan welke duurzame resultaten nog aanwezig waren op de school en wilde vooral weten hoe dit kwam. DNI bestudeerde de projectaanvragen, nam bij betrokken leraren en schoolleiders diepte-interviews af, legde de resultaten ter bevestiging voor aan alle teamleden van de school en formuleerde besluiten: aspecten die bij nascholing tot duurzame resultaten leiden en wat de rol van de nascholer hierbij is.
D
term ‘resources’ kan omschreven worden: personeelsbeleid, financieel beleid, infrastructuur en materiaal. Aangezien een nascholingsinstelling eigenlijk uitsluitend impact heeft op het leren van de actoren in de school focust DNI in het onderzoek sterk op de professionele ontwikkeling van schoolleiders, leidinggevenden en leraren.
Netwerken worden het best ondersteund door experten Lerende organisatie
Strae Stefan Van der
ten
De duurzame ontwikkeling via nascholing kan gerealiseerd worden door het creëren van gestructureerde leerkansen die inspelen op de vastgestelde leerbehoeften van het team. Uit het onderzoek van Helen Timperley blijkt dat de leerbehoeften van het team vooral te vinden zijn bij de analyse van de leerresultaten van de leerlingen. Bij professionalisering gebaseerd op die analyse maken leerlingen meer vooruitgang.
Recente resultaten uit het Talis-onderzoek en uit onderzoek van Helen Timperley, professor aan de University of Auckland in Nieuw Zeeland, versterken de bevindingen van DNI en vullen voor vele aspecten de conclusies uit ons beperkt onderzoek aan. Waar mogelijk verwijzen we naar deze onderzoeken.
Effectieve professionalisering Effectieve professionalisering leidt binnen een lerende organisatie tot duurzame ontwikkeling en bevordert het beleidsvoerend vermogen.
Duurzame ontwikkeling Het uitgangspunt is dat effectieve professionalisering leidt tot duurzame ontwikkeling in de scholen. Het gaat zowel om professio-
14
september 2010
nele ontwikkeling van de schoolleiding en de leraren als om institutionele ontwikkeling van de school als organisatie. Effectieve professionalisering levert een bijdrage tot het beleidsvoerend vermogen van de school nl. het vermogen om een integrale beleidsvoering te ontwikkelen, uit te voeren, te evalueren en bij te sturen, m.a.w., het vermogen om beleid te voeren vanuit de eigen lokale context en dat beleid vanuit een ontwikkelingsperspectief te kunnen verantwoorden.
Beleidsvoerend vermogen Een tweede streefdoel is het bevorderen van het beleidsvoerend vermogen. Dat behelst beleidsaspecten zoals professionele ontwikkeling, leiderschap, communicatie, participatie, zelfevaluatie, integrale kwaliteitszorg, innovatie en wat best met de Engelse
Reflectie op de praktijk vanuit een gestructureerde en systematische dialoog tussen leraren is het middel bij uitstek voor professionalisering. De reflectie is gebaseerd op de praktijkervaringen van de betrokkenen en gaat over het leren van de leerlingen. Hoewel de reflectie essentieel is, volstaat dit niet. Complementair hieraan zijn waardevolle input en actie. De waardevolle input is een combinatie van theoretische kaders en praktijkvoorbeelden. De aanzet tot actie wordt gegeven via het zogenaamde sandwichmodel: op het einde van een nascholingssessie krijgen leraren zinvolle en toepasbare opdrachten, ze proberen die uit in hun praktijk en ze maken de koppeling met de theoretische kaders. In een volgende sessie spelen de leraren de ervaringen door en reflecteren ze hierop. Het is de opdracht van de nascholer om dit proces als een expert te ondersteunen. De nascholer zet de deelnemers aan tot reflectie en geeft waardevolle input. Hij reikt van-
Het Talis-onderzoek doet een oproep tot schoolleiders om te voorzien in effectieve professionalisering die aansluit bij de behoeften van de leraren. Ook Helen Timperley stelt in haar onderzoek vast dat scholen waar succesvolle interventies plaatsvinden, leiders hebben die:
Straeten
• actief een ondersteunende omgeving organiseren om professionele leerkansen te bevorderen en nieuwe praktijken in de klas te implementeren;
Stefan Van der
• focussen op het ontwikkelen van een leercultuur binnen de school waarbij de schoolleiders samen met de leraren lerenden zijn;
uit de praktijk theoretische kaders aan of vice versa en zet de deelnemers aan tot actie. Vanuit die actie leidt hij de hierop volgende reflectie.
Onderzoeksresultaten Uit het onderzoek van DNI blijkt dat om effectief te professionaliseren volgende elementen noodzakelijk zijn.
Grote betrokkenheid en eigenaarschap De school moet tijdens het professionaliseringsproces een voldoende groot intern draagvlak ontwikkelen om de verworven competentie te verdiepen en om de vernieuwing verder te implementeren zodra de nascholer geen ondersteuning meer biedt. Dat is één van de beslissende factoren om duurzame effecten bij professionaliseringsactiviteiten te realiseren.
Luisteren naar leraren Voorwaarde voor een grote betrokkenheid en eigenaarschap is dat leidinggevenden echt luisteren naar leraren. Informeel kan al heel wat. Functioneringsgesprekken zijn hét aangewezen structureel en formeel ingekaderd moment om naar leraren te luisteren. De resultaten uit het functioneringsgesprek kunnen de professionaliseringsbehoeften in kaart brengen om het decretaal verplicht nascholingsplan inhoud te geven.
Vernieuwing duurzaam verankeren, het ‘momentum’ vastleggen. Krachtig leiderschap Leraren zullen niet vanzelf en spontaan aan het schoolbeleid participeren in een school waar dit niet tot de gewoonten behoort. De schoolleiding geeft hiervoor best een aanzet.
• alternatieve visies en doelen verstrekken met betrekking tot leerlingresultaten en kunnen beoordelen of leraren daar in de praktijk aan tegemoetkomen; • condities creëren voor het verdelen van het leiderschap door het leiderschap van anderen te ontwikkelen. Het is duidelijk dat krachtige schoolleiders nodig zijn om bij professionalisering duurzame resultaten te boeken. Uit het onderzoek blijkt verder nog dat de professionaliteit van de leraren verhoogt door volgende aanpak tijdens de professionalisering.
Reflectieve dialoog Reflectieve dialoog is een belangrijke manier om professionaliteit te verwerven. Gezamenlijke reflectie leidt tot verdieping van de inzichten. Het expliciteren van deze inzichten bevordert de conceptuele duidelijkheid.
Leren aan anderen is een krachtig middel om eigen competentie te verhogen
Stefan Van der
Een voorwaarde om een groot intern draagvlak te ontwikkelen, is het creëren van betrokkenheid. Leraren beginnen zelf initiatieven te ontwikkelen als er een verhoogde transparantie is, als de schoolleiding luisterbereid is, als echt rekening gehouden wordt met de behoeften van de leraren en het leren van de leerling, kortom als het beleid gericht is op participatie, waarbij leraren de vernieuwing naar hun eigen inzichten gestalte kunnen geven en waarbij ze zelf eigenaar worden van de vernieuwing.
Straeten
september 2010
15
Besluit Professionaliseren van leraren wordt het best deskundig aangepakt. De rol van de schoolleider is hierbij cruciaal. Het leren van de leerling vormt best het uitgangspunt voor de leerbehoeften van de leraren. Duurzame resultaten worden pas geboekt als er binnen het team een voldoende groot draagvlak is en als het ‘momentum’ wordt vastgehouden.
Stefan Van der
Straeten
Door intensief deel te nemen aan kwalitatieve professionalisering verhoogt de professionaliteit. Deelnemers leren minder op korte termijn denken en pakken de zaken meer beleidsmatig aan. Stilaan groeit het inzicht dat een systematisch vernieuwingsbeleid nodig is.
Netwerken Netwerken zijn een belangrijk middel om in dialoog te gaan met collega’s, ook buiten de school. Het onderzoek van Helen Timperley bevestigt dit, maar waarschuwt tegelijkertijd: beleefdheid tegenover elkaar en een gebrek aan uitdaging in netwerken kunnen bestaande praktijken en opvattingen dikwijls bevestigen waardoor netwerken contraproductief werken. Bijgevolg is voor het verder leren in netwerken de ondersteuning van een externe expert aangewezen.
Effectieve professionalisering leidt binnen een lerende organisatie tot duurzame ontwikkeling en bevordert het beleidsvoerend vermogen.
bewust, gestructureerd en systematisch. Helen Timperley heeft het in haar onderzoek over het vasthouden van het ‘momentum’. Ze zegt dat duurzaamheid niet alleen afhankelijk is van wat tijdens de professionele leerervaring gebeurt. De organisatorische condities die gecreëerd worden wanneer de externe steun van de nascholer wegvalt, zijn belangrijk. Een harmonisch samenspel tussen nascholing en begeleiding lijkt zich hier op te dringen. Een goed werkend schoolwerkplan ondersteunt de duurzame ontwikkeling.
Het harmonisch samenspel tussen nascholing en begeleiding lijkt de uitdaging om scholen bij hun vernieuwingsbeleid en de verankering daarvan te ondersteunen. Rik Vanderhauwaert, directeur DNI
Intern doorgeven van competenties
Stefan Van der
Dé manier om de deskundigheidskloof te dichten en meteen het schoolteam mee te nemen in het professionaliseringsbad is het doorgeven aan elkaar van de verworven inzichten, vaardigheden en attitudes, m.a.w. competenties. Het leren aan anderen is één van de krachtigste manieren om de eigen competentie te verhogen.
Straeten
Een beleidsmatige aanpak en een stevige verankering Een duurzame verankering in het beleid van de school zorgt er voor dat professionalisering leidt tot duurzame ontwikkeling. Deelnemers deden dit na verloop van tijd
16
september 2010
Timperley, H. (2008). Teacher professional learning and development [Brochure] Belgium/Switzerland: International Academy of Education/International Bureau of Education. OECD, Creating effective teaching and learning environments, first results from Talis - ISBN 978-92-64-05605-3 Nascholing als voorzet tot duurzame professionele en institutionele ontwikkeling in het onderwijs, onderzoek DNI 2009
DOSSIER
Nascholers aan het werk … Schooljaar 2009-2010 oor de verbonden en diensten van het VSKO organiseert de Dienst Nascholing en Internationalisering (DNI) tientallen koepelprojecten. Eén daarvan is het voorscholingsproject van de “Dienst Leren en Onderwijzen” (VVKSO) in het kader van het nieuwe leerplan Natuurwetenschappen in de eerste graad A-stroom.* Twee nascholers, Catherine en ik gaan op pad om de collega’s te enthousiasmeren, te informeren en te ondersteunen om hier rond een beleid te ontwikkelen. Meteen behoren we tot ‘Die van Brussel’ of ‘Die van de Guimardstraat’. Maar … wie zijn we? Wat doen we? We laten u graag een kijkje nemen in onze dagen als nascholer.
V
Wat vooraf ging … Er heerste vorig schooljaar een lichte ongerustheid bij de biologieleerkrachten van de eerste graad. ‘Heb je het gehoord? In Brussel werkt men aan een nieuw leerplan voor biologie? Biologie? Neen … het wordt natuurwetenschappen! Oei, verdwijnt ons vak dan? We moeten blijkbaar ook fysica en chemie geven! Dat zal nogal een probleem worden!’ Hier en daar duiken er wilde verhalen op. Begrijpelijk dat een structurele en inhoudelijke wijziging van een leerplan nogal wat ongerustheid teweeg brengt. De voorscholing zorgt hopelijk voor duidelijkheid en rust. Catherine en ik, leerkrachten biologie in de eerste graad, stellen ons vanuit de leerplancommissie kandidaat om de nieuwe leerplannen in heel Vlaanderen toe te lichten. We ruilen tijdelijk het ‘lesgeven aan leerlingen’ voor het ‘voorscholen van leerkrachten’. Het voorscholingsinitiatief wordt warm onthaald … meer dan 500 leerkrachten van de eerste graad schrijven zich in.
leerkracht belangrijk vinden? Waaraan moet voor ons een nascholing voldoen? Wat zouden wij willen weten, kennen en kunnen?’ Een duidelijke toelichting bij elke doelstelling mag niet ontbreken. Wat staat er? Maar ook … wat staat er niet? Wat is basis? Wat is verdiepend? We willen meteen van de gelegenheid gebruik maken om het belang, de bedoeling en de zin van eindtermen en leerplannen op te frissen bij het ‘grote onderwijspubliek’.
keuze en bereiden we de experimenten voor. De meeste leerkrachten zijn niet (meer) zo vertrouwd met de leerinhouden rond nietlevende natuur. Theoretische achtergrondinformatie zal wellicht welkom zijn maar we willen de collega’s ook de kans geven om proefjes uit te proberen zodat er meteen een transfer kan gemaakt worden naar de eigen klaspraktijk. Om de drempel zo laag mogelijk te houden opteren we bewust voor eenvoudige experimenten, met eenvoudig materiaal. Niet onbelangrijk … de evaluatie. Hoe kan je binnen de evaluatie van de basisdoelstellingen toch verdiepend werken? Het lijkt ons zinvol om vooral rond de nieuwe leerinhouden tal van evaluatievragen aan te bieden. Op die manier krijgen leerkrachten hopelijk een houvast om zelf aan de slag te gaan. De syllabus wordt samengesteld, experimenten worden in elkaar geknutseld, we overleggen en vergaderen, mails gaan over en weer, kopieën worden genomen en dan … zijn we er klaar voor!
Doelstellingen toelichten is één ding, maar hoe ga je ermee aan de slag in de klas? Na overleg met de leerplanvoorzitter en pedagogisch begeleiders maken we een
Dat er vooraf nogal wat voorbereidend werk bij komt kijken is evident. We willen immers de collega’s zoveel mogelijk informatie en tips geven zodat ze op 1 september 2010 met een gerust hart aan de slag kunnen gaan met het nieuwe leerplan. Te rade gaan bij onszelf lijkt een goed vertrekpunt. ‘Wat zouden wij als
* Zie ook: “Eerste graad A-stroom - Biologie wordt natuurwetenschappen.” pp. 9-10
september 2010
17
Een dag uit ons nascholersleven … Vroeg uit de veren. De huisgenoten vertrekken naar werk en school. Gisteren is het ordenen van de spullen in mijn drie plooiboxen er niet meer van gekomen. Ik controleer en schik het materiaal voor de experimenten en vul flesjes ethanol en ether bij. De faraoslang en de energieleverende dansvloer zullen hopelijk weer enthousiaste reacties uitlokken. Ik kijk opdrachtenkaarten na, tel syllabi af en sorteer het geheel zodat ik straks vlug ‘uitgepakt’ ben. Na het afdrukken van de aanwezigheidslijsten controleer en noteer ik voor alle veiligheid het adres en het telefoonnummer van de school. Het inladen van mijn wagen wordt stilaan een automatisme; syllabi, computer, plooiboxen, biotoopzeilen … alles heeft zijn plaats. Ik wil ten laatste om 13.00 u in de West-Vlaamse gastschool aanwezig zijn. 12.55 u Gelukkig is er ’s middags zelden of nooit file. De timing klopt. Leve mijn GPS! Geladen als een muilezel meld ik me aan bij de directie of op het secretariaat. Ik ken ondertussen mijn weg. Het is immers al de derde sessie die op deze school doorgaat. ‘Ah … u bent de nascholer, nietwaar?’ Fijn wanneer mensen je herkennen. In het labo is het telkens weer even wennen en goed rondkijken. Waar is er water? Waar zijn er stopcontacten? Moet ik inloggen op de computer? Is er internet? Ik stel de experimenten zo op dat iedereen er vlot mee aan de slag kan. 13.45 u De deelnemers sijpelen binnen. We begroeten elkaar alsof we elkaar gisteren nog zagen … Ze kennen mijn naam, ik die van hen jammer genoeg niet. Toch komen heel wat collega’s me vertrouwd voor. Wanneer je dezelfde interesses deelt en elkaars bekommernissen aanvoelt, is er vlug een band. 14.00 u We gaan van start. Tijdig starten om tijdig te kunnen eindigen … daar is iedereen wel voor te vinden. Alles loopt zoals gepland. De collega’s hebben er duidelijk weer zin in en zijn blij dat we ook dit keer interactief en praktisch aan de slag gaan. Er wordt constructief gewerkt en nagedacht. Net zoals vorige sessie is het zelf kunnen uitvoeren van experimenten een pluspunt. Hier en daar een vraag, een bedenking, een aanvulling, een tip … Als nascholer ga je ook zelf na elke sessie weer verrijkt naar huis. 15.30 u Even onderbreken voor de onmisbare koffiepauze waar netwerken ontstaan en contacten gelegd worden. Na een kwartiertje gaan we terug aan de slag. 16.50 u De deelnemers vullen het evaluatieblad in. Vooral de boeiende, duidelijke uitleg en de proeven worden als erg waardevol ervaren. Dat geeft (nog meer) energie! 17.00 u Ik ruim de experimenten op. De collega’s ‘van het huis’ helpen een handje en wachten om het lokaal te kunnen afsluiten waarna we samen de school verlaten. Opgesloten zitten in een verlaten school is niet zo alles, ik kan het jullie verzekeren. 17.30 u Gelukkig wachten er thuis geen kleine kindjes meer want ik maak ook nu weer deel uit van de verkeersinformatie die ‘stilstaand verkeer’ meldt. Ergernis? Neen hoor! Het geeft me tijd om de dag even te overlopen en te evalueren. 20.00 u De computer wacht. Attestenlijsten worden aangevuld, mails van deelnemers gelezen. ‘Het afdrukken van mijn attesten lukt niet. Hoe kan ik nu weer op de sharepoint? Kan u mij het adres van mijn pedagogisch begeleider bezorgen? We gaan volgend jaar op excursie naar … hoe pakken we dit het best aan?’ Ik tracht de collega’s vanop afstand te helpen. Lukt het niet, dan zorgt een mailtje naar de projectleider of de administratie voor een spoedig antwoord. Naar aanleiding van de vragen en tips van collega’s pas ik enkele details in de digitale versie van de syllabus aan. We zetten immers na elke sessie de informatie ‘online’. Op die manier kunnen leerkrachten de evaluatievragen, foto’s, experimenten en werkbladen aanpassen en gebruiken. Nog even de lesplaatsen en data van volgend schooljaar op de sharepoint zetten.
18
september 2010
23.00 u. Ik sluit mijn computer af. Het is goed geweest voor vandaag … Het controleren van de plooiboxen zal weer voor morgen zijn! Nog een glas wijn en een babbeltje met het thuisfront. Morgenmiddag wachten dan de collega’s van Limburg! Ria Rombouts Catherine Van Nevel Nascholers Natuurwetenschappen, 1e graad A-stroom, VVKSO Dienst Nascholing en Internationalisering
DOSSIER
een dag uit het leven van een nascholer
Waar willen we met onze school naartoe? andaag staat een studiedag met een schoolteam op de agenda. Bij de hieraan voorafgaande intake met de directie bleek dat door de veranderende instroom van de laatste jaren en door de evolutie in de maatschappij de vraag steeds luider klinkt: “Waar staan we eigenlijk voor? Wie zijn we? Waarom doen we wat we doen? En waar willen we met onze school naartoe?” M.a.w. een aantal afspraken, regels, activiteiten en gewoonten, die voordien als vanzelfsprekend ervaren werden, worden nu in vraag gesteld. De noodzaak dringt zich dus op om samen de fundamenten te verkennen en terug vast te zetten.
V
Waar men gaat langs Vlaamse wegen… overal komt men files tegen. Voor een nascholer een belangrijk aandachtspunt. Wil je stipt op een afspraak komen, is op tijd vertrekken een conditio sine qua non. Na een laatste controle of wel degelijk alles wat ik vandaag nodig heb ook in mijn kofferbak zit, vertrek ik dus ruim op tijd, om de files voor te zijn. Deze voorzorgsmaatregel zorgt er wel steeds voor dat ik rustig alles klaar kan zetten en nog even het verloop van de dag kan doornemen. Deze studiedag is bedoeld om een eerste stap te zetten. We willen de basis leggen waarop het verdere proces kan worden geënt. Na een opstartmoment, waarbij iedereen de gelegenheid krijgt om elkaar op een rustige manier te begroeten, volgt de verwelkoming en opening van de dag door de directie. Een kort bezinnend moment stelt de focus sterk. De eerste werkvorm is als ijsbreker bedoeld. We gaan met een aantal stellingenkaarten aan de slag. We willen verkennen wat elke leerkracht belangrijk vindt en dit met andere collega’s delen. Een moment van ontmoet-ing dat pas optimaal is als je ook mag horen hoe die andere collega’s daarover denken. Na een kort reflectiemoment in kleine, veilige groepjes komen de gesprekken goed op gang. Het gaat immers over wat er toe doet op onze school. Tijdens een plenair moment beluisteren we de zorgvragen vanuit de groepjes. Die vragen nemen we graag mee in het verdere verloop van het proces. In een volgende stap gaan we op ontdekkingstocht: “Wat vind ik als individu ‘het goede’ om te doen?” Waarden zijn als het
ware een kompas bij het uitvoeren van taken. Ze zijn ons tot gids in de ontmoetingen met anderen. Ze vormen het fundament waarop organisaties en dus ook scholen gebouwd zijn. Een goede ‘match’ tussen de persoonlijke waarden en de waarden van de organisatie vormt een basis voor het welbevinden en het effectief functioneren van de medewerkers. Na het helder krijgen van de persoonlijke waarden gaan we verder op zoek naar gemeenschappelijk gedragen waarden. Nu gaat het om de vraag: “Wat vinden wij als team ‘het goede’ om te doen?” In subgroepen worden de persoonlijke waarden samengebracht. Er wordt gewikt en gewogen, gereflecteerd, verkend en verdiept om tot een gelijkgerichtheid te komen. Uiteindelijk wordt een consensus bereikt en komen de gezamenlijke waarden van de subgroepjes samen in de keuze van het ganse team. Weer volgt een moment van vragen stellen en verhelderen. Kan iedereen zich hiermee verbinden? Wat opvalt is dat mensen met een grote betrokkenheid meegaan in dit zoekproces. We praten immers in het alledaagse leven te weinig met elkaar over ‘onze waarden’. Nochtans, hoe beter we op de hoogte zijn van elkaars waarden, des te gemakkelijker is het om de standpunten en het gedrag van de andere te begrijpen.
gebrek aan respect vaststelt. Vanuit de vaststelling dat kinderen maar ook volwassenen soms achteloos omgaan met wat hun gegeven is, evolueert het gesprek naar het inzicht dat het noodzakelijk is om te werken aan verbondenheid. Hoe kunnen we dat aanpakken? Hoe kunnen we kinderen het besef bijbrengen zich deel te weten van het gigantisch gebeuren dat leven is? Hoe kunnen we hen de kracht laten voelen daar ook deel te mogen van maken? Dit basisgevoel, deze ervaring verandert de houding van de mens tegenover zijn dagelijkse omgeving. Want iemand met wie je je verbonden hebt en voor wie je je verantwoordelijk voelt, zal je geen kwaad willen berokkenen. In een omgeving waar je je thuis voelt, zal je geen vandalisme plegen. Een voorwerp dat je dierbaar is, zal je niet schenden. En een groep waarmee je je verwant voelt, zal je niet vijandig benaderen. Als je leven gelinkt is aan het leven van anderen, dan ervaar je dat als bestemming en zal je geen delinquent (de-link-(k)wijt) gedrag vertonen. Hoe kunnen we als school voor de kinderen een wegwijzer zijn, zingeving aanreiken, werken aan verbondenheid? Beseffend dat deze ene waarde al zoveel gespreksstof oplevert en dat de afgesproken eindtijd al overschreden is, besluiten we af te ronden. De vooropgestelde zoektocht naar wat ons drijft en bindt is zeker nog niet ten einde. We gaan er verder mee aan de slag. Tijd om de inwendige mens te sterken… en met een voldaan gevoel huiswaarts te keren. Maddy Appelen Nascholer identiteit & pastoraal VVKBaO/DNI
Waarom verbaast het niemand dat binnen de subgroepen vaak dezelfde waarden naar voor geschoven worden? De eerste waarde die door iedereen ingebracht wordt is ‘respect’. Niemand zal het belang ervan ontkennen. Het is immers een grondhouding t.o.v. alles wat bestaat. Het past goed in onze huidige samenleving die permanent een
september 2010
19
DOSSIER
een dag uit het leven van een nascholer
Een onvolmaakte reiziger
E
en medezoeker tussen andere onderzoekers, om te worden: volmaakte bezitters.
Wat dit artikel niet geworden is…: een woordelijk verslag van wat ik allemaal als nascholer identiteit aan acties onderneem. Geen ophoesten van werkvormen of het uitschrijven van de stappen in een proces van ene of gene groep. Wel een blik vanuit helikopterperspectief om mijn opdracht als geheel te overschouwen.
Maak steeds vooruitgang Augustinus schreef: “Ieder van ons is volmaakt en tegelijk onvolmaakt. Wij zijn volmaakte reizigers, maar nog geen volmaakte bezitters… Als reizigers zijn wij onderweg. Gij vraagt: verder trekken, wat betekent dat? Om het kort te zeggen: dat betekent vooruitgaan. Anders verstaat ge het misschien verkeerd en gaat ge langzamer lopen… Onderzoek uzelf. Wilt ge bereiken wat ge nog niet zijt, wees dan ontevreden met wat ge nu zijt. Want zodra ge zelfgenoegzaam wordt, blijft ge stilstaan. Zodra ge zegt: het is genoeg, gaat ge ten onder. Doe er steeds iets bij, trek steeds verder, maak steeds vooruitgang (Preek 269, 15.18).”
Zoeken naar zin Als nascholer identiteit mag ik bijna elke dag opnieuw voor even ‘aan boord gaan’, om mij een medereiziger te voelen in de crew van een schoolteam. Samen in de stroming gaan staan, om meer en méér ‘vol-
20
september 2010
maakte bezitters’ te worden vanuit de onderstroom die ons stuwt! De dichteres H. Roland Holst zegt: “Het is moeilijk te leven als de grenzen worden verwijd en te zijn geboren op de kentering van de tijd. Maar het is ontzettend boeiend en uitdagend.” Niet steeds gemakkelijk, maar op zijn minst uitdagend en boeiend is het om onderwijs te maken op dat keerpunt, dat dubbelpunt in de tijd. Wij maken onderwijs, op de heilige grond van onze school, in de eerste honderd procent consumerende generatie, voor wie alles -religie inbegrepen- een keuzemogelijkheid is geworden. Ik trap een al lang en onderhand wijd openstaande deur in, als ik zeg dat de christelijke identiteit niet louter de kers op de taart is of de saus over het geheel; dan wel veeleer de marinade die het geheel mag doordrenken. En toch… In de concrete realiteit van onze vloeibare samenleving is identiteit vaak niet meer zomaar een gegeven dat men meedraagt vanuit de traditie, dan wel een opgave. Noem het een zoekproces omtrent ‘de traditie van de toekomst’; of zo je wil ‘de toekomst van de traditie’. Katholiek onderwijs als dienst aan het zoeken naar zin. Wat dat zoeken naar zin betreft leven we in een overgangsperiode. Om het in beeldtaal te zeggen: we ‘vervellen’; ‘we zijn in rui’. Een overgangsperiode wil steeds beduiden: ‘meer vragen dan antwoorden’.
Seingever... Als nascholer identiteit mag ik elke dag opnieuw helpen zoeken én ontdekken welke vragen de moeite van het stellen waard zijn bij het doorgeven van onze traditie. Doorgeven in de zin dat het ‘door concrete mensen heen moet gaan’! Door de eeltlaag van onverschilligheid of zelfs onbehagen heen. De verhalen, riten en symbolen, het schooleigen opvoedingsproject zo toegankelijk maken dat het opnieuw tot (be)leven, heropleven komt, dat men er zich in erkent en herkent. Dat schoolmakers, onderwijsverstrekkers er hun eigen hartenklop en polsslag mogen in voelen. De bezieling wakker maken. De waakvlam enthousiasmeren tot steekvlam! Vaak uit zich dit in het hertalen, een herijken van de schoolvisie in een ‘projectdefinitie’, zeg maar een ‘bedrijfsfilosofie’, waarvan het team zegt: dit is van ons! Ghandi sprak ooit de woorden: “Men moet zelf de verandering worden die men in de wereld wil zien gebeuren”. We mogen niet verzanden in het louter zeggen wat we gaan doen, maar het streefdoel is om effectief te doen wat we zeggen. Zoals de rozen in de wijngaard een signaalfunctie hebben voor de wijngaardenier, zo wil het OKB (Opvoedingsproject van het Katholiek Basisonderwijs) ons tot appellerend signaal zijn. Hoe is dit OKB voor ons heel concreet als ‘gist in het deeg’, ‘licht op de berg’ (werk), ‘zout’ in de spijs? Associëren leerkrachten, directies en schoolbesturen de kwaliteit die ze nastreven bewust en expliciet met de confessionele identiteit van hun school? Begrijpen medewerkers van een katholieke school hun unieke inspiratie als een baken voor actuele kwaliteitszorg? Begrijpen zij de christelijke inspiratie van hun school als een kwaliteitscriterium? Zijn ze zich ervan bewust dat het begrip kwaliteit vanuit een christelijk perspectief een bijzondere betekenis krijgt? Die ontdekkingsreis ondernemen met een team. De ontdekkingsreis naar die iemand die je zelf bent en worden kunt voor, door en met anderen. Om meer en méér volmaakte bezitters te worden van onze opdrachtverklaring. Zo voel ik me, dag in en uit als nascholer, telkens opnieuw ‘een ontdekkingsreiziger’. Rik Depré Diocesane pedagogische Begeleidingsdienst Bisdom Brugge
op gesprek met nascholers NI organiseert voor alle diensten en verbonden van het VSKO nascholing, identiteit is daarbij een belangrijk thema. In een gesprek met directeur Rik Vanderhauwaert en enkele nascholers kwam Forum meer te weten over hun professionalisering, hun uitdagingen en problemen en hoe DNI hen hierin ondersteunt. Mieke Hagenaars (VVKBuO) schoolt halftijds leerkrachten bij rond leer- en ontwikkelingstoornissen en is halftijds begeleider voor leerkrachten van kinderen met socio emotionele ontwikkelingsproblemen. Als nascholer geeft zij input om een proces in beweging te brengen. Ze doet dit in nauwe samenwerking met de pedagogisch begeleider van de school zelf. Hugo Meus (VVKSO) is halftijds nascholer voor het vak “techniek”en halftijds stafmedewerker. Hij is het nieuwe aanspreekpunt voor begeleiders en zal ook de interne en externe communicatie verzorgen om het verhaal over “techniek” een nieuw elan te geven. Veronique De Kock is voltijds nascholer voor het kleuteronderwijs en werkt reeds vijf jaar aan het project ‘integratie ontwikkelingsplan en godsdienst’. Het project maakt gebruik van het communicatiespel “ik ben ik” en van een prachtige praktijkmap. Er is zeer nauwe samenwerking met de godsdienstinspectie. Anja Dingenen is stafmedewerker bij de Dienst Internaten en organiseert studiedagen en vorming voor internaatbeheerders (zonder budget van de overheid).Via de samenwerking met DNI kan de Dienst Internaten heel wat goede nascholingsprojecten op poten zetten. Een pedagogische commissie van twaalf internaatbeheerders uit heel Vlaanderen stuurt de inhoud van de nascholingen en studiedagen.
Willy Bombeek
D
(vlnr) Veroniqu e De Kock, Hugo Meus, Anja Dingenen, Miek e Hagenaars, Ri k Vanderhauwae rt
Hoe werken jullie samen met verbond of dienst? Mieke Hagenaars: Mijn nascholingstaak betreft “het implementeren van de ontwikkelingsdoelen in het buitengewoon basisonderwijs”, bijvoorbeeld rekendidactiek. Mijn begeleidingstaak gaat naar visie en beeldvorming en op welke manier het handelen en het beleidsvoerend vermogen van scholen kan worden beïnvloed. Mijn drive – pedagogisch didactisch – is de zorg voor kwetsbare kinderen, en dan vooral voor kinderen met autismespectrumstoornis en hoe we vanuit een andere beeldvorming vertrekken. Hugo Meus: In het secundair onderwijs werd het voorbije schooljaar gestart met een prioritair nascholingsproject. Van daaruit hebben wij de vernieuwde inzichten over het vak “techniek” geduid. Wij starten bij wat de leerkracht nu al doet, geven de vernieuwde inzichten en spelen in op de problemen die leraren met deze vernieuwing hebben, wat de mogelijke alternatieven zijn, en welke nieuwe inhouden beschikbaar zijn. Bedrijfsbezoeken horen er soms ook bij. Wij doen een aanbod, leggen de leraren niets op. Bedoeling is dat kinderen de kans krijgen om zelf te ontdekken over welke technische talenten ze beschikken. Vergelijk het met fietsen: ik fiets heel graag, maar geef me geen mountainbike, laat staan een racefiets. Geef me een toeristenfiets waarmee ik van terrasje naar ter-
rasje trek. Niet iedereen moet zich op die mountainbike werpen of een parcours van 100 km fietsen. Want dan heb je misschien 10% van de leerlingen die nog graag fietsen. Laat kinderen ontdekken wat ze graag doen. Laat ze daarin groeien en het vak “techniek” gebruiken als middel tot. Zo willen wij ons vak brengen. Veronique De Kock: Het project waar ik in stap heeft betrekking op het vak godsdienst in het kleuteronderwijs en is een koepelproject. Het nascholingsproject wordt geleid door een projectleider die zorgt voor een intense samenwerking tussen het Verbond basisonderwijs, de pedagogische begeleiding en de godsdienstinspectie. Hoeveel nascholers zijn er? Rik Vanderhauwaert: DNI werkt met gedetacheerde medewerkers en voordrachthouders. Tijdens het schooljaar 2009-10 werkten nagenoeg 60 fulltime-equivalenten gedetacheerden voor DNI. Als we er de voordrachthouders bij tellen, dan hebben ongeveer 200 mensen in de loop van het voorbije schooljaar minstens één nascholingssessie voor DNI gegeven. Wat is de sterkte van DNI? Mieke Hagenaars: Via DNI leg ik contacten met andere nascholers en kan ik een netwerk uitbouwen. Die contacten zijn zowel op het vlak van professionaliteit als van colle-
september 2010
21
gialiteit, een grote meerwaarde. Rik Vanderhauwaert: Nascholers leren inderdaad veel van elkaar. Bijvoorbeeld onlangs tijdens onze afsluitende dag. De voormiddag was aan collegiale consultatie gewijd en het theoretische model werd geduid. Daarna gaven de nascholers van het basisonderwijs drie sessies aan de andere nascholers. Nadien ontstond een gesprek – collegiale consultatie. Over de niveaus heen werd intens over professionalisering van leraren overlegd. Anja Dingenen: Elk jaar hebben wij een achttal vormingsprojecten. Allemaal verlopen ze via DNI. Er komen heel veel zorgvragen van jongeren. Internaten hebben daar niet altijd een pasklaar antwoord op. Het jaarthema van de volgende drie jaren is “het team”, waar we werken rond visie en identiteit. Dankzij de samenwerking met DNI kunnen wij onze internaten professionaliseren. Veronique De Kock: De DNI-medewerkers doen heel veel voor ons. Via de nascholingstoepassing beschikken wij online over een kalender, over de takenlijsten voor de sessies, kunnen wij online volgen hoeveel deelnemers ingeschreven zijn voor elke sessie en van welke scholen zij komen. Met de medewerkers van de DNI is er een heel goede communicatie. Marleen Decuyper, nascholingscoördinator, is voor ons zowel administratief als op het gebied van communicatie een grote steun. Hugo Meus: Wij worden hier heel goed ontvangen en vervolgens gewapend tegen een zekere weerstand van de deelnemers aan nascholingsessies. Wat gebeurt op de jaarlijkse startdag in Waregem? Nascholers ontmoeten elkaar niet zo heel vaak, ieder zit op zijn domein. Op de startdag wisselen zij ervaringen uit en worden themawerkgroepen opgericht. Rik Vanderhauwaert: We passen tijdens vormingsdagen toe wat we van nascholers in de praktijk verwachten: we moedigen reflectie, dialoog en interactief werken aan, we starten de dag bijvoorbeeld met tafelgesprekken. We bieden nascholers de meest recente inzichten aan voor wat betreft professionalisering van leraren. Na de input laten we nascholers daarover op een interactieve manier reflecteren en dialogeren. Vorig jaar hadden we het over hoe goede
22
september 2010
nascholing op verschillende gebieden met elkaar ritst. Dit jaar gaan we een laddercompetitie houden: de groepen gaan in gesprek met elkaar over “intake”. Wat is een ‘intakegesprek’? Rik Vanderhauwaert: Tijdens een ‘intakegesprek’ met de leidinggevenden van de school stellen wij ons aanbod voor. Wij proberen dat aan te passen aan de context van de school. Dat is een hele opdracht voor de nascholer. Indien de gesprekspartners het eens zijn volgt een nascholingstraject. En wat bedoelt u dan met een “nascholingstraject’?
ste groep bestaat tien jaar. Samen met de lesgevers worden de onderwerpen voor het volgende jaar vastgelegd. Hier wordt ook veel tijd aan praktijkervaring besteed. Veronique De Kock: Voor het kleuteronderwijs bestaat een basispakket en vervolgmodules van twee of drie jaar. Via godsdienstinspecteurs en schoolbegeleiders ontvangen wij feedback. Zij verwijzen ook door naar de nascholing. Hugo Meus: We merken aan het aantal inschrijvingen dat de scholen echt wel vragende partij zijn. We proberen ook de begeleiders erbij te betrekken. Wat zijn hun ideeën voor nascholing? Ieder bisdom heeft zijn eigenheid, ook daar moeten we rekening mee houden. Ik heb ervaren dat men vaak over de hoofden heen van de kinderen stapt. Men wil dikwijls te technisch gaan en vergeet daarbij dat het kind daar nog niet aan toe is.
Een opeenvolging van een aantal sessies rond een bepaald onderwerp. DNI maakt hiervoor gebruik van het ‘sandwichmodel’. We geven in elke sessie namelijk input en zetten de deelnemers aan om er in hun praktijk iets mee te doen. De volgende sessies keren we erop terug en kijken wat lukt en niet lukt en hoe dit komt, want wat werkt in de ene school, werkt daarom niet noodzakelijk in een andere school. Tussendoor blijft de nascholer in contact met de begeleiding en coacht hij het team zodat een beleid kan worden opgezet. Zodra de interventies van de nascholer achter de rug zijn, kan de begeleider overnemen en de school verder ondersteunen in het voeren van een beleid hierrond.
Mieke Hagenaars: Eigenlijk proberen wij het handelen van mensen aan te passen aan de noden van vandaag. Mijn eerste vraag is: gebruiken wij, nascholers en begeleiders, dezelfde taal, dezelfde begrippen op school? Pas daarna komt het didactische.
Bestaat er zoiets als nazorg voor de nascholers, een soort feedback?
Hoe wordt met die weerstand omgegaan?
Mieke Hagenaars: Bij teamgerichte nascholing hoor je wat ze met de gegeven input hebben gerealiseerd. Mensen gaan bijvoorbeeld vaardigheden aanleren en als gevolg daarvan klassen op een andere manier organiseren. Hier zit je meteen op beleidsvoerend niveau, en dat is OK. Anja Dingenen: We boeken succes met onze nascholing omdat we voor het bepalen van onze jaarthema’s vanuit de bestaande noden vertrekken: vb teamwerking en visie & christelijke identiteit. In november zijn er ook de regionale studiedagen, de cursus leerbegeleiding en de cursus EHBO. Ook de cursus leerbegeleiding oogst heel wat bijval. Dat merken we aan de grote opkomst voor de terugkomdagen. Jaarlijks organiseren wij drie seminaries voor de internaatbeheerders. Dezelfde groepen schrijven jaarlijks opnieuw in. De oud-
Anja Dingenen: Ik denk dat het belangrijk is mensen bewuster te leren omgaan met zorgzaken en problemen in de maatschappij. Het is niet eenvoudig, zeker niet voor mensen die al een aantal jaren in de praktijk staan. Er bestaat een zekere weerstand.
Rik Vanderhauwaert: Tijdens de driedaagse ontmoeting voor nascholers proberen we mensen te leren omgaan met weerstanden: “Hoe positioneer je jezelf als nascholer als je in een team komt waar minstens 30% van de deelnemers zich niet aangesproken voelt?” Hoe neem je voldoende afstand van sommige reacties van deelnemers en probeer je jezelf als boodschapper op te stellen? Vooral nieuwe nascholers hebben nood aan een degelijke ondersteuning bij het omgaan met weerstanden. Wanneer is nascholing geslaagd? Anja Dingenen: Als leerkrachten concreet materiaal willen en dus willen weten hoe ze de theorie kunnen toepassen. Hugo Meus: Kritisch omgaan met nieuwe handboeken toont vaak aan dat men begrepen heeft waar men naartoe wil.
DOSSIER
Rik Vanderhauwaert: Nascholing is een zeer complex gegeven. De leraar die voor de klas staat moet voortdurend beslissingen nemen. Het is belangrijk hem/haar een kader mee te geven (link theorie met praktijk). Als ze in de praktijk vanuit de theoretische kaders gemakkelijker de juiste beslissing kunnen nemen dan denk ik dat de nascholing geslaagd is. Hoe ontmoeten nascholers elkaar gedurende het schooljaar? Rik Vanderhauwaert: Om de drie weken komen de nascholers met hun team samen. Er wordt gereflecteerd over wat voorbij is, en de volgende sessies worden gezamenlijk ontwikkeld. Belangrijk hierbij is om wat ont-
wikkeld wordt binnen de verbonden (bijv. de leerplannen) te integreren in de nascholingspraktijk. Hoe borgen nascholers hun ontwikkelde inzichten? Rik Vanderhauwaert: Van zodra een nascholingsproject een tijdje draait, proberen we er een publicatie rond te maken, bijvoorbeeld de praktijkmappen godsdienst in het kleuteronderwijs. Volgend jaar brengen we een gebedenmap voor kleuters uit. Ook het door DNI ontwikkelde Europees Taalportfolio is een spin-off van een nascholingsproject. Je laat op die manier iets tastbaars achter waarop mensen kunnen terugvallen.
Nog iets aan toe te voegen? Rik Vanderhauwaert: Het is een beleidsoptie van DNI om de samenwerking tussen nascholing en begeleiding heel goed te laten sporen. Ik mocht vandaag aan den lijve ervaren dat dit goed zit. De vernieuwende impulsen vanuit de Verbonden en de begeleiding worden door de nascholers vertaald naar de praktijk van de scholen en leraren. Zodra de scholen en leraren die vernieuwende impulsen verworven hebben, en in staat zijn om hier een beleid rond te voeren, leidt een goede samenwerking met begeleiding ertoe dat scholen daadwerkelijk een beleid voeren. Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies
nascholingsbeleid van het VDKVO hand in hand met begeleiding e doelstellingen die bij alle nascholingsactiviteiten van het VDKVO worden vooropgesteld zijn steeds tweevoudig: enerzijds het verhogen van de professionele competenties van de deelnemers, anderzijds het realiseren en versterken van de onderlinge netwerken tussen de deelnemers. Welke van beide doelstellingen bovenaan staat is louter willekeurig: beide doelstellingen zijn immers evenwaardig en worden door de deelnemers (blijkens de afgenomen evaluaties) allebei hooggeprezen.
D
Het jaarlijks nascholingsplan voor directieleden (directies en adjuncten) berust op een aantal peilers. • Vooreerst is er het trainingscongres, waarbij de eerste 2 dagen ingezet worden om specifieke trainingsprogramma’s aan te bieden in kleine groepen (max. 16 deelnemers); deze programma’s betreffen specifieke thema’s die inspelen op de nood bij de dagelijkse leiding van een CVO. Sinds het schooljaar 2008-2009 werd een 3e keuzedag ingesteld, waarop de cursist naar eigen keuze kan inschrijven. Deelnemers aan de 3e dag kunnen deelnemen aan praktische workshops, waarvan de thema’s breed aansluiten bij het dagelijkse leven in een CVO, maar ook te maken kunnen hebben met meer algemene onderwijssituaties.
• De jaarlijkse open studiedag is bedoeld om het werkjaar af te sluiten en situeert zich dan ook eind april, begin mei. Het behandelt steeds een onderwerp in plenum, waarna in de namiddag verder kan gedebatteerd worden in werkgroepen. Tenslotte worden er afzonderlijke nascholingsessies georganiseerd (halve dag of volle dag) waarbij een nieuw actueel thema aanbracht wordt. • Periodiek wordt nagegaan of er een voldoend contingent van ‘beginnende directieleden’ aanwezig is om hen een initiële nascholing aan te bieden (aanvankelijk werd jaarlijks een initiële opleiding gegeven; momenteel tracht men tweejaarlijks een aanbod te doen). Deze opleiding bevat een aantal modules die (in hoofde van de netwerkvorming) door de deelne-
mers alle gevolgd worden. Na deze reeks modules wordt een ‘attest van gevolgde initiële directieopleiding’ afgeleverd. • Recent werd voor de secretariaatsmedewerkers eveneens een opleiding voorzien: elk diocees beslist welke thema’s aan bod komen en de pedagogische begeleider van elk diocees organiseert de sessie. In de toekomst kunnen eveneens losse thema’s in verband met het dagelijkse werk van secretariaatsmedewerkers onderwerp worden van zgn. reflectiebesprekingen binnen de diocesen. • Naargelang van geconstateerde noodwendigheden worden trajecten uitgewerkt die gericht zijn op het opzetten van een over de tijd gespreid nascholingstraject. De geïnteresseerde CVO’s schrijven zich in
september 2010
23
voor dit traject en ondertekenen een engagementsverklaring, waardoor ze zich engageren voor een actieve inbreng in het project. Project “IKZ”, met daarbij een “expertengroep” die door onderlinge visitaties van elkaar en met elkaar leren (Module B plus), en een “beginnersgroep” die vooral begeleid wordt bij het opzetten van een IKZ-praktijk in het CVO (Module A). Het IKZ-nascholingsproject werd uitgewerkt naar aanleiding van de decretale verplichting tot het ontwikkelen van een kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot de organisatie van het onderwijsaanbod, de leertrajectbegeleiding op het niveau van de individuele cursist, de uitvoering van andere onderwijsopdrachten en -bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegekend aan de centra, de organisatie en het beheer van de instelling zodat de doelstellingen van de organisatie behaald kunnen worden, de behandeling van de cursist en van de personeelsleden met respect voor hun rechten en plichten, de uitvoering van de administratieve en organisatorische opdrachten en bevoegdheden die door dit decreet of door de Vlaamse Regering worden toegewezen aan de centra, de permanente vorming van het personeel (artikels 51 t.e.m. 55 - decreet betreffende het volwassenenonderwijs van 15 juni 2007).
De centra realiseren dit kwaliteitszorgsysteem door permanent en op eigen initiatief toe te zien op de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten. Om de centra hierbij te ondersteunen werd dit specifieke IKZ-traject uitgewerkt. Aangezien het IKZ-verhaal een “never ending story” is wordt getracht de nascholingsinitiatieven rond IKZ te laten continueren via de centra begeleiding. Hiertoe wordt de IKZ-nascholer uitgenodigd op het werkoverleg van de pedagogische begeleiding binnen het volwassenenonderwijs. Dit nauwe overleg heeft een dubbele functie: enerzijds het op de voet volgen van de verschillende nascholingsactiviteiten specifiek voor de CVO’s en anderzijds het detecteren van nieuwe specifieke behoeftes naar nascholingsactiviteiten. Binnen het volwassenenonderwijs wordt deze laatste opdracht ook opgenomen door een werkgroep nascholing die bestaat uit een mix van centrumbegeleiders en directeurs die jaarlijks hierover overleg plegen. Het overleg van nascholers en begeleiders draagt ook bij tot een verdere professionalisering van beide actoren.
perimenteerd om materiaal dat binnen het traject ontwikkeld werd op een structurele manier ter beschikking te stellen van enerzijds de centrumbegeleiders en anderzijds van de CVO’s zelf. Dit heeft geleid tot het ontstaan van een specifieke website rond IKZ. Het is de bedoeling dit verder uit te breiden naar alle nascholing- en begeleidingstrajecten binnen het volwassenenonderwijs. Hierbij zal elke centrumbegeleider in de toekomst verantwoordelijk worden gesteld voor het uitwerken en het verder beheren van dergelijke websites. Deze manier van werken moet leiden naar een grotere disseminatie van de opgedane inzichten en ontwikkelde materialen en het borgen van de geboekte resultaten binnen nascholingsinitiatieven. Het nascholingsbeleid van het VDKVO wordt ondersteund door een stuurgroep, bestaande uit ongeveer 15 directieleden van onze CVO’s. Zij bepalen welke weg de nascholing op moet in de toekomst: welke de noodwendigheden zijn, in welke vorm deze nascholingen best gepresenteerd worden, eventueel zelfs wie een geschikte nascholer is. Op deze wijze wordt er over gewaakt dat ons nascholingscircuit vraaggestuurd blijft: een nascholing voor en door de cursist.
Website rond IKZ Binnen het nascholingstraject IKZ werd gedurende het schooljaar 2009-2010 geëx-
Tim Van Aken Hervé Wellens
HOGESCHOLENONDERWIJS
Tel. 02 529 04 29 Fax: 02 529 04 93 E-mail:
[email protected]
24
september 2010
SCHOOLBESTUREN
vormingsaanbod voor besturen 2010-2011 evenslang leren is voor ieder van ons onmisbaar in de huidige kennismaatschappij. Wie niet leert, staat stil, raakt achterop, en verliest de aansluiting met de rest van de samenleving. Ook voor bestuurders is dit waar. De vrijwilligheid en het grote engagement die veel bestuurders kenmerken, blijft wezenlijk en stemt dankbaar, maar zijn vandaag de dag niet meer voldoende om goed te kunnen besturen. Daarom werd het vormingsaanbod voor besturen de laatste jaren sterk uitgebouwd. Tijdens het voorbije schooljaar gingen meer dan 1500 bestuurders in op dit aanbod. De deelnemers verwoordden in de evaluaties achteraf vaak een grote tevredenheid. Voor het schooljaar 2010-2011 kondigen zich drie nieuwe projecten voor besturen aan. Daarnaast worden ook drie projecten in een geactualiseerde vorm aangeboden. Deze projecten, waaraan bestuurders gratis kunnen deelnemen, worden georganiseerd met ondersteuning van de Dienst Nascholing en Internationalisering (DNI). Dit basisaanbod wordt in de loop van het schooljaar nog aangevuld met bijkomende initiatieven van andere partners.
L
gaand stelden, krijgen een antwoord en/of worden besproken tijdens de sessies.
Beter besturen, zelfevaluatie als hulpmiddel Via het begeleid proces van zelfevaluatie wordt een bestuur aangezet tot beter besturen en verhoogt dit onderzoek zijn beleidsvoerend vermogen. Deze nascholing wordt plaatselijk aangeboden op aanvraag van besturen. Tijdens een begeleid traject evalueert het bestuur zijn eigen werking met behulp van het zelfevaluatie-instrument om zo te komen tot verankering van de positieve punten enerzijds en verbeteracties anderzijds.
Geactualiseerde projecten Een samenwerkingsnetwerk ondersteunt de vorming Het vormingsaanbod voor besturen komt tot stand in een samenwerkingsnetwerk van talrijke partners in het katholiek onderwijs. De Vereniging van Inrichtende Machten van het Katholiek Onderwijs (VIMKO), de bisdommen, de Verbonden en Diensten van het VSKO werken mee aan de professionalisering van besturen. Al deze partners zijn vertegenwoordigd in de Stuurgroep Vorming Besturen die de projecten mee inhoud geeft. De bisdommen staan in voor de praktische organisatie ter plaatse en DNI geeft naast administratieve ondersteuning ook opleiding aan de vormingsmedewerkers. De Dienst voor Inrichtende Machten ten slotte vormt de spil van dit samenwerkingsnetwerk.
Nieuwe projecten Van inzicht in de personeelsreglementering tot het voeren van een personeelsbeleid De eerste avond draait om informatie en inzicht in de personeelsreglementering. Het gaat om een inleiding in deze materie, om de basis van de personeelsregelgeving. Er
worden linken gelegd met het domein personeelsbeleid in de E-gids, de elektronische gids voor besturen op het communicatieplatform. De tweede avond handelt over het voeren van een personeelsbeleid en is bedoeld voor bestuurders voor wie de basis van de personeelsreglementering nog weinig geheimen heeft. Tijdens de vorming verwerven bestuurders inzicht hoe zij vanuit een visie deze reglementering optimaal kunnen benutten bij de uitbouw van een integraal personeelsbeleid. Aspecten van beleidsvoerend vermogen worden toegepast op personeelsbeleid. Bestuurders ontvangen informatie en wisselen daarnaast ook ervaringen met elkaar uit.
Schouder aan schouder – Exploreren van de verhouding tussen bestuur en directie In één vormingsavond worden een aantal aspecten van de verhouding tussen bestuur en directie uitgediept. De juridische verhouding tussen bestuur en directie, de opdracht van het bestuur en de directie en de loopbaanbegeleiding van de directie komen aan bod. Verder wordt aandacht besteed aan de draagkracht van directie en bestuur en de onderlinge verstandhouding. Hun ervaringen komen daarbij in het gesprek aan bod, zodat ze ook van elkaar kunnen leren.
Kompas voor de bestuurder Terugkomavond functioneringsgesprek en evaluatiegesprek in de praktijk Deze vormingsavond is bedoeld voor bestuurders die de basisvorming over dit thema reeds gevolgd hebben. De avond staat in het teken van wat bestuurders, met betrekking tot het thema, uit de ervaringen van collega-bestuurders en uit ervaringen vanuit de vakbonden en de afgevaardigden van het college van beroep kunnen leren. Een aantal vragen, die bestuurders vooraf-
Dit is een vormingsproject gespreid over twee avonden, waarin bestuurders zich breed oriënteren in hun verantwoordelijkheid en opdracht. De vorming richt zich allereerst tot nieuwe bestuurders, maar ook zij met al wat meer ervaring die zich willen herbronnen, zijn welkom.
Functioneringsgesprek en evaluatiegesprek in de praktijk Dit project zoomt in op de rol van de bestuurder als evaluator van de directeur en
september 2010
27
als tweede evaluator van andere personeelsleden. Het kende de voorbije twee schooljaren veel bijval en wordt tijdens het eerste trimester van het schooljaar 20102011 opnieuw in alle bisdommen aangeboden. De nascholing Functioneringsgesprek en evaluatiegesprek in de praktijk omvat twee vormingsavonden die één geheel vormen. Tijdens de eerste avond wordt de theorie aan de hand van praktijkvoorbeelden en modellen uiteengezet. Deze avond wordt geleid door een nascholer van het VSKO. De tweede avond wordt gewijd aan het inoefenen van gesprekstechnieken voor het voeren van een goed functioneringsgesprek of evaluatiegesprek. Deze avond verloopt onder leiding van een trainer in gespreksvaardigheden.
Meer informatie en inschrijven Meer informatie over deze vormingsprojecten vindt u in de brochure en de flyers die begin september per post aan alle besturen worden toegezonden. U kunt ook de website www.nascholing.be raadplegen Inschrijven voor bovenstaande vormingsprojecten gebeurt via www.nascholing.be. U heeft daarvoor uw bestuurscode nodig. Deze code is eventueel opnieuw op te vragen via een e-mail met uw naam en voornaam en de gegevens van uw bestuur aan
[email protected]. Om uw bestuur aan te melden voor het project Beter besturen, zelfevaluatie als hulpmiddel, stuurt u een e-mail naar
[email protected].
Bijkomende vormingsinitiatieven Het VSKO en de VIMKO bereiden voor het volgende schooljaar een vormingsaanbod over de gewijzigde wetgeving op de overheidsopdrachten voor. Bijzondere aandacht gaat naar de concrete gevolgen voor onze scholen en besturen. Het VVKBuO geeft een toelichting bij een onderzoek, dat loopt in samenwerking met de Hogeschool-Universiteit Brussel, naar de financiële situatie van de scholen binnen het katholiek buitengewoon onderwijs. Besturen van het volwassenenonderwijs zullen worden uitgenodigd voor informatie en gedachtewisseling over bijzondere aandachtspunten voor hun werking. Het VVKSO organiseert in het najaar de studiedag: SG³ ter voorbereiding van de vorming van de derde generatie scholengemeenschappen. Over deze en nog andere bijkomende vormingsinitiatieven vindt u de loop van het schooljaar meer informatie via de vormingskalender op het communicatieplatform voor besturen http://vimko.vsko.be (persoonlijke inlogcode nodig). Ook de inschrijvingsmodaliteiten worden via deze vormingskalender bekendgemaakt. Jos Everts Stafmedewerker Dienst voor Inrichtende Machten VSKO
Op de cover van de syllabus “Kompas voor de bestuurder” een werk van Dick van Wijk, Roermondse beeldhouwer, www.galeriemariskadirkx.
28
september 2010
O P V O E D I N G S P R O J E C T & PAS T O RAA L
een oase in je onderwijsleven Bezinning voor onderwijsmensen 2010-2011 en je fris en monter het nieuwe schooljaar gestart? Wellicht wil je graag in even goede conditie de finish bereiken. Een gouden tip is dan om van meet af aan te detecteren waar de oases zijn om onderweg te herbronnen en een toegevoegde adem te vinden. Ver hoef je niet te zoeken. Je krijgt ze in de schoot geworpen door het VSKO en de abdij van Averbode. Je herkent ze aan het inmiddels vertrouwde label Bezinning voor onderwijsmensen. Dat staat garant voor 24 uren tijd en ruimte om de spurt doorheen het schooljaar stil te zetten en te gast te zijn in de abdij voor een verkwikkend zuurstofbad. Het dringt binnen tot in de diepste vezels van je onderwijsleven. Aan de hand van een stevig inhoudelijke aanbod en ontmoetingskansen legio.
B
In kort bestek lees je hier welk programma dit schooljaar op je ligt te wachten: Een avond om mekaar te ontmoeten en in te stappen in deze bezinning. Een nacht om te rusten in de stilte van de abdij.
19 - 20 november 2010 met Annemie Dillen
21 - 22 januari 2011 met Marinus van den Berg
Geloof en gezinsleven. Uitdagingen binnen een schoolcontext
Afscheid en verlies Een uitnodiging tot herhouden
18 - 19 februari 2011 Van den Berghe
25 - 26 maart 2011 met Jos Bielen
Gemeenschap en vrijheid. In de spiritualiteit van de apostel Paulus
Als de muze zingt …
En een dag om mee te maken hoe de inspiratie zich verder ontvouwt. Enkele troeven van de bezinningsdagen:
© Linda Heller Fotografie
• een stevige inhoud gebracht door authentieke begeleiders, • de ontmoeting met collega’s en samen de zin van werken in het onderwijs herbronnen, • het vertoeven in de abdij met haar inspirerende leefwereld. Annemie Dillen is voorzitter van het Academisch Centrum voor Praktische Theologie aan de K.U. Leuven en voorzitter van de Interdiocesane Dienst voor Gezinspastoraal. Ze publiceerde o.a. op het terrein van gezinnen, ethiek en pastoraal, huiselijk geweld, kindbeelden en religieuze opvoeding van kinderen.
met Paul
Enkele van haar publicaties zijn: ‘Het gezin: à-Dieu?’, ‘Geloof in het gezin?’, ‘Wanneer ‘liefde’ toeslaat’ en ‘Ongehoord vertrouwen’. Marinus van den Berg is pastor bij het regionaal palliatief centrum Cadenza te Rotterdam sinds 1 oktober 2008. Hij studeerde theologie aan de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht en aan de Universiteit van Yale in New Haven (VS). Nadat hij acht jaar pastor in het verpleeghuis Randerode te Apeldoorn was geweest, werd hij in 1984 pastoraal vormingswerker voor de gezondheidszorg in Almelo. Sinds 1 juni 1998 was hij geestelijke verzorger in Antonius IJsselmonde te Rotterdam. Hij schreef reeds tientallen succesvolle boeken
september 2010
29
over verlieservaringen en rouwverwerking. Paul Van den Berghe is geboren in 1933 en was bisschop van Antwerpen van 1980 tot 2008. Hij was eveneens professor van exegese aan het Grootseminarie en het Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen te Gent van 1961 tot 1980. Hij is priester gewijd in 1957 en behaalde het doctoraat in de theologie in 1961. Jos Bielen is norbertijn van de abdij van Averbode en werd priester gewijd in 1993. Na zijn priesterwijding studeerde hij aan het Lemmensinstituut te Leuven waar hij in 1998 het diploma 'Meester in de muziek' behaalde. Van 1998 tot 2006 werkte hij ondermeer als muzikaal adviseur bij uitgeverij Averbode voor al haar educatieve en liturgische muziekuitgaven. Sinds 2006 is hij directeur van het bezinningscentrum van de abdij. Hij is docent kerkmuziek aan het Johannes XXIII-seminarie te Leuven en docent gregoriaans aan het Lemmensinstituut.
Praktisch Het mid-weekend start telkens op vrijdagavond om 19 uur en eindigt op zaterdagavond om 19 uur. Vooraf inschrijven is noodzakelijk. Prijs: 45 €. Inschrijven bij: Bezinningscentrum Abdij van Averbode, Abdijstraat 1, 3271 Averbode tel. 013 78 04 40 fax 013 78 04 39
[email protected]
Als auteur/componist heeft Jos Bielen een dertigtal publicaties op zijn naam staan, waarbij het merendeel liedbundels voor kinderen en jongeren zijn. Hij was in 2006 ook eindredacteur van 'Zingt Jubilate', het officiële liedboek van de katholieke kerkgemeenschap in Vlaanderen.
Meer info Een programmaboekje wordt op aanvraag ook thuis toegezonden. Wie al eerder deelnam aan een bezinning voor onderwijsmensen, krijgt het automatisch in zijn brievenbus. Aanvragen bij: VSKO/Pedagogisch Bureau, Dienst opvoedingsproject en pastoraal, Guimardstraat 1, 1040 Brussel; tel. 02 507 07 74 – fax 02 507 07 76 –
[email protected]. Een elektronische folder over elk mid-weekend vind je op de website ond.vsko.be/pastoraal in de rubriek ‘Bezinning voor onderwijsmensen’. Natuurlijk blijf je ook op de hoogte via de elektronische nieuwsbrief van het VSKO voor opvoedingsproject en pastoraal. Abonneren dus! Je stuurt daarvoor een mailtje naar het adres hierboven met de vermelding ‘Ínschrijvingen nieuwsbrief’. Je vindt dan iedere maand nieuws van een heleboel initiatieven van het VSKO en anderen in je mailbox. Meer info over het eerste mid-weekend van dit schooljaar lees je volgende maand in Forum of nu al op ond.vsko.be/pastoraal in de rubriek ‘Bezinning voor onderwijsmensen’.
30
september 2010
IS VERSCHENEN
VVKHO – ond.vsko.be
H-ogelijn Kort, Uw tweewekelijkse blik op de hogeschoolactualiteit
ONDERWIJSBELEID – REGELGEVING Maatschappelijk debat over de structuur van het hoger onderwijs: Hoorzitting met het VVKHO Afgelopen maandag 31 mei 2010 was Wilfried Van Rompaey, secretaris-generaal van het VVKHO, de gast van de Commissie ad hoc Hoger Onderwijs van het Vlaams Parlement, om er in het kader van het maatschappelijk debat over de structuur van het hoger onderwijs, het standpunt van de 13 Vlaamse katholieke hogescholen toe te lichten. Hij legde er de commissieleden de 2 basisgedachten terzake van het VVKHO uit: de integratie van de geaccrediteerde academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten, en de vrijwaring van de vrijheid van onderwijs. Ond.vsko.be, Elektronische Nieuwsbrief H-ogelijn Kort van 3 juni. Intussen is ook het integrale verslag beschikbaar van de hoorzitting die de Commissie op 5 mei 2010 hield over de taalregeling en de internationalisering. Ond.vsko.be, Elektronische Nieuwsbrief H-ogelijn Kort van 3 juni. Inschrijven op deze Nieuwsbrief kan via ond.vsko.be>Publicaties>H-ogelijn Kort
VVKBuO – www.vvkbuo.be>Nieuwsbrief BROCHURE OV2-VLAB De stuurgroep “Onderwijs en Beschutte werkplaatsen” heeft de bestaande brochure “Werken in een beschutte werkplaats” herwerkt. Zeker voor onder ouders, leerlingen, CLB medewerkers en leerkrachten interessante lectuur. U kunt deze brochure bestellen bij het VVKBuO, bij
[email protected] of telefonisch 02/507.16.29. Iedere BuSO-school ontvangt per post 1 exemplaar. De prijs bedraagt € 2 per bijkomende brochure. Indien u meer dan 10 exemplaren bestelt, betaalt u slechts € 1,50 per brochure (+ verzendingskosten).
september 2010
31
Sprankelen De speelplaats lijkt oneindig tot je iemand in het oog krijgt met wie je voor de vakantie een en ander deelde. Dan wordt de speelplaats weer bewoonbaar. Je begint met een verhaal, je reis, je avonturen buiten de oude schoolmuren en je luistert naar de heldendaden van vroegere klasgenoten die één voor één de speelplaats vullen als bubbels in een champagneglas.. De school wordt weer een beetje vrije tijd. Je voelt de spanning als op een feest. “En, heb je al gehoord wie de nieuwe is? Of wat we allemaal gaan leren?” Terwijl bewonder je de nieuwe kleren, de blitse boekentas, de coole looks, de hebbedingetjes die ieder showt. En dan, plots, knalt de eerste schoolbel en snijdt door de herinneringen. De geestdrift van opgestapelde vakantie ontsnapt en bruist en borrelt, tot ze eindigt in een geut van keurig gevormde rijen die uitlopen naar de nieuwe klas.. Dom Pérignon schijnt op het idee gekomen te zijn om wijn voor de tweede gisting te bottelen. Op deze manier ontstond de bubbeltjeswijn champagne. Dom Perignon zocht niet doelbewust naar een specifiek resultaat. Hij had geen duidelijk plaatje van champagne in zijn hoofd, maar sloeg aan het experimenteren. Dom Perignon was erg leer- en nieuwsgierig en werd allerminst verlamd door angst om te falen of fouten te maken. Hij was niet op zoek naar champagne, maar was gefascineerd door de kracht en de dynamiek, eigen aan een tweede fermentatie, het rijpingsproces. Daarbij ondervond hij de opwinding van iemand die overweldigd wordt door de magie van het onverwachte. Dom Perignon was volledig in de ban van het leren. Zijn voornaamste eigenschap die ervoor zorgde dat hij in zijn opzet slaagde, was aandacht. Observeren, noteren, conclusies trekken, proeven, opnieuw beginnen als de eerste stappen niet lukken...En juiste aandacht draagt altijd de kiem van vreugde in zich, de kiem van de eerste ontdekking.
Jg. 26, Wat zullen we drinken …, nummer 1, september 2010 Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Surf ook naar de rubriek Leeftocht van ond.vsko.be/pastoraal. Online vind je een powerpoint die de hele jaargang belicht. De affiche bij de jaargang, het startnummer en het Leeftochtnummer “Champagn”bestemd voor september, zat als bijlage bij Forum nr. 6 van juni 2010. Bij deze Forumeditie vind je als bijlage het oktobernummer “Smoothie”.