Werkbezoek Raad voor Cultuur aan provincie Gelderland. De Raad voor Cultuur bezocht tijdens een werkbezoek een groot aantal culturele instellingen in de provincie Gelderland en stelde met plezier vast dat Gelderland een provincie is waar de cultuur leeft en werkt. Waar experimenten plaatsvinden, waar nieuw publiek voor kunst en cultuur gezocht wordt en waar de Cultuurverkenning van de raad gelezen is en wordt bediscussieerd, zoals bleek op een debatavond in de Rozet in Arnhem, waar meer dan 160 in cultuur geïnteresseerden op afkwamen.
Hieronder korte verslagen van de bezoeken aan de individuele instellingen in Gelderland, opgetekend door Monique de Louwere en Joop Daalmeijer.
Gelders Orkest - George Wiegel (algemeen directeur) en Maartje Broekhans (zakelijk manager)
Steden zijn strikt noodzakelijk om een orkest voldoende publiekscapaciteit te bieden. Werken in een verstedelijkt, wat groter gebied, is ook van belang. Een orkest laten reizen kost namelijk veel geld. Het Gelders Orkest beperkt zich tot regulier symfonisch aanbod in de vier grote steden (ca 150.000 inwoners) met af en toe een optreden in Utrecht of Amsterdam of Duitsland. In Doetinchem wonen minder mensen, maar daar is het achterland weer groot. Er zijn in de regio grote zalen waar minimaal 800 mensen in kunnen en het orkest heeft er een groot podium. De publieksfaciliteiten daar geven mensen ook een uitgaansbeleving. De strijkers van het orkest gaan ook naar Zutphen en Ede, kleinere plaatsen, waar ze in klein verband optreden zonder dirigent. Zo wordt een groot deel van de provincie bespeeld. Het GO heeft onderzoek gedaan waarin werd vastgesteld dat de reisbereidheid van het publiek 37 minuten is. Dat betekent dat iedereen dus gemakkelijk in een van de grotere steden een concert kan bijwonen. Maar er is helaas wel een witte vlek: Tiel. Daar zijn geen faciliteiten om op te treden. Het GO betreurt dat zeer. Met heeft er wel gespeeld in de tuin van een baron, maar de subsidieregelingen van de provincie zijn voor zulke incidentele dingen nauwelijks aanwezig. Een particulier kan het niet opbrengen de technische faciliteiten aan te bieden (podium, licht, versterking), zodat dergelijke tuinconcerten helaas zeldzaam zijn. GO zoekt uit of men in de zomer helemaal in eigen beheer kan optreden op andersoortige plekken. Techniek, bijvoorbeeld geluidstechnici, moet dan worden ingehuurd. Een plek waar je toegang kan heffen voor zulke concerten, is bijvoorbeeld het openluchttheater in Nijmegen. Er is slechts capaciteit voor 1100 bezoekers, net te weinig om het optreden kostendekkend te maken.
Het is voor het GO niet altijd noodzakelijk om quitte te spelen of iets te verdienen. Het zou wel wenselijk zijn, want met extra financiële middelen zijn grote, kostbare producties zoals het War Requiem van Britten (uitgevoerd tijdens de herdenking van Market Garden) nog net mogelijk. Het GO hecht er aan mee te doen aan zulke manifestaties, omdat het daarmee een rol speelt in de Gelderse samenleving. Er is nu gelukkig een groeiende abonnementsverkoop, vorig jaar een stijging van 10% en nu wordt 20% meer verkocht. Er is in de regio wel concurrerend aanbod, waardoor het vaste publiek in plaats van 10 keer, nu nog maar 6 keer naar het GO gaat. Er is dus eigenlijk sprake van overaanbod: teveel van hetzelfde (klassieke muziek, kamermuziek). En er is te weinig pop of jazz.
De raad vraagt zich af of het wenselijk is meer profilering aan te brengen tussen de symfonische orkesten onderling. Dus niet overal hetzelfde doen maar elk orkest laten kiezen voor een artistiek profiel of rolprofiel (educatie). George Wiegel heeft er voor gekozen om een groot symfonie orkest te blijven met nadruk op laat-romantisch repertoire. Het Symfonieorkest uit Enschede, waar GO mee samenwerkt, heeft met dirigent Jan Willem de Vriend gekozen voor vroeg-klassiek repertoire. Daarmee is duidelijk sprake van afstemming. Natuurlijk kunnen de beide orkesten optreden in elkaars zalen, maar het bezwaar is en blijft dat reizen met een orkest duur is. (Musici en instrumenten.) Het GO vindt dat men wat breder repertoire moet aanbieden en dat een paar maal achter elkaar moet uitvoeren, om zo de kosten van de repetitietijd beter te verdelen. Uit onderzoek blijkt dat een achtste deel van het vaste publiek van het GO – de kenners - op donderdagavond naar Amsterdam gaat naar concerten van het KCO. De bredere groep zijn de vijftigers, cultureel geïnteresseerd, maar zij reizen niet. De groei van het aanhang voor het GO moet van deze groep
komen. Het GO verwacht dat de huidige dertigers zich op oudere leeftijd niet zomaar “bekeren” tot de klassieke muziek, zoals vroeger wel het geval was. Dat automatisme is wel weg, zoals ook in de Cultuurverkenning van de raad voor cultuur wordt beschreven. Wiegel stelt zich ten doel om met het orkest aansluiting te zoeken bij een jongere groep, zoals bij concerten met Wende. Het GO heeft ervoor gekozen om zich met klassiek-moderne muziek bij Wende aan te sluiten. In een concertzaal zou het traditionele publiek weglopen. Maar bij het concert zaten de Wende-fans ademloos te luisteren. Wiegel ziet ook een andere ontwikkeling, waarmee hij publiek kan bereiken, ook kan de muziekcanon worden uitgebreid. Concluderend: profilering ja, in de zin van publieksbinding. Als je gaat naar profilering op inhoud, dan ga je naar de makerskant. Het model dat de programmeur van een orkest en schouwburg wel weet wat goed is voor de mensen, werkt niet meer. Vast staat volgens Wiegel dat het publiek minder behoefte heeft aan profilering. Men wil wel afwisseling. De afdeling marketing moet daarom voortdurend in gesprek zijn met het publiek. Het publiek geeft een beleving aan, het orkest zoekt een antwoord. Topmusici in Nederland kunnen volgens Wiegel in 4 repetities een werk instuderen. Hij zou het stuk dan vier tot zeven maal achtereen willen spelen. Maar managers van dirigenten en solisten hebben een andere optiek: iedere avond willen ze optreden in een ander land met weer een ander orkest. Ze zijn dus niet geïnteresseerd in vier dagen repeteren en dan aansluitend vier tot zeven avonden het werk op wisselende plaatsen spelen. Orkesten zijn soms helaas gedwongen het verdienmodel van dirigenten en solisten te volgen. Maar als een paal boven water blijft staan: het is rendabeler om vaker op te treden. De CAO van het GO is vernieuwd en het aantal uren van veel vaste aanstellingen is na de bezuinigingen soms sterk verlaagd. In een documentaire van Omroep Gelderland zie je de pijn van het veranderen. Musici willen musiceren, dat is de drijfveer. Maar de aanstellingen zijn fors veranderd. Orkestleden moeten gaan functioneren als kleine ondernemers. Naast hun werk in het orkest als musicus moeten ze lesgeven, in ensembles spelen, of in andere sectoren werken. Het GO heeft inmiddels een naam opgebouwd op het gebied van filmbegeleiding. Het GO wil wegblijven van musicologische verdiepingen, maar wel en vooral aanraakbaarheid creëren en dan gaandeweg meer verdieping aanbieden. Via youtube kun je nieuwe generaties bereiken. Daarmee actief een community bouwen werkt goed. Het gaat daarbij om actieve inspanning, smaak meten, communiceren. Mensen moeten erbij willen horen. Sponsoring bestaat steeds minder of gaat moeizamer, maar nieuwe vormen blijken mogelijk. VGZ sponsort veel ondernemingen en heeft het GO gevraagd om iets aan eenzaamheidsbestrijding te doen. Het GO heeft die vraag opgepakt en onmiddellijk aangeboden dat mensen kunnen kijken bij repetities van het orkest. Zo worden moeilijke uren overdag voor eenzamen dragelijk en komen ze in contact met anderen. Het is weer een manier van waardecreatie die het orkest kan aanbieden. Zie ook: www.hetgeldersorkest.nl.
Introdans in Arnhem - Ton Wiggers (algemeen directeur), Roel Voorintholt (artistiek directeur) en Jan Houwert (bestuurslid)
Introdans bestaat 43 jaar, gevestigd in Arnhem, maar is ook een reizend dansgezelschap voor de rest van Nederland, net als de Nederlandse Reisopera. Introdans is blij met de BIS. Maar de bezuiniging was wel erg ingrijpend. Men is van 24 vaste dansers naar 14 teruggegaan. Introdans heeft het daardoor zwaar. Er zijn twee gezelschappen onder de noemer van Introdans: Introdans en Introdans Ensemble voor de Jeugd. Artistiek zijn er geen problemen. Introdans Ensemble voor de Jeugd bestaat 25 jaar. Het is een uniek dansgezelschap, dat werk van choreografen van naam aangepast of speciaal gecreëerd voor kinderen brengt: volwassen dans voor een jong publiek. Een andere belangrijke activiteit is Introdans Interactie, dat een groot bereik heeft. Men laat heel diverse groepen van bejaarden tot mensen met een beperking dansen. Ook op het podium. Met klinkende resultaten, zo stelt de directie vast. Twee jaar geleden wilde men de jeugdgroep laten vallen, omdat daar na de bezuiniging geen geld meer voor was. De Provincie heeft vervolgens een eenmalige injectie gegeven. Introdans hoopt dat er meer geld komt in het nieuwe kunstenplan. Introdans wil de interactie taken vasthouden. Zo worden ouderen in de wijken bediend, evenals mensen met beperking. En wat blijkt steeds weer: kunst werkt helend en verzorgend.
Introdans zegt heel goedkoop te produceren. De provincie hamert nu op ondernemerschap. Maar de rek is er uit. Er wordt daarom veel met stagiaires gewerkt, maar daarmee komen de verhoudingen in het dansgezelschap onder druk te staan. Op 14 dansers zijn er 10 stagiaires. Er is ook een gevecht om goede stagiaires door de verschillende dansgezelschappen in Nederland. Het eigen inkomstenpercentage is 37,5 procent. Private sponsoring en bijdragen van het bedrijfsleven komen moeilijk of niet van de grond. Daarnaast heeft Introdans ook geen invloed op theaters om entreeprijzen te verhogen. Er moet – onder druk van gemeentelijke bezuinigingen – daarnaast veel onderhandeld worden met theaters over uitkoop voor soms heel kleine bedragen.
Introdans reist ook regelmatig naar het buitenland. Er is een vraag uit China, maar het lukt nu bijvoorbeeld niet om reiskosten voor dit optreden gefinancierd te krijgen. Sommige buitenlanden betalen goed, zoals Zwitserland, Duitsland, België. Maar voor Azië ligt het moeilijk. Het Jeugdgezelschap is internationaal bekend. Tournees van het jeugdgezelschap zijn vaak een combinatie van voorstellingen, masterclasses en uitwisseling. In Zuid-Afrika waren er workshops in de townships. Zie ook: www.introdans.nl
Generale Oost - Eve Hopkins (Generale Oost), Frank Tazelaar (Wintertuin), Rob Kramer (Productiehuis ON)
Onze gesprekspartners zijn de vertegenwoordigers van drie productiehuizen (dans, popcultuur en literatuur) die zich hebben verenigd in het platform De Nieuwe Oost, waarin gezamenlijk interdisciplinaire talentontwikkelingsprojectenworden geïnitieerd. Aanleiding voor de oprichting van De Nieuwe Oost was het wegvallen van de subsidie voor productiehuizen. Men was bang dat alle afgestudeerden van bijvoorbeeld Artez meteen zouden wegtrekken richting Randstad. Talentontwikkeling moet blijven, ook in de regio, zo is de gedachte! Generale Oost is eigenaar geworden van hun theaterpand aan de Rijnstraat. Ze gaan de publieksingang aan de andere kant maken, bij het plein, vlakbij Rozet en het filmhuis. Men wil een ontmoetingsplek zijn en connecties maken via communities. Er ontstaat zo een lokale binding en als het kwaliteit heeft maakt men ook de stap naar het buitenland.
Frank Tazelaar is artistiek directeur van het productiehuis voor literatuur, Wintertuin, en daarnaast hoofd schrijfopleiding bij Artez. Dit jaar zijn er voor het eerst afstudeerders. Artez wil in het kader van talentontwikkeling een langlopende lijn ontwikkelen tot en met 80-jarigen in verzorgingstehuizen, met artists in residence.De Nieuwe Oost is genoemd in de brief van de minister over talentontwikkeling als ‘best practice’. Talentontwikkeling hoeft niet binnen de signatuur van een gezelschap te blijven. In pop en literatuur bestaan geen gezelschappen en dat geldt ook voor interdisciplinaire vormen van werken. Bij de Nieuwe Oost is het beeld dat kunstenaars zelfstandige beroepspraktijken hebben, die via netwerken met elkaar zijn verbonden. Een maker kan zich hierdoor snel bewegen. Er zijn natuurlijk nog wel regelingen bij fondsen. Maar de fondsen zijn nog erg disciplinair georganiseerd. Interdisciplinariteit vind je niet terug in de bestaande regelingen, terwijl deze manier van werken wel van deze tijd is en juist interessante dingen oplevert. De regionale overheid financiert De Nieuwe Oost nu nog wel. Het platform streeft naar een partnerschap tussen de regionale visie op talentontwikkeling en wat er landelijk gebeurt. Regionaal wordt rondom academies en andere instellingen het idee van een platform uitgewerkt. Daar ontstaan communities waar makers zich aan verbinden. Als voorbeeld van het succes van een dergelijke aanpak noemt Tazelaar de regionale boekhandels: regionale boekhandels zetten veel meer om dan de grote ketens, die te veel een monocultuur laten zien. In een community-aanpak werken schrijvers samen met vormgevers. Er is volgens Tazelaar sprake van een papieren Renaissance. Het schrijverschap omvat veel meer dan voorheen.
In de popcultuur vindt ook verbreding plaats, vertelt Rob Kramer van ON (Productiehuis Oost-Nederland, voor popmuziek). Er was binnen die sector altijd al een do it yourself mentaliteit. Men leert van de theater- en literatuurhoek manieren van presenteren. Optredens in de pop leveren, zeker voor beginners, erg weinig geld op. Omgerekend verdient een artiest niet meer dan 100 euro per show, waarin alle reiskosten en repetitietijd en apparatuur zijn opgenomen. Kosten van marketing en cd moeten dan ook nog van de opbrengst worden afgetrokken. Kortom: geen vetpot. Voor het landsdeel Oost geldt dat talentontwikkeling een economische component heeft. Er moet breeding ground zijn voor onder andere de afgestudeerden van Artez. En talent dat blijft, trekt weer nieuwe talenten aan. En, de voormalige studenten geven hun kennis weer door aan de opleidingen, door les te geven. Er zijn meerdere communities rond schrijvers die de taalgrens over gaan. De deelstaat Nordrhein Westfalen telt 9 miljoen inwoners op een half uur rijden afstand. Het taalprobleem speelt niet echt een rol. Zo is er het Independant Publishing Festival. De Kulturstiftung NRW in Düsseldorf beheert het geld van de deelstaat, maar de contacten verlopen niet altijd soepel. De Raad voor Cultuur zou hierover moeten spreken met de Kulturstiftung. Voor dans is de taal aan de andere kant van de grens geen probleem. Maar, het publiek voor moderne dans is wat teruggelopen. Nieuwe generatie dansmakers werken multidisciplinair, ze staan heel erg open, werken samen met anderen, zoals met koren, dichters, orkesten en met wetenschappers. Moet je je meer richten op verstedelijkte gebieden, zoals in de Cultuurverkenning van de Raad voor Cultuur wordt gesteld? Innovatieve kracht, zo vindt Generale Oost, zit in de regio inderdaad rondom een paar kernen: Zwolle, Nijmegen, Enschede, Arnhem. Welke rol kan cultureel kapitaal spelen, als steden steeds belangrijker worden? Het profiel is overal anders. Dat maakt een instelling bijzonder. Maar hoe kan de overheid inspelen op initiatieven die ontstaan? Als je kiest voor een structuur moet je dan kijken naar regio? Structuur heeft zijn basis in de regio en is overal anders gericht, maar het platform is internationaal gericht. (40 procent van de Artez populatie is internationaal.) Partnerschap met overheid en regio is belangrijk: bestuurlijke verantwoordelijkheid voor talentontwikkeling moet niet alleen regionaal zijn, maar ook landelijk. Steden moeten wel aantrekkelijk worden gemaakt voor jonge makers, vindt Generale Oost. Leegstand moet worden aangepakt, door bijvoorbeeld ook te investeren in jongeren die zich dan kunnen vestigen. Via de deelnemers binnen Generale Oost is een ontwikkeling op gang gekomen. Ze noemen het ‘Agentschap nieuwe stijl’. Afgestudeerden krijgen steun bij het maken van contracten, het onderhandelen over werk e.d. Er zijn namelijk steeds minder Agents en jonge mensen komen bij de bestaande grote Agents al helemaal niet aan de bak. Uit die nood is dit initiatief ontstaan. Daarnaast kan het Agentschap nieuwe stijl ook behulpzaam zijn bij beeldend kunstenaars, schrijvers en musici die al een aantal jaren werken aan de uitbouw van hun carrière. Zie ook: www.generaleoost.nl.
Stichting Geldersch Landschap & Kasteelen Janine Perryck, Peter van den Tweel, Ton Roozen en Rian Haarhuis in kasteel Cannenburch.
De stichting Het Geldersch Landschap & Kasteelen werd in 1929 opgericht door Baron van Heemstra en mr. P.G Tienhoven. De stichting bestaat 85 jaar. In 2004 was er een fusie met de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen (in 1940 opgericht door dezelfde baron). Er is nu één organisatie met een raad van toezichtmodel. De stichtingen bestaan nog apart vanwege risicospreiding. Aanleiding voor de oprichting was de dreigende onteigening van landgoed Warnsborn. Doel werd om ensembles van gebouwen, landschappen en collecties in stand te houden. Erfgoed, economie en ecologie horen bij elkaar. En ook beheerjacht en roofvogelshows. Beide aspecten zijn onderdeel van het cultureel erfgoed. Dit jaar kwamen 500 begunstigers van de Stichting naar de jaarvergadering, met aansluitend excursies naar Rosendael en Warnsborn. De stichting heeft 80% eigen inkomsten, bijeengebracht uit pachten en huren, openstellingen, bijdragen van donateurs, legaten en giften. De stichting houdt de entreeprijzen bewust laag, om een zo groot mogelijke toegankelijkheid te stimuleren. Het bestuur overweegt deelname aan de Museumjaarkaart. Binnen de organisatie zijn erfgoed & collectie en bouwkunde twee afdelingen. De uitvoering van onderhoud en restauratiewerk wordt deels gedaan door de organisatie volgens de leerling-meester formule om kennisoverdracht te garanderen. Het bezit bestaat uit 150 terreinen met 650 gebouwen en groeit nog aan. De organisatie telt 100 medewerkers: de beheerders, waarvan 25 aan kastelen zijn verbonden en 75 aan groenvoorzieningen. Daarbij komen nog
ruim 700 vrijwilligers. Contact met de omgeving is belangrijk. Daarom investeert de stichting in deze opzet. De stichting is de grootste landschap en kastelen stichting van Nederland. Men houdt het idee van cultuurlandschappen aan en zoekt naar planten en dieren die er bij horen. Men heeft ook de POM-status. De beschrijving van interieuronderdelen is volledig gedigitaliseerd. Familieportretten worden in bruikleen gegeven op de oorspronkelijke plek. Rosendael, zo vindt het bestuur, zou eigenlijk in de canon van Nederland moeten komen. De stichting probeert zoveel mogelijk op eigen benen te staan en heeft 42.000 donateurs, meer dan 60 bedrijfsrelaties, ruim 700 vrijwilligers. De positionering van de organisatie is goed. Er wordt inmiddels ook gewerkt met social media.
Het zoeken naar nieuwe financieringsmogelijkheden is belangrijk. Een nieuwe trend is natuurbegraven De stichting is benaderd of zij plekken beschikbaar heeft. Vakantiewoningen kan ook een nieuwe trend worden. Een zeker mate van afhankelijkheid van de overheid is goed. Een ondersteuningsbijdrage voor openstelling van de kastelen is daarbij wenselijk. Er is nog geen bijdrage van de Bankgiroloterij, de reden is onduidelijk. De overheidondersteuning gaat steeds meer richting projectondersteuning, waarmee de overheid zich ontwikkelt als een fonds. Dat zou op den duur een bedreiging kunnen zijn voor de continuïteit, waar het bij erfgoed toch vooral om draait. Immers, als je een jaar lang niets doet aan tuinen en parken gaan ze verwilderen. Particulieren komen niet voor Pomstatus in aanmerking. Het zou interessant zijn als particulieren een samenwerking met de stichting zouden aangaan, waardoor ze de Pom-status zouden kunnen krijgen. Maar dat kan nu nog niet. Er zijn mooie ensembles bij particulieren, die in de problemen komen als ze ook de Brim-subsidie niet zouden kunnen krijgen. Middachten wordt bijvoorbeeld bedreigd. Er is een uitgebreide uitleg over de restauratie van de vijvers, tuin en interieur van Cannenburch. Restauratie van het buitenterrein borduurt voort op de
formele aanleg (begin 18de eeuw) aangepast met een 19de eeuwse landschappelijke aanleg. Er zijn drie tot vier waterniveaus. Cannenburch is genaast. In de 18de eeuw heeft het kasteel een luxe uitstraling gekregen. De stichting probeert zoveel mogelijk aan te haken bij de bewonersgeschiedenis door middel van familieportretten (van de 17de eeuw tot later), gedekte tafels en interieurstukken. Er wordt soms weer aangekocht met steun van de vereniging Rembrandt. Binnen in het kasteel is ook een schuilkapel. Er is een interessante audio-visuele presentatie om de geschiedenis tot leven te brengen! Zie ook: www.glk.nl.
Nederlands Openluchtmuseum Gesprek met Willem Bijleveld, directeur en Edwin Karten, hoofd presentatie.
Het museum heeft plannen om samen met het Rijksmuseum en het RCE een gezamenlijk collectiecentrum te betrekken, om de werkomstandigheden in de depots en het bruikleenverkeer te verbeteren. De collectie (300.000 objecten) is nu over verschillende locaties verspreid. Er zijn 100 verschillende objecten/attracties in het park in Arnhem en er zijn omvangrijke collecties van huisinrichting. Die vertellen veel over het dagelijks leven in het verleden. Het museum (de conservator wooncultuur) kan antwoord geven op vragen over de wooncultuur in de verschillende decennia van de twintigste eeuw. Ook bij dit museum zijn de bezuinigingen voelbaar. Enerzijds moet het museum sterk snijden in de kosten, maar anderzijds moet men hard werken aan de opzet van de Canon van Nederland en de samenwerking met het VIE. De Canonpresentatie wordt langs drie lijnen gepresenteerd. Het masterplan hiervoor is afgerond en het museum gaat nu de ontwerpfase in.
‘Canonvensters’ worden als het ware verbonden met het dagelijks leven van toen.
Er komt een presentatie in het entreegebouw, met de uitgangspunten voor de canon. De opsteller is Frits van Oostrom. Er komen ook accenten over Gelderland. Daarnaast wil men de canon thematisch koppelen aan de gebouwen in het park. Onderwerpen zijn de Statenbijbel, kinderarbeid, slavernij, energie uit eigen bodem. Er wordt in het park als het nodig is ook bijgebouwd. Zo is er een noodgebouw uit Noorwegen geplaatst, waarvan er 100 aan Nederland geschonken zijn naar aanleiding van de Watersnoodramp.
Derde poot is digitale ontwikkeling van de canon. Het onderwijs heeft al de site www.entoen.nu ontwikkeld en die wordt verder uitgewerkt. Directeur Willem Bijleveld wil bovendien dat ongeveer 20 Nederlandse instellingen/ musea aanhaken bij de Canon van Nederland, bijvoorbeeld het Hunebedcentrum, Planetarium in Franeker en de buitenplaatsen aan de
Vecht. Zo ontstaat een overzicht van de Nederlandse geschiedenis langs verschillende vestigingen, waardoor het publiek een samenhangend beeld krijgt van de Nederlandse geschiedenis. Stichting Anno had op dit terrein al veel voorwerk gedaan. Het Rijksmuseum dat partner is bij project de Canon van Nederland, levert veel expertise en objecten.
Een ander project wordt opgezet met het Catharijneconvent, dat plannen heeft om aandacht te geven aan alle christelijke feestdagen. Het NOM kan aansluiten en wordt een van de partners en gaat in dit verband het idee van kleurrijk Nederland verder invullen. Er is al aandacht voor Indiërs, Chinezen, Molukkers, Turken. Met de Surinaamse gemeenschap is ook contact gelegd. Men wil meer stadscultuur binnenbrengen ipv landelijk erfgoed. Integratie van immaterieel erfgoed is een andere ontwikkeling. Het NOM werkt samen met VIE. Sinterklaas, misschien zelfs wel met Zwarte Piet, komt op de Nationale Inventarislijst. Men geeft binnenkort een circusgemeenschap de ruimte om een zaal in te richten. Integratie komt pas echt tot stand als het museum verantwoordelijkheid gaat nemen voor de collecties immaterieel erfgoed. Het gaat het NOM een nieuwe museumformule opleveren: integratie van de gebruiken met de objecten. Het NOM denkt na over een nieuwe positionering en uitstraling, maar zal de naam Openluchtmuseum handhaven. Vormgevers gaan eerdaags aan de slag met de geformuleerde uitgangspunten. Slogan wordt “In het Openluchtmuseum kom je dichter bij de geschiedenis dan ooit”. Bezoekers Het NOM rekent over 2014 op 540.000 bezoekers en is daarmee buiten de randstad het best bezochte museum. Helaas loopt het schoolbezoek terug, vooral uit het voortgezet onderwijs. Dat is een landelijke trend. 55 procent is herhaalbezoeker. Het NOM wil de bestaande doelgroepen nog beter bereiken. Een vehikel daarvoor zijn de vrienden, waarvan er nu al 40.000 geregistreerd staan. Zie ook: www.openluchtmuseum.nl.
NJO in Apeldoorn - Miranda van Drie, directeur en Wim Vos, artistiek leider.
Het gaat goed met het NJO. Er zijn veel aanmeldingen van musici, het bezoekersaantal loopt verder op en er is veel aandacht van de pers. Het NJO krijgt heel veel opdrachten op productieniveau: plannen over muziektheater, kindervoorstellingen en de organisatie staat nu voor de vraag hoe ze de aanwas moeten verwerken en de vragen moeten structureren. Vroeger was het simpel: er was een wintertournee en één festival in de zomer. Het ligt voor de hand meer te doen met het voortraject, de JON leeftijd (musici tot maximaal 18 jaar). Het NJO heeft ook een goede relatie met conservatoria en haalt daar de studenten vandaan, maar ook steeds meer van buitenlandse conservatoria.
Het is de wens van de directie en de artistiek leider om een grotere focus op Nederlandse conservatoria te leggen. In het kader van de opleiding van nieuwe musici wordt dan gewezen op een lange, doorlopende leerlijn: JON, NJO, Conservatoria en alumni. JON en NJO krijgen financiering uit fonds cultuurparticipatie, steeds voor twee jaar. Het is de vraag of er niet gewerkt moet worden aan één organisatie, met twee gespecialiseerde managers, maar een gezamenlijke backoffice. Dat levert geen grote besparingen op, omdat de kosten voor de ondersteuning erg laag zijn. Maar het geeft wel kansen talentvolle musici door te laten groeien. Het NJO heeft een jaarbegroting van 1,3 miljoen en het JON van twee a drie ton. Vestiging in Apeldoorn zou dan wellicht voor de hand liggen, omdat zowel de gemeente als de provincie Gelderland ruim meefinancieren bij het NJO. Suggesties voor de Agenda Cultuurbeleid. De directie van het NJO vindt een mogelijke opname van de combinatie JON/NJO in de BIS een logische ontwikkeling. De onderwijsinvalshoek kan daarbij een argument zijn. Het JON is vertakt naar alle regionale jeugdorkesten en muziekscholen en het NJO naar de conservatoria. Dat geeft een duidelijke piramideopbouw, zeker als alumni ook opgenomen worden en er zo een lange leerlijn waargemaakt kan worden. Het Fonds Cultuurparticipatie worstelt een beetje met de positie van het NJO: de Internationale kant (veel buitenlanders) en de leeftijd van NJO-deelnemers liggen lastig voor Fonds Cultuurparticipatie. Zij rekenen namelijk tot de leeftijd van 23 jaar. Het NJO zou die grens naar boven willen oprekken. Internationalisering is in de optiek van NJO een must, al zou het NJO graag wat meer Nederlanders willen aantrekken. De zorg voor Nederlandse talent is groot. De aanmeldingen bij conservatoria lopen terug: men wil een zekerder carrière of men gaat naar het buitenland, bijvoorbeeld naar Duitsland, omdat de opleiding daar goedkoper is en er méér mogelijkheden zijn om aan het werk te komen als musicus. Bij internationaal vocalistenconcours komen steeds opnieuw namen terug van jonge musici die aan het NJO verbonden waren. Eigenlijk is het NJO door de veelheid aan activiteiten een soort productiehuis voor jonge muzikanten. Zie ook: www.njo.nl
Omroep Gelderland - Guus van Kleef (directeur/bestuurder).
Omroep Gelderland is gehuisvest in een voormalig parochiehuis uit 1928 dat verschillende aanpassingen heeft ondergaan. Er werken 160 fte voor radio, televisie en nieuwe media. De omroep werkt met het Raad van Toezicht model. Het budget voor de zender is 17 miljoen, exclusief reclame-inkomsten. Hier gaat vanaf 2017 een bedrag van 2,5 miljoen euro af, als gevolg van de bezuinigingen. De provincie Gelderland draagt 1,1 miljoen euro bij om daarmee de regionale identiteit te versterken. Door de budgetkorting zal een kleine reorganisatie noodzakelijk zijn.
Omroep Gelderland gaat met zijn tijd mee. De omroep onderzoekt mogelijkheden tot samenwerking met andere regionale omroepen (RTV Oost, Utrecht, Brabant), maar ook de geschreven pers, zoals dagblad de Gelderlander en de Stentor. Dat is binnen de grenzen van de huidige mediawet niet eenvoudig. Immers, omroepen worden publiek bekostigd en dagbladen privaat. Mogelijk zou zijn een regionaal mediacentrum of coöperatie, waarbinnen de journalistieke kracht – de waakhondfunctie – is ondergebracht met daaromheen de omroepen en de kranten. Omroep Gelderland kijkt daarbij naar het advies dat de raad voor cultuur over de publieke omroep heeft geschreven. Er zijn
samenwerkingsmodellen binnen de huidige wetgeving mogelijk. De omroep kijkt uit naar een aanvullende advies van de raad voor cultuur over de regionale journalistiek. Men heeft wel de indruk dat de politiek openstaat voor publiek-private samenwerking in de regio.
Recent is over Market Garden een gezamenlijk project geproduceerd: een programmaserie op tv en radio en een grote bijlage in de Gelderlander. Omroep Brabant en de Wegenerkranten in Brabant en Gelderland waren betrokken. Met steun van het V-fonds (het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg) is een heel bijzondere website - Weg naar de bevrijding - gemaakt. Het fonds ondersteunt overigens ook de plannen voor het WO2 museum in Nijmegen. Omroep Gelderland gaat in de provincie allerlei partnerships aan die via verschillende platforms contact opleveren met het publiek. Voorbeeld daarvan is een documentaire over het Gelders Orkest. Omroep Gelderland wil onderzoeken of de documentaire bij de landelijke omroep kan worden uitgezonden. Er komt na dit geslaagde project nog meer samenwerking met het orkest.
Samen met Gelders Erfgoed en historische verenigingen is het project Een wagen vol verhalen gestart. Verhalen over tradities uit Gelderland zijn en komen online beschikbaar via oa oral history. In de tweede fase komt er een televisieprogramma. Ook is er samenwerking met het NOM en het Vie ten aanzien van de Canon van Gelderland
In 2016 bestaat de vierdaagse 100 jaar. Ook daar start Omroep Gelderland samenwerking die moet leiden tot programma’s op radio, tv en online. Het uitzendmodel van de BBC is een zuiver model: de landelijke tv biedt vensters in het programmaschema op TV aan regionale omroepen. Dan is een groot bereik gegarandeerd. Omroep Gelderland is een voorstander van dit Britse model. De regionale omroep heeft in de regel een ouder publiek, zeker bij de radio. Online worden wel nieuwe groepen bereikt, maar het gaat langzaam.
Er is samenwerking met de lokale omroepen, die over het algemeen met vrijwilligers werken. Staatssecretaris Dekker wil deze lokale omroepen professionaliseren. Guus van Kleef ziet een model voor zich waarbij er verbinding komt met regionale omroepen, de Gelderlander en lokale omroepen. De content van de lokale omroepen is zeer interessant, evenals de mogelijkheid tot fijnmazigheid. Op deze wijze kunnen, krant, regionale en lokale omroep tot in de kleinste haarvaten van de provincie opereren en daarmee voor alle inwoners nog relevanter worden. Zie ook: www.omroepgelderland.nl.