Waterlandstichting Emancipatie,... wie wat waar? Naar een begripsbepaling Shivant Jhagroe Emancipatie als relevant thema In 2008 verscheen het boek Stout van Heleen van Royen en Marlies Dekkers. Dit boek, maar zeker ook de ontvangst ervan, illustreert mooi hoe het begrip emancipatie uiteenlopende reacties en emoties oproept. Enerzijds lijkt emancipatie van vrouwen een duidelijke zaak: vrouwen behoren gelijkwaardig te zijn aan mannen. Alle privileges die mannen hebben (bijvoorbeeld op cultureel, economisch of politiek vlak), zouden vrouwen simpelweg ook moeten hebben. Anderzijds roept dit weer een reeks vragen op. In welke zin zijn vrijgevochten vrouwen nu werkelijk ‘vrij’? Heeft vrouwenemancipatie de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw bevorderd? Is de keuze voor het dragen van naaldhakken, een hoofddoek of een ‘carrière’ als huisvrouw, een geëmancipeerde en eigen keuze van vrouwen? Hoewel emancipatie duidelijk lijkt, roept het begrip tegenwoordig misschien wel meer vragen op dan het beantwoordt, in het bijzonder ter links progressieve zijde. Emancipatie-idealen zijn historisch gezien sterk verankerd in socialistische, sociaaldemocratische en links-liberale ideologieën. Dergelijke nobele ideeën claimen vaak dat er een morele en principiële grond is om ‘arbeiders’ of ‘het volk’ te emanciperen. Het achterliggende idee is dat er moet worden gestreden tegen een heersende orde die specifieke ongelijkheden in stand houdt. Echter, sinds enige tijd lijkt het steeds lastiger om te identificeren wat ‘het’ linkse emancipatieverhaal is, tegen welke ‘orde’ er nu precies wordt gestreden en wie allemaal onderdeel is van deze strijd. Is emancipatie bedoeld voor de arbeidersklasse, het volk, vrouwen, homo’s, allochtonen, dieren? Is sprake van een gezamenlijke strijd, of moeten we spreken van gefragmenteerde emancipatie? Is emancipatie eigenlijk (nog) wel een links thema? En hoe verhouden de verschillenden groepen zich tot elkaar? In dit artikel probeer ik een aanzet te geven tot een begripsbepaling van emancipatie in de context van dit themanummer. Hoe kan emancipatie tegenwoordig worden begrepen en welke (ongemakkelijke maar dringende) vragen
pagina 1 van 7 - www.waterlandstichting.nl
roept dit op voor een linksgeoriënteerde emancipatiestrijd? Het stuk is grofweg ingedeeld in drie delen. Allereerst schets ik een korte historische tour d’horizonvan emancipatie. Ten tweede geef ik op basis van deze context een begripsbepaling (of werkdefinitie). Tot slot werp ik enkele vragen en uitdagingen op die relevant zijn om lonkende emancipatieperspectieven te formuleren. De redactie beoogt met dit artikel een inleidende tekst te bieden voor dit themanummer. Dit themanummer op haar beurt wil weer denkruimte bieden voor linksgeoriënteerde emancipatie in bredere zin. Historische manifestaties van emancipatie Voordat we scherp kunnen kijken naar een emancipatiebegrip, is het eerst van belang te kijken naar de vormen van emancipatie die historisch de revue hebben gepasseerd. Ik heb niet de pretentie en de ruimte contextuele details mee te nemen, noch volledig te zijn, er is zelfs een risico op anachronismen. Toch wil ik stilstaan bij een aantal historische momenten waar we emancipatie mee kunnen associëren. Hoewel we ook eerder kunnen beginnen met emancipatiepraktijken, begin ik met emancipatieprojecten vanaf de vroegmoderne geschiedenis. Een pregnant startpunt is de reformatiebeweging (in de 15e en 16e eeuw), die werd belichaamd door Maarten Luther. Hij ageerde tegen de aardse katholieke kerk en claimde dat alle gelovigen gelijk waren tegenover dezelfde god, zonder aardse en ‘machtsmisbruikende’ bemiddeling. Uiteraard kunnen we ookpolitieke emancipatiebewegingen aanwijzen, die vanaf de 18e eeuw gestalte kregen. De Amerikaanse en Franse revoluties (1776 en 1789) waren pogingen om radicaal te breken met ongelijkheden en machtsverhoudingen die het ancient régime in stand hielden. Afhankelijkheden van onder meer afkomst en sacrale legitimiteit werden kritisch bevraagd en op gewelddadig wijze ingewisseld voor een nieuwe gelijkheidsorde. De bekende kreet van de Franse Revolutie ‘Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap!’ is typerend voor de idealen waarvoor werd gestreden. Burgers zouden voortaan zelf bepalen hoe ze de samenleving wilden inrichten. Dergelijke politieke idealen waren er ook in 1848 en 1849, toen Europa werd overspoeld door een golf van parlementaire democratieën. Ondanks verschillen kunnen we over het algemeen stellen dat dit de deur opende naar een vorm van politieke representatie en verantwoording. Dit uitte zich tevens in de komst van bijvoorbeeld het algemeen kiesrecht in Nederland 1917 (voor vrouwen in 1919). We kunnen deze ‘emancipatielijn’ doortrekken naar de ’68 beweging. Die leverde namelijk kritiek op de (hiërarchische) bestaande orde en het gebrek aan inspraak in diverse instituties en allerlei vrijheden. De val van de Berlijnse muur in 1989 kunnen we eveneens
pagina 2 van 7 - www.waterlandstichting.nl
beschouwen als een emancipatievorm. Hier werd tegen een ‘socialistische orde’ gestreden en klonk een roep om meer vrijheid. Meer recent, kunnen we de huidige revolutionaire bewegingen in het Midden-Oosten (Iran, Egypte, Jemen) lezen als een politiek geïnspireerde strijd tegen een bestaande orde (een autoritair bewind), met een roep om meer vrijheid en representatie. Hieraan gekoppeld, maar van een ander type strijd, was de ‘sociale kwestie’ eind 19e eeuw. Toen ging het om de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders, kinderen en vrouwen die de Industriële Revolutie produceerde. Men verlangde een nieuwe economische orde en andere sociale verhoudingen en de nationale overheid werd uitgedaagd om structureel sociaaleconomisch beleid te voeren. Rond de Europese koloniale ‘avonturen’ beriep men zich op het ‘emanciperen en beschaven’ van andere volkeren. De anderen zouden moeten worden geholpen om uit hun primitieve levensvormen te geraken en zich te ontwikkelen. Ironisch genoeg kunnen we de antikoloniale emancipatiebeweging in de 18e en 19e eeuw hieraan verbinden. Voornamelijk in de Caraïben en op het Afrikaanse continent streden (representanten van) ‘een onderdrukt volk’ voor onafhankelijkheid, vrij van koloniale hegemonieën. Vrijheidsstrijders en tegenbewegingen lieten van zich horen, met als ideaal een zelfstandig bestaan. Nederland heeft dit het laatst meegemaakt met Suriname in 1975. In dit licht is het thema van de slavernij geen detail. De roep om afschaffing kreeg wereldwijd gestalte in de 19e eeuw (in Nederland in 1863). Naast andere factoren was een moreel gelijkheidsprincipe de drijfveer achter de afschaffing van slavernij. Een dergelijk emancipatoir gelijkheidsdenken zien we ook terug in de bekende Civil Rights Movement in de VS vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw. Hoewel er verschillende inzichten waren rond de emancipatie van de ‘Afro-Amerikaans gemeenschap’ (Martin Luther King Jr. en Malcolm X), was er een gedeelde kritiek op tweederangs burgerschap en structurele ongelijkheid. Andere, meer recente vormen van emancipatiestrijd zijn de feministische beweging, de homobeweging, en misschien ook het dierenrechtenactivisme. Ook zij leveren fundamentele kritiek op een bestaande orde met de wens om meer aandacht de te schenken aan de rechten van bijvoorbeeld vrouwen of dieren. Emancipatie langs revolutionaire paradoxen? Naar een begripsbepaling Bovenstaande, uiterst uiteenlopende voorbeelden, laten zien dat emancipatie voor verschillende groepen verschillende betekenissen heeft, ieder in hun eigen context. Desondanks kunnen we beginnen met het formuleren van wat ‘emancipatie’ op conceptueel niveau betekent. Een dergelijke definiëring moet ruim genoeg zijn om
pagina 3 van 7 - www.waterlandstichting.nl
de waaier aan voorbeelden te kunnen vatten, dus richtinggevend zijn voor wat ‘eigen’ is aan emancipatie. Anderzijds moet het niet te vrijblijvend zijn en alles meenemen wat ook maar een beetje naar emancipatie riekt. We kunnen drie samenhangende kenmerken aanwijzen op basis van de historische emancipatiebewegingen. Ten eerste zien we een strijd tegen een dominante orde. Een minderheid kan deze strijd voeren tegen normen die een meerderheid bepaalt. Interessant is dat er geen sprake is van één specifieke dominante orde. Wat geldt als hét dominante systeem verschilt per plaats en per tijd. Zo zijn er bijvoorbeeld katholieke geestelijken, kapitalisten, slavendrijvers, dieronvriendelijke en heteroseksueel gefixeerde regimes. Allen hebben op een bepaalde wijze een dominant en onderdrukkend karakter. Ze houden ongelijkheid of een vorm van uitbuiting in stand. De strijd tegen dergelijke ‘gewelddadige’ elementen is dan ook wat de voorbeelden delen. Ten tweede zien we een strijd ten behoeve van (meer) gelijkheid vis-à-vis een dominante orde. Naast de kritische en negatieve ‘contrabeweging’, kent emancipatie duidelijk ook een meer affirmatieve (bevestigende) dimensie. De strijd tegen een orde is tegelijkertijd een strijd vóór een andere invulling van een dominant systeem. In het oog springende voorbeelden zijn de Franse Revolutie of de Amerikaanse Civil Rights Movement. Dergelijke bewegingen hebben een affirmatieve grondhouding voor een vorm van gelijkheid en voor democratische beginselen. Het uit het Franse Revolutionaire ontsproten republicanisme stond een gelijkheidsideaal voor waarbij alle lagen van de bevolking politieke inspraak kregen en als gelijk werden gezien voor de staat (als nieuwe staatvorm, nouveau régime ). De roep om ‘gelijke rechten’ tegenover de staat van de burgerrechtenbeweging in de VS illustreert dat er een principe van gelijkheid wordt verondersteld. We kunnen spreken van een insluitend gelijkheidsideaal. Een roep om insluiting in een systeem met als achterliggend ideaal (meer) gelijkheid. Het rechtssysteem vormt hierbij vaak een sterke legitimiteit en ankerpunt (gelijke rechten). Echter, dit kan ook plaatsvinden langs de lijn van het welbekende beschavingsoffensief. Denk aan sociaaldemocratische idealen rond opvoeding en onderwijs (gelijke mogelijkheden). Ook koloniale ‘avonturen’ kenden een dergelijke beschavingsmentaliteit. Ten derde, en naast dit gelijkheidsideaal, kunnen we een soort ‘ongelijkheidsideaal’ onderscheiden. Dat wil zeggen: er kan sprake zijn van een strijd ten behoeve van (meer) ongelijkheid vis-à-vis een dominante orde . Sprekende voorbeelden hiervan zijn de homobeweging, het feminisme, maar ook migrantenorganisaties. In
pagina 4 van 7 - www.waterlandstichting.nl
bepaalde mate strijdt de homobeweging voor het recht op ‘anders zijn’. De bestaande politieke en culturele orde zou homo’s en lesbiennes moeten accepteren als gelijke (voor het recht) vanuit hun verschil (in seksuele geaardheid of voorkeur). Dit is zelfs zichtbaar op het niveau van het woord ‘homorechten’. Terwijl de ‘rechten’ primair zijn, is het ‘homo-zijn’ secundair en daarmee een roep om anders te kunnen zijn binnen een juridisch gelijkheidskader. Op een vergelijkbare manier vechten feministen voor het recht om vrouw te zijn, oftewel anders dan niet-vrouwen, maar tegelijkertijd economisch hetzelfde te verdienen en juridisch hetzelfde te ‘mogen’ als anderen (met name mannen). Een dergelijke paradoxale positie kunnen we formuleren als een insluitend ongelijkheidsideaal. Een wens om ingesloten te worden in een regime met als doel een (meer) ongelijke positie te bekleden. De combinatie van deze drie centrale kenmerken kan als basis dienen voor een werkdefinitie van emancipatie. Emancipatie, als begrip, definiëren we dan als volgt: een strijd tegen een dominante orde ten behoeve van (meer) gelijkheid en/of (meer) ongelijkheid ten opzichte van deze orde. Deze aspecten zien we ook terug in de etymologie van emancipatie. De term stamt uit het Romeinse recht en refereert aan de vrijlating van een slaaf (letterlijk: ë (uit) manus (hand) capere (nemen). Eén van de concrete implicaties is dat emancipatiebewegingen altijd vanuit een ‘reactiepositie’ worden gedreven. Emancipatie is dialectisch omdat het reageert op en ageert tegen onrechtvaardige verhoudingen en afkeurenswaardige praktijken. Deze aanvallende verdedigingspositie zorgt ervoor dat emancipatie zowel progressief als reactief is. Emancipatie toont daarmee gelijkenis, maar ook verschil met politiek-ideologische programma’s als het liberalisme of het socialisme. Dergelijke ideeën en projecten hebben ook een progressieve én reactieve kant, maar tevens een (min of meer) coherent wereldbeeld, maatschappijbeeld en mensbeeld. Dit laatste kan nauwelijks of niet worden gezegd van emancipatie. Bovenstaande verkenning maakt duidelijk dat deze ‘coherentie’ sterk afhankelijk is van de politiek-ideologische of culturele achtergrond waartegen emancipatie speelt. Vanuit mijn basisbegrip van emancipatie, in al haar historische en conceptuele complexiteit, kunnen we inzoomen op de uitdagingen voor hedendaagse linksgeoriënteerde emancipatie. Wringende posities en nieuwe uitdagingen voor linkse emancipatie Allereerst zagen we in de voorbeelden dat linksgeoriënteerde emancipatie zich kenmerkt door een reeks verschillende types en vormen van historische
pagina 5 van 7 - www.waterlandstichting.nl
emancipatiebewegingen. Natuurlijk is er de klassieke sociaaleconomische emancipatie van arbeiders via vakbonden en economische politiek. Daarnaast speelt de juridische dimensie vaak een centrale rol. Dit gaat vaak over arbeidsrecht en CAO’s maar zeker ook over de rechten van mannen en vrouwen, homo’s en hetero’s (bijvoorbeeld het homohuwelijk). Ook het milieu en het dierenrijk worden, juridisch, relevant als men spreekt over en denkt in termen van ‘milieuwetgeving’ en ‘dierenrechten’. Bovendien heeft emancipatie een sociaal-culturele dimensie. Al deze verschillende aspecten lopen langs elkaar en grijpen soms in elkaar. Hiermee wil ik stellen dat ‘links’ (socialistisch links, links-liberaal of andere linkse posities) niet één emancipatie-ideaal heeft, of één specifieke strijd voert. Er lijken namelijk steeds meer en nieuwe vormen van emancipatie naast elkaar te bestaan die langs en door elkaar heen lopen: arbeiders, vrouwen, homo’s, studenten, migranten, dierenactivisten, e.a.. Dat maakt ook begrijpelijk waarom ‘links’ tegenwoordig moeite heeft met het vinden van een eenduidig en overtuigend emancipatieverhaal. In plaats van het spreken over ‘emancipatie’ als enkelvoud, is het (met de Argentijnse politiek filosoof Ernesto Laclau) misschien beter om het te hebben over ‘emancipaties’, in meervoud. Het lastige van de erkenning van de complexiteit is weer dat elke emancipatiestrijder/ster denkt dat zijn/haar emancipatie de (enige) échte emancipatie is. Dit uit zich in fragmentatie van linkse politieke partijen, het verlies van het vertrouwde electoraat en de komst van zwevende (potentieel linkse) kiezers. Typerend en pijnlijk is de landelijke verkiezingswinst in 2010 van rechtse partijen (met een rechtse coalitie als gevolg), direct na en tijdens een mondiale financieel-economische crisis. Sterker nog, en in navolging van de Sloveense filosoof Slavoj ?i?ek, kunnen we stellen dat tegenwoordig vooral aan de rechterzijde van het politiek spectrum nog met passie ‘echte’ emancipatiepolitiek wordt bedreven. Niet-linkse vormen van emancipatie appelleren vandaag de dag aan arbeiders, een groep waar traditioneel gezien ‘links’ een ‘monopolie’ op had. Nu gaat het niet over ‘arbeiders aller landen’, maar over ‘hardwerkende Nederlanders’. Zien we niet een soort gecombineerde emancipatie in de retoriek van rechtse partijen? Een sociaaleconomische (en traditioneel linkse) emancipatiestrijd die vervlochten wordt met een soort nationalistische en culturele emancipatie van ‘de Nederlander’? Interessant is dat ‘rechts’ hier een insluitend gelijkheidsideaal (strijd om gelijke behandeling van de ‘echte Nederlander’ in het vermeende ‘multiculti-tijdperk’) combineert met een insluitend ongelijkheidsideaal (strijd om ongelijke behandeling van ‘deze Nederlander’ tegenover ‘allochtonen’), leidend tot een hybride emancipatievorm. Opvallend is dat deze verbinding tussen economische en cultureel-nationalistische emancipatie geen ‘subemancipatie’
pagina 6 van 7 - www.waterlandstichting.nl
impliceert van een kleinere groep mensen op deze kruising. Je zou namelijk verwachten dat de groep ‘Nederlandse werknemers’ kleiner is dan ‘algemene Nederlanders’ en ‘algemene werknemers’. Echter, deze combinatie betekent juist een verbindende en mobiliserende emancipatie van een grotere groep mensen op dit raakvlak in tijden van politieke, economische en culturele onzekerheid en globalisering. Hoe kan links hiermee omgaan? Welke emancipatie-idealen kunnen we nog als links ‘claimen’? Moet er een ‘groot verhaal’ aan ten grondslag liggen? Moet er met en via de staat worden geëmancipeerd, of juist daarbuiten? Moeten we emancipatie wel via de politieke band spelen? Is de strijd die vakbonden voeren dezelfde als die van de consumentenbond? Zijn immigranten simpelweg immigranten, of werknemers, Europeanen of Nederlanders? Moeten belangengroepen die staan voor emancipatie zich verenigen, en zo ja, onder welke noemer? Moet er worden gedacht aan combinaties van emancipatie? Welke emancipaties veronderstellen gelijkenis en dezelfde ‘strijd’? Moeten we het dan misschien gaan hebben over ‘homoarbeiders’ of ‘Nederlandse wereldburgers’? Of leidt dit juist tot minder mobiliserend vermogen? Welke emancipatiestrijd moet worden ge-re-emancipeerd? En, gelet haar paradoxale aspecten, is emancipatie eigenlijk wel een nuttig uitgangspunt om huidige problemen te benaderen? Hoe verhoudt emancipatie zich tegenwoordig tot links geïnspireerde idealen en maatschappijbeelden? Het mag voor zich spreken dat er geen simpele antwoorden bestaan op dergelijke vragen. Eerder moeten we constant in dialoog treden en experimenteren op allerlei niveaus en in verschillende vormen, om zodoende taal te geven aan nieuwe denk en handelingsrichtingen. Met de artikelen in dit themanummer proberen auteurs, ieder op een eigen manier, op dergelijke vragen in te gaan en nieuwe vergezichten en emancipatieposities te formuleren. Shivant Jhagroe is redacteur van Waterstof
pagina 7 van 7 - www.waterlandstichting.nl