SLAVERNIJ - SLAVENHANDEL - EMANCIPATIE DOOR W. R. MENKMAN
Het instituut der slavernij is oeroud; niemand kan zeggen wanneer, waar, in welke vorm en onder welke omstandigheden het zich voor het eerst vertoond heeft. In Afrika, evenals elders, verliest de geschiedenis der inheemse slavernij zich in de nacht der eeuwen. De slavernij ging meestal gepaard met slavenhandel. CentraalAfrika was, reeds duizend jaar geleden, het grote mensenreservoir vanwaar slaven naar het Noorden en naar het Oosten verhandeld werden, en het kon wel niet anders of de levende koopwaar vond ook aftrek in de Europese landen aan de Middellandse Zee; in West-Europa, met name in Portugal, reeds in de vroege middeleeuwen. Kort nadat de Portugezen in de vijftiende eeuw hun exploratie van de Westkust van het zwarte werelddeel waren begonnen, begon tevens een door Europeanen gedreven handel in negerslaven voor de Europese markten, een handel waarbij in Afrika Arabieren als tussenpersonen optraden. Omstreeks 1450 was dit reeds een georganiseerd bedrijf; de nachtelijke rooftochten der Portugezen in de baai van Arguim behoorden tot het verleden. Enkele jaren later waren de Portugezen meester in de golf van Guiné en zij leerden spoedig van onvrije arbeidskrachten gebruik maken voor de plantagelandbouw, voor het eerst in Afrika door Europeanen beoefend. Suikerriet, door de Arabieren overgebracht van Oost-Azië naar Zuid-Europa, werd ook in Afrika ingevoerd, zowel op de eilanden als op het vasteland. Negerslaven waren bij uitstek geschikt vdbr de zware arbeid welke de suikercultuur vereiste en de Afrikaan volgde het riet naar de nieuwe wereld, nadat de Portugezen het omstreeks 1500 ontdekte Brazilië waren gaan koloniseren. Ook de Spanjaarden brachten al vroeg in de zestiende eeuw zwarte slaven naar de Caraïbische eilanden, eerst uit — 103 —
104
W. R. MENKMAN
Zuid-Europa, weldra uit Afrika zelf, ter vervanging van de inheemse Indianen, van wie de „conquistadores" geen bevredigende arbeidsprestatie in gedwongen dienst te verkrijgen wisten. Nadat de periode der verovering in Spaans Amerika geëindigd was en die der exploitatie begonnen, is de economische ontwikkeling mogelijk gemaakt door de samenwerking van Europees kapitaal, Europees leiderschap en Afrikaanse arbeid. Voor een groot deel der Engelse, Franse en Nederlandse koloniën in de nieuwe wereld kan hetzelfde gezegd worden. En de onvermijdelijke slavenhandel speelde in het proces een belangrijke rol. De Noord-Nederlanders, toen nog geen kolonisatoren op grote schaal, maar wèl vrachtvaarders voor rekening van of in combinatie met vreemdelingen, maakten op het eind der zestiende eeuw met deze handel kennis. Aanvankelijk kon de weldenkende Nederlandse gemeenschap slechts een afkerige houding aannemen tegenover al wat met de negerslavernij in verband stond. De Staten van Zeeland besloten in 1596 dat een honderdtal „Mooren" uit Guiné in Middelburg aangevoerd, „in heure natuurlijcke Liberteyt" gesteld zouden worden, en BREDERO, in een blijspel van 1616, sprak schande van de mensenhandel. Deze houding zou veranderen, toen, na het midden der zeventiende eeuw, de Nederlandse Republiek grote belanger verkregen had op het vasteland van Zuid-Amerika en op de Westkust van Afrika. In de Gouden Eeuw, toen alles draaide om de „negotie", leverde men aan anderen zowel de tropische producten in de eigen Amerikaanse nederzettingen door middel van slavenarbeid verkregen, als de zwarte werkkrachten welke in de vreemde koloniën nodig waren en niet anders betaald konden worden dan met de „retouren", welke dan weder de vaderlandse commercie hielpen prospereren. Met de Nederlandse slavenhandel waren grote kapitalen en grote risicos gemoeid; de meest prominente burgers namen er aan deel en nog in de achttiende eeuw werd op een bruiloftspartij de bruidegom gehuldigd wegens zijn „noesten slavenhandel". Deze handel was reeds in de zeventiende eeuw goed georganiseerd en het vervoer over zee, zowel als de kooptransacties in Afrika, gingen met niet meer ruwheid en wreedheid gepaard dan onder de omstandigheden te verwachten viel. Ook wat de behandeling der slaven betreft aan de overzijde van de Atlantische Oceaan was er een verschil in de beoordeling, toen men niet en toen men wèl zelf belangen had bij de negerarbeid. Een eenvoudig Zeeuws zeeman, die in het begin der zeventiende
SLAVERNIJ - SLAVENHANDEL - EMANCIPATIE
105
eeuw bij Portugezen en Spanjaarden—maar dat waren vijanden — zijn waarnemingen had kunnen doen, was vol deernis voor de arme verstotelingen en vol afschuw voor de wreedheid en de tirannie der meesters. Maar een Drents predikant van een halve eeuw later achtte voortdurende kastijding der zonen Cham's een doeltreffend middel om goede diensten van hen te verkrijgen. Als slavenhouders hadden de Nederlandse kolonisten bij sommige vreemdelingen een slechte naam, waarbij dan te bedenken valt, dat anderen vaak jaloers waren op de Nederlandse koloniale en handelswelvaart. Aangenomen mag worden, dat in de Nederlandse continentale en insulaire Amerikaanse koloniën de behandeling der slaven niet beter of slechter was dan elders. Lang, in Suriname zelfs tot het midden der negentiende eeuw, waren het de koloniale bestuurs- en rechterlijke colleges, samengesteld uit personen die zelf slaven hielden, door wier inzichten het lot der negers bepaald werd; aan goed bedoelde voorschriften, zelfs wanneer die van het moederland uitgegaan waren, werd ook in de vreemde koloniën slecht de hand gehouden. COLBERT'S Code Noir, gebaseerd op het Romeinse recht en op de Bijbel, heeft in de Nederlandse koloniën geen pendant gehad. Eerst in 1828 kregen de slaven in de Nederlandse West-Indische Bezittingen een „rechtspositie", hierin bestaande dat de meesters tot hen kwamen te staan in de positie van voogden tegenover onmondigen. Dat te gelijkertijd het beginsel prijsgegeven werd dat slaven in rechte geen personen maar zaken waren, werd door sommigen als een juridische anomalie beschouwd. Zowel de strafrechtspleging als de huiselijke tuchtmaatregelen kenmerkten zich door brute wreedheden. Maar ook de voor vrijen geldende jurisdictie kende dood- en lijfstraffen voor commune en militaire delicten; de pijnbank bleef in Nederland tot 1798 in gebruik, aan disciplinaire tuchtigingen waren nog in de negentiende eeuw de soldaten der Nederlandse koloniale krijgsmachten en de schepelingen der Koninklijke Marine onderworpen. Een Statiaanse slaaf kon er zich in 1816 op beroepen, dat op zijn eiland — waar men blijkbaar op de vastelands-koloniën vooruit was — het den meesters.niet meer geoorloofd was eigenmachtig tot kastijding over te gaan; fatsoenlijke slavenhouders in de stedelijke gemeenschappen lieten in den regel de tuchtiging over aan het politiepersoneel, dat voor deze diensten betaald moest worden. Te vaak was in de plantagekoloniën het geringe gehalte der personen die op de ondernemingen dagelijks met de slaven in aanraking kwamen, de oorzaak van veel ongerechtigheid.
106
W. R. MENKMAN
Lang voordat de Afrikaan een zo belangrijke rol zou gaan spelen in het ontwikkelingsproces der nieuwe wereld, trokken de Portugese en de Spaanse geestelijkheid zich hun lot aan, als zijnde voor Christianisering in aanmerking komende heidenen. Bij de vijftiende eeuwse expedities der Portugezen naar West-Afrika speelde geloofsijver evenzeer een rol als gewinzucht en in de Spaanse nederzettingen in West-Indië mochten aanvankelijk slechts gekerstende slaven toegelaten worden; de intocht van heidenen zou allicht de kerstening der Indianen bemoeilijken. Was het in de laat-middeleeuwse Europese wereld een twistpunt of men het recht had heidenen tot slaven te maken, in de zeventiende eeuw werd in de Amerikaanse koloniën van het protestantse Engeland de vraag vernomen of het wel aan Christenen paste er slaven op na te houden. In het algemeen beijverde de geestelijkheid in de Spaanse, Portugese en Franse koloniën zich al spoedig om niet alleen de autochthonen, maar ook de negerslaven in de schoot hunner kerk op te nemen. Bij de Engelsen en Nederlanders was daarvan weinig sprake. Bij de Protestantse kolonisten was er geen plaats voor onvrijen van een ander ras in de geloofsgemeenschappen waartoe de meeste - en de invloedrijkste - blanken behoorden. Pas in de achttiende eeuw werd een modus vivendi gevonden, door de toelating, in Suriname en op de Bovenwindse eilanden, van Moravische en Weslyaanse zendelingen. Op Curacao intussen, zo dicht gelegen bij het Spaanse koloniale gebied, waren omstreeks 1825 vrijwel alle kleurlingen, slaven en vrijen, R.K. gedoopt, terwijl in Suriname te zelfder tijd Christenen en Joden tezamen niet veel meer dan een derde der totale bevolking uitmaakten, welke voor bijna 60% uit slaven bestond. Hoe de onvrijen zelf over hun toestand dachten, blijkt slechts uit wat er aan folkloristische gegevens - liedjes b.v. - bewaard gebleven is; een oordeel over de onderlinge verhouding kunnen wij ons dus slechts vormen door kennis te nemen van herinneringen, door anderen te boek gesteld. Niet alleen als werkkrachten in de ondernemingen, maar ook als huisbediende waren slaven en slavinnen onontbeerlijk in de koloniale samenlevingen; maar de laatste onontbeerlijkheid leidde, vooral in de tropische koloniën, tot gemakzucht bij de meesters en meesteressen, die er van jongs af aan gewend waren zich met alles te laten helpen en bedienen. Zo kon in zekere zin de vrije afdalen tot de hulpeloze, dus zwakkere partij, de onvrije opklimmen tot de actievere, dus sterkere, soms zelfs de dominerende.
SLAVERNIJ - SLAVENHANDEL - EMANCIPATIE
107
Men kan zich indenken wat de huisvrouw te stellen heeft gehad met een talrijke schare van zwarte bedienden en hun aanhang; soms waren zij lastig, soms gaven zij blijk van sterke, zelfs opofferingsgezinde genegenheid voor de meesters en hun kinderen, soms werden zij mishandeld, soms vertroeteld. Het onderlinge verkeer tussen blank en zwart heeft, in alle slavenkoloniën, van de aanvang af, het aanzijn gegeven aan de klasse der kleurlingen, lange tijd vrijwel overal geringschattend beoordeeld. Men mag aannemen dat bij de verdere vermenging de vrouwelijke kleurlingen meer dan de mannelijke de kant der blanken uitgingen; vooral langs die weg hebben zich allerwegen in de nieuwere tijd groepen gevormd van weionderwezen en welopgevoede „creolen", die zich veel meer de nakomelingen kunnen voelen van Europese kolonisten dan van zwarte Afrikaanse slaven. Bij de afnemende invloed van het inheemse en uitheemse blanke element zijn zij het voor wie, voorlopig, de rol van het politieke leiderschap schijnt te zijn weggelegd. Overal in de nieuwe wereld, trouwens ook in Afrika zelf, heeft zich van den beginne af het verschijnsel voorgedaan, dat negerslaven zich aan het gezag van meesters of kopers onttrokken, door te vluchten naar het achterland. In Suriname waren het meestal de pas aangevoerden, doch versterkt met weglopers van de plantages, die in de bossen een heenkomen zochten. Van de Nederlandse Antillen kon gemakkelijk Spaans gebied bereikt worden, waar de vluchtelingen, door zich onder de hoede der R.K. geestelijkheid te stellen, aan uitlevering konden ontkomen. Hoezeer de „Marrons" in Suriname een tijd lang ook een gevaar opgeleverd hebben voor de nederzettingen der blanken, aan de andere kant was het oerwoud een soort veiligheidsklep — en werkelijk ernstige révoltes van ontevreden slaven heeft deze kolonie dan ook eigenlijk niet gekend. De achtiende eeuwse bestuurspolitiek heeft er toe geleid, dat aldaar de in het binnenland Afrikaans levende groepen Bosnegers anachronistisch zijn blijven voortbestaan. Het grote oproer onder de Curacaose slaven van 1795 kan gelden als een bewijs dat de ongeletterde negers wel degelijk kennis droegen van het wereldgebeuren elders, althans van zijn terugslag op de Franse koloniën. • Het was in de achttiende eeuw, de eeuw der Verlichting, dat de Christelijke Europese naties zich meer dan te voren met het vraagstuk der negerslavernij in de koloniën gingen bezighouden. Frank-
108
W. R. MENKMAN
rijk werd er o.a. mede geconfronteerd toen rijke plantagehouders zich in het moederland gingen vestigen met hun Westindische huisbedienden, en jonge vrije kleurlingen er hun opvoeding kwamen voltooien. Bleef een slaaf, eenmaal op Europees grondgebied aangekomen, een slaaf? Ook Nederland, waar slaven en slavinnen uit Oost- en West-I ndië met hun meesters medekwamen, kende het probleem. De uitspraak van rechter MANSFIELD in Engeland (1765) — waar juist de Quakers begonnen met hun strijd tegen de slavernij — dat een slaaf, eenmaal in het Europese grondgebied van het Koninkrijk aangekomen, een vrij man was, kan als een mijlpaal gelden op de weg naar de abolitie. Toch komt aan Frankrijk — het land van de Rechten van den Mens en van de Amis du Noir, en van MONTESQUIEU — de eer toe het eerst de slaven in de koloniën vrijverklaard te hebben, al werd het betreffende decreet van de Convention spoedig door het Consulat herroepen. Emancipatie, vrijverklaring van individuele slaven, was ook in de Amerikaanse koloniën bijna zo oud als de slavernij zelf. Steeds zijn er meesters geweest die, hetzij bij hun leven, hetzij bij testamentaire beschikking, slaven, of bij slavinnen verwekte kinderen, uit de slavernij verlosten. Soms ook waren slaven in staat zich zelf vrij te kopen. De „manumissie", zowel in vreemde als in de Nederlandse koloniën, kon aanleiding geven tot misbruiken en werd aan wettelijke bepalingen en aan belastingheffing onderworpen, om te voorkomen dat de meesters zich door de vrijverklaring aan hun verplichting tot onderhoud der slaven zouden onttrekken. Welke overwegingen ook golden, humanitaire of andere, met de verwerping van de instelling der slavernij als onchristelijk, had in de regel de vrijverklaring niet te maken. Het is niet de Goddelijke wet geweest — schreef een Frans auteur — die de emancipatiegedachte heeft doen zegevieren. In Nederland en de Nederlandse koloniën hielden velen in de achttiende eeuw zich bezig met de gedachte aan een geestelijke emancipatie der slaven, onder behoud van de lichamelijke onvrijheid. Kerstening, onderwijs en erkend huwelijk waren vooral voor missie en zending de wensen, welke naar voren gebracht werden; aanvankelijk niet, tot in de negentiende eeuw zelfs niet, was het de vrijverklaring der slaven waarnaar gestreefd werd. Nog in 1790 werd in Nederland, in een Nutslezing, de slavernij verdedigd en in de ontworpen, maar nooit in werking getreden koloniale charters der Bataafsche Republiek werd van de slavernij niet gerept. De in Engeland tot een politieke agitatie gegroeide beweging
SLAVERNIJ - SLAVENHANDEL - EMANCIPATIE
109
om de slavenhandel te verbieden, als eerste stap naar de abolitie, vond in Nederland weinig steun; zelfs werd er in 1806 in een advies aan KONING LODEWIJK op aangedrongen de negerhandel op alle wijzen te begunstigen. Suriname was toen voor de tweede maal in Engelse handen en de Antillen zouden spoedig volgen; de parlementsacte van 1807 werd ook voor het voormalige Nederlandse West-Indië van toepassing. Twee jaar na de restitutie der koloniën volgde KONING WILLEM'S regering het Engelse voorbeeld, het strafbaar stellen van de mensenhandel. De uitvoering ter zee van de verbodsbepalingen werd hoofdzakelijk aan de Britse marine overgelaten. Nog geruime tijd werd door vreemdelingen de Nederlandse vlag misbruikt voor het clandestiene vervoer van slaven, welk vervoer met de ernstigste wantoestanden gepaard gingDe emancipatiegedachte won in Nederland in de negentiende eeuw slechts langzaam veld. Ter eerste vergadering, te Londen in 1841, der British and foreign anti slavery Society waren onder de vier honderd deelnemers geen Nederlanders, maar enige jaren later werd, voor het eerst, bij onze volksvertegenwoordiging gcpetitionneerd, voor de afschaffing der slavernij. Toen eenmaal, onder liberale invloed, de strijd tegen de emancipatie ontbrand was, werd deze met hartstochtelijkheid gevoerd; niet geheel ten onrechte werd wel eens van Surinaamse zijde fel gereageerd op de aantijgingen van onmenselijkheid, waaraan de slavenhouders in de kolonie van de kant der abolitionisten bloot stonden. Intussen echter werd het duidelijk, dat na de emancipatie in de Britse en Franse koloniën, Nederland niet achter kon blijven. Voorlopig evenwel bleef het bij rapporten en niet tot het Staatsblad doorgedrongen wetsontwerpen. De emancipatie in Suriname en op de Nederlanse Antillen zou te hoge eisen stellen aan de moederlandse schatkist; aangaande de gevolgen, vooral voor Suriname, verkeerde men in het onzekere. De Staatscommissie van 1853 had kort en goed gesteld dat de emancipatie een eis des tijds was, de slavernij een onnatuurlijke verhouding veroorzaakte van mens tot mens, welke niet mocht voortduren; de geldmiddelen, welke de noodzakelijk en rechtmatig geachte schadevergoeding aan de slavenhouders zou vorderen, waren aanwezig (Indische batige saldo's). Bovendien was de vrijverklaring in uitzicht gesteld. Leverde de kwestie der financiering geen bezwaar meer op, wat men met de geëmancipeerden en wat dezen met zich zelf zouden aanvangen — en hoe het met het plantagebedrij f in Suriname
110
W. R. MENKMAN
gaan zou—• bleef een probleem. En eerst in 1862 kwam de wet tot stand welke de slavernij in Nederlans West-Indië zou opheffen. Het langdurige uitstel heeft één voordeel opgeleverd: zending en missie hebben de gelegenheid gekregen — en die ook benut — om de slaven op de komende bevrijding voor te bereiden. De periode van afwachten is op het laatst niet geheel zonder ongeregeldheden verlopen, maar de vrijverklaring zelf, op 1 Juli 1863, heeft geen aanleiding tot ordeverstoringen gegeven. Reeds bij de enquête van 1853 had een R.K. geestelijke, met langdurige dienst op Curacao, de vraag gesteld waarom mensen die zo lang zonder opstandigheid de slavernij verdragen hadden, uit de band zouden springen zodra zij vrij zouden zijn. De bepaling, voor Suriname, dat de geëmancipeerden nog tien jaar lang onder contract zouden moeten arbeiden, is soepel — volgens sommigen te soepel — toegepast; de verplichting der gewezen meesters op de eilanden, dat zij aan hun gewezen slaven nog enige tijd huisvesting zouden moeten verlenen, is getrouwelijk nagekomen. En zo zijn thans, sedert negentig jaar, Suriname — dat met de slavernij tot bloei gekomen was, maar ook wel, niettegenstaande de slavenarbeid, tijden van verval gekend had — en de Nederlanse Antillen — waarvan althans twee eilanden zo lang uit de slavenhandel voordeel getrokken hadden — gewesten welke uitsluitend door vrije mensen bewoond worden. Op enkele maanden na even lang als de Ver. Staten van Amerika. LITERATUUR BOSCH, G. B.: /?ewe« t« H-Vs/-/«rfi. Utrecht, 1829-1843. •Byrfra^en />ort t/an de Staatscommissie, oenoemd 6i; AT. S. fan 29 Mwem6er i#5J. Den Haag, 1855. GALLANDAT, D.H.: Noodige onderrichtingen voor s/aa//iande/aaren. Middelburg, 1769. HUDIG DZN, J.: De scheepvaart o/> West'/ndi'i? en W«s<-^/WAa in de acAttiewde eeuw. Amsterdam, 1926. JONGE, J. K. J. DE : De o/>Aomst van Aet iVeder/andscAe ge.?ag in Oost-/ndië ƒ. 's-Gravenhage, 1862. KNAPPERT, L.: //et «etfe/t/A teven onzer vaderen tn de i#de eeuw. Haarlem, 1910. MENKMAN, W. R.: Statiaansche toestanden in de XVIIe eeuw. W.7. Gids jrg. 75, 1933. MONTESQUIEU, CH. DE SECONDAT, Baron DE: L'espn't des Z.ois. 1748.
SLAVERNIJ - SLAVENHANDEL - EMANCIPATIE NETTELBECK, JOACHIM: SWne Z.*6ens6«fArfi6i
111
1894. ara»/ /7S9.
Paris, 1897. Rapport Van Grovestinsen Boey. Arch. West-Indische Compagnie 1791. RUITERS, DIERICK: Toor<5f rfe>-Zowaar/. 1623. SCELLE, GEORGE: La /raite M^TJ^F? au* /waVs aV Cas/tVfr. Paris, 1906. SCHELVEN, A. A. VAN: Suriname in de 18e eeuw. W. ƒ. (7«'rfs jrg. 4, 1922. TEENSTRA, M. D.: De / i«rfeA'o/om> 5Mriwa»»f. Dordrecht, 1842. TEENSTRA, M.D.: De wagers/awn »« aV A'o/om> Suftwame. Dordrecht, 1842. WOLBERS, J.: G«cA»>rfcn«5 i'au Sim'wame. Amsterdam, 1861. SUMMARY SLAVERY - SLAVE TRADE - ABOLITION Slavery and the slave trade were very old already when Europeans first called upon Africa to obtain the labour necessary to come into possession of the treasures which the newly discovered land on the other side of the Atlantic promised to yield. Since then the African negro, brought over as a slave from his native country, or born in slavery in the colonies, during three centuries has supplied the manpower required for the economic development of the new world. The slave traffic became for the Dutch a no longer generally despised business, but a very profitable and very risky one, as soon as they had acquired important interests in tropical America and had driven the Portuguese from West Africa. In the seventeenth century foreign colonies also depended on dutch trade and capital for their supply of slaves and for the disposal of the products acquired by the labour of the blacks. Local colonial regulations no more than metropolitan legislation could protect the slaves against harsh treatment by ruthless masters, in times when violence and cruelty were deemed suitable means in upholding order and discipline, and in administering criminal justice, also in free society. In the Spanish, Portuguese and French colonies the missionaries included the slaves in their activity; colonizing protestant english and dutch nations did hardly anything in this direction. It is doubtful whether the difference had effect also on the treatment inflicted upon the slaves by their masters. As a rule house slaves were better off than those employed outside. In all the overseas colonies discontented slaves were apt to run away and take refuge in the less accessible interior or neighbouring settlements, where they expected a less hard fate. The bushnegroes in Suriname, up to the present, have maintained their anachronistic existence in the primeval forests along the great rivers. Wheresoever slaves were kept the intercourse between whites and blacks has created a class of people of mixed blood, which produced groups of intellectual natives who, now that the influence of the whites is everywhere declining, seem to be destined to become the leaders of the population.
1 12
SLAVERNIJ - SLAVENHANDEL - EMANCIPATIE
Although from the beginning individual slaves were freed by manumission, and in the seventeenth century already voices were raised in the English North American colonies against slavery as an unchristian institution, it was in the eighteenth century, the Age of Reason, that the abolition movement gathered force in Europe and elsewhere. The legal prohibition of the slave trade in England was the prelude to the liberation of the slaves in all the American countries. The Dutch colonies were among the last where emancipation was introduced; pecuniary considerations and no less the uncertainty about the economic future of Suriname as a slavefree colony, retarded a measure the necessity of which had been felt as inevitable for a long time already. In the same year as the United States of America, Suriname and the Netherlands Antilles became regions inhabited only by free people.
DIT EMANCIPATIE-NUMMER WERD SAMENGESTELD «aar aa«/«'rf*H£ vaw een verzoek va« ie „Surinaamse #*'sfomcA« Xn'wg", ow ewAe/e man«sm'/>te« mei èe/re^^t'ng /oi ie a/scAa//ing' o'er «y in Swriname, en ie geeste/ty^e emancipatie ier tezamen te /mWiceren TER HERDENKING VAN DE AFSCHAFFING DER SLAVERNIJ — negentig /aar ge/eien. Z)oor ie £ortetf/'a*ran woroereiiing was Aei mei moge/i/'/fe Swrj'name e« ie iVeier/anise /l«/i7/en in ge/*y£e mate m iiV fmanci^aiie««rnmer te èeire&Aen, en een ez;em£>icMg, min o/ meer a/geroni overzicA/ te rer^ri/'gen. De i;er/ianie/ing orer ie />«è/ie^e opinie in ./Veier/ani, ie èiè/iogra/ie en Ae/ a/gemeen orerzicA/, ziyn ie enige ar£i£eten we//te aan ie van overzee ioegezonien 6t;'iragen ze»erien /oegej/oegi. REDACTIE