Verslag Symposium
‘water door de bril van de burger’ 23 april 2008
Water Symposium Tribune Burgers in blijde verwachting Hoe water op tafel? Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; etiam si non nocent, fugiunt.
Burgers betalen te weinig (zichtbaar) voor waterbeheer Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt Watertheater solidae, non sunt fideles; vraagt etiam si non nocent, fugiunt.
improvisatie Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; etiam si non nocent, fugiunt.
Burgerparticipatie: kijken door een andere bril Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt Burgerparticipatie: deprehensa cum fierent, sollicitudo non graag cum ipsis wij stelen abit, ita improbarum uw eigen ideeën voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; etiam si non nocent, fugiunt.
De participatie aanpak bestaat niet Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; Neem de burger etiam si non nocent, fugiunt.
net zo serieus als je eigen vak Ambtenaren zijn ook burgers Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; etiam si non nocent, fugiunt.
Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; etiam si non nocent, fugiunt.
Focus op wat er al is
Groene en gele burgers worden actiever betrokken
130.000 veldmedewerkers gevonden Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent.poldersaus Quemadmodum Van scelera etiam si non sunt naar participatie deprehensa cum fierent, sollicitudo ipsis Clamo mihinon ipse,cum 'Numera abit, ita improbarum annos tuos, et pudebit voluptatum ipsas eadem velleetiam quaepost volueras paenitentia Non sunt puer, eademest.parare. Hoc solidae, non denique tibi sunt circa fideles; mortis etiam praesta: si non nocent, fugiunt. diem moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles; etiam si non nocent, fugiunt.
Clamo mihi ipse, 'Numera annos tuos, et pudebit eadem velle quae volueras puer, eadem parare. Hoc denique tibi circa mortis diem praesta: moriantur ante te vitia. Dimitte istas voluptates turbidas, magno luendas: non venturae tantum sed praeteritae nocent. Quemadmodum scelera etiam si non sunt deprehensa cum fierent, sollicitudo non cum ipsis abit, ita improbarum voluptatum etiam post ipsas paenitentia est. Non sunt solidae, non sunt fideles;
Colofon Het symposium ‘water door de bril van de burger’ is georganiseerd door Rijkswaterstaat en DG Water (ministerie van Verkeer en Waterstaat). Berenschot heeft ondersteuning geleverd bij de inhoudelijke en logistieke voorbereiding. Voor vragen en of opmerkingen naar aanleiding van dit verslag kunt u terecht bij Leontien Bos door een mail te sturen naar
[email protected]
Inhoud Plenaire opening
3
Workshop 1: Kansen voor burgerparticipatie
5
Workshop 2: Burgers aan de Ontwerptafel
8
Workshop 3: De Waarden van Mooi Water
10
Workshop 4: Kijken door de ogen van de burger
12
Plenaire afsluiting
14
Bijlagen 1 Burgerbeelden Waterkwaliteit
17
2 Kansen voor burgerparticipatie
23
3 De waarden van mooi water
27
4 Kijken door de ogen van de burger
34
3
Plenaire opening Het symposium stond onder leiding van Bart van der Velden, organisatiedeskundige bij Berenschot, die alle genodigden op een zonovergoten Villa Sonsbeek van harte welkom heette. Na een korte introductie was daarna het woord aan Leontien Bos en vervolgens aan Renske Peters, Directeur DG Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Zij vertelde over de omslag in het denken bij DG Water en de start van de nieuwe campagne ‘Nederland leeft met water’. Als afsluiting van het plenaire ochtendprogramma presenteerden Monique Berendsen (DG Water) en Leontien Bos (RWS Waterdienst) een aantal opmerkelijke resultaten uit het onderzoek. Het symposium wordt geopend door Leontien Bos van Rijkswaterstaat Waterdienst. Zij licht toe waarom dit symposium georganiseerd is. Er worden veel plannen gemaakt voor het waterbeheer en waterbeleid, maar we weten vaak maar weinig over hoe burgers tegen deze plannen aankijken, hoe je vervolgens input van burgers krijgt en wat je hiermee kunt doen bij het maken en uitvoeren van de plannen. Daarom wordt vandaag aandacht aan deze vragen besteed. DG Water van het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft het onderzoek ‘Burgerbeelden Waterkwaliteit’ zojuist afgerond . Het symposium van vandaag is naar aanleiding van dit onderzoek georganiseerd. Renske Peters, directeur van DG Water, licht de achtergrond van het onderzoek voor DG Water toe. Aan de hand van enquêtes en focusgroepen is gekeken naar meningen, opvattingen en beelden van burgers over waterkwaliteit. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het om drie redenen belangrijk is burgers te laten participeren bij de totstandkoming van waterbeleid. Ten eerste omdat er een omslag bij het maken van beleid heeft plaatsgevonden. Er wordt meer gekeken naar wat de burger wil en wat de burger van het beleid zal gaan merken ofwel wat de maatschappelijke meerwaarde van het beleid precies is. Burgerparticipatie is volgens Renske Peters ten tweede van belang omdat er veel inhoudelijke vragen met betrekking tot maatregelen en doelen zijn ontstaan naar aanleiding van de Kaderrichtlijn Water. Spreken de maatregelen en doelen de burgers bijvoorbeeld aan? Kunnen we die doelen wel goed overbrengen en hoe verdeel je de baten precies? Hiervoor kunnen bijvoorbeeld de burgerbeelden die uit het onderzoek zijn gekomen worden gebruikt. Een derde conclusie is dat communicatie naar de burgers toe van groot belang is. Spreekt onze zogenaamde ‘watertaal’ wel aan bij burgers? Gebruiken wij de juiste taal of moeten we die aanpassen? Bij burgerparticipatie is het volgens Renske Peters belangrijk te onthouden dat burgers niet alleen bij beleid betrokken kunnen worden, maar dat ze ook echt wat te vertellen hebben. Burgers kunnen ons goed helpen bij het bepalen van de maatschappelijke meerwaarde van beleid. Bij het maken van beleid kan je eigenlijk drie vragen stellen: 1) wat vinden burgers, 2) hoe betrek je burgers en 3) welke maatregelen nemen we? Tijdens dit symposium staat dan ook centraal welke verschillende instrumenten helpen bij het maken van beleid en het betrekken van burgers. Water kan door het opzetten van de bril van de burger niet alleen op een technische manier worden gezien, maar ook als deel van de leefomgeving. Naar aanleiding van de opening van Renske Peters heeft dagvoorzitter Bart van der Velden nog een aantal vragen aan haar. Zijn burgers bijvoorbeeld eigenlijk heel enthousiast om te participeren en moet je ze bijna tegenhouden of is het andersom? Volgens Renske Peters ging het betrekken van de burgers bij het onderzoek erg gemakkelijk. Maar moet je wel moeite doen om de spanning op de participatie te houden en dat je wel een dwarsdoorsnede van de samenleving krijgt en mensen met allerlei verschillende leefstijlen spreekt.
4
Monique Berendsen van DG Water gaat vervolgens dieper in op de resultaten en conclusies van het onderzoek ‘Burgerbeelden Waterkwaliteit.’ Het onderzoek heeft volgens haar enkele opvallende conclusies opgeleverd. Ten eerste konden verschillende leefstijlen van mensen met betrekking tot waterbeleving worden onderscheiden. Onder andere de avontuurlijke burger, de gezellige burger en de voorzichtige burger. Daarnaast is het opvallend dat de visuele kwaliteit van het water ook een belangrijke rol speelt. Opmerkelijk is dat burgers vooral de industrie als een grote vervuiler zien en de landbouw juist weer niet. In de focusgroepen is aan de hand van stellingen en aanbevelingen geprobeerd te achterhalen welke beelden burgers hebben van waterkwaliteit. Hierbij zijn de focusgroepen zijn ook op verschillende excursies geweest. Zo hebben de deelnemers bijvoorbeeld twee bekertjes water gedronken, één met water uit de kraan en één met water uit de IJssel. Opmerkelijk was dat het water uit de IJssel lekkerder werd bevonden dan het water uit de kraan. Leontien Bos geeft vervolgens aan dat het onderzoek liet zien dat burgers niet alleen geïnformeerd willen worden over het water in hun omgeving, maar ook willen participeren bij het maken van plannen voor het water, zowel op lokaal niveau als op abstracter (rijks-)niveau. De behoefte hiertoe verschilt wel per type burger. Door de focusgroepen is ook duidelijker geworden welke ‘taal’ er met betrekking tot water door de burger wordt gesproken. Met de verschillende typen burgers (bijvoorbeeld pleziermakers, rustzoekers en voorzichtigen) kan op verschillende manieren gecommuniceerd worden. Het onderzoek was ook een echt leerproces. Zo bleek dat 70% van de Nederlands passief gebruik maakt van water. Door hen te betrekken bij het maken van beleid kan het inzicht in wat de burger wil vergroot worden. Door op de hoogte te zijn van de wensen van burgers ten aanzien water, kunnen betere beslissingen worden gemaakt over bijvoorbeeld de aanleg van natuurlijke oevers.
5
Workshop 1: Kansen voor burgerparticipatie Door Paul Basset van het ministerie van VROM
Paul Basset is coördinator van het programma ‘Beleid met de burger’ bij het ministerie van VROM. Aanleiding voor dit programma is de toegenomen afstand tussen beleid en burgers, die vooral bij het milieubeleid merkbaar was. ‘Burgerparticipatie moet je altijd overwegen’, is de boodschap die Paul Basset de deelnemers meegeeft. Je hoeft niet altijd voor burgerparticipatie te kiezen, maar je moet er tenminste over nadenken. Het doel van burgerparticipatie is het verbeteren van de kwaliteit van beleid – beleid dat beter aansluit bij wat burgers beweegt - waardoor het draagvlak voor dit beleid groter wordt. Het vergroten van draagvlak is geen doel op zich, hoewel men in de praktijk wel geneigd is voor deze ‘korte weg’ te kiezen. Dat burgerparticipatie zin heeft blijkt uit een enquête onder 1130 deelnemers over hun vertrouwen in het VROM beleid. Voordat de deelnemers enige informatie over VROM en de wijze waarop beleid daar tot stand komt hadden ontvangen, had 20% vertrouwen in het VROM beleid. Nadat in de enquête informatie werd versterkt over VROM en de wijze waarop zij burgers betrekt bij haar beleid steeg dit vertrouwen van 20% naar bijna 60%. Het betrekken van burgers bij beleid en het communiceren hierover heeft dus zin. Paul geeft enkele voorbeelden van burgerparticipatie. Zo kan je burgers betrekken via een enquête, interview, panel, burgerjury, focusgroep of een zogenaamd ‘e-burgerplatform’. Belangrijk hierbij is dat je burgers zoekt hen op de juiste plaats benadert. Zo kun je interviews houden op beurzen of burgers benaderen tijdens een boswandeling.
Het 4-stappenplan voor burgerparticipatie Voordat je aan burgerparticipatie begint moet je volgens Paul Basset vier stappen doorlopen, waarbij je zeven vragen beantwoordt.
Stap 1: Participatievragen 1. Wat is je centrale participatievraag? 2. Welke meerwaarde moet de participatie hebben? Burgerparticipatie kan op verschillende manieren van meerwaarde zijn. Vraag je daarom af waarom je aan burgerparticipatie begint. Wil je 1) de agenda en prioriteiten vaststellen, 2) draagvlak en betrokkenheid creëren, 3) kennis en creativiteit benutten of 4) ervaringsdeskundigheid?
Stap 2: Participatie van welke burgers 3. Welke groepen burgers wil je betrekken? Of burgers participeren, hangt niet af van de burger, maar van de manier waarop je de burger benadert. Verschillende typen burgers moeten op verschillende manieren benaderd worden. Je moet aansluiten bij wat mensen beweegt. Vraag je daarom af van wie je iets wilt weten. Zijn dit 1) representatieve vertegenwoordigers, 2) kwalitatief representatieve vertegenwoordigers, 3) direct betrokkenen, of 4) specifieke groepen burgers?
6
Stap 3: Beleidsruimte 4. Wie bepalen de beleidsruimte? 5. Hoe wil je deze personen betrekken? Hier komen we bij de kernvraag van het stappenplan: Welke beleidsruimte is er? Het hebben van voldoende beleidsruimte is een voorwaarde voor burgerparticipatie. De belangrijke spelers die de beleidsruimte bepalen moeten daarom in het proces betrokken worden. Maar wie bepaalt deze ruimte? Is dit 1) de politiek, en/of zijn het 2) bestuurders, 3) topambtenaren, 4) middenmanagers of 5) collega’s? Paul geeft de deelnemers mee dat het middenmanagement vaak de grootste problemen oplevert. Dit is een ‘bottleneck’ in potentie.
Stap 4: Participatievormen 6. Welke rol wil je burgers geven? 7. Welke participatievorm heeft je voorkeur? Nu komt het aan op maatwerk. Je kunt burgers laten meebeslissen, coproduceren, adviseren, raadplegen of informeren. Afhankelijke van je keuze heeft de burger de verantwoordelijkheid van medebestuurder, medebeleidsmaker, adviseur, klankbord of toehoorder. Voor een overzicht van participatievormen en voor handige informatie noemt Paul de volgende websites: www.burgerparticipatie.be, www.inspraak.nl en www.participatieplaza.nl. Er is nog een laatste stap die in de workshop kort ter sprake komt, namelijk de ‘fase in het beleidsproces’. De vraag hierbij luidt: Wanneer (in welke fase van het beleidsproces) doe je aan burgerparticipatie? Hoe eerder je in het beleidsproces zit, hoe meer beleidsruimte er bestaat. Aan het begin van een beleidsproces bestaat er echter vaak een angst om ‘het uit handen te geven’. Beleidsmakers willen graag eerst zelf nadenken en dan pas naar buiten treden. Belangrijk hierbij is verwachtingenmanagement. Maak de burger duidelijk waar zij daadwerkelijk iets over te zeggen heeft. Ga je eenmaal aan de slag met burgerparticipatie, besef dan dat terugkoppeling heilig is. Je gaat een relatie aan met de deelnemers, maar ook met diegene die verantwoordelijk is voor de beleidsverandering die je nastreeft. Daarbij geldt dat burgers die zijn betrokken én aan wie teruggekoppeld is wat met hun inbreng is gedaan de beste beleidsambassadeurs zijn die je, je kunt wensen.
Aan de slag met het 4-stappenplan In het tweede deel van de workshop gaan de deelnemers zelf aan de slag met het 4-stappenplan. Een aantal deelnemers staat aan de vooravond van een beleidsverandering waar zij burgers bij willen betrekken. In subgroepen worden deze cases besproken. Het gaat om burgerparticipatie bij bijvoorbeeld het Beheersplan rijkswateren, de Kaderrichtlijn water, het waterbeleid van een gemeente, het aanwijzen van zwemwaterlocaties of de inrichting van een dijkverlegging. De casebesprekingen hebben de deelnemers een aantal opmerkelijke inzichten opgeleverd: • Het 4-stappenplan dwingt je om stapje-voor-stapje over burgerparticipatie na te denken, in plaats van direct creatief aan de slag te gaan. • Het formuleren van de participatievraag blijkt zeer lastig. Wat wil je nou precies bereiken met de burgerparticipatie? Mensen zijn geneigd te denken in oplossingen, in plaats van in vraagstellingen. Bij het formuleren van de participatievraag wordt stiekem al nagedacht over de rol die je burgers wilt geven. Paul Basset geeft hierover enkele tips. Zo stelt hij dat je de participatievraag later in het stappenplan altijd nog kan aanpassen. Soms is het daarom beter gewoon een vraag te formuleren en aan de slag te gaan, dan te trachten een perfecte vraag te bedenken. Als je moeite hebt met het vinden van de juiste vraag kan het ook helpen om je af te vragen tegen welk dilemma je zelf aanloopt. Vaak kun je dit dan vertalen naar de vraag.
7
• De tijdsdruk maakt dat uiteindelijk toch een participatievraag wordt geformuleerd en geaccepteerd, ondanks dat dit lastig is. Het kan helpen om in de praktijk ook een dergelijke tijdsdruk in te bouwen, zodat dit geen punt van eindeloze discussie wordt. • De persoonskenmerken van diegenen die de beleidsruimte bepalen en die het uiteindelijke beleid moeten realiseren zijn bepalend voor je strategiekeuze. Zowel bij het creëren van beleidsruimte, als bij de rol die je burgers geeft en de participatievorm die je kiest. • Vaak is onduidelijk hoeveel beleidsruimte er precies is en wie hier over gaat. Dan moet je op zoek naar de echte beslisser. Soms moet je hiervoor meerdere afdelingen betrekken en op meerdere plekken draagvlak creëren. • In de praktijk zijn er vaak drempels die genomen moeten worden, zoals een wethouder die burgerparticipatie niet ziet zitten. Je moet dan op zoek naar manieren om de wethouder toch mee te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld via een derde persoon (die veel invloed heeft op de wethouder), door vleierij of door de strategie zo te kiezen dat die aansluit bij wat de wethouder graag doet of ziet. De deelnemers aan de workshop hebben aan den lijve ondervonden hoe complex burgerparticipatie kan zijn. Het stappenplan biedt een handreiking om burgerparticipatie systematisch aan te pakken en tot een succes te maken.
8
Workshop 2: ‘Burgers aan de Ontwerptafel’ Door: Jasper van der Werff ten Bosch en Bas van Dongen van Meander
In deze workshop hebben de deelnemers kennis gemaakt met de digitale ontwerptafel. De digitale ontwerptafel wordt ingezet om met deskundigen gezamenlijk te komen tot oplossingen voor ruimtelijke en watervraagstukken. In de workshop staan drie vragen centraal: 1. Is de digitale ontwerptafel geschikt om samen met burgers te praten over oplossingen voor waterproblemen? 2. Biedt de digitale ontwerptafel ruimte aan de verschillende waardeoriëntaties van burgers? 3. Zijn de verschillen in waardeoriëntatie van burgers van invloed op het uiteindelijke ontwerpresultaat?
De deelnemers aan de workshop krijgen eerst een algemene uitleg over de werking van de ontwerptafel. De ontwerptafel is een digitale tekentafel waarop ruimtelijke wijzigingen kunnen worden gemaakt. Bijvoorbeeld het graven van een geul of het verhogen van het maaiveld. Vervolgens kunnen de effecten van de ruimtelijke wijzigingen op de stand en stroming van het water worden nagegaan. De deelnemers aan de workshops werden onderverdeeld in de drie typen burgers: pleziermakers, gezelligheidszoekers en voorzichtigen. Elk type burger krijgt een eigen opdracht mee. Zo gaan de gezelligheidszoekers bijvoorbeeld regelmatig naar het water om te genieten van het uitzicht en wandelt en fietst vaak langs het water, terwijl de pleziermakers vooral dol zijn op actieve watersporten en ervaren de voorzichtigen water juist met gevaar, helderheid en vervuiling. Elke groep burgers dient te komen met een nieuwe ruimtelijke invulling van het gebied De Kleine Weerd in Maastricht. Het algemene doel hierbij is het bewerkstelligen van een daling van het waterpeil van drie centimeter. Hierbij gaat het om een klein gebied in Maastricht, wat momenteel geen bestemming heeft en alleen ruigte was. Het waterpeil moet drie centimeter zakken en voor de rest heeft elk type burger zijn of haar eigen wensen ten aanzien van het gebruik van het stukje grond. De drie typen burgers krijgen elk tien minuten om tot een gezamenlijke wens en invulling voor het stukje grond te komen. De pleziermakers denken groot in termen van waterskibanen, kanoshoots en stroomversnellingen terwijl de voorzichtigen liever de dijk willen verbreden of het hele stuk grond willen afgraven om een zo groot mogelijke waterdaling te bewerkstelligen. De gezelligheidszoekers zijn wat minder extreem en hechten vooral belang aan behoud van de camping en een strandje om te zwemmen en zonnen. Met de ontwerptafel kunnen deelnemers ook de invulling van een stuk land veranderen, met bijvoorbeeld grasland, riet, ruigte, een plas, rivier of zand. Nadat de deelnemers het ontwerp hebben voltooid, berekent de ontwerptafel de effecten op de stroming van het water en het waterpeil. Aan de hand van een grafiek wordt berekend wat de effecten op het waterpeil in het specifieke gebied zijn, maar ook of er verderop in de rivier bijvoorbeeld een waterstijging zal ontstaan. Het onderstaande figuur is een voorbeeld van een plaatje van de ontwerptafel met daarin de stroming van het water en de waterstandsverschillen in de rivier.
9
Nadat de resultaten van het ontwerp bekend zijn, gaan de deelnemers met elkaar in discussie en evalueren het gebruik van de tafel. De deelnemers vragen zich af in welke mate het realistisch is om burgers aan deze ontwerptafel te laten ontwerpen. De een vindt het een handig instrument om burgers te laten zien wat de precieze effecten van bepaalde maatregelen op de waterstand zijn. De ander vind het instrument te ingewikkeld en moeilijk voor burgers. De deelnemers zijn het er over eens dat de ontwerptafel in ieder geval een goed instrument om een klein groepje burgers de effecten van bepaalde maatregelen te laten zien. Inzicht bieden is dus een belangrijk effect van de ontwerptafel, niet zo zeer het daadwerkelijk ontwerpen door burgers.
10
Workshop 3: De Waarden van Mooi Water Door Martin Bouwman van Waterschap de Dommel.
Martin Bouwman begint zijn workshop met een aantal sheets waarin hij beelden laat zien van auto’s, huizen, schilderijen etc. Hierbij mogen de deelnemers aangeven welk beeld zij mooier vinden. Hierbij blijkt al snel dat de meningen hierover sterk verdeeld zijn en dat ‘mooi’ een erg subjectief begrip is. In de workshop zal Martin Bouwman laten zien wat het belang van ‘mooi water’ is en hoe opvattingen van burgers hieromtrent gehoord en gebruikt kunnen worden. Bij Waterschap De Dommel staan zes thema’s centraal: 1) schoon water, 2) droge voeten, 3) schone waterbodem, 4) natuurlijk water, 5) voldoende water en ten slotte 6) mooi water. Van al deze thema’s is ‘mooi water’ het minst geregeld in normen, kaders en richtlijnen (mede door het subjectieve karakter van het thema). Niemand is ‘tegen’ mooi water, maar wat kan er nu precies onder worden verstaan? Deze vraag zal centraal staan in de workshop. • Volgens Martin Bouwman komen verschillende aspecten kijken bij mooi water: • Belevingswaarde van water. De mate waarin water ‘zintuiglijk bereikbaar’ is heeft invloed op de belevingswaarde van water. Dit kan bijvoorbeeld worden verhoogd door het aanleggen van fietspaden langs water. • Economische waarde. De economische waarde van water is in geld uitgedrukt vier tot 6 miljard euro. De economische waarde van water wordt ondermeer bepaald door de aanwezigheid van watersporten. • Cultuur-historische waarde. De cultuur-historische waarde van water kan worden verhoogd door het toevoegen van kennis over de historie van water aan de burgers. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via anekdotes. • Esthetische waarde van water heeft te maken met spanning. Het gaat hierbij vooral om het verenigen van voorheen conflicterende terreinen, bijvoorbeeld water in de stad. • Morele waarde. De morele waarde van water heeft te maken met veiligheid, bijvoorbeeld met het beperken van overstromingsrisico’s. • Biotische waarde & Fysisch-chemische waarde. Deze waardes krijgen gestalte door experts die de waterkwaliteit en samenstelling in de gaten houden. • Sociale waarde. De sociale waarde krijgt gestalte door het organiseren en mogelijk maken van ontmoetingsplaatsen en evenementen rondom (of op) het water. Volgens Martin Bouwman wordt er nu bij investeringen voornamelijk prioriteit gegeven aan economische aspecten (zonder recreatie hierbij mee te rekenen) en ten tweede ecologische aspecten. Investeringen in ‘mooi water’ staan op de derde plaats. Volgens Martin Bouwman zijn bestuurders vaak huiverig om te investeren in mooi water, maar er wordt al wel aan gewerkt (bijvoorbeeld de bouw van bruggen, het toegankelijk maken van vijvers). Hierbij is het volgens hem van belang dat de investeringen en maatregelen met betrekking tot ‘mooi water’ wel meer gestructureerd worden. Omdat burgers bepalen wat mooi water is, moeten de zij ook worden meegenomen in het beleid en de kans krijgen te participeren. Hierbij staan een aantal vragen centraal: hoe kan de kennis worden vergroot? Hoe kan worden vastgesteld of de investeringen in ‘mooi water’ inderdaad de goede kant op gaan en moeten we hierbij kijken naar het totale bedrag wat wordt uitgegeven aan mooi water of naar een percentage van het budget of juist naar het aantal projecten?
11
Casus voor de workshopdeelnemers: ‘de Dommel door Dommelhoven’ Na de presentatie wordt de deelnemers een casus voorgelegd, ‘De Dommel door Dommelhoven’. In deze casus speelt beeksanering en beekherstel een belangrijke rol. Het gebied waar de casus zich afspeelt heeft te maken met een arme en een rijke wijk, loopt over de grens stedelijk – landelijk gebied en heeft te maken met vele actoren en belangen, waaronder natuurlijk de burgers. Het dilemma wat de deelnemers wordt voorgelegd is ‘draagvlak versus snelheid’. Hoe kunnen deze twee indicatoren voor een goed project worden verenigd? En als dat niet kan, hoe ligt dan de verhouding tussen draagvlak en snelheid? De opdracht voor de deelnemers, die in drie groepjes uiteen gaan, is om een inventarisatie te maken van de actoren die van belang zijn en welke waarde zij aan water geven. Verder moet gezocht worden naar een oplossing of maatregel die het project tot een goede uitvoering kan brengen. Tenslotte stellen de groepjes een slogan op voor het project. Bij de aanpak van de casus is het interessant om te zien hoe de deelnemers zich inleven in de mogelijke visies die actoren in de casus hebben. Uit de uiteenlopende belangen destilleren de groepen deelnemers verschillende dilemma’s. Een groep richt zich op die gebieden waar de belangen van actoren overlap vertonen, een andere groep zoekt juist naar de conflicten. Het proces wordt door veel deelnemers als belangrijkste benoemd. Er moet naar de burgers worden geluisterd. De vroege overheidsmissionaris die naar de regio toekomt met de boodschap: ‘jullie hebben een probleem, wij lossen het wel op’ maakt plaats voor iemand die eerst vraagt ‘wat is volgens jullie het probleem?’. Een greep uit de slogans: ‘Dommel niet in, denk mooi’; ‘Laat je licht schijnen over de Dommel’; ‘Water improvisatietheater’ en… ‘Verdommels mooi’.
12
Workshop 4: Kijken door de ogen van de burger Door Evelyn Hello van The SmartAgent Company
The SmartAgent Company heeft in opdracht van DG Water van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onder ruim duizend Nederlanders een onderzoek uitgevoerd naar de beleving van burgers ten aanzien van (oppervlakte)water en de waardering van de kwaliteit daarvan. Om deze beelden in kaart te brengen is gebruik gemaakt van het BSR-model, wat voor Brand Strategy Research staat. Het is een motivationele segmentatietechniek waarmee waarden, normen en behoeften binnen een specifiek domein, bijvoorbeeld de beleving van de waterkwaliteit, kunnen worden geïnventariseerd. Vervolgens kan er met behulp van het zelfde model ook een zinvolle en praktische segmentatie van mensen en de vertaling daarvan in domeinspecifieke behoeften, wensen en verwachtingen worden gemaakt. Ieder segment geeft dus een bepaalde belevingswereld weer, van waaruit mensen betekenissen toekennen aan (in ons geval) het (gebruik van) water. Op basis van de grondhouding en motivaties van mensen, gecombineerd met hun associaties met water, heeft The SmartAgent Company de volgende vijf segmenten weten te onderscheiden, namelijk: • • • • •
Rood (de pleziermakers); Blauw (de ondernemenden); Aqua (de rustzoekers); Groen (de voorzichtigen); Geel (de gezelligheidszoekers).
De associaties die driekwart van de ondervraagde Nederlanders met water hebben is natuur (76%) en meer dan de helft (57%) ziet water ook als een bron van leven. Daarnaast wordt het water vaak in verband gebracht met rust (54%), verkoeling (46%) en genieten (45%). Tussen de segmenten zijn er echter wel verschillen. Binnen de gezelligheidszoekers wordt water bijvoorbeeld vaker geassocieerd met natuur, rust, genieten en vrijheid, terwijl de pleziermakers daarentegen water vooral ervaren als een bron van plezier. En door ondernemenden wordt het water dan weer vaker ervaren als een bron van leven. Zij brengen water vaker in verband met natuur, historie, energie, beweging, reiniging en traditie. De rustzoekers denken bij water vooral aan natuur, rust, genieten, uitzicht en schoonheid. Het water wordt ook wel ervaren als een bron van leven en wordt in verband gebracht met plezier en verkoeling, maar dit zijn geen typische associaties voor deze groep. De voorzichtigen tot slot zien water voornamelijk als een bron van leven. Ook herinnert het water hen vaker aan de Hollandse geschiedenis, reiniging, zuiverheid, gevaar, helderheid en vervuiling. De opdracht voor de workshopdeelnemers Na deze introductie worden de deelnemers van de workshop gevraagd om voor een bepaald type burger een gebied in te richten voor recreatie en natuur, waarbij water een belangrijke rol speelt. Hierbij moesten ze rekening houden met 1) de specifieke wensen en behoeften (hoe moet het gebied eruit komen te zien), 2) de communicatie door de gemeente en 3) de mate waarin de burgers bij de planvorming en uitvoering moeten worden betrokken.
13
Uit beide workshoprondes komt naar voren dat voor de gele burger het gebied gezellig en knus moet worden ingericht. Daarbij valt te denken aan een pannenkoekenhuis, waterspeelplaats en vijvers. Er mag wel natuur aanwezig zijn, maar die moet dan weer niet ‘platgelopen’ zijn. Met betrekking tot de communicatie moet er vooral met uitgewerkte beelden/scenario’s worden gewerkt en de input van de burger moet vooral worden gezocht in de detaillering (waar moeten de bankjes komen, de schommels komen te staan etc.) De groene burger ziet het gebied vooral als een keurig aangelegd park met strak gemaaide gazonnen, bewaakte parkeerplaatsen en schone toiletvoorzieningen. Kortom een veilige plek om op zondagmiddag te vertoeven. Om deze mensen te bereiken willen de ‘beleidsmakers’ enerzijds inzetten op het benaderen van sleutelfiguren binnen de groep, zoals de voorzitter van de hengelsportvereniging en anderzijds de burgers benaderen via voetbalkantines, buurthuizen en scholen. De blauwe burger moet volgens de beleidsmakers vanaf het prilste stadium bij het proces worden betrokken. Eigenlijk mag er nog niets concreets op tafel liggen, de blauwe burger wil ook zelf kunnen ontwerpen. Naast natuur moet er ook zeker plek zijn voor ondernemerschap, zoals een restaurant, golfbaan, jachthaven of loungebar. Je moet er gezien kunnen worden. Deze mensen worden het beste bereikt door een glossy folder of (digitale) nieuwsbrief waarin lokale prominenten het woord tot hen richten. De rode burger tot slot wil graag ruimte om actief bezig te kunnen zijn. Daarbij moet bijvoorbeeld enerzijds gedacht worden aan strand en ‘ongerepte’ natuur (authenticiteit/ het zelf kunnen ontdekken) en anderzijds aan de mogelijkheden om te waterskiën en een strandtent. De beleidsmakers verwachten dat ze voor deze groep niet al te veel moeite hoeven te doen om hen bij het inrichtingsproces te betrekken.
14
Plenaire afsluiting Voor de plenaire afsluiting wordt een panel gevormd van drie deelnemers (Jos IJkhout van Bureau Stroom, Bart Verhoeven van Waterschap Aa en Maas en Christian Slot van de Waterdienst). Dagvoorzitter Bart van der Velden legde aan het panel en het publiek drie stellingen voor.
Stelling 1: Participatie kan het best benut worden om creatieve ideeën te genereren. Volgens het panel is lokale kennis meer aanwezig bij burgers dan bij ambtenaren. Zo kunnen burgers bijvoorbeeld feilloos vertellen op welk veldje in de buurt regelmatig waterplassen staan. Recreanten en vissers hebben daarnaast vaak verschillende belangen en die dienen ook gebruikt te worden bij het opstellen van beleid. De zaal geeft aan participatie niet wordt gebruikt voor het genereren van ideeën, maar ook voor creëren van draagvlak of samenwerking. Hierbij hoeft de insteek bij burgerparticipatie niet specifiek geënt te zijn op het creëren van draagvlak of input, maar kan het proces begonnen worden met als insteek creatieve ideeën te verzamelen om vervolgens draagvlak voor bestaande plannen te creëren. Hierop kwam als reactie uit de zaal dat een opmerkelijk inzicht is duidelijk te zijn over wat je precies doet en wat je ermee wilt. Je moet in ieder geval helder maken dat participatie iets anders is dan belangenvertegenwoordiging en geen valse verwachtingen scheppen. Kortom helderheid over ‘wat versta je eronder’ en ‘wat gaan we doen met uw bijdrage’. Daarnaast is het belangrijk rekening te houden met de bril waardoor burgers kijken. Er zijn ook gevallen waar burgers geen behoefte hebben aan inspraak, zelfs na veel inspanningen in de communicatie naar burgers toe. Dit kan samenhangen met het gevoel dat bij burgers kan leven dat ‘alles al bepaald is en dat de inspraak geen echte inspraak op beleid is’. Daarom is het belangrijk om helder te maken wat de mogelijkheden en verwachtingen zijn: van de burgers, maar ook van de gemeente. Burgers beschikken niet alleen over creatieve ideeën maar ook over een hele hoop kennis. Participatie van burgers dient niet alleen om meer draagvlak te genereren, maar om ook inhoudelijk verder te komen. De burger bepaalt waar je prioriteiten moet leggen. Als je veel klachten krijgt over een bepaald gebied dan moet je daarmee aan de slag, daar is dan kennelijk iets aan de hand. De beleving van burgers is vaak ook cruciaal; hoe kijken burgers naar de problemen? Als mensen komen met een klacht kun je direct te rade gaan over wat er speelt in een wijk. Dan heb je gelijk inzicht in wat mensen beweegt. Vaak komt een klacht niet van één persoon maar vertegenwoordigd de klager meerdere burgers. Voordat je zelf met burgers aan de slag gaat, kun je eigenlijk al heel veel doen met dat waar burgers mee naar je toe stappen.
Stelling 2: 80% van de tijd ben je kwijt aan het creëren van beleidsruimte en interne processen. Het panel is het met deze stelling eens. Zij stellen: “Participatie begint in het stadhuis”. Je hebt interne ruimte nodig van collega’s en bestuurders. Dan pas kun je zaken realiseren waarbij je burgers hebt betrokken. Interne ruimte is nodig om de verwachtingen waar te maken en de geloofwaardigheid te vergroten. Bart van der Velden vraagt hierop aan de zaal wie er ervaring heeft met het creëren van ruimte. Uit de zaal kwam een voorbeeld van een gemeenteraad in de Achterhoek die burgers wilden betrekken. Hiervoor werden drie workshops georganiseerd. Hoewel aanvankelijk de keuze voor één van de thema’s van één workshop (Dromen) tot wat twijfel leidde bij de nuchtere bestuurders werd de workshops uiteindelijk een groot succes omdat het leidde tot zeer creatieve ideeën. Hierbij bleek daarnaast dat burgers in tegenstelling tot wat de bestuurders vreesden niet met onhaalbare of wilde ideeën kwamen. Daarnaast geeft de zaal aan dat het belangrijk is meteen na te denken over aandacht en middelen. Veel mensen hebben de ervaring dat je nu tegen veel minder weerstand oploopt. Draagvlak creëren lukt nu wel waar het eerder niet lukte. Vroeger was er een vast bedrag voor de realisatie van een plan. Nu is er meer aandacht voor het creëren van een ‘goed product’. Achteraf levert dit minder problemen op. Als hier meer investeringen van tevoren voor nodig zijn dan eerder gepland was, het zij zo. Geld kan
15
beter vooraf worden geïnvesteerd dan achteraf, wanneer reparatiekosten zo erg oplopen dat het bijna niet meer te financieren is.
Stelling 3: De ontwerptafel is veel te moeilijk voor burgers Het panel vindt dit een lastige stelling. De ontwerptafel is een leuk instrument om mee te werken en een goed instrument om de dialoog aan te gaan. Je moet in korte tijd samen tot een oplossing komen. Het is heel concreet omdat je het voor je ziet. Maar de vraag is of de burger in het begin van het proces wel voldoende kennis heeft om keuzes maken. Hierbij wordt gesteld dat de Ontwerptafel een mooi instrument kan zijn om snel keuzes door te rekenen, maar dat kan een deskundige ook doen. Deze aanpak werkt met kleine groepen. Maar met burgers wil je er liever meer tegelijk betrekken en daarvoor is de tafel niet geschikt. Een landschapsarchitect die goed kan schetsen kan een beter en gedetailleerder beeld schetsen in korte tijd en kan volgens het panel burgers meer motiveren. Ook in de zaal zijn de meningen verdeeld. Meer mensen hebben ervaring met schetsmethoden. Dit is een mooie manier om mensen (en dus niet de organisaties die ze vertegenwoordigen) aan tafel te zetten met een landschapsarchitect en/of planoloog. Zo kunnen ze sneller en mooier tot ideeën komen en deze visueel maken, wat de mogelijkheden ook inzichtelijker maakt. Verschillende belangen, eenmaal op kaart geprojecteerd, blijken vaak gecombineerd te kunnen worden. Het is niet een proces van reageren, maar co-creëren. De vertegenwoordiging of verantwoording kan verder worden uitgewerkt door van tevoren de kleine groep bewoners afspraken te laten maken met de andere bewoners, of na de ontwerptafel-sessie de deelnemers zelf de uitkomsten terug te koppelen naar de andere bewoners. Bij Ruimte voor de Rivierprojecten is deze schakel gemaakt van kleinere naar grotere groepen. Door kleine groepen aan grotere groepen te laten vertellen wat zij hebben gedaan, creëer je ambassadeurs.
Ter afsluiting van het symposium worden de deelnemers gevraagd als echte journalisten krantenkoppen te verzinnen waarin hun opmerkelijk inzicht van het symposium wordt weergegeven. Als winnaar wordt uiteindelijk gekozen voor ’130.000 veldmedewerkers gevonden.’ Deze en overige krantenkoppen vindt u voorin in dit verslag.
16
17
bijlage 1 Burgerbeelden Waterkwaliteit Door Monique Berendsen van DG Water en Leontien Bos van Rijkswaterstaat Waterdienst
18
19
20
21
22
23
bijlage 2 Kansen voor burgerparticipatie Door Paul Basset van het ministerie van VROM
24
25
26
27
bijlage 3 De waarden van mooi water Door Martin Bouwman van Waterschap de Dommel
28
29
30
31
32
33
34
bijlage 4 Kijken door de ogen van de burger Door Evelyn Hello van The SmartAgent Company
35
36
37
38
39
40
41