Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid Monica Gundrum∗
Samenvatting In dit artikel wordt eerst het concept verantwoordelijkheid vanuit een exis tentieel perspectief in het kort beschreven, en er wordt toegelicht waarom het nemen van deze verantwoordelijkheid voor een cliënt een moeilijke zaak is. Hierna volgt een korte beschrijving van een casus. In een derde punt wordt onderzocht hoe het vermijden van verantwoordelijkheid in een bepaalde beschreven sessie naar voren komt. Daarna wordt er stil gestaan bij de manieren die in deze sessie gebruikt worden om het nemen van verantwoordelijkheid bij deze cliënte te bevorderen. Ten slotte komt de cliënte zelf aan het woord: wat vond zij in deze sessie het meest helpend? Trefwoorden: cliëntgerichte psychotherapie, existentiële verantwoordelijkheid, vrijheid
Inleiding Als cliëntgericht therapeut laat ik me bij het werken met mijn cliënten door de verschillende cliëntgerichte oriëntaties inspireren, zoals de reflectieve, de experiëntiële, de procesgerichte, de interactionele en de existentiële benadering. Ik kies bij het werken met een cliënt op voorhand niet bewust voor een bepaalde invalshoek, maar merk op een bepaald moment dat de ene of de andere zich meer aandient. Bij een van mijn cliënten merkte ik op bepaald moment op dat vooral het existentiële gedachtegoed mij inspireerde en ik werd nieuwsgierig, wilde dat van dichter bij bekijken. Verder wilde ik voor opleidingsdoeleinden demonstreren hoe vanuit de existentiële benadering kan worden gekeken naar de problematiek van de cliënt en naar de interventies van de therapeut. Ik heb ervoor gekozen om één sessie onder de loep te nemen en deze vanuit het existentieel concept van verantwoordelijkheid te bekijken, omdat ik getroffen werd door het feit dat thema’s zoals ‘wensen’ en ‘kiezen’ door deze (en vorige) sessies als een rode draad heenliepen. Het betreft de 74e sessie uit een (tot dan) twee jaar durende therapie met een depressieve cliënte.
∗ Werkzaam aan de Katholieke Universiteit Leuven, afdeling psychotherapie, staflid van de postgraduate opleiding cliëntgericht-experiëntiële psychotherapie aan de KUL en psychotherapeut in eigen praktijk.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
19
Monica Gundrum Ik zal in dit artikel eerst in een notendop het concept verantwoordelijkheid nader beschrijven, en toelichten waarom het nemen van verantwoordelijkheid vanuit existentieel perspectief een moeilijke zaak is. Hierna stel ik de cliënte kort voor. In een derde punt onderzoek ik hoe we het vermijden van verantwoordelijkheid in deze sessie tegenkomen. Daarna blijf ik stil staan bij de manieren die ik in deze sessie gebruik om het nemen van verantwoordelijkheid bij deze cliënte te bevorderen. Ten slotte laat ik de cliënte zelf aan het woord: wat vond zij in deze sessie het meest helpend?
Wat is verantwoordelijkheid? Er is iets waar alle existentiële denkers, zoals Sartre, May, Fromm, Heidegger en Kierkegaard, het over eens zijn en dat is de menselijke vrijheid (King & Citrenbaum, 1993). De mens creëert volgens hen zelf zijn eigen zelf, zijn lot, zijn levensdilemma, zijn gevoelens en zijn eigen lijden. Zo gezien is hij ‘vrij’. Aangezien de mens zijn eigen schepper is, de auteur van zijn leven, is hij er ook verantwoordelijk voor. Laat mij onderstrepen dat het hier niet gaat over verantwoordelijkheid in de morele betekenis maar over verantwoordelijkheid in de existentiële betekenis. De mens kan natuurlijk niet alles veranderen. Hij is niet verantwoordelijk voor zijn milieu, zijn erfgoed, het toeval, bepaalde ziektes… Hij is wel vrij in hoe hij hiermee omgaat, welke houding hij ertegenover aanneemt. Als de mens zijn vrijheid ontkent, zijn verantwoordelijkheid vermijdt en zich aldus niet actualiseert, spreken existentialisten over ‘inauthentiek leven’ (King & Citrenbaum, 1993). De mens van vandaag heeft meer vrijheid dan honderd jaar geleden. Er zijn minder structuren die hem door buiten worden opgelegd. Er zijn minder instanties en regels die hem zeggen wat hij moet doen. Meer dan vroeger moet hij keuzes maken. De mens moet zelf beslissen wat hij wil. Zal ik trouwen of samenwonen? Wanneer krijg ik kinderen? Wil ik wel kinderen krijgen? Welk geloof hang ik aan? Hang ik wel een geloof aan? Wat studeer ik? Welk werk wil ik doen? Hoe vul ik mijn vrije tijd? … Op het eerste gezicht roept deze vrijheid positieve associaties op. Existentiële filosofen wijzen ons echter op de moeilijke kant van vrijheid. Zelf zijn wereld en leven creëren impliceert dat niets in de wereld betekenis heeft, behalve door onze eigen schepping ervan. Er zijn geen regels, geen waarden, er is geen uiterlijke referentie, geen houvast. Het bewustzijn van vrij te zijn en dus zelf de voornaamste scheppers te zijn van de wereld brengt ons tot het besef dat we geen stevige grond onder onze voeten hebben. Dit leidt tot angst, angst voor de bodemloosheid (Yalom, 1980). De angst voor de bodemloosheid wordt door existentiële filosofen beschreven als ‘oerangst’, een angst die zelfs fundamenteler is dan de angst voor de dood. Op deze angst reageert de mens, zoals bij andere angsten ook, door naar verlichting ervan te zoeken. De angst voor de bodemloosheid ervaren we zelden bewust en ze komt amper voor in onze dagelijkse ervaring. Yalom (1980) beschrijft helder de verschillende afweerstrategieën die de mens gebruikt om het bewustzijn van vrijheid en verantwoordelijkheid en de hieruit resulterende angst voor de bodemloosheid te vermijden. De mate waarin de mens verantwoordelijkheid aanvaardt varieert sterk. Tevens kan hij het voor een aantal zaken accepteren en voor andere dan weer helemaal ontkennen. 20
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid
Voorstelling van de cliënte Julie is een vrouw van 30 jaar. Ze is in de laatste tien jaar verschillende keren opgenomen geweest wegens ernstige depressie (zwaar suïcidaal, aanhoudend wenen, twee weken niets eten). Ze voelt zich al sinds haar twintigste slecht en heeft hiervoor al verschillende psychiaters en psychotherapeuten geraadpleegd. Het mocht echter niet baten en het ging steeds slechter met haar. Naar aanleiding van de laatste opname heeft ze besloten om ‘er nu aan te werken’. Ze zegt dat ze niet assertief is en niet kwaad kan zijn. Haar vriendin die herhaaldelijk met haar partner naar bed is gegaan, vergeeft ze bijvoorbeeld onmiddellijk. Als iemand kwaad op haar is, gedraagt ze zich steeds onderdanig en excuseert ze zich. Ze voelt zich vaak schuldig, bijvoorbeeld over wat ze haar ouders aandoet door haar opnames. Ze vindt dat ze geen bestaansrecht heeft. ‘Ik beteken niets. Ik vind mezelf niet veel waard’.
Hoe vermijdt deze cliënte verantwoordelijkheid? Julie zegt van zichzelf dat ze zich onderwerpt aan autoriteit. Ze beleeft de meeste mensen als ‘boven haar staand’. Als zo iemand haar iets vraagt zal ze het onmiddellijk doen, los van wat zij ervan vindt of wat zij zelf wil. Ze weigert zeer zelden iets en kan ook geen ‘neen’ zeggen. Wanneer mensen kwaad op haar zijn, zal ze zich altijd onmiddellijk verontschuldigen. Ook mij als therapeut beleeft ze als boven haar staand. ‘Je weet het beter als ik’, zegt ze. We zien hoe Julie op die manier de verantwoordelijkheid op anderen verschuift door autonoom gedrag te vermijden en autoriteit te zoeken. Deze strategieën weren de angst voor de bodemloosheid af. Haar afhankelijkheid en gehoorzaamheid leiden anderzijds tot nieuwe gevoelens van zwakheid en horigheid. Het zoeken naar autoriteit is volgens Fromm (1952) een mechanisme dat bij het ontstaan van het fascisme een belangrijke rol speelt. ‘Zelfs een tiran is beter dan helemaal geen leider’. Verder schrijft Fromm (1952, p. 126): ‘Nu toont analyse aan, dat het geweten even hardvochtig als uiterlijke gezagsinstanties pleegt te heersen, en bovendien, dat de inhoud van de door het menselijk geweten gegeven bevelen veelal niet door persoonlijke eisen geregeerd wordt, maar door sociale eisen, die de waardigheid van ethische normen hebben aangenomen’. Dit brengt ons tot een ander maar gelijkaardig vermijdingsmechanisme van Julie. Volgens Yalom (1980) is het creëren van een innerlijke gezagsinstantie een manier waarop cliënten verantwoordelijkheid vermijden. Hij geeft de dwangmatige cliënt als voorbeeld. Deze creëert een psychische wereld waarin men geen vrijheid ervaart maar leeft onder de heerschappij van een onweerstaanbare ego-vreemde macht. Bij Julie lijkt me haar strenge ‘innerlijke criticus’ dezelfde functie te hebben. Dit begrip werd door Gendlin (1981) geïntroduceerd in het cliëntgerichte gedachtegoed. Het duidt de strenge innerlijke normerende stem aan waarmee mensen zich blokkeren (Stinckens, 2001). De innerlijke criticus van Julie geeft haar het gevoel dat een instantie zegt wat ze moet doen. Typerend is dat ze deze instantie niet als iets van haarzelf beleeft maar als iets buiten haarzelf. Een schrijnend voorbeeld hiervan is dat wanneer ze niet wil kuisen, haar Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
21
Monica Gundrum innerlijke criticus haar hiertoe toch dwingt en zij al wenend het huis poetst. Zo is zij het slachtoffer van haar eigen gedrag in plaats van de heerser ervan. Een ander voorbeeld zien we in de volgende uitspraak: C26 Ik heb al één ding afgeleerd en dat is dat ik alle cd’s afkuis. Nu doe ik ze allemaal tegelijk van boven en opzij, vroeger deed ik echt iedere cd .… Vraag me niet waarom dat nuttig is want dat weet ik zelf niet .… (7 seconden stilte).
Hoewel ze het kuisen van elke cd afzonderlijk volstrekt zinloos vindt, voelt zij zich hiertoe toch gedwongen door iets wat zij niet beleeft als bij haar horend. Ze heeft niet het gevoel hier vrij voor te kiezen. Pogingen om via de twee-stoelen-techniek een constructieve dialoog op gang te brengen tussen de innerlijke criticus en het ervarende zelf zijn vruchteloos. Over de innerlijke criticus zegt Julie: ‘Die kant blijft koppig bij haar stuk’ of ‘ze staan los van elkaar’. Het blijkt ook amper mogelijk het ervarende zelf aan het woord te laten zonder dat de innerlijke criticus direct tussenkomt. Van softening into compassion (Greenberg, Rice & Elliot, 1993) is er geen enkele sprake, zelfs wanneer het ervarende zelf het uitroept van de pijn of wanhoop: ‘Ik ben op! Ik kan niet meer! Je maakt me kapot!’. Julie heeft als het ware haar eigen tiran gecreëerd en kan zo het bewustzijn van vrijheid vermijden. Een tragisch gevolg hiervan is echter dat dit haar zelfrespect ondermijnt. ‘Willen’ betekent volgens Yalom (1980) wensen en beslissen. Het leven van de mens bestaat uit zijn keuzes en deze maken hem tot wat hij is. Wensen en beslissingen zijn de bouwstenen van deze creatie. Als de mens echter bij volle bewustzijn wenst en kiest, wordt hij, zoals hierboven beschreven, met zijn verantwoordelijkheid en de bodemloosheid geconfronteerd. Een manier om die te vermijden is doof te zijn voor het eigen wensen en voelen en het nemen van beslissingen aan andere mensen, instituties of gebeurtenissen over te laten. In deze sessie wordt bijzonder duidelijk hoe Julie vermijdt iets te willen. Een voorbeeld: C35 Allé, ik heb soms echt van die grootse plannen of dingen waarvan ik zeg, oh ja, daar heb ik zin in … en op een of andere manier slaag ik erin om dat dan niet plezant te maken of kan ik mij zodanig demotiveren dat het er uiteindelijk niet van komt. T35 Geef eens een concreet voorbeeld van zo een groots plan. C36 Ehm, mijn laatste groot plan is dat ik in september met grootvader op vakantie wil gaan. We zijn dat al tien jaar van plan, maar nu wordt het wel hoog tijd. Gisteren heb ik al gekeken voor data en zo … en op een of andere manier begin ik zo van: ja, en gaat dat wel plezant zijn? En dan moet je dit doen en dan moet je dat doen. Ik maak dat voor mezelf dan niet meer tof. … En het feit dat dat nu al tien jaar zo is, komt er nu ook nog bij. Het wordt hoog tijd want wie weet is uw grootvader volgend jaar dood. Je móet er nu echt werk van maken! Dan is er weer een ‘moeten’ erbij gekomen, terwijl ik er eigenlijk wel zin in heb. T36 Je wenst dan iets, je wilt iets maar het is zo de stap om dat dan om te zetten in de realiteit … die wordt vermeden.
Ook hier lijkt haar innerlijke criticus de ‘reddende engel’ te zijn. Van alles wat ze wil maakt hij onmiddellijk een moeten. Het voelt dan voor haar niet als iets waarvoor zij kiest maar als iets dat haar (van buiten door een ikvreemde instantie) wordt opgelegd. Naar een optreden of een fuif gaan, met haar ouders gaan winkelen en eten, grootvader bezoeken, met grootvader op vakantie gaan en zelfs werken, het zijn allemaal activiteiten die ze eigenlijk 22
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid graag doet. Het worden echter dingen die moeten en waar ze dan erg tegen opziet. Zelfs haar grootste wens, rondtrekken in een ver land, wordt door de innerlijke criticus de grond ingeboord. C49 ‘Er is iets wat ik écht wil. Ik wil rondtrekken in een ver land, het doet er niet aan toe welk land. … Maar dan komt dat kritisch stuk weer direct. Je kunt dat toch niet! Je houdt dat niet vol drie weken rondtrekken! Je zijt direct moe! Je zijt te zeer gesteld op luxe! Je moet een WC en een badkamer hebben! De wens is daarmee de grond ingeboord…’.
Gezien het maken van keuzes de mens met verantwoordelijkheid en de bodemloosheid confronteert, verbaast het niet dat beslissingen nemen voor Julie moeilijk is. C39 ‘Een beslissing nemen is voor mij rampzalig moeilijk … (7 seconden stilte). Zelfs heel kleine dingen, een zwarte trui of een bruine trui…’.
Gaat ze met haar vriend naar Bali of Jamaica? Hij mag beslissen. C40 Ja, ik laat ook liever anderen voor mij beslissen … (7 seconden stilte). Ik kan ook heel moeilijk voet bij stuk houden, bijvoorbeeld heel concreet: ik wou naar Bali en Piet naar Jamaica. Dan geef ik direct toe. T40 Anders draag je ook de verantwoordelijkheid. Nu is het zijn beslissing. Dat is veilig of gemakkelijk of? C41 Ja, wat ik heel erg herken is dat als ik voor iets kies, de vrees bij mij: hij moest dat maar eens niet fijn vinden. … Dat wil ik te allen tijde vermijden … (10 seconden stilte).
De opdracht om de reis met grootvader te organiseren is onoverkomelijk moeilijk voor haar omdat het betekent dat ze heel wat beslissingen zou moeten nemen. T45 ‘Ik zit me zo af te vragen, in verband met die reis, wat is zo een kleine stap die je zou kunnen zetten tegen volgende week?’ C46 ‘De eerste kleine stap is om op het internet gaan kijken wat er in die periode zoal beschikbaar is. Het is voor mij héél moeilijk, want grootvader heeft niks van richtlijnen gegeven. Het enige wat ik weet is van dat ik moet zorgen dat we niet te lang onderweg zijn. … Ik mag zelfs kiezen waar we naar toe gaan, wanneer en voor hoe lang. Nemen we vol pension of half pension of alleen kamer met ontbijt? Ik moet dat allemaal beslissen’.
Illustratief is ook het einde van de sessie: De sessie is om en we maken een nieuwe afspraak. C T C T C T C
Ik moet die dag werken tot 12 uur. Ik kan er om 13.00 of om 13.15 uur zijn. Voor mij kan alle twee. Wat komt jou beter uit? Het maakt niet uit. Voor mij ook niet. Wat past jou beter? Voor mij zijn beide momenten goed. Kies jij maar. Oh neen, wat moeilijk!
We moeten beiden lachen. Onverschillig of Julies meester een gezag buiten haarzelf is of verinnerlijkt als innerlijke criticus, hij bevrijdt haar van de noodzaak van eigen besluiten, bevrijdt haar van de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor eigen noodlot en aldus van de twijfel welke beslissing ze moet nemen. De tijd doden is ook een manier om het bewustzijn te vermijden dat zij de auteur van haar leven is. Ze leeft haar leven niet, ontplooit zich niet of toch zeer beperkt. Ze gebruikt haar tijd niet om te existeren. In deze sessie geeft Julie in verschillende tussenkomsten aan dat ze haar tijd nutteloos opvult.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
23
Monica Gundrum
C24 …dat (het poetsen) gaat ook niet vooruit dan. Dan veeg ik iets af, nog eens eventjes een sigaret roken, nog maar iets drinken, nog maar eens iets eten, ja ondertussen ben je weer een uur bezig dat je niks gedaan hebt… C27 Ik kan me soms echt bezig houden met prullen. … Dat is ook iets wat ik al lang niet meer gedaan heb, maar ik heb zo drie glazen potjes en daar zit dikkorrelig zand in en daar staan kaarsjes op. Ik heb ooit dat zand gewassen. Allé, ik moet daar dus nu mee lachen maar ik ben daar dan wel een uur aan bezig. Want ik moet dan iets vinden waar dat zand in blijft, een heel fijn ziftje en dan ga ik dat zand wassen, de potjes wassen.
Ook hier is haar innerlijke criticus de drijvende kracht achter het vermijden van vrijheid en zelfontplooiing. Haar passiviteit, die ik eerst zag als een verzet tegen de innerlijke criticus – al was het dan passief verzet, er was tenminste verzet – zie ik nu als iets wat dezelfde functie heeft als de innerlijke criticus. Ze vlucht door te slapen en vermijdt activiteit zoveel mogelijk. Dus ook hier gebruikt ze haar tijd niet om te existeren maar doodt ze de tijd. Een weekend vult ze op met veel uren slaap, ‘s nachts 12 uur en overdag nog een middagdut van drie, vier uur. Als ze wakker is, cocoont ze het liefst in de zetel met de TV aan. Ze vermijdt gebruik te maken van tijd en ruimte. Een illustratie: T30 ‘Wat mij treft in het voorbeeld (zand wassen) is dat het iets te maken heeft met: je zit de tijd te doden …(13 seconden stilte). Stel je zou dat niet doen, dan zou je heel veel uren tijd krijgen die je zelf zou kunnen invullen .… Mijn fantasie is dat er misschien iets in jou is dat er wat van terugschrikt om dat zelf te moeten invullen…’. C31 Zou kunnen. … Ik heb niet direct iets van: ja dat is het, maar het zou wel kunnen. … Waarschijnlijk zou ik die tijd opvullen met slapen.
Iets later herhaalt ze dit vermoeden: C37 Bijvoorbeeld als je me vraagt wat ik zondag zou gedaan hebben nadat ik alles had gedaan wat ik moest doen, ja dan, wat zou ik erna moeten doen? Het enige waar ik zo spontaan aan denk is slapen, want daar moet ik niet veel voor doen.
Manieren om de cliënte te helpen verantwoordelijkheid te nemen Er zijn veel manieren om een cliënt aan te zetten om verantwoordelijkheid te nemen. Ik zal in dit artikel enkel ingaan op strategieën die van toepassing zijn op deze sessie. Tijdens deze therapie heb ik echter ook andere invalshoeken gebruikt om het nemen van verantwoordelijkheid bij de cliënte te stimuleren, zoals het werken vanuit de interactionele benadering waar de cliënt gestimuleerd wordt om verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen aandeel in de hier-en-nu-relatie met de therapeut. Het aanbieden van een helende relatie, de sessies inhoudelijk niet sturen, niet zomaar oplossingen geven en de cliënt aanzetten om de beleving en de betekenis van de klachten of het probleem te exploreren zien we volgens mij de meeste cliëntgerichte therapeuten doen. Minder gebruikelijk voor onze benadering zijn misschien interventies zoals: oplossingsgerichte interventies, de cliënt uitnodigen tot actiestappen, de cliënt expliciet confronteren met zijn verantwoordelijkheid en uitleggen waarom het zo moeilijk is verantwoordelijkheid te nemen.
24
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid Het belang van de therapeutische relatie Volgens Yalom (1980) is therapie niet mogelijk als de patiënt de existentiële verantwoordelijkheid niet wil aanvaarden. Het is verbazingwekkend dat hij het belang van de helende therapeutische relatie als initiator tot verandering niet in de verf zet. Volgens mij kunnen cliënten pas verantwoordelijkheid voor hun leven nemen wanneer zij hiervoor voldoende draagkracht hebben. Een correctieve therapeutische relatie kan die draagkracht versterken en reeds hierdoor verandert de cliënt. Voordat de therapeut de cliënt met zijn verantwoordelijkheid confronteert moet hij het lijden van de cliënt allereerst aanvaarden en containen. Het is niet zo dat omdat de cliënt zijn probleem zelf heeft geschapen, het de therapeut ontslaat van medeleven voor dit probleem. Ook Peeters (1999) onderstreept dat de klachten en beperkingen van de cliënt in de beginfase moeten worden geaccepteerd en niet geïnterpreteerd. Tevens versterkt de acceptatie, waardering en empathie van de therapeut de achting en de liefde die de cliënt voor zichzelf voelt. Dit bevordert bij de cliënt het geloof, dat hij het recht heeft om te wensen en te handelen. Ongestructureerd en inhoudelijk non-directief werken Ik profileer me niet als een actieve, structurerende leider. Julie moet in de therapie bijvoorbeeld zelf kiezen waarmee zij bezig wil zijn, wat zij wil exploreren. Met deze vrijheid wordt zij in de therapie geconfronteerd. Zij is verantwoordelijk voor de inhoud van de sessies, niet haar therapeut. Dilemma’s over beslissingen veroorzaken angsten die met vrijheid te maken hebben. Cliënten zullen daarom proberen actieve beslissingen uit de weg te gaan. Ze willen dat de therapeut het voor hen oplost. Volgens Hartmann en Hartmann (1997, p. 141) is dit ook voor cliëntgerichte therapeuten een valkuil. ‘Steeds wanneer cliënten op basis van hun ontbrekende zoekcapaciteit machteloos de eigen zoektocht afwijzen, is het gevaar groot dat de therapeut het door Rogers aangegeven niveau om cliënten tot zelfontplooiing te stimuleren verlaat, en hen via adviezen oplossingen voor hun probleem aanbiedt’. Ik zie hoe dit voor beginnende hulpverleners een grote valkuil is. Ze nemen vaak de last van de verantwoordelijkheid voor het probleem van de cliënt op hun eigen schouders. Het niet nemen van beslissingen voor de cliënt is dus belangrijk. Julie zou weliswaar dankbaar en opgelucht zijn wanneer ik bijvoorbeeld zou suggereren dat twee weken Turkije met volpension een ideale formule is wanneer men met een bejaarde man op vakantie gaat, echt helpen zou ik haar daarmee echter niet. Constructiever op langere termijn is om haar te confronteren met het existentiële gebied van de vrijheid, verantwoordelijkheid, keuze, spijt, verlangen en wil dat zich aandient in ons contact. Yalom (1980) verwijst in dit verband naar een interessant onderzoek. Hierin werd aan psychiatrische patiënten en universiteitsstudenten gevraagd om naar een video van een therapiesessie met Carl Rogers te kijken en naar een van Albert Ellis (een zeer actieve en directieve therapeut). Daarna moesten ze aangeven aan welke therapeut ze de voorkeur zouden geven. Proefpersonen die verantwoordelijkheid vermeden hadden een zeer duidelijke voorkeur voor de actieve, directieve Ellis. Volgens Yalom is deze keuze problematisch. ‘Hoe actiever en indringender de therapeut is (zelfs wanneer het gebeurt met de intentie om de patiënt bij de overname van verantwoordelijkheid te helpen) des te meer wordt de patiënt geïnfantiliseerd’.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
25
Monica Gundrum Exploreren van beleving en de betekenis van het probleem Volgens het existentiële referentiekader heeft de cliënte haar probleem zelf gecreëerd. Ik vraag me daarom af wat haar aandeel is, wat er zo aantrekkelijk aan haar probleem is, welke winst de situatie voor haar op levert, wat er de voordelen van zijn. Het volgende fragment illustreert dit: T26 Ik vraag me af wat dat misschien ook oplevert. Wat is het opbouwende eraan als je zo elke cd afveegt, als je zo veel kuist. … Zo je tijd doodt, daar moet toch ook ergens iets voordelig aan zijn om dat zo te doen. … Misschien ben je niet akkoord? C27 Ja, het zal wel iets voordelig hebben maar ik zou zo direct niet weten wat. Nu, het poetsen op zich, ik vind het wel fijn wanneer alles proper is en fris maar of die cd’s nu allemaal zijn afgeveegd of niet, dat maakt niets aan het globaal gevoel van frisheid. Ik kan me soms echt bezig houden met prullen. … Dat is ook iets wat ik al lang niet meer gedaan heb, maar ik heb zo drie glazen potjes en daar zit dikkorrelig zand in en daar staan kaarsjes op. Ik heb ooit dat zand gewassen. Allé, ik moet daar dus nu mee lachen maar ik ben daar dan wel een uur aan bezig. Want ik moet dan iets vinden waar dat zand in blijft, een heel fijn ziftje en dan ga ik dat zand wassen, de potjes wassen. T27 Je schudt zelf je hoofd van ‘hoe is het mogelijk!’. C28 Ja… T28 Maar toch moet het iets opleveren, moet het feit dat je dat doet, dat gedrag moet voor iets een voordeel hebben. Hoe gek dat ook mag lijken. C29 Ja. … Het enige wat ik dan kan zeggen is voila, dat is nu proper. Ja… T29 Dat geeft voldoening… C30 Niet voor lang. T30 Wat mij treft in het voorbeeld is dat het iets te maken heeft met: je zit de tijd te doden … (13 seconden stilte). Stel je zou dat niet doen, dan zou je heel veel uren tijd krijgen die je zelf zou kunnen invullen. … Mijn fantasie is dat er misschien iets in jou is dat er wat van terugschrikt om dat zelf te moeten invullen… C31 Zou kunnen. … Ik heb niet direct iets van: ja dat is het, maar het zou wel kunnen. … Waarschijnlijk zou ik die tijd opvullen met slapen. T31 Ik hoor je eigenlijk zeggen – ‘t is misschien wat scherp gesteld – ik vul mijn tijd op met prullen of met slapen… C32 Ja… (6 seconden stilte). T32 En door dat te doen, door zo je tijd te vullen of te doden kom je niet in de situatie terecht waar je zou moeten zeggen: ik kies nu om dat te doen, ik wil dat doen… C33 Mhm, ja… (8 seconden stilte) dat is misschien wel iets moeilijk… (12 seconden stilte). T33 Blijf daar eens bij. Iets zegt, misschien is dat wel moeilijk voor mij.
Het exploreren van de beleving heeft ook een exposure effect. In een veilige en ontspannen situatie staat Julie stil bij beangstigende thema’s. Als ik haar bijvoorbeeld vraag wat ze wil, wat ze wenst, kunnen we exploreren wat dit oproept en wordt cliënte aan deze gevoelens blootgesteld. T50 Misschien is dat ook iets wat we hier meer moeten doen, onderzoeken wat wens je? … Dat gaat geen gemakkelijke opdracht zijn. C51 Neen, want die criticus staat nu al te trappelen van… T51 Van? Van dat af te breken? C52 Ja.
26
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid
T52 Je voelt dat al hoe dat die staat te trappelen… Zo van, zie maar dat je niets wenst! C53 Ja en allé, het maakt wel heel veel duidelijk. Voor zover ik mij herinner heb ik bij geen enkele keuze die ik heb moeten maken ooit gezegd, daar wil ik voor gaan!
Oplossingsgerichte interventies De oplossingsgerichte therapeutische benadering werd ontwikkeld door Insoo Kim Berg en Steve de Shazer. Bala Jaison (2002) heeft deze benadering geïntegreerd met de experiëntiële benadering van Gendlin (1981) en ze zo voor cliëntgerichte therapeuten meer toegankelijk gemaakt. Een belangrijke strategie van de oplossingsgerichte benadering is het zoeken naar de uitzondering van het probleem. Men laat de cliënt die momenten exploreren waar het probleem zich niet voordeed en vraagt bijvoorbeeld: ‘Wanneer was het de laatste keer dat je het probleem wél aankon? Wat voelde je toen?’ of ‘Was er een moment vorige week waar je merkte dat het probleem minder was? Vertel me erover!’. Het exploreren van de uitzondering is gericht op het positieve en zou de cliënt een gevoel van hoop moeten geven en de verwachting van een betere toekomst. Ik zie vooral winst in deze strategie omdat de uitzondering de cliënt confronteert met zijn vrijheid. De uitzondering toont dat het anders kan, dat de cliënt anders met zijn probleem kan omgaan, dat hij zich anders kan voelen en dat hij er verantwoordelijk voor is wanneer hij dat niet altijd doet. Ik hoef Julie niet expliciet naar een uitzondering te vragen, want ze komt er zelf mee in C6. Ik houd haar in T11 wel bij de uitzondering wanneer ze in C11 weer over het probleem begint. T4 Dus eerst heb je er veel zin in om naar dat optreden te gaan en om naar die fuif te gaan en dan zeg je dat toe. Maar hoe dichter het dan komt, hoe meer je ertegen opziet. C5 Ja, hoe minder zin dat ik krijg. … En als het zover is, is het weer van ‘moeten’… (7 seconden stilte). T5 Is dat zo met alles waar dat je zin in hebt? C6 Ja. Behalve zaterdag had ik eens een fantastische dag. Ik had zin om iets te doen. Ik ben naar de winkel geweest en ‘s avonds gezellig eten maken, kaarsjes op tafel gezet. Mijn wederhelft was te druk bezig met zijn computer (lacht) dus is dat wel wat tegengevallen. Maar op zich vond ik het leuk dat ik zoveel energie had om te koken en het gezellig te maken… T6 En dat was vanuit zin en niet vanuit moeten. C7 Ja. T7 En dat was ook met veel energie. C8 Ja… T8 En hoe voelde dat? Als je je die dag voor de geest haalt: je zat bijvoorbeeld te koken. C9 Dat ging allemaal vanzelf. ... Dat is zo precies dat ik helemaal heropleef. De dag is wel moeilijk begonnen. Ik was vrij vroeg wakker en Piet was werken en dan denk ik: ik ga dat en dat en dat doen voor dat die thuiskomt. Maar dan is dat echt vanuit een ‘moeten’ en dan ga ik terug slapen. En dan een uur na de middag had ik gevraagd of Piet meeging naar de winkel maar die had geen zin omdat die moe was van het werk. Dan ga ik alleen, dacht ik. En dan ben ik naar de bank gegaan, naar de winkel en nog een andere winkel. Ik was helemaal gepakt en gezakt. Dan ben ik thuis gekomen en heb ik de boodschappen weggezet en twee keukenkasten gekuist en uitgemest.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
27
Monica Gundrum
T9 C10 T10 C11
T11 C12 T12 C13 T13 C14 T14 C15
Ook met goesting of al wenend? Neen met goesting. Met goesting! Ja. Dan heb ik eten gemaakt en opgeruimd na het eten en nog gezellig een beetje in de zetel gelegen. En dan was het zondag en was het weer naar de vaantjes, hé. Dan moest ik weer poetsen en moest ik weer naar mijn grootvader. Wacht eens. Dit is wel belangrijk. Wat is er zaterdag geweest, wat was er zaterdag anders, dat je probleem minder, zelfs afwezig was? Ja, dat stuk dat altijd het gevoel geeft van te ‘moeten’ was er om de een of andere reden niet. Dat stuk kwam niet in de weg staan van het stuk dat wou. Zaterdag moest eigenlijk niets… (5 seconden stilte). Dus die kant die altijd van ‘moeten’ spreekt was stil. Ja. Maar wat was zaterdag anders dat die stil was toen? … Omdat vele ‘moetes’ al gedaan waren. … Vrijdag ben ik al naar mijn ouders geweest. Dat stuk was dan al gedaan, daar moest ik dat weekend dan niet meer naar toe.
De cliënt uitnodigen tot actiestappen is ook typisch voor de oplossingsgerichte benadering. Iets dergelijks zien we bij de meeste existentiële therapeuten. Zij concentreren zich meer op de toekomst dan op het verleden, op de beslissingen die op de cliënt wachten, de doelstellingen van de cliënt voor de toekomst. De meeste cliëntgerichte therapeuten vertrouwen erop dat de actiestap automatisch komt wanneer er een verandering gebeurt op ervaringsniveau bij de cliënt. Jaison vindt dit vertrouwen niet terecht en geeft meer aandacht aan het faciliteren van actiestappen. Als de cliënts felt shift bijvoorbeeld is ‘ik zou meer geduldig moeten zijn’, zou Jaison vragen: ‘Maar hoe breng je dit naar buiten, hoe gebruik je dit in de wereld? Hoe zal het voelen om meer geduldig te zijn? Met wie wil je meer geduldig zijn? Beeld je in dat je meer geduldig bent met je echtgenoot, wat zul je dan anders doen dan nu? …’. In T45 vraag ik Julie wat in verband met de reis met grootvader een kleine stap zou zijn die ze zou kunnen zetten tegen volgende week. Dit leidt weliswaar niet tot het uitwerken van een concrete actiestap. Het bezig zijn met de concrete invulling van de toekomst confronteert haar echter wel met haar vrijheid en leidt tot een diepere exploratie van haar existentiële problematiek in verband met wensen en kiezen. Cliënt expliciet confronteren met zijn verantwoordelijkheid Hierbij confronteert de therapeut de cliënt er expliciet mee dat hij verantwoordelijk is voor zijn probleem. Een aantal voorbeelden geïnspireerd op Yalom (1980): ‘Zelfs al is 99% van de dingen die je zijn overkomen de schuld van iemand anders, dan nog wil ik kijken naar die 1% waarvoor jij verantwoordelijk bent. We moeten ook naar jouw rol kijken, hoe klein die misschien ook is; dat is namelijk het terrein waarop ik je het meest behulpzaam kan zijn’. ‘Verplaats je eens vijf jaar in de toekomst. Hoe zou je nú moeten leven om over vijf jaar niet opnieuw door gevoelens van spijt te worden geplaagd?’ ‘Als je geen beslissing neemt, neem je ook een beslissing!’.
In deze sessie confronteer ik Julie er expliciet mee dat ze verantwoordelijk is voor het feit dat ze haar hele leven heeft verslapen en er niets van heeft gemaakt. 28
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid
T43 Ik denk dat jouw dilemma ooit gaat zijn dat je evenzeer verantwoordelijk zijt voor het feit dat je geen stappen gezet hebt. … Dat gaat je later misschien zuur opbreken als je ontdekt: ik ben ook verantwoordelijk voor het feit dat ik mijn hele leven heb geslapen en er niets van heb gemaakt. C44 Dat is iets wat ik nu al soms heb zo van, wat heb je nu van uw weekend gehad? Niks! Je hebt het hele weekend geslapen zeg! Kijk maar eens wat andere mensen doen op een weekend en hoe fijn dat die het hebben! T44 Misschien geeft je kritische kant iets van je existentieel schuldgevoel aan. De existentiële schuld heeft te maken met je schuldig voelen omdat je jezelf tekort hebt gedaan, omdat je jezelf niet hebt laten worden wie je bent, wie je had kunnen zijn. C45 Ik kan me dat heel goed voorstellen dat mijn grootvader sterft en … dat we niet op vakantie zijn geweest. T45 Ja dat is eigenlijk een heel concreet voorbeeld van hoe je jezelf schuldig aan jezelf hebt gedaan, niet alleen aan anderen, het is ook iets wat je jezelf hebt aangedaan. Jezelf niet ontplooien… (8 seconden stilte).
Gendlin’s kritiek zou hier wellicht zijn: ‘Some existential therapists also merely talk and argue. Instead of saying, ‘This is your oedipal prohibition’, they say, ‘This is your failure to confront choices and encounter real others’. With either kind of interpretation little or no change occurs’ (Gendlin, 1996, p. 9). Ik denk dat er hier ook een gevaar kan ontstaan dat de therapeut (de auteur van dit artikel niet uitgesloten) zijn machteloosheid gaat uitageren door belerend met de vinger te gaan wijzen, ook al weet hij rationeel dat hij geen verandering zal aanzwengelen door aan de bewuste wil van de cliënt te appelleren. Ik leg in deze sessie ook aan Julie uit waarom het zo moeilijk is verantwoordelijkheid te nemen. T37 Heb je enig idee wat het akelig maakt om een wens actief aan te pakken?… (10 seconden stilte). C38 Neen… T38 Het confronteert met de angst voor de bodemloosheid. De existentialisten zeggen dat de mens op zich vrij is, hij moet zelf beslissen en kiezen, hij is verantwoordelijk voor wat hij is, voor zijn problemen, omdat hij dat zelf creëert. En het beangstigende is als je jezelf daarvan bewust bent, dan besef je: eigenlijk is er geen houvast. Er zijn geen uitwendige regels of structuren die zeggen wat moet. Het is ook voor kinderen bijvoorbeeld heel beangstigend om geen grenzen te krijgen. De mens doet ook van alles om die angst niet te voelen, daarom voelen we die ook bijna nooit. Dat uit zich onder andere in moeten kiezen, dan kom je dichter bij die oerangst. Maar ook bij wensen. Iets wensen en de stap ernaar toe zetten heeft er veel mee te maken. Ik kan me voorstellen dat je gedrag dat oplevert, namelijk een vermijden van die angst die door het bewustzijn ontstaat van jij bent de auteur van je leven, jij schept je leven en jij bent verantwoordelijk voor wat je ervan maakt en de keuzes die je maakt en de activiteiten die je doet. En in die zin is het misschien opbouwend wat je doet, het ervan wegvluchten, slapen, tijd verprutsen om zo vooral daarmee niet te moeten geconfronteerd worden, omdat dat heel veel angst kan oproepen, die bodemloosheid. Ik weet niet of het voor jou zin maakt. C39 Ja… (10 seconden stilte). Dat kadert in heel veel dingen van mij denk ik…
In T38 maak ik weer een interpretatie. Ik wou de cliënte met deze interventie confronteren met haar verantwoordelijkheid en haar een verklaringsmodel aanreiken voor haar moeilijkheden. Of dit de juiste interpretatie was, weet ik niet. Andere verklaringsmodellen zijn natuurlijk ook mogelijk. Julie vindt de Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
29
Monica Gundrum verklaring in elk geval zinvol, logisch en herkent er verschillende aspecten van haar probleem in. Belangrijk is volgens Yalom (1980) dat de verklaring haar kan helpen vat te krijgen op haar probleem, haar een gevoel van controle geeft. In de mate dat deze interpretatie haar groeiend gevoel van hulpeloosheid kan tegengaan vind ik dit dan ook een verantwoorde interventie. Een verklaring kan het gevoel van verwarring en machteloosheid dat voortspruit uit onwetendheid namelijk tegengaan. Omdat ze geen weet heeft van de angst voor de bodemloosheid en deze moeilijk toegankelijk is voor de beleving, kies ik ervoor ze zelf in te brengen. Wat wel toegankelijk is voor de beleving zijn haar vermijdingsstrategieën en die kunnen we nu vanuit het existentiële kader ontdekken en exploreren Een experiëntiële therapeut zou echter ook hier terecht wijzen op het feit dat de cliënt een ervaring nodig heeft, geen verklaring. Een collega vond daarenboven dat mijn confrontaties en het niet ingaan op de cliënts appel exis tentiëler, qua houding dan, de cliënt de indruk zouden kunnen geven van ‘de wijze therapeut doet het voor mij’.
Feedback van de cliënte De therapie duurde in totaal vijf jaar. Eén jaar na het beëindigen van de therapie, vraag ik aan cliënte of ze het transcript wil lezen en me feedback wil geven op deze sessie, die vier jaar geleden plaatsvond. Ze gaat hier graag op in. Wat me treft is de mate waarin de kleine veranderingen die door de therapie in gang werden gezet zich in het voorbije jaar hebben voortgezet. Ik zie een knappe jonge vrouw voor me die sprankelt van levenslust en geniet van het leven. Ze komt tijd tekort voor de vele dingen die ze wil doen, maakt nog maar zelden ‘moetes’ van dingen die ze wil, waar ze zin in heeft. Ze is assertiever geworden, trekt zich niet meer zo erg aan wat de mensen van haar denken en haar perfectionisme heeft gezonde vormen aangenomen. Ze is gelukkig in haar relatie en werk. Haar innerlijke criticus is opmerkelijk stil geworden. Hij komt enkel nog bij grote beslissingen op de proppen en zelfs dan ‘blijf ik er niet zo in ronddraaien’. Hij komt zelden zeggen dat ze niets waard is. Haar zelfwaarde gevoel geeft ze op een schaal van nul tot tien een acht. Vroeger was dat min tien. Ik ben verbaasd en ontroerd. Als ik cliënte vraag welke interventie ze terugkijkend op deze sessie het meest helpend vond, wijst ze met overtuiging op T38. Dit is ook de enige interventie die ze zich herinnert. Weer verbazing bij mij, want dit vond ik juist de minst goede interventie! ‘Het meest helpend in deze sessie vond ik den uitleg, de interventie van het uitleggen, uw hypothese, ondanks alle andere pogingen om er beweging in te krijgen. Door het te begrijpen, kon ik er anders mee omgaan. Ik besefte: ‘t is iets heel menselijks, de meeste mensen hebben het in mindere mate, maar ze hebben er ook last van, ik ben niet zo abnormaal’. Ik wist tot dan niet waar dat het vandaan kwam. De uitleg, maakte het begrijpelijk en beter hanteerbaar, ik kon er de vinger op leggen’. Tevens hielp deze interventie de cliënte om zichzelf te aanvaarden: ‘Ik kon me beter aanvaarden omdat mijn problemen iets des mensen bleek te zijn, iets begrijpelijks. Ze kregen zelfs iets positiefs: de innerlijke criticus beschermt me eigenlijk, het is een manier om die angst niet te voelen’. Als ik cliënte vraag wat er na de therapie is gebeurd dat er zo’n evolutie bij 30
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
Een therapiesessie bekeken door de bril van de existentiële verantwoordelijkheid haar plaatsvond, antwoordt ze: ‘Ik zou het niet weten. Er is niets bijzonder gebeurt. Ik kan gewoon beter aanvaarden van mezelf dat ik niet in alles perfect ben. Als ik weer eens ’prulledingen’ doe, vraag ik me af: ‘is er niet iets dat ik liever zou willen doen?’, dan blijft het liggen, al is het dan niet perfect in orde, ik kuis bijvoorbeeld niet elke week nat. Ik doe meer waar ik zin in heb’. Ik vraag cliënte ook wat over de hele therapie van vijf jaar heen het belangrijkste, het meest helpende voor haar was geweest. Ze vindt dit een moeilijke vraag en denkt even na: ‘Het mogen zijn zoals je bent, aanvaard worden zelfs met de gekke dingen die je doet (symptomen), was heel belangrijk. Ik mocht er zijn zoals ik was, met al mijn eigenaardigheden. Ik denk nu: Als ze me niet aanvaarden is dat pech! Ik ben veel minder bezig met "wat denkt een ander over mij?’’’.
Besluit De feedback van cliënte, waarin steeds weer het belang van ‘aanvaarding’ naar voren komt, doet me weer beseffen dat de waarde van mijn interventies vooral afhangt van de mate waarin ze mijn oprechte waardering, betrokkenheid en aanvaarding voor de cliënt tot uitdrukking kunnen brengen. Geen verrassing voor mij als cliëntgerichte therapeut, die gelooft in de helende werking van de grondhoudingen en die een correctieve relationele ervaring ziet als een essentiële veranderingsfactor. Wél verrassend, zéker voor mij als cliëntgerichte therapeut was dat de cliënte van alle interventies in deze sessie, een verklaring, een interpretatie als meest helpend had ervaren. Het wringt bij mij namelijk met het idee: ‘de cliënt is de expert (van zijn inhouden) en we moeten als therapeut de wijze kern van de cliënt raadplegen’. En als experiëntiële therapeut denk ik: ‘de cliënt heeft een ervaring nodig, geen verklaring’ (conform supra), of ten minste een verklaring die hij zelf heeft gevonden. De cliënte geeft echter aan dat de uitleg haar moeilijkheden begrijpelijk en beter hanteerbaar maakte, dat ze er de vinger op kon leggen en dat dat helpend voor haar was. Het inzicht van T38 gaf de cliënte een gevoel van controle: ‘Ik ben machtig en heb de kracht te veranderen’. De verklaring dus als vijand van de machteloosheid en een gevoel van meesterschap als voorwaarde voor een effectief therapieproces. Als ik me ten slotte afvraag, in hoeverre het existentiële kader mij als therapeut bij deze cliënte geholpen heeft, kom ik op hetzelfde uit. Het was een antigif tegen mijn eigen machteloosheid. Dit verklaringsmodel hielp me om mijn eigen hulpeloosheid tegen te gaan die er in het aangezicht van jaren therapie met een cliënte met ernstige en hardnekkige symptomen zeker vaak aanwezig was. Het existentiële kader helpt me beseffen hoe moeilijk het is om verantwoordelijkheid te nemen en dat heeft me geholpen om geduldig en aanvaardend aanwezig te kunnen blijven bij de wrede en onverzettelijke innerlijke criticus van deze cliënte. Dat was het moeilijkste voor mij in deze therapie: het aanvaarden van deze kant van de cliënte. En misschien was juist dit het belangrijkste voor de cliënte: aanvaard worden, ook en misschien vooral in dit hardnekkig vervelend deel van haar: de innerlijke criticus voelde zich gezien in zijn functie en aanvaard. Kon hij haar daardoor loslaten?
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1
31
Monica Gundrum
Correspondentieadres Monica Gundrum Bergestraat 22 3220 Holsbeek België e-mail:
[email protected]
Literatuur Deurzen-Smith, E. van (1988). Existential Counselling in Practice. London: Sage Publications. Fromm, E. (1952). De angst voor vrijheid. Utrecht: Erven J. Bijleveld. Gendlin, E.T. (1981). Focusing (rev.ed.). New York: Bantam Books. Gendlin, E.T. (1996). Focusing-oriented Psychotherapy. New York: The Guilford Press. Greenberg, L.S., Rice, L.N., & Elliot, R. (1993). Facilitating emotional change: The moment-by-moment process. New York: The Guilford Press. Hartmann, J., & Hartmann, I. (1997). Der Entwicklungsaspekt in der Klientenzentrierung verdeutlicht am Beispiel einer depressiven Psychotherapieklientin mit Störungen des Schulderlebens. In: D.H. Moshagen (Hrsg.), Klientenzentrierte Therapie bei Depression, Schizofrenie und psychosomatischen Störungen. Heidelberg: Roland Asanger Verlag. Jaison, B. (2002). Integrating Experiential and Brief Therapy. Toronto: Focusing for creative Living. King, M.E., & Citrenbaum, C.M. (1993). Existential hypnotherapy. New York: The Guilford Press. Peeters, F. (1999). Over de mogelijkheden van een cliëntgerichte behandeling van depressieve stoornissen in de volgende eeuw. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie, 37(4), 279-295. Stinckens, N. (2001). Werken met de innerlijke criticus. Onuitgegeven doctoraatsverhandeling. Swildens, H. (1988a). Procesgerichte gesprekstherapie. Amersfoort/Leuven: Acco. Swildens, H. (1988b). De cliëntgerichte gesprekstherapie in een existentieel perspectief. In: D. Debats (Red.), Psychotherapie en zingeving (pp. 32-48). Leuven: Acco. Yalom, I.D. (1980). Existential Psychotherapy. New York: Basic Books. Yalom, I.D. (2001). Therapie als geschenk. Leuven: Uitgeverij Van Halewyck.
32
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 1