34
Wat zul je leren? • • •
Dat materialen een verweringsproces ondergaan en dat we dat proces niet kunnen tegenhouden Inzien dat meerdere degradatieprocessen tegelijkertijd kunnen plaatsvinden Hoe je de belangrijkste beschadigingen in schilderijen kunt identificeren
Samenvatting We hebben in de vorige hoofdstukken gezien dat een schilderij uit een veelheid aan materialen bestaat. Tot nog toe hebben we ons beperkt tot een chemische beschrijving van de soms erg complexe producten. Jammer genoeg ondergaan al deze materialen een traag verlopend degradatieproces. In dit hoofdstuk komen de meest voorkomende verweringsvormen van schilderijen aan bod.
Inhoudstafel 1. Inleiding 2. Vergeelde vernis 3. Verkleurde pigmenten 4. Barstvorming 4.1. Craquelures: Vochtigheid 4.2. Craquelures: Thermische expansie 4.3. Open voegen 4.4. Krimpscheuren 5. Afschilfering 6. Kromtrekken van panelen 7. Biologische degradatie 8. Vervuiling 8.1. Stof 8.2. Reactieve gassen 8.3. Handen 9. Menselijk handelen 9.1. Verminkingen 9.2. Foutieve restauratie: parketage 9.3. Foutieve restauratie: verpoetst schilderij
35 36 37 37 38 38 39 39 40 42 42 43 43 43 44 44 44 45 46
35
1. Inleiding In de scheikunde wordt heel wat aandacht besteed aan de synthese van nieuwe producten. Vaak beseffen we niet dat dergelijke producten blootstaan aan degradatieprocessen. Ook in ons dagelijks leven worden we geconfronteerd met de beperkte levensduur van materialen. Bijvoorbeeld, geverfde muren kunnen afschilferen, krantenpapier vergeelt en ijzer roest. In onderstaande foto's zijn enkele voorbeelden te zien van verwering in het straatbeeld. Bij deze vormen van degradatie hebben we vaak geen probleem om beschadigde materialen door nieuwe te vervangen.
Wortels die de stenen omhoog duwen
Schip aangetast door roest
Zoek in je omgeving vier andere voorbeelden van degradatie van materialen en neem hiervan een foto.
In tegenstelling tot alledaagse voorwerpen, kunnen we kunstwerken niet vervangen. Het zijn unieke objecten! Daarom proberen we kunstwerken zo goed mogelijk te bewaren en indien nodig te herstellen. Ook schilderijen ondergaan verwering. In het begin zijn de gevolgen van deze transformatie niet zichtbaar, maar reeds na enkele tientallen jaren zien we soms dat pigmenten verkleurd zijn of dat verflagen barsten. Na honderden jaren kan de opgelopen schade desastreus zijn. Bijvoorbeeld, door afschildering kan het schilderij compleet verloren gaan. Degradatie kan niet worden tegengehouden en leidt vroeg of laat tot verlies van het kunstwerk. Toch moet gezegd dat bv. een ouderdomscraquelé een extra esthetische factor kan zijn.
Afschilfering van verflaag op muren
Bronzen beeld met groene corrosielaag
36 In dit hoofdstuk zullen we enkele veel voorkomende degradaties van schilderijen beschrijven. Sommige degradatievormen zoals een vergeelde vernis of craquelures kun je zelf in tentoongestelde schilderijen ontdekken. Andere vormen van schade zoals scheuren in het doek zijn zodanig storend dat dergelijke schilderijen bijna nooit worden getoond. Toch heeft elk museum in zijn depot dergelijke beschadigde werken.
2. Vergeelde vernis Een zeer opvallende vorm van veroudering is het geel worden van de beschermende vernislaag. Dit fenomeen is duidelijk waarneembaar in witte partijen zoals in sneeuwlandschappen en in kleding. Onderstaande foto's illustreren dat een vergeelde vernis ook in huidpartijen goed waarneembaar is. De gele vernis vervormt de kleuren en verdoezelt de details in donkere partijen. Daarom wordt vergeelde vernis bij een restauratiebehandeling wanneer nodig verwijderd.
Afbeelding 7a: Door de vergeelde vernis is de huidskleur in dit portret te geel geworden. Ook details in de kleding zijn minder zichtbaar.
Afbeelding 7b: De kleurenbalans van deze foto werd via software bijgestuurd zodat we een beeld krijgen van het schilderij zoals het er waarschijnlijk uitziet zonder vergeelde vernis.
Organische moleculen die dubbele bindingen bezitten absorberen elektromagnetische straling in het niet zichtbare UV-gebied. Wanneer het aantal dubbele bindingen toeneemt en geconjugeerde dubbele bindingen vormen, verschuift de absorptie van het UV-gebied naar de absorptie van blauw licht (ca. 400 nm). Moleculen die blauw licht absorberen, zijn geel gekleurd. Hoe het reactieproces precies verloopt is nog steeds niet volledig geweten, maar zeker is dat de moleculen in vernis oxideren. De vernis zal niet enkel vergelen, hij zal zich ook vernetten waardoor oude vernis moeilijker valt te verwijderen dan recent aangebrachte vernis. Door vorming van vele microcraquelures wordt de vernis dof en mat.
37
3. Verkleurde pigmenten Alhoewel sommige pigmenten omwille van hun kleur geliefd zijn, zijn ze niet altijd even stabiel. Cennino Cennini schreef reeds in de 15de eeuw dat pigmenten zoals loodwit (PbCO3.Pb(OH)2), realgar (AsS) en vermiljoen (HgS) mettertijd verdonkeren. Hij merkte eveneens op dat organische pigmenten zoals saffraan en rode lak verbleken. Het UV-licht dat in zonlicht aanwezig is, kan bindingen breken en zodoende chemische reacties bewerkstelligen. Zo zullen bijvoorbeeld groene bomen blauw uitslaan wanneer de kunstenaar een mengsel van een stabiel anorganisch blauw pigment (azuriet of ultramarijn) met een organisch, geel pigment zoals saffraan heeft gebruikt. Dit hoeft niet altijd een belemmering te vormen voor de kunstenaar. Zo werden in boekverluchtingen meer organische pigmenten gebruikt dan in schilderijen. Deze miniaturen komen zelden in aanraking met zonlicht omdat ze in een gesloten boek worden bewaard, hier zal het verkleuringsproces dus niet gauw optreden.
4. Barstvorming Indien we de verflagen van historische schilderijen van nabij bekijken, dan merken we dat deze vaak barsten of craquelures bevatten. Schilderijen bestaan uit op elkaar liggende lagen en elke laag wil op een andere manier uitzetten of krimpen. Dit verschil in gedrag resulteert in spanningen tussen de lagen, met barsten tot gevolg. Op de foto links onder is het voornamelijk de donkere verf die is gebarsten, de huidpartijen vertonen geen barsten. Op de foto rechtsonder is ook de verf in het gezicht gebarsten.
Afbeelding 8: Detail uit een schilderij. Hier is voornamelijk de zwarte verf gecraqueleerd.
Laten we er van uit gaan dat een schilderij uit twee lagen bestaat: een dunne verflaag en een dikke drager. Omdat beide lagen aan elkaar zijn vastgehecht, dient de verflaag de uitzetting en inkrimping van het drager te
Afbeelding 9: Detail van een schilderij. Hier zijn vooral de lichte tinten gecraqueleerd.
38 volgen. Bij elke vormverandering van het drager staat de verffilm onder druk. Bij een korte plotselinge spanning ondergaat de film een elastische vervorming; bij een zelfde spanning over een langere periode ondergaat de verflaag een plastische vervorming. De verflaag verliest echter zijn elastische eigenschappen bij het verouderen, waardoor ze niet meer in staat is om zich aan de vormveranderingen van het drager aan te passen. Wanneer de krachten die op de verflaag inwerken te groot worden, dan zal de verflaag loodrecht op de spanning breken: er ontstaat een barst. De barst ontstaat daar waar de film het zwakst is. In de volgende paragrafen zullen de verschillende oorzaken van volumeveranderingen diepgaander worden behandeld.
4.1. Craqelures: vochtigheid Lucht bevat een variabele hoeveelheid waterdamp die met het begrip relatieve vochtigheid wordt uitgedrukt. Dit begrip wordt in het volgende hoofdstuk uitgebreid behandeld. De hoeveelheid vocht die zich in het houten paneel bevindt, staat in evenwicht met de relatieve vochtigheid van de omringende lucht. Indien de relatieve vochtigheid fluctueert, zal het hout vocht opnemen of afstaan totdat een nieuw evenwicht wordt bereikt. Hout neemt vocht op in vochtig milieu en stoot vocht af in een droog milieu, waardoor deze respectievelijk uitzet of krimpt. Bij paneelschilderijen met een oude en dus niet-elastische grondlaag en verflaag resulteert deze werking in barsten doorheen alle lagen op het paneel.
4.2. Craquelures: thermische expansie Wanneer de temperatuur van de omgeving toeneemt, zal ook de temperatuur van de omliggende objecten stijgen. De nulde hoofdwet van de thermodynamica zegt immers dat twee objecten met verschillende temperatuur naar een zelfde temperatuur zullen streven als ze met elkaar in contact staan. Omdat in onze streken de temperatuur sterk fluctueert, zal ook de temperatuur van een object variëren.
Een object dat opgewarmd wordt zal in volume toenemen, terwijl het volume afneemt wanneer het afkoelt. De toename in volume is afhankelijk van de chemische samenstelling van een materiaal. Bijvoorbeeld, een houten paneel en een verflaag hebben een verschillend volumeverandering bij een zelfde temperatuursverandering. Jammer genoeg zijn beide materialen aan elkaar
39 gehecht en dient de dunne verflaag de uitzetting en inkrimping van het paneel te volgen. Als gevolg van deze spanningen kan de verflaag barsten.
4.3. Open voegen Volumeveranderingen in een paneel als gevolg van temperatuuren/of vochtigheidsschommelingen resulteren in heel wat spanningen in het hout. Hierdoor kan het hout barsten, terwijl de voegen tussen de planken kunnen openspringen. Dit heeft als gevolg dat de bovenliggende verflaag barst. De twee verticale lijnen in de detailopname hiernaast zijn de open voegen. Dit schilderij bestaat uit drie losse planken. Afbeelding 10: Detail uit een schilderij
4.4. Krimpscheuren Bij een laagsgewijze opbouw van een schilderij moet de kunstenaar zich aan een belangrijke regel van de olieverftechniek houden: VET OP MAGER. Met deze regel bedoelt men dat een eerste verflaag nooit vetter of olierijker mag zijn dan de daar bovenop aangebrachte verflaag. Zoniet zullen er krimpscheuren ontstaan. Dergelijke barsten worden al gevormd tijdens de eerste periode van het droogproces. Al naargelang het geval verschijnen ze na tientallen jaren of zelfs na luttele uren.
Afbeelding 11: Detail uit een schilderij met een extreme vorm van krimpscheuren. In dit schilderij is de onderliggende zwarte verf duidelijk waarneembaar.
Bij het drogen van een oliefilm wordt er zuurstofgas opgenomen en neemt het volume toe. Een magere en een vette olieverf hebben een verschillende volumetoename. Een vette olieverf zal bij droging meer uitzetten dan een magere verf. Indien een magere verf zich op een vette verflaag bevindt, zal de onderliggende laag veel meer uitzetten dan de bovenste laag. Omdat de bovenste laag als eerste uithardt, heeft deze niet meer de flexibiliteit om zich aan de volumetoename van de onderliggende verflaag aan te passen. Er ontstaan krimpscheuren in de
40 bovenste verflaag waarbij de onderliggende verflaag zichtbaar wordt. Krimpscheuren zijn dus barsten die zich enkel in de bovenste verflaag bevinden. Krimpscheuren treden niet op indien men de onderliggende verflaag volledig laat uitharden vooraleer hierop een nieuwe verflaag aan te brengen. De vorm van degradatie treedt enkel op wanneer de kunstenaar een foutieve techniek hanteert. Tegenwoordig bevatten alle olieverven eenzelfde pigment/olie verhouding, maar wordt de smeuïgheid gelijk getrokken door meer of minder was aan de verf toe te voegen. Hierdoor vermindert het gevaar op krimpscheuren.
5. Afschilfering Men spreekt van scholvorming wanneer de eilandjes verf die zich tussen de craquelures bevinden, zich concaaf van de drager oprichten. Vaak resulteert scholvorming in afschilfering van de verflaag, met kale plekken als gevolg. Wanneer dit type verwering wordt vastgesteld moet tijdens de restauratie de verflaag opnieuw op de drager gefixeerd worden.
41
Afbeelding 12: Detail uit een schilderij. De witte vlekken in bovenstaande foto zijn lacunes die met een witte pasta zijn opgevuld.
Afbeelding 13: Extreem voorbeeld van afschilfering waardoor het houten paneel zichtbaar wordt.
Onderkant van een losgekomen verfschilfer. Het poreuze materiaal is de krijt-lijm grondlaag.
Detailopname van de onderkant. De grondlaag bestaat uit korrels die aan elkaar kleven.
Bovenkant van de verfschilfer. De vernislaag bevat barsten en allerlei vaste deeltjes afkomstig uit de lucht (i.e., aërosolen) die op de vernislaag kleven.
Zelfde positie als het linkerbeeld, maar op een andere manier opgenomen. In deze opname zijn de vaste deeltjes in de vernislaag goed zichtbaar.
42
6. Kromtrekken van panelen Krimpen en zwellen van hout vindt niet in alle richtingen in dezelfde mate plaats. Het fenomeen dat bepaalde materiaaleigenschappen – in dit geval krimpen en uitzetten – een andere waarde hebben in verschillende richtingen, noemt men in de natuurkunde anisotropie. De ongelijke krimp is de oorzaak van het kromtrekken van dun hout (bv. panelen) en barstvorming van dik hout (bv. balken).
Afbeelding 14: Schilderij op een kromgetrokken paneel
7. Biologische degradatie De biologische degradatie van schilderijen kan tot twee fenomenen worden gereduceerd. Enerzijds hebben we de aantasting van het hout door houtwormen, anderzijds hebben we de inwerking van schimmels. Het grote verschil met dit type verwering en andere vormen van degradatie is dat één aangetast schilderij de omringende kunstwerken kan besmetten. Het is zoals een epidemie waar één zieke de rest kan aansteken.
Afbeelding 15: Deze houtskooltekening op papier werd door schimmel aangetast
Afbeelding 16: De dennenhouten lijst werd door houtworm aangetast; het hardere eikenhouten paneel niet
In hout borende insecten worden in de volksmond met houtworm aangeduid; dit omdat bijna altijd de larven en niet de volwassen insecten de werkelijke schade aanrichten. Alle ‘houtwormen’ zijn echter insectenlarven. Zij voeden zich met hout en vreten gangen door het hout. Momenteel wordt het aantal schimmelsoorten op ca. 100.000 geschat. Schimmels behoren tot de groep van micro-organismen. Er bestaan zoveel variaties in de opbouw van schimmels dat het onmogelijk is om deze met een
43 enkele schets voor te stellen. Er zijn nuttige schimmels die gebruikt worden om kaas, wijn en penicilline te maken, maar er bestaan ook schadelijke schimmels die voedsel doen bederven of die ziektes veroorzaken. Sommige van deze schadelijke schimmels tasten ook kunstwerken aan. Schimmelgroei betekent aantasting van de organische materialen zoals hout of papier want het kunstwerk is de voedingsbodem voor de schimmels. Schimmels verspreiden zich via sporen die door een luchtstroom worden meegevoerd. De sporen zijn dus overal aanwezig maar komen enkel bij een hoge luchtvochtigheid tot ontwikkeling.
8. Vervuiling 8.1. Stof Stof, zoals zandkorrels en de organische bestanddelen roet en sigarettenrook, bestaat uit kleine, vaste deeltjes die in de lucht zweven: de zogenaamde aërosolen. Deze deeltjes kunnen zich op het verfoppervlak van een schilderij afzetten. Door het accumuleren van dergelijke deeltjes met de jaren, wordt er een donkere film gevormd. De belangrijkste bron van aërosolen in woningen waren of zijn verlichting (kaarsen), verwarming (kachels, open haarden), sigarettenrook en natuurlijk ook huisstof. Ga zelf maar eens na hoe vuil ramen kunnen zijn als je ze gedurende een jaar niet schoonmaakt. Kijk hiervoor naar de kleur van het water in je emmer.
8.2. Reactieve gassen De luchtkwaliteit binnen een woning of een museum wordt niet alleen bepaald door het aantal aërosolen. Ook reactieve gassen zoals azijnzuur, mierenzuur of formaldehyde hebben een nefast effect op kunstwerken. Belangrijke bronnen voor deze gassen zijn hout, papier, (synthetische) lijmen, verf en plastics. Materialen die door deze gassen worden aangetast zijn onder andere lood, koper, papier, kalkhoudend materiaal en textiel. De mate van aantasting is afhankelijk van het type materiaal, de concentratie en het type gas en de duur van de blootstelling. Bovendien kan er sprake zijn van een synergetisch effect, d.w.z. dat de combinatie van verschillende gassen de aantasting kunnen versterken of verzwakken. De grote verscheidenheid van parameters maakt de relatie tussen aangetoonde schade en concentratie gas in de lucht moeilijk interpreteerbaar.
44
8.3. Handen Ook het regelmatig vastnemen van schilderijen kan heel wat vervuiling veroorzaken. Dit lijkt op het eerste zicht misschien wat onzinnig - iedereen wast immers zijn handen - maar kijk eens naar de toetsen op je computerklavier. Die zien er na een tijd ook heel vuil uit. Daarom is het aangeraden om handschoenen te dragen als je schilderijen verplaatst. Hang in je klaslokaal een vel wit papier. Vraag aan je medeleerlingen of ze elke keer als ze de klas binnenkomen dit vel met hun handen aanraken. Wat gebeurt er met dit vel?
9. Menselijk handelen De mens blijft een van de schadelijkste factoren voor een kunstwerk. In sommige gevallen worden meesterwerken bewust of uit onverschilligheid verminkt; in andere gevallen heeft men getracht om een schilderij zo goed mogelijk te verzorgen maar zonder te willen het schilderij beschadigd, bijvoorbeeld met foutieve restauratie-ingrepen. In deze paragraaf zullen we kort op enkele aspecten van de schadelijke invloed van de mens op kunstwerken ingaan.
9.1. Verminkingen In tijden van oorlog en revoluties worden waardevolle kunstwerken onder barre omstandigheden in veiligheid gebracht, doelbewust vernietigd of als buit meegenomen. In dergelijke situaties is het bijna normaal dat er op schilderijen sporen van vernieling achterblijven. Naast oorlog dienen we hier ook ongelukken, vandalisme, brand, aanslagen en diefstal - waar het doek uit de lijst werd gesneden - te vermelden. Ook onverschilligheid is bijzonder nefast. Het zou niet de eerste keer zijn dat waardevolle zaken als ‘oude rommel’ op de vuilnisbak worden gesmeten.
45 Intermezzo: Gestolen schilderij Op 23 september 1992 werd het hiernaast getoonde schilderij samen met twee andere kleine werken tijdens de openingsuren van het museum (tussen 14:00 en 15:00) door twee mannen en een vrouw gestolen. De paneelschilderijen werden uit hun lijsten geduwd. Van de drie gestolen werken is dit schilderij het enige dat nog niet werd teruggevonden. De twee teruggekomen werken hebben door de diefstal schade ondervonden: enkele verfschilfers die zijn losgekomen. Afbeelding 17: Fotoreconstructie van de originele lijst met een foto van het gestolen schilderij
Intermezzo: Het atelier van Isidoor Opsomer tijdens Wereldoorlog I Baron Isidoor Opsomer (18781967) is een van de meest gekende kunstenaars uit Lier. Hij was vanaf 1906 leraar schilderkunst aan de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen en in 1922 werd hij er directeur van het Nationaal Hoger Instituut. Tijdens het uitbreken van Wereldoorlog I vluchtte hij naar Engeland en vervolgens naar Nederland. Tijdens de bezetting hebben Duitse soldaten schilderijen in zijn atelier besmeurd. Bewust vernietigen van het culturele erfgoef van de tegenstander en vandalisme zijn veel voorkomende fenomenen tijdens oorlogen. Foto van het atelier van Opsomer met een door de Duitse soldaten verminkt schilderij. Teksten en tekeningen op deuren en muren van toiletten en op schoolbanken zijn ook een vorm van verminking. Hoe zou jij deze vorm van verminking voorkomen? Indien deze reeds aanwezig is, hoe zou jij het ongedaan maken?
9.2. Foutieve restauratie: parketage Mensen hebben altijd getracht om schilderijen zo goed mogelijk te restaureren. Toch hebben ze niet altijd de meest geschikte technieken toegepast. Om te vermijden dat panelen kromtrekken werd er tijdens de 19de eeuw op de achterkant vaak een parketage aangebracht. Dit betekent dat deze zijde eerst moet worden gladgeschaaft, waardoor pons- en brandmerken verloren gaan, waarna een verschuifbaar lattensysteem wordt aangebracht. Op de foto hieronder zien we verticale latten die op het paneel zijn gekleefd en horizontale latten die tussen paneel en verticale latten schuiven. De
46 horizontale latten zijn beweegbaar waardoor spanningen makkelijk kunnen worden opgevangen. Indien de horizontale latten door het kromtrekken blokkeren, dan kunnen de krachten niet meer weg, waardoor de parketage extra schade aan de verflaag berokkent .
Het lattensysteem op de achterzijde zorgt ervoor dat het paneel vlak blijft. Toch kan het ook heel wat extra schade veroorzaken. Afbeelding 18: Achterzijde van een geparketeerd paneelschilderij
9.3. Foutieve restauratie: verpoetst schilderij Eén van de meest delicate aspecten bij de restauratie van schilderijen is het verwijderen van de vergeelde vernis. Soms is het onderscheid met een glacis bijzonder klein en bovendien kunnen te sterke solventen ook de verflaag oplossen. Daarom kan bij een verkeerde reiniging een deel van de verflaag worden verwijderd. We zeggen dat het schilderij verpoetst is.
Afbeelding 19: Voorbeeld van een verpoetst schilderij. Tijdens de vernisafname werd ook een gedeelte van de verf verwijderd. In het groene laken merk je de houten drager. De sinaasappel heeft weinig schaduw.