Waartoe dient het katholiek onderwijs?
Kris Vanspeybroeck
Maart 2011
VLAAMS VERBOND
VAN
KATHOLIEKE HOGESCHOLEN
Guimardstraat 1, 1040 Brussel ond.vvkho.be
Inhoud
Een integrale ontwikkeling van elke leerling met aandacht voor de levensbeschouwelijke groei. ......................... 3 Een integrale visie op leraar-zijn met aandacht om als samenspeler o.m. kansen te geven aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling ........................................................................................................................ 4 Een integrale visie op de verantwoordelijke(n) in de context van katholiek onderwijs .......................................... 5
Mij is gevraagd om als stafmedewerker christelijke identiteit van het VVKHO en coördinator van het VSKO/VVKHO-project rond „identiteit in diversiteit‟ een schets te geven van de thema‟s waarmee we bezig zijn. Doorheen dit opiniestuk kan de lezer, inspelend op de vraag in de titel, tot de conclusie komen dat het katholiek onderwijs inderdaad opnieuw moet ontdekken waarin het een dienende taak kan opnemen en juist daardoor tot iets dient …1 Het katholiek onderwijs in het algemeen en dus elke katholieke school in het bijzonder staat voor de uitdaging zichzelf terug te vinden. Maar wat willen we dan terugvinden of beter nog, naar voren schuiven als levengevend voor de toekomst? Deze vraag doet me spontaan terugdenken aan het moment waarop de abt van Westvleteren bevraagd werd door verschillende journalisten naar aanleiding van de gastvrijheid ten aanzien van de ex-bisschop van Brugge, Roger Vangheluwe. Het gesprek peilde of hij en de abdijgemeenschap door de gastvrijheid geen grote schade hadden opgelopen. Zijn antwoord was: “Dat is dan erg voor mijn imago, maar ik val niet samen met mijn imago”. Dezelfde abt van Westvleteren zei in een interview dat de homoseksuele en vitalistische schrijver Oscar van den Bogaard het scherpst het drama van de katholieke kerk heeft samengevat: “Wat de katholieke kerk verkeerd heeft gedaan, is dat ze onvoorwaardelijke liefde heeft gepredikt, maar niet heeft gegeven”. Het momentum dient zich ongetwijfeld aan - ook voor het katholiek onderwijs waarbij niet langer de macht van het aantal en het imago van de zuil tot iets dienen. We worden vandaag zeker uitgedaagd om de existentiële identiteitsvraag of en wie we willen dienen, te durven en te kunnen stellen. Indien het antwoord neigt naar een ja, dan mogen onmiddellijk ook de vragen van waaruit en waartoe mee opgenomen worden. Met de stellingname van onderwijsminister Pascal Smet om ook aandacht te hebben voor de uitmuntende leerlingen, komt het gelijkekansendiscours meer in evenwicht. In de vorige regeerperiodes kreeg dit alomtegenwoordige begrip immers een eenzijdige lading: de bevordering van de situatie van de zwakkere leerlingen en studenten. Een koepel met zijn verschillende verbonden en diensten van het katholiek onderwijs h/geeft vandaag maar zin en betekenis indien hij de (mede)mens(en) dient. Maar zitten mensen nog te wachten op een katholieke koepel en het verbond? En heeft een lokale katholieke school(gemeenschap) nog wel enig belang vandaag? Terecht geeft men aan dat de Vlaamse situatie de afgelopen vijftig jaar sterk is gewijzigd. Ik zal de lezer niet (nog maar eens) overvallen met een sociologische en historische schets beginnend vanaf de schoolstrijd van 1958, en met een beschrijving van het verzuilde onderwijslandschap zoals we dat tot op vandaag kennen. Deze door de tijd achterhaalde status-quo en de rijke roomse traditie volstaan niet om de hedendaagse (onderwijs)mens voldoening te (blijven) geven. De tijd is aangebroken om te zien of wij nog tot iets willen dienen en zo ja tot wat … Vanuit mijn voorlopig en beperkt perspectief wil ik kort drie mogelijke denkpistes aanreiken. Andere en
1
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd in Forum, 42 (2011), 3 (maart), p.13-15. Reacties op dit opiniestuk zijn welkom via
[email protected]. Wie meer wenst te lezen rond de thema‟s die hier aan bod komen verwijzen we graag door naar volgende publicaties: K. VANSPEYBROECK & J. CLAEYS (ed.), Identiteit in diversiteit, inspiratie voor lerarenopleidingen, Brussel, Licap, 2009; K. VANSPEYBROECK & J. CLAEYS (ed.), Visie op geïntegreerd leraarschap in de context van katholiek onderwijs. Waar zeg jij dat ik ben?, Brussel, Licap³, 2010.
2
rijkere pistes zijn zeker mogelijk en ik zou de lezer dankbaar zijn indien hij deze ziet en wil doorgeven. Op die manier mag de utopie van een katholieke school verder (door)groeien
Een integrale ontwikkeling van elke leerling met aandacht voor de levensbeschouwelijke groei. Laat ik beginnen met een eerste en wezenlijk perspectief in de context van onderwijs: het kind, de leerling en de student. Het katholiek onderwijs heeft steeds een terechte en grote zorg besteed aan de integrale en holistische ontwikkeling van elk kind, elke leerling en elke student. Maar hoe integraal is integraal? Geven we in onze katholieke scholen „vrije tijd‟ aan de ontwikkeling van de mens met het oog op zijn lichamelijke, psychosociale, morele en zingevende dimensies? Gunnen we jonge mensen de kans om niet alleen wat ze goed kunnen - hun talenten - te ontdekken, maar ook om via bezielde onderwijsmensen op het spoor te komen van wat niet onmiddellijk rendeert bij henzelf en in de samenleving en ondanks alle schijn toch een mogelijke meerwaarde voor hun totale persoonlijkheid en voor anderen kan hebben? Het gesprek met twee ouders in Trouw naar aanleiding van de voor hun familie en vrienden niet evidente keuze voor een christelijke school, heeft me hierbij wel doen verder denken. Beide ouders geven aan dat ze weinig of geen kerkelijke verbondenheid of vertrouwdheid hebben met welke religieuze traditie dan ook. Het is voor hen dus niet mogelijk om in de context van het gezin hiervan iets door of zelfs mee te geven aan hun kinderen. Vandaar maar niet evident - dat bij hen de vraag groeide om een christelijke school te zoeken waarbij volgende doelen in een onderwijscontext aan bod dienden te komen: “Iets meekrijgen van het christelijke geloof en van daaruit begrijpen hoe onze westerse samenleving in elkaar zit, respect hebben voor mensen die wel geloven, leren dat er andere geloven zijn dan het christendom, aandacht hebben voor normen en waarden …”. Het lijkt me wezenlijk om de vraag te stellen waartoe we willen dienen als katholieke school. Wensen we dan bijvoorbeeld ook jonge mensen kansen te geven in het groeien van hun godsbeeld en hun relatie met God? Kan een katholieke school de religieuze geletterdheid van hedendaagse leerlingen niet dienen door jongeren een aanbod te geven vanuit de eigen traditie en in dialoog met andere levensbeschouwelijke visies? Volgens mij dient een katholieke school (aanstaande) leerlingen niet (voldoende) door een verplicht, inclusief vak over levensbeschouwingen aan te bieden. Dit laatste kan tegemoetkomen aan een nieuwsgierige vraag naar meer kennis „over‟ de ander(e godsdienst). Maar een mens - ook vandaag - heeft nood aan meer. De geschetste vragen van beide ouders krijgen geen inspirerend en afdoend antwoord vanuit een objectieve of encyclopedische kennis. Antwoorden kunnen maar groeien vanuit onderwijsmensen die (mogen) groeien in (levensbeschouwelijke) kennis en betrokkenheid én die in een riskante dialoog durven gaan met hun leerlingen. Riskant, want de vragen die er toe doen, vragen om een „worsteling‟ die zoals de worsteling van Jacob, aan je vel zit en pas daardoor tot inzicht of een nieuwe naam leidt. Te studeren antwoorden zijn te veilig en niet afdoend.
3
Een andere vraag is of een vak - van twee uur - een antwoord kan geven op fundamentele zingevingsvragen die aanwezig zijn bij leerlingen en steeds meer aan bod zullen komen in onze samenleving. Een katholieke school dient de integrale ontwikkeling - en dus ook de levensbeschouwelijke groei - van elke leerling door de eigen opvatting en invulling van het vak r.-k. godsdienst dat geïntegreerd is in het volledige onderwijsaanbod. In lijn met de vruchten van de projectwerking, en met wat Piet Raes schrijft, stellen we de vraag als volgt scherp: vormen leerinhouden en -methoden op een katholieke school een kans om leerlingen op verschillende (vak)domeinen competenties te laten ontwikkelen en tegelijk leerlingen voorbij de begrensde horizon van de menselijke realiteit te laten kijken? Ik denk dat elk onderwijs - dus ook het katholiek onderwijs - het aan de samenleving en dus zeker aan zijn kinderen, leerlingen en studenten verplicht is om na te denken over welke godsdienstpedagogische doelen het centraal wil stellen, niet alleen via het leergebied, het vak of het opleidingsonderdeel godsdienst, maar doorheen het volledig vormingsaanbod. Deze vraag staat reeds in het regeerakkoord en wordt al door o.m. Patrick Loobuyck en Guido Vanheeswijck voorzien van een antwoord. De vraag is of dit het enige, dienstige antwoord is en of we als katholiek onderwijs hier geen uitdagende vragen aangeboden krijgen waarop we een eigen en dienstig antwoord moeten kunnen formuleren.
Een integrale visie op leraar-zijn met aandacht om als samenspeler o.m. kansen te geven aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling Het eerste perspectief hangt samen met een tweede perspectief dat reeds aan bod kwam. Spreken over de leerling kan niet zonder te spreken over de leraar. Vanuit de projectgroep hebben we een uitvoerige reflectie ontwikkeld rond een visie op leraar-zijn. Gelukkig maar zijn er stemmen zoals Jan Masschelein en Fred Korthagen die ingaan tegen een functionele benadering van de leraar. Een christelijke visie op de mens als erfgenaam kan ook „dienen‟ om onderwijsbetrokkenen te laten groeien in het besef dat niet alles afhankelijk moet zijn van ons (vele) werk. Dat we ook zaken uit handen mogen geven aan collega‟s … aan God … En dat ook omgekeerd veel dingen niet het resultaat (hoeven te) zijn van ons eigen werk. Op die manier kan een dienstbare kritiek rijpen tegen een eenzijdige productielogos of doel-middelrationaliteit in het onderwijs. Wanneer geven we onderwijsmensen de kans om over niet onmiddellijk bruikbare en inzetbare zaken te spreken en bijscholing te volgen? Ontwikkelen leraren in onderling overleg een morele gevoeligheid in/voor hun dagelijks werk? Mogen leraren een durf ontwikkelen om over de zindimensie in het eigen leven, in het eigen professioneel handelen en in de eigen schoolcontext te spreken - samen met collega‟s? Durven we een traditionele klassenraad, personeelsvergadering en/of pedagogische studiedag „op te offeren‟ om juist deze vragen „die-er-toe-doen‟ met onze leraren in dialoog op te nemen? We denken dat leraren in de context van het katholiek onderwijs ook levensbeschouwelijk te laten spreken, voor katholieke lerarenopleidingen en scholen een belangrijke uitdaging vormt. De levensbeschouwelijke diversiteit is niet alleen aanwezig bij leerlingen, maar ook bij onderwijsmensen. Volstaat het dan om levensbeschouwing te verwijzen naar het privéleven, of om uit vrees voor de verschillen te zoeken naar wat ons verbindt? Geven we (toekomstige)
4
onderwijsmensen - als levensbeschouwing al aan bod komt - alleen maar kennis over de levensbeschouwelijke verschillen? Hopelijk geeft het katholiek onderwijs meer aan zijn mensen.
We denken dat vanuit een openheid - dat is dus wel iets anders dan vrees - voor de levensbeschouwelijke verschillen, een katholieke school uitgedaagd wordt om vanuit de dialoog met de „eigen‟ godsdienstige traditie in dialoog te gaan met de aanwezige levensbeschouwelijke geleefde visies. Deze eigen manier van omgaan met de ontwikkelende identiteit en de pluraliteit - anders dan het passief en het actief pluralisme - vormt een belangrijke motor van het VVKHO/VSKO-project. Vanuit de visieontwikkeling werken we gedurende drie jaar (2010-2013) samen met twee proefprojecten in de context van de katholieke lerarenopleidingen van kleuter (KaHo Sint-Lieven, Campus Dirk Martens, Aalst) en lager (Lessius/Mechelen). Deze pionierprojecten draaien rond de uitdaging of in het katholiek basisonderwijs in de toekomst alleen maar de (kleuter)onderwijzer die r.-k. godsdienst kan geven, klastitularis kan worden. Dat is natuurlijk een legitieme keuze, maar de vraag is of dit de enige mogelijke optie is. Bewijzen we (kleuter)onderwijzers een dienst als we hen samen opleiden om de levensbeschouwelijke ontwikkeling van leerlingen in de context van een katholiek pedagogisch project van een katholieke basisschool samen op te nemen? Zo ja, dan rijst de uitdaging om onderwijsmensen niet langer als solospelers op te leiden maar wel als samenspelers - ook op het vlak van de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen. Ook Jezus zond zijn leerlingen twee-aan-twee uit. En in welke mate durven het katholiek secundair en hoger onderwijs nagaan of zij de godsdienstleraar willen bevrijden van zijn taakperceptie als „eenzame fietser‟? Is het een dienst aan de leraar om alles wat met levensbeschouwelijke ontwikkeling te maken heeft toe te wijzen aan de godsdienstleraar in het vak godsdienst of het opleidingsonderdeel RZL in de context van katholiek onderwijs? Welke levensbeschouwelijke competentie wensen we uit te schrijven voor elke leraar (in de context van het katholiek onderwijs)? Welke wegen zijn dienstbaar voor leraren - maar ook voor leerlingen - om levensbeschouwelijke groeikansen te geven? Dergelijke vragen dagen ons uit om na te denken over onze visie op leraar-zijn in een katholieke school.
Een integrale visie op de verantwoordelijke(n) in de context van katholiek onderwijs Als derde en laatste perspectief hebben we ook aandacht voor de leidinggevende. Als onderzoek iets heeft aangetoond dan is het zeker wel dat leidinggevenden een heel belangrijke verantwoordelijkheid hebben in het (on)mogelijk maken van het identiteitsvoerend vermogen in een katholieke school. Vanuit het VVKHO willen we leidinggevenden ondersteunen - niet om theologen of experts te worden op het vlak van de christelijke traditie - maar wel om de rationaliteit van het leidinggevend discours in verhouding te brengen met de eigen geloofsbronnen en beleving als professional en als hogeschool. Via de resonantiegroep christelijke identiteit, de jaarlijkse identiteitsconferentie en themanamiddag zoeken we naar
5
inspirerende wegen. Leidinggevenden in de context van een (hoge)school ervaren dagelijks opnieuw dat een katholieke (hoge)school worden, een boeiend maar uitdagend proces is. De veelzijdigheid van deze uitdaging vraagt samen met een goede technische kennis ook aandacht voor een ruimere en diepere benadering. Thema‟s die met deze ruimere, diepere benadering samenhangen zijn: een waarderende benadering in de context van het team, een inspirerende benadering van de leidinggevende en de (hoge)school en een transformerende benadering van mensen en organisatie. We hopen op die manier tegemoet te komen aan vragen die leven bij eigentijdse leidinggevenden en katholieke hogescholen … Het kan op dit moment dienstig zijn om de „katholiciteit‟ van de school te laten vallen of te behouden. We denken dat deze invalshoek weinig levengevend is. Doorheen deze korte bijdrage hebben we misschien weinig antwoorden aangereikt, maar vooral veel vragen aangeboord. Dat hebben we decennialang niet meer gedaan. Dat vergt heel veel werk en heel veel inzet. Maar deze vragen en de aanzetten tot antwoord kunnen ons inspireren tot een dienstbaar katholiek onderwijs. Op die manier kan elke leerling, leraar en leidinggevende ervaren dat de woorden van Jezus “Ik ben gekomen om hen het leven te geven in al zijn volheid” (Joh. 10,10b) heel dienstig zijn …
6