Over het katholiek onderwijs en christenen in het onderwijs April 2003 Een woord vooraf 1. Nu wij deze brief publiceren, loopt het pastorale ‘Jaar van de dienstbaarheid’ stilaan naar zijn einde. Het was de bedoeling dat doorheen dat jaar speciale aandacht zou besteed worden aan onze persoonlijke en gemeenschappelijke roeping tot dienstbaarheid. Dankbaar stellen we vast dat onze oproep een ruime en diepe ontvangst heeft gekregen. Maar ieder van ons weet dat dienstbaarheid niet eindigt met het jaar van de dienstbaarheid. Het is een nooit eindigende opgave, die ons zal blijven vergezellen. 2. Onder de vele vormen, waarop wij als christengelovigen de evangelische dienstbaarheid mogen beleven, kunnen we onderwijs en opvoeding niet vergeten en omdat die hier en nu wel onder druk staan, dachten wij dat het nuttig kon zijn als bisschoppen een woord te richten tot alle betrokkenen bij het onderwijs en de opvoeding, binnen onze katholieke scholen, maar ook daarbuiten. Daarmee willen wij allereerst een teken van waardering en dankbaarheid geven ten overstaan van zoveel doorleefde dienstbaarheid binnen het onderwijs. Maar het moge ook een oproep zijn om daarin vol te houden en om zulke dienstbaarheid blijvend mogelijk te maken.
DEEL 1: ONDERWIJS EN OPVOEDING ALS DIENST 1. Een mensenkind komt onbeholpen ter wereld. Het heeft een lange en graduele weg nodig van initiatie in de complexe menselijke leefwereld. De allereerste stappen van deze weg gebeuren in het gezin. Ook allerlei andere sociale verbanden spelen daarin mee, maar wat op school gebeurt of niet gebeurt, heeft wel een beslissend belang. Het is immers een feit dat allerhande sociale problemen samenhangen met mislukking op school en waarschijnlijk zal in de toekomst die band tussen opleiding en lukken in het leven nog sterker worden. 2. Aan kinderen en jongeren de nodige kennis en vaardigheden meegeven om later een plaats te vinden in onze maatschappij, is op zich een grote dienst. Een dienst allereerst aan het kind en de jongere. Zij hebben daar recht op. Recht op onderwijs en opvoeding is in onze wereld als een mensenrecht erkend: als een recht dat hun niet door een of andere wetgever moet toegekend worden, maar dat hun toekomt als kind van mensen, als mens. Ook kinderen van ouders, die hier nog niet legaal zijn ingeburgerd, hebben er recht op. Natuurlijk is het ook een dienst aan de ouders, die terecht bekommerd zijn over de toekomst van hun kinderen en verwachten dat ze het later goed gaan stellen. Ook de ouders zijn derhalve rechthebbenden inzake een degelijk onderwijs en een goede opvoeding voor hun kinderen. Onderwijs en opvoeding zijn uiteraard ook een dienst aan de maatschappij. Want zij heeft nood aan generaties van flink gevormde en sterk opgeleide jonge mensen. Zij zijn immers voor de toekomst van de gemeenschap van vitaal belang. En daarom heeft ook de
gemeenschap recht op een kwaliteitsvol onderwijs zowel voor kinderen en jongeren, als voor volwassenen. 3. Maar wat is kwaliteit, waar het gaat om onderwijs en opvoeding? Gaat het enkel om een kwaliteitsvolle en concurrentiële vorming op intellectueel of technologisch vlak? Of gaat het om de vorming van de hele persoon? Moet het ook niet gaan om sociale en morele vaardigheden en gezindheden? Zeker, men mag van de school niet alles verwachten. Waar gezin, familie en andere sociale verbanden alles op de school afschuiven, zit het verkeerd. Terecht klagen mensen uit het onderwijs soms hierover en wijzen zij naar de verantwoordelijkheid van zoveel andere instanties. Toch zal iedereen ermee akkoord gaan dat degelijk onderwijs zich onmogelijk kan beperken tot puur intellectuele of technische vorming. Allereerst omdat in de éne persoon van het kind of de jongere een onbetwistbare samenhang bestaat tussen leerprestaties en factoren van persoonlijkheidsstructuur. Vragen van zingeving, morele en spirituele vragen zijn soms voor de leerprestaties en het succes op school van meer belang dan het pure talent. Dit lijkt des te meer waar, daar waar men het kind en de jongere de smaak wil geven voor zelfstudie en zelfvorming. Maar er is meer! Tenslotte is de doorgang door het onderwijs voor het kind en de jongere een enorm stuk leven. Of men het wil of niet, de school is voor hen een leefwereld, met een intense invloed op hen, ten goede of ten kwade. Daarom moet het de zorg van alle betrokkenen zijn en blijven, dat de school een goede leefwereld is en blijft, een wereld die niet alleen leefbaar moet zijn, maar opvoedend ten goede. Zo moeten het kind en de jongere op school leren samenleven. Ze moeten er leren smaken hoe goed het is samen te kunnen spelen, samen te werken, samen te zijn. Natuurlijk zullen zij ook op school leren dat menswaardig samenleven niet eenvoudig is, dat er allerhande struikelstenen liggen, dat daar goed en kwaad geschieden kan, denken we maar aan de ervaring van het pesten op school. 4. Voor een christengelovige, in welke school hij of zij ook staat, voor welke school hij of zij ook een deel verantwoordelijkheid draagt, betekent deze algemene zending van de school een oproep en een kans tot evangelische dienstbaarheid. In een goede geest zorgen en werken voor de opvoeding van jonge mensen, is - voor wie het zien wil - delen in Gods zorg voor zijn mensenkinderen. Een kind van mensen helpen zijn bestemming te vinden in het leven, is een heilige dienst, ja, een geestelijke eredienst. 5. Dienstbaarheid is een roeping, die allereerst en finaal elke mens als persoon raakt. Zo heeft ook Jezus ons geleerd in zijn gekende parabel van de barmhartige Samaritaan. Het komt erop aan persoonlijk de noden van een medemens te zien, er niet in een boog omheen te lopen, zich erdoor te laten raken, erop in te gaan en te doen wat zakelijk nodig is ten bate van de medemens in kwestie. Dat zal ook zo zijn binnen het onderwijs, in welke school men ook staat.
Maar ook de school als instelling is geroepen om te dienen. En zij kan dat, op vele manieren en vlakken. Door een pedagogisch project en een schoolreglement waarin dienstbaarheid centraal staat. Door het verzorgen van verplichte of vrije initiatieven tot verbreding van de zorg voor zwakkere leerlingen. Door de voortdurende zorg voor een goede geest en een fijne sfeer op school. Door de zorg voor de materiële infrastructuur. Door het ontwikkelen van initiatieven met het oog op het sociaal engagement van de school in haar maatschappelijk milieu. Rust die zorg voor de collectieve dienstbaarheid van de school op de eerste plaats op de schouders van directie en leerkrachten, het is toch ook een zaak van het schoolbestuur. Ja, ook de leerlingen en de ouders delen in deze verantwoordelijkheid.
DEEL 2: KATHOLIEK ONDERWIJS ALS DIENST 1. Wat is een katholieke school? In een onlangs vastgelegde juridische formulering klinkt het zo: "Een katholieke school is een vrije, gesubsidieerde, confessionele onderwijsinstelling, beheerd door een vrije Inrichtende Macht of Schoolbestuur. Zij organiseert onderwijs, opvoeding en vorming op basis van een christelijk-gelovige visie, gestoeld op de principes van de Rooms-katholieke godsdienst. De Inrichtende Macht of het Schoolbestuur heeft hierin de erkenning vanwege de bisschop van het bisdom waarin de school gelegen is." 2. Uiteraard heeft een katholieke school zeer veel gemeen met elke andere school. Zij erkent dat volmondig. Het is immers verkeerd onze eigen identiteit louter te zoeken in datgene wat wij voor ons alleen in volle exclusiviteit hebben of kunnen. Dan zien wij onszelf alleen in functie van een tegenstelling met alle anderen en ontnemen wij elkaar de mogelijkheid tot samenwerking ten bate van het algemeen welzijn en het welzijn van de jeugd. Dat willen wij niet. Maar vanuit het besef van een eigen roeping en het gevoel van eigen waardigheid mogen en moeten wij ook onze specificiteit koesteren. Trouwens, hoe pluralistischer het maatschappelijk milieu is, hoe belangrijker het wordt een eigen specifieke identiteit te bezitten. En die zoeken we best niet in wat ons hier en nu toevallig eigen is, maar vlug verdwijnen kan, noch in datgene wat elke school, die naam waardig, moet hebben en doen. We moeten onze identiteit halen uit wat ons wezenlijk eigen is. 3. Een katholieke school is een school die geboren is uit de katholieke geloofsgemeenschap. Het waren congregaties van zusters of broeders, reguliere priesters of priesters van het bisdom, maar ook groepen van katholieke leken, die onze katholieke scholen hebben gesticht en uitgebouwd, gedragen en bestuurd, vaak met heel wat offers van inzet en geld. Het komt erop aan dit stichtend en dragend verleden te eren en het op een eigentijdse maar trouwe manier gestalte te geven. Wat ons is toevertrouwd, dienen we te beschouwen als een erfenis die ons respect verdient. Een katholieke school is een school die zich in het spoor van haar verleden, op vrije basis en bewust, blijft situeren binnen onze katholieke geloofsgemeenschap en die als zodanig erkend
wordt door de leiding van die gemeenschap. Niemand is verplicht katholiek te zijn, ook een schoolgemeenschap niet. De katholieke identiteit is een vrije identiteit, maar ze kan ook niet eigenzinnig opgeëist of naar willekeur ingevuld worden. Zich vrijwillig situerend binnen de katholieke geloofsgemeenschap, deelt de katholieke school in de zending van deze gemeenschap. Ze neemt, uiteraard binnen de eigen taak en zending van een school, de doelstellingen van die geloofsgemeenschap op zich. Ze vertaalt die in haar opvoedingsproject en haar structuren, en poogt ze van dag tot dag te beleven in haar concrete werking. De zending van de katholieke geloofsgemeenschap omvat een hele waaier van opdrachten. Deze reiken van de verkondiging van het evangelie, over heilige liturgie en bediening van de sacramenten en de uitbouw van een gemeenschapsleven, tot de meest onbaatzuchtige dienstbaarheid jegens medemensen in nood. Hoe kan een katholieke school daarin delen? Waar ligt haar zending en waar niet? 4. Een katholieke school, zelfs als zij wat leerlingen en leerkrachten betreft homogeen katholiek zou zijn, blijft een school en een school is geen parochie of een religieuze gemeenschap. Kinderen en jongeren leren leren, hun nuttige kennis en vaardigheden bijbrengen om ze voor te bereiden op een plaats in de maatschappij: dat blijft haar eerste zending. En als gelovigen weten wij dat ook dat op zich reeds een heilige opdracht is van dienst aan de wereld en aldus van dienst aan de ene God, uit wie en voor wie alles leeft. Juist die onbaatzuchtige dienst aan de mens is één van de grote zendingen van de Kerk. 5. Langs de schoolcatechese of het vak godsdienst, waaraan elke katholieke school een bijzondere aandacht en zorg dient te besteden, maar niet minder doorheen discrete maar duidelijke getuigenissen van geloof binnen de andere vakken en in de pedagogische relaties met de leerlingen, doet een katholieke school ook aan verkondiging van het evangelie. Op een wijze die een school past: in het basisonderwijs als een pedagogisch verantwoorde inwijding in de wereld van het geloof, het gebed, de sacramenten en het kerkelijk leven; in het secundair en hoger onderwijs meer direct gericht op kennis en inzicht, meestal via de invalshoek van een objectieve maar positieve informatie en uitleg over het geloof. Door de zin van het geloof te laten oplichten en door zovele misverstanden en vertekeningen weg te werken. En dat alles, zoals het ook buiten de school past, als een aanbod, in groot respect voor de vrijheid van degenen tot wie men zich richt. Maar ook vanuit het nederige maar fiere bewustzijn dat de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus een waarachtige dienst aan kinderen en jongeren betekent. Meteen helpt de katholieke school de jongere mens aldus om te komen tot een persoonlijk verantwoorde keuze inzake levensbeschouwing. 6. Met diezelfde eerbied voor de vrijheid van de leerlingen schept een katholieke school ook ruimte voor bezinning, gebed, vieringen, liturgie. Zij voelt het immers als haar zending aan doorheen het schoolgebeuren de heilige Naam van God te laten klinken. Zij ziet het als haar taak kinderen en jongeren de kans te geven om de spirituele dimensie van hun leven en van hun samenleven te ontdekken en te laten ontplooien.
7. Ook een katholieke school is een leefgemeenschap: van kinderen en jongeren onderling, van jongere en oudere leerlingen, van leerlingen en leerkrachten, van jeugd en volwassenen, van volwassenen in zeer verschillende taken. In heel wat opzichten vormt de school een unieke leefgemeenschap en een katholieke school zou haar zending ernstig ontrouw zijn, als zij niet met alle kracht en inzet zou werken aan een leefgemeenschap in de geest van Christus. Waar men in respect en liefde samenleeft als kinderen van één en dezelfde hemelse Vader. Waar men eerlijk en fijn met elkaar omgaat. Waar men consequent afstand neemt van alles wat kwaad of boosheid is, maar waar men fouten herstellen en vergeven kan. Waar men niemand pest. Waar men een speciale zorg heeft voor zwakkere leerlingen. Waar men dienstbaar leert zijn ten overstaan van sociale noden, binnen en buiten de school. Waar men vrij en blij méér doet dan wat verplicht is. Waar men fier is te mogen en te kunnen dienen! 8. Wij weten dat dit alles hoog gemikt is en dat de pijl van het ideaal bij het vliegen vanzelf wat zakt. Wij erkennen dat niet elke school in alle omstandigheden noodzakelijk tegelijk al deze opdrachten moet aankunnen of realiseren. Wij weten dat er situaties zijn waarin men zich, uit noodzaak en geleid door een gezond pedagogisch gevoel, in zijn doelstellingen fel beperken moet. Wel verwachten wij dat men in elke katholieke school eerlijk en edelmoedig alles ter harte neemt wat binnen de gegeven situatie mogelijk is. Men zal niet te laag mikken, maar hoopvol en creatief alle kansen benutten. Maar ook een school waar men dat doet en toch tot een heel beperkte invulling van de opdracht komen moet, is en blijft een katholieke school, omdat zij doorheen haar dienst aan de bevolking een grondtaak van de katholieke Kerk realiseert, met name haar roeping om mensen te dienen.
DEEL 3: LAAT ONS OP ZULKE WIJZE DIENSTBAAR ZIJN 1. Samen met velen rondom ons hebben wij als bisschoppen de indruk, dat men tegenwoordig in Vlaanderen het katholiek onderwijs onder druk zet om zijn confessionele identiteit op te geven en om op te gaan in een soort nieuw gemeenschapsonderwijs op basis van een door subsidieregeling opgelegd intern pluralisme. Wij betreuren dit, niet alleen omdat dit kan aangevoeld worden als een aanval op het katholiek onderwijs, maar vooral omdat wij het sociaal nut niet inzien van een uniform pluralistisch onderwijs. Namens zovele ambtelijk of vrijwillig in het katholieke onderwijs geëngageerde gelovige medeburgers, pleiten wij nadrukkelijk en vurig voor het behoud van een waarlijk vrij onderwijs, gebaseerd op een geprofileerde levensbeschouwing, in dit geval onze eigen christelijke en katholieke levensbeschouwing. Wij vinden trouwens dat dit beter beantwoordt aan het ideaal van een echt maatschappelijk pluralisme, waar ook wij achter staan. Het is niet onze taak of bevoegdheid als bisschoppen in te gaan op de concrete problemen van subsidiëring en regelgeving. Ook als bisschoppen verheugen wij ons over het feit dat het onderwijs in Vlaanderen objectief als heel degelijk wordt gewaardeerd. Zoals wij ook meevoelen met hen die zich ergeren aan de tekorten van ons onderwijs. Wij willen oprecht het goede waarderen, dat ondernomen is geworden door de Vlaamse regering en het Vlaamse parlement. Maar wij vragen uitdrukkelijk: "Laat ons op onze wijze de gemeenschap dienen.
Wij zullen het steeds blijven doen met het oog op het algemeen welzijn en het welzijn van de kinderen en de jongeren die ons worden toevertrouwd." 2. Ook de wijze waarop het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (het VSKO) voorgesteld wordt als een af te breken machtsstructuur, ergert ons. Wellicht past dit wel in een maatschappelijk-culturele trend, waarbij mensen haast ongebroken individualistisch gaan denken en voelen, maar men vergeet dat zonder dergelijke solidariteitsstructuren of diensten de individuele burger of instelling snel zonder afdoende verdediging dreigt te vallen. Het gaat het VSKO en de bisschoppen van wie het mandaat aan het VSKO komt, niet om macht. Waar het ons om gaat, dat is: een eigen pedagogische en beleidsmatige ondersteuning te kunnen aanbieden; samenwerking en solidariteit te bevorderen tussen onze scholen; een efficiënte verdediging op te zetten van de rechtmatige belangen van het katholiek onderwijs. In die zin willen wij een "net": als een netwerk van samenwerking en ondersteuning, als een vangnet voor scholen in moeilijkheden, als een levenslijn voor ons vrij onderwijs. En we zien echt niet in wat men daar kan tegen hebben. Tot slot Wij hebben deze brief geschreven vanuit het perspectief van het pastorale ‘Jaar van de dienstbaarheid’. Wij zijn er diep van overtuigd dat werken aan onderwijs en opvoeding één van de voornaamste vormen betekent van dienst aan de wereld, waartoe wij als christengelovigen en als kerkgemeenschap geroepen zijn. Met volle waardering en oprechte dankbaarheid groeten wij alle medegelovigen, die hun dagelijkse inzet binnen het onderwijs als een heilige dienst beleven. Wij wensen hun allen volharding en vreugde in deze dienstbaarheid. + Godfried kardinaal Danneels, aartsbisschop van Mechelen-Brussel + Mgr. Paul Van den Berghe, bisschop van Antwerpen + Mgr. Roger Vangheluwe, bisschop van Brugge + Mgr. Arthur Luysterman, bisschop van Gent + Mgr. Paul Schruers, bisschop van Hasselt + Mgr. Jan De Bie, hulpbisschop van Mechelen-Brussel + Mgr. Patrick Hoogmartens, bisschop-coadjutor van Hasselt + Mgr. Jozef De Kesel, hulpbisschop van Mechelen-Brussel