27
Waar werken verpleegkundigen? Samenvatting Verpleegkundigen zijn met vele andere hulpverleners werkzaam in de gezondheidszorg. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het brede werkveld dat gezondheidszorg heet. Hoe zijn de gezondheidszorgvoorzieningen toegankelijk voor de zorgvrager en welke zijn dat? Het zijn niet alleen hulpverleners die zorg verlenen; ook familieleden en vrijwilligers zorgen vaak voor anderen. Aan de basis van dit alles staat de zorg die iemand voor zichzelf heeft. De begrippen die bij deze vormen van zorg horen lichten we toe: zelfzorg, mantelzorg, vrijwillige zorg en professionele zorg. Het tweede deel van dit hoofdstuk gaat in op de werkvelden of branches waarin verpleegkundigen werkzaam zijn. Wat is het specifieke van een werkomgeving en welke hulpvraag hebben de zorgvragers daar? Er volgt een schets van wat verpleegkundigen kunnen tegenkomen in ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg.
2.1 Oriëntatie op het werkveld van verpleegkundigen – 28 2.1.1 Wegwijs in de sociale kaart – 28 2.1.2 Vormen van zorg – 31
2.2 Het werkterrein van verpleegkundigen – 35 2.2.1 Ziekenhuizen – 35 2.2.2 Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg – 37 2.2.3 Geestelijke gezondheidszorg – 38 2.2.4 Gehandicaptenzorg – 39
Literatuur – 42
W. Boog, Verpleegkunde voor mbo, DOI 10.1007/978-90-368-0976-4_2, © 2016 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
2
28
Hoofdstuk 2 • Waar werken verpleegkundigen?
2.1 Oriëntatie op het werkveld van verpleegkundigen
2
In de gezondheidszorg zijn veel instellingen en beroepsbeoefenaren actief. Iedereen heeft daarin zijn eigen deskundigheid en aandachtsgebied. De gemeenschappelijke doelstelling van de gezondheidszorg is daarbij: 55 het bevorderen en in stand houden van gezondheid; 55 het voorkomen van ziekte en handicap; 55 het bijdragen aan genezing en herstel van ziekte; 55 het verlichten van lijden en ongemak. Om deze doelstellingen te bereiken, houdt de gezondheidszorg zich bezig met een verscheidenheid aan zaken. Verpleegkundigen hebben hierin een veelzijdige taak en werken daarin samen met andere hulpverleners. Een van de taken van de verpleegkundige hierbij is om de zorg te coördineren. Om dit goed te kunnen doen, moet ze de sociale kaart kennen en de mensen waarmee ze samenwerkt. Daarover gaat de volgende paragraaf. 2.1.1 Wegwijs in de sociale kaart
Een overzicht van instellingen en beroepsbeoefenaren op het gebied van zorg, welzijn en wonen in een bepaalde regio, noemt men ook wel de sociale kaart. Om al die instellingen overzichtelijk weer te geven, maakt men meestal gebruik van twee indelingen. Bij de ene indeling is de zorg omschreven in ‘lijnen’ en bij de andere indeling gebruikt men de termen ‘intramurale’ en ‘extramurale’ zorg. Deze indelingen zeggen iets over hoe de zorg bereikbaar is voor de zorgvrager en waar de zorg verleend wordt.
Lijnen in de zorg
In de Nederlandse gezondheidszorg spreekt men van nuldelijns-, eerstelijns-, tweedelijns- en derdelijnszorg. Deze indeling gaat uit van de gezondheidszorg zoals die voor de zorgvrager bereikbaar is, wat betreft het niveau van behandeling.
Nuldelijnszorg In de nuldelijns zorg, ook wel basisgezondheidszorg genoemd, bieden hulpverleners zorg aan voordat er sprake is van een gezondheidsprobleem. Het initiatief tot het aanbieden van de zorg ligt bij de hulpverleners en deze richten zich op specifieke groepen. Het doel van de zorg is bescherming en bevordering van de gezondheid (positieve zorg) en het voorkomen van ziekte (preventieve zorg). Voorbeeld van basisgezondheidszorg is de GGD (gemeentelijke of geneeskundige gezondheidsdienst) met onder meer de taken: bestrijding van infectieziekten zoals geslachtsziekten en aids, reizigersadvisering en -vaccinatie en jeugdgezondheidszorg.
Eerstelijnszorg Onder de eerstelijnszorg valt die gezondheidszorg waarmee zorgvragers over het algemeen het eerst in aanraking komen: huisarts, tandarts, verloskundige, paramedici, verpleegkundige en verzorgende in de thuiszorg (. fig. 2.1). Zij bieden zorg
2.1 • Oriëntatie op het werkveld van verpleegkundigen
. Figuur 2.1 Verpleegkundige in de thuiszorg.
aan mensen dichtbij hun woonplek. De zorg vindt plaats zonder opname en iemand heeft geen verwijzing nodig om naar de huisarts, tandarts, verloskundige of fysiotherapeut te gaan. Om thuiszorg van een verpleegkundige of verzorgende te krijgen, bespreekt de wijkverpleegkundige of huisarts welke zorg nodig is. Om de afstemming binnen de eerste lijn te bevorderen, werken de hulpverleners vaak samen in een gezondheidscentrum.
Tweedelijnszorg Wanneer iemand meer gespecialiseerde zorg nodig heeft dan de eerste lijn kan bieden, vindt een verwijzing plaats naar de tweedelijnszorg. De tweedelijnszorg geeft specialistische zorg in centra waar eventueel ook een opname kan plaatsvinden. Tweedelijnsinstellingen zijn onder meer algemene en psychiatrische ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra en privéklinieken. Naast algemene ziekenhuizen zijn er categorale ziekenhuizen. Deze bieden zorg voor een bepaalde groep mensen, zoals mensen met reuma, kanker, verslaving, eetstoornissen of epilepsie.
29
2
30
Hoofdstuk 2 • Waar werken verpleegkundigen?
Derdelijnszorg
2
Wanneer hoog specialistische zorg nodig is voor geestelijke of lichamelijke gezondheidsproblemen, volgt doorverwijzing naar een instelling voor topklinische zorg. Een beperkt aantal centra, zoals academische ziekenhuizen, biedt topklinische zorg. In deze centra vindt ook vaak wetenschappelijk onderzoek plaats.
Indeling in de plek waar de zorg plaatsvindt
Bij de indeling waar de zorg plaatsvindt, gaat men uit van de termen ‘intramurale’ en ‘extramurale’ zorg en de vormen van zorg die daar tussenin zitten, namelijk semimurale en transmurale zorg.
Extramurale zorg Bij extramurale zorg krijgt de zorgvrager de zorg die hij nodig heeft terwijl hij in de eigen woonomgeving kan blijven. Het streven van de overheid is om de zorg zo veel mogelijk extramuraal te verlenen. Voorbeelden zijn een terminale zorgvrager die thuis wil sterven en de laatste periode van zijn leven verpleging krijgt via de thuiszorg. Of iemand die al een tijd depressieve klachten heeft en hiervoor bij Riagg (regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg), gesprekken heeft met een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige.
Intramurale zorg Bij intramurale zorg vindt de zorg plaats in een instelling waar de zorgvrager is opgenomen. De opname kan voor korte of lange tijd zijn. Een voorbeeld van korte tijd is een opname in een ziekenhuis van iemand die geopereerd moet worden. Een voorbeeld van lange tijd is iemand die in verband met een handicap of chronische ziekte opgenomen wordt in een verpleeghuis. In . tab. 2.1 zijn de indelingen in lijnen en in intra- en extramurale zorg op een schematische manier weergegeven. Hierbij is een grove indeling gemaakt in algemene gezondheidszorg (AGZ) en geestelijke gezondheidszorg (GGZ).
Semimurale zorg Naast intra- en extramurale zorg bestaat er ook semimurale zorg. Bij semimurale zorg krijgt iemand een behandeling, hulp of verzorging voor een deel van de dag in een instelling, terwijl hij voor de rest van de dag thuis of ergens anders verblijft. Een voorbeeld hiervan is iemand die voor revalidatie overdag naar een revalidatiecentrum gaat, maar verder thuis woont. Of een kleuter die gedragsstoornissen heeft en voor dagbehandeling naar een medisch kleuterdagverblijf gaat.
Transmurale zorg Transmurale zorg is een vorm van zorg die gericht is op de behoeften van de zorgvrager. De kern is dat er samenwerking en afstemming bestaat tussen organisaties en beroepsbeoefenaren uit meerdere organisaties. Dat kunnen zowel intra- als extramurale organisaties of beroepsbeoefenaren zijn. Een voorbeeld hiervan is de thuiszorg die voor een kankerpatiënt zorgt, terwijl voor de epidurale pijnbestrijding een gespecialiseerde verpleegkundige uit het ziekenhuis komt. Of een reumaverpleegkundige die zowel in het ziekenhuis op de polikliniek als in de thuiszorg werkt.
31
2.1 • Oriëntatie op het werkveld van verpleegkundigen
. Tabel 2.1 Gezondheidszorgvoorzieningen ingedeeld naar lijnen en locatie. Algemene Gezondheidszorg (AGZ)
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)
derde lijn intramuraal
gespecialiseerd diagnostisch centrum (tijdelijk intramuraal)
Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis (APZ) Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) instelling voor verslavingszorg
tweede lijn intramuraal
specialistische zorg (ziekenhuis tijdelijk intramuraal)
deeltijdbehandeling APZ PAAZ
tweede lijn extramuraal
specialistische zorg (ziekenhuis poliklinisch)
ambulante behandeling GGZ-instelling PAAZ
eerste lijn extramuraal
huisarts thuiszorg
huisarts eerstelijnspsycholoog algemeen maatschappelijk werk
nulde lijn extramuraal
basisgezondheidsdienst (GGD) consultatiebureau
Ketenzorg en transitiezorg
Ketenzorg is een manier om tegemoet te komen aan het beleid van vraaggerichte zorg (zie 7 par. 1.1.3). De kern ervan is dat er een goede afstemming is in de zorg voor een bepaalde groep zorgvragers door een structurele samenwerking, zowel intra- als extramuraal. Verschillende zorgverleners zijn verantwoordelijke voor deze zorg, die als schakels in een keten met elkaar zijn verbonden. Er zijn regio’s met zorgketens voor bijvoorbeeld mensen met diabetes, dementie of mensen die een beroerte hebben gehad. Een speciale vorm van ketenzorg is transitiezorg. Transities zijn overgangen van de ene levensfase, lichamelijke of geestelijke toestand naar de andere, of van de ene sociale rol naar de andere. Bij dementie bijvoorbeeld zal de persoon met dementie geleidelijk veranderen en zijn afhankelijkheid van anderen toenemen. Het einde van het transitieproces wordt gekenmerkt door het ontstaan van een nieuw evenwicht: de integratie van het verlies of de verandering in het dagelijkse bestaan. Een zorgvrager met dementie is bijvoorbeeld opgenomen in een verpleeghuis en er een nieuw evenwicht is ontstaan tussen de zorgvrager en zijn partner. 2.1.2 Vormen van zorg
Zorgen begint met de zorg voor jezelf, met je leven zo te organiseren dat je zo veel mogelijk op je eigen benen kunt staan. Als dat niet (meer) lukt, kun je een beroep doen op je partner, familie, buren, vrienden of op een vrijwilligersorganisatie. Wanneer deze hulp niet toereikend is, kun je terecht bij een professionele hulpverlener. Deze vormen van zorg staan bekend als zelfzorg, mantelzorg, vrijwillige zorg en professionele zorg.
2
32
Hoofdstuk 2 • Waar werken verpleegkundigen?
Zelfzorg
2
In het dagelijkse leven zorgen mensen om te beginnen voor zichzelf – ook als het om de eigen gezondheid gaat. Het kenmerk van zelfzorg is dat het de kortste afstand heeft tussen zorgverlener en zorgontvanger; beide zijn verenigd in dezelfde persoon. Soms is het nodig iemand te stimuleren tot zelfzorg, maar dat hoeft niet altijd te betekenen dat iemand zo veel mogelijk zelf moet doen. Wanneer een chronisch zieke bijvoorbeeld nog urenlang uitgeput is nadat hij zichzelf heeft gewassen, kan een ander de wasbeurt misschien beter overnemen. Daardoor heeft de zorgvrager energie over om iets anders te doen. Zelfzorg betekent dus ook de vrijheid om te kiezen, om iets wel of niet te doen. Iemand beslist zelf hoe hij zijn leven wil invullen en behoudt daarmee zijn keuzevrijheid.
Mantelzorg
Mantelzorg is de zorg die mensen langdurig (meer dan acht uur per week en/of langer dan drie maanden) en onbetaald geven aan een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende persoon uit hun omgeving. Ze geven de zorg omdat ze een persoonlijke band hebben met elkaar. In Nederland geven ruim vier miljoen mensen mantelzorg. De meest voorkomende vorm van mantelzorg is die van uitwonende kinderen voor hun ouders 45%, gevolgd door een familielid 19%, partner 14%, vriend/kennis 11%, buren 6% en kind 5%. Mantelzorg is er in veel vormen, zoals huishoudelijke hulp, psychosociale begeleiding, persoonlijke verzorging en begeleiding bij afspraken met artsen of therapeuten (De Klerk et al. 2015). Wanneer er naast mantelzorg ook professionele zorg bij de zorgvrager betrokken is, ontstaat er een driehoeksrelatie: zorgvrager, mantelzorger en professionele zorgverlener. Zij moeten de zorg op elkaar afstemmen. Dat dit niet altijd gebeurt, blijkt uit het volgende verhaal van een vrouw die samen met haar man een eigen bedrijf heeft en jarenlang haar zus heeft verzorgd die nu, na een lange ziekteperiode, is overleden. Voorbeeld afstemming mantelzorg - professionele zorg
‘Ik vind de afstemming tussen professionals en mantelzorgers lastig. Wie wat doet, is op papier misschien goed te regelen, maar in de praktijk niet. Het afbakenen van de taken is moeilijk. Wanneer wordt huishoudelijk werk verzorging? En verzorging verpleging? Wie mag wat doen? Het lijkt er soms op dat mantelzorgers alles mogen doen, maar professionals strikt afgebakende taken hebben. Dat werkt niet goed in de praktijk! Het schort ook nogal eens aan de communicatie. Wat als de thuiszorg niet op tijd komt? Mijn afspraken zijn net zo belangrijk! De thuiszorg rekent te veel op mantelzorgers en dat vergroot de druk op ons.’ (Bron: Geluk 2006)
Het verlenen van zorg kan voor de mantelzorger op den duur leiden tot een zware belasting. Zij kunnen ervaren dat de zorg teveel op hun schouders komt te rusten, dat hun zelfstandigheid in de knel raakt en dat de zorgverlening ten koste gaat van hun gezondheid. Het kan conflicten opleveren op het werk of in de thuissituatie. Dan hebben mantelzorgers zelf ondersteuning nodig om de zorg vol te kunnen hou-
2.1 • Oriëntatie op het werkveld van verpleegkundigen
. Tabel 2.2 Verschillen in vrijwillige zorg en mantelzorg. vrijwillige zorg
mantelzorg
vrijwilligers geven zorg vanuit een organisatie. Ze doen dit vrijwillig, zonder betaling, ten behoeve van anderen
bij mantelzorg is geen organisatie betrokken; de zorg vloeit rechtstreeks voort uit de relatie die men met elkaar heeft
vrijwillige zorg geeft men aan iemand buiten de familierelatie of kennissenkring
mantelzorg geeft men aan iemand uit de familiekring, vriendenkring of buren
voor vrijwilligerswerk kiest iemand bewust
mantelzorg overkomt je, je rolt erin
vrijwilligers kunnen zelf bepalen hoeveel tijd ze er in steken, en stoppen als de zorg te veel of te zwaar wordt
mantelzorg vraagt zoveel tijd als nodig is en gaat door zolang het nodig is, soms zeven dagen per week
vrijwilligers kunnen zelf de aard van de werkzaamheden bepalen
een mantelzorger moet alle voorkomende werkzaamheden doen, ook wat hem niet ligt
vrijwilligers krijgen vaak een training ter voorbereiding op de werkzaamheden
mantelzorgers moeten leren door ervaring
den. Het is mogelijk dat iemand anders de zorg tijdelijk overneemt. Deze vorm van zorg wordt respijtzorg genoemd. Er zijn verschillende vormen van respijtzorg: van lichte ondersteuning thuis door vrijwilligers tot professionele zorg in een instelling.
Vrijwillige zorg
Naast mantelzorgers bieden ook vrijwilligers hulp aan mensen met een ziekte of beperking. Veel vrijwilligers doen hun vrijwilligerswerk via een organisatie of maken deel uit van een vrijwilligersteam van een zorginstelling. Vrijwilligers krijgen niet betaald, maar ontvangen soms een onkostenvergoeding. In . tab. 2.2 is te zien waarin vrijwillige zorg en mantelzorg van elkaar verschillen.
Professionele zorg
In de gezondheidszorg noemt men personen die professioneel hulp verlenen professionals. Er zijn drie belangrijke verschillen tussen professionele zorg en mantelzorg: 55 Het eerste verschil heeft te maken met de vraag wie de zorg geeft. Mantelzorg wordt gegeven door familieleden of vrienden. De familieband of vriendschap is hier de basis van waaruit de zorg wordt gegeven. Professionele zorg wordt gegeven door personen die een opleiding hebben gevolgd en beroepshalve zorg verlenen. 55 Het tweede verschil heeft te maken met de vraag waarom zorg wordt gegeven. Bij mantelzorg komt het motief om te zorgen voort uit de relatie die iemand heeft met de zorgvrager. Drijfveren voor veel mantelzorgers om klaar te staan voor de ander zijn betrokkenheid, liefde en verantwoordelijkheidsgevoel. Professionals verlenen de zorg vanuit hun deskundigheid waarvoor ze betaald worden. Professionele hulp heeft dus ook een financieel motief. 55 Het derde verschil heeft te maken met de wijze waarop zorg wordt gegeven. Mantelzorgers bieden ‘spontaan’ zorg, ze hebben zichzelf het zorgen aangeleerd en zorgen naar eigen goeddunken. Professionele zorg kenmerkt zich altijd door een professionele standaard en wordt op een methodische wijze gegeven.
33
2
34
Hoofdstuk 2 • Waar werken verpleegkundigen?
. Tabel 2.3 Hulpverleners in de gezondheidszorg in relatie tot de Wet BIG.
2
artikel 3-beroepen
artikel 34-beroepen
overige beroepen
arts
apothekersassistent
anesthesiemedewerker
apotheker
diëtist
doktersassistent
fysiotherapeut
ergotherapeut
geestelijk verzorger
gezondheidszorgpsycholoog
huidtherapeut
maatschappelijk werker
psychotherapeut
klinisch fysicus
operatieassistent
tandarts
logopedist
verloskundige
mondhygiëniste
verpleegkundige
oefentherapeut Cesar oefentherapeut Mensendieck optometrist orthoptist podotherapeut radiodiagnostisch laborant radiotherapeutisch laborant tandprotheticus verzorgende in de individuele gezondheidszorg (VIG)
De Raad voor de Volksgezondheid (2000) omschrijft een professional als: een beoefenaar van een beroep in de individuele gezondheidszorg. In de Wet BIG staan twee groepen beroepen specifiek beschreven onder artikel 3- en artikel 34-beroepen. 55 Voor de artikel 3-beroepen zijn de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied vastgelegd. De beroepstitel is wettelijk beschermd. Wie deze titel wil voeren, moet zich inschrijven in het BIG-register. Deze beroepen vallen onder het tuchtrecht. 55 Voor de artikel 34-beroepen zijn ook de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied vastgelegd. Er is echter geen wettelijk register en tuchtrecht. Wie voldoet aan de wettelijk vastgestelde eisen, mag de beschermde opleidingstitel voeren. In . tab. 2.3 staat een overzicht van de artikel 3- en artikel 34-beroepen en overige beroepen. De beroepen in de gezondheidszorg kun je globaal indelen in een aantal disciplines: 55 de verpleegkundige en verzorgende discipline; hiertoe behoren verpleegkundigen, verzorgenden (individuele gezondheidszorg), helpenden en zorghulpen; 55 de medische discipline: artsen met specialismen als huisarts, chirurg, internist, neuroloog, psychiater;
35
2.2 • Het werkterrein van verpleegkundigen
. Tabel 2.4 Aantal werkzame mbo-verpleegkundigen naar branche in 2010. ziekenhuizen
52 %
verpleeg- en verzorgingshuizen
11 %
thuiszorg
9 %
geestelijke gezondheidszorg
17 %
gehandicaptenzorg
11 %
welzijn
3 %
55 de paramedische discipline: zoals fysiotherapeut, diëtist, logopedist, ergotherapeut; 55 de psychosociale discipline: psychotherapeut, maatschappelijk werker, orthopedagoog, enzovoort. 2.2 Het werkterrein van verpleegkundigen
Het werkterrein van verpleegkundigen is te verdelen in vier gebieden, ook wel branches genoemd: 55 de ziekenhuizen (ZH); 55 de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT); 55 de geestelijke gezondheidszorg (GGZ); 55 de gehandicaptenzorg (GHZ). In Nederland zijn ruim 174.000 verpleegkundigen in het beroep actief. Hiervan is 72 % opgeleid op mbo-niveau en 28 % op hbo-niveau. Van de mbo-verpleegkundigen werkt meer dan de helft in een ziekenhuis, de anderen werken in de andere branches. . Tabel 2.4 geeft een overzicht van de verdeling over de branches waar mbo-verpleegkundigen werken. Van elke branche volgt nu een korte beschrijving van de werkomgeving en de zorgvragers. Bij de beschrijving duiden we de zorgvrager aan met de term die in die branche gebruikelijk is. Dus patiënt in het ziekenhuis, bewoner of zorgvrager in de verpleeg- en verzorgingshuizen en de gehandicaptenzorg en cliënt in de thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg. 2.2.1 Ziekenhuizen
De werkomgeving
Ziekenhuizen bieden medische en verpleegkundige zorg. Patiënten komen naar het ziekenhuis voor een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling of voor een bevalling. Dit gebeurt in verschillende vormen: poliklinische behandeling, dagbehandeling en opname in het ziekenhuis. In de afgelopen jaren is er een verschuiving te zien geweest in de plaats waar de behandeling gegeven wordt: in 1990 bestond 21 % van alle behandelingen in een ziekenhuis uit een dagbehandeling; in 2006 was dat 46 % en in 2012 53 %. De op-
2
36
Hoofdstuk 2 • Waar werken verpleegkundigen?
2
. Figuur 2.2 Samenwerking van verpleegkundigen en artsen in het ziekenhuis.
nameduur van patiënten in het ziekenhuis is in de loop van de jaren ook steeds korter geworden: in 1972 verbleef een patiënt na een opname gemiddeld zeventien dagen in het ziekenhuis, in 2006 was dat zeven dagen en in 2012 was dat nog maar vijf dagen. Patiënten gaan dus steeds sneller weer naar huis en dat maakt dat de zorg in de periode dat ze in het ziekenhuis verblijven, intensief is. Verpleegkundigen in ziekenhuizen geven aan dat het werk steeds specialistischer wordt en dat ze steeds bedrijfsmatiger moeten werken. Het voelt alsof ze steeds meer ‘productie moeten draaien’. Kenmerkend voor het werken in een ziekenhuis is de directe samenwerking van verpleegkundigen met artsen (. fig. 2.2). Verpleegkundigen leveren een belangrijke bijdrage aan de diagnostische en therapeutische werkzaamheden van artsen. Zo kunnen zij patiënten voorlichten en voorbereiden op onderzoeken en operaties en de patiënten observeren, verplegen en begeleiden na een onderzoek of operatie. Meestal werken mbo-verpleegkundigen in een ziekenhuis in een team van verpleegkundigen.
De patiënten
Patiënten komen op verschillende manieren in aanraking met het ziekenhuis: met spoed na een ongeluk, na een lange voorgeschiedenis voor een specifieke behandeling of onderzoek of voor een bevalling. Voor een deel van de patiënten geldt dat ze in spanning of onzekerheid verkeren. Wat zal de uitslag van het onderzoek zijn of hoe zal de operatie verlopen? Voor de patiënten is het ziekenhuis een tijdelijke verblijfplaats. Zodra de chirurgische ingreep, het onderzoek, de behandeling of de bevalling achter de rug is en de patiënt voldoende is hersteld, verlaat hij het ziekenhuis. Dit betekent dat verpleegkundigen bijna dagelijks te maken krijgen met opname van nieuwe patiënten en met ontslag van andere patiënten. Om te zorgen dat de patiënten ook na ontslag
http://www.springer.com/978-90-368-0975-7