Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit Bert Vanderhaegen
SPIRITUALITEIT. Een terreinverkenning. Palliatieve zorg is totale zorg. Het is zorg gericht op de gehele mens in al zijn dimensies. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieert palliatieve zorg als volgt: “Palliatieve zorg is de continue, actieve en integrale zorg voor patiënten die niet meer reageren op curatieve behandelingen. Palliatieve zorg is gericht op de controle van pijn en andere lichamelijke symptomen en psychologische, sociale en spirituele problemen. Het doel is het bereiken van de best mogelijke kwaliteit van leven voor zowel de patiënt als voor zijn naasten.”1 De WHO voegt hieraan toe dat palliatieve zorg uitdrukkelijk de psychologische en spirituele aspecten van de zorg voor de patiënt integreert. Het opnemen van de zorg voor het spirituele in de definitie van palliatieve zorg is opmerkelijk. Geen enkele andere discipline binnen de gezondheidszorg heeft de spirituele zorg als een van zijn funderende componenten. Daarom wordt spirituele zorg trouwens snel geassocieerd met het einde van het leven en
bijgevolg met palliatieve zorg. Uiteraard heeft spiritualiteit zijn plaats in de palliatieve zorg maar spiritualiteit kan niet dusdanig versmald worden dat het pas aan het einde van het leven tersprake mag komen. Levensvragen spelen immers niet alleen op het einde van het leven een rol maar vragen om aandacht in alle stadia van het bewuste menselijke leven. Desalniettemin is spiritualiteit nog steeds gemarginaliseerd in een gezondheidszorgsysteem dat op de allereerste plaats gemodelleerd is op het positivistische, biomedische paradigma. De Amerikaanse arts en fransciscaan D. Sulmasy ziet twee redenen waarom spiritualiteit in de moderne gezondheidszorg nog moeilijk aan bod komt: het wetenschappelijk reductionisme verdringt van binnenuit de spirituele dimensie van de gezondheidszorg én de industrialisering van de gezondheidszorg bedreigt van buitenaf de spirituele dimensie van de gezondheidszorg.2 Buiten de context van de integrale terminale palliatieve zorg staan artsen en verpleegkundigen meestal vrij verlegen tegenover het onderwerp spirituele zorg.3
1 E. NIJS, Palliatieve zorg, in J. VAN OSSELEN – RIEM, E. DE NIJS en B. VAN DIJK (ed.), Theorie en praktijk van de palliatieve zorg, Utrecht: Uitgeverij Lemma, 2000, pp. 17-42, p 18. 2 D. P. SULMASY, The Rebirth of the Clinic. An Introduction to Spirituality in Health Care, Washington D.C.: Georgetown University Press, 2006, p. 21. 3 H. JOCHEMSEN en E. VAN LEEUWEN, Ten Geleide, in H. JOCHEMSEN en E. VAN LEEUWEN (ed.), Zinervaring in de zorg. Over de betekenis van spiritualiteit in de gezondheidszorg. Assen: Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, 2005, pp.VII-VIII, p. VIII.
44
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
In dit artikel wordt spirituele zorg binnen de context van palliatieve zorg behandeld. Het ligt dan ook voor de hand te starten met een definitie van wat ‘spiritualiteit’ is. Jammer genoeg bestaat er geen door iedereen aanvaarde definitie van spiritualiteit. Het begrip ‘godsdienst’ kampt overigens met dezelfde moeilijkheid.4 In wat volgt passeren enkele definities de revue met als doel enigszins een idee te krijgen van wat met ‘spiritualiteit’ wordt bedoeld én tegelijkertijd duidelijk te maken dat het een moeilijk containerbegrip blijft. Van een goed woordenboek mag men verwachten dat het klaarheid schept in de lexicale duisternis. Desondanks laat het woordenboek der woordenboeken voor wat betreft het Nederlands - het Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal - zijn lezers op dit vlak in de steek. Onder het woord ‘spiritualiteit’ verstaat Van Dale: “- Geestelijk bestaan; - Geestelijke levenshouding; (r.k.) het beklemtonen van een bepaald aspect van het geloof in de beleving ervan; het belang van de armoede in de franciscaanse spiritualiteit, christologische spiritualiteit, op Christus gericht”. Echt verhelderend kan dit moeilijk genoemd worden. De specialisten op het vlak van de studie van de spiritualiteit zorgen dan wel voor meer oriëntatie. De Nederlandse professor spiritualiteit Kees Waaijman komt tot de conclusie dat het object van de spiritualiteitstudie kan worden gedefinieerd als: “het godmenselijk betrekkingsgebeuren beschouwd onder het
oogpunt van omvorming.”5 J. Vandikkelen schrijft in het Tijdschrift voor Geestelijk Leven: “In spiritualiteit ontmoeten vier componenten elkaar. Het zelf, je identiteit wordt aangesproken. Er is de grondinspiratie die je ten diepste motiveert. De context waarin je leeft, bepaalt mee je denken en doen. En in het dagelijks leven is een concrete vormgeving van die drie vorige elementen zichtbaar. Indien deze vier componenten aanwezig zijn, spreekt men van spiritualiteit.” Jeannette van Osselen-Riem definieert spiritualiteit vaag als volgt: “Het begrip spiritualiteit is verbonden met een diepgevoelde existentiële kracht in mensen, het is de geestelijke, universele dimensie, verbonden met het innerlijke gevoels- of zielenleven van de mens. Spiritualiteit wordt beschreven als innerlijke bron, of transformerende kracht, die mensen in zichzelf en in de wereld om zich heen ervaren kunnen. Deze kracht bepaalt hun persoonlijke levensweg, de zoektocht naar doel en betekenis van leven en sterven. Het gaat niet enkel om antwoorden vanuit een godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing, maar om de manier waarop mensen in hun leven, en in de goede en slechte tijden die zich daarin voordoen, een persoonlijk antwoord vinden en richtlijnen ontdekken”6 Ook het vijfentwintigdelige naslagwerk World Spirituality wil zich niet verder wagen dan een werkhypothese: “De serie is gericht op die innerlijke dimensie van de persoon die door sommige tradities ‘geest’ wordt genoemd. Deze geestelijke kern is het diepste centrum van
4 A. MCGRATH, Geloof & Natuurwetenschap. Een introductie, Kampen: Uitgeverij Kok, 2001, p. 41-42. 5 K. WAAIJMAN, Spiritualiteit. Vormen. Grondslagen. Methoden. Kampen-Gent: Uitgeverij Kok – Uitgeverij Carmelitana, 2000, 954p, p.6. 6 J. VAN OSSELEN-RIEM, Spirituele zorg, in VAN OSSELEN-RIEM et al. (ed.), Palliatieve zorg (n. 1), p. 143.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
45
De Nederlandse professor spiritualiteit Kees
uitgerokken tot het een containerbegrip waar heel veel in kan worden ondergebracht.
Waaijman komt tot de conclusie dat het object van de spiritualiteitstudie kan worden gedefinieerd als: “het godmenselijk betrekkingsgebeuren beschouwd onder het oogpunt van omvorming.”
de persoon. Hier is de persoon open voor de transcendente dimensie; hier ervaart de persoon de uiteindelijke werkelijkheid. De serie exploreert de ontdekking van deze kern, de dynamieken van haar ontwikkeling en haar reis naar het uiteindelijke doel. Zij houdt zich bezig met gebed, geestelijke begeleiding, de verschillende landkaarten van de geestelijke reis en methoden die de geestelijke opgang bevorderen.”7 Om de begripsverwarring nog wat op te voeren citeren we tenslotte uit een artikel van de krant ‘De Standaard’ (15 april 2004). De Britse editie van ‘Cosmopolitan’ is tot de conclusie gekomen dat seks en shoppen niet volstaan om gelukkig te zijn. Het magazine lanceert daarom een nieuwe rubriek met een verrassend onderwerp: spiritualiteit. “Ik ben tot de vaststelling gekomen dat mannen en schoenen alleen me niet gelukkig maken”, schrijft Hannah Borno, die de rubriek verzorgt. “De sleutel voor diepere tevredenheid ligt elders.” Of hoe ver een begrip kan worden
Het is onmogelijk al deze verschillende definities op één noemer te brengen. In ieder geval is het duidelijk dat spiritualiteit te maken heeft met zingeving, al dan niet in een bipolaire structuur mens – God/Ultieme Werkelijkheid/Absolute.8
1. HOE DOET SPIRITUALITEIT ZICH VOOR IN DE GEZONDHEIDSZORG? Gezien het landschap van de spiritualiteit vrij mistig is9, lijkt het ons onontbeerlijk om eerst – vooraleer ons specifiek te focussen op spirituele zorg in de palliatieve context aan de hand van een ervaren gids wat meer vertrouwd te raken met wat spiritualiteit is en vooral hoe spiritualiteit en gezondheidszorg zich tot elkaar verhouden. De gids die we hiervoor kozen is Kees Waaijman (Waaijman, 2006, 21 – 36). Prof. dr. K. Waaijman heeft theologie en filosofie gestudeerd in Nijmegen. Sinds 1999 is hij wetenschappelijk directeur van het Titus Brandsma Instituut en hoogleraar spiritualiteit (vanaf 1987) aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hij behoort tot de orde
7 Geciteerd in: K. WAAIJMAN, Spiritualiteit. Vormen. Grondslagen. Methoden. Kampen-Gent, Uitgeverij Kok – Uitgeverij Carmelitana, 2000, p.3. 8 Voor een theologische kritiek op een dergelijke ‘brede’ defintie, zie R. VODERHOLZER, Meet Henri De Lubac. His Life and Work, San Francisco: Ignatius Press, 2008, p.131. Toch kan men als katholiek gelovige in de praktijk niet anders dan het ‘seculiere discours’ omtrent spiritualiteit en palliatieve zorg aanvaarden. Het afwijzen betekent immers zichzelf buitenspel zetten. 9 M. GALANTER, Spirituality and the Healthy Mind. Science, Therapy and the Need for Personal Meaning, Oxford: Oxford University Press, 2005, p. 11.
46
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
van de Karmelieten. In 2000 verscheen van zijn hand het inmiddels onmisbare standaardwerk ‘Spiritualiteit. Vormen, grondslagen, methoden’.10 De keuze van de gids kan men aanvechten maar hoe dan ook zal men voor ons onderwerp steeds een keuze moeten maken uit de veelheid aan gidsen aangezien er op dit moment nog geen helderheid te bespeuren valt wat betreft de discipline in zijn totaliteit. Het is aan de lezer om de kwaliteit van de gids te beoordelen. Drie grondvormen binnen spiritualiteit. Waaijman stelt dat er drie verschillende grondvormen binnen de spiritualiteit bestaan: de scholen van spiritualiteit, de tegenbewegingen en de primordiale spiritualiteit. Spiritualiteit is het makkelijkst op het spoor te komen binnen de religies en levenbeschouwelijke tradities. De islam kent zijn soefi-orden. Binnen het jodendom zien we de chassidische bewegingen. Het christendom bracht woestijnmonniken, bedelbroeders en bewegingen van barmhartigheid voort. In de Lage Landen is de Devotia Moderna tot bloei gekomen en heeft meesterwerken als de Imitatio Christi van Thomas à Kempis voortgebracht. Het verre oosten kent zijn tao- en zenmeesters, zijn yogi’s en verlichten. Al deze vormen van spiritualiteit kunnen we scholen van spiritualiteit noemen. Aan de grondslag van de scholen ligt de Bronervaring die meestal heeft plaatsgehad in het leven van een ‘stichter’ of ‘stichteres’. Een groep leerlingen hebben deze Bronervaring later toegankelij-
ker gemaakt zodat meerdere mensen er deel aan zouden kunnen hebben. Zij deden en doen dit door rituelen, deugdbeoefening, geestelijke oefeningen, tijdsordening, ruimtelijke ordening, kleding, omgangsvormen, ….
Doorgaans zijn zij een inspiratiebron voor velen maar tevens een bron van ergernis voor de machthebbers op politiek, wetenschappelijk, economisch, religieus,… vlak.
Voor de tweede grondvorm van spiritualiteit moeten we de ordelijke kaders van religies en culturen verlaten. Woorden die bij deze grondvorm passen zijn: woestijn, eenzaamheid, bezitloosheid, rand en onderkant van de samenleving. Nacht, niets, wolk van nietweten enz. functioneren als belangrijke symbolen. Steeds opnieuw zien we dat er in de geschiedenis mensen opstaan vanuit de rand om een spirituele tegenbeweging te ontketenen (Gandhi, Moeder Theresa van Calcutta, strijders tegen massieve onderdrukking in Zuid-Amerika, …). Het patroon van deze grondvorm is steeds het zo diepgaand geraakt worden van mensen door de goddelijke Werkelijkheid, dat ze, buiten de geijkte kaders van cultuur en godsdienst, tot profeten en mystici worden omgevormd. Daarbij gaan zij vanuit de verbondenheid met de goddelijke werkelijkheid als gist de socio-culturele realiteit doordesemen. Doorgaans zijn zij een inspiratiebron voor velen maar tevens een bron van ergernis voor de machthebbers op politiek, weten-
10 K. WAAIJMAN, Spiritualiteit. Vormen. Grondslagen. Methoden, Kampen-Gent: Uitgeverij Kok – Uitgeverij Carmelitana, 2000, pp. 954.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
47
schappelijk, economisch, religieus,… vlak. Bepaalde van deze spirituele dwarsliggers zijn door hun geschriften lotgenoten geworden van de zieken die in een grote levenscrisis verzeild waren en zijn.11 De derde grondvorm van spiritualiteit is heel gewoon. Het is de spiritualiteit van het alledaagse. Moeilijker is het om er een gepaste naam aan te geven: de alledaagse spiritualiteit, lekenspiritualiteit, spiritualiteit binnen seculiere contexten, … Hoe de naam ook moge zijn, het is duidelijk dat deze grondvorm heel sterk aansluit bij het dagelijkse leven: onze geboorte, onze groei en opvoeding, onze autobiografie, ons wonen en werken, liefde en verlies, zorg en dood. Bijzonder belangrijk hier is dat men begrijpt dat het bij deze grondvorm van spiritualiteit gaat om een aan het leven en de levensloop zélf ontdekte en ontwikkelde spiritualiteit. Deze grondvorm sluit onmiddellijk aan bij wat gewone mensen ervaren in hun dagelijks leven. Waaijman noemt deze grondvorm primordiale spiritualiteit omdat ze met ons bestaan zelf meegeven is. Zij voltrekt zich in relatie tot onze oorspronkelijke gegevenheid (geboorte, lichamelijkheid, primaire relaties, levensloop). Linken tussen spiritualiteit en gezondheidszorg. Nu de drie grondvormen van spiritualiteit zijn verduidelijkt, dringt de vraag zich op of er linken zijn tussen spiritualiteit en gezondheidszorg. Een eerste link ligt vanuit de scholen van spiritualiteit voor de hand. Het is de barm-
hartigheid. Het omvat een werkelijkheidsgebied dat aangeduid wordt door woorden als deernis, mededogen, mildheid, compassie, hartelijkheid, … Barmhartigheid is een centraal gegeven in alle scholen van spiritualiteit. De joodse spiritualiteit is één aaneenschakeling van chassidische bewegingen. Chassidisme komt van chesed dat barmhartigheid betekent. De christelijke spiritualiteit laat zich inspireren door de parabel van de barmhartige Samaritaan (Lc 10, 25-37). Bijna alle hoofdstukken in de Koran beginnen met ‘in de naam van God, de Barmhartige, de Erbarmer’. In de boeddhistische spiritualiteit staat karuna centraal: een uiterste bewogenheid om de ander vanuit de ander. De taoïstische spiritualiteit is gecentreerd rond woe-wei, een uiterst respectvolle en zachtzinnige houding tegenover ieder mens. Wanneer we dit kerngegeven uit de scholen van spiritualiteit verbinden met de gezondheidszorg dan kunnen we dit omschrijven als: ‘spiritualiteit doet zich in de gezondheidszorg voor als barmhartigheid’. Een tweede link tussen spiritualiteit en gezondheidszorg (in het bijzonder wat de verpleegkundigen betreft) is te vinden in de primordiale spiritualiteit. Volgens Waaijman heeft het weinig zin om met verpleegkundigen – bij wijze van vertrekpunt - het gesprek over spiritualiteit aan te gaan op het domein van de scholen van spiritualiteit of tegenbewegingen. Veel beter is het te starten bij de primordiale spiritualiteit. Deze kan vrij eenvoudig opgeroepen en geëxpliciteerd worden aan de hand van vragen zoals ‘wat
11 Belangwekkend hier is te vermelden dat deze figuren ook als rolmodellen kunnen fungeren voor hen die in een geloofscrisis zijn terecht gekomen (o.a. Pierre Teilhard de Chardin, Moeder Theresa van Calcutta, H. Theresia van Lisieux). Cf. T.M. KING, S.J., Endmatter. Believers and Their Disbelief, in Zygon 42 (2007) n°3, p. 779-791.
48
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
raakt je als verpleegkundige in je werk?’, ‘wat kun je ’s avonds niet zomaar van je afschudden?’, ‘wat neem je van je werk mee naar huis?’ Uit de antwoorden op deze vragen zal vrijwel steeds duidelijk naar voor komen dat verpleegkundigen ‘willen helpen’, ‘het beste van zichzelf geven’, ‘iets betekenen voor de patiënt’, ‘laten zien dat we er zijn voor hen die het door ziekte moeilijk hebben in het leven’. Voornoemde voorbeelden duiden op de actieve component van de zorg (zorg dragen voor de ander). Zorg heeft echter ook een passieve component (je bent bezorgd om de ander). De passieve kant van de zorg is verbonden met het gevoelsleven. Drie gevoelens nemen hierbij een voorname plaats in. Het eerste gevoel geeft aan dat zorg riskant is. Wanneer de zorgverlening niet geeft wat de zieke of diens familie ervan verwachten dan worden gevoelens van machteloosheid, woede en agressie bij de hulpverleners losgemaakt. Verder brengt zorg ook de dood dichterbij. Quasi iedere verpleegkundige wordt geconfronteerd met patiënten die overlijden, al dan niet voorafgegaan door een lange lijdensweg. Verpleegkundigen kunnen dit niet zomaar ’s avonds ‘afdouchen’. De dood roept – bewust of onbewust – gevoelens van angst en onzekerheid op. Tenslotte riskeren verpleegkundigen zich ook te identificeren met zieken (vooral wanneer er gelijkenissen zijn zoals zelfde leeftijd, jonge kinderen hebben, van hetzelfde dorp of streek zijn, …). Bij identificatie voelt men in hevige mate het lijden van de ander.
Het is dan ook duidelijk dat de verpleegkundige zich niet alleen actief inzet (zorg dragen voor) maar ook passief moet incasseren (bezorgd zijn om). De actieve kant van het beroep worden door scholing en bijscholing heel sterk ontwikkeld. De passieve kant is nauwelijks geschoold. Zij is geprivatiseerd. Verpleegkundigen moeten er noodgedwongen thuis aan werken. Als dat al gebeurt tenminste. Het spreekt voor zich dat hier vaak de oorzaken liggen van motivatieverlies, ziekteverzuim, burn-out, … In ieder geval moet elke verpleegkundige voor zichzelf leren omgaan met al de boven beschreven gevoelens en ontwikkelen daardoor (en in samenklank met andere ook positieve gevoelens) juist hun eigen primordiale spiritualiteit.
2. SPIRITUALITEIT EN PALLIATIEVE ZORGEN Nadat we het terrein van de spiritualiteit en de mogelijke linken met de zorgverlening verkend hebben, stappen we nu over naar het eigenlijke thema.12 Uit het voorgaande ligt het voor de hand dat we het terrein zullen binnenstappen vanuit het oogpunt van de primordiale spiritualiteit. Het begrip spiritualiteit mag dan voor velen een vaag begrip zijn toch geeft het een dimensie aan van het menszijn welke niet kan weggedacht worden zonder datzelfde menszijn te verminken. Ieder mens heeft zijn
12 J. VAN OSSELEN – J. RIEM, Spirituele zorg, in J. VAN OSSELEN – J. RIEM et al., Palliatieve zorg (n. 1), pp. 143-152. H. JASPAERT, Existentiële aspecten van palliatieve zorg. ‘Dokter, kon ik aan mijn leven maar een zin geven’, in A. VAN ORSHOVEN en J. MENTEN (ed.), Palliatieve zorg, stervensbegeleiding, rouwbegeleiding. Handboek voor deskundige hulpverlening in de thuiszorg en in het ziekenhuis, Tweede druk, Leuven – Amersfoort: Acco, 1997, pp. 219-230. A. VAN ORSHOVEN, Aan ziekbed en sterfbed: een drievoudige boodschap van hoop, in A. VAN ORSHOVEN en J. MENTEN (ed.), Palliatieve zorg, stervensbegeleiding, rouwbegeleiding. Handboek voor deskundige hulpverlening in de thuiszorg en in het ziekenhuis, Leuven – Amersfoort: Acco, pp 231-232.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
49
of haar spiritualiteit (primordiale spiritualiteit). Deze kan arm en pover zijn, onderontwikkeld en misschien zelfs onbewust. Deze dimensie kan rijk en veelzijdig zijn, bereflecteerd zelfs. Meer dan vroeger is het de opdracht van elke westerse mens om zelf een eigen spiritualiteit te ontwikkelen. Waar men voorheen geboren werd binnen een bepaalde godsdienst en van de wieg tot het graf door diezelfde godsdienst begeleid werd, is het door de teloorgang van de grote verhalen vandaag de opdracht van elk individu afzonderlijk om die spirituele dimensie te voeden en gestalte te geven. De scholen van spiritualiteit
en
de
tegenbewegingen
hebben zwaar aan invloed moeten inboeten. Daardoor komt de nadruk onvermijdelijk te liggen op de primordiale spiritualiteit. De Amerikaanse
godsdienstsocioloog
R.N.
Bellah noemt dit het ‘sheilaism’. Het sheilaism is genoemd naar één van de onderzoekspersonen in Habits of the heart: “Ik geloof in God, ik ben geen religieuze fanaticus. Ik kan mij niet herinneren wanneer ik voor het laatst naar de kerk ben geweest. Mijn geloof heeft mij al heel lang gedragen. Het is Seilaism. Enkel mijn eigen kleine stem.13 In het dagelijks leven is spiritualiteit
Leer de eigen primordiale spiritualiteit kennen. Wie oog wil hebben voor de spiritualiteit van de ander, in dit geval de stervende ander, moet o.i. op de allereerste plaats een noodzakelijke en permanente oefening maken. De eerste vraag die men zich dient te stellen is deze naar de eigen spiritualiteit. De impliciet primordiale spiritualiteit moet expliciet worden. Men kan deze op het spoor komen door zich vragen te stellen als ‘waar leef ik van’, ‘wat is mijn grondinspiratie’, ‘wat geeft mij kracht en moed als ik het moeilijk heb’, ‘waaraan hou ik mij vast in crisismomenten’? Deze persoonlijke oefening is absoluut noodzakelijk. Of een zorgverlener iets kan betekenen voor de geestelijke worsteling van een zieke, en specifiek van een stervende mens, hangt af in hoeverre hij of zij deze vragen in zijn of haar leven kan herkennen en er bewust mee omgaan. Spirituele vragen zijn vaak vermomde vragen waarbij elke vraag een wereldbeeld van de mens tevoorschijn brengt en leidt naar een mogelijk gesprek. Er is niemand die ons de volgende vraag zal stellen: “Excuseer, ik heb een spirituele vraag, kan U mij een deskundige dienaangaande sturen”. Daarom is het belangrijk dat de zorgverlener spirituele vragen leert detecteren en ermee om te gaan.
doorgaans sluimerend aanwezig als een stille kracht op de achtergrond, een bezieling, een oriëntatie. Op het einde van het leven lijkt ze bij veel mensen echter meer expliciet op de voorgrond te treden.14
Spirituele vragen leren detecteren. In wat volgt geven we enkele voorbeelden van vermomde en minder vermomde spirituele vragen: ‘het is goed geweest, we hebben
13 R. N. BELLAH et al. (ed.), Habits of the heart. Individualism and commitment in American life, Berkely: California University Press, 1985, p. 221. 14 P. SPECK, Spiritual issues in palliative care, in D. DOYLE, G. F. HANKS en N. MACDONALD (ed.), Oxford Textbook of Palliative Medicine. Second Edition, Oxford: Oxford University Press, 1998, pp. 805-816, p. 806.
50
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
onze tijd gehad, zou er nog iets zijn?’; ‘heb ik het goed gedaan?’; ‘zal ik mijn familie terugzien’ (i.c. ook mijn door miskramen verloren kinderen); ‘waarom ik, waarom nu?’; ‘wat is de zin van mijn leven geweest?’, ‘zou ik dat nog in orde kunnen maken?’; ‘ik word gestraft voor mijn zonden’; ‘ik kan niet meer bidden’; ‘God heeft mij in de steek gelaten, anders zou Hij die kanker wegnemen’; ‘kan je een beetje bij me blijven’; ‘ik wil niet in ruzie sterven’; ‘ben ik meer dan mijn lichaam?’; ‘hoe wil ik begraven worden?’; ‘mijn ziekte heeft mij veel geleerd over het leven’; ‘ik wil nog niet dood, mijn leven is nog niet af’; ‘het zijn altijd de goeden die eerst moeten gaan’; ‘wie gaat er voor mijn partner zorgen?’ Omgaan met spirituele vragen. De eerste vraag die de zorgverlener zich dient te stellen is niet ‘wat kan ik doen’ maar ‘hoe kan ik horen’ dat de patiënt met levensvragen worstelt. En om te kunnen horen, moet de zorgverlener er eerst ‘zijn’. De tweede valkuil die vermeden moet worden is deze van het snelle antwoord. Het eerste ‘antwoord’ is niet het aanreiken van een theorie maar solidariteit en nabijheid. Op de vlucht slaan bij het horen van spirituele vragen getuigt evenmin van een zorgende instelling. Spirituele vragen worden door medici en paramedici ervaren als bijzonder moeilijke vragen omdat zij geen ‘doe’-antwoord verdragen. Het gaat er niet zozeer om iets te doen, maar om te zijn. Dit vraagt dat men een compleet ander arsenaal aan attitudes weet aan te snijden. Attitudes die in andere situaties als zorgverlener weinig getraind worden en daardoor dreigen ondergesneeuwd te raken. Voortdurend dient de zorgverlener erover te waken niet al te vlug
aan te draven met antwoorden op spirituele vragen. Veelal zal dit als beleren worden ervaren en de deur naar een verdere verkenning van het spirituele landschap sluiten. Ook de bijbelse figuur Job vroeg zich af waarom al die ellende zich op zijn leven had gestort. Maar net als hij heeft de hedendaagse zieke geen boodschap aan allerlei verklaringen die niet echt ingaan op de kern van in de spirituele vraag verwoorde pijn. Met empathie luisteren zal de verpleegkundige toelaten te horen wat de patiënt zegt en bedoelt maar ook wat hij/zij vaak ongeweten mee uitspreekt. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat het belangrijk is om aandachtig te luisteren en af te tasten. Alles wat de zorgverlener leerde over ‘actief luisteren’ (parafraseren, samenvatten, echoën, spiegelen, ondersteunen, …) en over het stellen van vragen (open vragen, doorvragen, spoor van de patiënt volgen, …) helpt om te horen waarover het gaat. Een belangrijk luisterpunt bij stervenden is te vernemen met welk godsbeeld iemand leefde, leeft en wil sterven.
Het is belangrijk te beseffen dat spirituele vragen vaak met meer schroom benaderd en meegedeeld worden omdat zij zowel de patiënt als de hulpverlener op een meer totale wijze als persoon engageren.
Wanneer twee primordiale spiritualiteiten elkaar ontmoeten. We hebben reeds opgemerkt dat elkeen een primordiale spiritualiteit heeft. Door te luisteren naar de spirituele vragen van de terminale patiënt kan de zorgverlener zich niet verschuilen achter zijn/haar technische vaardigheden. Het is
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
51
belangrijk te beseffen dat spirituele vragen vaak met meer schroom benaderd en meegedeeld worden omdat zij zowel de patiënt als de hulpverlener op een meer totale wijze als persoon engageren. Beider spirituele dimensie wordt immers aangesproken. De zorgverlener dient er over te waken dat hij/zij in de hulpverlenende rol blijft. Niet door problemen op te lossen maar in de vorm van het begeleiden van de patiënt om zelf zijn/haar ‘oplossingen’ te vinden. Omdat de patiënt zo dicht bij onze innerlijkheid komt, bij onze eigen primordiale spiritualiteit, is het vaak zo dat spirituele vragen sterk appelleren aan de totaliteit van de persoon van de hulpverlener en hierdoor het gevaar vergroten dat deze bekoord wordt om de patiënt te gaan beleren. Een andere mogelijke reactie is dat de hulpverlener in de verdediging schiet. Het vraagt oefening diepe overtuigingen te horen uitspreken en niet onmiddellijk geneigd te zijn de eigen mening ernaast te plaatsen. Reflectie op de eigen primordiale spiritualiteit is van primordiaal belang. Aan het begin van dit onderdeel wezen we er op dat het noodzakelijk is de eigen spiritualiteit te verkennen. Het is absoluut noodzakelijk de uitdaging van de zinvragen niet uit de weg te gaan en de eigen positie alleen en met anderen te blijven verkennen en uitspreken. Dit creëert een comfortabele situatie voor beide gesprekspartners, de patiënt en de verpleegkundige. De zorgverlener dient te weten en te aanvaarden hoe hij zelf staat t.o.v. zijn eigen levens- en zinvragen. In gesprekken die zich situeren op het niveau van de spiritualiteit (i.c. de primordiale spiritualiteit van de zorgvrager en de zorgverlener) worden hoge eisen gesteld aan
52
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
nabijheid én authenticiteit. De verpleegkundige kan zich niet meer verschuilen achter de aangeleerde technieken. Het zeer persoonlijke en ingrijpende karakter van de spirituele problematiek, de onwennigheid en schroom waarmee mensen daarover spreken, onderstellen een hoge mate van nabijheid vanwege de verpleegkundige. De verpleegkundige blijkt in dit gesprek ‘ook maar een mens’. Dit is niet een geringe opgave omdat zij vaak kan leiden tot confrontatie. Omgaan met spirituele vragen vereist daarom van de zorgverlener de vaardigheid om de patiënt in zijn spirituele problematiek nabij te zijn en te verhelderen, zonder de eigen levensbeschouwelijke stand van zaken te veronachtzamen of te miskennen. In zijn/haar andere rollen staat de verpleegkundige steeds ‘boven’ de patiënt. In de spirituele ontmoeting is dit echter niet het geval. De één staat nooit boven de ander. Beiden geven en beiden krijgen. Dit adagium niet respecteren houdt het gevaar van de hoogmoed in en biedt een ongerechtvaardigde uitweg om de eigen gebrokenheid niet te moeten zien.
3. SPIRITUALITEIT BINNEN PALLIATIEVE ZORGEN: GEEN EVIDENTIE! Binnen palliatieve zorg wordt er aandacht besteed aan de gehele mens (holisme) in al zijn dimensies zowel fysisch, sociaal, psychologisch als spiritueel. Daarmee onderscheidt palliatieve zorg zich duidelijk van de rest van de geneeskundige wereld waar het spirituele geen prioriteit vormt of zelfs helemaal niet in het plaatje voorkomt. Men kan zich de vraag stellen of het verlenen van
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
spirituele zorg een taak is die door iedere verpleegkundige verplicht dient opgenomen te worden. Het is niet denkbeeldig dat bepaalde verpleegkundigen weigeren om dit soort zorg te verlenen omdat het te veel van hen vraagt en een inbreuk is op hun eigen spirituele intimiteit. Anderen wensen dan weer helemaal niet met dergelijke spirituele vragen geconfronteerd te worden. Laat staan dat men de eigen spiritualiteit dient te exploreren. Dat pastores en vertegenwoordigers van andere levensbeschouwingen zich daarmee inlaten, is evident. Het is hun kerntaak
én
zij
hebben
ervoor
gekozen.
Verpleegkundigen daarentegen hebben daar helemaal niet voor gekozen. Op deze vraag of verpleegkundigen de verantwoordelijkheid en de plicht hebben spirituele zorg te verlenen, willen we in dit onderdeel nader ingaan. Daarbij besteden we aandacht aan de vraag vanwaar de aandacht en de nadruk
Ten eerste gaan zij er van uit dat alhoewel niet alle terminale patiënten godsdienstig zijn, elkeen wel spiritueel is.17 Alle mensen hebben immers een existentiële betrokkenheid op de vraag naar de zin van hun leven. En aangezien – dit is het tweede element – iedereen spirituele noden heeft, dient elk lid van het palliatief team in te staan voor spirituele zorg.18 Deze plicht tot spirituele zorg staat los van de persoonlijke godsdienstige of spirituele overtuiging van de zorgverstrekker. De godsdienstsocioloog Tony Walter formuleert het als volgt: “Als alle patiënten spirituele noden hebben, als een palliatieve afdeling zich inzet voor een holistische zorg, en als al de leden van het interdisciplinaire team deze spirituele zorg mogen aanbieden, dan vereist de logica zelf dat zij die moeten bieden” (cursivering Walter).19 De vraag stelt zich of veel palliatieve zorgverleners gelukkig zijn met deze plicht tot het verlenen van spirituele zorg.
op spirituele zorg komt. We laten ons hierbij leiden door de godsdienstsocioloog Tony Walter.
15
Handboeken en artikels over palliatieve zorgen afkomstig uit de Angelsaksische wereld definiëren spiritualiteit als de menselijke zoektocht naar zingeving.16 De auteurs vooronderstellen hierbij twee elementen.
Walter vraagt zich ook af of alle stafleden binnen een palliatieve eenheid wel in staat zijn om spirituele zorg te verlenen aan alle patiënten die op zoek zijn naar betekenis in hun leven. Sommigen zullen de uitbreiding van hun takenpakket tot spirituele zorg misschien wel toejuichen maar anderen ervaren het meer als een bijkomende last en een
15 T. WALTER, Spirituality in palliative care: opportunity or burden? , in Palliative Medicine 16 (2002) 133-139. Professor Tony Walter is ‘Professor of Death Studies’ (Department of Social and Policy Sciences) aan de Universiteit van Bath in het Verenigd Koninkrijk. 16 Over de invloed van de Angelsaksische literatuur op onze kijk op zorg, zie P. BORRY, P. SCHOTSMANS and K. DIERICKX, Author, contributor or just a signer? A quantitative analysis of authorship trends in the field of bioethics, in Bioethics 20 (2006) 213220, p. 213. 17 We merken op dat het in oppositie plaatsen van spiritualiteit/zingeving en religies/godsdiensten kenmerkend is voor Angelsakische tijdschriften. 18 Deze idee duikt sinds de jaren zestig op in de literatuur over verpleegkunde. S. GILLIAT-RAY, Nursing, Professionalism, and Spirituality, in Journal of Contemporary Religion 18 (2003) 335-349, p. 337. 19 T. WALTER, Spirituality in palliative care: opportunity or burden? , in Palliative Medicine 16 (2002) 133-139, p. 133.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
53
taak die zij niet aankunnen.20 Vooraleer premature conclusies te trekken, gaan we nader in op deze kwestie. Het definiëren van spirituele zorg als de zoektocht naar zingeving is het werk van de ‘founding mother’ van de palliatieve zorgenbeweging, dame Cicely Saunders. Saunders liet zich hierbij inspireren door het boek ‘Man’s Search for Meaning’ van de Oostenrijkse psychiater Viktor Frankl21. Frankl zelf zag dit meer als een existentiële zoektocht maar binnen de Engelssprekende wereld22 werd de term ‘existentieel’ vervangen door ‘spiritueel’. In een boek geredigeerd door Saunders en Kastenbaum handelend over ‘hospice care’ in de wereld van vandaag zijn beide auteurs er zich bewust van dat deze opvatting van spirituele zorg inderdaad beperkt is tot de Engelssprekende wereld. De hoofdstukken over Frankrijk, China en Hong Kong reserveren spirituele zorg voor de vertegenwoordigers van welbepaalde godsdiensten of levensbeschouwingen. Andere hoofdstukken reppen zelfs met geen woord over spirituele zorg.23 Hieruit kunnen we concluderen dat het binnenbrengen van spirituele zorg binnen het takenpakket van de verpleegkundige een Brits-Amerikaans fenomeen is. Inhoudelijk gaat het bij spirituele zorg heel vaak om een geseculariseerde vorm van
christendom. Verstaat de christelijke godsdienst van oudsher spiritualiteit als het godmenselijke betrekkingsgebeuren vanuit het oogpunt van de omvorming, dan verstaan de pleitbezorgers van spirituele zorg door verpleegkundigen binnen palliatieve zorgen spiritualiteit als de persoonlijke en psychologische zoektocht naar zingeving. De term ‘spiritualiteit’ werd ook binnen andere domeinen van het openbare leven verbreed. Het is niet alleen binnen de palliatieve zorgbeweging dat de verbreding van het concept spiritualiteit opvallend is. Ook in het Britse onderwijssysteem wordt een dergelijke definitie gehanteerd. Vergelijkbare brede definities van spiritualiteit vinden we ook in pedagogische literatuur van het Verenigd Koninkrijk. OFSTED (Office for Standards in Education), het orgaan van de Britse overheid welke instaat voor de inspectie van de scholen, definieert spiritualiteit “als in relatie staand tot dat aspect van het innerlijke leven, waardoor leerlingen inzichten verwerven in hun persoonlijke existentie, welke van blijvende waarde zijn. Het wordt gekenmerkt door reflectie, door betekenisgeving aan ervaring, door het naar waarde schatten van de niet-materiële dimensie van het leven, en door het vertrouwd raken met een blijvende werkelijkheid. ‘Spiritueel’ staat niet gelijk met religieus, alle vakgebieden kunnen bijdragen tot de spitrituele ontwikkeling van de leer-
20 N. CANNAERTS, B. DIERCKX DE CASTERLE en M. GRYPDONCK, Palliatieve zorg. Zorg voor het leven, Gent: Academia Press, 2000, 160p, p.128-129. 21 Cf. V. E. FRANKL, De zin van het bestaan. Inleiding in de logotherapie, Rotterdam: Uitgeverij Ad. Donker, 2005. 22 Interessant is te constateren dat de opkomst van het New Age denken ook vooral in de Angelsaksische wereld te situeren valt. Cfr. W. HANEGRAAF, New Age Religion, in L. WOODHEAD (ed.), Religions in the Modern World, Londen: Routhledge, 2002, p. 249. We kunnen er hier niet verder op ingaan, maar de aandacht voor spiritualiteit binnen palliatieve zorg lijkt o.i. verband te houden met de opkomst van het New Age denken. 23 C. SAUNDERS, R. KASTENBAUM, e.a. (ed.), Hospice care on the international scene, New York: Springer, 1997.
54
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
lingen.”24 Ook feministische theologen en godsdienstwetenschappers hanteren vaak brede definities. In haar boek ‘Women and spirituality’ schrijft U. King: “Spiritualiteit kan omschreven worden als een proces van transformatie en groei, een organisch en dynamisch aspect van de menselijke ontwikkeling … een verkenning van wat hoort bij het mens worden, … de manier waarop een persoon zijn of haar historische context begrijpt en leeft.”25 Een dergelijk brede definitie ontlokt bij Walter de laconieke opmerking dat zelfs een bijzonder seculiere wetenschap als de sociologie tot het domein van de spiritualiteit kan gerekend worden. Zij zorgt immers ook voor een invalshoek om zich als persoon te situeren in de eigen historische context. Het is in ieder geval duidelijk dat de verbreding van het concept spiritualiteit niet beperkt is tot het domein van palliatieve zorg. ‘Waarom’ en ‘waarom nu’ treedt er een verbreding van het concept spiritualiteit op? Walter ziet in het brede discours aangaande spiritualiteit een dubbele kritiek. Ten eerste is het een kritiek op het wetenschappelijk reductionisme. In de gezondheidszorg bijvoorbeeld brengt het discours van de spiritualiteit opnieuw het menselijke, het persoonlijke en het emotionele in het vizier in een door een medische en financiële rationaliteit gedomineerde sector. Deze vorm van spiritualiteit promoten houdt echter niet alleen een kritiek in op het rationalisme maar tevens op de gevestigde godsdiensten. Dit is duidelijk te merken aan het
belang dat de pleitbezorgers hechten aan het verschil tussen spiritualiteit en godsdienst én in de nadruk die gelegd wordt op persoonlijke ontwikkeling in tegenstelling tot de georganiseerde godsdiensten. Kortom: spiritualiteit gaat verder dan wetenschap en godsdienst. Een dergelijke visie sluit aan bij de karakteristieken van de moderne samenleving. Een eerste kenmerk van dit tijdsgewricht is het individualisme. De grote verhalen voor de grote massa’s hebben afgedaan. De nieuwe vormen van spiritualiteit spelen probleemloos op dit individualisme in. Het wantrouwen tegenover elke vorm van institutionele autoriteit is eveneens kenmerkend voor onze tijd en gaat hand in hand met het eerder vernoemde individualisme. De voorbeelden zijn legio. De moderne mens bepaalt zelf wel wat hij/zij wil geloven en geen kerk heeft daar iets tegen in te brengen. De collectieve dogma’s van de kerk werden ingeruild voor een individuele zoektocht naar zingeving.26 De ‘autoriteit van het zelf’ maakt dat de autoriteit van experts wordt gerelativeerd. De mening van de expert in het praatprogramma op televisie krijgt evenveel aandacht als de mening van de man of vrouw in de straat. Een belangrijke oorzaak van de relativering van de autoriteit van de godsdiensten ligt bij de ontwikkeling van de wetenschappen. Van oudsher beantwoordden de godsdiensten vragen als ‘vanwaar komen wij?’, ‘waarom leven wij?’, ‘wat gebeurt er als we ster-
24 Art.cit., p. 134. 25 Art. cit., p. 134 - 135. 26 Over de actuele rol van het begrip ‘God’ in de Westerse wereld, zie Cf. T. SHAH en M. D. TUFT, Waarom God aan de winnende hand is. Modernisering, democratisering en globalisering hebben Hem sterker gemaakt, in NRC Handelsblad, 11 augustus 2006. M. ALBRIGHT, De macht en de almacht. Over Amerika, God en de toestand van de wereld, Antwerpen: Anthos-Manteau, 352p.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
55
ven?’, ‘waarom moeten wij moreel leven en wat is het fundament van de moraliteit?’ De wetenschappen hebben systematisch de antwoorden van de godsdiensten onder kritiek gesteld en de godsdiensten waren niet in staat hierop adequaat te antwoorden. Tijdelijke, situatiespecifieke antwoorden hebben de uitspraken van het leergezag vervangen. De autoriteit van de godsdiensten wordt ook in vraag gesteld door de transformatie van de westerse samenleving in een multireligieuze samenleving. Als er zovele antwoorden zijn op dezelfde vragen, hoe kan men dan immers weten wat de waarheid is? Dit is zeker het geval voor de christelijke godsdiensten en het hindoeïsme, in mindere mate voor de islam.
Godsdienst wordt aanzien als een gecodificeerde, geïnstitutionaliseerde en relatief enge uitdrukking van spiritualiteit.
Wie zijn de pleitbezorgers van het nieuwe concept ‘spiritualiteit’? Het zijn voornamelijk Amerikanen en Britten die het institutionele christendom vaarwel hebben gezegd maar toch een zekere voeling met het numineuze hebben behouden. Deze band met het mysterievolle brengen ze tot uitdrukking in het begrip spiritualiteit dat duidelijk onderscheiden wordt van ‘godsdienst’. Godsdienst wordt aanzien als een gecodificeerde, geïn-
stitutionaliseerde en relatief enge uitdrukking van spiritualiteit. Onder de pleitbezorgers bevinden zich ook veel feministen. Zij staan kritisch tegenover een patriarchale kerk en wenden zich tot de spiritualiteit om hun ervaringen van het numineuze ter sprake te brengen. Spiritualiteit is voornamelijk, alhoewel niet uitsluitend, een zaak van vrouwen27, net zoals de zorg in al haar vormen. Daardoor is het geen toeval dat het nieuwe discours over spiritualiteit juist in de zorgberoepen veel weerklank vindt, niet in het minst in de gezondheidszorg.28 Walter is er van overtuigd dat het doel van deze verdedigers van de nieuwe spiritualiteit er in bestaat niet-godsdienstige verpleegsters duidelijk te maken dat godsdienst en spiritualiteit twee totaal verschillende zaken zijn en dat iedereen een spirituele zoektocht naar zingeving maakt. En vooral zij - de verpleegkundigen - kunnen die persoonlijke spirituele zorg verschaffen. De analyse van Walter dat dit discours aangaande spiritualiteit voortgebracht wordt door een bepaalde historische generatie en in een bepaalde institutionele context lijkt plausibel. Gilliat-Ray, instemmend met deze analyse, voegt er nog een element aan toe. De promotie van de spiritualiteit in de verpleegkundeliteratuur maakt ook deel uit van de inspanning om het beroep van verpleegkundige te professionaliseren.29
27 M. FOGTELOO, Zoeken naar zin, in De Groene Amsterdammer, 3 augustus 2006. 28 Ook Vlaamse pastores omschrijven zich vaak als ‘experten in zingevingsvragen en spirituele zorg’. Deze formulering staat niet los van wat er binnen de palliatieve zorgbeweging gaande is met betrekking tot spiritualiteit en de identiteitsbepaling van de palliatief verpleegkundige. Interessante literatuur aangaande dit onderwerp is het themanummer ‘Hospital Chaplaincy: Generic Versus Catholic’ van het tijdschrift ‘Christian Bioethics’ (volume 9, 2003, nummer 1). Vooral het artikel van H.T. Engelhardt is de moeite waard. H. T. ENGELHARDT, The Dechristianization of Christian Hospital Chaplaincy. Some Bioethics Reflections on Professionalization, Ecumenization and Secularization, in Christian Bioethics 9 (2003) 139-160. 29 S. GILLIAT-RAY, Nursing, Professionalism, and Spirituality, in Journal of Contemporary Religion 18 (2003) 335-349, p. 343.
56
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Palliatief verpleegkundigen en spiritualiteit
Edward Bailey gaat nog een stap verder en plaatst de huidige evolutie in een breder kader.30 Hij schetst de huidige stand van zaken tegen de achtergrond van de sociaalreligieuze evolutie van de mensheid. Deze evolutie begint bij de primitieve religie van kleine gemeenschappen, vloeit over naar de wereldgodsdiensten ontwikkeld door historische samenlevingen om uit te monden in de diffuse spiritualiteit van de multiculturele stedelijke samenlevingen. Deze macro-evolutie doet zich ook voor op het microniveau van de levensgeschiedenis van elke mens afzonderlijk. Het kind heeft ervaring van het Heilige/Numineuze, wordt nadien de jongvolwassene die wil behoren tot de omringende wereldgodsdienst om uiteindelijk de volgroeide volwassene te worden met een persoonlijke spiritualiteit. Volgens Bailey is het verhaal van de spiritualiteit het verhaal van de toekomst en zijn diegenen die het propageren de nieuwe profeten. Of Bailey gelijk heeft, valt af te wachten. Is spirituele zorg de verantwoordelijkheid van elke palliatief verpleegkundige? De vraag die zich nu opdringt is of elke verpleegkundige in het kader van palliatieve zorg de plicht heeft in te staan voor de spirituele zorg t.o.v. de haar toevertrouwde patiënten. De pleitbezorgers van de nieuwe spiritualiteit beantwoorden deze vraag bevestigend.31 Sheldon schrijft: “Verpleegkundigen die de spirituele zorg voor een patiënt verwaarlozen, bieden geen holistische zorg aan.”32 Persoonlijk menen wij dat de verpleegkundige niet de plicht heeft tot het verlenen van spirituele zorg.
Wij gaan ervan uit dat men de terminaal zieke mens niet echt tegemoet komt wanneer men eenzijdig vertrekt van de vooronderstelling van een universele spirituele zoektocht die ieder mens doormaakt. Het dergelijk concept van ‘spiritualiteit’ lijkt ons te arm, te pover om echt tochtgenoot te worden van de terminale patiënt. Bovendien is het woord spiritueel een term die niet door iedereen gekend is en niet door iedereen gebruikt wordt. Veel godsdienstige en niet-godsdienstige mensen gebruiken deze terminologie niet en kennen deze ook niet. In geen geval kan men vanuit de verpleegkundige een terminologie opleggen die vreemd is aan en voor de patiënt. Dit betekent ook dat het concept ‘spirituele pijn’ (een term van Cecily Saunders) veel te vaag is. Het schijnt mij toe dat ‘spirituele pijn’ meestal gebruikt wordt in de betekenis van ‘biografische pijn’. Met ‘biografische pijn’ wordt bedoeld dat mensen aan het einde van hun leven beseffen dat het leven niet geworden is wat zij er van verwacht hadden en dat het nu te laat is om daar nog iets aan te doen. Daarenboven betwijfel ik sterk of de vooronderstelling van de palliatieve zorgbeweging, namelijk dat iedereen zin/betekenis kan vinden of geven in/aan het leven wel terecht is. Deze vooronderstelling is trouwens de reden waarom internationaal de palliatieve zorgbeweging tegenstander is van euthanasie. Tenslotte stelt zich de vraag wie wie kan vergezellen op diens laatste reis? Dat verpleegkundigen in een palliatieve setting gezien worden als tochtgenoten of begeleiders van mensen op hun laatste reis hier op aarde is geen problematisch
30 E. BAILEY, Implicit Religion, in Implicit Religion 1 (1998) 9–22. 31 J. E. SHELDON, Spirituality as a Part of Nursing, in Journal of Hospice and Palliative Nursing 2 (2000) 101 – 108, p.101. 32 Art.cit., p. 107.
Pastorale Perspectieven Nr. 146 - 2010/1
57
gegeven. Maar het is onze overtuiging dat de ongelovige verpleegkundige geen hulp kan zijn voor de geloofsvragen van de stervende patiënt. Zo kan ook de traditioneel gelovige moslimverpleegkundige geen soelaas bieden voor de diepe existentiële pijn die de atheïst voelt. Daarom stellen wij heel uitdrukkelijk dat ook op ‘spiritueel’ vlak elke mens een uniek wezen is dat in zijn uniciteit moet gerespecteerd worden. Daarenboven is palliatieve zorg de opdracht van het gehele team. In die zin is het belangrijk dat de teamleden van elkaar weten waar ze zich bevinden in het religieus-spirituele spectrum33 en dit met het oog op een goede begeleiding van elke patiënt en een goede communicatie in wederzijds respect voor elkaar. Op die manier weet men ook van elkaar wat men wel en niet kan bieden. Zo ontneemt men bij de teamleden de last van een onmogelijke en ondraaglijke opdracht, namelijk spirituele zorg te verlenen bij elke patiënt die aan zijn/haar hoede is toevertrouwd. Ja, de patiënt moet ook in zijn ‘spirituele’ dimensie bijgestaan worden maar niet noodzakelijk door ‘jou’. Iemand anders van het team kan in dat specifieke geval veel beter geplaatst zijn.34
4. BESLUIT Spiritualiteit is ‘in’. Het blijft evenwel een moeilijke opdracht om ‘spiritualiteit’ haarfijn te omschrijven en vooral te begrenzen. Door de Wereldgezondheidsorganisatie werd spirituele zorg opgenomen als één van de wezenlijke componenten van goede palliatieve zorg. Vooraleer de verpleegkundige aan deze spirituele zorg kan toekomen, moet hij/zij eerst de eigen spiritualiteit leren verkennen en kennen. Het is voor alle zorgverleners belangrijk spirituele vragen te leren detecteren. Op de eerste plaats om te kunnen doorverwijzen naar levensbeschouwelijke vertegenwoordigers. Of de verpleegkundige zelf de plicht heeft spirituele zorg te verlenen aan de haar toevertrouwde patiënten blijft open voor discussie. Persoonlijk menen wij dat dit niet het geval is. Alleen wie daartoe bekwaam is, kan dit doen. Dat kan ook de verpleegkundige zijn. Bert Vanderhaegen
OVER DE AUTEUR Bert Vanderhaegen is hoofdaalmoezenier van het Universitair Ziekenhuis Gent en docent bioethiek en sociale ethiek aan het Hoger Diocesaan Godsdienstinstituut te Gent
[email protected]
33 Deze communicatie vooronderstelt een actieve pluralistische opstelling van alle leden van het palliatief team (dialoog tussen de verschillende opinies over de inhoudelijke opvattingen). Dit in tegenstelling tot het passief pluralisme die elke inhoudelijke discussie tussen de diverse levensbeschouwingen bij voorbaat drooglegt. Cf. G. VAN HEESWIJCK, Tolerantie en actief pluralisme. De afgewezen erfenis van Erasmus, More en Gillis, Kapellen – Kampen: Uitgeverij Pelckmans – Uitgeverij Klement, 2008, pp. 75-82. 34 “Onderzoek heeft aangetoond dat de wijze waarop verpleegkundigen spirituele zorg aanbieden, zoals te verwachten is, afhankelijk is van persoonlijke karakteristieken en attitudes. Er is een fijne grens tussen het stellen van een diagnose rond spirituele nood of pijn, een zeer legitieme rol voor verpleegkundigen, en het feitelijke engagement van het aanbieden van spirituele zorg.” S. GILLIAT-RAY, Nursing, Professionalism, and Spirituality, in Journal of Contemporary Religion 18 (2003) 335-349, p. 342 - 343.
58
Pastorale zorg en zorgende vrijwilligers