2
Waar werken verpleegkundigen?
Verpleegkundigen houden zich, samen met veel andere hulpverleners, bezig met de gezondheid van mensen. Zij werken in de gezondheidszorg. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het brede werkveld dat gezondheidszorg heet. Hoe zijn de gezondheidszorgvoorzieningen toegankelijk voor de zorgvrager en welke zijn dat? Daarnaast zijn het niet alleen hulpverleners die zorg verlenen; ook familieleden of vrijwilligers zorgen vaak voor anderen. Aan de basis van dit alles staat de zorg die iemand voor zichzelf heeft. De begrippen die bij deze vormen van zorg horen lichten we toe: zelfzorg, mantelzorg, vrijwillige zorg en professionele zorg. In de tweede helft van dit hoofdstuk beschrijven we de werkvelden of branches waarin verpleegkundigen kunnen werken. Wat is het specifieke van een werkomgeving en welke hulpvraag hebben de zorgvragers daar? We geven een schets van wat verpleegkundigen kunnen tegenkomen in ziekenhuis, verpleeg- en verzorgingshuis, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg.
2.1
Oriëntatie op het werkveld van verpleegkundigen In de gezondheidszorg zijn veel instellingen en beroepsbeoefenaren actief. Iedereen heeft daarin zijn eigen deskundigheid en aandachtsgebied. De gemeenschappelijke doelstelling van de gezondheidszorg is daarbij: − het bevorderen en in stand houden van gezondheid; − het voorkomen van ziekte en handicap; − het bijdragen aan genezing en herstel van ziekte; − het verlichten van lijden en ongemak.
48
verpleegkunde voor mbo
Voordat we ingaan op het brede terrein van de gezondheidszorg, komen we terug op de beschrijving van gezondheid uit hoofdstuk 1. Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekten of andere lichamelijke gebreken. Uit deze beschrijving blijkt duidelijk dat gezondheid – en dus ook de gezondheidszorg – meer omvat dan de medische toestand van een zorgvrager. De beschrijving geeft aan dat er in de gezondheidszorg ten minste aandacht moet zijn voor: − het lichamelijke welzijn; − het geestelijke welzijn; − het sociale welzijn. De gezondheidszorg houdt zich dus bezig met een verscheidenheid aan zaken. Verpleegkundigen hebben hierin een veelzijdige taak en werken daarin samen met andere hulpverleners. Een van de taken van de verpleegkundige hierbij is om de zorg te coördineren. Om dit goed te kunnen doen, moet ze de sociale kaart in haar werkgebied kennen. Daarover gaat de volgende paragraaf. 2.1.1
Wegwijs in de sociale kaart
Een overzicht van de instellingen en beroepsbeoefenaren in een bepaalde regio wordt ook wel een sociale kaart genoemd. Om al de instellingen en beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg overzichtelijk weer te geven, maakt men meestal gebruik van twee indelingen. Bij de ene indeling wordt de zorg omschreven in ‘lijnen’: van nulde lijn tot derde lijn. De andere indeling gebruikt de termen ‘intramurale’ en ‘extramurale’ zorg en de vormen van zorg die daar tussenin zitten. Deze indelingen zeggen iets over hoe de zorg bereikbaar is voor de zorgvrager is en waar de zorg verleend wordt. lij ne n in d e zor g
In de Nederlandse gezondheidszorg spreekt men van nuldelijns-, eerstelijns-, tweedelijns- en derdelijnszorg. Deze indeling gaat uit van de gezondheidszorg zoals die voor de zorgvrager bereikbaar is.
2
waar werken verpleegkundigen?
49
Nuldelijnszorg
In de nuldelijns zorg, ook wel basisgezondheidszorg genoemd, bieden hulpverleners zorg aan voordat er sprake is van een gezondheidsprobleem. Het initiatief tot het aanbieden van de zorg ligt bij de hulpverleners en deze richten zich op specifieke groepen. Het doel van de zorg is bescherming en bevordering van de gezondheid (positieve zorg) en het voorkomen van ziekte (preventieve zorg). Voorbeeld van basisgezondheidszorg is de GGD (gemeentelijke of geneeskundige gezondheidsdienst) met onder meer de taken: bestrijding van infectieziekten zoals geslachtsziekten en aids, reizigersadvisering en -vaccinatie en jeugdgezondheidszorg. Eerstelijnszorg
Onder de eerstelijnszorg valt die gezondheidszorg waarmee zorgvragers over het algemeen het eerst in aanraking komen: huisarts, tandarts, verloskundige, paramedici, verpleegkundige en verzorgende in de thuiszorg (figuur 2.1). Zij bieden zorg aan mensen dichtbij hun woonplek. De zorg vindt plaats zonder opname en iemand heeft geen verwijzing nodig om naar de huisarts, tandarts, verloskundige of fysiotherapeut te gaan. Om thuiszorg van een verpleegkundige of verzorgende te krijgen, heb je wel een indicatie nodig. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) beoordeelt na onderzoek van de situatie welke zorg en hoeveel zorg nodig is. Om de afstemming binnen de eerste lijn te bevorderen, werken de hulpverleners vaak samen in een gezondheidscentrum. Tweedelijnszorg
Wanneer iemand meer gespecialiseerde zorg nodig heeft dan de eerste lijn kan bieden, vindt een verwijzing plaats naar de tweedelijnszorg. De tweedelijnszorg geeft specialistische zorg in centra waar eventueel ook een opname kan plaatsvinden. Tweedelijnsinstellingen zijn onder meer algemene en psychiatrische ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra en privé-klinieken. Naast algemene ziekenhuizen zijn er categorale ziekenhuizen. Deze bieden zorg voor een bepaalde groep mensen, zoals mensen met reuma, kanker, verslaving, eetstoornissen of epilepsie.
50
verpleegkunde voor mbo
Figuur 2.1 Verpleegkundige in de thuiszorg. Derdelijnszorg
Een beperkt aantal centra, zoals academische ziekenhuizen, biedt topklinische zorg. In deze centra vindt ook vaak wetenschappelijk onderzoek plaats. Daarnaast rekent men tot de derdelijnszorg de permanente zorg in instellingen, zoals verpleeghuizen, een psychogeriatrische verpleeghuis voor demente mensen of een somatisch
2
waar werken verpleegkundigen?
51
verpleeghuis voor mensen met een lichamelijke beperking. Naast de zorg staat de woonfunctie in deze instellingen centraal. i nd e ling in d e ple k wa a r d e zor g pla a t s vi ndt Extramurale zorg
Bij extramurale zorg krijgt de zorgvrager de zorg die hij nodig heeft terwijl hij in de eigen woonomgeving kan blijven. Het streven van de overheid is om de zorg zo veel mogelijk extramuraal te verlenen. Voorbeelden zijn een terminale zorgvrager die thuis wil sterven en de laatste periode van zijn leven verpleging krijgt via de thuiszorg. Of iemand die al een tijd depressieve klachten heeft en hiervoor bij Riagg (regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg), gesprekken heeft met een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Intramurale zorg
Bij intramurale zorg vindt de zorg plaats in een instelling waar de zorgvrager is opgenomen. De opname kan voor korte of voor lange tijd zijn. Een voorbeeld van korte tijd is een opname in een ziekenhuis van iemand die geopereerd moet worden. Een voorbeeld van lange tijd is iemand die in verband met een handicap of chronische ziekte opgenomen wordt in een verpleeghuis. In tabel 2.1 zijn de indelingen in lijnen en in intra- en extramurale zorg op een schematische manier weergegeven. Hierbij is een grove indeling gemaakt in algemene gezondheidszorg (AGZ) en geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Semimurale zorg
Naast intra- en extramurale zorg bestaat er ook semimurale zorg. Bij semimurale zorg krijgt iemand een behandeling, hulp of verzorging voor een deel van de dag in een instelling, terwijl hij voor de rest van de dag thuis of ergens anders verblijft. Een voorbeeld hiervan is iemand die voor revalidatie overdag naar een revalidatiecentrum gaat, maar verder thuis woont. Of een kleuter die gedragsstoornissen heeft en voor dagbehandeling naar een medisch kleuterdagverblijf gaat.
52
Tabel 2.1
verpleegkunde voor mbo Gezondheidszorgvoorzieningen ingedeeld naar lijnen en locatie. Algemene Gezondheidszorg (AGZ)
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)
derde lijn intramuraal
Verpleeghuis (permanent intramuraal) Gespecialiseerd diagnostisch centrum (tijdelijk intramuraal)
Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis (APZ) Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) Instelling voor verslavingszorg
tweede lijn intramuraal
Specialistische zorg (ziekenhuis tijdelijk intramuraal)
Deeltijdbehandeling APZ PAAZ
tweede lijn extramuraal
Specialistische zorg (ziekenhuis poliklinisch)
Ambulante behandeling GGZ-instelling PAAZ
eerste lijn extramuraal
Huisarts Thuiszorg
Huisarts Eerstelijnspsycholoog Algemeen maatschappelijk werk
nulde lijn extramuraal
Basisgezondheidsdienst (GGD) Consultatiebureau
Transmurale zorg
Transmurale zorg is een vorm van zorg die gericht is op de behoeften van de zorgvrager. De kern is dat er samenwerking en afstemming bestaat tussen organisaties en beroepsbeoefenaren uit meerdere organisaties. Dat kunnen zowel intra- als extramurale organisaties of beroepsbeoefenaren zijn. Een voorbeeld hiervan is de thuiszorg die voor een kankerpatiënt zorgt, terwijl voor de epidurale pijnbestrijding een gespecialiseerde verpleegkundige uit het ziekenhuis komt. Of een reumaverpleegkundige die zowel in het ziekenhuis op de polikliniek als in de thuiszorg werkt. k e te nzor g
Ketenzorg is een manier om tegemoet te komen aan het beleid van vraaggerichte zorg (zie par. 1.1.3). De kern ervan is dat de zorg voor een bepaalde groep zorgvragers beter wordt afgestemd door een structurele samenwerking tussen instellingen en beroepsbeoefenaren. Ketenzorg bestaat uit een groot aantal onderdelen. Deze onderdelen kunnen zowel intra- als extramuraal gegeven worden. Verschillende hulpverleners zijn verantwoordelijke voor deze zorg, die als schakels in een keten met elkaar zijn verbonden. Er zijn regio’s met zorgketens voor bijvoorbeeld mensen met diabetes, dementie of mensen die een beroerte hebben gehad.
2
waar werken verpleegkundigen?
53
Een speciale vorm van ketenzorg is transitiezorg. Transities zijn overgangen van de ene levensfase, lichamelijke of geestelijke toestand of van de ene sociale rol naar de andere. Bij transitiezorg gaat het om meer dan een goede overdracht van de zorgvrager en zijn dossier. Niet de ziekte, maar het transitieproces van de persoon staat centraal. Het einde van het transitieproces wordt gekenmerkt door het ontstaan van een nieuw evenwicht: de integratie van het verlies of de verandering in het dagelijkse bestaan. 2.1.2
Vormen van zorg
Zorgen begint met de zorg voor jezelf, met je leven zo te organiseren dat je zo veel mogelijk op je eigen benen kunt staan. Als dat niet (meer) lukt, kun je een beroep doen op je partner, familie, buren, vrienden of op een vrijwilligersorganisatie. Wanneer deze hulp niet toereikend is, kun je terecht bij een professionele hulpverlener. Deze vormen van zorg staan bekend als zelfzorg, mantelzorg, vrijwillige zorg en professionele zorg. Verpleegkundigen krijgen met al deze vormen van zorg te maken. ze lfzor g
In het dagelijkse leven zorgen mensen om te beginnen voor zichzelf – ook als het om de eigen gezondheid gaat. Het kenmerk van zelfzorg is dat het de kortste afstand heeft tussen zorgverlener en zorgontvanger; beide zijn verenigd in dezelfde persoon. Soms is het nodig iemand te stimuleren tot zelfzorg, maar dat hoeft niet altijd te betekenen dat iemand zo veel mogelijk zelf moet doen. Wanneer een chronisch zieke bijvoorbeeld nog urenlang uitgeput is nadat hij zichzelf heeft gewassen, kan een ander de wasbeurt misschien beter overnemen. Daardoor heeft de zorgvrager energie over om iets anders te doen. Zelfzorg betekent dus ook de vrijheid om te kiezen, om iets wel of niet te doen. Iemand beslist zelf hoe hij zijn leven in wil vullen en behoudt daarmee zijn keuzevrijheid. ma nte lzor g
Mantelzorg betreft de hulp die mensen aan elkaar geven vanuit een persoonlijke relatie. Het gaat hierbij vaak om hulp aan een partner,
54
verpleegkunde voor mbo
ouder of ander gezinslid, familielid, buren, vrienden of kennissen. De hulp gaat de normale of gebruikelijke zorg te boven. De zorg voor gezonde kinderen in het gezin valt bijvoorbeeld niet onder mantelzorg. Wanneer die kinderen lichamelijke of psychische aandoeningen hebben die veel extra zorg vragen, dan spreken we wel over mantelzorg. De meest voorkomende vorm van mantelzorg is die van uitwonende kinderen voor hun ouders (44%), op afstand gevolgd door partners (14%) en vrienden/kennissen (12%). Mantelzorg wordt in veel vormen gegeven: huishoudelijke hulp, psychosociale begeleiding, persoonlijke verzorging, begeleiding bij afspraken met artsen of therapeuten enzovoort. In Nederland geven ruim drieënhalf miljoen mensen mantelzorg. Ruim tien procent doet dit meer dan drie maanden achterelkaar, meer dan acht uur per week. Driekwart van de langdurige zorg wordt door mantelzorgers verleend. Uit deze cijfers blijkt wel dat mantelzorg een heel belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg is geworden! Lang is er gedacht dat de mantelzorg zou afnemen, onder meer door de individualisering en het feit dat steeds meer vrouwen een baan buitenshuis hebben. Toch blijven er evenveel mantelzorgers – er is alleen een verschuiving te zien in wie de mantelzorg geven. Er zijn steeds meer 65-plussers die voor hun partner of een bekende zorgen. Ook is er meer aandacht voor de jonge mantelzorgers, kinderen tussen de acht en achttien jaar. Wanneer er naast mantelzorg ook professionele zorg bij de zorgvrager betrokken is, ontstaat er een driehoeksrelatie: zorgvrager, mantelzorger en professionele zorgverlener. Zij moeten de zorg op elkaar afstemmen. Dat dit niet altijd gebeurt, blijkt uit het volgende verhaal van een vrouw die samen met haar man een eigen bedrijf heeft en jarenlang haar zus heeft verzorgd die nu, na een lange ziekteperiode, is overleden.
Ik vind de afstemming tussen professionals en mantelzorgers lastig. Wie wat doet, is op papier misschien goed te regelen, maar in de praktijk niet. Het afbakenen van de taken is moeilijk. Wanneer wordt huishoudelijk werk verzorging? En verzorging verpleging? Wie mag wat doen? Het lijkt er soms op dat mantelzorgers alles mogen doen, maar professionals strikt afgebakende taken hebben. Dat werkt niet goed in de
2
waar werken verpleegkundigen?
55
praktijk! Het schort ook nogal eens aan de communicatie. Wat als de thuiszorg niet op tijd komt? Mijn afspraken zijn net zo belangrijk! De thuiszorg rekent te veel op mantelzorgers en dat vergroot de druk op ons.’ (Bron: A. Geluk, 2006.)
Soms hebben mantelzorgers zelf ondersteuning nodig omdat ze de zorg niet meer kunnen volhouden. De grootste kans op overbelasting lopen huisgenoten die veel en langdurig mantelzorg bieden, zoals aan hun demente partner of mannen die alleen voor hun chronisch zieke partner zorgen. Ook mantelzorgers die hun partner in de terminale fase verzorgen en daarna alleen achterblijven, hebben een grotere kans op overbelasting. Als de mantelzorger de zorg niet meer kan volhouden, is het belangrijk om hulp te bieden. Een van de vormen daarvoor is respijtzorg. Bij respijtzorg wordt de zorg tijdelijk overgenomen. Dat kan thuis gebeuren, door een vrijwilliger die inspringt, of in een instelling. De zorgvrager gaat dan tijdelijk naar een instelling, bijvoorbeeld overdag of juist ’s nachts, in het weekend of voor een logeerperiode. vr ij willi ge zor g
Naast mantelzorgers bieden ook vrijwilligers hulp aan mensen met een ziekte of beperking. Veel vrijwilligers doen hun vrijwilligerswerk via een organisatie of maken deel uit van een vrijwilligersteam van een zorginstelling. Vrijwilligers krijgen niet betaald, maar ontvangen soms een onkostenvergoeding. In tabel 2.2 is te zien waarin vrijwillige zorg en mantelzorg van elkaar verschillen. pr ofe s s i one le zor g
In de gezondheidszorg noemt men personen die professioneel hulp verlenen professionals. Er zijn drie belangrijke verschillen tussen professionele zorg en mantelzorg: − Het eerste verschil heeft te maken met de vraag wie de zorg geeft. Mantelzorg wordt gegeven door familieleden of vrienden. De familieband of vriendschap is hier de basis van waaruit de zorg wordt gegeven. Professionele zorg wordt gegeven door personen
56
verpleegkunde voor mbo
die een opleiding hebben gevolgd en beroepshalve zorg verlenen. − Het tweede verschil heeft te maken met de vraag waarom zorg wordt gegeven. Bij mantelzorg komt het motief om te zorgen voort uit de relatie die iemand heeft met de zorgvrager. Drijfveren voor veel mantelzorgers om klaar te staan voor de ander zijn betrokkenheid, liefde en verantwoordelijkheidsgevoel. Professionals verlenen de zorg vanuit hun deskundigheid waarvoor ze betaald worden. Professionele hulp heeft dus ook een financieel motief. − Het derde verschil heeft te maken met de wijze waarop zorg wordt gegeven. Mantelzorgers bieden ‘spontaan’ zorg, ze hebben zichzelf het zorgen aangeleerd en zorgen naar eigen goeddunken. Professionele zorg kenmerkt zich altijd door een professionele standaard en wordt op een methodische wijze gegeven. Tabel 2.2
Verschillen in vrijwillige zorg en mantelzorg.
Vrijwillige zorg
Mantelzorg
Vrijwilligers geven zorg vanuit een organisatie. Ze doen dit vrijwillig, zonder betaling, ten behoeve van anderen.
Bij mantelzorg is geen organisatie betrokken; de zorg vloeit rechtstreeks voort uit de relatie die men met elkaar heeft.
Vrijwillige zorg geeft men aan iemand buiten de familierelatie of kennissenkring.
Mantelzorg geeft men aan iemand uit de familiekring, vriendenkring of buren.
Voor vrijwilligerswerk kiest iemand bewust.
Mantelzorg overkomt je, je rolt erin.
Vrijwilligers kunnen zelf bepalen hoeveel tijd ze er in steken. Een vrijwilliger kan stoppen als de zorg te veel of te zwaar wordt.
Mantelzorg vraagt zoveel tijd als nodig is en gaat door zolang het nodig is, soms zeven dagen per week.
Vrijwilligers kunnen zelf de aard van de werkzaamheden bepalen.
Een mantelzorger moet alle voorkomende werkzaamheden doen, ook wat hem niet ligt.
Vrijwilligers krijgen vaak een training ter voorbereiding op de werkzaamheden.
Mantelzorgers moeten leren door ervaring.
De Raad voor de Volksgezondheid (2000) omschrijft een professional als: een beoefenaar van een beroep in de individuele gezondheidszorg. In de Wet BIG staan twee groepen beroepen specifiek beschreven onder artikel 3- en artikel 34-beroepen. − Voor de artikel 3-beroepen zijn de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied vastgelegd. De beroepstitel is wettelijk beschermd. Wie deze titel wil voeren, moet zich inschrijven in het BIG-register. Deze beroepen vallen onder het tuchtrecht.
2
waar werken verpleegkundigen?
57
− Ook voor de artikel 34-beroepen zijn de opleidingseisen en het deskundigheidsgebied vastgelegd. Er is echter geen wettelijk register. Wie voldoet aan de wettelijk vastgestelde eisen, mag de beschermde opleidingstitel voeren. In tabel 2.3 staat een overzicht van de artikel 3-, artikel 34-beroepen en overige beroepen. Tabel 2.3
Hulpverleners in de gezondheidszorg in relatie tot de Wet BIG.
Artikel 3-beroepen
Artikel 34-beroepen
Overige beroepen
arts apotheker fysiotherapeut gezondheidszorgpsycholoog psychotherapeut tandarts verloskundige verpleegkundige
apothekersassistent diëtist ergotherapeut huidtherapeut logopedist mondhygiëniste oefentherapeut Cesar oefentherapeut Mensendieck optometrist orthoptist podotherapeut radiodiagnostisch laborant radiotherapeutisch laborant tandprotheticus verzorgende in de individuele gezondheidszorg (VIG)
anesthesiemedewerker doktersassistent geestelijk verzorger maatschappelijk werker operatieassistent
De beroepen in de gezondheidszorg kun je globaal indelen in een aantal disciplines: − de verpleegkundige en verzorgende discipline; hiertoe behoren verpleegkundigen, verzorgenden (individuele gezondheidszorg), helpenden en zorghulpen; − de medische discipline: artsen met specialismen als huisarts, chirurg, internist, neuroloog, psychiater; − de paramedische discipline: zoals fysiotherapeut, diëtist, logopedist, ergotherapeut; − de psychosociale discipline: psychotherapeut, maatschappelijk werker, orthopedagoog, enzovoort.
58
verpleegkunde voor mbo
2.2
Het werkterrein van verpleegkundigen Het werkterrein van verpleegkundigen is te verdelen in vier gebieden, ook wel branches genoemd: − de ziekenhuizen (ZH); − de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (VVT); − de geestelijke gezondheidszorg (GGZ); − de gehandicaptenzorg (GHZ). Naar schatting zijn in Nederland 144.000 verpleegkundigen in het beroep actief. Hiervan is zeventig procent opgeleid op mbo-niveau en dertig procent op hbo-niveau. Van de mbo-verpleegkundigen werkt bijna de helft in een ziekenhuis, de anderen werken in de andere branches. Tabel 2.4 geeft een overzicht van de verdeling over de branches waar mbo-verpleegkundigen werken. Tabel 2.4
Schatting aantal mbo-verpleegkundigen naar branche in 2008 (bron: Prismant, 2008).
ziekenhuizen
45%
verpleeg- en verzorgingshuizen
18%
thuiszorg
7%
geestelijke gezondheidszorg
14%
gehandicaptenzorg
13%
overige
3%
Van elke branche volgt nu een korte beschrijving van de werkomgeving en de zorgvragers. Bij de beschrijving zullen we de zorgvrager aanduiden met de term die in die branche gebruikelijk is. Dus patiënt in het ziekenhuis, bewoner in de verpleeg- en verzorgingshuizen en de gehandicaptenzorg en cliënt in de thuiszorg en geestelijke gezondheidszorg. 2.2.1
Ziekenhuizen d e we r k omge v i ng
Ziekenhuizen bieden medische en verpleegkundige zorg. Patiënten komen naar het ziekenhuis voor een chirurgische ingreep, onderzoek of behandeling of voor een bevalling. Dit gebeurt in verschil-
2
waar werken verpleegkundigen?
59
lende vormen: poliklinische behandeling, dagbehandeling en opname in het ziekenhuis. In de afgelopen jaren is er een verschuiving te zien geweest in de plaats waar de behandeling gegeven wordt: in 1990 bestond 21% van alle behandelingen in een ziekenhuis uit een dagbehandeling; in 2006 was dat 46%. De opnameduur van patiënten in het ziekenhuis is in de loop van de jaren ook steeds korter geworden: in 1972 verbleef een patiënt na een opname gemiddeld zeventien dagen in het ziekenhuis, in 2006 was dat nog maar zeven dagen. Patiënten gaan dus steeds sneller weer naar huis en dat maakt dat de zorg in de periode dat ze in het ziekenhuis verblijven, intensief is. Verpleegkundigen in ziekenhuizen geven aan dat het werk steeds specialistischer wordt en dat ze steeds bedrijfsmatiger moeten werken. Het voelt alsof ze steeds ‘meer productie moeten draaien’. Kenmerkend voor het werken in een ziekenhuis is de directe samenwerking van verpleegkundigen met artsen (figuur 2.2). Verpleegkundigen leveren een belangrijke bijdrage aan de diagnostische en therapeutische werkzaamheden van artsen. Zo kunnen zij patiënten voorlichten en voorbereiden op onderzoeken en operaties en de patiënten observeren, verplegen en begeleiden na een onderzoek of operatie. Meestal werken mbo-verpleegkundigen in een ziekenhuis in een team van verpleegkundigen. Twee derde van hen werkt in de directe verpleging op een verpleegafdeling. Een derde werkt buiten de directe verpleging, zoals op de polikliniek of assisterend bij behandelingen bij dagopnames. d e zor gvra ge rs
Patiënten komen op verschillende manieren in aanraking met het ziekenhuis: met spoed na een ongeluk, na een lange voorgeschiedenis voor een specifieke behandeling of onderzoek of voor een bevalling. Voor een deel van de patiënten geldt dat ze in spanning of onzekerheid verkeren. Wat zal de uitslag van het onderzoek zijn of hoe zal de operatie verlopen? Voor de patiënten is het ziekenhuis een tijdelijke verblijfplaats. Zodra de chirurgische ingreep, het onderzoek, de behandeling of de bevalling achter de rug is en de patiënt voldoende is hersteld, zal hij het ziekenhuis weer verlaten. Dit betekent dat verpleegkundigen bijna dagelijks te maken krijgen met opname van nieuwe patiënten en met ontslag van andere patiënten. Om te zorgen dat de patiënten
60
verpleegkunde voor mbo
Figuur 2.2 Samenwerking van verpleegkundigen en artsen in het ziekenhuis.
ook na ontslag de zorg krijgen die nog nodig is, moeten verpleegkundigen met mantelzorgers of thuiszorg overleggen over het vervolg van de zorg. Naast complexe en onzekere situaties van patiënten krijgen verpleegkundigen ook te maken met patiënten die weten dat ze niet meer zullen genezen. Gezien de ernst van de ziekte zullen zij binnen korte tijd in het ziekenhuis sterven. Bij deze patiënten en hun familieleden en naasten hebben verpleegkundigen een belangrijke begeleidende taak. 2.2.2
Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg d e we r k omge v i ng
In deze branche zijn mbo-verpleegkundigen werkzaam in een verpleeghuis, revalidatievoorziening, verzorgingshuis, thuissituatie, kleinschalige woonvorm of een woonzorgcombinatie. De zorgvragers, die van alle leeftijden kunnen zijn, kunnen kortdurend of langdurig zorg nodig hebben. Over het algemeen gaat het echter om langdurende zorg aan oudere mensen. Kenmerkend is dat de zorgvraag voortkomt uit zowel lichamelijk als psychosociale problemen bij de zorgvrager. Genezing is vaak
2
waar werken verpleegkundigen?
61
niet mogelijk, vandaar dat in de zorg de kwaliteit van leven van de zorgvrager centraal staat. Belangrijk is dat verpleegkundigen de zorg nadrukkelijk afstemmen met de zorgvrager, de mantelzorger en de naasten. In de verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg zijn ook verzorgenden en helpenden werkzaam die zich vooral richten op de basiszorg. Mbo-verpleegkundigen worden ingezet wanneer er sprake is van een meer complexere zorgvraag. Vaak zijn bij deze zorg ook andere disciplines betrokken. Mbo-verpleegkundigen verlenen in de verpleeg- en verzorgingshuizen en in de thuiszorg ook regelmatig palliatief-terminale zorg. d e zor gv ra ge r s
In verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg verleent de mboverpleegkundige aan de volgende mensen ondersteuning en zorg: − oudere zorgvragers met beperkte zelfzorg; − psychogeriatrische zorgvragers en zorgvragers met psychische problemen; − chronisch zieken; − revaliderende zorgvragers en zorgvragers die kortdurende zorg ontvangen na een ziekenhuisopname. Oudere zorgvragers met beperkte zelfzorg
De meeste oudere mensen wonen gewoon thuis, ondanks de zorg die ze nodig hebben. De volgende cijfers geven dat weer. In 2006 woonde van de 65-plussers vijf procent in een verzorgingshuis of verpleeghuis; van de 80-plussers woonde zestien procent in een verzorgings- of verpleeghuis. Belangrijke redenen voor opname in een verpleeghuis of verzorgingshuis zijn de toename van gezondheidsklachten en overbelasting van de mantelzorgers. De vijf meest voorkomende gezondheidsproblemen bij ouderen zijn vergeetachtigheid, dementie, doof- en slechtziendheid, incontinentie en mobiliteitsproblemen. Een ander probleem, dat een gevolg is van het mobiliteitsprobleem, is het vallen. Ongeveer dertig procent van de ouderen valt één keer per jaar en vijftien procent valt twee keer per jaar of vaker. Hierdoor belanden ze vaak in het ziekenhuis.
62
verpleegkunde voor mbo
Mantelzorgers spelen een belangrijke rol in de zorg voor ouderen. En ook zij hebben aandacht nodig, omdat er een groot beroep op hen wordt gedaan. Psychogeriatrische zorgvragers en zorgvragers met psychiatrische problemen
Psychogeriatrische zorgvragers zijn ouderen die lijden aan dementie of andere geheugenstoornissen als gevolg van het ouder worden. Kenmerkend voor deze zorgvragers is dat ze steeds minder in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Het vooruitzicht is dat ze de regie over het eigen leven op termijn helemaal zullen verliezen. Voor de partner en familie heeft dit ook enorme gevolgen. Psychogeriatrische zorgvragers kunnen ook lichamelijke stoornissen hebben, die tot uitdrukking komen in psychische problemen of gedragsproblemen. Het is daarom belangrijk om verschijnselen van sluimerende dementie tijdig te herkenen. Zorgvragers met psychiatrische problemen maken steeds meer gebruik van de reguliere thuiszorg. Ook in de verpleeg- en verzorgingshuizen komen zorgvragers met psychiatrische problemen voor. Bij ouderen kunnen al langer bestaande gedragsproblemen een steeds groter probleem gaan worden en er is een verhoogd risico op het ontstaan van nieuwe stoornissen, zoals depressie. Chronisch zieken
Chronisch zieken zijn mensen met één of meer lichamelijke stoornissen en beperkingen, waarmee zij hoogstwaarschijnlijk de rest van hun leven te maken hebben. Veelvoorkomende chronische ziekten zijn longaandoeningen (COPD: longemfyseem, chronische bronchitis en astma), reuma en diabetes. De klachten zijn voor een deel te behandelen of te verlichten, maar de ziekte zelf is niet te genezen. Chronisch zieken moeten steeds weer een evenwicht zien te vinden tussen de gevolgen van de ziekte en de behandeling en hun leven en levensstijl. Een belangrijk kenmerk van chronisch zieken is dat zij meestal goed in staat zijn om aan te geven welke wensen en behoeften zij hebben. Daarnaast hebben zij wat de zorg betreft veel ervaringsdeskundigheid.
2
waar werken verpleegkundigen?
63
Revaliderende zorgvragers en zorgvragers die kortdurende zorg ontvangen na een ziekenhuisopname
Revaliderende zorgvragers hebben vaak complexe zorgvragen door hun behoefte aan ondersteuning op een groot aantal gebieden. Bij opname zijn over het algemeen meerdere disciplines bij de revalidatie betrokken. Met name na een ongeval of als iemand een beroerte heeft gehad, heeft de zorgvrager met een heel nieuwe situatie te maken. De behoefte aan ondersteuning bij de verwerking en acceptatie van de nieuwe situatie kan groot zijn. Dit geldt niet alleen voor de zorgvrager, maar ook voor zijn naasten. 2.2.3
Geestelijke gezondheidszorg d e we r k omg e vi ng
Mbo-verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) zijn werkzaam in intra-, trans- en extramurale zorgvoorzieningen, zoals algemeen psychiatrisch ziekenhuizen (APZ), kinder- en jeugdpsychiatrische klinieken, regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW), instellingen voor verslavingszorg, geïntegreerde GGZ-instellingen voor ambulante zorg en regionale instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (Riagg). In de geestelijke gezondheidszorg heeft de laatste jaren een verschuiving plaatsgevonden van langdurige zorg naar kortdurende zorg en van klinische zorg naar ambulante zorg en transmurale zorg. Ondanks dat neemt de klinische opname van cliënten met complexe psychiatrische problemen toe. De GGZ is wat doelgroepen, disciplines en behandelmethoden betreft zeer gevarieerd. De mbo-verpleegkundigen die werkzaam zijn in de GGZ, zijn niet alleen in de verpleging actief, maar ook in de behandeling. d e zor gv ra ge r s
De GGZ biedt zorg aan cliënten uit alle leeftijdscategorieën die kort- of langdurend zorg nodig hebben. In bijna alle sectoren van de GGZ neemt het aantal cliënten met een niet-Nederlandse afkomst toe, vooral in de grote steden. De GGZ richt zich op cliënten die behoefte hebben aan de volgende vormen van zorg:
64
verpleegkunde voor mbo
− Geneeskundige zorg, gericht op het behandelen van een psychische stoornis. − Langdurige zorg, gericht op zorgvragers met een (chronische) psychische stoornis om zo goed mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving (wonen, welzijn, arbeid en relaties). − Preventieve zorg, gericht op het voorkomen van psychische stoornissen. − Bemoeizorg, gericht op mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die niet zelf om zorg vragen. Een belangrijk kenmerk van de cliënten is de onvoorspelbaarheid van het gedrag. Een cliënt kan de ene dag normaal en acceptabel gedrag vertonen en goed aanspraakbaar zijn. De volgende dag kan dat totaal anders zijn: hij vertoont afwijkend gedrag en is nauwelijks aanspreekbaar. Een ander belangrijk kenmerk is dat iemand ooit ‘normaal’ was en meestal de hoop koestert dat hij weer wordt ‘als vroeger’. De weg naar herstel of goed maatschappelijk kunnen functioneren, is echter vaak een lange, met veel ups en downs. Soms geneest een cliënt niet van zijn ziekte. Deze cliënten wonen dan permanent in een instelling of kleinschalige woonvorm waar de nodige zorg en ondersteuning aanwezig is. De nadruk in deze sector van de GGZ ligt op het bevorderen en in stand houden van gezondheid, welzijn en wonen. 2.2.4
Gehandicaptenzorg d e we r k omge v i ng
Mbo-verpleegkundigen in de gehandicaptenzorg zijn werkzaam in zelfstandige woonvormen (leefeenheden), bij ouders of verzorgers van zorgvragers thuis, kleinschalige woonvormen, instellingen voor gehandicaptenzorg, ambulante dienstverlening, dagbestedingprojecten of een combinatie daarvan. De zorg richt zich op mensen met een verstandelijke, lichamelijke, meervoudige en/of zintuiglijke beperking en omvat de volgende vormen van zorg: − Ondersteuning van de woonfunctie aan mensen die niet zelfstandig wonen, maar aan wie een woonomgeving wordt aangeboden. Deze ondersteuning kan 24 uur per dag nodig zijn of alleen in de
2
waar werken verpleegkundigen?
65
avond en nacht omdat de zorgvrager overdag activiteiten heeft buiten de woonvoorziening. − Ondersteuning van de dagbesteding bij het ontwikkelen van vaardigheden en het aanbieden van dagactiviteiten (figuur 2.3). − Ambulante dienstverlening aan mensen die zelfstandig of bij ouders of andere verzorgers wonen. Het verplegen van mensen met een handicap is zeer divers; handicaps, behoeften en zorgvragen zijn immers zeer verschillend. Wat bij de zorg voor alle gehandicapten echter centraal staat, is de kwaliteit van bestaan en de verschillende levensdomeinen: woon-/leefomstandigheden, participatie/sociale zelfredzaamheid, mentaal welbevinden/autonomie en lichamelijk welbevinden/gezondheid. In paragraaf 3.3.1 gaan we uitgebreider in op deze levensdomeinen.
Figuur 2.3 Aanbieden van dagactiviteiten.
d e zor gvra ge rs
Het gaat om zorgvragers met een handicap of zorgvragers met een beperking. Deze woorden gebruikt men in de gehandicaptenzorg vaak door elkaar. De volgende groepen zorgvragers zijn te onderscheiden in de gehandicaptenzorg: − mensen met een verstandelijke beperking;
66
verpleegkunde voor mbo
− mensen met een lichamelijke beperking; − mensen met een zintuiglijke beperking; − mensen met een meervoudige beperking. Mensen met een verstandelijke beperking
Er worden verschillende begrippen gebruikt om de mate van verstandelijke handicap aan te geven. Vaak maakt men een onderscheid in licht, matig, ernstig en zeer ernstig (of diep) verstandelijk gehandicapten. − Ongeveer de helft van de mensen met een verstandelijke handicap heeft een licht verstandelijke beperking. Dat wil zeggen dat hun vermogens vergelijkbaar zijn met die van een kind in het basisonderwijs. Ze hebben echter wel ruimere levenservaring, zijn lichamelijk verder ontwikkeld en hebben specifieke vaardigheden en levenswensen die vergelijkbaar zijn met die van andere volwassenen. Vaak kunnen ze alleen of met anderen samenwonen en hebben ze weinig begeleiding nodig. − Ongeveer een kwart van de mensen met een verstandelijke handicap heeft een matige verstandelijke beperking. Dat wil zeggen dat hun verstandelijke ontwikkeling vergelijkbaar is met die van kinderen tussen drie en vijf jaar oud. Deze mensen kunnen vaak wel aangeven wat ze willen, zichzelf aan- en uitkleden, eten en drinken. Meestal hebben ze op alle levensgebieden ondersteuning nodig. − Ongeveer een kwart van de mensen met een verstandelijke handicap heeft een ernstig verstandelijke beperking. Zij hebben een verstandelijke ontwikkeling vergelijkbaar met een kind jonger dan drie jaar. Deze mensen hebben op alle levensgebieden intensieve ondersteuning nodig. Mensen met een verstandelijke handicap hebben over het algemeen een verhoogde kans op motorische beperkingen, epilepsie, visuele en gehoorstoornissen, psychiatrische en gedragsproblemen en autismegerelateerde aandoeningen. Van de mensen met een verstandelijke beperking woont ongeveer een kwart in instituten en driekwart extramuraal. In instituten wonen vooral volwassenen met een ernstige handicap en mensen die behalve een verstandelijke handicap ook andere problemen hebben. Veel mensen met een licht verstandelijke beperking wonen op
2
waar werken verpleegkundigen?
67
zichzelf, al of niet met begeleiding. De anderen wonen, als zij niet meer bij familie thuis wonen, in gezinsvervangende tehuizen of in ‘sociowoningen’. Mensen met een lichamelijke beperking
Lichamelijk gehandicapten vormen een relatief kleine groep in de totale gehandicaptenzorg. Zij verblijven in grote en kleine woonvormen, in gezinsvervangende tehuizen en/of maken gebruik van activiteitencentra. Het overgrote deel van de lichamelijk gehandicapten (95% van de mensen jonger dan 65 jaar) verblijft in de eigen thuissituatie. Tussen mensen met een lichamelijke beperking en chronisch zieken bestaat een sterke samenhang; zo heeft 85% van de mensen met een matige of ernstige lichamelijke beperking een chronische ziekte. Mensen met een zintuiglijke beperking
Zintuiglijk gehandicapten zijn mensen met een beperking van de zintuigen: het gehoor, het zien, het evenwicht, het voelen en tasten, de smaak en de reuk. Men onderscheid vaak visueel en auditief gehandicapten. Ruim 96% van de mensen met een zintuiglijke beperking verblijft buiten een instelling. Mensen met een meervoudige beperking
Mensen met een meervoudige beperking hebben naast een verstandelijke beperking ook een ernstige zintuiglijke of motorische beperking. Zij verblijven zowel in reguliere als in specifieke voorzieningen voor meervoudig gehandicapten. De zorgvraag van meervoudig gehandicapten is zeer complex. Dit heeft onder meer te maken met de moeilijke communicatie.
Literatuur Boog, W., Jong, J.H.J. de, & Kerstens, J.A.M. (2002). Inleiding in de verpleegkunde en aspecten van de verpleegkundige beroepsuitoefening. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
68
verpleegkunde voor mbo
Buijssen, H., & Adriaansen, M. (2005). Hulpverlening aan mantelzorgers. Amsterdam: Boom. Burgt, M. van der, Mechelen-Gevers, E. van, & Lintel Hekkert, M. te (2006). Introductie in de gezondheidszorg. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Duijnstee, M., Boeije, H., & Grypdonck, M. (2001). Hoe meer zelfzorg en mantelzorg, hoe beter? TvZ, 14/15, 470-473. Geluk, A. (2006). Zorgen, een kwestie van doen! Een praktisch handboek voor mantelzorgers. Utrecht: Kosmos-Z&K. Haan, K. de, & Eliens, A. (2008). Verstandelijk gehandicaptenzorg toe aan herbezinning en actie. TvZ, 11/12, 25-28. Kauffman, K. e.a. (2009). Eisen aan de beginnend verpleegkundige: algemene ziekenhuizen aan het woord. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. Kort, H., Cordia, A., & Witte, L. de (red). (2008). Langdurende zorg en technologie. Den Haag: Lemma. Leistra, E. e.a. (1999). Beroepsprofiel van de verpleegkundige. Utrecht: Elsevier/ De Tijdstroom. Most, M. van, & Pasch, T van de (2004). Mantelzorg in Nederland. TvZ, 10, 12-16. Movisie (2007). Beroepscompetentieprofiel mbo-verpleegkundige. Utrecht: Movisie/Vilans. Prismant (2008). Regiomarge 2008. De arbeidsmarkt van verpleegkundigen, verzorgenden en sociaalagogen 2008-2012. Utrecht: Prismant. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2000). Professionals in de gezondheidszorg. Zoetermeer: RVZ. Staa, A. van (2004). Transitiezorg is meer dan een goede transfer. TvZ, 6, 18-23. Vroom, M. (2004). Verkenning van het transmurale landschap. TvZ, 6, 1213.
Websites www.cbs.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek met gegevens over aantallen www.kiesbeter.nl. Informatie over gezondheidszorg, zorgverleners en zorginstellingen www.mezzo.nl. Informatie van de landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg www.ribiz.nl. Informatie over beroepsbeoefenaren in de individuele gezondheidszorg www.transitiesinzorg.nl. Informatie over ketenzorg en transitiezorg www.youchooze.nl Informatie over beroepen in de gezondheidszorg en welzijn www.zorgbetermetvrijwilligers.nl. Informatie over actuele ontwikkelingen en inzet van vrijwilligers.