VVE-MONITOR ROTTERDAM 2007 2E METING
drs. J.M. Reijnen
Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) April 2008 In opdracht van Jeugd, Onderwijs en Samenleving
© Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteur: J.M. Reijnen Met dank aan Linda van Maurik Project: 07-2730
Adres:
Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Telefax: (010) 489 95 01 E-mail:
[email protected] Website: www.cos.rotterdam.nl
2
INHOUD
Samenvatting en conclusies
5
1
Inleiding
7
2
Omschrijving werksoorten en geografische spreiding
9
2.1 2.2 2.3
De peuterspeelzaal Het kinderdagverblijf Voor- en vroegschoolse educatie
9 10 10
3
Deelname van driejarigen aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven
13
3.1 3.2 3.3
Peuters die van meer voorzieningen gebruik maken Bereik van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven Opvang van driejarigen die buiten Rotterdam wonen
13 13 16
4
Voor- en vroegschoolse educatie
19
4.1 4.2 4.3 4.4
Deelname van driejarige VVE-doelgroepkinderen Deelname van driejarige Antillianen Uitbreiding VVE-locaties Deelname van tweejarigen
19 21 22 24
Bijlagen Bijlage 1. Verantwoording onderzoek
29
Bijlage 2. Deelnamecijfers driejarige Rotterdammers in 2007 en 2006
33
Bijlage 3. Bevolkingsaantallen twee- en driejarigen in 2007 en 2006
35
3
Samenvatting en conclusies Om de voortgang van de collegeresultaten van het Rotterdamse Voor- en Vroegschools Educatiebeleid te meten is in het najaar van 2007 voor het tweede achtereenvolgende jaar een inventariserend onderzoek uitgevoerd bij peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en gastouderbureaus naar de deelname van driejarige kinderen per 1 oktober. De informatie is schriftelijk met behulp van telformulieren verzameld. De respons van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven is in beide gevallen meer dan 90 procent. Van de gastouderbureaus is onvoldoende informatie beschikbaar gekomen. Zij zijn buiten dit onderzoeksverslag gehouden. Doelgroep van het Rotterdamse Voor- en Vroegschools Educatiebeleid (VVE-beleid) zijn driejarigen waarvan tenminste één ouder in een niet-westers land is geboren, of waarvan de ouders in een westers land zijn geboren en tenminste één ouder een laag opleidingsniveau heeft. Om de doelgroep te bepalen is aan de instellingen gevraagd de peuters te tellen naar het geboorteland en het opleidingsniveau van ouders. De cijfers van instellingen die voorschoolse educatie aanbieden zijn gebaseerd op registratiegegevens. De cijfers van de overige instellingen zijn in een aantal gevallen een schatting van de instelling; met name het opleidingsniveau van de ouders wordt vaak niet geregistreerd. De gemeente Rotterdam heeft als doelstelling dat in 2010 tenminste 80 procent van alle driejarigen in Rotterdam gebruik maakt van een voorschoolse voorziening. Per oktober 2007 bezoeken ongeveer 6.300 in Rotterdam wonende driejarigen een peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf. Wanneer de driejarigen die van meer voorzieningen gebruik maken slechts een keer worden geteld, zijn dat er zo’n 5.800. Dat wil zeggen dat minimaal 88 procent van alle in Rotterdam wonende driejarigen een voorschoolse voorziening bezoekt. Dat aandeel is vergelijkbaar met een jaar eerder. De gemeente Rotterdam vindt het van belang dat in 2010 90 procent van alle driejarige Rotterdamse doelgroepkinderen op voorschoolse voorzieningen een programma volgt dat er op is gericht om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen of aan te pakken. Van alle in Rotterdam wonende driejarigen die met ingang van oktober 2007 een peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf bezoeken, behoren er ongeveer 3.690 tot de doelgroep van het gemeentelijk beleid. Zo’n 2.650 doelgroepdriejarigen hiervan bezoeken een VVE-locatie. Dat betekent dat het voor- en vroegschools educatiebeleid 72 procent van alle doelgroepkinderen in voorschoolse voorzieningen bereikt. In 2006 was dat nog 56 procent. In totaal heeft Rotterdam op 1 oktober 2007 340 locaties met voorschoolse opvang: 200 peuterspeelzalen en 140 kinderdagverblijven. De kinderdagverblijven in het Stadscentrum hebben een stedelijke en regionale functie. Deze locaties worden vooral bezocht door kinderen uit andere delen van Rotterdam, maar ook door kinderen die buiten Rotterdam wonen. Van alle peuterspeelzalen is 79 procent een VVE-locatie, van alle kinderdagverblijven 29 procent. Een jaar eerder was dat nog 66 en 19 procent. Deze toename verklaart de voortgang van de zojuist besproken doelstelling: in een jaar tijd zijn 42 locaties omgevormd van reguliere locatie naar VVE-locatie.
5
6
1
Inleiding
De gemeente Rotterdam heeft als doelstelling dat in 2010 tenminste 80 procent van alle driejarigen in Rotterdam gebruikt maakt van een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of gastgezin. Ook wil de gemeente dat 90 procent van alle kinderen op voorschoolse voorzieningen die tot de doelgroep van het voor- en vroegschools educatiebeleid behoren een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf bezoeken waar met een voorschools educatieprogramma extra aandacht is voor de ontwikkeling van kinderen. Om de voortgang van de collegeresultaten van het Rotterdamse voor- en vroegschools educatiebeleid te meten heeft het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) op verzoek van Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) voor het tweede achtereenvolgende jaar een inventariserend onderzoek uitgevoerd bij peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en gastoudersbureaus: peildatum 1 oktober 2007. De inventarisatie heeft voor de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven tot een hoge respons geleid: 98 en 91 procent. De respons van VVE-locaties is nagenoeg 100 procent en daarmee hoger dan van reguliere locaties. De respons van de gastouderbureaus was onvoldoende om daaruit betrouwbare informatie te verstrekken. Deze werksoort is daarom buiten dit onderzoeksverslag gehouden. Opzet rapport Na deze inleiding volgen drie hoofdstukken en drie bijlagen. Hoofdstuk 2 bevat een omschrijving van de werksoorten en een beeld van de geografische spreiding van de locaties voor kinderopvang. Hoofdstuk 3 betreft het bereik van driejarigen door de voorschoolse voorzieningen. Hoofdstuk 4 gaat over de deelname van (VVE-doelgroep)kinderen aan VVElocaties.
7
8
2
Omschrijving werksoorten en geografische spreiding
In dit hoofdstuk geven we een omschrijving van de onderscheiden werksoorten gevolgd door een beeld van de geografische spreiding van de voorzieningen. Achtereenvolgens komen aan bod de peuterspeelzaal, het kinderdagverblijf en de voor- en vroegschoolse educatie.
2.1
De peuterspeelzaal
Een peuterspeelzaal1 is een buurtgerichte voorziening waar kinderen van twee en drie jaar enkele dagdelen per week de gelegenheid krijgen te spelen en leeftijdsgenoten te ontmoeten. Het doel van de peuterspeelzaal is voornamelijk pedagogisch. De meeste kinderen komen tweemaal per week, gedurende twee tot drie uur per dag. De groepen bestaan meestal uit 12 tot 15 kinderen die worden geleid door een gediplomeerde leidster. Meestal bepaalt de peuterspeelzaal hoeveel ochtenden of middagen een kind kan komen. Dit is afhankelijk van hoeveel kinderen er in de buurt gebruik van willen maken. Peuterspeelzalen zijn gesloten tijdens de schoolvakanties en nationale feestdagen. Net als een jaar terug zijn er in 2007 in Rotterdam per oktober 200 locaties met peuterspeelzalen. De meeste locaties zijn te vinden in de peuterrijke deelgemeenten Feijenoord, Delfshaven en Charlois: zie tabel 1. Tabel 1
Aantallen locaties peuterspeelzalen in Rotterdam totaal en in deelgemeenten, per oktober 2006 en 2007
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
1
2006
2007
200
200
26 33 35 12 2 12 18 19 19 4 13 1 6
25 33 35 11 2 11 19 18 20 5 14 1 6
http://www.onderwijsachterstanden.nl/vve.php/achtergrond/vveach008.html, 26 juni 2007
9
2.2
Het kinderdagverblijf
Opvang in een kinderdagverblijf2 is bedoeld voor kinderen van 6 à 8 weken tot 4 jaar. Meestal zijn dit kinderen van ouders die werken of studeren. Een kinderdagverblijf is in de regel open van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 18.00 uur. In kinderdagverblijven worden de kinderen in groepen opgevangen. De groepssamenstelling kan variëren van kinderen met nagenoeg dezelfde leeftijd (horizontale groep) tot groepen met kinderen van 0 tot 4 jaar (verticale groep). De tijd dat het kind wordt opgevangen wordt meestal aangegeven in 'dagdelen'. Een dagdeel is een ochtend of een middag van 5 uren. Veel kinderdagverblijven hanteren een minimum aantal dagdelen opvang in verband met hun pedagogische beleid. In 2007 heeft Rotterdam per oktober 140 locaties met kinderdagverblijven. Dat zijn er drie meer dan een jaar eerder. Het grootste aantal kinderdagverblijven is te vinden in het stadscentrum, waar relatief weinig peuters wonen. Het stadscentrum telt 20 locaties: zie tabel 2. Het gebied vervult daarmee voor de opvang van kinderen een stedelijke functie. Tabel 2
Aantallen locaties kinderdagverblijven in Rotterdam totaal en deelgemeenten, per oktober 2006 en 2007
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
2.3
2006
2007
137
140
12 17 14 14 3 3 11 14 12 3 11 1 22
13 18 16 14 4 3 9 15 11 4 12 1 20
Voor- en vroegschoolse educatie
Voor- en vroegschoolse educatie3 betreft een samenwerkingsverband tussen een voorziening voor kinderopvang (een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf) en de onderbouw (groepen 1 en 2) van een basisschool. Op locaties voor voor- en vroegschoolse educatie (VVElocaties) besteden peuterleidsters extra aandacht aan de taalvaardigheid en sociale vaardigheden van peuters. Hiervoor gebruiken ze een zogeheten voor- en vroegschools educatieprogramma (VVE-programma) dat speciaal gericht is op het spelenderwijs ontwikkelen 2 3
http://www.onderwijsachterstanden.nl/vve.php/achtergrond/vveach008.html, 26 juni 2007 http://www.jos.rotterdam.nl/smartsite510799.dws?Menu=511513, 17 januari 2008
10
van deze vaardigheden. Doordat de leidsters en de leerkrachten met hetzelfde programma werken, is de overstap naar de basisschool voor het kind gemakkelijker te maken. In peuterspeelzalen met voor- en vroegschoolse educatie wordt ook aandacht besteed aan de ouders van de jonge kinderen. Zij worden gestimuleerd hun kind thuis te stimuleren in hun ontwikkeling en ze kunnen deelnemen aan taalcursussen of cursussen gericht op opvoedingsondersteuning. Ook kinderdagverblijven met VVE besteden door gerichte activiteiten en cursussen aandacht aan de ouders van jonge kinderen. De doelstelling van het voor- en vroegschools educatiebeleid (VVE-beleid) van de gemeente Rotterdam is gericht op het verkleinen van de achterstand van kinderen bij intrede in groep 3 van de basisschool en het creëren van de mogelijkheid voor alle kinderen die dat nodig hebben (doelgroepkinderen) om deel te nemen aan voor- en vroegschoolse educatie. De dienst JOS verleent subsidies aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven om een VVEprogramma te implementeren, een extra leidster in te zetten op de peutergroepen en het aantal dagdelen uit te breiden naar 3 of 4 dagdelen. Stichting de Meeuw verzorgt in opdracht van JOS de uitvoering rond het realiseren en ondersteunen van VVE-locaties. Het Rotterdamse voor- en vroegschools educatiebeleid beleid is gericht op 3-jarige kinderen die in Rotterdam wonen4. Een kind wordt gerekend tot de doelgroep van het voor- en vroegschools educatiebeleid, als tenminste één van zijn ouders in een niet-westers land is geboren, of beide ouders in een westers land zijn geboren5 én tenminste één ouder beschikt over ten hoogste een diploma lager of voorbereidend beroepsonderwijs (lbo-/vbo-diploma) of twee jaar voortgezet onderwijs. Per oktober 2007 heeft Rotterdam 158 peuterspeelzalen en 41 kinderdagverblijven die een VVE-locatie zijn. Dat zijn 27 peuterspeelzalen en 15 kinderdagverblijven meer dan een jaar eerder: zie tabel 3. Van alle peuterspeelzalen is per oktober 2007 79 procent een VVE-locatie, van alle kinderdagverblijven is dat 29 procent. Feijenoord, Charlois en Delfshaven hebben het 4
Een kind woont in Rotterdam wanneer zijn of haar postcode behoort tot één van de volgende postcode-gebieden:
• • •
3000 t/m 3099 Rotterdam 3150 t/m 3151 Rotterdam Hoek van Holland 3191 t/m 3199 Rotterdam Hoogvliet, Pernis, en Haven- en Industriegebieden
5
Tot de westerse landen behoren de 25 landen van de Europese Unie: Nederland, België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden, en de overige westerse landen: Albanië, Amerikaans Samoa, Amerikaanse Maagdeneilanden, Andorra, Antarctica, Australië, Britse Maagdeneilanden, Bulgarije, Canada, Cookeilanden, Faröer, Fiji, Frans Polynesië, Gibraltar, Groenland, Guam, IJsland, Indonesië, Japan, Joegoslavië (inclusief voormalig), Kanaaleilanden, Kiribati, Liechtenstein, Man, Marshalleilanden, Micronesië, Monaco, Nauru, Nederlands- Indië, Nederlands Nieuwguinea, Nieuw-Caledonië, Nieuw Zeeland, Niue, Noordelijke Marianen, Noorwegen, Norfolk, Palau, Papoea-Nieuw-Guinea, Pitcairneilanden, Roemenië, Salomonseilanden, Samoa, San Marino, Sovjet-Unie (inclusief voormalig), Tokelau-eilanden, Tonga, Tsjecho-Slowakije voormalig, Tuvalu, Vanuatu, Vaticaanstad, Verenigde Staten van Amerika, Verre eilanden van de VS, Wallis en Futuna, Zwitserland. * Joegoslavië (inclusief voormalig): Bosnië-Herzegovina, Federale Republiek Joegoslavië, Joegoslavië, Kroatië, Macedonië, Servië en Montenegro. ** Sovjet-Unie (inclusief voormalig): Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Sovjet-Unie, Tadzjikistan, Turkmenistan, Wit-Rusland.
Tot de niet-westerse landen behoren: Suriname, Nederlandse Antillen/Aruba, Kaap Verdië, Turkije, Marokko, en alle overige niet-westerse landen zoals: Afghanistan, Algerije, Angola, Brazilië, China, Colombia, Dominicaanse Republiek, Ethiopië, Filipijnen, Ghana, Hongkong, India, Irak, Iran, Pakistan, Siërra Leone, Somalië, Thailand, Zaïre, Zuid-Afrika.
11
grootste aantal VVE-locaties. Tabel 3
Aantallen locaties voorscholen in Rotterdam totaal en in deelgemeenten, per oktober 2006 en 2007 peuterspeelzalen met VVE 2006 2007
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
kinderdagverblijven met VVE 2006 2007
131
158
26
41
17 31 26 2 0 6 15 12 14 2 2 0 4
22 31 30 2 0 10 18 13 17 2 8 0 5
4 2 9 0 0 2 1 1 4 0 1 0 2
6 7 12 0 0 3 1 3 3 1 1 0 4
12
3
Deelname van driejarigen aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven
In dit hoofdstuk bespreken we het bereik van de kinderopvang. De gemeente Rotterdam heeft als doelstelling dat in 2010 tenminste 80 procent van alle driejarigen in Rotterdam gebruikt maakt van een voorschoolse voorziening. Dat is een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of gastouderopvang. Zoals al eerder gezegd laten we de gastouderopvang bij dit onderzoek buiten beschouwing. Voor ingegaan wordt op het bereik van de kinderopvang bespreken we eerst de mate waarin kinderen van meer voorzieningen gebruik maken. Dat is voor de meting van het bereik relevant, omdat kinderen die van meer opvangvoorzieningen gebruik maken niet te identificeren zijn uit de informatie van de locaties die door de instellingen is aangeleverd. In die zin vertekenen ze de onderzoeksresultaten, omdat ze in dat geval dubbel tellen.
3.1
Peuters die van meer voorzieningen gebruik maken
Om een indicatie6 te krijgen van de mate waarin peuters van meer voorzieningen gebruik maken, is een aantal extra vragen over dit onderwerp opgenomen in het telformulier. Daaruit blijkt dat bij het merendeel van de locaties (56 procent) onbekend is of peuters van de eigen locatie ook elders aan opvang deelnemen. Van de locaties die zich wel uitspreken, meent 44 procent dat dubbelgebruik onder de peuters van de eigen locatie voorkomt. Op basis van het aantal opgegeven driejarigen dat volgens de instellingen van meer voorzieningen gebruik maakt is vervolgens (globaal) berekend dat 2 tot 8 procent van de deelnemende driejarige peuters van meer voorzieningen gebruik maakt. Het kan daarbij, bijvoorbeeld, gaan om peuters die bij de ene organisatie het kinderdagverblijf en bij de andere de peuterspeelzaal bezoeken.
3.2
Bereik van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven
De peuterspeelzalen en kinderdagverblijven in Rotterdam vangen op 1 oktober 2007 in totaal 6.306 driejarigen op die in Rotterdam wonen. Dat aantal is inclusief eventuele dubbeltellingen. Rekening houdend met het dubbel gebruik van voorzieningen komt het totaal aantal in Rotterdam wonende driejarigen dat op 1 oktober 2007 een voorschoolse voorziening bezoekt, uit tussen de 5.802 en 6.180. Dat betekent dat op 1 oktober 2007 minimaal 88 procent van alle in Rotterdam wonende driejarigen gebruik maakt van een voorschoolse voorziening. Dat is 1 procentpunt meer dan in 2006. In tabellen die hierna volgen zijn de deelnemersaantallen inclusief eventuele dubbeltellingen opgenomen. Het is niet mogelijk om op gebiedsniveau te corrigeren voor eventueel dubbelgebruik. In tabel 4 is het bereik voor Rotterdam totaal en alle deelgemeenten weergegeven. Daarbij is op te merken dat het bereik per deelgemeente berekend is op basis van het aantal peuters dat in de deelgemeente woont en op het aantal peuters dat de voorziening bezoekt die in de deelgemeente is gevestigd. Deze kinderen hoeven echter niet 6
Alleen als instellingen in staat en bereid zijn om registraties op kindniveau aan te leveren is dit thema goed te
onderzoeken. Vooralsnog is dit niet aan de orde.
13
noodzakelijkerwijs in de deelgemeente te wonen. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk dat een deel van de peuters uit Delfshaven voorzieningen in het centrumgebied bezoekt of dat peuters uit Prins Alexander naar voorzieningen in Kralingen-Crooswijk, Hillegersberg-Schiebroek en het stadscentrum gaan. Overigens wordt algemeen aangenomen dat deelnemers aan peuterspeelzalen vaker een voorziening in de woonomgeving/woonbuurt bezoeken dan deelnemers aan kinderdagverblijven. Tabel 4
Deelname van driejarigen aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, 1 oktober 2006 en 2007 2006
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
2007
aantal
aantal
als %
aantal
aantal
als %
3-jarigen in
3-jarigen in
van de
3-jarigen in
3-jarigen in
van de
opvang
bevolking
bevolking
opvang
bevolking
bevolking
6.369
6.741
94%
6.306
6.598
96%
777 741 866 518 86 405 659 645 472 111 521 55 513
815 884 960 572 70 374 685 505 514 188 911 45 217
95% 84% 90% 91% 123% 108% 96% 128% 92% 59% 57% 122% 236%
689 803 880 563 96 263 589 585 457 137 793 47 404
826 858 867 524 97 359 665 483 517 178 977 52 191
83% 94% 101% 107% 99% 73% 89% 121% 88% 77% 81% 90% 212%
Inclusief eventuele dubbeltellingen
In tabel 5 en 6 is het bereik van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven afzonderlijk weergegeven. Daaruit blijkt dat de peuterspeelzalen meer peuters bereiken dan de kinderdagverblijven: 57 tegen 39 procent. Tabel 5 laat zien dat vooral de peuterspeelzalen in de deelgemeenten Feijenoord (69 procent), Hoek van Holland (65 procent) en KralingenCrooswijk (69 procent) een hoog bereik onder de driejarigen van de bevolking hebben. Tabel 6 geeft de deelname aan kinderdagverblijven weer. Daaruit blijkt dat het Stadscentrum (20 kinderdagverblijven) met 167 procent een zeer hoog bereik onder de driejarige bevolking heeft. Er gaan dus aanzienlijk meer driejarigen in het Stadscentrum naar een kinderdagverblijf dan er in het gebied wonen. Dat betekent (zoals verwacht) dat peuters uit overige delen van Rotterdam een kinderdagverblijf in het centrumgebied bezoeken. Het gaat hier echt om kinderen uit overige delen van Rotterdam, niet om kinderen van buiten Rotterdam: er is op postcode van het woongebied geteld. Het is onbekend hoeveel kinderen uit welke andere delen van Rotterdam komen. Andere gebieden van Rotterdam waar kinderdagverblijven een relatief hoog bereik (ruim bovengemiddeld) in de bevolking hebben zijn HillegersbergSchiebroek (58 procent) en Kralingen-Crooswijk (52 procent).
14
Tabel 5
Deelname van driejarigen aan peuterspeelzalen, 1 oktober 2006 en 2007 2006
2007
aantal
als %
aantal
als %
3-jarigen in
van de
3-jarigen in
van de
opvang
bevolking
opvang
bevolking
3.860
57%
3.758
57%
Charlois
545
67%
475
58%
Delfshaven
506
57%
523
61%
Feijenoord
638
66%
600
69%
Hillegersberg-Schiebroek
215
38%
257
49%
48
69%
63
65%
Hoogvliet
258
69%
215
60%
IJsselmonde
421
61%
395
59%
Kralingen-Crooswijk
439
87%
334
69%
Noord
313
61%
292
56%
58
31%
83
47%
287
32%
403
41%
Pernis
40
89%
33
63%
Stadscentrum
92
42%
85
45%
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
Overschie Prins Alexander
Inclusief eventuele dubbeltellingen
Tabel 6
Deelname van driejarigen aan kinderdagverblijven, 1 oktober 2006 en 2007 2006
2007
aantal
als %
aantal
als %
3-jarigen in
van de
3-jarigen in
van de
opvang
bevolking
opvang
bevolking
2.509
37%
2.548
39%
Charlois
232
28%
214
26%
Delfshaven
235
27%
280
33%
Feijenoord
228
24%
280
32%
Hillegersberg-Schiebroek
303
53%
306
58%
38
54%
33
34%
Hoogvliet
147
39%
48
13%
IJsselmonde
238
35%
194
29%
Kralingen-Crooswijk
206
41%
251
52%
Noord
159
31%
165
32%
53
28%
54
30%
234
26%
390
40%
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
15
33%
14
27%
421
194%
319
167%
Inclusief eventuele dubbeltellingen
15
In tabel 7 is de verhouding in deelname te zien tussen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Uitgaand van Rotterdam als geheel bezoekt 60 procent van alle driejarigen in opvang een peuterspeelzaal en 40 procent een kinderdagverblijf. Alleen in het Stadscentrum en in Hillegersberg-Schiebroek gaan er meer driejarigen naar het kinderdagverblijf dan naar de peuterspeelzaal.
Tabel 7
verhouding deelname van driejarigen aan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, 1 oktober 2006 en 2007 2006
2007
peuter-
kinderdag-
peuter-
kinderdag-
speelzalen
verblijven
speelzalen
verblijven
Rotterdam totaal
61%
39%
60%
40%
Charlois
70%
30%
69%
31%
Delfshaven
68%
32%
65%
35%
Feijenoord
74%
26%
68%
32%
Hillegersberg-Schiebroek
42%
58%
46%
54%
Hoek van Holland
56%
44%
66%
34%
Hoogvliet
64%
36%
82%
18%
IJsselmonde
64%
36%
67%
33%
Kralingen-Crooswijk
68%
32%
57%
43%
Noord
66%
34%
64%
36%
Overschie
52%
48%
61%
39%
Prins Alexander
55%
45%
51%
49%
Pernis
73%
27%
70%
30%
Stadscentrum
18%
82%
21%
79%
Inclusief eventuele dubbeltellingen
3.3
Opvang van driejarigen die buiten Rotterdam wonen
De voorschoolse voorzieningen in Rotterdam worden ook bezocht door kinderen die niet in Rotterdam wonen: zie tabel 8. Op 1 oktober waren dat in totaal 337 driejarigen. Het grootste deel daarvan (71 procent) bezoekt een regulier kinderdagverblijf, waarvan 58 procent in het Stadscentrum. Kennelijk heeft het stadscentrum niet alleen een stedelijke, maar ook een regionale functie als het om de opvang van kinderen in kinderdagverblijven gaat.
16
Tabel 8
Deelname van buiten Rotterdam wonende 3-jarige aan opvang in Rotterdam, 1 oktober 2007
Rotterdam totaal Charlois
aantal
aantal
aantal
aantal
totaal
3-jarigen van
3-jarigen van
3-jarigen van
3-jarigen van
aantal
buiten R'dam
buiten R'dam
buiten R'dam
buiten R'dam
3-jarigen van
in reguliere
in VVE-
in reguliere
in VVE-
buiten R'dam
peuter-
peuter-
kinderdag-
kinderdag-
in R’damse
speelzalen
speelzalen
verblijven
verblijven
opvang
19
46
239
33
337
0
1
18
1
24
Delfshaven
11
17
13
17
44
Feijenoord
0
15
10
15
32
Hillegersberg-Schiebroek
3
2
34
2
39
Hoek van Holland
0
.
2
.
2
Hoogvliet
0
2
.
2
2
IJsselmonde
0
7
6
7
13
Kralingen-Crooswijk
1
0
0
0
3
Noord
0
2
8
2
10
Overschie
0
0
3
0
4
Prins Alexander
2
0
2
0
5
Pernis
0
.
0
.
0
Stadscentrum
1
1
138
1
157
Inclusief eventuele dubbeltellingen
17
18
4 Voor- en vroegschoolse educatie Dit hoofdstuk gaat over de doelstelling van de gemeente Rotterdam die betrekking heeft op de doelgroep van het voor- en vroegschools educatiebeleid. De gemeente wil dat 90 procent van alle driejarige doelgroepkinderen op voorschoolse voorzieningen een programma volgt dat er op is gericht om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen of in elk geval aan te pakken. Een kind behoort tot de doelgroep van voorschoolse educatie als tenminste één van zijn ouders in een niet-westers land is geboren, of beide ouders in een westers land zijn geboren én tenminste één ouders beschikt over ten hoogste een diploma lager of voorbereidend beroepsonderwijs (lbo-/vbo-diploma) of twee jaar voortgezet onderwijs. De cijfers over de doelgroepkinderen zijn gebaseerd op registratiegegevens en op schattingen: zie hiervoor de bijlage ‘Verantwoording van het onderzoek’. Een andere doelgroep van de gemeente die kort besproken zal worden betreft Antilliaanse peuters. In de laatste paragraaf komen de eventuele uitbreidingsmogelijkheden van de voor- en vroegschoolse educatie aan bod.
4.1
Deelname van driejarige VVE-doelgroepkinderen
In totaal bezoeken per oktober 2007 3.695 driejarige doelgroepkinderen een voorschoolse voorziening. Daarvan volgen er 2.651 een programma voor voorschoolse educatie. Dat betekent dat het voor- en vroegschools educatiebeleid 72 procent van alle doelgroepkinderen in voorschoolse voorzieningen bereikt. In 2006 was dat nog 56 procent. Tabel 9 Deelname van driejarige doelgroepkinderen aan reguliere locaties en VVElocaties, 1 oktober 2007
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
op alle locaties
op reguliere locaties
op VVElocaties
op VVElocaties
3.695
1.044
2.651
72%
580 658 689 125 31 168 418 275 226 58 199 21 247
130 112 96 86 31 12 137 82 35 24 109 21 169
450 546 593 39 . 156 281 193 191 34 90 . 78
78% 83% 86% 31%
Inclusief eventuele dubbeltellingen
19
. 93% 67% 70% 85% 59% 45%
. 32%
Het aandeel driejarige doelgroepkinderen dat een voorschools programma volgt verschilt per deelgemeente: zie tabel 10. Deelgemeenten met instellingen waar relatief veel doelgroepkinderen een voorschools programma volgen zijn Delfshaven (83 procent), Feijenoord (86 procent), Hoogvliet (93 procent) en Noord (85 procent). Zij komen ruim boven het stedelijk gemiddelde van 72 procent uit. Deelgemeenten met instellingen waar relatief weinig doelgroepkinderen een voorschools programma volgen zijn Hillegersberg-Schiebroek (31 procent) en Prins Alexander (45 procent). In Pernis en Hoek van Holland zijn geen instellingen die voorschoolse educatie aanbieden. Tabel 10 Deelname van driejarige VVE-doelgroepkinderen aan VVE-locaties, 1 oktober 2006 en 2007 2006
2007
op alle locaties
op VVE-locaties
op alle locaties
op VVE-locaties
4.299
56%
3.695
72%
Charlois
660
62%
580
78%
Delfshaven
630
74%
658
83%
Feijenoord
715
73%
689
86%
Hillegersberg-Schiebroek
177
20%
125
31%
20
0%
31
0%
Hoogvliet
189
62%
168
93%
IJsselmonde
506
51%
418
67%
Kralingen-Crooswijk
387
52%
275
70%
Noord
346
66%
226
85%
77
32%
58
59%
272
17%
199
45%
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
46
0%
21
0%
274
35%
247
32%
Inclusief eventuele dubbeltellingen
In tabel 11 is de deelname van driejarige doelgroepkinderen uitgedrukt als percentage van het totaal aantal driejarigen in opvang. De tabel laat daarmee zien in welk gebied het hoogste percentage doelgroepdriejarigen op voorschoolse voorzieningen te vinden zijn. Uit de tabel blijkt dat met name in Hillegersberg-Schiebroek (22 procent), Hoek van Holland (32 procent) en Prins Alexander (25 procent) het aandeel doelgroepdriejarigen op voorschoolse voorzieningen relatief laag en ruim beneden het stedelijk gemiddelde van 59 procent ligt. Grote verschillen tussen 2006 en 2007 zijn vooral het gevolg van het feit dat de meting in 2007 door een hogere respons nauwkeuriger is. Er hoefde minder geschat te worden.
20
Tabel 11 Deelname van driejarige doelgroepkinderen als percentage van het totaal aantal driejarigen in opvang, per 1 oktober 2006 en 2007 2006
2007
aantal
aantal
doelgroep
aantal
aantal
doelgroep
3-jarigen in
doelgroep
als % van
3-jarigen in
doelgroep
als % van
opvang
3-jarigen
totaal
opvang
3-jarigen
totaal
6.369
4.299
67%
6.306
3.695
59%
Charlois
777
660
85%
689
580
84%
Delfshaven
741
630
85%
803
658
82%
Feijenoord
866
715
83%
880
689
78%
Hillegersberg-Schiebroek
518
177
34%
563
125
22%
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
86
20
23%
96
31
32%
Hoogvliet
405
189
47%
263
168
64%
IJsselmonde
659
506
77%
589
418
71%
Kralingen-Crooswijk
645
387
60%
585
275
47%
Noord
472
346
73%
457
226
49%
Overschie
111
77
69%
137
58
42%
Prins Alexander
521
272
52%
793
199
25%
55
46
84%
47
21
45%
513
274
53%
404
247
61%
Pernis Stadscentrum Inclusief eventuele dubbeltellingen
4.2
Deelname van driejarige Antillianen
In januari 2006 is het Actieprogramma Integrale Aanpak Antillianen vastgesteld met als belangrijke doelstelling dat 60 procent van de Antilliaanse peuters deelneemt aan een VVEprogramma. Uit tabel 12 blijkt dat 61 procent van de Antilliaanse peuters uit Rotterdam een VVE-locatie bezoekt per oktober 2007. In Feijenoord en het Stadscentrum zijn dat er meer dan er wonen. Van alle Antilliaanse driejarigen op VVE-locaties bezoeken er 112 een VVE-peuterspeelzaal en 82 een VVE-kinderdagverblijf. Dat is 58 tegen 42 procent.
21
Tabel 12 Deelname van in Rotterdam wonende 3-jarige Antillianen aan VVE-locaties, 1 oktober 2007 aantal 3-jarige Antillianen in VVEkinderdagverblijven 82
aantal 3-jarige Antillianen in VVEpeuterspeelzalen 112
totaal aantal 3-jarige Antillianen in VVElocaties 194
totaal aantal 3-jarige Antillianen in de bevolking
24
25
49
85
Delfshaven
6
9
15
22
Feijenoord
20
24
44
42
Hillegersberg-Schiebroek
.
0
0
15
Hoek van Holland
.
.
.
3
12
13
25
37
IJsselmonde
3
31
34
65
Kralingen-Crooswijk
4
3
7
13
Noord
3
3
6
12
Overschie
2
0
2
2
Prins Alexander
0
3
3
16
Rotterdam totaal Charlois
Hoogvliet
319
Pernis
.
.
.
3
Stadscentrum
8
1
9
4
Inclusief eventuele dubbeltellingen
4.3
Uitbreiding VVE-locaties
Per 1 oktober 2007 zijn er 1.044 driejarigen die wel tot de doelgroep van het voor- en vroegschools educatiebeleid behoren, maar geen VVE-locatie bezoeken. Er zijn meer doelgroepkinderen te vinden op reguliere kinderdagverblijven dan op reguliere peuterspeelzalen: 653 tegen 391 driejarigen. Doelgroepkinderen zijn daarentegen relatief vaker te vinden op een peuterspeelzaal dan op een kinderdagverblijf. Een reguliere peuterspeelzaal heeft gemiddeld 9 doelgroepkinderen per locatie, een regulier kinderdagverblijf gemiddeld 7 doelgroepkinderen. Een omvorming van reguliere peuterspeelzalen tot VVE-peuterspeelzalen lijkt het beste te kunnen plaatsvinden in de deelgemeente Feijenoord en in Pernis. Het gemiddeld aantal doelgroepkinderen per reguliere locatie komt voor die gebieden ruim boven het stedelijk gemiddelde van 9 uit, namelijk 18 en 17. In 6 locaties zijn 107 doelgroepkinderen. Voor reguliere kinderdagverblijven lijkt een omvorming het beste te kunnen plaatsvinden in de deelgemeenten Charlois en IJsselmonde. Daar zijn 7 en 8 reguliere locaties met gemiddeld 15 en 16 doelgroepkinderen en totaal 231 driejarigen die tot de doelgroep behoren.
22
Tabel 13
Omvorming van reguliere peuterspeelzalen tot VVE-peuterspeelzalen gemiddeld aantal
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
aantal
aantal
aandeel
doelgroep-
peuterspeelzalen
doelgroep-
doelgroep-
kinderen
zonder VVE
3-jarigen
kinderen
per locatie
42
391
391=100%
9
3
27
7%
9
2
18
5%
9 18
5
90
23%
9
52
13%
6
2
24
6%
12
1
12
3%
12
1
9
2%
9
5
50
13%
10
3
6
2%
2
3
22
6%
7
6
52
13%
9
1
17
4%
17
1
12
3%
12
Inclusief eventuele dubbeltellingen
Tabel 14 Omvorming van reguliere kinderdagverblijven tot VVE-kinderdagverblijven gemiddeld aantal
Rotterdam totaal Charlois Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
aantal
aantal
aandeel
doelgroep-
kinderdagverblijven
doelgroep-
doelgroep-
kinderen
zonder VVE
3-jarigen
kinderen
per locatie
99
653
653=100%
7 15
7
103
16%
11
94
14%
9
4
6
1%
2
14
34
5%
2
4
7
1%
2
0
.
.
.
8
128
20%
16
12
32
5%
3
8
29
4%
4
3
2
0%
1
11
57
9%
5
1
4
1%
4
16
157
24%
10
Inclusief eventuele dubbeltellingen
23
4.4
Deelname van tweejarigen
Deze paragraaf betreft de deelname van tweejarigen aan VVE-locaties. Aan reguliere locaties zijn geen gegevens gevraagd over de deelname van tweejarige peuters, aan VVE-locaties wel. We bespreken achtereenvolgens de deelname van in Rotterdam wonende tweejarigen, de deelname van tweejarigen die buiten Rotterdam wonen, de deelname van in Rotterdam wonende tweejarigen die tot de doelgroep van het VVE-beleid en de deelname van in Rotterdam wonende tweejarige Antilliaanse peuters. Tabel 15 laat zien dat er per oktober 2007 ruim 2.542 tweejarige peuters uit Rotterdam gebruik maken van een VVE-locatie. Daarvan bezoekt 79 procent een VVE-peuterspeelzaal en 21 procent een VVE-kinderdagverblijf. Van alle tweejarige peuters in Rotterdam bezoekt 37 procent een VVE-locatie. Van alle driejarigen uit Rotterdam is dat 55 procent. De VVE-locaties in de deelgemeenten Delfshaven (57 procent), Feijenoord (68 procent) en Hoogvliet (53 procent) hebben een bovengemiddeld bereik onder de tweejarige bevolking. Als we de deelname van de twee- en driejarigen met elkaar vergelijken, blijkt dat 42 procent van alle peuters op VVE-locaties twee jaar is en 58 procent drie jaar. Anders gezegd, er maken meer driejarigen dan tweejarigen gebruik van voorschoolse voorzieningen. Tabel 15 Deelname van 2- jarigen aan VVE-locaties, 1 oktober 2007 aantal
aantal
2-jarigen in VVE-
2-jarigen
aantal
als %
kinderdag-
in VVE-
2-jarigen
van de
verblijven
peuterspeelzalen
op VVE-locaties
bevolking
Rotterdam totaal
533
2.009
2.542
37%
Charlois
73 115 184 . . 50 3 24 35 17 18 .
258 409 407 29 . 139 230 146 195 9 124 .
331 524 591 29 . 189 233 170 230 26 142 .
40% 57% 68% 5% . 53% 34% 34% 43% 14% 16% .
14
63
77
31%
Delfshaven Feijenoord Hillegersberg-Schiebroek Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen-Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander Pernis Stadscentrum
totaal
totaal aantal
Inclusief eventuele dubbeltellingen
In tabel 16 is te zien dat de VVE-locaties in Rotterdam 42 tweejarigen opvangen die niet in Rotterdam wonen. Meer dan de helft van hen bezoekt een VVE-peuterspeelzaal in Delfshaven (10 peuters) en Feijenoord (12 peuters).
24
Tabel 16
Deelname van buiten Rotterdam wonende 2- jarigen aan VVE-locaties, op 1 oktober 2007 aantal
aantal
2-jarigen van buiten
2-jarigen van buiten
totaal aantal
R'dam in VVE-
R'dam in VVE-
2-jarigen
kinderdag-
peuter-
van buiten R'dam
verblijven
speelzalen
op VVE-locaties
13
29
42
Charlois
2
0
2
Delfshaven
2
10
12
Feijenoord
2
12
14
Hillegersberg-Schiebroek
.
0
0
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
.
.
.
Hoogvliet
0
1
1
IJsselmonde
0
1
1
Kralingen-Crooswijk
3
1
4
Noord
0
1
1
Overschie
0
0
0
Prins Alexander
0
1
1
Pernis
.
.
.
Stadscentrum
4
2
6
Inclusief eventuele dubbeltellingen
Tabel 17 Deelname van 2-jarige VVE-doelgroepkinderen aan VVE-locaties, op 1 oktober 2007 aantal 2-jarige
aantal 2-jarige
totaal aantal 2-jarige
doelgroepkinderen
doelgroepkinderen
doelgroepkinderen
in VVE-
in VVE-
op VVE-
kinderdagverblijven
peuterspeelzalen
locaties
404
1.530
1.934
Charlois
63
231
294
Delfshaven
96
369
465
Feijenoord
Rotterdam totaal
132
342
474
Hillegersberg-Schiebroek
.
21
21
Hoek van Holland
.
.
.
Hoogvliet
45
78
123
3
162
165
Kralingen-Crooswijk
27
114
141
Noord
20
111
131
Overschie
10
8
18
Prins Alexander
2
36
38
Pernis
.
.
.
Stadscentrum
6
58
64
IJsselmonde
Inclusief eventuele dubbeltellingen
25
Van alle Rotterdamse tweejarigen op VVE-locaties behoort 76 procent tot de doelgroep van het VVE-beleid. Dat zijn 1.934 peuters: zie tabel 17. Van hen bezoekt 79 procent een VVEpeuterspeelzaal en 21 procent een VVE-kinderdagverblijf. Uit tabel 18 blijkt dat 146 tweejarige Antillianen een VVE-locatie bezoeken. Dat is 40 procent van alle tweejarige Antilliaanse peuters uit Rotterdam. Ter vergelijking: van alle driejarige Antillianen uit Rotterdam bezoekt 61 procent een VVE-locatie. Ook onder Antilliaanse peuters is de deelname aan voorschoolse voorzieningen hoger bij driejarigen dan bij tweejarigen. Dit wordt ook bevestigd door de verhouding in deelname tussen twee- en driejarige Antilliaanse peuters aan VVE-locaties: 43 tegen 57 procent. Tabel 18 Deelname van 2-jarige Antillianen aan VVE-locaties, 1 oktober 2007 aantal 2-jarige
aantal
totaal
Antillianen
2-jarige
aantal
in VVE-
Antillianen
2-jarige
totaal aantal 2-jarige
kinderdag-
in VVE-
Antillianen
Antillianen in de
verblijven
peuterspeelzalen
op VVE-locaties
bevolking
Rotterdam totaal
74
72
146
366
Charlois
28
22
50
94
Delfshaven
10
9
19
47
Feijenoord
15
8
23
54
Hillegersberg-Schiebroek
.
0
0
7
Hoek van Holland
.
.
.
2
Hoogvliet
12
13
25
38
IJsselmonde
1
8
9
61
Kralingen-Crooswijk
3
2
5
10
Noord
1
9
10
12
Overschie
2
0
2
7
Prins Alexander
0
1
1
25
Pernis
.
.
.
2
Stadscentrum
2
0
2
7
Inclusief eventuele dubbeltellingen
26
Bijlagen
27
28
Bijlage 1.
Verantwoording onderzoek
Doel onderzoek De gemeente Rotterdam heeft als doelstelling dat in 2010 tenminste 80 procent van alle driejarigen in Rotterdam gebruikt maakt van een voorschoolse voorziening: een peuterspeelzaal, kinderdagverblijf of gastouderbureau. Ook wil de gemeente dat 90 procent van alle doelgroepkinderen van het voorschoolse educatiebeleid die van een voorschoolse voorziening gebruik maken, een instelling bezoekt met een voorschools educatieprogramma. Een dergelijk programma is er op gericht om ontwikkelingsachterstanden bij kinderen te voorkomen of in elk geval aan te pakken. Doel van de inventarisatie is om de voortgang van de collegeresultaten te meten van het Rotterdamse voor- en vroegschools educatiebeleid. De meting betreft driejarige kinderen op peildatum 1 oktober 2007. In 2006 is een eerste meting uitgevoerd. Bestandskoppeling Om te komen tot een actuele lijst van locaties van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met en zonder VVE is de voorscholenregistratie van Jeugd, Onderwijs en Samenleving gekoppeld aan het register Kinderopvang van de GGD Rotterdam-Rijnmond (stand 11 september 2007). De koppeling leidde tot een lijst met 375 locaties. Daarvan zijn er 35 gedurende het veldwerk van de lijst verwijderd. Het ging daarbij om opgeheven locaties, nog te openen locaties, en dubbel voorkomende locaties (ofwel onder een andere naam op het zelfde adres ofwel met dezelfde naam op een ander adres). Daarnaast bevatte de lijst 14 adressen van gastouderbureaus. Veldwerk Voor de meting is gebruik gemaakt van een telformulier. Het telformulier voor VVE-locaties bevatte naast vragen over twee- en driejarigen, ook vragen over de bekendheid met het dubbelgebruik maken van voorzieningen. Het telformulier voor reguliere locaties bevatte alleen vragen over driejarigen Het telformulier is in overleg met de dienst JOS aangepast en bevatte dit jaar een paar extra vragen om onder meer het eventuele dubbelgebruik (kinderen die van meer voorzieningen tegelijkertijd gebruik maken) te kunnen berekenen. De telformulieren zijn met een begeleidende brief van de dienst JOS in de tweede helft van oktober 2007 per post verzonden aan de (overkoepelende) organisaties. Voor én na het verstrijken van de inzendtermijn is meermalen telefonisch en per e-mail gerappelleerd. Om de respons te verhogen hebben alle locaties het door Jet Boeke geschreven prentenboek ‘Dikkie Dik telt voor tien’ toegestuurd gekregen. In de tweede week van december 2007 is de veldwerkperiode beëindigd. Respons In tabel B.1 is de respons weergegeven voor peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met en zonder voorschoolse educatie. De algemene respons is 95 procent én ruim hoger dan in 2006. Instellingen die door JOS worden gesubsidieerd om voorschoolse educatie aan te bieden zijn verplicht om telgegevens aan te leveren. De respons van deze instellingen is dan ook (nagenoeg)100 procent. Maar ook de respons van de instellingen die uitgenodigd waren om op vrijwillige basis aan het onderzoek deel te nemen is hoog en varieert van 87 procent voor de reguliere kinderdagverblijven tot 93 procent voor de reguliere peuterspeelzalen. De respons van de gastouderbureaus was teleurstellend: van slechts twee van de veertien instellingen is
29
een reactie gekregen. De werksoort is daarom buiten dit onderzoek gehouden. Tabel B.1 Responsoverzicht 2007
2006
totaal
respons-
respons-
respons-
aantal
aantal
percentage
percentage
totaal
340
323
95%
89%
peuterspeelzalen met VVE**
158
157
99%
100%
reguliere peuterspeelzalen
42
39
93%
73%
kinderdagverblijven met VVE
41
41
100%
100%
reguliere kinderdagverblijven
99
86
87%
82%
** Ruim na analyse van de data is voor deze categorie het laatste ontbrekende telformulier binnen gekomen.
Controle De telformulieren zijn bij binnenkomst gecontroleerd. Voor elke locatie waarvan het telformulier niet volledig of niet logisch was ingevuld is navraag gedaan. Dit betrof 96 locaties ofwel 30 procent van de ingevulde formulieren, waaronder ook VVE-locaties: zie tabel B.2. Uit het overzicht blijkt verder dat er voor kinderdagverblijven vaker navraag is gedaan dan voor peuterspeelzalen. Echter ook voor instellingen met een VVE-programma is er nog relatief vaak navraag gedaan. Eén van de problemen waar de registratieplichtige instellingen tegenaan lopen is dat ouders de gegevens die nodig zijn om de doelgroep te bepalen (opleidingsniveau en geboorteland beide ouders) soms niet willen geven. Tabel B.2 Overzicht aantallen onvolledig en niet logisch ingevulde formuleren ingevulde formulieren
niet goed ingevulde
niet goed ingevulde
telformulieren
telformulieren
totaal aantal
aantal
percentage
Totaal
323
96
30%
peuterspeelzalen met VVE**
157
38
24%
reguliere peuterspeelzalen
39
9
23%
kinderdagverblijven met VVE
41
15
37%
reguliere kinderdagverblijven
86
34
40%
Berekening deelname Voor de locaties die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, zijn de onderzoeksuitkomsten gecorrigeerd. Ontbrekende telgegevens zijn zo mogelijk aangevuld met gegevens uit de meting van 2006. Waar dat niet mogelijk was, is uitgegaan van een gemiddelde, waarbij rekening is gehouden met het soort opvang en het aanbod aan voor- en vroegschoolse educatie en de deelgemeente waar de instelling is gehuisvest. Daar waar mogelijk is het deelgemeentelijk gemiddelde gebruikt. In overige gevallen is het stedelijk gemiddelde gebruikt. Bepaling doelgroep Om de doelgroep te bepalen bevat het telformulier vragen over het opleidingsniveau en geboorteland van de ouders. Instellingen die door JOS worden gesubsidieerd om voorschoolse educatie aan te bieden zijn verplicht dit soort gegevens bij te houden. Voor de overige
30
instellingen is dat niet het geval. De opgave van reguliere peuterspeelzalen en kinderdagverblijven over doelgroepgegevens zijn daarom vaker een schatting van de instelling dan een cijfer dat op registratie is gebaseerd. De informatie over de doelgroep moet daarom worden beschouwd als een indicatie. Betrouwbaarheid Door de hoge respons, het zorgvuldige veldwerk en de controles op de binnengekomen informatie moet de meting van oktober 2007 beschouwd worden als een verantwoorde telling. Desondanks kan het totaal aantal peuters dat een voorziening voor kinderopvang bezoekt afwijken van de werkelijkheid. Het precieze zicht op het dubbelgebruik van kinderopvang ontbreekt. Uitkomsten die de doelgroep van het kind betreffen hebben een indicatieve betekenis. Vergeleken met 2006 is de telling van oktober 2007 door de hogere respons nog nauwkeuriger.
31
32
Bijlage 2.
Deelnamecijfers driejarige Rotterdammers in 2007 en 2006
Deelname van driejarige Rotterdammers naar soort voorziening, 1 oktober 2007 aantal 3-jarigen in reguliere peuterspeelzalen
aantal 3-jarigen in VVEpeuterspeelzalen
aantal 3-jarigen in reguliere kinderdagverblijven
aantal 3-jarigen in VVEkinderdagverblijven
totaal aantal 3-jarigen in opvang
948
2.810
1.916
632
6.306
Charlois
32
443
142
72
689
Delfshaven
31
492
164
116
803
Feijenoord
100
500
75
205
880
Hillegersberg-Schiebroek
563
Totaal
204
53
306
0
Hoek van Holland
63
0
33
0
96
Hoogvliet
25
190
0
48
263
IJsselmonde
19
376
178
16
589
140
194
208
43
585
Noord
46
246
125
40
457
Overschie
57
26
35
19
137
186
217
358
32
793
Kralingen- Crooswijk
Prins Alexander Pernis
33
0
14
0
47
Stadscentrum
12
73
278
41
404
Inclusief eventuele dubbeltellingen
Deelname van Rotterdamse doelgroepdriejarigen naar soort voorziening, 1 oktober 2007 aantal doelgroepkinderen in reguliere peuterspeelzalen
aantal doelgroepkinderen in VVEpeuterspeelzalen
aantal doelgroepkinderen in reguliere kinderdagverblijven
aantal doelgroepkinderen in VVEkinderdagverblijven
totaal aantal doelgroepkinderen
391
2.175
653
476
3.695
Charlois
27
389
103
61
580
Delfshaven
18
444
94
102
658
Feijenoord
90
444
6
149
689
Hillegersberg-Schiebroek
52
39
34
0
125
Hoek van Holland
24
0
7
0
31
Hoogvliet
12
112
0
44
168
Totaal
IJsselmonde Kralingen- Crooswijk Noord
9
265
128
16
418
50
160
32
33
275 226
6
156
29
35
Overschie
22
22
2
12
58
Prins Alexander
52
83
57
7
199
Pernis
17
0
4
0
21
Stadscentrum
12
61
157
17
247
Inclusief eventuele dubbeltellingen
33
Deelname van driejarige Rotterdammers naar soort voorziening, 1 oktober 2006
Totaal Charlois
aantal 3-jarigen in reguliere peuterspeelzalen
aantal 3-jarigen in VVEpeuterspeelzalen
aantal 3-jarigen in reguliere kinderdagverblijven
aantal 3-jarigen in VVEkinderdagverblijven
totaal aantal 3-jarigen in opvang
1.478
2.382
1.944
565
6.369 777
155
390
390
89
Delfshaven
19
487
487
28
741
Feijenoord
179
459
459
139
866
Hillegersberg-Schiebroek
180
35
35
.
518
48
.
.
.
86
173
85
85
141
405
Hoek van Holland Hoogvliet IJsselmonde Kralingen- Crooswijk Noord Overschie Prins Alexander
97
324
324
8
659
207
232
232
3
645
84
229
229
44
472
33
25
25
.
111
236
51
51
56
521
Pernis
40
.
.
.
55
Stadscentrum
27
65
65
57
513
Inclusief eventuele dubbeltellingen
Deelname van Rotterdamse doelgroepdriejarigen naar soort voorziening, 1 oktober 2006 aantal doelgroepkinderen in reguliere peuterspeelzalen
aantal doelgroepkinderen in VVEpeuterspeelzalen
aantal doelgroepkinderen in reguliere kinderdagverblijven
aantal doelgroepkinderen in VVEkinderdagverblijven
totaal aantal doelgroepkinderen
Totaal
930
2.054
961
354
4.299
Charlois
146
330
104
80
660
Delfshaven
7
448
154
21
630
Feijenoord
156
418
39
102
715
Hillegersberg-Schiebroek
91
35
51
.
177
Hoek van Holland
15
.
5
.
20
Hoogvliet
66
62
5
56
189
IJsselmonde
62
253
185
6
506
112
200
72
3
387
Noord
50
189
67
40
346
Overschie
27
25
25
.
77
143
33
84
12
272
Kralingen- Crooswijk
Prins Alexander Pernis
32
.
14
.
46
Stadscentrum
23
61
156
34
274
Inclusief eventuele dubbeltellingen
34
Bijlage 3. Bevolkingsaantallen twee- en driejarigen in 2007 en 2006 Twee- en driejarigen in de bevolking 1 oktober 2006
1 oktober 2007
2-jarigen
3-jarigen
totaal
2-jarigen
3-jarigen
totaal
6.809
6.741
13.550
6.733
6.598
13.331
Charlois
884
815
1.699
822
826
1.648
Delfshaven
899
884
1.783
915
858
1.773
Feijenoord
915
960
1.875
864
867
1.731
Hillegersberg-Schiebroek
522
572
1.094
561
524
1.085
93
70
163
82
97
179
Hoogvliet
354
374
728
359
359
718
IJsselmonde
681
685
1.366
683
665
1.348
Kralingen-Crooswijk
507
505
1.012
504
483
987
Noord
579
514
1.093
531
517
1.048
Overschie
186
188
374
188
178
366
Prins Alexander
919
911
1.830
915
977
1.892
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
Pernis Stadscentrum Haven- en industriegebieden
50
45
95
58
52
110
217
217
434
248
191
439
3
1
4
3
4
7
Twee- en driejarige Antillianen in de bevolking 1 oktober 2006
1 oktober 2007
2-jarigen
3-jarigen
totaal
2-jarigen
3-jarigen
totaal
336
353
689
366
319
685
Charlois
99
78
177
94
85
179
Delfshaven
28
35
63
47
22
69
Feijenoord
49
51
100
54
42
96
Hillegersberg-Schiebroek
13
7
20
7
15
22
3
2
5
2
3
5
Hoogvliet
34
54
88
38
37
75
IJsselmonde
59
72
131
61
65
126
Kralingen-Crooswijk
11
7
18
10
13
23
Noord
13
10
23
12
12
24
3
6
9
7
2
9 41
Rotterdam totaal
Hoek van Holland
Overschie Prins Alexander
15
27
42
25
16
Pernis
3
1
4
2
3
5
Stadscentrum
6
3
9
7
4
11
35