'Elke keer een stapje verder gaan dan je eigenlijk durft' (Joke Smit, 1967)
Vrouwenemancipatie in Amsterdam: Naar economische zelfstandigheid en zelfbeschikking
Beleidsplan 2011 – 2014
Amsterdam, september 2011
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
2
beleidsplan 2011–2014
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Samenvatting
7
1.
2.
3.
Vrouwenemancipatie
11
1.1
Waarom vrouwenemancipatie
11
1.2
Belang van emancipatiebeleid
11
1.3
Rol van de overheid
12
Amsterdamse vrouwen: feiten en opgaven
13
2.1 Wie zijn die Amsterdamse vrouwen?
13
2.2 Eigen kracht aan het werk
15
2.3 Prioriteiten volgens vrouwenorganisaties
16
Eigen kracht, focus en samenwerking in beleid
17
3.1 Gemeentelijk beleid
17
3.2 Burgerschap en eigen kracht
18
3.3 Focus in beleid
18
4. Speerpunt 1: Economische zelfstandigheid
5.
20
4.1 Arbeidsparticipatie en flexibel deeltijdwerk
20
4.2 Financiële zelfredzaamheid en armoedebestrijding
24
4.3
25
Vrouwen naar de top
Speerpunt 2: Zelfbeschikking
27
5.1 Zelfredzaamheid
27
5.2 Taalverwerving
28
5.3 Zelfbeschikking en autonomie
29
5.4
Seksuele weerbaarheid
31
5.5
Veiligheid
32
6. Speerpunt 3: Zelfbewust opgroeien
36
6.1
Aandacht voor stille problematiek van meisjes
36
6.2
Meidenwerk
37
6.3
Tienermoeders
38
7.
Speerpunt 4: Emancipatie van vaders
40
8.
Speerpunt 5: Zichtbaarheid van lesbische vrouwen
42
9.
Begroting
44
10. Voortgangsmonitor
45
Bijlage 1: Beleidsplannen
46
Noten
47
3
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
4
beleidsplan 2011–2014
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Voorwoord Een Emancipatienota in 2011? In een tijd waarin meisjes het beter doen dan jongens in het onderwijs en een inhaalslag maken op de arbeidsmarkt? Een tijd waarin keuzevrijheid de eeuwenoude beperkingen van het vrouw-zijn verdreven lijkt te hebben in ons deel van de wereld? Ja, een Emancipatienota. Het gaat goed met meisjes en vrouwen in Amsterdam, laat dat voorop staan. In de stad zijn vele vrouwenorganisaties actief. De stem van vrouwen klinkt luid en duidelijk door in het maatschappelijk leven. Jonge vrouwen kunnen zich niet meer voorstellen dat ooit ontslag volgde als een vrouwelijke ambtenaar in het huwelijk trad, of dat er geen pil bestond. Vrouwen willen meer in Amsterdam. Emancipatie stelt mensen in staat hun grenzen te verleggen, zich te ontwikkelen, de vrijheid te zoeken. Was het veertig jaar geleden vooral de strijd voor gelijke rechten, die de emancipatiestrijd domineerde, nu staat de behoefte aan vrije keuze centraal in veel verhalen van vrouwen. Onvrijheid is er meer dan ons lief is, zo blijkt uit het materiaal dat voor deze nota bijeen is gebracht. En niet eens altijd van buitenaf. Meisjes en vrouwen kunnen ook elkaar verschrikkelijk de maat nemen, van ‘ben ik religieus genoeg?’ tot ‘zijn mijn hakken hoog genoeg?’. Nog steeds staat voorop dat vrouwen en meisjes het vooral zelf moeten doen, het emanciperen. De overheid kan wel steunen. Reden genoeg voor een Emancipatienota.
Andree van Es
5
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
6
beleidsplan 2011–2014
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Samenvatting
Belang van emancipatie Vrouwenemancipatie is belangrijk voor Amsterdam. Het college wil bevorderen dat meer vrouwen kunnen participeren op de arbeidsmarkt en economisch zelfstandig kunnen zijn. Het bevordert de zelfbeschikking van vrouwen en hun mogelijkheden om bewuste en vrije keuzes te maken. Door economische groei in combinatie met vergrijzing heeft Amsterdam bovendien vanaf 2015 iedereen nodig om aan de vraag naar arbeid te voldoen. Emancipatie vervult een sleutelrol in het integratievraagstuk. Als vrouwen met een migrantenachtergrond mee kunnen doen versterkt dat hun betrokkenheid bij de Amsterdamse samenleving. Staat van de emancipatie Er wonen op 1 januari 2011 396.276 vrouwen in Amsterdam. Met de overgrote meerderheid van deze vrouwen gaat het goed. Het opleidingsniveau van vrouwen stijgt nog steeds en steeds meer vrouwen werken buitenshuis. Met het opleidingsniveau nemen ook de emancipatiekansen van vrouwen toe. Het gaat echter nog niet in alle opzichten goed met alle vrouwen. De arbeidsparticipatie van vrouwen – vooral die van laagopgeleide vrouwen en alleenstaande moeders – blijft achter en doordat veel vrouwen in deeltijd werken, is het niveau van economische zelfstandigheid relatief laag. De invloed van vrouwen op de inrichting van de samenleving via banen in het hogere segment en bestuursfuncties, is nog lang niet evenredig. Nog niet alle vrouwen kunnen of mogen zelf hun keuzes maken voor een opleiding, een baan, een partner, een levensstijl of een geloof. Vrouwenmonitor van het Service Punt Emancipatie Er zijn honderddertig actieve vrouwenorganisaties in Amsterdam, die veel voor de emancipatie van hun achterban betekenen. Het Service Punt Emancipatie heeft bij vertegenwoordigers van zestig van deze organisaties geïnventariseerd met welke moeilijkheden Amsterdamse vrouwen kampen. Er zijn vijftien uiteenlopende knelpunten geagendeerd. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
De weg naar betaald werk verloopt moeizaam voor veel vrouwen. Een evenwichtiger verdeling van werk en zorg voor moeders én vaders is gewenst. Teveel Amsterdamse vrouwen kunnen financieel niet op eigen benen staan. Vrouwen zijn vaker en langduriger arm dan mannen. Teveel vrouwen hebben schulden door te weinig financiële vaardigheden. Alleenstaande moeders hebben specifieke steun nodig. Slechte beheersing van het Nederlands houdt vrouwen in sociaal isolement. Sommige vrouwen leven in verborgenheid en zijn compleet afgesloten van de samenleving. Vrouwen zijn nog altijd vaker slachtoffer van huiselijk, seksueel en eergerelateerd geweld. De stille problematiek van jonge vrouwen en meisjes verdient aandacht. Een vrije verkenning van seksualiteit is voor veel meisjes een utopie. Teveel mannen remmen de emancipatie van hun vrouwen en dochters. Vrouwen met lesbische gevoelens voelen zich onvoldoende gehoord en gesteund. Zelforganisaties van vrouwen zijn (te) kwetsbaar. De samenwerking tussen vrouwenorganisaties en reguliere hulpverlening verloopt moeizaam en er zijn weinig organisaties die zich richten op meisjes en jonge vrouwen.
7
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Visie en aanpak Het college vindt dat vrouwenemancipatie primair de verantwoordelijkheid is van mensen zelf: Van vrouwen, mannen, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De gemeente heeft alleen een actieve rol daar waar emancipatie geen kans krijgt, veiligheid in het geding is of participatie achterblijft. Daarnaast draagt de gemeente bij door de eigen kracht en het talent in de samenleving aan te spreken en waar nodig te faciliteren. Met dit emancipatiebeleid wordt invulling gegeven aan de burgerschapsvisie van het college: ‘Burgerschap en Diversiteit: geen burgerschap zonder hoffelijkheid’. Doel daarvan is te bevorderen dat Amsterdammers meedoen en verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor de stad. In het nieuwe gemeentelijk beleid staan twee overkoepelende doelen centraal: 1. 2.
het bevorderen van economische zelfstandigheid door middel van arbeidsparticipatie en het bevorderen van zelfbeschikking en autonomie bij vrouwen van niet-westerse komaf.
Het college zet zich in de periode 2011-2014 hiervoor in door de eigen kracht van vrouwen in de samenleving te versterken, te faciliteren en te verbinden. Vrouwenorganisaties en –netwerken zijn leidend in het oplossen van knelpunten die Amsterdamse vrouwen ervaren. Aanvullend besteedt het college aandacht aan de positie van vrouwen en meisjes in het lopende beleid en in beleidsontwikkeling op het terrein van arbeidsmarktparticipatie, economie, armoedebestrijding, personeel, welzijn, inburgering, burgerschap en diversiteit, zorg en veiligheid. Prioriteiten in het gemeentelijk beleid Het college kiest voor vijf speerpunten in het beleid. 1. 2. 3. 4. 5.
Economische zelfstandigheid Zelfbeschikking Zelfbewust opgroeien Emancipatie van vaders Zichtbaarheid van lesbische vrouwen.
Aan elk van deze speerpunten draagt de gemeente bij met (vaak al lopende) beleidsmaatregelen en nieuwe acties die aansluiten op de eigen kracht van vrouwen en hun organisaties in de stad. Speerpunt 1: Economische zelfstandigheid Op het terrein van economische zelfstandigheid richt het beleid zich op de volgende doelen:
Meer vrouwen zijn economisch zelfstandig en financieel zelfredzaam. Meer mannen en vrouwen vinden het vanzelfsprekend dat vrouwen en/ of moeders werken. Meer vrouwen bezetten topposities.
Bij het bevorderen van arbeidsparticipatie onder vrouwen, staan twee doelgroepen centraal: alleenstaande moeders en laagopgeleide vrouwen. Het college investeert in: 1. Mentaliteitsverandering - zowel bij vrouwen zelf, hun mannen (en zonen) en bij werkgevers 2. Arbeidsaanbod: aandacht voor de positie van vrouwen in het arbeidsmarktbeleid door flexibele (deeltijd)banen) te bevorderen. 3. Arbeidskwalificaties, waaronder taalbeheersing. De gemeente vraagt het SPE en de vrouwenorganisaties uit te werken wat de mogelijke bijdragen van vrouwenorganisaties en -netwerken kunnen zijn aan de maatschappelijke activering – de eerste stap op de weg naar werk. Daarnaast stimuleert het college initiatieven uit de samenleving die gericht zijn op het in hun kracht zetten van vrouwen en die succesvolle vrouwen zichtbaar maken. De gemeente hanteert in haar eigen
8
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
personeelsbeleid streefcijfers diversiteit en er zijn afspraken met het management over het aandeel vrouwen in leidinggevende functies. Daarnaast steunt de gemeente het Charter Talent naar de Top. Speerpunt 2: Zelfbeschikking Op het terrein van zelfbeschikking richt het beleid zich op de volgende doelen:
Meer vrouwen zijn zelfredzaam en participeren in de Nederlandse samenleving Meer vrouwen beheersen de Nederlandse taal Meer vrouwen beslissen zelf over hoe zij hun leven inrichten Meer vrouwen zijn weerbaar tegen aantasting van hun seksuele, fysieke of psychische integriteit.
De gemeente bevordert zelfredzaamheid, zelfbeschikking en veiligheid door:
Succesvolle methodieken voor zelfhulp en samen redzaamheid te inventariseren en inzichtelijk en overdraagbaar te maken voor vrouwenorganisaties. De komende jaren nog maximaal in te zetten om vrouwen met een taalbehoefte een passend traject te bieden. Initiatieven uit de samenleving om thema’s die zijn gerelateerd aan zelfbeschikking en autonomie van vrouwen bespreekbaar te maken, te stimuleren en te faciliteren. De ontwikkeling van meisjesnetwerken te stimuleren en vrouwenorganisaties in de gelegenheid te stellen aandacht te besteden aan meisjesspecifieke problemen. Programma’s uit te voeren op scholen in het primair en voortgezet onderwijs om seksuele weerbaarheid te vergroten. Uitvoering te geven aan het programma Stille Dilemma’s dat onder andere is gericht op verborgen vrouwen en aan de aanpak van huiselijk en eergerelateerd geweld door een sluitend systeem voor signalering, screening en hulpverlening en preventieve activiteiten.
Speerpunt 3: Zelfbewust opgroeien Op het terrein van zelfbewust opgroeien richt het beleid zich op de volgende doelen:
Meer meisjes met psycho-sociale problemen krijgen effectieve ondersteuning Meer aandacht voor meisjes in het aanbod voor jongeren in de stad. Minder tienermeisjes worden zwanger.
De wethouder jeugd stelt voor eind 2011 een plan van aanpak op met maatregelen gericht op voorlichting, signalering en hulpverlening ten aanzien van psycho-sociale problematiek van meisjes en jonge vrouwen, inclusief de culturele component bij meisjes en jonge vrouwen met een niet-westerse achtergrond. In het programakkoord heeft het college aangegeven het belangrijk te vinden dat het aanbod voor de jeugd zich niet alleen richt op ‘probleemjongeren' maar op alle Amsterdamse jongeren. De gemeente werkt aan een nieuw beleidskader met betrekking tot jeugd en welzijn waarin aandacht wordt besteed aan voorzieningen voor meisjes en jonge vrouwen. Via versterken van de eigen kracht en netwerken worden tienermoeders ondersteund. Daarnaast is er een preventief aanbod van programma’s seksuele weerbaarheid. Speerpunt 4: Emancipatie van vaders Op het terrein van vaderemancipatie is het doel:
Meer mannen en vrouwen vinden het vanzelfsprekend dat mannen en/ of vaders zorgtaken hebben.
Het college stimuleert en faciliteert succesvolle vaderinitiatieven in de stad die zich richten op mentaliteitsverandering en het bevorderen van zelfreflectie. Speerpunt 5: Lesbische zichtbaarheid Ten aanzien van lesbische zichtbaarheid is het doel:
Meer Amsterdammers accepteren homoseksualiteit en lesbische vrouwen.
Het college stimuleert en faciliteert initiatieven uit de samenleving waarin homoseksualiteit van vrouwen bespreekbaar wordt gemaakt binnen groepen voor wie
9
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
op dit onderwerp nog relatief vaak een taboe rust en het college stimuleert en faciliteert initiatieven van vrouwen(organisaties) die bijdragen aan verbetering van de zichtbaarheid van lesbische meisjes en vrouwen. Monitoring De staat van de emancipatie in de stad en de resultaten van de aanpak worden gemonitord. De resultaten daarvan worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
10
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
1.
Vrouwenemancipatie
1.1
Waarom vrouwenemancipatie
beleidsplan 2011–2014
Emancipatie van vrouwen heeft in Nederland in de afgelopen dertig jaar een enorme vlucht genomen. Mannen en vrouwen hebben gelijke rechten gekregen. De arbeidsparticipatie van vrouwen is toegenomen: 60% van de vrouwen in Nederland werkt. Steeds meer jonge stellen zorgen gezamenlijk voor een inkomen en verdelen de zorgtaken. Meisjes zijn bezig met een opmars in het onderwijs. Tegenwoordig studeren meer vrouwen dan mannen en met hun studieresultaten streven zij mannen voorbij. De vrouwenemancipatie in Nederland is echter nog niet voltooid. Iets meer dan de helft van de vrouwen in Nederland werkt onvoldoende om economisch zelfstandig te zijn. Nederlandse mannen besteden relatief weinig tijd aan het huishouden en de zorg voor kinderen. Het aantal vrouwen met hoge posities in het bedrijfsleven, de wetenschap en bij de overheid is relatief laag. Vrouwen die als migrant naar Nederland zijn gekomen en hun dochters hebben nog beperkt van de ontwikkelingen op het gebied van emancipatie in Nederland kunnen profiteren. Voor hen is zelfstandigheid en gelijkwaardigheid vaak nog niet vanzelfsprekend. Wel is er reden voor optimisme over hun emancipatieproces. Individuele vrouwen uit deze groep ontwikkelen zich razendsnel. Zij brengen binnen een generatie een kleine revolutie teweeg. Deze vrouwen doorlopen een HBO of universitaire studie en vinden vervolgens de daarbij behorende baan. Vaak is emancipatie een langdurig proces dat zo’n dertig jaar duurt en zich over meerdere generaties uitstrekt. Veel Amsterdamse vrouwen met een niet-westerse achtergrond zitten middenin dit proces of staan aan het begin daarvan. Zij emanciperen in hun eigen tempo en op hun eigen manier. Wat emancipatie voor iemand inhoudt, kan uiteenlopen, evenals de wegen die daarheen leiden. Persoonlijke autonomie is hierbij i een sleutelbegrip: Handelen en leven naar eigen keuzen, waarden en identiteit. Kansen zijn er volop. Mogelijkheden worden vaak nog beperkt door taalachterstand, een lage opleiding, een beperkt netwerk of een sociale omgeving die niet ondersteunend of zelfs beklemmend is. De ontwikkeling die vrouwen met een nietwesterse achtergrond doormaken is belangrijk voor de stad. Zij emanciperen door te leren en te participeren in de Nederlandse samenleving. Daarmee vormt hun emancipatie tegelijk ook de sleutel voor integratie. De emancipatie van vrouwen brengt binnen de eigen gemeenschap altijd controverses met zich mee, omdat de opvattingen over de positie van vrouwen en meisjes verschillen. Deze controverses kunnen grote gevolgen hebben voor individuele vrouwen en meisjes, met name in een geëmancipeerde stad als Amsterdam. Zij worden beperkt in het meedoen in de samenleving, bijvoorbeeld omdat ze niet mogen werken of voelen zich vervreemd omdat ze zich thuis anders moeten gedragen dan op school. Het college wil een stad waarin alle vrouwen en mannen gelijkwaardig kunnen functioneren. De controverses binnen de diverse gemeenschappen moeten daarom benoemd en besproken worden door en met de betreffende vrouwen en mannen. Dat is de eerste stap naar meer gelijkheid en autonomie.
De definitie van emancipatie: 'De ontwikkeling naar zelfontplooiing waarin zelfredzaamheid, werk onderwijs en participatie centraal staan.ii
1.2 Belang van emancipatiebeleid De staat van de emancipatie in de stad maakt dat het gemeentebestuur niet achterover kan leunen. De arbeidsparticipatie van vrouwen blijft achter en Amsterdamse meisjes uit migrantengezinnen hebben te maken met ongelijkheid bij het opgroeien. Maar ook de invloed van vrouwen op de inrichting van de samenleving, via banen in het hogere segment en bestuursfuncties, is nog lang niet evenredig. Daarom heeft vrouwenemancipatie in Amsterdam een prominente plaats op de bestuurlijke agenda.
11
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Het overkoepelende doel van het Amsterdamse vrouwenemancipatiebeleid is:
het bevorderen van economische zelfstandigheid door middel van arbeidsparticipatie en het bevorderen van zelfbeschikking en autonomie bij vrouwen van niet-westerse komaf.
Door economische groei in combinatie met vergrijzing heeft Amsterdam in 2015 iedereen nodig om aan de vraag naar arbeid te voldoen. Er moet geïnvesteerd worden in een goede match tussen de vraag op de arbeidsmarkt en dat wat vrouwen (kunnen) bieden. Om betaald werk te doen zijn drie dingen noodzakelijk: vrouwen moeten wíllen, kúnnen en mógen. Een belemmering op één van die drie vlakken maakt dat vrouwen de stap naar betaald werk niet zetten. Om deze belemmeringen weg te nemen zijn beleidsmaatregelen nodig in het kader van een emancipatie- en arbeidsparticipatiebeleid gericht op vrouwen, mannen, werkgevers en organisaties. Economische zelfstandigheid van vrouwen draagt bij aan een evenwichtiger machtsbalans in de privésfeer. Werk geeft een belangrijke zingeving aan het leven, juist omdat het uitdaagt inhoudelijke interesses en sociale contacten te ontwikkelen. Het college vindt dat alle vrouwen recht hebben op autonomie: het recht te reflecteren op hun mogelijkheden in het leven en het recht om hierin eigen, vrije keuzes te maken. Nog niet alle vrouwen kunnen of mogen zelf hun keuzes maken voor een opleiding, een baan, een partner, een levensstijl of een geloof. Het college vindt dat alle vrouwen economisch zelfstandig moeten kunnen zijn. De statistieken laten zien dat juist vrouwen uit migrantenfamilies economisch achter blijven of kampen met sociale problemen. Emancipatie vervult daardoor ook een sleutelrol in het integratievraagstuk. Als deze vrouwen mee kunnen doen, komt dat ten goede aan de integratie van nieuwkomers.
1.3 'Emancipatie afdwingen kan contraproductief werken. Daarom is het belangrijk minder met het vingertje te wijzen en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften die vrouwen zelf hebben bij hun eigen mogelijkheden en bij de beweging die al gaande is. Respect voor de grote waarde die wordt gehecht aan moederschap en persoonlijke zorg is daarbij een voorwaarde.' (Trees Pels, hoogleraar opvoeding)iv
Rol van de overheid
Emancipatie is een individueel proces. Het college onderschrijft dan ook het standpunt van het kabinet dat stelt dat vrouwenemancipatie primair de verantwoordelijkheid is van ii mensen zelf – vrouwen en mannen, bedrijven en maatschappelijke instellingen. Maar voor die individuele ontplooiing zijn gelijke rechten en mogelijkheden noodzakelijk. Maatschappelijke obstakels moeten zijn weggenomen om dat individuele proces mogelijk te maken. De overheid heeft een rol daar waar emancipatie geen kans krijgt en veiligheid en participatie achterblijft. En de overheid spreekt de eigen kracht en het talent van mensen aan. Eigen kracht in de gemeenschap is het belangrijkste voor emancipatie. Het college heeft het belang van eigen kracht eerder onderstreept in de nota ‘Burgerschap en Diversiteit: geen burgerschap zonder hoffelijkheid’ en in de ‘Visie Veranderingen iii iv Jeugddomein 2011-2016’. Een van de doelen is de verbondenheid te versterken en te bevorderen dat Amsterdammers meedoen en verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor de stad. Dat geldt ook voor vrouwen. Ter ondersteuning van de emancipatie van vrouwen vervult de gemeente de rol van aanjager. Initiatieven uit de samenleving worden gestimuleerd, gesteund en verbonden. Aan activiteiten van succesvolle, zelfstandige vrouwen kunnen anderen zich spiegelen. Via andere activiteiten worden thema’s bespreekbaar gemaakt en wordt de samenleving aangemoedigd om het erover te hebben. Zo kunnen steeds meer vrouwen, via eigen kracht en stap voor stap, meer welzijn, meer vrijheid en meer invloed krijgen. Dit beleidsplan laat de inspanningen zien van de gemeente in de komende jaren op het brede terrein van vrouwenemancipatie:
12
Gericht beleid voor vrouwen op het terrein van arbeidsmarktparticipatie; Een reeks van maatregelen op specifieke terreinen in het kader van beleid op de terreinen jeugd, onderwijs, inburgering, economie, volksgezondheid, veiligheid, vrijwilligerswerk en zorg; Versterken en verbinden van de eigen kracht van vrouwen in de samenleving.
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
2.
beleidsplan 2011–2014
Amsterdamse vrouwen: feiten en opgaven
2.1 Wie zijn die Amsterdamse vrouwen? Aantallen Er wonen op 1 januari 2011 396.276 vrouwen in Amsterdam. Amsterdam telt net iets meer vrouwen (51%) dan mannen (49%). Er zijn bijna 50.000 vrouwen boven de 65 jaar in Amsterdam. Rond de 60.000 zijn onder de 15 jaar. De overige 287.000 vrouwen zijn tussen 15-64 jaar en vormen daarmee de vrouwelijke potentiële beroepsbevolking. Er zijn 36.809 vrouwen van Surinaamse, 5.931 vrouwen van Antilliaanse, 19.659 vrouwen van Turkse en 34.309 vrouwen van Marokkaanse herkomst in Amsterdam. 38.720 komen uit overige niet-westerse landen en 61.870 uit westerse landen. De overige 198.942 vrouwen zijn autochtoon. Deelname HBO/WO In de studentenleeftijdsgroep 19-24 jaar is 55% vrouw. Er studeren 30.000 vrouwen aan de twee Amsterdamse universiteiten en 23.000 mannen (studiejaar 2009/’10). Van de vrouwen in Amsterdam tussen de 19 en 24 jaar studeert 27% aan een universiteit, 21% gaat naar een HBO. Dit aandeel is gegroeid, tien jaar geleden lag dit op respectievelijk 18% (WO) en 14% (HBO). Vrouwen gaan vaker naar de universiteit dan mannen in Amsterdam (21% van de mannen), er is geen verschil in deelname aan het HBO (19% van de mannen). Van de vrouwen van niet-westerse herkomst tussen 19-24 jaar ging 9% in 2000/’01 naar het HBO, in 2009/’10 is dit toegenomen tot 20%. Autochtone en allochtone vrouwen (19-24 jaar) gaan inmiddels even vaak naar het HBO. Op de universiteit ligt de deelname van niet-westerse vrouwen met 11% (19-24 jaar) lager dan gemiddeld. Het neemt wel toe, in 2000/’01 ging 5% van de 19-24 jarige vrouwen van niet-westerse herkomst naar de universiteit. Behaald opleidingsniveau Naar schatting heeft ruim een derde deel van de Amsterdammers een HBO of WO– opleiding. Ongeveer een kwart is middelbaar opgeleid en iets minder dan 40% is lager opgeleid. Bij autochtone en westerse allochtone Amsterdammers zijn er nauwelijks verschillen tussen mannen en vrouwen in opleidingsniveau. Net iets minder dan de helft is bij hen hoger opgeleid en iets minder dan 30% is middelbaar opgeleid. Surinaamse/Antilliaanse vrouwen zijn iets beter opgeleid (53% middelbaar of hoog opgeleid) dan Surinaamse/Antilliaanse mannen (46%). Turkse en Marokkaanse vrouwen zijn minder goed opgeleid dan Turkse en Marokkaanse mannen. Twintig procent van de vrouwen heeft een middelbare of hogere opleiding, ten opzichte van een kwart bij de mannen. Tweederde deel van de Turkse en Marokkaanse vrouwen heeft geen enkele opleiding, ten opzichte van ruim 50% bij de mannen. Voortijdig schoolverlaten Meisjes verlaten minder vaak voortijdig de school dan jongens. Van de meisjes tussen 18-22 jaar is 12% voortijdig schoolverlater, bij jongens is dit 19%. Zij gaan niet meer naar school en hebben geen diploma op HAVO, VWO of MBO-2 niveau. Meisjes van autochtone herkomst zijn het minst vaak voortijdig schoolverlater (VSV); 7% van hen maakt de school niet af. Bij Surinaamse en Turkse meisjes ligt het aandeel op 16%, bij Antilliaanse (13%) en Marokkaanse (12%) meisjes ligt het aandeel iets lager.
13
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Economische zelfstandigheid Van alle Amsterdamse vrouwen tussen de 15 en 64 jaar is in 2009 49% economisch zelfstandig: zij verdienen netto meer dan €1000,- per maand. Bij vrouwen van autochtone en westerse allochtone herkomst ligt dit hoger, op respectievelijk 56% en 60%. Bij Surinaamse/Antilliaanse vrouwen ligt het aandeel op 48%. Een kleine groep vrouwen van Turkse (16%) en Marokkaanse herkomst (20%) is economisch zelfstandig. Van de mannen tussen de 15-64 jaar is in 2009 65% economisch zelfstandig. Ten opzichte van 2005 zijn de verschillen met mannen niet kleiner geworden: toen verdiende 56% van de mannen meer dan €1000,- per maand en 41% van de vrouwen. De jongere generatie vrouwen is hoger opgeleid, werkt vaker en is daarmee vaker economisch zelfstandig. Van de vrouwen tussen 25-34 jaar is in 2007/2009 59% economisch zelfstandig. Bij mannen ligt het in deze leeftijdsgroep op 75%. In de leeftijdsgroep tussen 25-34 jaar is de meerderheid van de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen (65%), en van vrouwen van autochtone (71%) en westerse allochtone (61%) herkomst is economisch zelfstandig. Bij vrouwen van Turkse en Marokkaanse herkomst is dit 24%. Arbeidsparticipatie De arbeidsparticipatie van Amsterdamse vrouwen neemt toe. In 1999 was de bruto arbeidsparticipatie 61%, in 2009 was dit toegenomen tot 68%. Bij mannen is de bruto 1 arbeidsparticipatie stabiel op net iets minder dan 80%. De toename bij vrouwen was er vooral bij de oudere leeftijdscategorieën. De toename bij oudere vrouwen is een emancipatie-effect: de 55-64 jarigen, de babyboomgeneratie, waren de eersten die een hogere opleiding volgden en gingen werken. Nog altijd neemt het opleidingsniveau onder vrouwen toe, waarmee ook de arbeidsparticipatie toeneemt. Hoger opgeleide vrouwen werken in Amsterdam vaker dan gemiddeld in Nederland (83% van de vrouwen met HBO/WO en 69% van de vrouwen met HAVO/VWO/MBO). Vrouwen van niet-westerse herkomst zijn minder vaak actief op de arbeidsmarkt dan autochtone en westerse allochtone vrouwen (bruto participatie in 2009 55% om 74%). Dit komt deels door het lagere opleidingsniveau van vrouwen van niet-westerse herkomst. Echter, leeftijd speelt ook nog een rol. Lager opgeleide westerse vrouwen zijn over het algemeen wat ouder, meest van middelbare leeftijd (45-64 jaar). Zij zijn vaker niet actief op de arbeidsmarkt. Niet-westerse vrouwen met een lage opleiding zijn gemiddeld jonger. Kijken we alleen naar de vrouwen tussen 25 en 44 jaar oud, dan is de bruto participatie als volgt: niet-westerse vrouwen met maximaal VMBO/LBO/MAVO: 45% (80% bij westerse vrouwen); niet-westerse vrouwen met HAVO/VWO/MBO: 79% (89% bij westerse vrouwen); niet-westerse vrouwen met HBO/WO: 88% (93% bij westerse vrouwen). In de periode 2001-2009 is de bruto arbeidsparticipatie van niet-westerse vrouwen gelijk gebleven op 55%. Bij autochtone en westerse allochtone vrouwen nam de arbeidsparticipatie toe, van 71% in 2001 naar 74% in 2009. De groei wordt veroorzaakt doordat meer vrouwen hoger opgeleid zijn. Omdat het opleidingsniveau van nietwesterse vrouwen toeneemt, is het waarschijnlijk dat ook in deze groep de arbeidsparticipatie gaat groeien. Gezinsvorming Het uitstellen van het moederschap komt vaker voor bij hoger opgeleiden. Tijdens de studie is moederschap vaak nog niet aan de orde. De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen is in Amsterdam in 2010 31 jaar. Dit varieert van 32 jaar bij autochtone vrouwen, 28 jaar bij Marokkaanse en Antilliaanse en 27 jaar bij Turkse en Surinaamse vrouwen. Tien jaar geleden waren deze verschillen veel groter en kregen 1
De bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de 15-64 jarigen dat werk heeft van meer dan 12 uur per week, of op zoek is naar werk van meer dan 12 uur per week.
14
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Turkse en Marokkaanse vrouwen veel vroeger kinderen, zij waren toen gemiddeld 24 (Turkse vrouwen) en 25 (Marokkaanse vrouwen) jaar oud. Conclusies Uit de emancipatiepraktijk in Amsterdam blijkt dat het met de overgrote meerderheid van Amsterdamse vrouwen goed gaat. Steeds meer vrouwen werken buitenshuis. Het ‘kostwinner plus’ model domineert: Moeders hebben een - meestal kleine - deeltijdbaan en nemen de hoofdmoot van de zorg en opvoeding van kinderen voor hun rekening. Hierdoor is het niveau van economische zelfstandigheid relatief laag. Dit geldt in sterkere mate voor vrouwen van Marokkaanse of Turkse komaf. Alleenstaande moeders hebben een kwetsbare positie: als zij werken is dat in deeltijd met weinig inkomsten. Voor de economische zelfstandigheid van vrouwen zijn de opvattingen over de rol- en taakverdeling in het gezin van belang. Deze zijn de afgelopen jaren een stuk moderner geworden. Deze trend is ook zichtbaar in gezinnen van niet-westerse komaf, waar traditionele opvattingen nog sterk domineren. Wat bij deze groep opvalt, is dat zeker bij de jongere generatie de meisjes en jonge vrouwen wat opvattingen aangaat vóór lopen v op jongens en jonge mannen. Opleiding is belangrijk voor het realiseren van blijvende economische zelfstandigheid. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe meer moeders werken. Met een stijging van het opleidingsniveau neemt de arbeidsparticipatie van vrouwen uit de ‘klassieke’ migrantengroepen toe. Dit wordt verder versterkt door de stijging van de gemiddelde huwelijksleeftijd, de gemiddelde leeftijd waarop het eerste kind komt en de daling van het gemiddelde kindertal. Algemeen geldt dat onderwijs het meeste gewicht in de schaal legt als het gaat om emancipatiekansen. Studeren, of werken is een manier om het heft in eigen handen te nemen, niet alleen in economische zin, maar ook als het gaat om de vrijheid om je eigen beslissingen te nemen. Het grote arsenaal aan hoog opgeleide vrouwen in Amsterdam en de groeiende groep goed opgeleide vrouwen met een niet-westerse achtergrond, kan een enorme slinger geven aan de emancipatie.
2.2 Eigen kracht aan het werk 'Hier kraait de hen en moet de haan kakelen' (Een Duitse reiziger in 1687)ix
'Feminisme is elke keer een stapje verder gaan dan je eigenlijk durft, want een geëmancipeerde vrouw laat zich niets opdringen' (Joke Smit)x
Amsterdam kent een traditie van sterke vrouwen. Al in de 17 eeuw waren Amsterdamse vrouwen buitengewoon vrij en krachtig in hun optreden. Zij waren nadrukkelijk aanwezig in het openbare leven en de ‘viswijven’ op de vismarkt vloekten en scholden er lustig op los. Veel vrouwen werkten in die tijd als gelijke naast hun echtgenoot, maar waren ook ondergeschikt aan hun man. Ze mochten bijvoorbeeld geen contracten afsluiten en vi konden niet vrij beschikken over eigen kapitaal. Dat veranderde met de eerste en tweede feministische golf. De vrouwen die aan de oorsprong van zowel de eerste als de tweede feministisch golf in Nederland stonden, waren Amsterdamse vrouwen. Wilhelmina Drucker was een Amsterdamse politica die e eind 19 eeuw streed voor vrouwenkiesrecht. Joke Smit kwam weliswaar uit Vianen, maar studeerde, woonde en werkte in Amsterdam. Smit brak in 1967 door met het artikel Het onbehagen bij de vrouw. Zij beschreef hierin de frustratie van getrouwde vrouwen die meer wilden dan een bestaan als moeder en huisvrouw. Smit pleitte ervoor dat vrouwen zich ontwikkelden binnen hun eigen grenzen. Het huidige emancipatievraagstuk kan sterke, progressieve vrouwen zoals Wilhelmina Drucker of Joke Smit goed gebruiken. En die zijn er ook. Er zijn honderddertig actieve vrouwenorganisaties in Amsterdam. Van kleine groepjes vrouwen die zich hebben verenigd rond een thema, tot grote participatiecentra waar honderden vrouwen per week komen. De meeste Amsterdamse vrouwenorganisaties zijn zelforganisaties van migrantenvrouwen. Die organisaties betekenen veel voor de emancipatie van hun achterban. Zij bieden een plek voor ontmoeting, debat en steun. Een plek waar vrouwen ervaring op kunnen doen met vrijwilligerswerk. Een plaats waar migrantenvrouwen die al lang in Nederland zijn en geen inburgeringscursus hebben doorlopen, tóch nog Nederlands leren. Een plek waar ook sterk geïsoleerde vrouwen,
15
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
bijvoorbeeld vrouwen uit orthodoxe moslimfamilies, oudere Chinese vrouwen, of vrouwen zonder papieren, soms wel durven en mogen komen. Dat maakt vrouwenorganisaties uniek en onmisbaar. De vrouwenorganisaties vormen een waardevolle ondersteuningsstructuur in de stad. Ván vrouwen vóór vrouwen.
2.3 Prioriteiten volgens vrouwenorganisaties Met het overgrote deel van de Amsterdamse vrouwen gaat het goed. Een deel ziet zich geconfronteerd met moeilijkheden. De omvang en aard van deze moeilijkheden is geïnventariseerd door het Amsterdamse Service Punt Emancipatie (SPE). Het SPE heeft vrijwilligers bij zestig vrouwenorganisaties gevraagd naar hun grootste zorgen met betrekking tot de positie van (groepen van) vrouwen in de stad. De resultaten daarvan vii staan in de Vrouwenmonitor (2011). Er zijn vijftien knelpunten geagendeerd. De knelpunten bevestigen dat het vraagstuk van economische afhankelijkheid een probleem is. Zes van de vijftien knelpunten die zij noemen, hebben hier mee te maken: 1. De weg naar betaald werk verloopt moeizaam voor veel vrouwen. 2. Een evenwichtiger verdeling van werk en zorg voor moeders én vaders is gewenst. 3. Teveel Amsterdamse vrouwen kunnen financieel niet op eigen benen staan. 4. Vrouwen zijn vaker en langduriger arm dan mannen. 5. Teveel vrouwen hebben schulden door te weinig financiële vaardigheden. 6. Alleenstaande moeders hebben specifieke steun nodig. Daarnaast agenderen de vrouwenorganisaties de thema’s zelfredzaamheid en zelfbeschikking. De genoemde problemen hangen voor een deel (7. en 8.) samen met de culturele of migratieachtergrond van vrouwen: 7. Slechte beheersing van het Nederlands houdt vrouwen in sociaal isolement. 8. Sommige vrouwen leven in verborgenheid en zijn compleet afgesloten van de samenleving. 9. Vrouwen zijn vaker slachtoffer van huiselijk, seksueel en eergerelateerd geweld. De vrouwenorganisaties vragen aandacht voor de positie van Amsterdamse meisjes en jonge vrouwen, en dan vooral die van meisjes en jonge vrouwen met een niet-westerse achtergrond. Zij komen bij het opgroeien problemen tegen: 10. De stille problematiek van jonge vrouwen en meisjes verdient aandacht. 11. Een vrije verkenning van seksualiteit is voor veel meisjes een utopie. De vrouwenorganisaties benoemen het belang van de rol van mannen en vaders in het gezin, mede in het licht van de emancipatie van hun vrouwen, dochters en zusters. Ook de onevenwichtige verdeling van werk en zorg tussen mannen en vrouwen (punt 2.) speelt hierbij een niet te onderschatten rol: 12. Teveel mannen remmen de emancipatie van hun vrouwen en dochters. Belangenorganisaties voor lesbische vrouwen melden dat deze groep met problemen kampt. Zij hebben vaak psycho-sociale problemen en een deel van hen heeft te maken met geweld of wordt uitgesloten door familie en/ of hun gemeenschap. 13. Vrouwen met lesbische gevoelens voelen zich onvoldoende gehoord en gesteund. Op het terrein van vrouwenemancipatie speelt eigen kracht een belangrijke rol. Veel vrouwen ondervinden steun van andere vrouwen in dezelfde positie of uit dezelfde gemeenschap. Netwerken en organisaties van vrouwen en meisjes zijn voor de vrouwen die met de genoemde knelpunten te maken hebben, essentieel. Zij vormen op alle probleemgebieden - vaak de eerste stap naar een oplossing, steun of hulpverlening. Volgens de actieve vrouwen bestaan er ook op dit gebied knelpunten: 14. Zelforganisaties van vrouwen zijn (te) kwetsbaar 15. De samenwerking tussen vrouwenorganisaties en reguliere hulpverlening verloopt moeizaam en er zijn weinig organisaties die zich richten op meisjes. In het emancipatiebeleid wil de gemeente zoveel mogelijk aansluiten bij de vraag en behoeften van vrouwen in de stad. Daar is de prioriteitenagenda van de vrouwenorganisaties een belangrijke leidraad voor. De inhoud van het gemeentelijke emancipatiebeleid wordt in de volgende hoofdstukken gepresenteerd.
16
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
3.
beleidsplan 2011–2014
Eigen kracht, focus en samenwerking in beleid
3.1 Gemeentelijk beleid 'Een diverse stad functioneert alleen wanneer alle burgers in vrijheid mee kunnen doen. Diversiteit gaat daarom hand in hand met emancipatie en participatie'xii
Bij zijn aantreden in 2010 heeft het college aangekondigd een krachtige impuls te zullen geven aan het emancipatiebeleid. Daarbij gaat het niet alleen om emancipatie, maar ook om participatie en vrijheid. Twee specifieke groepen krijgen bijzondere aandacht in het Programakkoord: verborgen vrouwen (p. 25) en meisjes en jonge vrouwen en hun problematiek (p. 20). Ook de hervormingen die in de kadernota 2012 zijn aangekondigd zijn belangrijk voor vrouwenemancipatie. De nota stelt de kwetsbaarste Amsterdammers centraal in het sociaal beleid en kondigt investeringen aan in de onderkant van de arbeidsmarkt. Deze bestaat voor de helft uit vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Vrouwen zijn op alle beleidsterreinen een belangrijke groep. Op een groot aantal beleidsterreinen besteedt het stadsbestuur impliciet of expliciet aandacht aan de positie van vrouwen. De portefeuillehouders van de betreffende terreinen zijn verantwoordelijk voor dit beleid. De wethouder diversiteit heeft een coördinerende rol (agenderen, verbinden, monitoren). De volgende beleidsterreinen zijn relevant:
Werk en Inkomen: re-integratie naar werk, laagopgeleide vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, alleenstaande moeders, deeltijdwerk en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Armoedebestrijding: bestrijding van armoede en kansarmoede Economische Zaken: arbeidsmarktbeleid en ondernemerschap. Educatie en Inburgering: basisprogramma burgerschap en educatie. Jeugd en Onderwijs: veranderingen in het jeugddomein (jeugdbeleid en jongerenwerk), gezinsaanpak, opvoeden en opgroeien, kinderopvang, tienermoeders, maatschappelijke opvang, kwaliteit van het onderwijs en aanpak vroegtijdig schoolverlaten. Veiligheid: huiselijk geweld en kindermishandeling, prostitutiebeleid, vrouwenhandel, eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking, seksueel geweld. Zorg: stille dilemma’s, zoals verborgen vrouwen, psycho-sociale problematiek bij jonge meisjes, seksuele weerbaarheid, mantelzorg, participatiebeleid (vernieuwing sociaal domein en WMO). Burgerschap en Diversiteit: eigen kracht en vrouwenorganisaties, acceptatie van homoseksualiteit. Personeelsbeleid: extra aandacht voor bepaalde doelgroepen, zoals vrouwen in gemeentelijk personeelsbeleid. Welzijnsbeleid: lokaal welzijnsbeleid nieuwe stijl, w.o. lokale welzijnsorganisaties en vrouwenorganisaties.
Er is aanvullend beleid denkbaar dat van belang is voor de emancipatie van vrouwen. Bijvoorbeeld aanvullend beleid om onderwijs voor volwassenen en een leven lang leren te bevorderen. De economie en de vrouwenemancipatie zijn gebaat bij mannen en vrouwen die een goede opleiding hebben en hun kennis en vaardigheden voortdurend ontwikkelen. De huidige financiële situatie van de gemeente biedt hier nu geen mogelijkheden voor. Als gevolg van bezuinigingen en decentralisatie van regelingen is er veel in beweging. De consequenties daarvan voor vrouwen en de beschreven aanpak zijn nog niet goed te overzien. Een belangrijke beleidswijziging is dat vrouwen en mannen met een uitkering die een kind hebben dat jonger is dan 5 jaar, verplicht worden om te solliciteren en zich actief op de arbeidsmarkt moeten begeven. Deze maatregel heeft vooral gevolgen voor vrouwen. In het re-integratiebeleid en armoedebeleid komt speciale aandacht voor alleenstaande moeders door deeltijdwerk als ‘opstap’.
17
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
3.2 Burgerschap en eigen kracht ''Uitgaan van de kracht van burgers zelf vraagt om een wijziging van houding en handelen. Ook binnen het bestuur en de ambtelijke organisatie is hierin een omslag te maken. Een dergelijke werkwijze is niet uitgewerkt. Het vraagt om cocreatie en lef. Daarmee zijn we allemaal onderdeel van de veranderopgave.' xiii
'Burgerschap anno 2011 vraagt om initiatiefrijke burgers die zelf verantwoordelijkheid nemen; om een open naar buiten gerichte houding van maatschappelijke organisaties; om een gemeente die nadrukkelijk ruimte laat en die ook in de toepassing van haar instrumenten durft te experimenteren en initiatief durft over te laten aan anderen' xiv
Dit beleidsplan sluit aan op gemeentebrede veranderingen en bezuinigingen, die om een andere manier van werken vragen. Veranderingen die ruimte geven aan de eigen kracht van burgers en aan een verbindende en stimulerende opstelling van de gemeentelijke overheid. Het college heeft dit onder meer verwoord in de conceptvisie Veranderingen Jeugddomein 2011-2014. Dit beleidsplan is onderdeel van de uitvoering van de burgerschapsvisie ‘Burgerschap en Diversiteit: geen burgerschap zonder hoffelijkheid’ die recent door het gemeentebestuur is vastgesteld. Een belangrijke doelstelling hiervan is bevorderen dat Amsterdammers mee kunnen doen en dat zij verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en voor hun omgeving. Dat geldt zeker ook voor vrouwen. Dat wordt gerealiseerd door het versterken van de grootstedelijke burgerschapscompetenties van Amsterdamse mannen en vrouwen en door in te zetten op de versterking van de pijlers van burgerschap: participatie, hoffelijkheid en verbondenheid. Het college wil de kracht van vrouwen zelf herkennen, waarderen en versterken. Een dergelijke rol voor de gemeente is voor het emancipatievraagstuk relevant, omdat het versterken van de kracht van binnenuit de belangrijkste taak van de overheid is bij emancipatieprocessen. Veel emancipatievraagstukken hebben een culturele dimensie. Om die reden is het onderscheiden van diverse gemeenschappen belangrijk. De krachtigste emancipatieinitiatieven komen tot stand vanuit een gemeenschap zelf. Het is daarom belangrijk dat vrouwen uit diverse gemeenschappen zich kunnen verenigen en netwerken vormen. Het Service Punt Emancipatie (SPE) helpt daar bij. In de prioriteitenagenda die door het SPE is opgesteld (zie H2) hebben vrouwenorganisaties aangegeven welke problemen aangepakt moeten worden. De volgende stap is deze vrouwenorganisaties te betrekken bij het oplossen van deze knelpunten. Het SPE zal vrouwenorganisaties ondersteunen en faciliteren door:
Kennis en expertise van professionals te verbinden met de kracht van vrijwilligers en vrouwenorganisaties. Te helpen succesvolle initiatieven zichtbaar en duurzaam te maken door het versterken van methodisch werken, vertrouwensrelaties en strategische allianties. Vrouwen(organisaties) te mobiliseren en te verbinden die zich willen inzetten voor de prioriteiten op de vrouwenagenda. Hierbij aandacht te besteden aan het aanmoedigen en versterken van informele meisjesnetwerken. Het organiseren van netwerkdagen om de gezamenlijkheid en daarmee de slagkracht van vrouwenorganisaties te vergroten.
3.3 Focus in beleid Eigen kracht staat centraal bij emancipatievraagstukken en in het gemeentelijk emancipatiebeleid. Daarnaast dragen inspanningen op diverse beleidsterreinen bij aan het oplossen van de problematiek op het terrein van vrouwenemancipatie, die door vrouwenorganisaties en gemeente als het meest urgent wordt ervaren. In deze nota wordt hiervan een overzicht gegeven. Daarbij kiezen we voor maatregelen die daadwerkelijk verschil kunnen maken. In de volgende hoofdstukken volgt een uitwerking van de speerpunten: 1. 2. 3. 4. 5.
Economische zelfstandigheid Zelfbeschikking Zelfbewust opgroeien Emancipatie van vaders Zichtbaarheid van lesbische vrouwen.
Per speerpunt is het volgende uitgewerkt: De doelstelling met een korte analyse van het vraagstuk en de urgentie van de problematiek.
18
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Ambities. Daar waar dat mogelijk is, zoals bij arbeidsparticipatie, zijn dat meetbare doelen. Bij vraagstukken waar de rol van de gemeente vrijwel uitsluitend agenderend is, zoals bij zelfbeschikking, is de ambitie algemener geformuleerd. De gemeentelijke aanpak met een beschrijving van de acties. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand beleid en nieuwe activiteiten.
De nota beschrijft concrete doelen en acties waar dat mogelijk is. Voor andere onderdelen worden die later (verder) uitgewerkt. Het college wil vooral stimuleren dat vrouwenemancipatie bij organisaties en in gemeenschappen in de stad inhoud krijgt en werkt daarom in nauwe samenspraak en continue dialoog met maatschappelijke partners.
19
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
4. Speerpunt 1: Economische zelfstandigheid In dit hoofdstuk wordt de situatie van vrouwen en beleid op de volgende terreinen gepresenteerd: 1. 2. 3.
Arbeidsparticipatie en flexibel deeltijdwerk Financiële zelfredzaamheid en armoedebestrijding Vrouwen naar de top.
Doelstellingen:
Meer vrouwen zijn economisch zelfstandig en financieel zelfredzaam Meer mannen en vrouwen vinden het vanzelfsprekend dat vrouwen en/ of moeders werken Meer vrouwen bezetten topposities
4.1 Arbeidsparticipatie en flexibel deeltijdwerk
In Amsterdam neemt de arbeidsparticipatie van vrouwen toe. In 1999 was de bruto arbeidsparticipatie 61%, in 2009 was dit toegenomen tot 68%. Bij mannen is de bruto 2 arbeidsparticipatie stabiel op net iets minder dan 80%. Van de Amsterdamse vrouwen tussen de 15 en 64 jaar is in 2009 49% economisch zelfstandig: Zij verdienen netto meer dan €1000,- per maand. Veel vrouwen hebben deeltijdwerk: 45% werkt fulltime (33 uur of meer). Bij mannen is dit aandeel 77%. De bruto arbeidsparticipatie van autochtone vrouwen is 73%. De Surinaams/Antilliaanse vrouwen volgen met 67% en overige niet-westerse vrouwen met 61%. De bruto arbeidsparticipatie van Turkse (42%) en Marokkaanse vrouwen (37%) is het laagst. Ruim 34.000 Amsterdamse huishoudens maakten in 2010 gebruik van kinderopvang (dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang).
De laatste jaren zijn steeds meer vrouwen gaan werken. Bovendien werken viii Nederlandse vrouwen steeds vaker door als ze kinderen krijgen. Veel vrouwen werken in deeltijdbanen om zo werk en zorg te kunnen combineren. Voor veel vrouwen brengt dit met zich mee dat ze wel werken, maar onvoldoende verdienen om economisch zelfstandig te kunnen zijn. De dubbele belasting van een gezin en een baan drukt vooral op vrouwen die - alle idealen te spijt - worden gezien en/ of zichzelf zien als eerstverantwoordelijk voor de kinderen en de verzorging van het gezin.xvii
De opvattingen van mannen en vrouwen over de verdeling van de zorgtaken zijn belangrijk voor de arbeidsparticipatie van vrouwen en daarmee voor hun emancipatie. In Nederland staat de gelijkheid van man en vrouw hoog aangeschreven. De praktijk laat echter zien dat de gemiddelde Nederlander weliswaar van mening is dat vrouwen buitenshuis moeten kunnen werken, maar tot zover dat het gezin er niet onder lijdt. Nederland is en blijft een ‘moederland’ waar persoonlijke zorg voor kinderen erg belangrijk gevonden wordt en de combinatie van werk en zorg hierbij vaak als ix belemmering wordt ervaren. Er zijn groepen vrouwen die achterblijven in de arbeidsparticipatie, zoals alleenstaande moeders en laagopgeleide vrouwen. Voor veel migrantenvrouwen verloopt de weg naar betaald werk moeizaam. Zij hebben meer dan autochtone Nederlandse vrouwen te 2 De bruto arbeidsparticipatie is het aandeel 15-64 jarigen dat meer dan 12 uur per week werkt of meer dan 12 uur per week wil werken. De netto arbeidsparticipatie is het aandeel 15-64 jarigen dat meer dan 12 uur per week werkt.
20
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
maken met belemmeringen. Belemmeringen als slechte beheersing van de Nederlandse taal, een laag opleidingsniveau, discriminatie, gezondheidsproblemen, mantelzorg die van hen wordt verwacht en negatieve opvattingen over kinderopvang zijn serieuze obstakels voor het vinden en behouden van werk. Ook de invloed van druk van partners en de gemeenschap moet niet worden onderschat. Vluchtelingenvrouwen vormen een specifieke groep die belemmeringen ervaart bij het vinden van een baan. Zij hebben relatief vaak een hogere opleiding en vinden desondanks moeilijk werk. Alleenstaande moeders
Negen procent van de Amsterdamse huishoudens (38.625) is een eenoudergezin, met over het algemeen een vrouw aan het hoofd (negentig procent van de eenoudergezinnen betreft een alleenstaande moeder). Onder de eenoudergezinnen zijn Ghanese (28%), Surinaamse (24%) en Antilliaanse (19%) huishoudens oververtegenwoordigd. 11% van de Turkse, Marokkaanse en overige niet-westerse huishoudens is een eenoudergezin en 6% van de autochtone huishoudens. In 2005 was 55% van de alleenstaande moeders (25-54 jaar) aan het werk; in 2009 was dit 65%.
Een alleenstaande ouder kan - vanwege zorgtaken - in veel gevallen niet fulltime deelnemen aan het arbeidsproces. Ook zijn veel alleenstaande ouders herintreders. Omdat in de praktijk vrouwen het leeuwendeel van de verzorgende taken voor hun x rekening nemen, hebben zij niet of minder aan hun carrière kunnen werken. Daardoor beginnen zij met een achterstand op de arbeidsmarkt en is hun verdiencapaciteit significant lager. Onder alleenstaande moeders is sprake van een oververtegenwoordiging van laagopgeleiden en vrouwen met een niet-westerse achtergrond. Veel van deze vrouwen hebben ondersteuning en voorzieningen nodig om een kwalitatief goede baan te kunnen krijgen en behouden, zoals een ondersteunend netwerk voor de opvang van kinderen en flexibele werktijden. Laagopgeleide vrouwen
De bruto arbeidsparticipatie (werk van meer dan 12 uur per week of op zoek naar een werk voor meer dan 12 uur per week) neemt toe naarmate vrouwen meer opleiding hebben. Voor mannen geldt dit ook, maar minder sterk. De bruto participatie van laagopgeleide vrouwen (zonder startkwalificatie): met alleen basisonderwijs is 27% (55% bij mannen); met VMBO/LBO/MAVO is 63% (73% bij mannen). De bruto arbeidsparticipatie van laagopgeleide niet-westerse vrouwen tussen de 25 en 44 jaar in Amsterdam is 45%. Bij laagopgeleide autochtone Amsterdamse vrouwen uit dezelfde leeftijdsgroep is dit 80%.
Laagopgeleide vrouwen hebben verschillende belemmeringen en motieven om niet te werken. Traditionele opvattingen over de taakverdeling in het gezin en institutionele obstakels, zoals de aard van het werk, hun (gepercipieerde) gebrekkige verdiencapaciteit en het gebrek aan (betaalbare) kinderopvang leiden ertoe dat xi vrouwen niet gaan werken of deels of geheel stoppen met werken. Ook zijn er mentale
21
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
barrières, zoals onzekerheid over de eisen van een werkomgeving, het verwachte gestress en geregel en onzekerheid over de eigen kennis, ervaringen en capaciteiten. Ambitie
3
In 2014 is de bruto arbeidsparticipatie van vrouwen in Amsterdam gestegen naar 70% (nu 68%). In 2014 is 70% van de alleenstaande moeders in Amsterdam aan het werk. (nu: 65%). In 2014 is de bruto arbeidsparticipatie van laagopgeleide niet-westerse vrouwen tussen 25 en 44 jaar gestegen. Voor de langere termijn (10 jaar) is het doel dat 60% van deze vrouwen werkt. (nu: 45%). Vanaf 2012 wordt in de Amsterdamse Burgermonitor de houding van Amsterdamse mannen en vrouwen ten aanzien van werkende vrouwen en moeders gemeten. Op basis van de nulmeting wordt een (meetbare) doelstelling geformuleerd.
Aanpak Om betaald werk te doen moeten drie stappen worden doorlopen alvorens over werk gesproken kan worden: vrouwen moeten het wíllen, mógen en kúnnen. Een belemmering op één van die drie vlakken maakt dat vrouwen de stap naar betaald werk niet zetten. Om de doelstellingen te realiseren zijn op verschillende niveaus investeringen nodig: 1. Mentaliteitsverandering - zowel bij vrouwen zelf, hun mannen (en zonen) en bij werkgevers. 2. Arbeidsaanbod: stimuleren van specifiek aanbod voor de doelgroepen en benaderen van werkgevers over flexibele (deeltijd)banen, betaalbare kinderopvang. 3. Arbeidskwalificaties, waaronder taalbeheersing (zie ook 5.2). Bij het bevorderen van arbeidsparticipatie onder vrouwen, richten we ons op twee doelgroepen:
Alleenstaande moeders Laagopgeleide vrouwen.
De gemeente streeft naar een gedeeld arbeidsmarktbeleid en een gezamenlijke arbeidsmarktagenda met alle relevante partners op het gebied van arbeidsmarkt en onderwijs. In het kader hiervan zijn sectoren geselecteerd die een aanjager vormen van de Amsterdamse economie en/ of maatschappelijk van groot belang zijn en/ of waar knelpunten worden verwacht. In negen sectoren brengt de gemeente de factoren in kaart die belangrijk zijn voor de arbeidsparticipatie, zoals ontwikkeling van en kansen voor flexibel werk en deeltijdbanen. In 2011 gebeurt dat voor de zorg-sector, de hospitality sector en de ICT-sector. Met de sector zakelijke dienstverlening wordt eind 2011 gestart. De toenemende vraag naar arbeid in deze, maar ook in de sectoren die nog zullen volgen, biedt de komende jaren ook kansen voor alleenstaande moeders en laagopgeleide vrouwen. Daarnaast worden werkgevers aangespoord om meer mogelijkheden voor flexibel of deeltijdwerk te creëren. Dit gebeurt al bij enkele uitzendbureaus (TempoTeam) die inspelen op de behoefte van vrouwen aan kleine, flexibele banen. Ook ondernemerschap kan perspectief bieden voor deze groep vrouwen, indien zij daarvoor de kwaliteiten in huis hebben. De gemeente zet in op sterkere ondernemers door een snelle en adequate doorverwijzing naar een cursusaanbod van partners en 4 individuele bedrijfsadvisering om de competenties van ondernemers te versterken. Samen met de KvK en de Belastingdienst heeft de gemeente Amsterdam hiervoor Ondernemerscentrum Amsterdam opgezet. Het aanbod aan cursussen en seminars wordt afgestemd op de vraag van (startende) ondernemers. Vrouwen met ondernemersambities kunnen bij stadsdelen Nieuw-West, Noord en Zuidoost en de KvK 3
Er is voor de bruto arbeidsparticipatie gekozen, omdat dat minder wordt beïnvloed door economische omstandigheden dan de netto arbeidsparticipatie. 4 Amsterdams Ondernemers programma 2011 – 2014, p. 19-21
22
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
terecht voor verdere ondersteuning. Eigen Werk biedt een speciaal traject voor starters vanuit een uitkeringssituatie. Kinderopvang is een belangrijke voorwaarde voor vrouwen om deel te nemen aan het arbeidsproces. Het college vindt de aanwezigheid van voldoende en kwalitatief goede kinderopvang belangrijk, omdat het ouders in staat stelt om arbeid en zorg te combineren en omdat het Amsterdam aantrekkelijker maakt voor ouders en bedrijven. Bovendien draagt kinderopvang in positieve zin bij aan de ontwikkeling van kinderen. In het Programakkoord 2010-2014 is opgenomen dat de wachtlijstenproblematiek in de kinderopvang inzichtelijk wordt gemaakt en wordt aangepakt. De gemeenteraad heeft in mei 2011 ingestemd met voorstellen om de wachtlijsten te bestrijden en de capaciteit uit te breiden (o.a. via de ontwikkeling van sportbso’s). De gemeente is bezig met een kwaliteitsaanpak kinderopvang die moet resulteren in verbetering van de kwaliteit en veiligheid binnen Amsterdamse kinderdagverblijven. Het college heeft in 2011 ingestemd met de instelling van de Amsterdamse Taskforce Kinderopvang/Onderwijs die de ontwikkeling van integrale kindvoorzieningen (0-12 jaar) stimuleert. In de aanpak is tevens mentaliteitsverandering belangrijk. In de meeste gezinnen is de houding en het gedrag van mannen van invloed op het al dan niet kunnen en soms mogen werken van hun vrouwen. Maar ook vrouwen hebben vaak traditionele opvattingen over de verdeling van werk- en zorgtaken. Omdat – zeker in eerste instantie – deeltijdwerk niet altijd tot uitkeringsonafhankelijkheid of meer inkomen zal leiden, is het belangrijk om te wijzen op de investering voor de langere termijn (dan wel!) en een goede voorbeeldfunctie voor het gezin van de werkende moeder. Lopende acties in het kader van arbeidsmarkt-, participatie- en jeugdbeleid: 1.
De gemeente stimuleert de ontwikkeling van integrale kindvoorzieningen (0-12 jaar), waarbij de as gevormd wordt door kinderopvang en onderwijs. De Amsterdamse Taskforce Kinderopvang/Onderwijs fungeert als aanjager in dit proces en ondersteunt - waar mogelijk in de stad - scholen en kinderopvang bij het slechten van barrières die de totstandkoming van integrale kindvoorzieningen in de weg staan. 5
Nieuwe acties in het kader van arbeidsmarkt- en participatiebeleid en het vrouwenemancipatiebeleid: 2.
3.
4.
De gemeente besteedt aandacht aan de positie van vrouwen bij de uitwerking van het arbeidsmarktbeleid. Daarnaast onderzoekt de gemeente hoe deeltijdwerk meer ingezet kan worden om Amsterdammers met een uitkering aan het werk te helpen. Alleenstaande moeders zijn hierbij een specifieke doelgroep, waarbij een aandachtspunt is dat deze groep – vanwege de combinatie van werk en zorg – vaak werk in de directe woonomgeving zoeken. Met ondersteuning van het Ministerie van OCW ontwikkelt de gemeente Amsterdam een meerjarige structurele aanpak ‘Eigen Kracht’ met als doel het bevorderen van de arbeidsparticipatie van laagopgeleide vrouwen die geen uitkering ontvangen, geen opleiding volgen en niet werken. De gemeente en het SPE werken met participatiecentra en vrouwenorganisaties uit wat mogelijke bijdragen van vrouwenorganisaties en -netwerken kunnen zijn aan het bevorderen van de arbeidsparticipatie van laagopgeleide vrouwen en alleenstaande moeders. Vrouwen uit de doelgroep worden bij elkaar gebracht om te werken aan economische zelfstandigheid: opleiding, kansen op de arbeidsmarkt en hun thuissituatie. In eerste instantie gaat het dan om het ‘willen’ en ‘mogen’: vrouwen bewust te maken van de voordelen en hen stimuleren het met hun man te bespreken. Dan het ‘kunnen’: competenties in kaart brengen, taalles nemen, leren netwerken aan te spreken, kinderopvang te regelen. En vervolgens het ‘doen’. Participatiecentra kunnen gebruik maken van het werkgeversservicepunt Amsterdam (nu VSA en UWV werkbedrijf).
5
Meedoen en Meewerken: meerjaren beleidsplan participatie (2011-2014) en Sectoren en gemeentelijk arbeidsmarktbeleid (2011) en Amsterdams Ondernemers programma 2011 – 2014.
23
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
5.
beleidsplan 2011–2014
De gemeente bespreekt met de stadsdelen hoe toeleiding naar ondernemerschap van vrouwen kan worden bevorderd. In veel stadsdelen zijn er lokale initiatieven, zoals de vrouwenacademie in West, microfinanciering in Oost, de vrouwenzaak in Noord en de Notweg garage in Nieuw West.
4.2 Financiële zelfredzaamheid en armoedebestrijding
Het aandeel minimahuishoudens was in 2010 16,6%. Vrouwen zijn vaker arm dan mannen. Van alle vrouwen (personen) behoort in 2010 18,8% tot de minima, ten opzichte van 16,8% van de mannen. Ruim een kwart (27%) van de alleenstaande vrouwen boven de 65 jaar behoort tot de minima; bij alleenstaande mannen boven de 65 jaar is dit 22%. In 2010 behoort 37% van de eenoudergezinnen tot de minima (dat zijn 14.296 gezinnen). Dat is iets minder dan daarvoor. In de periode 2002-2006 was dit 40%.
Bijna één op de vijf Amsterdamse vrouwen moet rondkomen van een minimuminkomen. Vrouwen zijn iets vaker maar vooral langduriger arm dan mannen. Onder de Amsterdamse minima zijn vrouwen met een niet-westerse achtergrond, oudere vrouwen en alleenstaande moeders oververtegenwoordigd. Verhoudingsgewijs behoren alleenstaande moeders vaak tot een minimahuishouden. Sommige van deze vrouwen redden zich prima, zij hebben een deeltijdbaan en een goed netwerk om zich staande te houden. Anderen hebben behoefte aan ondersteuning, omdat ze diep in de schulden zitten, problemen hebben met de gezondheid, met de opvoeding, enzovoort. Hetzelfde geldt voor de groep oudere vrouwen met een laag inkomen. Ook daar zien we groepen die zich prima staande houden met alleen AOW, terwijl anderen geïsoleerd raken. Armoedebestrijding vraagt dus niet alleen om materiële hulp waar dat nodig is, maar ook om het versterken van de eigen mogelijkheden en de netwerken die daarbij nodig zijn. Ambitie De gemeente werkt aan nieuw beleid en daarop aansluitende doelstellingen voor bestrijding van armoede en het tegengaan van kansenarmoede. Aanpak De nieuwe, gedifferentieerde aanpak van armoede die de gemeente op dit moment ontwikkelt, richt zich op het voorkomen, verlichten en verminderen van materiële en immateriële armoede. Bij de uitvoering van het beleid verbindt de gemeente zich met anderen in de stad: individuele bewoners maatschappelijke organisaties en bedrijven. Door een beroep te doen op de eigen kracht van deze partners, probeert de gemeente de weerbaarheid van bewoners die tot de minima behoren, te versterken. Werk is nog steeds de beste weg uit de armoede. Degenen die daadwerkelijk uit de armoede zijn geraakt, hebben dit in verreweg de meeste gevallen aan het hebben van werk te danken. De gemeente blijft dus inzetten op re-integratie naar werk voor vrouwen. Naast het toeleiden naar werk is het vergroten van financiële zelfredzaamheid en financieel bewustzijn prioriteit. Via deze weg wordt getracht ‘kansenarmoede’ tegen te gaan en mensen in staat te stellen de regie over hun eigen leven beter ter hand te nemen. In het Meerjarenbeleidsplan Inkomen en Armoedebestrijding worden daarom maatregelen genomen. 6
Lopende acties in het kader van armoedebestrijding : 6. 6
De gemeente biedt extra ondersteuning uit de armoedevoorzieningen voor alleenstaande moeders die aan het werk gaan.
Meerjarenbeleidsplan Inkomen en Armoedebestrijding
24
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
7.
8.
4.3 ABN AMRO heeft voor haar m/v-diversiteitsbeleid een Diversity Board ingesteld onder voorzitterschap van een lid van de raad van bestuur. Verantwoordelijkheid dragen, betrokkenheid van medewerkers verhogen, actief meedenken en meewerken door topvrouwen en seniormanagers in de rol van mentor kenmerken de aanpak van ABN AMRO. Het leverde de bank de benoeming tot meest vrouwvriendelijk bedrijf van Nederland in de Management Team-verkiezing van 2010. Op zijn website communiceert ABN AMRO dat ‘Diversiteit leidt tot kwaliteit en tot betere prestaties’.xxii
beleidsplan 2011–2014
De gemeente faciliteert de ondersteuning van minima bij het versterken van hun netwerken, waaronder netwerken van lotgenoten. De gemeente brengt mensen in contact met vrijwilligerswerk. De gemeente geeft voorlichting over formele en informele voorzieningen en mogelijkheden om te participeren met een laag inkomen.
Vrouwen naar de top
Organisaties kunnen het talent en de ambities van vrouwen goed benutten. Organisaties met een evenwichtige personeelsopbouw man/vrouw zijn innovatiever en slagvaardiger, kunnen beter omgaan met verandering, hebben een betere voeling met de markt en opereren daardoor succesvoller. Bovendien is het zaak dat in een krappe xii arbeidsmarkt ál het beschikbare potentieel wordt benut. Bij de instroom van vrouwen in bedrijven is in de meeste sectoren min of meer sprake van een redelijke mate van evenwichtigheid qua sekse. Maar in de management- en topfuncties zijn vrouwen over de gehele linie nog sterk ondervertegenwoordigd. Veel grote ondernemingen voeren om die reden een diversiteitsbeleid. Het succes daarvan is nog beperkt: van de 97 beursgenoteerde bedrijven in Nederland voldoet er slechts één – pakjesbedrijf TNT Express – aan het wettelijke streefcijfer van 30% vrouwelijke xiii bestuurders en commissarissen in 2016. Sinds 2008 bestaat het Charter Talent naar de Top. In het kader van dit charter wordt het diversiteitsbeleid van de 170 aangesloten organisaties beoordeeld, waaronder verschillende Amsterdamse bedrijven en organisaties en de gemeente Amsterdam. Enkele Amsterdamse organisaties hebben een vooruitstrevend diversiteitsbeleid en gelden als aansprekend voorbeeld: De Nederlandse Bank, PwC en ABN AMRO. De gemeente Amsterdam
43% van het personeel van de gemeente Amsterdam (alle diensten en stadsdelen) in schaal 10 en hoger is vrouw. Dit is in 2010 gelijk aan 2008 (43%). In de hogere functies van de gemeente (schaal 13 en hoger en MT leden) is 39,7% vrouw (2010). Dit is een toename ten opzichte van 2008 (33,8%). 7 In de top van de gemeente (topfunctionarissen ) is 42% vrouw. Ook dit is een toename ten opzichte van 2008 (32%). In de gemeenteraad is 47% vrouw (2010), ook in 2006 was bijna de helft vrouw (49%), in 2002 was het iets lager (44%). Het aandeel vrouwen met een niet-westerse achtergrond ligt op 9% in 2010. Dit is lager dan in 2006 (16%) en gelijk aan 2002 (7%). Om een afspiegeling te zijn van de bevolking van 18 jaar en ouder zou 28% van de gemeenteraadsleden vrouwen met een niet-westerse achtergrond moeten zijn.
Bij de gemeente is de man/vrouw verdeling redelijk gelijk voor hogere functionarissen: iets meer dan veertig procent is vrouw. Het percentage (vrouwelijke) medewerkers met een niet-westerse achtergrond is relatief laag. Prognoses laten zien dat binnen vijf tot zeven jaar bij de overheid meer vrouwen dan mannen werken. In de Amsterdamse politiek is de man/vrouw verdeling evenredig: bijna de helft is vrouw. Ook hier is het aandeel politici met een niet-westerse achtergrond relatief klein. Ambitie
De gemeente steunt jaarlijks twee initiatieven die succesvolle, inspirerende vrouwen zichtbaar maken of verbinden.
7 Topfunctionarissen zijn eindverantwoordelijke directeuren en stadsdeelsecretarissen, directeuren die inbetween zijn, gecertificeerde toppotentials en enkele directeuren die onder de VAT-regeling vallen maar op dit moment geen eindverantwoordelijke functie hebben.
25
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
De gemeente hanteert voor verschillende functiegroepen streefcijfers diversiteit (2011-2014) die zijn gebaseerd op de samenstelling van de Amsterdamse beroepsbevolking: 46% vrouwen in de gehele organisatie 47% vrouwen vanaf schaal 10 45% vrouwen in de MO-doelgroep: schaal 13+ en MT-leden 45% vrouwelijke topfunctionarissen.
Aanpak Amsterdam voert sinds 1985 een divers personeelsbeleid. Sinds 2007 hanteert de gemeente streefcijfers. Recent heeft het college een aanpak voor de periode 20112014 vastgesteld: ‘Gewoon doen. Onderweg naar een diversere gemeentelijke organisatie’. Een belangrijk onderdeel van de aanpak van de gemeente Amsterdam is het verankeren van diversiteit in de lijn. Er worden duidelijke afspraken gemaakt met het management over het aandeel vrouwen in leidinggevende functies en managers worden beoordeeld op de resultaten die zij hebben behaald. Buiten de eigen organisatie vervult de gemeente de rol van aanjager. De gemeente stimuleert initiatieven uit de samenleving die gericht zijn op het in hun kracht zetten van vrouwen en die succesvolle vrouwen zichtbaar maken. Rolmodellen zijn belangrijk voor het emancipatieproces van vrouwen, omdat zij zich aan hen kunnen spiegelen. 8
Lopende acties in het kader van gemeentelijk personeelsbeleid : 9.
De gemeente hanteert voor verschillende functiegroepen streefcijfers diversiteit, maakt duidelijke afspraken met het management over het aandeel vrouwen in leidinggevende functies en beoordeelt managers op de resultaten die zij behalen.
Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 10. Amsterdam stimuleert en faciliteert initiatieven die zich richten op het creëren van ontmoetingen tussen vrouwenorganisaties en/of die carrièrekansen en netwerken van vrouwen optimaliseren. 11. De gemeente biedt (om de twee jaar) een coachingsprogramma aan voor vrouwelijke high potentials binnen de gemeentelijke organisatie. Zij worden gekoppeld aan topvrouwen en rolmodellen. 12. De gemeente stimuleert en faciliteert initiatieven die zijn gericht op het bevorderen van actieve betrokkenheid van bi-culturele talenten in de politiek.
8
Gemeente Amsterdam. Gewoon doen. Onderweg naar een diversere gemeentelijke organisatie 2011-2014.
26
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
5.
beleidsplan 2011–2014
Speerpunt 2: Zelfbeschikking
In dit hoofdstuk wordt de situatie van vrouwen en beleid op de volgende terreinen gepresenteerd: 1. 2. 3. 4. 5.
Zelfredzaamheid Taalverwerving Zelfbeschikking en autonomie Seksuele weerbaarheid Veiligheid.
Doelstellingen:
Meer vrouwen zijn zelfredzaam en participeren in de Nederlandse samenleving Meer vrouwen beheersen de Nederlandse taal Meer vrouwen beslissen zelf over hoe zij hun leven inrichten. Meer vrouwen zijn weerbaar tegen aantasting van hun seksuele, fysieke of psychische integriteit.
5.1 Zelfredzaamheid
11% van de Amsterdamse vrouwen voelt zich sterk sociaal geïsoleerd. Bij mannen is dat 14%. Hoe ouder, des te vaker mensen met sociaal isolement te kampen hebben. Van de 55+-ers geeft rond de 20% aan zich sociaal geïsoleerd te voelen. Naar schatting 30% (15.000) van de niet werkende Amsterdamse vrouwen die een uitkering heeft of die een partner heeft met een uitkering staat op grote afstand tot de arbeidsmarkt en participeert niet.
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat de overgrote meerderheid van de Amsterdamse vrouwen werkt of in staat is te werken. Er is echter ook een groep vrouwen die op grote afstand tot de arbeidsmarkt staat en niet participeert of niet wil participeren. Deze vrouwen hebben te maken met belemmeringen zoals gezondheidsproblemen, slechte beheersing van de Nederlandse taal, een laag opleidingsniveau, het geven van mantelzorg, opvoedingsproblemen, een partner die niet wil dat zij maatschappelijk actief zijn, ze willen zelf niet, of een combinatie daarvan. Omdat hun mogelijkheden voor persoonlijke ontplooiing beperkt zijn, lopen zij het risico zich te isoleren van de Nederlandse samenleving. Het gaat voor het overgrote deel om vrouwen met een migratieachtergrond, maar er zijn ook autochtone vrouwen die met vergelijkbare beperkingen en risico’s kampen. Het college wil graag dat deze groep vrouwen zich (verder) ontwikkelt in de richting van maatschappelijke participatie (de norm) en werk (het doel). De gemeente kan hen steun bieden in de vorm van coaching en het leren van vaardigheden om zich staande te houden op het werk. Ambitie
De gemeente werkt aan de vernieuwing van het sociaal domein en daarop aansluitende doelstellingen o.a. met betrekking tot zelfredzaamheid (van vrouwen).
Aanpak De groep vrouwen die op (te) grote afstand staat tot de arbeidsmarkt en (nog) niet kan werken, kan in de meeste gevallen wel een bijdrage leveren aan de samenleving. Dat geldt bijvoorbeeld voor inburgeraars en voor migrantenvrouwen, die laagopgeleid zijn en een slechte taalbeheersing hebben. Zij kunnen voor anderen veel betekenen, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk te doen of door mantelzorg te bieden. Het
27
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
gemeentelijk beleid richt zich op het activeren van deze groep voor het welzijnswerk in de buurt en voor zorg voor mensen die niet zelfredzaam zijn. Vrouwenorganisaties en centra kunnen een rol spelen door vrouwen te stimuleren en te wijzen op de mogelijkheden voor activiteiten, informatie en advies. In de afgelopen jaren heeft de gemeente onder andere in het kader van het vrijwilligersbeleid en het programma 1001 Kracht van het rijk, activiteiten opgezet voor allochtone vrouwen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt met als doel hen te activeren. In de deelnemende stadsdelen zijn lokale netwerken ontstaan van vrijwilligers en professionals die in staat zijn om moeilijk bereikbare doelgroepen te bereiken en te mobiliseren. Ook zijn instrumenten ontwikkeld. De infrastructuur en de succesvolle methodieken worden betrokken bij de uitvoering van nieuw beleid. Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 13. Met ondersteuning van het Ministerie van OCW ontwikkelt de gemeente Amsterdam een meerjarige structurele aanpak ‘Eigen kracht’ met als doel het bevorderen van de arbeidsparticipatie van laagopgeleide vrouwen die geen uitkering ontvangen, geen opleiding volgen en niet werken. (zie ook: 4.1). De gemeente vraagt het SPE en de vrouwenorganisaties uit te werken wat de mogelijke bijdragen van vrouwenorganisaties en -netwerken kunnen zijn aan de maatschappelijke activering – de eerste stap op de weg naar werk - van de doelgroep. Het gaat om vrouwen die tegelijkertijd kwetsbaar én kansrijk zijn: vrouwen met kinderen en geen of een lage opleiding, met gezondheidsproblemen of andere beperkingen. 14. De gemeente laat ‘good practices’ inventariseren en maakt succesvolle werkwijzen in zelfhulp en samen redzaamheid inzichtelijk en overdraagbaar voor vrouwenorganisaties.
5.2 Taalverwerving
Ongeveer 40% van de Turkse en Marokkaanse Amsterdammers en 60% van de overige niet-westerse Amsterdammers heeft een beetje of veel moeite met spreken, lezen en/of schrijven van het Nederlands. Dit geldt zowel voor vrouwen als voor mannen (SvdS 2010).
Van de inburgeraars in Amsterdam is 57% vrouw. Zij krijgen trajecten aangeboden op alle mogelijke niveaus. Sinds 2007 zijn er bijna 20.000 vrouwen gestart met een inburgeringstraject en ongeveer 10.000 vrouwen zijn daar op dit moment nog mee bezig. Andere vrouwen rondden de cursus al af. En niet zonder resultaat: 809 vrouwen die niet goed konden lezen en schrijven, zijn gealfabetiseerd. Zij zijn verder gegaan met het inburgeringstraject. 2552 vrouwen behaalden het Inburgeringsdiploma. Hiermee hebben ze laten zien de basis van de Nederlandse taal te beheersen en voldoende kennis te hebben van de Nederlandse samenleving. 391 vrouwen behaalden het diploma Staatsexamen I, waarmee ze het Nederlands voldoende beheersen om een MBO opleiding te volgen of op dat niveau te gaan werken. 347 vrouwen behaalden het Staatsexamen II. Dit diploma geeft toegang tot HBO, Universiteit of werk op een hoger niveau. De groep vrouwen die overblijft, heeft de cursus wel afgerond maar het diploma niet behaald of is voortijdig uitgevallen. Ambitie Het beleid – vastgelegd in het Basisprogramma Burgerschap en Educatie - is gericht op de doelgroep taalbehoeftigen. Hierin is het niet nodig specifieke doelen voor vrouwen te formuleren. De ambities zijn:
28
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Iedere Amsterdammer met een inburgeringsbehoefte of een verplichting krijgt een cursus op maat aangeboden tot 2013; 60% van de gestarte inburgeraars maakt de cursus af en neemt deel aan het examen.
Aanpak (naar de toekomst) In de zomer van 2010 heeft het Rijk aangekondigd om de wetgeving rondom inburgering aan te passen. De vernieuwde Wet Inburgering gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar. Nieuwkomers blijven verplicht om in te burgeren. Voor bepaalde groepen treedt mogelijk een sociaal leenstelsel in werking om het inburgeringsonderwijs te kunnen betalen. De nieuwe wet is waarschijnlijk vanaf 1 januari 2013 van kracht. Deze berichten waren voor het college aanleiding om de komende jaren de beschikbare middelen nog zoveel en zo goed mogelijk in te zetten. Onlangs heeft het college ingestemd met het Basisprogramma Burgerschap en Educatie, dat voor de jaren 2011 tot en met 2013 de koers uitzet voor een laagdrempelig (taal)onderwijs- en ontwikkelingsaanbod. Op deze manier kunnen zoveel mogelijk taalbehoeftigen een steuntje in de rug krijgen bij het leren van de taal en het vinden van de weg in de samenleving. Na 2013 resten alleen nog de middelen uit de volwasseneneducatie. Met deze middelen kan slechts een klein deel van de taalbehoeftigen in Amsterdam ondersteund worden. Vrouwen die moeite hebben met het Nederlands hebben dan niet meer vanzelfsprekend toegang tot laagdrempelig en gratis taalonderwijs. Het college ziet voor de toekomst kansen in het digitaal leren. De eigen kracht van de inburgeraar kan op een efficiënte manier worden ondersteund door digitale leermiddelen die beschikbaar zijn voor alle Amsterdammers. Deze mogelijkheden worden op dit moment onderzocht in samenwerking met de landelijke organisatie Educatieve Televisie (ETV) en de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) en AT5. 9
Lopende acties in het kader van het inburgeringsbeleid : 15. De gemeente Amsterdam zet de komende jaren nog maximaal in om vrouwen met een taalbehoefte een passend traject te bieden.
5.3 Zelfbeschikking en autonomie Emancipatie van vrouwen en meisjes betekent dat zij hun leven naar eigen inzicht kunnen inrichten. Autonomie - dat wil zeggen, bewustzijn van en reflectie op de mogelijkheden in het leven en de vrijheid om daarin keuzes te maken - is daarbij essentieel. Het gaat dan om belangrijke levenskeuzen, zoals keuze voor een geloof, een opleiding, voor werk, voor een partner en voor kinderen, maar ook voor keuzen in het dagelijks leven: uitgaan, vrienden en vriendinnen zien en het omgaan met gedragsvoorschriften (het dragen van een hoofddoek, het zwemmen in een ‘gemengd’ zwembad, etc). Moslima’s, ook degenen die er zelf en bewust voor kiezen een hoofddoek te dragen, zijn als groep zichtbaar en daardoor in deze tijd kwetsbaar voor negatieve bejegening en discriminatie. Dit gebeurt regelmatig, bijvoorbeeld op straat, in de media en bij het xiv vinden van werk. Zij kunnen last hebben van negatieve beeldvorming over moslims en/ of de islam, waarbij ook onderdrukking van de vrouw in de islam een onderwerp is. Terwijl deze vrouwen willen emanciperen vanuit hun eigen religieuze/ culturele identiteit xv moeten zij zich juist verdedigen tegen aanvallen hierop. Maar er is ook een andere kant. Autonomie is voor vrouwen die afkomstig zijn uit nietwesterse landen een prille verworvenheid en nog lang niet altijd gemeengoed. De situatie van deze vrouwen en meisjes is in de afgelopen decennia wel beter geworden. Voor de eerste generatie migrantenvrouwen werden de keuzes gemaakt. De jongere generatie vrouwen beschikt over (meer) bewegingsvrijheid en autonomie op veel terreinen, zoals schoolkeuze, werk, uitgaan en sociale contacten. Een terrein waar veel 9
Basisprogramma Burgerschap en Educatie.
29
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
Als de vrouwen beslissen om te trouwen met iemand die door de ouders niet geaccepteerd wordt dan heeft dit vaak verstrekkende gevolgen: het contact met de familie kan verbroken raken. (Geïnterviewde vrouw)xxvi Veel vrouwen om mij heen kunnen hun mening niet uiten over zichzelf, het is altijd de man die voor hen beslist. Van veel vrouwen die ik spreek heb ik ook het idee dat ze de zelfstandigheid ook niet aan durven te gaan en er bang voor zijn. (Geïnterviewde vrouw)xxvii
beleidsplan 2011–2014
vrouwen van niet-westerse afkomst nog beperkingen ervaren springt in het oog: de xvi keuze voor een partner. Ouders spelen hierin vaak nog een grote rol. Het komt bij Amsterdamse meisjes met ouders met een niet-westerse herkomst nog 10 regelmatig voor dat zij in een keurslijf worden gedrongen. Hun vrouw-zijn bepaalt en beperkt hun dagelijkse bezigheden, omgang met anderen en belangrijke levensbeslissingen. Deze meisjes en vrouwen worden sterk gecontroleerd, ook door elkaar. Hun loyaliteitsgevoelens zijn diep verankerd. Het is voor hen een grote opgave om hun eigen weg te bepalen, deze te gaan bewandelen en zich daarbij staande te houden. Zelforganisaties geven aan dat de onvrijheid die gerelateerd wordt aan hun sekse en seksualiteit (eer) voor een aantal Amsterdamse vrouwen en meisjes een probleem is. Omdat de eercodes door veel vrouwen zijn geïnternaliseerd – vrouwen zijn zich er niet altijd van bewust – worden de beperkingen die deze met zich meebrengen niet als zodanig herkend. Bewustwording hiervan is voor deze vrouwen een noodzakelijke stap om de vaardigheden te leren die nodig zijn voor het realiseren van zelfbeschikking en autonomie. Het is een voorwaarde voor meisjes en vrouwen om binnen de eigen familie en culturele context een plek te kunnen claimen. Ambitie
De gemeente steunt jaarlijks vijf maatschappelijke initiatieven die zijn gericht op het bevorderen van debat over zelfbeschikking en autonomie van vrouwen.
Aanpak De overheid past afstand bij het vraagstuk van zelfbeschikking, omdat zij geen inbreuk kan en wil maken op het privéleven van mensen, tenzij de wet wordt overtreden. Maar de gemeente kan wel wat betekenen voor de vrouwen die dit treft. De gemeente kan de rol van aanjager vervullen en initiatieven uit de samenleving en de etnische gemeenschappen om thema’s die zijn gerelateerd aan zelfbeschikking en autonomie bespreekbaar te maken, stimuleren en steunen. Daarbij is een aandachtspunt dat het vaak om onbewuste processen en tradities gaat die niet zo snel te veranderen zijn. Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 16. De gemeente stimuleert initiatieven van of via zelforganisaties en vrouwenorganisaties die zich richten op het bespreekbaar maken van controverses en taboes die te maken hebben met zelfbeschikking en autonomie, zoals vrije partnerkeuze en (homo)seksualiteit. Dit kan gaan om bijeenkomsten, maar ook om discussies op webfora, etc. 17. Vrijwilligers en professionals bij vrouwenorganisaties of zelforganisaties, die toegang hebben tot de doelgroep, kunnen voorlichting en training krijgen gericht op het versterken van competenties van vrouwen om zelf keuzes te maken. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de reeds ontwikkelde methodieken van zelforganisaties waarmee ook o.a. de aanpak Eergerelateerd Geweld is opgezet. 18. De gemeente stimuleert de ontwikkeling van meisjesnetwerken en stelt vrouwenorganisaties of zelforganisaties in de gelegenheid aandacht te besteden aan meisjesspecifieke problemen. 19. De gemeente ondersteunt het initiatief Maatjesprojecten waarbij jonge vrouwen – de maatjes - meisjes begeleiden die in een kwetsbare positie zitten en in veel gevallen worstelen met hun identiteitsontwikkeling.
10
De beschreven problemen met beknotting van zelfbeschikkingsrecht komt in Nederland voor bij vrouwen afkomstig uit islamitische landen, bepaalde Afrikaanse landen en onder Hindoestanen en Chinezen.
30
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
5.4 Seksuele weerbaarheid
Het kennisniveau over seksualiteit is relatief hoog bij laag en hoog opgeleide Nederlandse jongeren. Het kennisniveau over seksualiteit is relatief laag bij laag en hoog opgeleide jongeren met een Marokkaanse of Turkse achtergrond. Ook laagopgeleide Antilliaanse jongeren en hoog opgeleide Surinaamse jongeren hebben een relatief laag kennisniveau. School is een belangrijke informatiebron voor jongeren: 92% van de jongens en 94% van de meisjes krijgt er informatie over seks. De school wordt door jongeren gewaardeerd als beste informatiebron. Jongeren met een Marokkaanse of Turkse achtergrond praten relatief weinig met hun ouders over seks. Voor hen is - naast school - ook het jongerenwerk een informatiebron. Nederlandse en Antilliaanse jongeren communiceren relatief veel met hun ouders. Surinaamse meisjes praten relatief weinig met hun ouders over seks. Wat communicatie met vrienden betreft scoren Surinaamse en Antilliaanse jongeren relatief hoog en Marokkaanse en Nederlandse jongeren relatief laag. Laag opgeleide jongens en meisjes praten iets vaker met hun ouders dan hoog opgeleide jongens en xvii meisjes.
Anno 2011 bestaat er een grotere vrijheid in het bespreken van onderwerpen die vroeger taboe waren, zoals seksualiteit. Ouders kunnen nog wel verlegen zijn met zo’n gesprek, maar gaan erin mee omdat ze weten dat de tijden veranderd zijn. Maar nog lang niet in alle gezinnen is seksualiteit openlijk bespreekbaar. Voor veel meisjes en jongens is het nauwelijks mogelijk om thuis over seks te praten. Dat kan problemen opleveren, juist ook door het contrast tussen de hypervrijheid in de stad en de taboes thuis. De risicogroep wordt gevormd door meisjes met veel vrijheid en weinig voorlichting. Deze meisjes en jonge vrouwen worden geconfronteerd met een cultuur van seksueel presteren. Zij hebben het gevoel dat zij sexy en begeerlijk moeten zijn en krijgen te horen dat het vreemd is als zij geen seks willen hebben. Veel meisjes durven of kunnen hun grenzen niet goed aan geven en zijn daardoor kwetsbaar voor ongewenste intimiteiten. Voor andere meisjes is een vrije verkenning van seksualiteit juist een utopie. Vooral jonge meisjes met Turkse of Marokkaanse wortels hebben te maken met de eer van de familie die afhangt van hun gedrag. Meisjes en jonge vrouwen worden sterk gecontroleerd om te allen tijde hun maagdelijkheid te bewaren: een kwestie van eer. Dit heeft onder andere tot gevolg dat meisjes uit deze doelgroep niet mogen uitgaan met een jongen. Dit gaat soms verder, zij mogen dan ook niet meedoen aan schoolreisjes, ze mogen geen bijbaantje en ze mogen niet met vriendinnen afspreken. Deze beklemmende relatie tussen eer en seksualiteit is voor een onbekend aantal meisjes en vrouwen een dagelijkse realiteit. Dit levert problemen op, omdat experimenteren met seksuele identiteit een van de voorwaarden is om zelfstandig te worden. Dit is binnen de genoemde gemeenschappen een taboe, zoals dat ook bij het emotioneel loskomen van ouders het geval is. Jongeren kunnen pas loskomen van de ouders en experimenteren met hun seksuele identiteit wanneer zij trouwen. Met een huwelijkspartner die soms door de familie is uitgekozen xviii en waarbij vrijwel altijd rekening is gehouden met de wensen van de ouders. Ambitie
Leerlingen van 33 scholen in het basisonderwijs krijgen een programma over relationele en seksuele vorming aangeboden. Alle scholen voor VMBO en praktijkonderwijs krijgen een programma aangeboden met expliciete aandacht voor onderkennen en respecteren van grenzen, waaraan 75% structureel meewerkt. Vijf
31
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
van de zes scholen voor praktijkonderwijs werkt met een programma over wensen en grenzen. De gemeente steunt jaarlijks een initiatief van of voor meisjes en/ of vrouwen dat is gericht op het doorbreken van taboes rond seksualiteit en eer en het bevorderen van de seksuele weerbaarheid.
Aanpak In het kader van het preventieve volksgezondheidsbeleid werken de gemeente en 11 scholen samen om de seksuele weerbaarheid van meisje te vergroten. In het basisonderwijs en in het VMBO en Praktijkgericht onderwijs worden door de GGD programma’s voor relationele en seksuele vorming uitgevoerd. Basisscholen met veel leerlingen uit bevolkingsgroepen waar thuis weinig over seksualiteit wordt gesproken hebben daarbij voorrang. Aan VMBO-scholen en scholen voor praktijkonderwijs wordt een programma aangeboden waarin het (leren) onderkennen en respecteren van elkaars grenzen centraal staat. Voor het praktijkonderwijs is een verdiepend programma beschikbaar. Jaarlijks wordt aan 350 meisjes met een laag opleidingsniveau en/of risicogedrag op circa 20 scholen voorlichting gegeven over loverboys en dwang door vriendjes. De gemeente stelt in de komende jaren programma’s relationele en seksuele weerbaarheid voor HAVO en VWO en voor ROC’s beschikbaar. Er zijn echter onvoldoende middelen om dit aanbod actief te implementeren. Ook buiten de school is aandacht nodig voor de seksuele weerbaarheid van meisjes. Via netwerken van meisjes faciliteert de gemeente initiatieven waarbij het vergroten van weerbaarheid door vergroten van het gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen centraal staat. Lopende acties in het kader van het volksgezondheidbeleid11: 20. De gemeente voert programma’s uit op scholen in het primair en voortgezet onderwijs om seksuele weerbaarheid te vergroten: Het programma ‘Vlinders in je buik’ voor leerlingen op 33 scholen in het basisonderwijs. Voor hun ouders wordt een ouderavond georganiseerd. Het programma ‘Lang Leve de Liefde’ voor leerlingen van alle scholen voor VMBO en praktijkonderwijs, met expliciete aandacht voor onderkennen en respecteren van grenzen. Het programma ‘Je Lijf, Je Lief’ over wensen en grenzen op vijf van de zes scholen voor praktijkonderwijs. Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 21.
22.
Een groep jongerenwerkers en jeugdhulpverleners wordt opgeleid om weerbaarheidstraining te geven (bijv. ‘Let Girls Talk’). Vervolgens krijgt een groep vrijwilligers van zelforganisaties en organisaties die met risicomeisjes werken de gelegenheid om deze training te volgen. De gemeente stimuleert initiatieven van vrouwenorganisaties en meisjesnetwerken die bijdragen aan de ontwikkeling van de seksuele identiteit van jonge vrouwen. Doel is dat binnen groepen waarvoor seksualiteit een taboeonderwerp is, meer over seksualiteit/ eer en seksuele opvoeding wordt gesproken.
5.5
Veiligheid
Vrouwen kunnen aangetast worden in hun lichamelijke en psychische integriteit en veiligheid. De gemeente heeft beleid ontwikkeld voor vrouwen die slachtoffer zijn van mensenhandel en gedwongen prostitutie en slachtoffers van huiselijk en eergerelateerd 12 geweld. Beleid voor verborgen vrouwen is in ontwikkeling. Vanwege de relevantie van vrouwenemancipatie voor de preventie en aanpak van de problematiek van huiselijk 11 12
Kadernota Volksgezondheidbeleid Amsterdam 2008-2011. Prostitutie v/m Amsterdam weerbaar en zelfstandig. En: Oud beroep, nieuw beleid.
32
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
geweld, eergerelateerd geweld en verborgen vrouwen wordt deze problematiek en de (beoogde) aanpak hiervan, hier kort beschreven. Verborgen vrouwen
In Amsterdam wonen naar schatting enkele honderden vrouwen die bijna volledig xix afgesloten zijn van de Nederlandse samenleving en van hun eigen gemeenschap.
Verborgen vrouwen zijn opgesloten in huis door hun echtgenoot, familie of schoonfamilie. Omdat de vrouwen letterlijk verborgen zijn, blijft hun problematiek nagenoeg onzichtbaar voor de maatschappij. Verborgen vrouwen zijn er in gradaties: van vrouwen die echt opgesloten zitten tot vrouwen die alleen de straat op mogen aan de zijde van hun man. Deze vrouwen zijn kwetsbaar door hun afhankelijkheid, hun gebrek aan kennis over hun rechten, en het ontbreken van een referentiekader over wat in Nederland gebruikelijk is. Daarbij komt dat, ook al zouden deze vrouwen de weg weten, ze met moeite in beweging kunnen komen om hun situatie te verbeteren. Verborgen vrouwen komen in alle culturen voor. In Nederland is de problematiek wellicht het grootst onder de Turkse en Marokkaanse groep. Huwelijksmigranten lopen het grootste risico, omdat zij (nog) nauwelijks Nederlands spreken, afhankelijk zijn van hun man en weinig kennis hebben over hun rechten. Bovendien missen ze in Nederland het vangnet van de eigen familie. Bedreigingen kunnen overigens zo ver gaan dat ook de veiligheid van familie in het land van herkomst onder druk komt te 13 staan. Ambitie (zie aanpak ‘Stille Dilemma’s’)
Vrouwen die tot de risicogroep behoren, worden na eind 2012 structureel gesignaleerd en geïnformeerd over hun rechten in Nederland en de beschikbare formele en informele hulpverlening. Individuele vrouwen die in deze situatie verkeren komen in beeld en worden, desgewenst, geholpen Het aanbod voor deze vrouwen is in beeld gebracht en de relevante professionals zijn getraind in het signaleren en doorverwijzen naar hulpverlening.
Aanpak (zie aanpak ‘Stille Dilemma’s’) Acties vanuit de gemeenschappen waaruit de vrouwen afkomstig zijn, zijn belangrijk om de groep verborgen vrouwen te helpen. Het zijn immers ‘verborgen vrouwen’ en netwerken in de buurt of in de familie zijn de enige manier om hen te helpen. Voorlichting en informatie bijvoorbeeld over rechten, verstrekt aan niet-verborgen vrouwen, bereikt via familie vaak ook de verborgen vrouwen. Daarnaast is preventie belangrijk: bewustwording van vrouwen over rechten van vrouwen binnen de Nederlandse maatschappij en cultuurspecifiek, trouwen op huwelijkse voorwaarden, communicatie binnen families en het doorbreken van taboes. Lopende acties in het kader van beleid op de terreinen huiselijk en eergerelateerde geweld en zorg: 23. De gemeente geeft uitvoering aan het programma Stille Dilemma’s dat onder andere is gericht op verborgen vrouwen (gezinnen). De verbetering van signalering, de organisatie van zorg en hulpverlening en het binnen de eigen gemeenschap zelf op- en aanpakken van de situatie van verborgen vrouwen staan hierin centraal. 24. Omdat de inburgering een mogelijke vindplaats van verborgen vrouwen is, wordt bij het oproepen van verplichte inburgeraars speciale aandacht geschonken aan vrouwen die geen gehoor geven aan de oproepen of waarbij functionarissen alleen de man te spreken krijgen. Indien er twijfel rijst over de leefsituatie van de vrouw, 13 Bovenstaande informatie is grotendeels gebaseerd op kennis van en over vrouwen die via de hulpverlening of politie al wel in beeld zijn gekomen. Dit domein – zowel de omvang als de aard van de problematiek - wordt via onderzoek beter in kaart gebracht.
33
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
wordt vrouwenorganisatie het Amsterdams Buurvrouwen Contact gevraagd contact op te nemen. 25. Het inburgeringsprogramma heeft aandacht voor de rechten en de positie van de vrouw in Nederland. In het onderdeel Kennis van de Nederlandse samenleving leert de inburgeraar dat mannen en vrouwen gelijke rechten hebben in Nederland. Ook worden thema's als homoseksualiteit en huiselijk geweld behandeld. Het landelijk examen toetst hierop. 26. Verborgen vrouwen zijn een benoemde risicogroep in de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en komen onder andere via het instrument tijdelijk huisverbod of via de vrouwenopvang terecht bij de hulpverlening. De gemeente laat onderzoeken wat we van deze vrouwen kunnen leren om signalering, preventie en toegang tot hulpverlening te verbeteren.
Huiselijk en eergerelateerd geweld
Vrouwen (14%) rapporteren twee keer zo vaak als mannen (7%) dat zij slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld. Onder Amsterdammers van Surinaamse afkomst (15%) wordt huiselijk geweld vaker gerapporteerd dan onder andere bevolkingsgroepen. Gescheiden Amsterdammers en Amsterdammers die in eenoudergezinnen wonen zijn ook vaker dan gemiddeld slachtoffer (respectievelijk 25% en 20%). Van de slachtoffers van huiselijk geweld geeft 42% aan dat de ex-partner de pleger van het geweld is. Bij ongeveer een kwart van de slachtoffers is de pleger van het huiselijk geweld een (stief)ouder (27%) of partner (22%) (bron: GGD, gezondheidsmonitor 2008). In 2010 zijn bij het meldpunt eergerelateerd geweld 320 meldingen van eergerelateerd geweld binnengekomen.
Recente cijfers laten zien dat zowel mannen als vrouwen zich schuldig maken aan xx huiselijk geweld. Een nadere blik leert echter dat vrouwen veel vaker langdurig blootstaan aan geweld en dat geweld tegen hen veel ernstiger vormen aanneemt dan tegen mannen. (ex-)Partnergeweld tegen vrouwen komt het meest voor, waarbij de periode rond de echtscheiding het meest risicovol is. Sommige bedreigde of mishandelde vrouwen en meisjes lopen van huis weg en doen een beroep op de vrouwenopvang. De capaciteit in de vrouwenopvang is echter onvoldoende. De Amsterdamse Blijf Groep signaleert dat er regelmatig cliënten niet kunnen worden opgenomen. Eergerelateerd geweld gaat om een inperking van het recht op zelfbeschikking, waarbij de eer van de man gekoppeld is aan het gedrag van het slachtoffer. Gedwongen huwelijken, achterlating en inperking van vrijheden horen daartoe. Anders dan bij huiselijk geweld gaat de dreiging uit van de hele familie of gemeenschap. Niet alleen de partner maar de familie of de gemeenschap is bedreigend voor het slachtoffer. Daardoor is een speciale aanpak nodig. Eergerelateerd geweld heeft vooral betrekking op meisjes en vrouwen (maar ook mannen) met een niet-westerse achtergrond. Eergerelateerd geweld is de extreme vorm van bescherming van de vrouwelijke eer. Het gedrag van de vrouwen in zijn familie kunnen de eer van een man aantasten en dat betekent dat de man in extreme gevallen er alles aan zal doen om de vrouwen in zijn familie onder controle te houden. Dat kan diverse vormen aannemen, zoals meisjes en vrouwen thuis houden, strenge controle op hun doen en laten, verbieden van werken of school, uithuwelijken, geweld en moord. Ambitie
34
In het kader van preventie van huiselijk geweld wordt jaarlijks een activiteit georganiseerd met of voor vrouwenorganisaties over het thema huiselijk en eergerelateerd geweld.
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Aanpak De gemeentelijke aanpak van huiselijk geweld kent geen specifieke doelstellingen voor vrouwen, maar erkent vrouwen (en kinderen) wel als de belangrijkste groep slachtoffers. In de aanpak werken centrale stad en stadsdelen aan een goed functionerende infrastructuur. Deze bestaat uit een sluitend systeem van activiteiten gericht op:
Het voorkomen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het signaleren en melden van huiselijk geweld en kindermishandeling Het screenen van meldingen. Het snel, efficiënt en effectief inzetten van hulp.
Emancipatieactiviteiten zijn ondersteunend bij het tegengaan van huiselijk en eergerelateerd geweld, omdat ze vrouwen weerbaar maken. Zo zijn twee speerpunten van het gemeentelijk emancipatiebeleid, economische zelfstandigheid en zelfbeschikking, belangrijke factoren in de preventie van huiselijk en eergerelateerd geweld. Daarnaast kunnen initiatieven en methodieken van zelforganisaties en vrouwenorganisaties belangrijk zijn op dit terrein, omdat zij een specifieke doelgroep weten te bereiken. Lopende acties in het kader van beleid op de terreinen huiselijk en eergerelateerd geweld en zorg: 27. De gemeente Amsterdam geeft uitvoering aan de aanpak van huiselijk en eergerelateerd geweld door een sluitend systeem voor signalering, screening en hulpverlening en preventieve activiteiten. Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid 28. De gemeente stimuleert en faciliteert initiatieven van zelforganisaties om preventieve activiteiten op het gebied van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld te organiseren. (zie ook 6.3, actie 34).
35
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
6. Speerpunt 3: Zelfbewust opgroeien In dit hoofdstuk wordt voor enkele specifieke terreinen de situatie van meisjes beschreven en worden enkele beleidsinspanningen beschreven of aangekondigd. Het gaat om: 1. Aandacht voor stille problematiek van meisjes 2. Meidenwerk 3. Steun voor tienermoeders. In het kader van het algemeen beleid op het terrein van onderwijs en jeugd, w.o. opvoedondersteuning besteedt de gemeente aandacht aan specifieke vraagstukken bij kinderen, waaronder meisjes. Doelstellingen:
Meer meisjes met psycho-sociale problemen krijgen effectieve ondersteuning Meer aandacht voor meisjes in het aanbod voor jongeren in de stad. Minder tienermeisjes worden zwanger.
Er zijn in Amsterdam 70.073 meisjes tussen 0 en 17 jaar (2011). Daarvan zijn 23.644 jonger dan 5 jaar, 26.403 zitten in de basisschoolleeftijd van 5-11 jaar en 20.026 zitten in de middelbare schoolleeftijd (12-17 jaar). Er zijn: - 6.981 meisjes van Surinaamse herkomst - 1.210 meisjes van Antilliaanse herkomst - 5.660 meisjes van Turkse herkomst - 12.000 meisjes van Marokkaanse herkomst - 26.137 meisjes van autochtone herkomst.
Het gaat in veel opzichten goed met meisjes in Nederland. Meisjes doen het goed in het basisonderwijs, de deelname van meisjes aan HAVO/VWO en hogere niveaus in het MBO is groter dan die van jongens en ook aan het hoger onderwijs nemen meer vrouwen dan mannen deel. Ook studeren vrouwen sneller af dan mannen. De meisjes uit migrantengroepen doen het in het onderwijs beter dan de jongens. Ze volgen vaker xxi HAVO/VWO en ze komen vaker in het HBO en op de universiteit terecht. Maar er zijn ook meisjes en jonge vrouwen die het moeilijker hebben. Binnen de vrouwenorganisaties is er weinig specifieke aandacht voor deze leeftijdsgroepen.
6.1 'Het blijkt dat onder jonge allochtone vrouwen heel veel psycho-sociale problematiek bestaat, ook bij aan de universiteit of hogeschool studerenden, onder veel jonge ambitieuze meiden dus. Het blijkt dat heel veel van deze dames op enig moment vastlopen, met een kans op depressie, burn-out of soortgelijke problemen. (voormalig lid Adviesraad Diversiteit)
Aandacht voor stille problematiek van meisjes
Meisjes hebben meer kans op psycho-sociale problemen dan jongens. Het gaat dan om internaliserende stoornissen, zoals stemmingsproblemen, depressie en psychosomatische klachten. Van de meisjes in de tweede klas van het voortgezet onderwijs blijkt 13% op basis 14 van de SDQ-score een verhoogde kans op psycho-sociale problematiek te hebben, 15 bij jongens is dit 8%. (Jeugdgezondheidsmonitor GGD). Percentueel komt deze problematiek meer voor bij meisjes met een niet westerse (etnische) achtergrond. Daarbinnen zijn Turkse meisjes oververtegenwoordigd (32%).
14
Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ), een lijst waarmee emotionele problemen en probleemgedrag van jongeren kan worden vastgesteld. De SDQ-score wordt bepaald aan de hand van enquêtevragen. Een SDQ-score van 16 of meer duidt op een verhoogde kans op psychosociale problematiek. 15 De GGD kan cijfers genereren over de problematiek naar herkomstgroepen. Deze waren op het moment van schrijven van dit beleidsplan nog niet beschikbaar.
36
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
In tegenstelling tot jongens richten meisjes zich bij problemen vaak naar binnen. Typische meisjesproblemen als depressiviteit, eetstoornissen of suïcidale neigingen zijn vaak moeilijk waar te nemen. Bij meisjes met Turkse, Marokkaanse of Hindoestaanse wortels spelen daarbij ook culturele aspecten een rol. Zij voelen zich regelmatig gevangen tussen de collectivistische cultuur van thuis en de individualistische cultuur op school en op het werk. Meisjes en jonge vrouwen uit migrantengezinnen worden onevenredig belast met (mantel)zorg binnen de familie. Meer dan de helft van hen raakt xxii hierdoor zwaar of overbelast. Ambitie
De gemeente Amsterdam werkt aan een aanpak en beleidsdoelstellingen die aansluiten op de hulpvraag van meisjes en jonge vrouwen.
Aanpak In aansluiting op de visie Verandering Jeugddomein werkt de gemeente Amsterdam, in samenwerking met stakeholders zoals de vrouwenorganisaties, aan een aanpak die aansluit op de hulpvraag van meisjes en jonge vrouwen (zie ook programakkoord 20102014). De sleutelrol die de stakeholders (Onderwijs PO en VO, GGD, welzijnsorganisaties en met name de informele netwerken (vrouwenorganisaties) hierbij kunnen vervullen, wordt nog onvoldoende benut. De reguliere voorzieningen en in isolement verkerende meisjes en jonge vrouwen weten elkaar niet goed te vinden. Hierdoor blijft de soms zware problematiek relatief onzichtbaar. Dit is een belangrijk knelpunt. In de aanpak is het kwantificeren van de vraag en de meetbaarheid van resultaten die de overheid wil realiseren een belangrijk aandachtspunt evenals duidelijkheid over rollen, taken en verantwoordelijkheden. De notitie Integrale aanpak voor kwetsbare meisjes en jong vrouwen zal volgens planning in het najaar 2011 (november) beschikbaar zijn. Op basis van de belangrijkste knelpunten, zoals het ontbreken van een (basis-)infrastructuur, de onderkenning en signalering van psycho-sociale problematiek en de invloed van cultuurverschillen worden concrete doelstellingen, activiteiten en beoogd resultaat uitgewerkt. Afgestemd met deze nota Vrouwenemancipatie. In de notitie wordt ingaan op de volgende onderwerpen:
Een basisinfrastructuur voor meisjes en jonge vrouwen Onderkenning en signalering van psycho-sociale problematiek De invloed van cultuurverschillen De verbinding tussen formele en informele netwerken.
Lopende acties in het kader van het jeugdbeleid, volksgezondheidbeleid en vrouwenemancipatiebeleid: 29. De gemeente stelt voor eind 2011 een plan van aanpak op met maatregelen gericht op voorlichting, signalering en hulpverlening ten aanzien van psychosociale problematiek van meisjes en jonge vrouwen, inclusief de culturele component bij meisjes en jonge vrouwen met een niet-westerse achtergrond.
6.2
Meidenwerk
De stad heeft drie vrouwenorganisaties die zich specifiek op meisjes en jonge vrouwen richten. xxiii
Meisjes hebben andere interesses dan jongens. Meisjes hebben behoefte aan een eigen plek voor meisjes alleen, zelf of vanwege de eisen die hun ouders stellen. Toch kent de stad slechts drie vrouwenorganisaties die zich specifiek op meisjes en jonge vrouwen richten. Het professionele jongerenwerk richt zich in de praktijk vooral op
37
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
jongens. Er is vraag naar seksespecifiek jongerenwerk, omdat van het gemengde aanbod in jongerencentra een uitsluitende werking lijkt uit te gaan voor meisjes. De accommodaties voor het jongerenwerk zijn bovendien onaantrekkelijk voor meisjes, omdat jongerenwerkers vaak onvoldoende zijn ingesteld op meisjes. Ambitie
De gemeente Amsterdam werkt met stadsdelen aan een nieuwe visie op het welzijnswerk, w.o. het jongerenwerk. In het kader daarvan wordt aandacht besteed aan doelstellingen m.b.t. meidenwerk.
Aanpak In het programakkoord heeft het college aangegeven het belangrijk te vinden dat het aanbod voor de jeugd zich niet alleen richt op ‘probleemjongeren' maar op alle Amsterdamse jongeren. Daarbij is opgemerkt dat meisjes (en hun problematiek) specifiek aandacht nodig hebben. Daarvoor zijn veranderingen nodig, omdat de meeste aandacht uit gaat naar jongens. Lopende acties in het kader van het jeugdbeleid: 30. De gemeente werkt aan een nieuw beleidskader met betrekking tot jeugd en welzijn waarin aandacht wordt besteed aan voorzieningen voor meisjes en jonge vrouwen. Aandachtspunt hierbij is dat een betere relatie wordt gelegd tussen vrouwenorganisaties en zelforganisaties (eigen kracht). Op 17 november wordt een conferentie Jongerenwerk georganiseerd. Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 31. De gemeente stimuleert de ontwikkeling van meisjesnetwerken (eigen kracht).
6.3
Tienermoeders
Het aantal tienermeisjes dat moeder wordt, was tussen 2006 en 2009 stabiel en lag op ongeveer 175 per jaar. In 2010 is dit aantal lager: 129. Op 1 januari 2011 waren er 34 moeders t/m 17 jaar in Amsterdam en 1620 moeders tot 23 jaar. Bij Surinaamse en Antilliaanse meisjes komt tienermoederschap het meest voor (beide 24 per 1000).
Seksuele voorlichting en weerbaarheid (zie ook 5.4) moeten eraan bijdragen dat ongewenste zwangerschap wordt voorkomen. In 2010 kregen 127 meisjes tot 20 jaar een kind. Er wonen 1654 jonge moeders tot 23 jaar in de stad. Een deel van de tienermoeders combineert een opleiding of baan met de opvoeding van kinderen. Toch blijkt dit voor relatief veel tienermoeders zwaar. Veel tienermoeders kampen met een optelsom van problemen: armoede, schooluitval, slechte huisvesting en moeite met de opvoeding van hun kinderen. Zij moeten vaak rondkomen van een minimuminkomen. Sommigen hebben schulden en zijn weinig financieel zelfredzaam. In sommige gevallen is de vader niet of nauwelijks betrokken bij de kinderen. Ambitie
16
16
Verdere daling van het aantal tienerzwangerschappen onder meisjes in Amsterdam, zodat de achterstand ten opzichte van het gemiddelde in Nederland ten minste gehalveerd is.
Zie: Kadernota Volksgezondheidsbeleid Amsterdam 2008-2011
38
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Aanpak Vanuit een visie waarin de nadruk wordt gelegd op het zelf (leren) opvoeden van je kind, op zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid wordt de komende tijd ingezet op investeren in preventie en re-integratietrajecten, het aansluiten bij bestaande voorzieningen voor vroegtijdige opvoedondersteuning en het belang van goede en voldoende woonvoorzieningen als basisvoorwaarde voor de opvoeding. Lopende acties in het kader van het jeugdbeleid, welzijnsbeleid en volksgezondheidsbeleid: 32. De gemeente ontwikkelt een strategie om het bestaande preventieve aanbod van de Ouder en Kind Centra meer bij jonge tienermoeders te krijgen. 33. De gemeente zet in op trajecten voor activering naar school of werk zodat ook jonge moeders een startkwalificatie behalen. 34. De gemeente versterkt seksuele weerbaarheid van meisjes op de basisschool, ROC en via jongerenwerk ter preventie van zwangerschappen. (zie ook 5.4). Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 35. De gemeente stimuleert en faciliteert initiatieven van vrouwenorganisaties die zijn gericht op voorlichting en het betrekken van ouders bij gesprekken over seksualiteit en seksuele opvoeding. (zie ook 5.4, actie 22). 36. De gemeente stimuleert de vorming van eigen netwerken van tienermoeders.
39
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
7.
beleidsplan 2011–2014
Speerpunt 4: Emancipatie van vaders
Doelstellingen:
Meer mannen en vrouwen vinden het vanzelfsprekend dat mannen en/ of vaders zorgtaken hebben.
70% van de moeders met een partner werkt (REB 2009). Moeders met een partner werken vaker parttime: 37% werkt 12-24 uur en 32% werkt 25-32 uur per week. In 2010-11 zijn er in Amsterdam 40 initiatieven van mannen/ vaders op het terrein van emancipatie
'Een vrouw is niet alleen! Als háár wereld niet meedraait heb je niets aan je emancipatiebeleid' (Turkse moeder)xxxiv
‘Vaders zijn mede opvoeders. Vader zijn is niet alleen broodwinner zijn…. Maar een vader moet ook liefde geven en mee helpen opvoeden.’ (Antilliaanse vader, 3 kinderen)xxxv
‘Dit is mijn moeder en mijn andere moeder heet papa.’ Joris (3 jaar)
Moeders in alle sociale lagen hebben een groter aandeel in de zorg en opvoeding van kinderen dan vaders. Traditionele ideeën over moederschap - van vrouwen zelf, hun partner of hun omgeving - belemmeren veel vrouwen om (meer) te gaan werken en/ of belemmeren hun partner om meer te zorgen. Om daadwerkelijk iets te kunnen veranderen aan traditionele rolpatronen hebben vrouwen en mannen elkaar nodig. Vaak kunnen vrouwen en meisjes pas emanciperen als hun mannen, vaders en broers hen daartoe ruimte gunnen. En vaak kunnen mannen pas meer zorgtaken op zich nemen als hun vrouwen (en moeders) hen daarvoor de ruimte geven. Bij eenoudergezinnen staat de vader vaak op afstand van het gezin of is zelfs geheel uit beeld geraakt. Vooral bij Caribische groepen is het aandeel moedergezinnen al jaren hoog. Door de toename van het aantal echtscheidingen bij Turkse en Marokkaanse families wordt het eenoudergezin ook bij deze groepen steeds gewoner. In Amsterdam hebben vooral vrouwen en meisjes uit families waar de levensstijl nog sterk wordt bepaald door een traditionele cultuur van het land van herkomst, te maken met mannen die hun emancipatie in de weg staan. Zij willen zich ontplooien, maar mogen dit op sommige terreinen niet van hun vader, echtgenoot, zoon of broer. Ze mogen bijvoorbeeld niet werken en/ of ze mogen niet meedoen aan bepaalde maatschappelijke activiteiten. Ambitie
Meer mannen vinden het vanzelfsprekend dat hun vrouwen of moeders werken. Enquêtevragen over deze onderwerpen worden opgenomen in de Amsterdamse Burgermonitor. Op basis van de nulmeting wordt een doelstelling bepaald. Organisaties van mannen organiseren jaarlijks vijf publieke activiteiten over de thema’s rolopvattingen in het gezin en opvoeding.
Aanpak Enkele jaren geleden ontstonden initiatieven van vaders die meer betrokken wilden zijn bij de opvoeding van hun kinderen. De gemeente stimuleert, steunt en verbindt de initiatieven uit de samenleving die zijn gericht op vaderemancipatie en die meer zichtbaarheid (en statuur) geven aan vaders die hun vaderrol actief en positief invullen. Ook moedigt de gemeente vaders, kinderen en partners aan controverses en dilemma’s bespreekbaar te maken, bijvoorbeeld over rolpatronen, de taakverdeling tussen mannen en vrouwen en opvoeding. Behoeften van de vaders zelf staan in de aanpak centraal. Om die reden krijgen initiatieven van mannen voorrang boven die van welzijnof vrouwenorganisaties. Nieuwe acties in het kader van het emancipatiebeleid: 37. De gemeente stimuleert en faciliteert succesvolle vaderinitiatieven in de stad die zich richten op mentaliteitsverandering en het bevorderen van zelfreflectie.
40
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
38. De platformfunctie van het SPE wordt uitgebreid naar vaders met als doel het inzicht te vergroten in wat werkt en wat niet en uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende initiatieven te stimuleren. 39. De gemeente stimuleert vrouwenorganisaties om ook mannen te betrekken bij hun activiteiten rond thema’s als opvoeding, huiselijk geweld, werk en kinderopvang.
41
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
8.
beleidsplan 2011–2014
Speerpunt 5: Zichtbaarheid van lesbische vrouwen
Doelstellingen:
Meer Amsterdammers accepteren homoseksualiteit en lesbische vrouwen
Ongeveer 4%-6% van de vrouwen geeft in de enquête Staat van de Stad aan de voorkeur te geven aan een relatie met een vrouw. Dit komt neer op 13.000-19.000 vrouwen boven de 20 jaar. Rond de 10% van de lesbische vrouwen geeft aan een (zeer) slechte gezondheid te hebben, voor heterovrouwen ligt dit op 4% (SvdS). Van de lesbische vrouwen in Amsterdam geeft in 2010 14% aan zich in de afgelopen 12 maanden weleens gediscrimineerd te hebben gevoeld op basis van de seksuele geaardheid (ABM 2010). Uit de Burgermonitor van 2010 blijkt dat 4% van de Amsterdammers een negatief beeld heeft over lesbiennes, 40% is daar neutraal over en 50% heeft een positief beeld van lesbiennes.
Lesbische vrouwen worden steeds meer zichtbaar. Dit is onder andere te zien tijdens de Gaypride waar lesbische vrouwen hun plek opeisen. Tegelijkertijd zijn er nog maar weinig bi-culturele lesbische rolmodellen. Uit onderzoek blijkt dat isolement, een laag zelfbeeld, depressiviteit, discriminatie en xxiv gevoelens van onveiligheid veel voorkomen bij lesbische vrouwen. De problemen zijn het grootst bij meisjes tot 25 jaar. Bovendien toont het onderzoek aan dat de klachten van vrouwen samenhangen met ervaringen van stigmatisering en negatieve reacties op het lesbisch of biseksueel zijn. Meisjes en jonge vrouwen met lesbische gevoelens die opgroeien in migrantengezinnen vormen een aparte groep die ook voor belangenorganisaties grotendeels onzichtbaar blijft. Uit recent onderzoek blijkt dat allochtone lesbiennes xxv zichzelf vaak niet als zodanig definiëren. Ze gebruiken eufemismen of onderdrukken hun gevoelens. Dat leidt soms tot een dubbelleven of een ongelukkig huwelijk met een man, uit angst om verstoten te worden door de gemeenschap. Lesbische vrouwen met een niet-westerse of migrantenachtergrond krijgen meer dan xxvi andere lesbiennes te maken met geweld in de huiselijke sfeer. In de aanpak van eergerelateerd geweld is er niet veel aandacht voor het thema homoseksualiteit. Dat het een relevant onderwerp is, blijkt uit het feit dat veel mensen die aankloppen bij Veilige Haven behoefte hebben aan een opvangplek. De HLBT-scene (homoseksueel, lesbisch, biseksueel en transgender) in Amsterdam is relatief op zichzelf staand, los van heteroseksuele vrouwen en nog meer los van migrantenvrouwen. Dit maakt het vooral voor jonge meisjes en migrantenvrouwen met lesbische gevoelens lastig zich hieraan te verbinden en er steun aan te ontlenen. Organisaties van lesbische meisjes en vrouwen in Amsterdam willen dat de problematiek van lesbische vrouwen serieus genomen wordt door de overheid en door professionele instanties. In de beleidspraktijk vallen lesbische, biseksuele en transgender (LBT)-vrouwen vaak tussen het homobeleid en het vrouwenemancipatiebeleid in. Bij het eerste gaat de aandacht vooral uit naar mannen en bij het tweede naar vrouwen in sociaal-economische achterstandsposities.
42
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Ambitie
Alle scholen besteden aandacht aan homoseksualiteit bij vrouwen en mannen.
De gemeente steunt jaarlijks twee initiatieven die bijdragen aan de positieve zichtbaarheid van lesbiennes.
Aanpak Veel (lesbische) vrouwen hebben behoefte aan aansprekende voorbeelden en aan contact met gelijkgestemden om tot zelfontplooiing te komen. Lesbische rolmodellen kunnen zelfacceptatie en het ontwikkelen van een positieve lesbische identiteit bevorderen en daarnaast bijdragen aan een positieve respons van de maatschappelijk in het algemeen. Er zijn diverse maatschappelijke initiatieven die zich hier op richten. Stichting Ondersteboven en COC NL hebben samen een Lesbische Alliantie om lesbische vrouwen op een positieve manier zichtbaar te maken. Vrouwenorganisaties organiseren bijeenkomsten waar lesbische vrouwen met een migratieachtergrond zich laten zien en horen. De gemeente stimuleert en faciliteert initiatieven uit de samenleving waarin homoseksualiteit van vrouwen bespreekbaar wordt gemaakt voor groepen waar op dit onderwerp nog relatief vaak een taboe rust. Nieuwe acties in het kader van het vrouwenemancipatiebeleid: 40. Het SPE legt verbindingen tussen HLBT organisaties en emancipatie-initiatieven en organisaties van migrantenvrouwen en stimuleert activiteiten die erop gericht zijn meisjes en jonge vrouwen met lesbische gevoelens bij elkaar te brengen. Organisatie van migrantenvrouwen worden voorgelicht over seksuele diversiteit. Aan vrouwenorganisaties wordt gevraagd mee te denken over mogelijkheden om de hulpverlening aan lesbische vrouwen en meisjes, in het bijzonder van meisjes met een migratieachtergrond, te verbeteren. 41. De gemeente stimuleert en faciliteert initiatieven van vrouwen(organisaties) in de stad die bijdragen aan verbetering van de zichtbaarheid van lesbische meisjes en vrouwen, in het bijzonder van meisjes met een niet-westerse achtergrond. Er wordt gezocht naar initiatieven die kunnen bijdragen aan het bespreekbaar maken van taboes rond lesbische homoseksualiteit en het wegnemen van vooroordelen. Een voorbeeld hiervan is de documentaire ‘Ik ben lesbisch’. 42. In het kader van de aanpak discriminatie is de inzet verbetering van voorlichting op scholen over seksuele diversiteit. Het aanbod wordt in kaart gebracht en de effectiviteit van de activiteiten wordt bepaald.
43
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
9. Begroting Het grootste deel van de acties in dit beleidsplan wordt gefinancierd vanuit reguliere budgetten binnen de verschillende beleidsterreinen op het gebied van inburgering en educatie, werk en inkomen, armoedebestrijding, huiselijk en eergerelateerd geweld, arbeidsmarktbeleid, jeugdbeleid, gezondheidszorg, etc.. Daarnaast worden structurele middelen voor het beleidsterrein burgerschap en diversiteit ingezet:
200.000 euro per jaar voor het Service Punt Emancipatie en initiatieven van vrouwenorganisaties en -netwerken.
250.000 euro per jaar voor incidentele opdrachten en subsidies op het terrein van topvrouwen, mannenemancipatie, zichtbaarheid van lesbische vrouwen, zelfbeschikking en seksuele weerbaarheid, etc.
Met deze inzet is het niveau van investeringen op het terrein van burgerschap en diversiteit die ten goede komen aan vrouwen(emancipatie) ongeveer gelijk aan dat in het afgelopen jaar. Met de visie en speerpunten die in dit beleidsplan zijn geformuleerd, worden deze middelen efficiënter en meer doelgericht ingezet. Dit budget wordt aangevuld met 250.000 euro voor de periode 2011-2014 (3 jaar) die door het rijk beschikbaar wordt gesteld (gemeentefonds) in het kader van het programma Eigen Kracht ter bevordering van de arbeidsparticipatie van laagopgeleide vrouwen.
44
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
10. Voortgangsmonitor De resultaten van de aanpak worden begin 2013 en begin 2014 gepresenteerd. Per deelonderwerp en doelstelling wordt gepresenteerd:
de outcome, d.w.z. de inspanningen en activiteiten die hebben plaatsgevonden het gemeten resultaat, gerelateerd aan de nulmeting en het beoogde eindresultaat.
45
Bijlage 1: Beleidsplannen
Nota
Wie
Tijdlijn
Kadernota 2012
Concern
2012
Amsterdams Ondernemers Programma Notitie deeltijdwerk Factsheet Amsterdamse Arbeidsmarkt in de Hospitality Factsheet Amsterdamse Arbeidsmarkt in de zorg Sectoren en gemeentelijk arbeidsmarktbeleid Meerjarenbeleidsplan Inkomen en Armoedebestrijding Gewoon doen Bestuursopdracht vernieuwing Sociaal Domein
EZ
2011 - 2014
Relevant voor Algemeen Eigen Kracht 4.1
DWI EZ/DWI
2011 13/05/2011
4.1 4.1
EZ/DWI
03/05/2011
4.1
Meedoen en meewerken: meerjarenbeleidsplan participatie Basisprogramma Burgerschap en Educatie Basisprogramma Burgerschap en Educatie Alle Amsterdammers Gezond Prostituee v/m Amsterdam weerbaar en zelfstandig Huiselijk en eergerelateerd geweld Oud beroep, nieuw beleid Stille Dilemma’s Bestuursopdracht Visie Verandering Jeugddomein Amsterdams jongerenwerk nieuwe stijl Jonge moeders in Amsterdam
DWI DWI
4.1 2011-2014
Bestuursdienst
4.2 4.3 5.1
DWI/WZS/DMO/stadsdel en DMO, WZS, GGD, DWI, OOV en stadsdelen in de Sociale Alliantie DWI
2011-2013
5.2
DWI
19/04/2011
5.3
GGD WZS
2008-2011 2008-2010
5.4 + 6.1+ 6.3 5.5
WZS Bestuursdienst/OOV GGD (WZS, DMO) WMO
2007-2010 2010-2014 2012-2016
5.5 5.5 5.5 6.2
DMO/Jeugd
2011-2016
6.2
DMO Jeugd/jeugdzorg, WZS
Mei 2009
6.3
5.1
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
Noten
i
Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 12, 18 en p. 26. ii Hoofdlijnen emancipatiebeleid: vrouwen- en homo-emancipatie 2015. iii Gemeente Amsterdam. 2011. Kadernota Burgerschap en Diversiteit, geen burgerschap zonder hoffelijkheid. iv Gemeente Amsterdam. 2011. Veranderingen Jeugddomein 2011-2016. v Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 15-17 vi Hell, Maarten en Emma Los. 2011. Amsterdam voor vijf duiten per dag. P. 47-49. vii Service Punt Emancipatie. 2011. Vrouwenmonitor 2011. Amsterdam. viii Merens, Ans. Emancipatiemonitor 2010. 2011. CBS en SCP. Den Haag. ix Merens, Ans. Emancipatiemonitor 2010. 2011. CBS en SCP. Den Haag. x Merens, Ans. Emancipatiemonitor 2010. 2011. CBS en SCP. Den Haag. xi Hoog, K. de. 2003. Gezinsbeleid tussen emancipatie en uitsluiting. In M. Keizer & K. Verhaar (red.), Sociale Verkenningen nr. 5. Familiezaken, pp. 45-57. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. xii VNO-NCW. 2008. Diversity Award 2008. Meer vrouwen naar de top. Jury Rapport. xiii The Dutch Female Board Index 2011. Female executive and non-executive directors on corporate boards of Dutch listed companies. xiv Amsterdamse Burgermonitor 2010. O+S. Amsterdam. xv Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 153. xvi Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 27. xvii ste Rutgers Nisso Groep/Soa Aids Nederland. 2005. Seks onder je 25 . xviii Storms, O. en E. Bartels. 2008. De keuze van een huwelijkspartner. Een studie naar partnerkeuze onder groepen Amsterdammers. VU. Amsterdam. P. 38. xix Service Punt Emancipatie. 2011. Vrouwenmonitor 2011. Amsterdam. xx Veen, H.C.J. van der en S. Bogaerts. 2010. Huiselijk geweld in Nederland. Overkoepelend syntheserapport van het vangst-hervangst-, slachtoffer- en daderonderzoek 2007-2010. Onderzoek en Beleid 288. WODC. Den Haag. xxi Merens, Ans. Emancipatiemonitor 2010. 2011. CBS en SCP. Den Haag xxii FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling. 2011. Zorgt u ook voor iemand? Utrecht. xxiii Nederlands Jeugd Instituut. 2011. De emancipatie van het Jongerenwerk. xxiv Stichting OndersteBoven. 2009. Online onderzoek naar de psychosociale gezondheid van lesbische en biseksuele vrouwen in Nederland en stigmatisering. xxv ACB Kenniscentrum. 2010. In de kast, uit de kast. Verslag van een inventariserend onderzoek naar positie en behoeften van allochtonen met homoseksuele en lesbische gevoelens. Amsterdam. xxvi Keuzenkamp, Saskia. 2010. Steeds gewoner, nooit gewoon. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland. SCP. Den Haag. Noten bij citaten in de kantlijn: ii. Gemeente Amsterdam. 2008. Vrouwenemancipatie in Amsterdam. iv. Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de
Niemand aan de kant. tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. ix. Hell, Maarten en Emma Los. 2011. Amsterdam voor vijf duiten per dag. P. 47-49. x. Kool-Smit, J.E. 1967. Het onbehagen bij de vrouw. In: De Gids jrg. 130 nr 9/10 (nov. 1967), p. 267-281; Herdrukt in: Joke Smit. Er is een land waar vrouwen willen wonen. Teksten 1967-1981. Amsterdam 1984. xii. Gemeente Amsterdam. 2010. Programakkoord 2010-2014. Kiezen voor de stad. Economisch groeien Sociaal versterken Duurzaam investeren. xiii. Gemeente Amsterdam. Concept-visie Veranderingen Jeugddomein 2011-2016. P. 3-6. xiv. Gemeente Amsterdam. 2011. Kadernota Burgerschap en Diversiteit, geen burgerschap zonder hoffelijkheid.. xvii. Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 25.
47
Vrouwenemancipatie in Amsterdam
beleidsplan 2011–2014
xxii. SCP/ Commissie Monitoring Talent naar de Top. 2011. Monitor Talent naar de Top 2010. Den Haag. xvvi. Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen
in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 27. xxvii. Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. P. 54. xxxiv. Pels, Trees en Marjan de Gruijter (red). 2006. Emancipatie van de tweede generatie. Kiezen en kansen in de levensloop van jonge moeders van Marokkaanse en Turkse afkomst. Verweij Jonker Instituut. xxxv. Kenniswerkplaats Tienplus. 2011. Vaderschap versterken (concept).
48