In nauwe schoentjes
Vrouwen in Midden-Amerika
De culturele problematiek
Beschermd en ondergeschikt
Voorwoord D
20
De samenleving in Guatemala wordt algemeen gekenmerkt door een uitgesproken macho-cultuur, die de vrouw als minderwaardig beschouwt. Dit gaat extremere vormen aannemen onder de boerenbevolking. Daar zullen de mannen bovendien geneigd zijn niet alleen om hun vrouwelijke partner ontrouw te zijn, maar als het er op aan komt haar ook zonder veel omhaal te verlaten. Vandaar de onnoemlijk vele alleenstaande moeders. Maar ook de stadsmens en intellectuelen ontsnappen niet aan die cultuur. e mestiezen-bevolking, de arme boerenbevolking incluis, gaat op haar beurt de Maya’s - mannen en vrouwen - als minderwaardig behandelen. De arme mestiezenboer is blij dat hij “iets meer is” dan een Maya-boer. En een arme mestiezenvrouw wil er niet van dromen rond te lopen in een hüipil en een wikkelrok. Het is nu wel zo dat na de ondertekening van de vredesakkoorden de inheemse bevolking in Guatemala bewuster en positiever omgaat met haar eigen identiteit. Meer en meer inheemse meisjes halen een diploma en botsen met de “ouderen” die de tradities en de gebruiken proberen in stand te houden. De staat Guatemala van zijn kant heeft zich geëngageerd om de rechten en de waardigheid van de Maya bevolking te garanderen. Vandaag wordt er strijd geleverd door allerlei Maya-organisaties om de opeenvolgende regeringen te verplichten de aangegane engagementen tijdens de vredesakkoorden effectief in de praktijk om te zetten.
D
Guido De Schrijver
e inheemse vrouw is driedubbel ge discrimineerd. Als economisch arme inwoner, als vrouw en als autochtone Maya. Al van bij de geboorte begint het. Onder eigen volk. De vroedvrouw krijgt wat meer loon toegestopt als de geboden hulp aan het kraambed resulteert in de geboorte van een jongetje. Als het schoolbezoek van inheemse kinderen al aan de magere kant ligt, dan zijn de meisjes extra afwezig. Door het feit dat jonge kerels met hun vader al vroeg op stap moeten om aan de andere kant van het land de oogsten te doen in de uitgestrekte plantages van koffie, bananen, suikerriet en kardemom, leren zij zich goedschiks kwaadschiks uit de slag te trekken met het opgeraapte Spaans. Vele meisjes en vrouwen daarentegen verlaten nauwelijks en sommigen nooit het dorp. Zij communiceren enkel in hun eigen Maya-taal. Wettelijk kan een inheemse vrouw geen huis, geen akker, geen eigendom op haar naam schrijven. Om iets te bezitten moet ze een man hebben. Die kan wél eigenaar zijn. Op zoek gaan naar werk buitenshuis is voor de vrouw in het algemeen en vooral voor de inheemse vrouw een hachelijke onderneming. Zolang ze in haar dorp blijft, wordt ze opgevangen door de gemeenschap die er zijn eigen wetten, gewoonten en gebruiken op nahoudt. Ze krijgt er haar plaats, geniet de nodige bescherming, geniet ook een bepaald aanzien, maar blijft toch altijd ondergeschikt aan de man. Dat komt onder meer sterk uit op het moment van het eten. Zij maakt alles klaar, geeft eerst te eten aan de man, daarna aan haar kinderen en als laatste gaat ze zichzelf gerieven.
De Inheemse vrouw en de toegang tot grond en werk In het vredesakkoord over ‘Identiteit en Rechten van de inheemse volkeren’ staat geschreven: “... wegwerken van eender welke discriminatie, van feitelijke of juridische aard, tegen de vrouw in verband met de toegang tot grond, woning, kredieten en deelname aan ontwikkelingsprojecten”. Claudia Navas, journaliste van de krant Prensa Libre, gaat na wat er van in huis gekomen is.
D
e band van de Guatemalaanse inheemse vrouw met de aarde is productief, reproductief, sociaal en spiritueel. De bossen en de grond zijn voor hen heilig. De aarde wordt beschouwd als de moeder die het voedsel voortbrengt, de plaats waar zich het huis en de tuin bevindt, evenals de plaats die het samenwonen en de collectieve arbeid mogelijk maakt. De aarde en het bos zijn levende wezens met wie ze op een spirituele manier in wederzijdse communicatie staan. Het zijn de plaatsen die hen verwelkomen op het moment dat ze zich bij het sterven naar andere levens in de kosmos begeven. Ze zijn de basis van hun visie op het universum. Het thema van de grond in Guatemala is verbonden met economische, sociale en culturele problemen voor de inheemse bevolking. De meerderheid van hen overleeft op kleine grondpercelen die weinig productief zijn en onvoldoende om tegemoet te komen aan de noodzakelijke voeding en de economische noden van het gezin. De lage opbrengst van hun gronden is een gevolg van de snelle uitputting door het kappen van bomen voor het huishouden, de ontbossing en het gebruik van bosgronden die niet geschikt zijn voor landbouw. Zorgen voor en werken op de gronden is verbonden met de kosmosvisie van de inheemse vrouw. Eeuwen van etnische onderdrukking en het systematisch verjaagd worden van hun voorouderlijke gronden hebben de zorg voor die gronden bemoeilijkt. Dit had ook tot gevolg dat de vrouwen alles wat te maken had met hun onderdrukking zich gingen eigen maken, waardoor ze voor een deel gedwongen werden de zorg om de aarde, als noodzakelijke hoeksteen van hun fysische en mentale gezondheid, los te laten.
Andere factoren die het behoud van de grond belemmeren zijn armoede, honger en ondervoeding van de inheemse vrouwen. Geen enkele bevolkingsgroep onder dergelijke voorwaarden is in staat te produceren. Daarenboven maakt de maximale ontginning van hun weinig vruchtbare gronden deze onproductief voor de volgende generaties.
D
e inheemse vrouwen moeten gemotiveerd en ondersteund worden in hun mogelijkheden om zorg te dragen voor het water, de grond en alles wat voorspoed brengt en hun bestaan mogelijk maakt. Een essentiële motivatie voor inheemse vrouwen is het feit dat ze eigenares kunnen worden van hun gronden. Dit geeft hen veiligheid, zelfzekerheid en stimuleert hen om hun grond te verzorgen, te bewerken en in goede condities achter te laten voor hun nakomelingen. Volgens een rapport van het Ontwikkelingsplan van de Verenigde Naties (PNUD) “Guatemala: Menselijke ontwikkeling, vrouwen en gezondheid 2002” is het feit dat de grond in Guatemala geconcentreerd is in weinige handen (namelijk 81.3%) op verschillende manieren mede oorzaak van de vernietiging van de gronden. Zo verlaten de boeren de uitgeputte grond en zoeken ze een nieuw stuk om dit maximaal te ontginnen, waardoor de beschikbare gronden telkens verminderen en het actuele en toekomstige welzijn vernietigd wordt. Het gebrek aan productieve grond zorgt ervoor dat vele inheemse vrouwen, vooral de jongere, emigreren naar de grote plantages in het land. Ofwel zien ze zich verplicht hun gemeenschap te verlaten en te gaan
21
Zorgen voor en werken op de gronden is verbonden met de
kosmos visie
van de inheemse vrouw
in stedelijke gebieden. Ze werken in huishoudens, in de vrijhandelsateliers of ze zetten een handeltje op, desnoods op straat, om zo de gezinsinkomsten aan te vullen.
D
e inheemse vrouw wordt uitgesloten van toegang tot de grond. Dit heeft onder andere te maken met de ongelijke verdeling van die gronden en de manier waarop die toegekend worden zonder gelijkheid van geslacht. Maar ook met het feit dat de gronden meer en meer handelswaar worden. Dit miskent en onderwaardeert de inheemse vrouwen als voortbrengers van duurzame ontwikkeling. Slechts 23.6% van de bebouwbare grond is in handen van de inheemse bevolking, ongeveer 6.5% staat onder leiding van vrouwen. Maar bijna 70% behoort aan niet-inheemse mannen. Ideologische en culturele toestanden blokkeren de toegang tot grond en productivieve middelen voor de inheemse vrouw. De wetten, die het bezit en het samen bezitten van gronden regelen, bieden voorrechten aan mannen door hen te erkennen als baas en vertegenwoordiger van de familie, en als titularis of beheerder van goederen en gronden. De vrouwen worden beschouwd als begunstigden in die mate dat men er van uitgaat dat door het toekennen van goederen aan de mannen men de vrouwen en het gezin automatisch begunstigt. De vrouwen benadrukken dat deze visie hen uitsluit van het recht op grond en materiële bezittingen. Als de grond tot de gemeenschap behoort of als er beslissingen genomen worden over het familie-erfgoed worden ze gediscrimineerd wanneer ze niet worden geconsulteerd. De wet beschouwt de inheemse vrouw ook niet als boerin noch als eigenaar. Wanneer ze grond of een woning opeisen staan ze in een nadelige positie. De regeringsinstantie Fonds voor Gronden (FONTIERRAS) heeft systemen van mede-eigenaarschap ingebouwd op vraag van de vrouwen. Vooral van vrouwenorganisaties zoals Mamá Maquín, Ixmucané en Madre Tierra. Zij hebben een wettelijke vertegenwoordiging verkregen bij het onderhandelen van de aankoop van
22
grond. Maar daardoor verliezen ze ook hun recht om individueel eigenaar te worden. Volgens cijfers van het Fonds voor Gronden zijn er van de 146 landbouwgronden die deze instelling verleende, slechts 1.229 vrouwelijke gezinshoofden, die konden profiteren op een totaal van 11.915 families, nauwelijks 11.5% van de gehele bevolking (Navas D., Claudia. Prensa Libre, agustus 28, 2002). Er bestaan leemten en zwaktes in de wetgeving die de inheemse vrouwen uitsluiten van recht op grond of ook om medebezitters te mogen worden samen met hun partner van grond en familiale bezittingen. De wettelijke voorzieningen zijn niet gebaseerd op gelijkheid van geslacht, waardoor er geen rechtszekerheid is voor de vrouwen in verband met bezit van grond en goederen. En dit ondanks de afspraken gedaan tijdens de vredesakkoorden ten voordele van de vrouwen die ontheemd werden tijdens de burgeroorlog. Ook de inheemse vrouwen die ontheemd werden wordt de toegang geweigerd om grondbezit te verwerven, met uitzondering van percelen die verkregen werden door kredieten verkregen van het Fonds voor Gronden.
Productieve en Reproductieve arbeid
E
én van de juridische voorzieningen in ver band met de vrouwen, bekrachtigd door de Guatemalaanse staat, is: “Het verdrag voor de Uitschakeling van alle Vormen van Discriminatie tegen de Vrouw” (CEDAW). Daarin wordt gezegd dat de staat zich er op toelegt de discriminatie van de vrouw op vlak van arbeid te elimineren en eist onder andere een gelijkheid van voorwaarden tussen mannen en vrouwen. Dat impliceert dan het recht op een gelijke vergoeding, de toegang tot sociale zekerheid en de bescherming van gezondheid. De bijdrage die vele inheemse vrouwen leveren aan de gezinsinkomsten is niet te onderschatten. Dit gebeurt door het verrichten van onbetaalde arbeid, of werk in de informele sector of werk in het huishouden. Hun
arbeid is fundamenteel in het ondersteunen, overleven, het welzijn en de aangroei van de familie. Dit alles omvat in vele gevallen meer dan 50% van de totale inkomsten van het gezin. Wanneer de man tijdelijk werkloos is, dekt de vrouw zelfs 90% van de onkosten. De inheemse vrouwen die baas zijn van het huishouden nemen de verantwoordelijkheid op zich voor de ondersteuning van het gehele gezin. Ze zijn hier toe in staat ondermeer door de solidariteit van de hele familie die hen helpt de moeilijke economische situatie aan te gaan. Enkele inheemse boerenvrouwen beschouwen hun steun aan de gezinsinkomsten als groter dan die van de mannen. Als de meest zwakke sector van de samenleving hebben de inheemse vrouwen veranderingen ondergaan in het bekomen van economische inkomsten voor hun families. Dit vertaalt zich voornamelijk in als maar meer vrouwen, zowel kinderen als adolescenten, die zich overgeven aan laaggeschoolde arbeid. Ze zijn het doelwit van verschillende vormen van discriminatie en uitbuiting wat betreft loon en toegang tot de arbeidsmarkt. Naast het werk in het huishouden (zonder hulp van hun echtgenoot) doen ze ook aan landbouw, artisanale- en commerciële arbeid, onbetaald werk of werk in de informele sector. Ze worden gemakkelijk uitgebuit doordat ze vaak slechts één taal spreken, of omdat ze laag geschoold zijn en beperkte mogelijkheden hebben om opleidingen te volgen wat noodzakelijk is voor het kunnen vastkrijgen van beter betaald werk. Deze toestand zorgt ervoor dat een groot aantal van hen zich op de informele arbeidsmarkt begeeft met onder andere lange werkdagen, harde en oneerlijke werkomstandigheden, lage en onzekere inkomsten en zonder zekerheid op garanties zoals sociale zekerheid, pensioen, zwangerschapsverlof,… De meerderheid van de inheemse vrouwen wordt ook gediscrimineerd op vlak van werk omdat ze hun moedertaal spreken, analfabeet zijn, hun traditionele klederdracht gebruiken en andere gewoontes hebben. Vaak verplichten hun collega’s hen hun
traditionele kleren te vervangen of ze spotten met die hun cultuur. De meeste inheemse vrouwen zijn analfabeet en daardoor kennen ze hun arbeidsrechten niet. Er wordt bovendien weinig ruchtbaarheid aan gegeven door de overheid. Velen hebben weinig of geen arbeidscapaciteiten, wat leidt tot een laag zelfbeeld. Voor de meerderheid van de inheemse vrouwen is de duur van de werkdag onbepaald. In de landelijke gebieden loopt de arbeid en de zorg voor de instandhouding van het gezin op tot 17 uur per dag. De inheemse vrouwen die op het land of in een handelszaakje werken, gaan daarenboven op jonge leeftijd aan de slag. Velen beginnen er aan zelfs op 5 jarige leeftijd en worden door hun moeder geïntroduceerd in het werk. De werkuren in het verkoopstandje lopen op tot gemiddeld 10 uur per dag. Daar is de tijd, nodig voor het maken van het product en het vervoeren naar de plek van verkoop, niet ingerekend. Naast het huishoudelijk werk, de verzorging van de dieren, het maken van artisanale producten of eetwaren en taken in de eigen tuin, alleen of samen met de echtgenoot, gaan ze bovendien meer en meer betaalde jobs aanpakken in de verkoop en het verbouwen van niet- traditionele gewassen. Ze werken in diensten, handelen op de markt in tuingroenten en vruchten, doen aan ambulante verkoop, huishoudelijk werk in andere gezinnen, artisanale productie, verkoop van kleren, cosmetica, gevarieerde en andere niet vergankelijke producten. Vooral de ambulante - en de marktverkoopsters kunnen dikwijls niet rekenen op een gepaste infrastructuur. Anderzijds zijn in de fabrieken van de 10.000 arbeiders 80% vrouwen. De fabriek, als alternatief werk voor een groot deel van de inheemse vrouwen, is een voorbeeld van economische globalisering. Een akkoord tussen het Ministerie van Economie en de bedrijfsleiders, vooral de buitenlanders, stimuleert dezen om te investeren in fabrieken door hen vrij te stellen van het betalen van eender welke taks. En tegelijkertijd worden ze niet verplicht de arbeidscode te eerbie-
23
Voor de meer
derheid van de inheemse vrouwen is de duur van de werkdag onbepaald. In de landelijke gebieden loopt de arbeid en de zorg voor de instandhouding van het gezin op tot 17 uur per dag.
Vertaling: Katrien Goris
De regering biedt hen relatieve voordelen aan en dit alles ten koste van de inheemse vrouwen. De meerderheid van de inheemse vrouwen wordt uitgesloten van de voordelen van de arbeidsrechten, om het even waar ze tewerk gesteld zijn. Ze kunnen geen gebruik maken van prestatievoordelen voorgeschreven door de Arbeidscode zoals: sociale zekerheid, vakantie, minimumsalaris, gereglementeerde werkdagen, zwangerschapsverlof, pensioen... Aan de andere kant worden vele inheemse vrouwen, wiens echtgenotes geëmigreerd zijn naar de Verenigde Staten, geconfronteerd met de problemen van gebroken families. Dit is een veel voorkomende situatie in het westen van het land en in de grensstreken met Mexico. De eerste maanden behoudt men de communicatie, maar uiteindelijk blijven de vrouwen alleen achter en zijn ze verantwoordelijk voor het onderhoud van het huis en de kinderen. Vaak moeten de vrouwen de schulden die de man heeft achtergelaten bij zijn vertrek betalen.
Vele inheemse vrouwen, vooral de jongere, verhuizen naar steden Werken in vreemde huishoudens om hun Werken in vreemde huishoudens gebeurt in condities waarin de meest elefamilie van vaak mentaire rechten van de werknemers niet worden. Vaak zijn de lonen economische gerespecteerd denigrerend, de werkdagen lang, de ininkomsten te heemse vrouwen ervaren geen respect, ze ondergaan discriminatie, slechte behandeling verzekeren. en geweldpleging.
Vele inheemse vrouwen, vooral de jongere, verhuizen naar steden om hun familie van economische inkomsten te verzekeren. Ook al is het salaris dat ze krijgen minimaal, toch staan ze een belangrijk deel af aan hun familie. Voor sommige inheemse vrouwen geeft
24
dit werk hen enige onafhankelijkheid en een bron van inkomsten die ze geheel afstaan aan hun ouders. In de Arbeidscode is geen wetgeving voorhanden voor werk verricht in vreemde huishoudens en bovendien het deel dat erover geschreven staat is discriminerend. Artikel 164 zegt dat het huishoudelijk werk bij een werkgever niet onderworpen is aan een uurrooster, noch aan een begrenzing van de werkdag. Het is daarom dat het ‘Centrum voor hulp aan de Werknemers in het Huishouden’ (CENTRACAP) een voorstel tot wet heeft ingediend om dit soort werk op te waarderen.
Groei en instandhouding van het gezin
Het werk dat inheemse vrouwen uitvoeren in hun eigen huis is onzichtbaar en niet erkend in de nationale statistieken. De categorie “huishoudelijke bezigheden” verbergt het informele werk dat inheemse vrouwen van verschillende leeftijden verrichten, aangezien men dit niet als echt werk beschouwt, maar als een verplichting van de vrouwen, waardoor hun ondergeschiktheid aan de machtsstructuren nog versterkt wordt. De “reproductieve arbeid” in de schoot van de inheemse gezinnen houdt alles in wat te maken heeft met het moederschap, het opvoeden en verzorgen van zonen en dochters, van broers en zussen. Net zoals het bereiden van het eten, het ophalen van water en hout, verschillende taken in verband met het onderhouden van het huis en de gezinsleden, maar even goed de landbouwactiviteiten voor eigen gebruik en de verzorging van de dieren. Gestudeerd hebben brengt veranderingen mee in het leven van inheemse professionele vrouwen die hun rechten leren kennen. Daardoor verkrijgen ze inkomsten die de levensstandaard van hen en hun familie verbeteren.
De aantrekkingskracht van de hoofdstad Leticia is een inheems meisje dat tot de Mam-ethnie behoort. Ze was amper 14 jaar oud toen ze haar beschermende omgeving verliet in de streek van San Marcos en argeloos naar de hoofdstad trok. De armoede en de nieuwsgierigheid waren de drijfveer. Maar ze reed er zich vast.
I
k heb het er moeilijk mee om te vertellen wat me overkomen is, het is niet gemakkelijk. Van kleins af heb ik veel gewerkt omdat mijn familie arm is. We wonen in een gehucht van San Marcos. We hebben geen geld, er is haast geen werk. Mijn moeder had veel kinderen en mijn vader, om wat op tafel te krijgen, werkt op gronden van andere heren. Maar we gaan met hem ook werken op de plantages, ginder in Mexico. Ik ben nooit naar school geweest. Van mijn zeven broers hebben alleen de twee oudsten op de banken gezeten, tot het derde leerjaar. De rest kon niet. Want we hebben het geld nodig, om maïs en bruine boontjes te kopen. Door gebrek aan inkomsten kon mijn moeder niet naar het hospitaal toen ze mijn laatste broertje moest ter wereld brengen. De vroedvrouw was er niet tegen opgewassen en mijn broertje stierf bij de geboorte. Het stemde ons allemaal zeer droef. We hebben hem begraven achter het huis. eel jonge meisjes uit verschillende hoeken en kanten van San Marcos komen naar de hoofdstad om er te werken en zo hun moeder te helpen. Ook ik wilde naar de hoofdstad om ons gezin te helpen. Ook omdat men mij vertelde dat je daar je eigen kamer hebt, je krijgt er eten en ‘s zondags mag je wandelingen maken in het centrale park. Ik wilde de hoofdstad kennen en tegelijk mijn moeder helpen en mijn broertjes. Er kwam een vrouw en die zei me dat ze me naar de hoofdstad kon brengen samen met twee andere vriendinnen. Het overviel me. Ik aarzelde. Ik zei niets aan moeder en vertrok toch maar. Zonder haar toelating. Ik denk dat door die ongehoorzaamheid alles gebeurd is wat mij overkwam. De reis was zeer lang. Ik was nog nooit van huis weggeweest. Ik zag veel mooie dingen onderweg, maar ik werd onwel in de bus. Ik moest gedurig overgeven, maar ik bleef alsmaar denken aan de driehonderd quetzales die de vrouw zou betalen. Voor mij is dat veel geld en dus beet ik op mijn tanden. Bij aankomst in de hoofdstad werd ik ondergebracht in een huis. De vrouw behandelde me goed. Na enige dagen zei ze dat ik meer kon verdienen, wel vijfhonderd quetzales in een restaurant met het schoonmaken van tafels. Ik stemde in. Maar het was geen restaurant, het was een bar, en het beangstigende mij. Er kwamen zich daar veel mannen bedrinken. Ik maakte de tafels schoon. Een andere vrouw zei me dat, nu ik hier toch was en de mannen op mij vielen, ik andere dingen kon doen. Maar
eerst moest ze mijn inheemse kleding uittrekken, want niet iedereen viel op indiaantjes. Ik had schrik, want ik wist niet wat er ging gebeuren. De andere meisjes zeiden me dat het akelig was en dat ik beter weigerde, want de mannen deden dingen met je. Ik begreep het wel niet, maar zei toch meteen aan de vrouw dat ik weigerde. Toen ontstak ze in woede en sloeg me. Niet zomaar. Ze mepte er op los. Ze zei me dat ik niets te weigeren had, dat ik toch niks had om terug te keren naar huis en dat indien ik geld wilde om terug te kunnen ik moest doen wat zij me beval. Het was verschrikkelijk voor mij. Ik moest een korte rok aantrekken en een zeer akelige blouse. Bijna alles aan mij was er door te zien. Het was vreselijk wat er gebeurde, het is beschamend om het te vertellen. Ik was wanhopig, er waren zelfs mannen die mij sloegen. En daar ik maar slecht Spaans spreek, lachten ze me zelfs uit. Ze zeiden me: je bent een indiaantje, maar je bent mooi. Na een tijdje vroeg ik mijn geld, maar de vrouw zei me dat ik haar nog heel wat schuldig was, het eten en de kleding moesten betaald worden. Ik moest haar nog geld, zei ze. Pas nadat ik haar zou betaald hebben, zou zij mijn geld geven en kon ik weg. We mochten zelfs niet eens naar buiten, ze hielden ons vast. Soms werden we verplaatst, ze voerden ons over naar andere bars. De vrouw gaf ons ook sterke drank, want ze zei dat we er moesten op aansturen om de mannen aan het drinken te krijgen zodat ze geld uitgaven. En daar we samen met de mannen moesten drinken werd ik duizelig. Maar, weet je, toen ik beroesd was, dacht ik er niet aan wat ze met mij deden. En daarom begon ik er op los te drinken. Toen ik er ziek van werd, verzorgden de andere meisjes mij met pijn in het hart. We wisten niet waarheen. Een van de meisjes werd zelfs zwanger, ze werd ergens heen gebracht, ik weet niet waar naartoe. Eindelijk geraakten we er uit toen op zekere dag de politie met andere heren binnenvielen. Wij, de jongsten, werden weggevoerd en naar hier gebracht in dit vluchthuis. Een vrouwelijke arts stond ons bij, onderzocht ons, ik moest alles vertellen wat er gebeurd was. Maar ik vertelde haar niet waar ik vandaan kwam, want ik was beschaamd en had schrik dat mijn moeder het zou te weten komen. Om te kunnen terugkeren, moeten ze weten waar ik vandaan kom, waar mijn familie woont. Daarom weet ik niet wat aanvangen. Mijn vader zal me zeker slaan en mijn moeder zal er het hart van in zijn. Ik wil niet dat ze het weten, ik zit vast.
V
25
De ene kilo weegt meer dan de andere kilo Als vrouw heb ik heel wat discriminatie moeten ondergaan. Ik begon buitenshuis te werken toen ik 13 jaar oud was in een woning van een rijke mestiezenfamilie. Ik herinner me nog goed dat een van mijn taken erin bestond om de hond te wassen en zijn poep op te ruimen. Ik kreeg geen ogenblik adempauze. Ik mocht niet samen aan tafel met hen, ze hielden me apart om te eten. Ook moest ik mijn typische kledij afleggen. De eigenares van het huis was heel streng voor mij. Ze apprecieerde mijn werk niet. Ze betaalden me ook niet goed. Per maand amper 300 quetzales. (=29 euro) Niet lang nadien ging ik werken op een plantage in de koffiepluk, tussendoor moest ik helpen bij het zaaien van de maïs en toen die rijp was, werd ik ingeschakeld bij de oogst van de maïskolven. Mannen en vrouwen deden hetzelfde werk. Maar we werden altijd ongelijk betaald. De eigenaars hielden geen rekening met het werk van de vrouwen en zonder enig argument betaalden ze ons minder. Vooral als iemand van ons er aan kwam met haar baby kreeg je helemaal geen kansen meer. Telkens als we onze baal koffie van 46 kg afleverden kregen de mannen 25 quetzales, maar wij vrouwen slechts 15 quetzales. Ik werd daar woedend om en ik voelde me slecht, want ik leverde de zelfde 46 kg koffiekersen af als de mannen. De eigenaar van de plantage was een buitenlander, hij discrimineerde ons extra. Gelijk welke aanleiding was genoeg om ons uit te schelden. Toen ik 18 jaar werd, ging ik werken in een garnalenpellerij in het havenstadje Champerico. Daar moest ik de kop van de garnalen pitsen, ze pellen en inpakken. Toen we op verlof gingen nodigde mijn moeder mij uit om deel te nemen aan de jongerenbeweging van CONAVIGUA. Zij ging naar de vergaderingen van de organisatie. Zo kwam het dat ik me op mijn 18 jaar begon in te schakelen in de verschillende activiteiten zoals werkateliers en het organiseren van de mensen. Vandaag ben ik lid van de bestuursraad. Ik werk ook nog met de vrouwen uit de kuststreek.
Mijn leven is er een van strijd geweest en dat heeft mij geholpen om mijn rechten te kennen en om ze bekend te maken bij andere vrouwen uit mijn gemeenschap. Vandaag staan zij er ook op dat hun rechten worden geëerbiedigd, rechten als vrouwen en als arbeidsters. Want er zijn gevallen geweest waarbij de patroons de arbeidsters verkrachtten en dat zij hen buiten zetten zonder enige geldige reden.
26
Getuigenis van Maria Maldonado
In de garnalenpellerij moest ik ganse dagen werken in een koude kamer, waar de garnalen bewaard werden. We werden betaald per 46 kilo’s garnalen. Dat betekende een duidelijke meer verdienste voor de patroons. Want de garnalen wegen pluimlicht. Dagelijks in die koude ruimte werken tastte mijn gezondheid aan. Ik werd ziek aan de longen en daarom stopte ik met dat werk.