Vragen
van
sp.a
bij
verslag
aan
Koning
Albert
II
18
oktober
2010
......................................................................................................................................................................................................................
Grasmarkt
105/37
–
1000
Brussel
–
telefoon
02
552
02
00
–
fax
02
552
02
55
www.s‐p‐a.be
–
info@s‐p‐a.be
Vooraleer
enkele
vragen
in
detail
op
de
te
lijsten,
past
het
om
onze
eerdere
uitgangspunten
nog
eens
weer
te
geven.
Op
11
augustus
hebben
wij
een
nota
overgemaakt
aan
de
Vlaamse
onderhandelaars
met
onze
voorstellen
voor
een
sociale
staatshervorming.
We
schreven
dat
de
doelstelling
van
een
zesde
staatshervorming
is
dat
de
slagkracht
èn
verantwoordelijkheid
van
alle
overheden
versterkt
wordt,
met
name
op
het
sociaaleconomische
vlak.
De
zesde
staatshervorming
moet
mogelijk
maken
dat
de
federale
overheid
zich
concentreert
op
een
aantal
taken
en
voor
deze
taken
ook
voldoende
financiële
middelen
krijgt.
Het
gaat
o.m.
over
de
financiering
van
pensioenen
en
gezondheidszorg,
waarvoor
de
budgettaire
uitgaven
omwille
van
de
vergrijzing
hoe
dan
ook
zullen
toenemen;
het
gaat
over
werkloosheids‐
en
ziekte‐
en
invaliditeitsuitkeringen,
over
veiligheid
en
politie,
over
defensie,
over
arbeidsrecht…
De
Gewesten
en
Gemeenschappen
moeten
dankzij
de
zesde
staatshervorming
belangrijke
bijkomende
verantwoordelijkheden
krijgen,
die
zich
vooral
situeren
op
het
vlak
van
sociaal
investeringsbeleid
(met
name
via
bevoegdheden
inzake
arbeidsmarktbeleid
en
gezinsbeleid),
maatschappelijke
integratie
en
preventiebeleid
(niet
alleen
medisch,
maar
in
een
brede
sociale
betekenis,
dankzij
bevoegdheidsherschikkingen
op
het
vlak
van
maatschappelijke
integratie,
grootstedenbeleid,
jeugdbescherming
en
de
grijze
zone
tussen
justitie
en
welzijnsbeleid…),
verkeersveiligheid
en
correcte
handhaving
van
de
maatschappelijke
regels
die
de
Gewesten
en
Gemeenschappen
uitvaardigen.
Hieronder
lijsten
we
een
aantal
vragen
op
die
uitgeklaard
moeten
worden
om
de
juiste
impact
van
het
compromis‐voorstel
te
kunnen
inschatten.
De
belangrijkste
punten
die
verduidelijking
verdienen,
zijn
• de
mate
waarin
de
voorstellen
de
financiële
capaciteit
van
de
federale
overheid
versterken
• de
impact
van
de
voorstellen
inzake
de
financieringswet
op
de
verschillende
gewesten
• de
responsabilisering
inzake
arbeidsmarktbeleid
• de
vennootschapsbelasting
In
de
inleiding
geeft
de
Koninklijk
Verduidelijker
aan
om
‘ingewikkelde
constructies’
te
willen
vermijden
‘in
het
belang
van
een
slagkrachtige
overheid
met
focus
op
haar
kerntaken
en
op
een
gezonde
financiële
huishouding’.
We
willen
ons
ervan
vergewissen
dat
dit
geldt
voor
alle
overheden,
ook
de
federale
en
dat
ook
de
politieke
federatie
kan
versterkt
worden.
•
2
•
18/10/2010
We
zijn
bereid
om
op
basis
van
het
verslag
verder
te
onderhandelen,
op
voorwaarde
dat
het
onderhandelingsproces
ruimte
biedt
om
op
al
de
vragen
in
te
gaan
en
waar
nodig
aanpassingen
en
correcties
aan
te
brengen.
Vragen
met
betrekking
tot
de
financieringscapaciteit
van
de
federale
overheid
Op
p.17
wordt
gesteld
dat
het
voorgestelde
financieringsmechanisme
voor
de
gewesten
en
de
gemeenschappen
de
leefbaarheid
van
de
federale
overheid
garandeert.
Dit
lijkt
ons
echter
niet
automatisch
het
geval
te
zijn.
De
vraag
stelt
zich
op
lange
en
op
korte
termijn.
We
stellen
vast
dat
de
Koninklijk
Verduidelijker
het
niet
voor
de
hand
liggen
vindt
dat
de
Gewesten
en
Gemeenschappen
een
compensatie
zouden
moeten
leveren
voor
het
verlies
aan
inkomsten
van
de
federale
overheid
doordat
die
de
opbrengst
van
de
BBP‐elastiticiteit
van
de
personenbelasting
niet
meer
ontvangt.
Nu
is
het
zo
dat
de
stijging
van
de
inkomsten
uit
de
personenbelasting
groter
is
dan
de
economische
groei
doordat
meer
inkomens
in
hogere
schalen
terecht
komen.
Bij
overgang
van
een
splitsing
van
het
tarief
is
de
federale
overheid
meer
kwijt
dan
enkel
wat
die
nu
ook
al
aan
gewesten
betaalt
op
basis
van
fiscale
capaciteit.
We
stellen
ook
vast
dat
de
Koninklijk
Verduidelijker
enkel,
‘bijvoorbeeld’,
aangeeft
dat
de
deelstaten
een
significante
bijdrage
kunnen
leveren
aan
de
financiële
leefbaarheid
van
de
federale
overheid
door
een
overheveling
van
de
financiering
van
de
pensioenen
van
de
eigen
ambtenaren.
Waarom
vraagt
de
Koninklijk
Verduidelijker
geen
expliciete
beslissing
over
het
principe,
met
name
bijdrage
van
de
deelstaten
aan
het
traject
naar
evenwicht
tegen
2015,
en
het
instrument?
Op
welke
manier
acht
de
Koninklijk
Verduidelijker
dan
wel
de
leefbaarheid
van
de
federale
overheid
op
lange
termijn
gegarandeerd?
Hij
verwijst
in
het
algemeen
naar
de
terugverdieneffecten
van
de
verhoogde
activiteitsgraad
en
economische
convergentie
tussen
de
deelstaten.
Is
de
Koninklijk
Verduidelijker
bereid
om
samen
met
de
onderhandelaars
realistische
scenario’s
van
activiteitsgraad
en
convergentie
te
bestuderen
zodat
we
zeker
kunnen
zijn
dat
de
leefbaarheid
van
de
federale
financiën
gegarandeerd
is?
Ook
op
korte
termijn
zijn
financiële
voorstellen
nodig
in
het
kader
van
de
staatshervorming
die
sporen
met
de
budgettaire
sanering
tegen
2015.
Naast
deelname
aan
de
financieringslast
van
de
pensioenen
had
sp.a
bijvoorbeeld
ook
voorgesteld
dat
slechts
90%
van
de
budgettaire
massa
die
samenhangt
met
de
overgehevelde
bevoegdheden,
zou
worden
overgeheveld.
Betekent
dit
dat
dergelijke
ingreep
definitief
verworpen
is?
Zo
ja,
welke
andere
instrumenten
maken
dan
wel
nog
kans
om
beslist
te
worden?
•
3
•
18/10/2010
Vragen
met
betrekking
tot
de
financiële
impact
op
de
gewesten
De
voorstellen
van
de
Koninklijk
Verduidelijker
werpen
een
aantal
vragen
op
over
de
financiële
impact
voor
de
verschillende
Gewesten.
De
vragen
hebben
betrekking
op
de
nieuwe
financieringswet,
de
financiële
responsabilisering
in
het
arbeidsmarktbeleid,
de
nieuwe
mogelijkheden
in
de
personen‐
en
de
vennootschapsbelasting.
Het
voorgestelde
nieuwe
financieringsmechanisme
vervangt
de
huidige
dotatie
uit
de
personenbelasting,
de
negatieve
term,
de
bijkomende
Lambermontdotatie
voor
de
gewesten,
het
solidariteitsmechanisme
en
de
gemeenschapsdotatie
uit
de
personenbelasting
door
één
gewestelijk
tarief
met
een
nieuw
‘vereveningsmechanisme’
en
een
dotatie
van
het
gewest
aan
de
gemeenschap(pen).
We
stellen
ons
echter
wel
vragen
bij
de
keuze
van
parameters
en
de
resultaten
van
de
illustratieve
berekening
zoals
uitgewerkt
op
pagina
46.
De
fiscale
capaciteitsverdeelsleutel
is
momenteel
63,3%‐28,3%‐8,4%
voor
respectievelijk
het
Vlaams,
Waals
en
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest.
In
tabel
8
van
de
nota
van
de
Koninklijk
Verduidelijker
is
de
verdeelsleutel
voor
de
opbrengst
van
de
gewestelijke
personenbelasting
echter
61,0%‐30,8%‐8,2%.
Dit
is
vreemd
aangezien
men
toch
zou
verwachten
dat
we
finaal
onder
gelijkblijvend
beleid
een
verdeling
op
basis
van
fiscale
capaciteit
zouden
zien.
Het
lijkt
erop
dat
de
Verduidelijker
hier
echter
de
verdeelsleutel
van
het
belastbaar
inkomen
heeft
gebruikt.
Dit
klopt
niet
als
de
gewestelijk
tarieven
ook
progressief
zijn,
zoals
in
het
voorstel
op
p.
48
wordt
bevestigd.
De
berekeningen
uit
de
nota
zijn
door
de
foute
veronderstelling
kunstmatig
in
het
voordeel
van
het
Waals
gewest
en
in
het
nadeel
van
het
Vlaams
en
Brussels
gewest.
Correcte
berekeningen
zouden
o.i.
kunnen
leiden
tot
volgende
verschillen
tov
de
huidige
BFW:
o circa
389
miljoen
in
het
voordeel
van
het
Vlaams
Gewest
o circa
498
miljoen
in
het
nadeel
van
het
Waals
gewest
o circa
110
miljoen
in
het
voordeel
van
het
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest
Gaat
de
Koninklijk
Verduidelijker
ervan
uit
dat
de
federale
overheid
dit
veel
grotere
financieringstekort
van
Wallonië
(d.w.z.
veel
groter
dan
hij
het
voorstelt
in
zijn
tabellen)
voor
een
zeer
lange
periode
zou
compenseren?
Is
de
Koninklijk
Verduidelijker
het
eens
dat
overgang
naar
het
nieuwe
financieringsmechanisme
voor
lange
tijd
een
meerkost
voor
de
federale
overheid
betekent?
•
4
•
18/10/2010
Ook
bij
de
financiële
responsabilisering
in
het
arbeidsmarktbeleid
(p.11)
blijven
vragen.
Het
is
ten
eerste
onduidelijk
welk
mechanisme
van
financiële
responsabilisering
wordt
voorgesteld.
Wat
concreet
voorgesteld
wordt
is
een
evolutie
naar
fiscale
capaciteit.
Bij
gelijkblijvende
enveloppe
betekent
een
verdeling
naar
financiële
capaciteit
een
verschuiving
van
ongeveer
360
miljoen
euro
van
het
Waals
en
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest
naar
het
Vlaams
Gewest.
Dit
betekent
dat
het
Waals
en
het
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest
jaarlijks
36
miljoen
euro
extra
moeten
‘verdienen’
uit
fiscale
inkomsten
volgend
uit
een
verhoogde
activiteitsgraad
om
over
de
zelfde
middelen
te
beschikken.
Zoals
uiteengezet
in
de
nota
“solidariteit,
verantwoordelijkheid
en
autonomie
in
de
staatshervorming”
is
de
correlatie
tussen
de
relatieve
prestatie
inzake
arbeidsmarktbeleid
en
de
relatieve
prestatie
inzake
fiscale
capaciteit
niet
sterk.
Het
is
dus
niet
gegarandeerd
dat
de
loutere
evolutie
naar
fiscale
capaciteit
voldoende
responsabiliserend
effect
heeft
in
de
richting
van
een
arbeidsmarktbeleid.
Een
echt
responsabiliseringsmechanisme
in
de
zin
van
een
bonus/malus
verbonden
aan
arbeidsmarktprestaties
is
essentieel
om
te
garanderen
dat
de
overheveling
van
de
uitvoerings‐
en
beslissingsbevoegdheid
leidt
tot
een
hogere
werkzaamheidsgraad.
Zonder
specifiek
responsabiliseringsmechanisme
op
basis
van
arbeidsmarktprestaties
kan
de
overheveling
van
deze
bevoegdheid
het
omgekeerde
effect
hebben
van
wat
wij
beogen,
nl.
een
laks
regionaal
beleid.
Dus
de
vraag
is
of
voor
de
Koninklijk
Verduidelijker
die
evolutie
naar
een
verdeling
op
basis
van
fiscale
capaciteit
gelijk
is
aan
het
responsabiliseringsmechanisme
of
er
louter
de
basis
voor
vormt?
Indien
het
laatste
het
geval
is,
welk
mechanisme
wordt
dan
overwogen?
Kunnen
de
Gewesten
een
‘garantie’
op
gelijkblijvend
budget
verdienen
indien
ze
de
arbeidsmarktdoelstellingen
halen?
Het
voorstel
van
de
Koninklijk
Verduidelijker
inzake
de
verdeling
van
de
Kinderbijslagen
over
de
Gemeenschappen
den
GGC
is
niet
noodzakelijk
budgettair
neutraal
voor
de
gewesten
in
de
toekomst.
De
Verduidelijker
gaat
uit
van
de
federale
definitie
2010
voor
het
aantal
rechthebbende
kinderen.
Op
die
manier
worden
de
Gemeenschappen
verantwoordelijk
voor
de
hoogte
(inclusief
de
verhoging
voor
lage
inkomens
en
vervangingsinkomens),
de
variatie
per
kind
en
de
eventuele
wijzigingen
in
de
definitie
van
rechthebbenden.
Omgekeerd:
bij
gelijk
beleid
en
bij
gelijke
sociaal‐economische
samenstelling
en
verdeling
van
het
aantal
kinderen
per
gezin,
kan
een
Gemeenschap
met
de
ontvangen
dotatie
de
kinderbijslagen
blijven
financieren
onder
alle
scenario’s
van
demografische
groei.
Is
het
de
bedoeling
van
de
Koninklijk
Verduidelijker
om
naast
de
verantwoordelijkheid
van
beleidswijzigingen,
de
gewesten
ook
financieel
verantwoordelijk
te
stellen
voor
exogene
wijzigingen
zoals
de
verdeling
van
het
aantal
kinderen
per
gezin?
Tenslotte
blijft
er
een
vraag
over
de
overgangsregeling:
er
is
sprake
van
een
transitieperiode
waarin
budgettaire
neutraliteit
wordt
gegarandeerd
ten
opzichte
van
het
jaar
voor
invoering
van
•
5
•
18/10/2010
het
nieuwe
financieringsmechanisme.
Er
is
echter
geen
voorstel
van
lengte
van
de
transitieperiode.
Aan
welke
transitieperiode
denkt
de
Koninklijk
Verduidelijker?
Vragen
met
betrekking
tot
de
grenzen
van
de
fiscale
autonomie
De
Koninklijk
Verduidelijker
detailleert
op
p.
21
zijn
voorstel
inzake
fiscale
autonomie.
In
de
2de
zin
van
dat
stuk
stelt
hij
dat
de
gewesten
exclusief
bevoegd
worden
voor
de
vrijstellingen,
de
belastingsaftrekken,
‐verminderingen
of
–vermeerderingen,
de
opcentiemen
en
de
kortingen
die
betrekking
hebben
op
hun
bevoegdheden.
Dit
is
ook
zo
vermeld
op
p.
48.
Echter,
in
de
passage
verder
op
pagina
21
stelt
hij
dat
de
gewesten
‘expliciet
en
exclusief’
bevoegd
zouden
worden
om
invulling
te
geven
aan
artikelen
12,
15,
104
en
145
van
het
WIB.
De
draagwijdte
van
deze
artikels
is
zeer
verregaand:
artikel
104
WIB
noemt
alle
aftrekken
in
de
PB
op
terwijl
het
artikel
145/1
tot
145/32
WIB
de
meeste
verminderingen
in
de
personenbelasting
opsomt.
In
die
laatste
bevinden
zich
ook
bijvoorbeeld
het
pensioensparen
(derde
pijler),
persoonlijke
bijdragen
voor
groepsverzekeringen
of
pensioenfondsen,
dienstencheques.
De
ruime
lezing
van
de
exclusiviteit
voegt
2
miljard
euro
toe
aan
de
beperkte
lezing
(gelinkt
aan
de
eigen
bevoegdheden)
van
1.1
miljard
euro.
Daarom
stelt
zich
de
vraag
of
in
de
bedoeling
van
de
Koninklijk
Verduidelijker
de
verwijzing
naar
deze
artikels
uitsluitend
in
het
kader
van
de
(beperkte)
overgehevelde
bevoegdheden
moet
begrepen
worden
of
als
een
algemene
verwijzing?
Met
betrekking
tot
de
vennootschapsbelasting,
voorziet
de
tekst
geen
tariefautonomie.
Dit
is
op
zich
positief.
Anderzijds
krijgen
de
Gewesten
een
zeer
ruime
bevoegdheid,
‘voor
het
vaststellen
van
vrijstellingen
en
aftrekken
die
een
redelijk
verband
houden
met
het
voeren
van
een
economisch
beleid
via
fiscale
maatregelen.
Het
betreft
bijgevolg
alle
investeringsgebonden
of
tewerkstellingsgebonden
aftrekken
of
vrijstellingen,
doch
evenzeer
regels
inzake
provisievorming
en
diverse
typen
van
beroepskosten,
en
ook
op
bijzondere
afschrijvingsregimes
en
dergelijke.’
Maar
in
de
Vennootschapsbelasting
(veel
meer
dan
in
de
PB)
heeft
de
vaststelling
van
de
heffingsgrondslag
een
bepalende
impact
op
het
effectief
tarief
van
de
vennootschap.
In
de
praktijk
zijn
de
mogelijkheden
bijna
onbeperkt
wat
de
tewerkstellingsgebonden
en
vooral
de
investeringsgebonden
aftrekken
of
vrijstellingen
betreft.
Voorbeelden
daarvan
zijn
de
huidige
investeringsaftrek
(aftrek
van
een
%
van
aanschaffingswaarde
van
een
activa
of
een
%
van
de
jaarlijkse
afschrijving),
uitstelling
van
taxatie
van
meerwaarden
(huidige
artikel
47
WIB).
De
vraag
is
of
het
voorstel
van
de
Koninklijk
Verduidelijker
niet
zo
ruim
is
dat
ze
bijvoorbeeld
een
regionaal
stelsel
van
notionele
investeringsaftrek
mogelijk
maakt?
•
6
•
18/10/2010
Andere
punctuele
vragen
POLITIEKE
VERNIEUWING
• p.5:
Senaat.
Er
wordt
geen
duidelijke
keuze
gemaakt
voor
hervorming
van
de
Senaat,
in
tegenstelling
tot
de
precisie
van
de
maatregelen
met
betrekking
tot
het
Parlement
en
de
Monarchie.
Is
het
de
bedoeling
van
de
Koninlijk
Verduidelijker
om
de
hervorming
van
de
Senaat
ook
in
te
schrijven
in
het
voorstel
tot
herziening
van
de
Grondwet
dat
aan
het
Parlement
zal
worden
voorgelegd
samen
met
het
voorstel
van
wijziging
van
Bijzondere
Wet?
• p.5:
Ethiek
in
de
politiek.
De
Koninklijk
Verduidelijker
detailleert
nieuwe
voorstellen
voor
ministers,
kabinetsmedewerkers
en/of
parlementsleden.
Is
het
voor
de
Koninklijke
Verduidelijker
een
expliciete
keuze
om
de
vertegenwoordigers
van
de
rechterlijke
macht
van
deze
regels
inzake
ethiek
en
deontologie
uit
te
sluiten?
Wijst
de
Koninklijk
Verduidelijker
de
uitbreiding
van
de
vermelde
verplichting
van
een
mandatenlijst
en
vermogensaangifte
en
de
vermelde
deontologische
code
tot
de
magistratuur
af?
• p.5:
Ontbrekend
punt:
samenvallende
verkiezingen.
De
Koninklijk
Verduidelijker
gaat
niet
in
op
voorstellen
die
sp.a
deed
om
de
stabiliteit
van
de
politieke
federatie
te
versterken,
meer
bepaald
het
organiseren
van
samenvallende
verkiezingen.
Wijst
de
Koninklijk
Verduidelijker
maatregelen
die
tot
doel
hebben
de
politieke
federatie
te
stabiliseren
in
principe
af
of
vindt
hij
louter
de
voorgestelde
maatregel
inopportuun?
WERKGELEGENHEID
EN
ARBEIDSMARKTBELEID
• p.9:
PWA.
In
dit
voorstel
krijgen
de
gewesten
de
bevoegdheid
over
de
definitie
van
de
doelgroep
en
de
bepaling
van
de
activiteiten.
De
onderliggende
werkloosheidsuitkering
blijft
te
betalen
door
de
federale
overheid.
Is
de
Koninklijk
Verduidelijker
het
eens
dat
hier
een
vorm
van
consumptiefederalisme
dreigt
te
ontstaan
waarbij
de
federale
overheid
betaalt
voor
het
PWA
beleid
van
de
gewesten?
• p.10:
Loopbaanonderbreking
in
de
publieke
sector.
Voor
het
personeel
van
onderwijs
zijn
actueel
veel
verschillende
regelingen
loopbaanonderbreking
van
toepassing.
Voor
een
kleine
fractie
van
het
contractueel
personeel
is
bovendien
het
tijdskrediet
van
toepassing.
Voor
een
fractie
van
het
personeel
is
er
tenslotte
afwezigheid
van
een
reglementaire
bepaling
inzake
sommige
zorgverloven.
Is
de
Koninklijk
Verduidelijker
het
eens
dat
het
daarom
eerder
wenselijk
is
de
bevoegdheid
over
al
deze
verlofvormen
voor
het
onderwijs
toe
te
wijzen
aan
de
Gemeenschappen,
die
op
die
manier
een
beleid
kunnen
voeren
in
•
7
•
18/10/2010
functie
van
de
accenten
die
zij
wensen
te
leggen
naar
het
personeel
uit
onderwijs
in
hun
respectievelijke
gemeenschap?
GEZONDHEIDSZORG
• p.13:
Gehandicaptenzorg.
De
overheveling
van
de
directie‐generaal
Personen
met
een
Handicap
(1,7
miljard
euro)
betreft
een
overheveling
van
inkomensvervangende
of
aanvullende
uitkeringen.
Hierbij
ontstaat
er
bij
overheveling
van
de
bevoegdheid
aan
de
Gemeenschappen
een
gelijkaardig
probleem
als
bij
de
kinderbijslag.
Er
onstaat
namelijk
een
gelegenheid
voor
Brusselse
personen
met
een
handicap
om
te
‘shoppen’
tussen
de
uitkeringen
van
de
twee
betrokken
Gemeenschappen.
Is
de
Koninklijk
Verduidelijker
het
eens
dat
ook
inzake
de
uitkeringen
voor
personen
met
een
handicap
zich
een
oplossing
opdringt
zoals
voor
de
kinderbijslag,
namelijk
overheveling
aan
Gemeenschappen
en
in
Brussel
aan
de
GGC?.
VERRUIMING
EN
HOMOGENISERING
• p.29:
Toeristische
centra.
Het
is
onduidelijk
hoe
de
gemeenschappen
deze
bevoegdheid
coherent
kunnen
uitoefenen
op
het
grondgebied
van
het
Brussels
Hoofdstedelijk
Gewest.
• p.31:
GEN.
Er
bestaat
al
een
juridisch
kader
voor
samenwerking
tussen
de
NMBS
en
de
regionale
openbare
vervoersmaatschappijen
in
het
kader
van
het
GEN,
namelijk
het
samenwerkingsakkoord
van
2003
tussen
de
federale
overheid
en
de
drie
gewesten.
In
de
mate
dat
het
voorgestelde
juridisch
kader
verder
gaat
dan
het
voornoemde
samenwerkingsakkoord,
kan
de
Koninklijk
Verduidelijker
verduidelijken
welke
verregaandere
juridische
vorm
er
overwogen
wordt?
JUSTITIE
• p.
26
ev.
Bij
de
overheveling
van
de
organisatie
en
werking
is
geen
sprake
van
het
parket,
tenzij
het
federaal
parket
dat
federaal
blijft.
Wat
is
de
bedoeling
omtrent
de
arrondissementele
parketten?
Betekent
dit
dat
de
arrondissementele
parketten
de
rechtbanken
volgen?
Zo
ja,
wat
dan
met
het
Brussels
parket?
Blijft
dit
dan
federaal?
•
8
•
18/10/2010