DEPOT
DEPOT
VOORWOORD Nederland is een rijk museumland. Liefhebbers hebben de luxe een zeer grote hoeveelheid kunst te kunnen aanschouwen in prachtige expositiezalen. Daarnaast zijn er duizenden kunstwerken die het publiek niet kán zien, omdat deze in depot liggen. Een beeld dat niet tentoongesteld staat, een bijzonder werk dat op een reparatie wacht of een schilderij dat is ingepakt in bubbeltjesplastic: kunst in een depot is onbenut potentieel. Alsof de objecten tijdelijk het zwijgen is opgelegd. De waarde zie je nog steeds, maar hun potentie wordt pas weer benut als ze in volle glorie worden tentoongesteld. We vroegen fotografe Daniëlle van Ark om deze verstopte kunst in beeld te brengen. Van oudsher onderhouden wij nauwe banden met verschillende musea. Als sponsor en als zakenpartner. Dit boek geeft u een u nieke inkijk in een aantal museumdepots die normaal voor het publiek gesloten blijven. Daar doen we een greep uit de schatkamers van ons cultureel vermogen: Angela Wals beschrijft vier bijzondere verhalen achter vier topstukken. Als klant van ABN AMRO MeesPierson heeft u (een deel van) uw vermogen bij onze bank ondergebracht. Zoals kunst in een depot pas echt tot haar recht komt als deze tentoongesteld wordt, willen we u bij ABN AMRO MeesPierson helpen om het volledige potentieel van uw vermogen te benutten. Op welke manier dat voor u het best passend is, bespreken we graag met u. Ik nodig u van harte uit om met uw private banker dat gesprek aan te gaan.
Pim van den Heuvel Directeur Product Management VermogensAdvies en Beleggen
KRÖLLER-MÜLLER Otterlo Het Kröller-Müller Museum voor moderne kunst is o pgericht door Helene Kröller-Müller en opende in 1938 zijn deuren. Tussen 1907 en 1922 kocht Helene samen met haar man A nton Kröller ruim 11.000 kunstwerken aan. Ze was een van de vroegste bewonderaars van Vincent van Gogh. Met bijna 90 schilderijen en ruim 180 tekeningen bezit het museum de op een na grootste Van Gogh-verzameling ter wereld. Daarnaast omvat de collectie werken van moderne meesters als Claude Monet, Pablo Picasso en Piet Mondriaan. De beeldentuin van het museum is met een oppervlakte van 25 hectare een van de grootste en beroemdste in Europa. In de tuin is onder meer werk van Auguste Rodin, Henry Moore en Jean Dubuffet vertegenwoordigd. Huidig directeur Lisette Pelsers is de eerste vrouwelijke directeur van het museum sinds Helene Kröller-Müller.
‘VAN DIT BEELDJE WAS TOT VOOR KORT ONBEKEND DAT HET EEN ROSSO IS’
IK BESTA
Bambino ebreo (circa 1905-1906), Medardo Rosso (1858-1928), brons
IK BEN HERKEND, DUS
D
irecteur Lisette Pelsers zou het liefst een aanbouw willen aan het Kröller-Müller Museum, zoveel prachtige kunst ligt er in het depot. Een schatkamer noemt ze het. De zalen van het museum voor moderne kunst in Otterlo zijn simpelweg
te klein voor de rijke collectie. Het is eigenlijk een luxeprobleem, want veel muren zijn gevuld met de schilderijen van Vincent van Gogh – het hart van de collectie. En die zet je niet zomaar in het depot om ruimte te maken. Het is dus passen en meten voor Pelsers en ze is daarom ook zeer verheugd dat een persoonlijke favoriet binnenkort weer kan worden tentoongesteld: Bambino ebreo, ‘Joodse jongen’, van de Italiaanse beeldhouwer Medardo Rosso (1858-1928). Dit is een bronzen beeldje van ongeveer 24 cm hoog met een bijzonder verhaal. De beelden van Rosso zijn misschien niet zo bekend als die van tijdgenoot Auguste Rodin, maar wel zeer geliefd en waardevol. Van dit beeldje was tot voor kort onbekend dat het van de hand van Rosso is. Hij zou twintig ‘Joodse jongens’ hebben gemaakt. Pelsers deed een grote ontdekking: het zijn er 21. Medardo Rosso was een impressionistische beeldhouwer en een grote bron van inspiratie voor Constantin Brancusi. Hij maakte vaak meerdere b eelden met hetzelfde thema – bijvoorbeeld ‘lachende jonge vrouw’ of ‘kind in de zon’ – maar alle beelden zijn uniek. Rosso gebruikte mallen waarvan hij de afgietsels steeds anders bewerkte. Lange tijd waren er slechts twee werken van hem te zien in Nederland, Enfant au soleil en Rieuse, allebei in was, allebei in het Kröller-Müller. Een paar jaar geleden kwam Pelsers een ‘derde Rosso’ op het spoor. Een particulier zou een Bambino ebreo in zijn bezit hebben. Er zijn veel vervalsingen in omloop en een origineel duikt zelden op, zeker niet in Nederland. Pelsers wilde niet te vroeg juichen en stuurde het beeld naar Italië waar de achterkleindochter van Rosso en een Rosso-deskundige uit Milaan het nader hebben onderzocht. Met behulp van het oorspronkelijke gipsen model van Bambino ebreo hebben de dames vastgesteld dat dit jongetje inderdaad een echte Rosso is, en bovendien in optimale conditie verkeert. De eigenaar wilde het beeldje vanwege de waarde liever niet meer in huis hebben en gaf het in bruikleen aan het museum. Hier werd het beeld meteen tentoongesteld. Maar vervolgens, zoals dat gaat in een museum, werd er een nieuwe tentoonstelling ingericht. Er vonden wat wisselingen plaats en de Joodse jongen moest wijken naar het depot. Gelukkig staat hij daar niet lang meer. Nu rust hij nog op een papieren doekje, ingebouwd door andere schilderijen en beelden, maar straks staat hij weer fier overeind op een sokkel, op een van die felbegeerde plekken in het Kröller-Müller. <
DE LAKENHAL Leiden Museum De Lakenhal is gevestigd in de monumentale ‘Laecken-Halle’ uit 1640, waar ooit het beroemde Leidse laken werd gekeurd en verkocht. Tegenwoordig valt er een uiteenlopende collectie te zien waaronder werk van grote meesters als Rembrandt, Lucas van Leyden en Theo van Doesburg. In het depot van het museum liggen zo’n 21.000 objecten. En wat fijn is voor het publiek: dit depot is niet helemaal afgesloten van de buitenwereld. Een groot deel van de voorwerpen is gefotografeerd en te bekijken op de website. Rob Wolthoorn, hoofd programma en collecties, hoopt dat het museum hiervoor ook iets terug krijgt, verhalen bijvoorbeeld. Wolthoorn: ‘Veel objecten zijn geen kunst, maar hebben wél een historische waarde. Een bril uit de 19de eeuw wordt pas interessant als je weet wie hem ooit heeft opgehad.’
DIT KUNST WERK VERDWIJNT L A N G Z A A
in Leiden. Hij kent bijna alle titels van de schilderijen in het depot uit zijn hoofd. Wat na al die jaren zijn lievelings-
werk is, durft hij niet te zeggen. Op die manier is hij niet met kunst bezig. Doff: ‘Wij conserveren. Wij zorgen ervoor dat de omgeving stofvrij, schoon en op contante temperatuur is. Ook weten we precies waar alles hangt en staat. Zodra er iets mis dreigt te gaan met een werk, bellen we de restaurateur.’ ‘Zie je dat huis op palen dat lijkt te ontploffen? Dat is wat wij bij Behoud en Beheer een ‘probleemgevalletje’ noemen’, zegt Doff. In dit oordeel laat hij de esthetische en kunsthistorische waarde even buiten beschouwing, want hij kan het natuurlijk best waarderen, zo’n moderne kleurenexplosie van Nederlandse kunstenaar Thomas Raat (1979). Maar hij heeft de taak toebedeeld gekregen om dit werk goed te conserveren, en dát is een uitdaging. Doff: ‘Het lijkt op een schilderij, maar is het dat wel? Het is niet met verf en een kwast gemaakt, maar met plakband, én op papier. Alle kleuren zijn opgebouwd uit gekleurde tape en plakplastic. Het zijn moderne materialen waarvan wij niet weten hoe ze er over honderd jaar uit zullen zien. Lijmsoorten kunnen afbreken, plastic kan veranderen van kleur en structuur. Dat is het grote probleem met moderne werken: je weet niet hoe het verouderingsproces gaat verlopen. Regentenstukken van 400 jaar oud, die in Leiden overal opdoken tijdens de Gouden Eeuw, hebben de tand des tijds doorstaan. Ik vind er nooit zo veel aan, een portret van zelfingenomen mannen met lang haar, maar ik weet wél zeker dat zo’n schilderij het nog eens 400 jaar uithoudt.’ Het kunstwerk van Thomas Raat is sinds 2004 in bezit van De Lakenhal. Doff: ‘Het ziet er nog nu aardig uit, maar het is groot en uitermate kwetsbaar, ik houd mijn hart vast. Gelukkig hadden we toen we dit werk aankochten de tegenwoordigheid van geest om Raat te vragen enkele proefstroken met gebruikte materialen samen te stellen. Als wij over tien jaar het werk moeten restaureren, kunnen we daarop verschillende restauratietechnieken uitproberen.’ ‘Er zijn ook moderne kunstenaars die met schuimrubber werken. Weet jij hoe schuimrubber er over tien jaar uitziet? Heel anders, kan ik je vertellen! En dan rijst de vraag: vervang je het schuimrubber? Of neem je er genoegen mee dat het materiaal langzaam oplost en uit
‘HET LIJKT OP EEN SCHILDERIJ, MAAR IS HET DAT WEL?’
M
D
epotmedewerker Bart Doff werkt al 30 jaar in De L akenhal
het werk verdwijnt.’ Ingrijpen of afblijven, het is een voortdurende discussie in de museumwereld. Wat is Doffs mening? ‘Beheerders van kunst – conservatoren, restaura teurs, museumeigenaren – maken zich drukker om de houdbaarheid dan de maker. Een kunstenaar werkt niet voor de eeuwigheid, dat doel heeft hij niet voor ogen. Ingeblikte stront is ook kunst, heeft Piero Manzoni (1933-1963) ons bewezen. En hij heeft toen echt niet over de houdbaarheidsdatum nagedacht.’ <
Zonder titel (2004), Thomas Raat (1979), tape en plakplastic op papier
SINGER Laren De kern van de Singercollectie is de kunstverzameling van het Amerikaanse echtpaar William (1868–1943) en Anna Singer (1878-1962). Zij verzamelden werken van Franse schilders die beïnvloed waren door de School van Barbizon, werken van Amerikaanse vrienden en van traditioneel impressionistische Gooise kunstenaars. Sinds de oprichting in 1956 richt Singer Laren zich op kunstwerken uit het modernisme, zoals luminisme, expressionisme, kubisme en geometrische abstractie. Belangrijke kunstenaars die tot deze stromingen behoren, hebben in Laren en omgeving gewerkt. De collectie omvat bijna 900 schilderijen, ruim 2000 werken op papier en 200 sculpturen. De laatste jaren is de collectie uitgebreid met werk van onder anderen Bart van der Leck, Jan Toorop, Else Berg en Gustave De Smet. Het beroemdste werk in de Singercollectie is De denker van Auguste Rodin. Behalve museum is Singer Laren ook een t heater. <
C
onservator Anne van Lienden houdt altijd nauwlettend de veilingcatalogi in de gaten, op zoek naar mogelijke aan winsten voor Singer Laren. Meestal blijft het bij bladeren,
want het aankopen van nieuwe kunst kost veel geld en dat is er niet altijd. Maar toen zag Van Lienden in de catalogus van een Parijs’ veilinghuis een staand schilderij met daarop een landschap met bomen en een geabstraheerde lucht, in de kleuren groen, blauw en bruin. Ze herkende de kunstenaar – Lodewijk Schelfhout (1881-1943) – en wist meteen: die moeten we hebben. Dít is de ontbrekende schakel tussen vroegmoderne kunst en moderne kunst die de Singercollectie nodig heeft. Ze duwde de catalogus onder de neus van museumdirecteur Jan Rudolph de Lorm. Schrijf maar een voorstel, zei hij. Singer Laren wil de ontwikkeling in de moderne kunst laten zien vanaf het begin van de twintigste eeuw. Een deel van deze geschiedenis wordt verteld met de verzameling van Anna en W illiam Singer. Hun aankoopbeleid was een tikje conservatief. Zij hielden van de impressionistische landschapschilders die rond 1900 naar de kunstenaarskolonie in Laren kwamen en herkenbare onderwerpen, zoals schapen op de heide, schilderden. Het waren de m elkkoeien van de kunstproductie uit Laren, die tot in de jaren dertig veel geëxpor
DE REBEL
-
teerd werden naar de Verenigde Staten. In diezelfde periode zat Lodewijk Schelfhout in Parijs, daar deelde hij met Piet Mondriaan en zijn vriend Conrad Kickert een atelier. Hij dacht: ik ga het anders doen.
kunst. Nieuwe beeldtaal en uitdrukkingsvormen buitelden over elkaar heen: fauvisme, expressionisme, kubisme, futurisme. Jonge kunstenaars stapten af van de academische regels. Schilderen moest een vertaling zijn van het moderne leven. Maar de vernieuwende kunstenaars werden verguisd vanwege hun gebruik van abstracte vormen en felle kleuren. Schelfhout was een van de eerste Nederlandse kunstenaars die begon te experimenteren met het kubisme. Hij zou vanuit Parijs de Nederlandse kunst een zetje richting vernieuwing geven. Dit werk van Schelfhout staat symbool voor de overgang van de lieflijke, impressionistische kunstwerken waar de Singers zo van hielden, naar het grof geschut van abstracte vormen waarmee het modernisme in een stroomversnelling kwam. Van Lienden overtuigde de Commissie van Beheer van Singer Laren en voor het eerst sinds jaren werd er door het museum weer een schilderij aangekocht. Dit werd mede mogelijk gemaakt door de BankGiro Loterij die het museum al lang steunt. Het werk is altijd in het bezit geweest van Conrad Kickert (1882-1965), die naast s childer ook kunstverzamelaar was. Het doek heeft Parijs nooit verlaten. En nu staat het in het depot van Singer Laren, net terug van de restaurator, niet aan een uitschuifbaar rek, maar op een kar, zodat het straks snel naar de zaal gereden kan worden. <
‘SCHELFHOUT GEEFT VANUIT PARIJS DE NEDERLANDSE KUNST EEN ZETJE RICHTING VERNIEUWING’
Begin twintigste eeuw was een spannende periode voor de schilder
IS THUIS
Rivage, Ardennes (1912), Lodewijk Schelfhout (1881-1943), olieverf op doek
35
BOIJMANS VAN BEUNINGEN Rotterdam De collectie van Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam is breed van samenstelling en bestrijkt de periode van de late middeleeuwen tot en met de dag van vandaag. In 1849 laat de jurist Boijmans zijn kunstverzameling na aan de stad Rotterdam. Met de verwerving van de collectie Van Beuningen in 1958 wordt de naam van het museum uitgebreid. De collectie o mvat schilderijen van oude meesters als Bruegel en Rembrandt. Maar ook belangrijke impressionistische en modernistische werken van Monet, Van Gogh en Mondriaan en surrealistische kunst van Dalí en Magritte zijn tentoongesteld. Naast het museum ligt een b eeldentuin.
OOK KUNST IS
‘HET IS VERLEIDELIJK, ZO’N ZWEEFSTEEN’
STEEN
Het is me wat (1999), Wim. T. Schippers (1942), purschuim
WAAROM EEN
D
e zwevende steen van Wim T. Schippers zweeft niet meer. Nu hij rust op een houten pallet, kun je maar één conclusie trekken: de zwaartekracht heeft g ewonnen. Zonder zijn sokkel lijkt het kunstwerk niet meer dan
een gewone kei. Zijn alledaagse verschijning valt dan ook meteen op in het depot van Boijmans Van Beuningen. Een steen tussen de schilderijen en beelden. Waarom is dit ook al weer kunst? De zwaartekracht trotserende kei is in werkelijkheid van purschuim en werd in de lucht gehouden door elkaar afstotende magneten. Toch zeker 10 centimeter zweefde hij keurig boven de bijbehorende sokkel van natuursteen. ‘Het is me wat’, staat in de sokkel gegraveerd. Schrijver, programmamaker en beeldend kunstenaar Wim T. Schippers (1942) heeft de zweefsteen ontworpen met studenten van de TU Delft. Als kind was hij al gefascineerd door magnetisme, zo kwam hij op het idee. Van 1999 tot 2005 stond de steen in de hal van het gebouw van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Sinds 2005 is het werk, eigendom van de Rijksgebouwendienst, in bruikleen bij Boijmans Van Beuningen. De steen van Schippers was een publiekstrekker, maar ook een zorgenkindje. Hij was snel uit positie gebracht, een vlieg die onder de steen doorvloog kon al tot storing leiden. Toen het werk bij de entree van het ministerie van VWS stond, moest er regelmatig een student van TU Delft langskomen om de nodige reparaties uit te voeren. Tot op een gegeven moment de student gewoon niet meer kwam. En het is verleidelijk, zo’n zweefsteen. Net zoals de kei de zwaartekracht tart, wil de aanschouwer de steen tarten. Een duwtje g even, kijken wat er gebeurt. Een bejaarde man heeft het ding ooit een karatetrap gegeven om de dames te imponeren. Het is nooit de bedoeling geweest dat hij eeuwig zou zweven, zei Schippers een paar jaar geleden; het is een experiment, een nieuw product op de markt. Ook een koffiezetapparaat gaat wel eens stuk. Bovendien is alles zinloos en onzinnig, maar daarom nog wel de moeite waard. Dit is wat Schippers wil uitdragen met zijn kunst. Het maken van zinnige onzin kenmerkt zijn oeuvre. Denk aan zijn befaamde Pindakaasvloer die hij in de jaren zestig maakte: een vloer van, ja, pindakaas dus. In 2011 verworven door Boijmans Van Beuningen. Schippers noemde zijn vloer ‘waarachtig oninteressant’. Een opvatting die past in de geest van de conceptuele kunst van Marcel Duchamp (1887–1968). Hij vond dat elk alledaags voorwerp – zelfs een urinoir – een kunstwerk kan zijn, als de kunstenaar het maar als kunst presenteert: op een sokkel of in een lijst, gesigneerd en gedateerd. Een grote zwevende steen is dus ook kunst. Zélfs nu hij van zijn sokkel is getrokken. Het is me wat. <
COLOFON Concept: Selmore / Fotografie: Danielle van Ark (Hazazah) / Tekst: Angela Wals / Drukwerk: Robert van der Velde / Ontwerp: nouch Met dank aan: Kröller-Müller / De Lakenhal / Boijmans van Beuningen / Singer Laren / Lisette Pelsers: directeur Kröller-Müller / Bart Doff: depotmedewerker De Lakenhal / Anne van Lienden: conservator Singer Laren