VOORWOORD Dit rapport omvat het verslag van het onderzoek naar de mogelijkheid tot de realisatie van een 'zorgboerderij voor dementerende personen'. Gedurende de afgelopen 8 maanden heeft een ploeg van enthousiaste mensen samengewerkt, van gedachten gewisseld, werkbezoeken gebracht en opzoekingswerk verricht rond dit thema. Uit dit demonstratieproject hebben we geleerd dat 'vernieuwen' echt niet van zelf tot stand komt. Voor vernieuwing zijn immers inspirerende concepten, ideeëntoetsing, gedurfde uitspraken nodig, en het vraagt vooral mensen die hun nek durven uitsteken, bezielde mensen, mensen die risico's willen nemen. Niet alleen goede ideeën zijn belangrijk, maar ook én vooral uitvoerbare ideeën, ideeën die hun vertaling krijgen in heldere wetgeving. Wij hopen met dit rapport de bevoegde overheden de nodige grondstof aan te reiken om het 'demonstratieve' van dit project om te zetten in een concreet regulier én erkenbaar zorgaanbod. Gaandeweg zijn wij er van overtuigd geraakt dat onze zoektocht naar nieuwe wegen om, nog beter dan voorheen, in te spelen op de specifieke behoeften van de dementerende persoon en zijn omgeving, de realisatie van een zorgboerderij nauw aansluit bij de maatschappelijke discussie die momenteel gevoerd wordt over de vernieuwing van het platteland enerzijds, én de zorg voor personen met een zorgvraag anderzijds. Nooit eerder kreeg het begrip 'ontschotting' zoveel vorm en inhoud dan bij dit demonstratieproject. Muren werden gesloopt tussen de thuiszorg en de residentiële zorg, alsook tussen welzijn en landbouw. De zorgverleners leerden begrippen kennen zoals 'melkquotum en VLIF'. De landbouwers maakten zich de woorden als 'indicatiestelling en hulpverleningsplan' eigen. Het was én is nog steeds een bijzonder fijne en boeiende ervaring! Het past dan ook om in dit voorwoord enkele mensen bij naam zeer hartelijk te danken. In de eerste plaats minister Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, die dit toch wel wat 'eigenzinnige' demonstratieproject honoreerde met een projectsubsidie. Ook de Cera Foundation danken wij zeer oprecht. Dank zij de projectsubsidie van de Cera Foundation worden de initiatiefnemers in de mogelijkheid gesteld om het volgende jaar concreet gestalte te geven aan de realisatie van één of meerdere zorgboerderijen. Zeer veel dank ook aan: Greet Aernouts, Kathleen Cornelissen, Els Deckers, Griet Robberechts, Mieke Slingerland, Ann Vandenborre, Jules Van der Flaas, Gerd Vrebosch. Dank ook aan de zeer vele mensen die met engelengeduld ons toeleidden naar de noodzakelijke informatie. Tenslotte, en niet in het minst, wens ik het Platform Wonen van Ouderen uit Leuven te danken voor zijn grote inzet en geloof in het project. Zonder Ann D’Hert hadden we het echt niet gehaald. Haar aanstekelijke werklust én humor hebben ons aangespoord om gewoon het beste van ons zelf te geven. Bedankt Ann! Bernadette Van den Heuvel Coördinator Ouderenzorg van de groep Gasthuiszusters van Antwerpen
1
INLEIDING
2
INLEIDING
1
SITUERING
Op de begroting van 2001 heeft de Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking een bedrag van tien miljoen Belgische frank uitgetrokken voor het ondersteunen van maximaal vijf innoverende demonstratieprojecten in de ouderenzorg. Met deze projecten wil de minister vernieuwende initiatieven op vlak van wonen en zorg voor oudere personen kansen bieden. Bovendien krijgen de geselecteerde projecten voorrang bij het VIPA indien zij een infrastructuurdossier zouden indienen. Drieëndertig projecten werden ingediend. Een selectiecomité bestaande uit afgevaardigden van het kabinet welzijn, de administratie welzijn, het werkveld en de academische wereld selecteerden uiteindelijk vijf projecten waaronder het project een zorgboerderij voor dementerende personen. Een nieuwe weg, een nieuwe uitdaging. De projecten dienden te voldoen aan een aantal door de minister vooropgestelde voorwaarden. Hieronder worden de voorwaarden vertaald naar het project zorgboerderij. Het belangrijkste criterium was het welzijn van de oudere persoon. RVT De Bijster te Essen behorende tot de groep Gasthuiszusters van Antwerpen, KVLV Landelijke Thuiszorg en KVLV-Agra namen ter gelegenheid van de oproep van de minister het initiatief om, onder deskundige begeleiding van het Platform Wonen van Ouderen, de mogelijkheden tot en de beperkingen van de realisatie van een zorgboerderij voor dementerende personen te onderzoeken. Met dit initiatief beoogden zij heel uitdrukkelijk de kwaliteit en continuïteit van het leven van de dementerende persoon en zijn omgeving te handhaven en/of te bevorderen. Hiernavolgend wordt aan de hand van de selectievoorwaarden van de demonstratieprojecten de motivering beschreven die de initiatiefnemers formuleerden voor hun project: 1. Het bevorderen van het begeleid, genormaliseerd, zelfstandig en kleinschalig wonen, geïntegreerd in de wijk als een vorm van ondersteund en beschermd samenleven met een relevante bijdrage tot levenslang zelfredzaam wonen. - De zorgboerderij wordt gerealiseerd in een voor de dementerende persoon en zijn familie herkenbare en vertrouwde leefomgeving in de onmiddellijke omgeving van zijn woonplaats. - Zoals bekend, realiseert RVT De Bijster, als enige initiatiefnemer in Vlaanderen, reeds meer dan 19 jaar twee huizen voor beschermd wonen, waarin dementerende personen zelfstandig wonen in een genormaliseerde en kleinschalige (8 bewoners per huis) woonomgeving. De in de beschermde woonhuizen opgedane kennis en ervaringsdeskundigheid zal aangewend worden bij de realisatie van de zorgboerderij.
3
2. Het voorzien in een scenario waarbij vermeden wordt dat de zorgbehoevende persoon binnen een woon- en zorgcentrum noodgedwongen moet verhuizen om de nodige zorg te ontvangen. - De zorgboerderij beoogt in de eerste plaats een woon- en zorgaanbod te realiseren, zoals dagverzorging en/of opvang en kortverblijf in een kleinschalige en agrarische setting. Samen met de ondersteuning van de beschikbare thuiszorgvoorzieningen staat de handhaving ten huize én de tijdelijke ontlasting van de mantelzorg voorop. - In een tweede fase wordt overwogen een kleinschalig woonproject te realiseren in de zorgboerderij. Het RVT De Bijster werkt reeds meer dan 25 jaar met homogene leefgroepen. Ook dit uitgangspunt zal worden gehandhaafd in de zorgboerderij. - Zowel over het werken met heterogene als met homogene groepen bestaat tot op heden nog geen enkel wetenschappelijk onderzoek. De 20-jarige ervaring van het RVT De Bijster leert dat de verhuis van de dementerende persoon, in functie van wijzigende woon- en zorgbehoeften ten gevolge het dementeringsproces, naar een andere leefgroep waar gepast zorg en begeleiding wordt geboden, meer kansen biedt op kwaliteit van leven (en zorg) voor de dementerende persoon. 3. De zorg naar de bewoner brengen (en niet langer de bewoner naar de zorg): het bewaren van een evenwicht tussen ambulante hulpverlening en organisatorische beperkingen. - De zorgboerderij biedt een woon- en zorgaanbod dat de handhaving ten huize vooropstelt. - De zorgboerderij wordt gerealiseerd in een samenwerkingsverband tussen een thuiszorgorganisatie en een residentiële voorziening. De beide organisaties engageren zich om bij de ondersteuning, begeleiding en zorgverlening aan de dementerende persoon en zijn omgeving steeds de minst ingrijpende woon- en zorgvorm aan te bieden. 4. Ontschotting: hulpvragen zijn meestal niet enkelvoudig, maar ze bevatten vaak een combinatie van problemen. Een gerichte hulpverlening ontwikkelt daartoe samenwerkingsverbanden, informatie-uitwisseling en een continuïteitsgarantie. - Het gehele project ligt ingebed in een samenwerkingsverband tussen de sector landbouw en zorg enerzijds, en thuiszorg en residentiële zorg anderzijds. 5. Het maatschappelijk weefsel herstellen: het socialiseren van de hulpverlening door het aantrekken van vrijwilligers en het informeren en integreren van mantelzorgers. - Bij de uitwerking van het project wordt tevens de link naar het vrijwilligerswerk en de mantelzorg gelegd (Ons Zorgnetwerk). Vrijwilligers die zich aanmelden zullen kunnen genieten van vorming en ondersteunende begeleiding. 6. Het optimaliseren van de participatie van de oudere personen in het ontwikkelen van het nieuwe concept. - Bij de uitwerking van het project zal de Alzheimerliga betrokken worden. - Een voorstelling van het project aan de plaatselijke seniorenorganisaties wordt in het vooruitzicht gesteld. 7. De ouderen zelf mee het zorgtraject laten bepalen, hen laten beschikken over keuzemogelijkheden in de hulp- en dienstverlening. - Dit project beoogt de keuzemogelijkheden van de dementerende persoon en zijn omgeving te verbreden.
4
8. De domotica integreren in de woonomgeving met aandacht voor de gebruiksvriendelijkheid en vertrekkend vanuit de geringe vertrouwdheid ermee van de doelgroep. - Indien opportuun en na inschatting van een duidelijke meerwaarde wordt in geval van (ver)bouw(ing) de integratie van de domotica mee opgenomen. 9. Ondanks een eventuele behoefte aan zorg, de oudere persoon in staat stellen om een leven te leiden dat aansluit bij zijn vroegere leven en dat zich blijft afspelen in zijn vertrouwde omgeving. - Dit project beoogt de breuk met de levensloop zo veel als mogelijk te ondervangen en de dementerende personen met een agrarische achtergrond een herkenbare leef-, woon- en zorgomgeving aan te bieden. 10. Uitsluitingscriterium: indien voor de realisatie van het project (ver)bouw(ings) werken noodzakelijk zijn, dienen deze op een ecologisch verantwoorde manier te gebeuren. - Indien opportuun en na inschatting van een duidelijke meerwaarde zal de eventuele noodzakelijke (ver)bouw(ing) op een ecologische wijze gebeuren.
2
VOORSTELLING VAN DE PARTNERS.
2.1
Groep Gasthuiszusters van Antwerpen (groep GvA), RVT De Bijster 1
De groep GvA vzw is actief in de gezondheids –en welzijnssector. Historisch zijn ze gegroeid uit een aantal initiatieven van de congregatie van de Gasthuiszusters van Antwerpen (www.gvagroup.be). De groep beheert de volgende algemene ziekenhuizen AZ Sint- Augustinus te Wilrijk, AZ Sint-Jozef te Mortsel en Sint-Vincentiusziekenhuis te Antwerpen en drie ouderenen thuiszorgvoorzieningen, met name het RVT De Bijster te Essen, RVT Sint-Bavo te Wilrijk en RVT Sint Gabriël te Antwerpen. Ten slotte, beheert de groep GvA het expertisecentrum voor dementie te Wilrijk, Orion. RVT De Bijster is één van de initiatiefnemers van dit project. In 1978 werd De Bijster opgericht als een tehuis voor dementerende personen. Van bij de oprichting werd op zoek gegaan naar de best mogelijke benadering in de zorg voor dementerende personen. In De Bijster wonen 113 dementerende personen is zes leefgroepen. Daarnaast beschikt de Bijster als enige in Vlaanderen over twee huizen beschermd wonen. Hier leven 16 dementerende personen op zelfstandige wijze in een genormaliseerde en kleinschalige woonomgeving. RVT De Bijster werkt met homogene leefgroepen. Dit betekent dat bewoners met een gelijkaardige functioneringsniveau samenleven. Het zorgklimaat kan bij homogene groepen beter aangepast worden aan de specifieke noden van de groep. Hiermee gaat gepaard dat de mensen niet geconfronteerd worden met de eigen achteruitgang. Wanneer het dementeringsproces voortschrijdt en de begeleiding, verzorgings- en/of verplegingsbehoeften van de dementerende persoon een aangepaste woon en zorg op maat vergen, verhuist de dementerende persoon in overleg met alle betrokken partijen naar een aangepaste groep.
1
Groep Gasthuiszusters van Antwerpen, jaarverslag 2001, Sint Augustinuslaan 20, 2610 Wilrijk 5
2.2
KVLV—Landelijke Thuiszorg 2
De Landelijke Thuiszorg maakt deel uit van de groep KVLV en de Landelijke Beweging. De Landelijke Thuiszorg is een erkende dienst voor gezinszorg in het kader van het thuiszorgdecreet van 14 juli 1998 (www.kvlv.be.). Landelijke Thuiszorg verstrekt tijdelijke hulp aan gezinnen of alleenstaanden, die niet of onvoldoende in staat zijn hun gezinstaak, en in het bijzonder hun huishoudelijke en verzorgende taak, naar behoren te vervullen, en dit ingevolge de afwezigheid van één van de ouders, wegens geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid, te wijten aan ziekte, leeftijd of handicap of wegens bijzondere sociale omstandigheden. Er wordt m.a.w. gezinszorg geboden bij zieke kinderen, gehandicapten, ouderen, langdurig zieken, kansarmen, dementerenden en bij pas bevallen moeders. Tijdens de hulpverlening wordt de nodige aandacht gegeven aan het behoud of het bevorderen van de zelfredzaamheid van de zorgvrager en aan het ondersteunen en stimuleren van de mantelzorg. Vanuit haar achtergrond heeft de dienst speciale aandacht voor de vrouw in de thuiszorg, de specifieke noden van zelfstandigen, de zorgbehoevende plattelandsbevolking en de specifieke omstandigheden of problemen die zich stellen rond thuiszorg op het platteland. De werking van de dienst wordt bepaald door de waarden autonomie, verbondenheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid. De waarde autonomie geldt voor iedere persoon en voor de organisatie als geheel. Autonomie houdt zowel zelfbeschikking als zelfverantwoordelijkheid in. De waarde verbondenheid houdt in dat men naast het erkennen ook expliciet kiest voor de verbinding met anderen. Maatschappelijke verbondenheid houdt in dat men zich voortdurend kritisch bevraagd wat de maatschappelijke gevolgen zijn van het handelen of niet handelen. Dit houdt tevens in dat er keuzes gemaakt worden wat de globale maatschappelijke ordening betreft. De Landelijke Thuiszorg beschikt ook over 3 opleidingscentra waar de opleiding polyvalent verzorgende kan gevolgd worden. Na afloop ontvangt de cursist een officieel brevet die kansen biedt op tewerkstelling in de thuiszorg of in de residentiële zorg.
2.3
KVLV-AGRA3
Agra maakt deel uit van KVLV. Agra richt zich naar alle vrouwen beroepsactief in de land- en tuinbouw. Zowel de fulltime meewerkende echtgenote, de bedrijfsleidster of vrouwen die nog een ander beroep uitoefenen kunnen lid van Agra zijn. De KVLV-Agra wil vrouwen de kans geven om zich op beroepsvlak volwaardig te ontplooien door: - kennis op te doen en zo tot bewuste keuzes te komen; - als evenwaardige partner met een volwaardig statuut in het bedrijf actief te zijn; - te kunnen meebouwen aan een zorgzame maatschappij met aandacht voor de zwakken, ethiek en de kwaliteit van het leven.
2 3
KVLV Landelijke Thuiszorg, jaarverslag 2001, Schapenstraat 34, 3000 Leuven Agravisie, KVLV-Agra, Schapestraat 34, 3000 Leuven. 6
Agra wil deze doelstellingen bereiken via vorming en belangenverdediging. Vorming kan gaan over: - het beroepsstatuut: meewerken is een volwaardige taak. Maar ook bedrijfsleidsters moeten hun plaats vinden; - het bedrijf: beheer, vaktechniek (zich inwerken of bijblijven) en evoluties of nieuwe technieken binnen de land- en tuinbouw; - de combinatie van bedrijf en gezin; - de land- en tuinbouw binnen de samenleving. De vorming groeit vanuit de vragen die bij de leden leven. Het zijn de Agraverantwoordelijken en de beroepskrachten die deze vragen en behoeften opsporen. Zij zijn tevens alert voor nieuwe noden en tendensen. De belangenverdediging is gericht op: - het beroepsstatuut; - het bedrijf; - relatie bedrijf en gezin; - relatie tot de samenleving. KVLV neemt eigen standpunten in, daar waar belangen te maken hebben met de situatie van de vrouw in land- en tuinbouw. De Agra-verantwoordelijken zijn de motor bij het opkomen voor de belangen van land- en tuinbouwsters. KVLV is er om acties die nodig zijn, te ondersteunen. Voor andere standpunten i.v.m. land- en tuinbouw sluit KVLV-Agra zich aan bij Boerenbond.
2.4
Platform Wonen van Ouderen vzw
Het Platform Wonen van Ouderen werd opgericht in 1993 met als doel het kwaliteitsvol wonen van ouderen te bevorderen. Op dat ogenblik was het Platform een feitelijke vereniging die werkte binnen het juridisch statuut van de vzw RISO Vlaams-Brabant. Geleidelijk aan groeide de verzelfstandiging. In december 1999 werd de vzw Platform Wonen van Ouderen opgericht. De Raad van Beheer en de Algemene Vergadering zijn samengesteld uit een vertegenwoordiging van vier groepen: ouderen, beleidsinstanties, veldwerkers en deskundigen (www.pwo.be). Het Platform Wonen van Ouderen vertrekt vanuit de visie dat ouderen zelf hun eigen toekomst moeten kunnen bepalen. Op vlak van wonen houdt dit in dat ouderen zelfstandig, geïntegreerd (maatschappelijk en ruimtelijk), betaalbaar en geëmancipeerd moeten kunnen leven en wonen, en dit zowel wanneer zij nog actief en volledig zelfredzaam zijn als in periodes waarin zij hulp- of zorgbehoevend zijn. Wat betreft de zorg betekent dit dat ouderen de gepaste zorg moeten kunnen krijgen, ongeacht de situatie waarin zij leven en wonen. Het Platform wil ouderen en verantwoordelijken van administraties en organisaties informeren over de noden van ouderen en de initiatieven die hierop een antwoord bieden. Daarnaast wil het Platform deze personen en instanties mobiliseren tot het opzetten van initiatieven en ondersteunen bij het uitwerken ervan. De methoden die het Platform hanteert om deze doelstelling te bereiken zijn: informatieverzameling en –verspreiding, adviesverlening bij beleidsvoorbereiding, begeleiding en ondersteuning van initiatiefnemers bij projectontwikkeling. De inhoudelijke materie waar het Platform Wonen van Ouderen mee bezig is, evolueert doorheen de tijd, samen met de noden van de ouderen en van de gebruikers van de diensten van het Platform. Zo werd tijdens de eerste jaren van de werking vooral aandacht besteed aan het particulier wonen, o.a. met initiatieven rond 7
woningaanpassing en later levenslang wonen. Tijdens de laatste jaren kwam ook de residentiële zorgsector meer en meer in beeld. Immers, ook hier is er sprake van ‘wonen van ouderen’. De aansluiting tussen wonen en zorg is dan ook één van de belangrijkste thema’s van de werking van het Platform aan het worden.
3 OPZET VAN HET PROJECT Met de realisatie van een zorgboerderij beogen RVT De Bijster en KVLV Landelijke Thuiszorg aan dementerende personen een alternatieve en/of aanvullende woon- en/of zorgvorm aan te bieden naast de klassieke reguliere vormen, zoals de thuiszorg, het rusthuis, het kortverblijf, de dagverzorging en/of oppashulp. Het project beoogt de meer keuzemogelijkheden voor dementerende personen wat betreft wonen en zorg te optimaliseren, en meer bepaald voor deze met een agrarische achtergrond en/of deze die graag vertoeven in een agrarische leef- en woonomgeving.
4 DOELSTELLINGEN VAN HET PROJECT 4.1 -
-
4.2 -
-
-
Globale doelstellingen het bevorderen van de participatie en ontplooiing van dementerende personen, die tengevolge hun dementie, minder makkelijk kunnen deelnemen aan de activiteiten van de samenleving; vermaatschappelijking van de zorg: zorgverlening 'midden' de mensen ontschotting tussen landbouw en zorg; zorgboerderij is een bijzondere vorm van verbrede landbouw die bijdraagt aan een vermaatschappelijking van de landbouwsector. Dit past binnen een internationale trend waarin het platteland steeds meer een publieke functie krijgt (zie ook hoevetoerisme); nieuwe vorm van samenwerking met als uiteindelijk doel: het welbevinden van dementerende personen in een passende omgeving; ontschotting tussen thuis- en residentiële zorg voor dementerende personen.
Operationele doelstellingen het aanbieden van een herkenbare, veilige, natuurlijke en vertrouwelijke kleinschalige woon- en zorgomgeving aan dementerende personen, bestaande uit dagverzorging/ opvang (3 tot 5 eenheden) en kortverblijf. In een latere fase eventueel beschermd wonen; het aanbieden van een zinvolle, herkenbare, natuurlijke en vertrouwelijke dagbesteding die bepaald wordt door het leven en de werkzaamheden van een boerderij en die aansluit bij de belevingswereld van de dementerende persoon (met als middelpunt het wel en wee van de boerderij); benutten van de (rest)mogelijkheden van de dementerende persoon en zijn omgeving daar waar mogelijk en gewenst, worden de dementerende personen, onder begeleiding, ingeschakeld in bepaalde agrarische activiteiten; aanreiken van sociale contacten en activiteiten die de dag structureren en ervaren worden als zingevend; ondersteuning en ontlasting van de mantelzorg; herkenning van de boerin als zorgpartner.
8
DEEL I DE ZORGBOERDERIJ THEORETISCH
9
HOOFDSTUK 1: PROJECTSTRUCTUUR EN ACTIVITEITENVERSLAG In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de projectstructuur en de activiteiten van de stuurgroep. Daarna volgt een overzicht van de modaliteiten in binnen- en buitenland.
1.1
PROJECTSTRUCTUUR
Om de realisatie van het project in goede banen te leiden werd een stuurgroep opgericht. Deze stuurgroep bestond uit volgende personen: Jules Van der Flaas Directeur Bewonerszorg, RVT De Bijster Kathleen Cornelissen Diensthoofd Leefgroep 3 en 4, RVT De Bijster Bernadette Van den Heuvel Projectbegeleider Ouderenzorg, groep Gasthuiszusters Antwerpen Griet Robberechts Diensthoofd Communicatie, KVLV Landelijke Thuiszorg Mieke Slingerland Diensthoofd Thuiszorgbeleid, Kwaliteitscoördinator, KVLV Landelijke Thuiszorg Gerd Vrebosch KVLV Landelijke Thuiszorg, regioverantwoordelijke Anne Vandenborre Diensthoofd Agra Els Deckers Agra-consulente Greet Arnoudts Agra-consulente Ann D’Hert Coördinator Platform Wonen van Ouderen De stuurgroep kwam op regelmatige basis bijeen. Zij stuurden het project zowel inhoudelijk als procesmatig. De vergaderingen werden door de projectleider Ouderenzorg van de Groep Gasthuiszusters van Antwerpen en een medewerker van het Platform Wonen van Ouderen voorbereid.
1.2
ACTIVITEITENVERSLAG
De stuurgroep kwam voor de eerste maal samen op 10 december 2001. In 2002 kwam de stuurgroep samen op 25 februari, 16 april, 21 mei, 27 juni, 15 juli en 12 september. Bijlage 1 bevat de verslagen van de stuurgroep. In het kader van het project bracht de stuurgroep drie studiebezoeken. -
Op 22 januari 2002 werd een bezoek gebracht aan het Fédération Départementale des Syndicats d’ Exploitants Agricole du Nord (FDSA) in Noord-Frankrijk. In het kader van het Europees programma Leader is de FDSA du Nord in samenwerking met le Conseil Général du Nord gestart met het promoten van L’accueil familial à la ferme. Bijlage 2 bevat een uitgebreid verslag van dit studiebezoek.
-
Op 25 februari werd een bezoek gebracht aan zorgboerderij “De Hemelrijksche Hoeve, De Huiskamer in Nederland. Dit landbouwbedrijf is een biologisch melkveebedrijf waar dagverzorging wordt aangeboden aan ouderen met een licht
10
pg-problematiek en ouderen met somatische problemen. In bijlage 3 wordt een beschrijving gegeven van deze zorgboerderij. -
Op 8 april werd een werkbezoek gebracht aan een zestal landbouwbedrijven in de regio Essen. Doel hiervan was een kennismaking met de landbouwsector in al zijn facetten.
Aan de weinige zorgboerderijen die actief zijn in Vlaanderen werd een vragenlijst (zie bijlage 4) opgestuurd waar gepeild werd naar de ervaringen van de zorgboeren met hun zorgboerderij.
1.3
ZORGBOERDERIJEN IN BINNEN- EN BUITENLAND.
1.3.1
Zorgboerderijen in het buitenland
1.3.1.1
Nederland 4
De meeste zorgboerderijen situeren zich in Nederland. Momenteel bestaan er ongeveer 250 landbouw-zorgcombinaties. Men voorziet dat er in de toekomst ongeveer een 500 zorgboerderijen zullen zijn met 5 à 7000 gasten. Op heden zijn er een 18-tal boerderijen waar ouderen opgevangen worden. Een aantal van hen dragen zorg voor dementerenden. In Tilburg bezochten we “De Hemelrijcksche Hoeve”, een zorgboerderij die dagverzorging aanreikt aan een tiental dementerende personen (zie bijlage 3). De meeste zorgboerderijen bevinden zich in het midden van Nederland. In het verleden maakten het grootste deel van de zorgboerderijen deel uit van een zorgvoorziening. Inmiddels is deze groep voorbijgestreefd door zorgboerderijen die zelfstandig zijn en een samenwerkingsverband hebben met een zorgvoorziening. De groep zelfstandige zorgboerderijen, los van een zorgvoorziening zijn ook toegenomen. Dagbesteding en /of dagopvang blijken de belangrijkste vormen van zorgverlening te zijn maar worden meer en meer gecombineerd met de mogelijkheid van therapie en behandeling. De grootste groep die wordt opgevangen zijn personen met een verstandelijke handicap of met een psychiatrische aandoening. Soms zijn verschillende doelgroepen aanwezig op een zorgboerderij maar dit heeft dan vooral te maken met financiering. Structurele financiering is vaak nog een knelpunt. Door verschillende doelgroepen aan te trekken, komen verschillende bronnen van financiering in aanmerking. Zowel financiering vanuit de zorg als vanuit de landbouw is mogelijk. -
vanuit de zorg o De Algemene Wet Bijzondere ziektekosten (AWBZ) Bronnen vanuit de AWBZ zijn de meest relevante vorm van financiering wanneer er sprake is van het verlenen van zorg en/of ondersteuning op zorgboerderijen. In de praktijk is het moeilijk structureel van deze financiering gebruik te maken. Het geld wordt verstrekt aan erkende zorgvoorzieningen (zorgboerderijen zijn dit op een paar uitzonderingen na niet). Een aanvraag tot toelating als zorgboerderij in het kader van de AWBZ betekent kort samengevat een aanvraag tot toelating als
4
www.landbouw-zorg.nl
11
zorgvoorziening. De zorgboerderijen dienen bijgevolg ook te voldoen aan de voorwaarden in de wet- en regelgeving betreffende zorgvoorzieningen. Momenteel wordt de AWBZ gemoderniseerd. ο Persoonsgebonden budget (PGB) Een persoonsgebonden budget is een budget dat de zorgvrager zelf krijgt en waarmee hij zelf zorg, begeleiding of ondersteuning kan inkopen bij een zelfgekozen instantie. De zorgvrager sluit een contract af met bvb. een zorgboerderij waarin geregeld wordt welke zorg geboden wordt en wat de kostprijs is. Momenteel kunnen enkel personen met een verstandelijke handicap met een PGB zorg inkopen op een zorgboerderij. ο Zorg op maat Zorginstellingen kunnen zorg en begeleiding op een zorgboerderij op drie manieren financieren. - binnen de toegelaten capaciteit. Instellingen mogen zelf kiezen hoe zij het budget besteden dat zij krijgen om AWBZ-zorg te verlenen. Zij kunnen er voor kiezen om met een deel van dit budget zorg in te kopen op een zorgboerderij. - wachtlijstmiddelen Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft extra geld beschikbaar gesteld voor de aanpak van wachtlijsten in de zorg. Dit geld is beschikbaar voor de gehandicaptenzorg, de verpleging en verzorging en de geestelijke gezondheidszorg. In de verstandelijk gehandicaptenzorg mogen deze middelen uitsluitend vraaggericht ingezet worden in de vorm van een persoonsvolgend budget (PVB). Op deze manier kan zorg op een zorgboerderij ingekocht worden. - zorg op maat Elke instelling moet 7% van haar budget besteden aan zorg dat buiten de toelating valt. Een instelling die zorg wil inkopen bij een zorgboerderij kan dit onder deze 7% laten vallen. o Provincies In sommige Nederlandse provincies is geld beschikbaar voor het stimuleren van zorgvernieuwing. Daarnaast voeren veel provincies een actief stimuleringsbeleid voor zorgboerderijen. -
vanuit de landbouw o landelijk Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft een subsidieregeling uitgewerkt nl. verspreidingsregeling vernieuwing landelijk gebied waarbij ook o.m. zorgboerderijen een subsidie kunnen verkrijgen. o Europees Op Europees niveau is subsidie beschikbaar voor plattelandsontwikkeling. o Grondcertificaten Zorgboerderijen kunnen grondcertificaten uitgeven aan particulieren waardoor zij land in eigendom krijgen. Dit kan vergeleken worden met een soort renteloze lening, bijeengebracht door particulieren. Hierdoor ontstaat een sociaal netwerk van mensen met een betrokkenheid voor het initiatief.
12
o Financiering uit groene fondsen Groene fondsen trekken geld aan van spaarders en beleggers. Dit kost hen minder rente waardoor zij tegen lagere dat de marktrente geld kunnen uitlenen aan projecten die onder de fiscale groene regeling vallen. Zorgboerderijen en BTW Zorgboerderijen zijn met ingang van 1 januari 2002 vrijgesteld van BTW-heffing voor hun zorgprestaties. Voor die tijd moesten zorgboerderijen 19% BTW afdragen over de vergoeding die zij ontvangen voor de opvang van zorgvragers. Per 1 januari 2002 is dit dus veranderd. Om van deze regeling te kunnen genieten dient de zorgboerderij aan drie voorwaarden te voldoen: 1. De vrijstelling geldt alleen voor agrarische bedrijven (landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers) die de agrarische productie combineren met zorg. 2. De vrijstelling is alleen van toepassing op de zorgdiensten van deze bedrijven, bestaande uit 'het verlenen van dagbesteding, arbeidstraining of dagopvang'. Voor alle andere productie op het bedrijf (landbouwproductie, minicamping etc.) blijft het oude BTW-regime gelden (al dan niet met toepassing van de landbouwregeling). 3. Voorwaarde is dat het bedrijf een schriftelijke overeenkomst heeft met: ‘een AWBZ-toegelaten instelling’ (een instelling voor verstandelijk of lichamelijk gehandicaptenzorg, ouderenzorg of geestelijke gezondheidszorg) en/of ‘een instelling op het terrein van sociaal en maatschappelijk werk’ (bijvoorbeeld een gemeente of een uitkerende instantie) en/of ‘iemand die op grond van de AWBZ een persoonsgebonden budget heeft’, dat hij/zij (mede) gebruikt om zorg in te kopen op de boerderij. Op 1 augustus 1999 werd in Nederland het Steunpunt Landbouw en Zorg opgericht. Het Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg is een landelijke non-profitorganisatie die zich richt op alle zorgboerderijen in Nederland. Doel is het stimuleren, promoten en ondersteunen van initiatieven op het gebied van Landbouw en Zorg. Het steunpunt verzamelt en verspreidt informatie, brengt landbouw- en zorgpartijen samen, en stimuleert hen tot samenwerken. Dit steunpunt wordt gefinancierd door de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV). Naast het steunpunt bestaan er in Nederland nog andere ondersteunende organisaties die bereid zijn hun kennis en ervaring te delen: Buitenkans, de Vereniging van Zorgboeren, de Stichting Omslag. Stichting Stimulans... 1.3.1.2
Frankrijk 5
In het kader van het Europees programma LEADER is de FDSA du Nord in samenwerking met le Conseil Général du Nord gestart met het promoten van ‘l’accueil familial à la ferme’. In deze regio bestaat ten eerste een tekort aan opvangmogelijkheden voor oudere personen en ten tweede is dit vanuit economisch standpunt een kansarme regio. Vanuit het FDSEA du Nord werd gezocht enerzijds naar een oplossing waarbij ouderen in hun eigen omgeving kunnen blijven en anderzijds naar extra inkomsten voor het landbouwbedrijf. Zo is het idee van “L’accueil familial à la ferme” gegroeid.
5
Verslag bezoek Noord-Frankrijk 22 januari 2001 13
L’accueil familial à la ferme vindt een wettelijke basis in de wet van 10 juli 1989 “relative à l’accueil par des particuliers à leur domicile à titre onéreux de personnes âgées ou handicapées “. Deze wet voorziet dat particulieren thuis opvang kunnen bieden aan een oudere (60+) of een persoon met een handicap (fysisch, psychisch of sensorieel). Tussen de familie die opvang (gastfamilie) biedt en de persoon die wordt opgenomen (resident) bestaat er geen enkel familiaal verband. Er kunnen maximum twee en per uitzondering drie ouderen opgenomen worden, mits een welomschreven motivatie. De opvang moet 24u op 24 verzekerd worden. Le Conseil Général behandelt de aanvragen en zorgt dat er regelmatig een sociale en medisch-sociale controle gebeurt. De gastfamilie dient in te staan voor de gezondheid en het algemeen welzijn van de resident. Er dient een schriftelijk contract opgesteld te worden tussen de gastfamilie en de resident waarbij de financiële en materiële afspraken evenals de rechten en de plichten van beide partijen worden opgenomen. Een aantal extra voorwaarden werden vastgelegd voor ‘L’accueil familial à la ferme’: -
Er kan zowel permanente (7 op 7) of tijdelijke opvang aangeboden worden ( winter, vakantie, weekend); Er wordt geen opvang verzorgd voor bedlegerige ouderen of dementerenden of ouderen met palliatieve zorgen; De gastfamilie geeft geen verpleegkundige zorgen. De thuiszorg wordt hiervoor ingeschakeld; Er dient een schriftelijk contract tussen beide partijen afgesloten te worden. Een ‘projet de vie’ wordt opgesteld (= welke inhoud wil de gastfamilie geven aan het leven van de resident); De gastfamilie ondertekent een ‘charter de l’accueillant’ (= tot wat engageert de gastfamilie zich).
De voordelen van ‘l’accueil familial à la ferme’ zijn: - de boerin werkt thuis; - de boerin kan haar huishouden doen; - men moet geen opvang buitenshuis zoeken voor de kinderen; - men heeft meer vrijheid dan iemand die bvb. in een fabriek werkt; - de partner is altijd in de buurt en kan bij problemen inspringen en hulp bieden; - de partner kan bvb. inspringen wanneer boodschappen worden gedaan. Naast de voordelen zijn er ook nadelen: - er is altijd iemand ‘vreemd’ in huis; - het vraagt een engagement van 24u op 24; - men moet steeds beschikbaar zijn. Het voornaamste motief waarom men kiest voor ‘l’accueil familial à la ferme’ zijn financiële beweegredenen. Het landbouwbedrijf levert onvoldoende inkomsten en op deze manier komen er extra-inkomsten binnen. ‘L’accueil familial à la ferme’ bestaat drie jaar. Er zouden in het Département du Nord reeds meer dan 450 gastfamilies zijn. Een aantal voorwaarden zijn noodzakelijk voor het slagen van dergelijk project: - structurele financiering; - de steun vanuit agrarische hoek; - het coachen van de families.
14
1.3.1.3
Andere
In andere landen o.m. in Noorwegen, Slovenië, Engeland bestaan er verschillende mogelijkheden van samenwerkingsverbanden tussen landbouw en zorg die breder zijn dat de zorgboerderijen die wij kennen. Men spreekt van ‘Green Care’.
1.3.2
Zorgboerderijen in België
1.3.2.1
Vlaanderen
Zorgboerderijen zijn in Vlaanderen redelijk onbekend. Toch bestaan er reeds een aantal initiatieven zoals: In de provincie Limburg zijn er een viertal zorgboerderijen in het kader van arbeidszorg, waar mensen met een handicap twee dagen per week terecht kunnen. Het Provinciaal Steunpunt Arbeidszorg zorgt voor de praktische organisatie en de selectie van de zorgboerderijen. In de provincie West-Vlaanderen liep er tot 2001 in het kader van Leader twee projecten waarbij twee mentaal gehandicapten drie dagen per week op een boerderij kwamen meehelpen. De boerderijen werkten samen met een dagcentrum. Deze projecten zijn ondertussen afgelopen. In Merchtem loopt het project ‘Kodiel’: Een samenwerkingsovereenkomst met twee landbouwbedrijven werd afgesloten waarbij thuislozen mee kunnen werken op de boerderij. Open haard vzw, een dienst voor pleegzorg wil starten met een zorgboerderijproject nl. ‘De boer op, buiten op eigen risico’. In Haspengouw is er een vierkantshoeve waar een achttal mindervalide volwassenen wonen en werken. Bedoeling is dat zij onder begeleiding zelfstandig leren wonen en werken. Er werden 8 vragenlijsten verstuurd naar reguliere landbouwbedrijven die nu of in het verleden als zorgboerderij hebben gefunctioneerd. Drie vragenlijsten werden teruggestuurd. De aanbevelingen die deze zorgboeren geven aan starters zijn de volgende: - denk goed na voor u begint, informeer u goed - ga op bezoek bij een reeds bestaande zorgboerderij - maak duidelijke afspraken met uw gasten - zorgboeren verenig u - hou het kleinschalig - doe het niet voor het geld - doe het niet uit medelijden Bij het opstarten van een zorgboerderij zijn er een aantal valkuilen waarvan men zicht bewust moet zijn: - laat u niet meeslepen in de problematiek van uw gasten - het opvangen van gasten heeft een impact op het ganse gezin - de werkzaamheden moeten aangepast worden aan de gasten - enkel een sociale meerwaarde De drie zorgboeren zijn het er unaniem over eens dat de zorgboeren een aangepaste vergoeding en een degelijk statuut dienen te krijgen. 15
1.3.2.2
Wallonnië
Vanuit de Alliance Agricole Féminine werd gestart met een project ‘Fermes ressourcement’ waarbij een 10-tal boerderijen betrokken zijn. Op deze herbronningsboerderijen kan men de batterijen terug opladen wanneer men moe, gestresseerd is. Deze boerderijen zijn ook heilzaam voor genezende patiënten. Men kan er tot rust komen en de terugkeer naar het gewone leven voorbereiden.
16
HOOFDSTUK 2: DE OUDERENZORG IN VLAANDEREN Minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke kansen en Ontwikkelingssamenwerking mevrouw Mieke Vogels is bevoegd voor de bijstand aan personen (met uitzondering van de uitoefening van het administratief toezicht op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn), het gezondheidsbeleid (met uitzondering van de dopingcontrole en de medische sportcontrole), de gelijke kansen en de ontwikkelingssamenwerking. Het ouderen- en thuiszorgbeleid maakt deel uit van haar bevoegdheden. In dit hoofdstuk wordt nagegaan welke oriëntering aan het ouderen- en thuiszorgbeleid wordt gegeven. Vervolgens wordt een algemeen overzicht gegeven van het aantal ouderen en het aantal dementerenden in Vlaanderen. Vervolgens wordt gezocht naar aanknopingspunten binnen het zorgbeleid.
2.1
HET THUISZORGBELEID
De vraag naar thuiszorg neemt toe. Zowel demografische, sociale, familie en economische factoren spelen hierbij een rol evenals de evoluties in de gezondheidszorg. Men voelt zich nu eenmaal beter wanneer men verzorgd wordt binnen de eigen, vertrouwde omgeving. Vanuit de overheid wil met de zelfzorgzaamheid van de gebruikers en de draagkracht van de mantelzorg aanmoedigen en ondersteunen. Een goed uitgebouwd, beschikbaar en financieel toegankelijk thuiszorgaanbod voorkomt tevens dat mensen zich verplicht zien om vroegtijdig een beroep te doen op residentiële voorzieningen. Een vlotte overgang van thuiszorg naar intramurale opvang en/of verzorging en omgekeerd is noodzakelijk. De minister wil tot een inclusieve benadering van de thuiszorg komen. Binnen de thuiszorg wil zij o.m. speciale aandacht bieden aan de zorg voor dementerenden. In hoofdstuk 6 wordt nagegaan welke elementen uit de huidige Vlaamse wetgeving inzake de thuiszorg van toepassing kunnen zijn op of kunnen gemaakt worden voor de zorgboerderijen voor dementerende personen. In de eerste plaats richt de zorgboerderij zich tot dementerende personen die thuis wonen of inwonen bij hun familie of vrienden. Het hulp- en dienstverleningsaanbod van de zorgboerderij beoogt de dementerende persoon, naast de noodzakelijke en gebruikelijke hulp en bijstand, eveneens te voorzien van een herkenbare dagbesteding en sociale contacten. In de tweede plaats richt de zorgboerderij zich tot de mantelzorgers. Met het hulp- en dienstverleningsaanbod van de zorgboerderij wenst men de mantelzorgers tijdelijk te ondersteunen en ontlasten van de 24 op 24 uurszorg.
2.2
HET OUDERENBELEID6
De basiswetgeving op de ouderenvoorzieningen in Vlaanderen is het decreet van 5 maart 1985, gewijzigd en gecoördineerd bij Besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1991 tot decreten inzake voorzieningen voor bejaarden. Deze wetgeving vormt de basis voor het aansturen van de voorzieningen (rusthuizen, serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening) op het vlak van 6
www.wvc.vlaanderen.be/ouderenzorg 17
programmering, erkenning en subsidiëring. Zij bepaalt het wettelijk kader waarbinnen het team ouderenvoorzieningen haar werkzaamheden verricht rond de voorafgaande vergunning, de erkenning en de subsidiëring van infrastructuurwerken. Het subsidiëren van de bouwwerken verloopt voor de rusthuizen via het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, (VIPA). De subsidieregeling voor de serviceflatgebouwen wordt geregeld via de BEVAK. Onderstaande tabel schetst de evolutie van het aantal serviceflatgebouwen (erkend en niet erkend) en gerealiseerde wooneenheden in Vlaanderen tussen 1990 en 1999. 7 Tabel 1: Evolutie van het serviceflataanbod in Vlaanderen: toestand op 1/1. Jaar 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999
Aantal SFgebouwen 36 43 45 58 100 133 184 224 242 266
Wooneenheden Aantal 1886 2065 1973 2381 3514 4741 6502 7920 8520 9276
In % van populatie 60 + 0,17 0,18 0,17 0,20 0,29 0,39 0,53 0,63 0,67 0,72
De grootste groei situeert zich in de periode 1992-1995. Na 1995 is de groei veel minder spectaculair. Het aantal beschikbare wooneenheden per 100 60-plussers in Vlaanderen is slechts 0,72 %. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal rusthuisbeden (erkend en niet erkend, exclusief de RVT bedden) tussen 1990 en 1999. Tabel 2: Evolutie van het rusthuisaanbod: toestand op 1/18 Jaar
Aantal rusthuizen
Wooneenheden Aantal
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999
739 736 728 742 756 769 777 784 786 783
48535 48799 49126 49932 50783 52182 53522 55433 56627 57785
7 8
In % van populatie 60 + 4,4 4,3 4,3 4,2 4,2 4,3 4,3 4,4 4,5 4,5
In % van populatie 75 + 13,5 13,3 13,3 13,7 14,3 15,1 15,3 15,3 15,1 14,9
Lut Vanden Boer, Over wonen -met-zorg van ouderen, serviceflats en rusthuis (g) een paar apart, CBGS, 1999 Lut Vanden Boer, Over wonen -met-zorg van ouderen, serviceflats en rusthuis (g) een paar apart, CBGS, 1999
18
Tussen 1990 en 1999 zijn er 9 250 wooneenheden in rusthuizen bijgekomen Het aantal wooneenheden per 100 60-plussers is echter vrijwel constant gebleven. Aangezien ouderen pas op vrij gevorderde leeftijd naar een rusthuis verhuizen, geeft het aantal beschikbare wooneenheden per 100 75-plussers een betere kijk op het aanbod. Begin 1999 waren er in rusthuizen bijna 15 wooneenheden beschikbaar per 100 75- plussers. Tot op heden was het ouderenbeleid in Vlaanderen vooral een ‘voorzieningenbeleid’ waarbij ouder worden teveel werd gelijkgesteld met ziekte en aftakeling en niet een levensfase evenwaardig aan alle andere levensfasen van de mens. Tussen 1985 en heden is het zorglandschap echter ingrijpend gewijzigd. De bevolking vergrijst en de oudere die een beroep doet op voorzieningen is niet alleen ouder, maar wordt ook hulpbehoevender. Vanuit deze evolutie wil de Vlaamse regering streven naar een geïntegreerd ouderenbeleid met een globale visie op ouder worden. De minister wil dan ook het ouderendecreet actualiseren. Er werden 5 krijtlijnen uitgetekend waaraan een toekomstgericht welzijnsgezondheids- en gelijke kansenbeleid moet voldoen. Hier gaan we enkel in op de krijtlijnen die aanknopingspunten bieden voor de zorgboerderij. Vanuit de overheid wil men o.m. het aanbodgestuurd ouderenbeleid heroriënteren naar een behoeftengestuurd ouderenbeleid. Daartoe worden o.m. volgende beleidsacties ondernomen: - de realisatie van een nieuw decreet op het geïntegreerd Vlaams ouderenbeleid. - de aanmoediging en ondersteuning van initiatieven die nieuwe woon- en zorgvormen ontwikkelen. Een tweede krijtlijn is een toegankelijke samenleving, toegankelijke voorzieningen creëren. De geplande beleidsacties zijn o.m. de ondersteuning van initiatieven voor specifieke doelgroepen van ouderen, zoals bvb. voor dementerende ouderen. Daarnaast wil men in de toekomst ouderenzorg op maat aanbieden. Zorg op maat wordt omschreven als die zorg die naar aard, tijdstip, duur, intensiteit en prijs is aangepast aan de noden en de mogelijkheden van de oudere persoon en de mantelzorgers, en die verleend wordt door de meest aangewezen zorgaanbieder. Dit betekent dat op macro- en mesoniveau het huidige gesegmenteerde en aanbodgestuurde zorgsysteem omgebogen moet worden naar een meer geïntegreerd en vraaggestuurd systeem. Geplande beleidsacties zijn o.m. de ondersteuning van diverse initiatieven die de schotten tussen de diverse hulp- en dienstverleningsvormen opruimen. Door de opstart van de werkgroepen in 2001 ter herschrijving van het nieuwe ouderendecreet werd een start genomen met het vertalen van de krijtlijnen in concrete beleidsaanbevelingen. Eén van deze werkgroepen behandelde het onderwerp dementie en bevestigt het belang van een gedifferentieerd aanbod voor dementerende personen en de nood aan mogelijkheden tot ontlasting van de mantelzorgers.
19
2.3
HET AANDEEL OUDEREN IN BELGIË
2.3.1
De veroudering van de Belgische bevolking per leeftijdsgroep
Tabel 1: Bevolkingsvooruitzichten 2000 -20509 Bron: NIS, Bevolkingsstatistieken Bevolkingsvooruitzichten 2000-2050 : veroudering van de bevolking, per leeftijdsgroep 2000 2010 2020 2030 2040 2050 België (alle 10.280.670 10.529.690 10.723.828 10.894.288 10.964.632 10.952.581 leeftijdsgroepen samen) 60-69 jaar 1.028.529 1.130.593 1.362.588 1.413.963 1.266.854 1.279.454 70-79 jaar 844.096 834.571 956.634 1.180.825 1.250.582 1.143.512 80-89 jaar 317.228 468.771 492.567 612.679 787.614 864.736 90-99 jaar 58.591 68.073 113.555 131.264 189.597 261.600 100 jaar en meer 967 1.886 2.487 4.256 5.131 8.331 Totaal 60+ 2.248.444 2.523.894 2.927.831 3.342.987 3.499.778 3.557.634 Totaal 60 + % 21,8 23,9 27,3 30,6 31,9 32,4 Opmerking tabel: Toestand telkens op 31 december van het jaar. De basis voor deze vooruitzichten is de toestand waargenomen op 1 januari 2000. Men hield niet alleen rekening met de vier demografische bewegingen (sterfte, vruchtbaarheid, interne en externe immigratie), maar ook met de naturalisaties en de regularisaties. De berekeningen werden uitgevoerd per geslacht, per leeftijd en per arrondissement.
We stellen vast dat het aantal en aandeel ouderen in de Belgische bevolking gestadig toeneemt. Waar het aandeel personen ouder dan 60 jaar in de totale Belgische bevolking momenteel nog 21,8% bedraagt, zal dit in 2050 opgelopen zijn tot 32,4 %. Met deze cijfers in het vooruitzicht is het belangrijk dat het beleid op deze evolutie inspeelt waarbij gezocht wordt naar de optimale afstemming van het aanbod wonen en zorg op de behoeftes van de toekomstige ouderen. De nieuwe generatie ouderen verschilt in diverse opzichten van de vorige generatie. Ze zullen meer opleiding genoten hebben. Ze zullen ook meer van elkaar verschillen. Ze zullen zich meer bewust zijn van hun individuele behoeften. Waarschijnlijk zullen ze minder geneigd zijn om het leven te nemen zoals het is en misschien meer verweer, verzet en engagement vertonen om hun omgeving en het leven aan hun individuele wensen en behoeftes aan te passen.
2.3.2
Demografische maten
Uit onderstaande tabel kunnen we afleiden dat de levensverwachting bij de geboorte momenteel 78,34 jaar bedraagt. In 2050 wordt de levensverwachting bij de geboorte geraamd op 86,38 jaar. Bij de veroudering in de veroudering valt het groeiend aandeel 80-plussers op. De groep ouder dan 80 jaar maakt nu slechts 16,7 % uit van de groep die ouder is dan 60 jaar. In 2050 zal dit 31,8 % zijn. Het aantal ouderen t.o.v. het aantal jongeren zal in de komende jaren sterk blijven toenemen. M.a.w. het aandeel zestigplussers stijgt terwijl het aandeel van de groep jonger dan 20 krimpt.
9
www.statbel.fgov.be 20
Tabel 2: Bevolkingsvooruitzichten 2000 – 2050: demografische maten (België)10 Bron: NIS, Bevolkingsstatistieken Bevolkingsvooruitzichten 2000-2050 : demografische maten 2000 2010 2020 Veroudering (a) 93,10 106,82 128,72 Mannen 77,53 91,33 113,02 Vrouwen 109,40 123,07 145,25 Veroudering in de 16,75 21,52 20,79 veroudering (b) Mannen 11,96 16,31 16,05 Vrouwen 20,31 25,57 24,67 Levensverwachting bij 78,34 80,32 82,08 de geboorte Mannen 75,06 77,23 79,18 Vrouwen 81,53 83,35 84,95
2030 147,13 131,20 163,91
2040 156,01 139,26 173,67
2050 159,63 143,39 176,76
22,38
28,07
31,89
18,32 25,80
23,74 31,73
27,48 35,67
83,69
85,11
86,38
80,96 86,43
82,50 87,73
83,90 88,88
Opmerking tabel: Toestand telkens op 31 december van het jaar. (a) Als maat voor de veroudering neemt men de verhouding van het aantal ouderen (de leeftijdsgroep 60 jaar en meer) tot het aantal jongeren (leeftijdsgroep 0-19 jaar). Deze verhouding wordt uitgedrukt in procent. (b) Deze maat is gelijk aan de verhouding van de bevolking in de leeftijdsgroep 80 jaar en meer tot deze van de leeftijdsgroep 60 jaar en meer, uitgedrukt in procent.
2.4
HET AANDEEL OUDEREN IN VLAANDEREN
2.4.1
De veroudering van de bevolking per leeftijdsgroep in het Vlaamse Gewest
Tabel 3: Bevolkingsvooruitzichten 2000 -205011 Bron: NIS, Bevolkingsstatistieken. Bevolkingsvooruitzichten 2000-2050 : veroudering van de bevolking, per leeftijdsgroep 2000 2010 2020 2030 2040 2050 Vlaams Gewest (alle 5.960.772 6.079.433 6.141.421 6.175.230 6.147.271 6.070.318 leeftijdsgroepen samen) 60-69 jaar 627.541 675.604 815.617 850.504 735.553 729.586 70-79 jaar 486.041 515.231 575.966 711.584 755.709 666.921 80-89 jaar 179.474 273.853 305.972 368.764 475.622 522.139 90-99 jaar 32.841 38.630 67.133 81.726 113.380 158.220 100 jaar en meer 501 1.043 1.395 2.533 3.185 4.938 totaal 60 + 1.326.398 1.504.361 1.766.083 1.683.211 2.083.449 2.081.804 totaal 60 + % 22,1 24,6 28.6 27,9 33,7 34,1 Opmerking tabel: Toestand telkens op 31 december van het jaar. De basis voor deze vooruitzichten is de toestand waargenomen op 1 januari 2000. Men hield niet alleen rekening met de vier demografische bewegingen (sterfte, vruchtbaarheid, interne en externe immigratie), maar ook met de naturalisaties en de regularisaties. De berekeningen werden uitgevoerd per geslacht, per leeftijd en per arrondissement.
10 11
www.statbel.fgov.be www.statbel.fgov.be 21
We stellen vast dat het aantal en aandeel ouderen ook in Vlaanderen toeneemt. Waar het aandeel personen ouder dan 60 jaar momenteel nog 22,1% bedraagt, zal dit in 2050 opgelopen zijn tot 34,1%. Het aantal en aandeel ouderen in Vlaanderen ligt momenteel iets hoger dan het aantal en aandeel ouderen in de Belgische bevolking. Volgens de ramingen zal dit voor 2050 ook het geval zijn.
2.4.2
Demografische maten in Vlaanderen12
Tabel 4: Evolutie demografische maten, 1990-2015 Bron: N.I.S., Rijksregister: tellingen 1990-2001. N.I.S. en Federaal Planbureau, Bevolkingsvooruitzichten 2000-2050 (Mathematische demografie). EVOLUTIE DEMOGRAFISCHE MATEN, 1990-2015 Bevolking op 1/01 van het jaar
Vooruitzichten op 31/12 van het jaar
Bepaling
1990
2000
2001
2004
2009
2015
veroudering
80,0
96,2
97,6
102,5
113,3
129,3
Veroudering in de veroudering
16,8
15,3
16,0
18,6
20,4
21,7
Bij de veroudering in de veroudering valt het groeiend aandeel 80-plussers op. De groep ouder dan 80 jaar maakt nu slechts 16,78% uit van de groep die ouder is dan 60 jaar. In 2015 zal dit 21,7 % zijn. Het aantal ouderen t.o.v. het aantal jongeren zal in de komende jaren ook in Vlaanderen blijven toenemen.
2.5
HET AANTAL DEMENTERENDEN IN BELGIË: PREVALENTIEGEGEVENS13
2.5.1
Algemeen
De prevalentie van een bepaalde stoornis verwijst naar de proportie van een populatie die deze stoornis vertoont op een bepaalt moment (puntprevalentie) of in een bepaalde periode (periodeprevalentie). De prevalentie is dus in feite de proportie reeds bestaande en nieuw gediagnosticeerde gevallen in de totale populatiegroep. Het prevalentiecijfer is een goede indicator van de algemene impact van een stoornis op de maatschappij en helpt zodoende om een schatting te maken van de middelen die geïnvesteerd moeten worden. Algemeen kan worden vastgesteld dat de prevalentie van dementie exponentieel toeneemt met de leeftijd. De prevalentie verdubbelt met elke leeftijdstoename van 5,1 jaar en deze exponentiele curve is steiler voor de ziekte van Alzheimer (verdubbeling elke 4,5 jaar) dan voor vasculaire dementie (verdubbeling elke 5,3 jaar). (Jorm et al 1987 en Hofman et al (1991). De prevalentie van dementie in België werd geschat in 1991 in de grootscheepse longitudinale Epidemiology Research on Dementia in Antwerp-studie (ERDA-studie, Roelands et al, 1994). Dementie werd hier gedefinieerd als matige of ernstige dementie, aangezien er in andere studies bleek dat bij het schatten van de prevalentie van milde dementie er grote variabiliteit bestaat, mede ten gevolge van problemen in 12 13
http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/stat_cijfers_demografie.htm Expertisecentrum dementie Antwerpen Orion 22
detectie en diagnosestelling. Het betreft de enige studie in België die deze prevalentie inschatte in de totale (geïnstitutionaliseerde en niet-geïnstitutionaliseerde) bevolking. De onderstaande tabel toont de geslachts- en leeftijdsspecifieke prevalentie (%) van dementie. De prevalentie ven dementie (milde dementie inbegrepen) kon uit deze studie geschat worden op 9% van de mensen ouder dan 65 jaar. Tabel 1: Geslachts- en leeftijdsspecifieke prevalentie van dementie Bron: ERDA-studie Leeftijdsgroep 65-69 70-74 75-79 80-84 85+
MANNEN matig & ernstig totaal 0.6 0.6 4.2 5.2 1.3 7.8 9.3 14.4 19.7 25
VROUWEN matig & ernstig 0 3.7 6.8 13 30.3
totaal 0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
Pacolet en collega's (2001) ramen het aantal demente bejaarden in België op ongeveer 158.000, wat overeenkomt met een percentage van 7,8% in de groep van mensen ouder dan 60 jaar.
2.5.2
Prevalentieschattingen van de ziekte van Alzheimer
In 1999 waren er in België ongeveer 81.000 patiënten met de ziekte van Alzheimer over alle leeftijdsgroepen heen wat neerkomt op een prevalentiecijfer van ongeveer 0.8% in de totale populatie. Specifiek voor België verwacht men in 2010, rekening houdend met de vergrijzing van de bevolking, ongeveer 215.000 patiënten met dementie en 102.000 patiënten met de ziekte van Alzheimer over alle leeftijdsgroepen heen (Kurz & Dresse, 1996; Pacolet et al., 2001). Deze voorspellingen gaan er vanuit dat de prevalenties voor de verscheidene leeftijdsgroepen niet veranderen in de toekomst, als echter de incidentie of de overlevingstermijn van patiënten met de ziekte van Alzheimer zou veranderen in de toekomst (bijvoorbeeld door een nieuwe curatieve behandeling), dan veranderen deze leeftijdsgebonden prevalentiecijfers ook. In de literatuur bestaan echter weinig aanwijzingen hiervoor aangezien de voorbije decennia de incidentie van dementie bijna niet veranderd is.
2.6
AANKNOPINGSPUNTEN IN HET ZORGBELEID: KLEINSCHALIG WONEN VOOR OUDEREN
De toenemende oriëntatie op de specifieke noden en behoeften van ouderen vraagt een verscheidenheid van woon- en zorgvoorzieningen. De diversiteit aan voorzieningen verhoogt in een belangrijke mate de keuzemogelijkheden van de ouderen. Verbreding en flexibiliteit van het woonzorgaanbod is een basisvoorwaarde om zorg op maat te realiseren. Het kleinschalig wonen kan hiertoe bijdragen. Het kleinschalig wonen beoogt immers de oudere een natuurlijke en herkenbare woon- en leefomgeving aan te bieden, mits ondersteuning, waardoor mensen zo normaal als mogelijk kunnen leven. Toegepast op dementerende personen betekent dit: - zo gewoon als mogelijk wonen - de kwaliteit van het leven handhaven en verbeteren - herwinnen van verloren gegane vaardigheden - het compenseren van lichamelijke en psychische beperkingen - het instandhouden van de restvermogens 23
-
het voorkomen van negatief storend gedrag het behoud van en de ondersteuning bij de integratie in de maatschappij het begeleiden en ondersteunen van de verwerking van het ziekteproces continuïteit van wonen, zorg en leven
De realisatie van een zorgboerderij voor dementerende personen die altijd in een agrarische omgeving gewoond en geleefd hebben sluit aan bij het concept van het kleinschalig genormaliseerd wonen. Het kunnen verblijven op een boerderij sluit aan bij de vertrouwde leefomgeving van de dementerende persoon en zijn familie. De kwaliteit van zijn leven kan verbeteren daar de vertrouwde boerenomgeving hem een stukje vastigheid kan bieden. Door de opvang van de dementerende persoon op een boerderij ontstaat geen bruuske breuk met zijn verleden. Indien mogelijk kan de dementerende nog deelnemen aan kleine karweien die hij ook gewoon was van thuis te doen. De zorgboerderij biedt aan de dementerende persoon meer mogelijkheden om hem in zijn eigen waarde te laten en zijn betrokkenheid op het dagelijks leven te behouden. De dementerende persoon wordt aangesproken op zijn autonomie, zelfredzaamheid en zijn betrokkenheid. De zorgboerderij kan in het landschap van de woon en zorgvoorzieningen voor dementerende ouderen zijn plaats innemen waardoor de keuzemogelijkheden van wonen en zorg voor de dementerende versterkt kan worden.
24
HOOFDSTUK 3: DE LANDBOUW IN VLAANDEREN Het landbouw- en leefmilieubeleid in Vlaanderen is de bevoegdheid van Vlaams minister mevrouw Vera Dua. In het kader van dit project werd nagegaan aan de hand van de beleidsbrief van de minister welk belang gehecht wordt aan de ontwikkeling van alternatieve activiteiten binnen de landbouw en dit in functie van nieuwe maatschappelijke evoluties. Eerst wordt kort een algemeen overzicht gegeven van de landbouw in Vlaanderen. Vervolgens wordt gezocht naar aanknopingspunten binnen het landbouwbeleid inzake de realisatie van zorgboerderijen.
3.1
ALGEMEEN
Volgens de NIS-landbouwtelling waren er in 1998, 44.527 land- en tuinbouwbedrijven in Vlaanderen, ongeveer 31 % daarvan zijn gesitueerd in West-Vlaanderen en 26 % in Oost-Vlaanderen. De provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant herbergen elk tussen de 12 tot 15 % van de bedrijven. Het aantal landbouwbedrijven is tussen 1980 en 1998 met meer dan 40 % gedaald. Deze constante daling manifesteert zich in alle provincies maar is minder sterk in West-Vlaanderen. Tabel 1: Provinciale verdeling landbouwbedrijven in Vlaanderen
van
de
cultuurgrond,
tewerkstelling
en
de
Bron: NIS landbouwtelling 1998 Provincie Antwerpen VlaamsBrabant WestVlaanderen OostVlaanderen Limburg Vlaams Gewest
Landbouw- % verde- Tot. Bedrijven ling. Tewerk -stelling 6921 15,9 13632 6076 14 9868
% verdeling. 17,5 12,67
13470
31
24336
11351
26,1
5691 43509
13 100
Oppervlakte Cultuurgrond 89909 88945
% verdeling. 14,1 14
Oppervlakte/ Bedrijf (ha) 12,99 14,64
31,24
215433
33,9
15,99
19714
25,31
155395
24,4
13,69
10355 77905
13,29 100
86143 635827
13,5 100
15,14 14,6
Van de 37 807 bedrijfsleiders zijn er 26 238 waarvan de bedrijfsleider in hoofdberoep actief is in de land-of tuinbouw, terwijl 11 569 landbouwbedrijven worden gerund door een bedrijfsleider in nevenberoep. Van de bedrijven in nevenberoep zijn de helft gepensioneerden en ongeveer 3 700 zijn jonger dan 50 jaar. De landbouw in Vlaanderen wordt gekenmerkt door een sterk gemengd karakter. Grondloze agrarische bedrijven komen voor naast grondgebonden bedrijven. Verschillende soorten teelten komen in éénzelfde gebied voor. Er wordt een agrarische macrostructuur onderscheiden met gemengde landbouw en concentraties van grondloze veehouderij, met daarnaast intensieve grondgebonden tuinbouw en 25
glastuinbouw.14 Opvallend is de grote versnippering van het landbouwareaal. Een belangrijk deel van het landbouwareaal staat onder sterke invloed van de verstedelijking waardoor gronden onbetaalbaar worden en een dynamische land- en tuinbouw bemoeilijkt wordt. De Vlaamse land- en tuinbouw heeft zich vooral gespecialiseerd in sectoren waarvoor Europa weinig of niet regulerend optreedt, wat aanleiding gaf tot een verregaande intensivering van de productie. Op Europees vlak heeft Vlaanderen een aandeel van slechts 0,7% van de landbouwbedrijven en 0,5% van de landbouwoppervlakte, maar hiermee wordt wel 2,5% van de productiewaarde van de Europese landbouw gerealiseerd, wat inhoudt dat de productie in Vlaanderen 5 maal zo intensief is als het Europees gemiddelde! Daarnaast wordt de Vlaamse land- en tuinbouwsector gekenmerkt door een hoog technologisch niveau en een sterk kapitaal intensief karakter. Momenteel staat de landbouw sterk onder druk tengevolge van de internationale trend naar verder liberalisering en afbouw van de prijsondersteuning. Dit heeft als gevolg dat het inkomen van vele land- en tuinbouwers onvoldoende gegarandeerd is. Enkel productiviteitsverhoging en kostprijsverlagende activiteiten werden tot op heden als oplossingen aangereikt. Nochtans zijn er mogelijkheden van alternatieve inkomensbronnen aanwezig maar die worden op heden slechts in beperkte mate aangeboord in boerend Vlaanderen. Het ontwikkelen van alternatieve inkomensbronnen is één van de beleidsprioriteiten van de Vlaamse overheid.
3.2
Missie en doelstellingen van het huidige Vlaams landbouwbeleid15
De minister stelt zich volgende missie tot doel: nl. het realiseren van duurzame landbouw en dit via een onomkeerbaar proces van vernieuwing. Dit betekent op milieuen diervriendelijke wijze kwaliteitsvolle producten en diensten leveren, de open ruimte op verantwoorde wijze beheren en ervoor zorgen dat deze activiteiten aan de landbouwers een volwaardig inkomen verschaffen. Om dit te bereiken stelt de minister volgende doelstellingen voorop: 1. De economische leefbaarheid van de Vlaamse land- en tuinbouw- en visserijondernemingen ondersteunen door diversificatie en risicospreiding te bevorderen en de multifunctionele rol te ontwikkelen; 2. Het bevorderen van kwaliteitsvolle productiemethodes die milieu,- en diervriendelijk en sociaal verantwoord zijn; 3. De versnelde ontwikkeling van verbrede activiteiten, biologische landbouw, beheerslandbouw en van de markt van hoeveproducten; 4. Het vertrouwen van de burger en het zelfvertrouwen van de producent herstellen om het maatschappelijk draagvlak van de sector te versterken. Doelstelling drie geniet onze aandacht. Onder deze doelstelling wordt immers verstaan het aanmoedigen van vernieuwende en tot nog toe niet algemeen gangbare activiteiten op de landbouwbedrijven. Volgende activiteiten worden hiermee bedoeld: - het begeleiden van bedrijven die werken volgens de Europees vastgelegde normen inzake biologische landbouw;
14 15
Communautair initiatief voor plattelandsontwikkeling ‘Leader+), programma voor Vlaanderen periode 2000-2006. Minister Vera Dua,Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw, Beleidsnota Landbouw 2000-2004 26
-
het aanmoedigen van bedrijven om de stap te zetten naar overschakeling naar biologische land- en tuinbouw; het introduceren van vormen van beheerslandbouw in de bedrijfsvoering zowel op vlak van natuurbeheer, landschapsbeheer, waterbeheer e.d.; het introduceren van nieuwe activiteiten in de bedrijfsvoering; het aanmoedigen van bedrijven die hun producten (al dan niet zelf verwerkt) rechtstreeks vermarkten aan de consument.
Een zorgboerderij is een bijzondere vorm van verbrede landbouw. Een nieuwe activiteit wordt geïntroduceerd in de bedrijfsvoering nl. de opvang van zorgbehoevenden.
3.3
INSTRUMENTEN TOT VERNIEUWING
Instrumenten aangereikt door de overheid ter vernieuwing van het landbouwbeleid en die van belang kunnen zijn bij het realiseren van een zorgboerderij zijn het VLIF en de maatregelen in functie van de ontwikkeling van een integraal plattelandsbeleid.
3.3.1
Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF)
Het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) is het instrument voor structuurbeleid in de land- en tuinbouw. In het verleden wilde de overheid via het VLIF de continuïteit van de bedrijven verzekeren en de structuuraanpassingen verbeteren. De laatste jaren werd echter vastgesteld dat er in de landbouw algemeen minder en voorzichtiger werd geïnvesteerd. Een heroriëntering van het VLIF drong zich op. Met de nieuwe VLIF wil de overheid het bestaande investeringsbeleid meer richten op: - de bredere rol van de landbouw in het plattelandsbeleid en de ontwikkeling van nieuwe duurzame initiatieven; - het aanmoedigen tot het leveren van een bijdrage in het realiseren van een aantal belangrijke maatschappelijke doelstellingen, met name de creatie van een leefbare omgeving, een duurzame tewerkstelling van de plattelandsbevolking, de productie van gezonde en veilige producten; - het op gang brengen van de noodzakelijke investeringen en acties gericht op duurzame landbouw in al zijn aspecten. Een van de doelstellingen die wordt beoogd is: - het aanmoedigen en bespoedigen van de ontwikkeling van nieuwe, niet-traditionele activiteiten op het landbouwbedrijf. Voor een concrete omschrijving van het VLIF verwijzen we naar hoofdstuk 9.
3.3.2
Een integraal plattelandsbeleid.
Het platteland is een moeilijk te definiëren en af te lijnen begrip. In Vlaanderen vertoont het platteland een zeer gedifferentieerd beeld en wordt gekenmerkt door een sterk verstedelijkt karakter. Door die verscheidenheid is een differentiatie van het beleid noodzakelijk. Hierbij wordt gepleit voor een geïntegreerd plattelandsbeleid. Binnen het integraal plattelandsbeleid heeft landbouw, als grootste gebruiker van de open ruimte, een belangrijke taak te vervullen. Uiteenlopende beleidsdomeinen hebben een belangrijke invloed. Zo hebben sociale, ruimtelijke, economische en recreatieve aspecten allen een impact op een gebiedsgerichte ontwikkeling, vandaar de noodzaak van een gebiedsgerichte aanpak. Het is vooral bij de realisaties op het terrein, waar het beleid in concreto wordt ervaren, dat de nood aan afstemming en coördinatie tussen de verschillende beleidsdomeinen 27
zich laat voelen. Deze afstemming en coördinatie moet een unieke gelegenheid zijn om te komen tot een vereenvoudiging van de regelgevingen. Daarnaast wordt een uitdrukkelijke keuze gemaakt voor een dynamische interactie op basis van subsidiariteit, waarbij de plattelandbewoners zelf zo veel mogelijk de toekomstige ontwikkeling van hun omgeving mee bepalen. Hierdoor wordt het participatief karakter van het plattelandsbeleid onderstreept. Maar bovenal moet het plattelandsbeleid de duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied voorstaan. Een duurzame ontwikkeling van het platteland impliceert dat tegelijkertijd op een evenwaardige wijze aandacht wordt geschonken aan de sociale, economische en ecologische dimensie van het platteland. Dit veronderstelt dat alle actoren op het platteland de basiskwaliteit respecteren, Deze basiskwaliteit omvat echter verschillende aspecten: milieu, natuur, economie, sociale voorzieningen. De basiskwaliteit is een dynamisch gegeven dat evolueert in de tijd, waarbij de lat steeds hoger wordt gelegd. De landbouwsector, moet zich dan ook in toenemende mate inpassen in de aan de gang zijnde evoluties op het platteland. Een in al zijn facetten duurzame landbouw met een meer multifunctioneel karakter wordt hierbij vooropgesteld, waarbij vanzelfsprekend rekening wordt gehouden met de randvoorwaarden die vanuit andere beleidsdomeinen worden opgelegd. De multifunctionele rol van de landbouw binnen het integraal plattelandsbeleid zal o.m. worden aangemoedigd door het ondersteunen van nieuwe initiatieven in de sociale sfeer waarbij landbouwbedrijven diversifiëren in de richting van zogenaamde ‘zorgboerderijen’ waar sociaal hulpbehoevenden kunnen worden opgevangen.
3.4
HET PROGRAMMA VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING IN VLAANDEREN VOOR 2000 –200616
In het kader van de EU-Verordening 1257/99 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) diende de Vlaamse Regering in 2000, een ontwerp van operationeel plan inzake geïntegreerd plattelandsbeleid voor te leggen. Op 6 oktober 2000 werd door de Europese Commissie dit programma goedgekeurd. Dit programma heeft o.m. tot doel de agrarische plattelandsactiviteiten te diversifiëren, de productkwaliteit te verbeteren en de werkgelegenheid te stimuleren door de multifunctionele rol van het platteland te ondersteunen via een geïntegreerd, op duurzame ontwikkeling toegespitst beleid en door de bescherming van het milieu, de landschappen en het dierenwelzijn te bevorderen. Een aantal maatregelen die in dit programma werden voorgesteld ter uitvoering van de plattelandsvordering kunnen o.i. interessant zijn voor zorgboerderijen. Het gaat om de maatregel steun aan de investeringen in de landbouw met aandacht voor landbouw met verbrede doelstellingen en de maatregel de bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van het platteland.
3.4.1
Steun aan de investeringen in de landbouw
Met deze maatregel wil de Vlaamse overheid land- en tuinbouwers ondersteunen bij het uitvoeren van de noodzakelijke structurele aanpassingen op hun bedrijf, zodat de
16
www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/pop.htm Het programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen voor 2000-2006 28
sector ten volle de rol zou kunnen spelen die de maatschappij ervan verwacht (in het bijzonder op het platteland). De landbouwsector wordt aangemoedigd een bijdrage te leveren tot het realiseren van een aantal maatschappelijke doelstellingen zoals zinvolle tewerkstelling van de plattelandsbevolking, de creatie van een leefbare omgeving, een hoge volksgezondheid via het voortbrengen van gezonde en veilige producten. Initiatieven om alternatieve inkomensbronnen aan te boren in de richting van verwerking en directe afzet van de eigen producten, hoevetoerisme en beheer en onderhoud van het landschap worden in het bijzonder gesteund. Investeringen gericht op een landbouw met verbrede doelstellingen (diversificatie naar zelf verwerken en commercialiseren, hoevetoerisme, landschapsbeheer), duurzame landbouwmethodes (milieu-investeringen en investeringen gericht op energiebesparing) en biologische landbouw kunnen genieten van 40 % steun. De zorgboerderij als dusdanig wordt hier niet vernoemd maar met deze maatregel wil men wel de landbouw met verbrede doelstellingen ondersteunen en daar een zorgboerderij een bijzondere vorm van verbrede landbouw is, moeten hier mogelijkheden zijn.
3.4.2
Bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van het platteland
Met de uitwerking van deze programmamaatregel wil Vlaanderen een eerste aanzet geven tot de uitbouw van een volwaardig Vlaams plattelandsbeleid. De laatste decennia is de functie die het platteland heeft voor de mens veranderd. Het platteland heeft niet langer alleen een voedselproductiefunctie, maar ook andere productiefuncties en steeds meer consumptieve functies. Mensen brengen hun vrije tijd door in het platteland, ze doen aan verblijfstoerisme en genieten van de waarden van het platteland (rust, natuur, aangenaam woonklimaat, …). Landbouwers en plattelandsbewoners spelen in op deze veranderingen en halen er een aanvullend inkomen uit. Ook hechten veel burgers in Vlaanderen meer en meer belang aan de kwaliteiten van hun omgeving. Deze kwaliteiten zijn niet alleen belangrijk als kader voor de economische diversificatie en als woon- en leefkader voor landbouwers en andere plattelandsbewoners. Ook vanuit ecologisch en sociaal oogpunt vormt het platteland een reservoir voor de Vlaamse samenleving. De Vlaamse regering wil met deze maatregel inspelen op deze ontwikkelingen. De maatregel zal zowel het platteland ten goede komen alsook de samenleving in het algemeen. De maatregel heeft vorm gekregen via de uitwerking van vier strategische doelstellingen waarin telkens specifieke maatregelen worden voorgesteld. Een van de strategische doelstellingen is de Vlaamse plattelandsgebieden meer economische betekenis geven door de plattelandseconomie te verruimen: - initiatieven om de afstand tussen consument en producent via nieuwe technologie op te heffen zoals telewerkcentra, afstandsverkoop, … ; - de verdere uitbouw van toerisme en recreatie in die plattelandsgebieden ; - initiatieven in de sfeer van kunst en cultuur, ambachten, zorgverstrekking ; - het stimuleren van intermediaire dienstverlening. Slechts twee concrete voorstellen worden in het programma beschreven nl. hoevetoerisme en plattelandstoerisme. Er wordt aangegeven dat o.m. initiatieven in de zorgverstrekking (= zorgboerderijen) een bredere economische betekenis kunnen geven aan het platteland maar concreet wordt er geen voorstel opgenomen.
29
Eind 2001 vroeg het Vlaamse Gewest aan de Vlaamse provincies een provinciaal geïntegreerd strategisch plattelandsontwikkelingsplan uit te werken en dit tegen 1 mei 2002. De plannen van de vijf provincies werden bij elkaar gevoegd en gaf aanleiding tot een wijziging van de maatregel bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van het platteland. Deze wijziging werd ingediend bij de Europese Commissie. Zorgboerderijen werden nu wel degelijk opgenomen in de wijziging maar deze wijziging is echter nog niet goedgekeurd. Bijgevolg is er voor 2002 nog geen cofinanciering vanuit Europa voor dergelijke projecten. Men verwacht dat dit volgend jaar wel het geval zal zijn. 17
3.5
HET PLATTELANDSONTWIKKELING PROGRAMMA VOOR DE PROVINCIE ANTWERPEN 18
Het programma voor plattelandsontwikkeling voor de provincie Antwerpen is een aanzet tot een provinciaal beleid met als doel in de gemeenten en dorpsgemeenschappen in het buitengebied, de levens- werk- en omgevingskwaliteiten door structurele maatregelen te behouden en te verhogen, de dynamiek van de lokale samenleving te bewaren of te verhogen en de veranderingen in de landbouw op te vangen. De duurzaamheid en de draagkracht van het gebied zijn daarbij essentiële uitgangsprincipes. Het plattelandsontwikkelingsplan van de provincie Antwerpen vormt tevens een afwegingskader voor de projecten die ingediend worden om in aanmerking te komen voor cofinanciering in het kader van de bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van het platteland. Dit plan tekent slechts de krijtlijnen uit voor een provinciaal plattelandsbeleid. De acties opgenomen in dit programma moeten beschouwd worden als indicatief en nietlimitatief.
3.5.1
Raamprogramma met mogelijkheden tot gebiedsgerichte differentiatie
3.5.1.1
Criteria
De prioriteit die gegeven wordt aan projecten wordt bepaald door toetsing: 1. aan de ontwikkelingsconcepten voor de verschillende deelruimten; 2. aan de opgesomde maatregelen; 3. aan de landschapatlas. Deze criteria zijn niet kwantitatief of ruimtelijk afgebakend. Voor elk project apart zal apart advies gevraagd worden aan de relevante diensten en zal naar specifieke lokale omstandigheden moeten gekeken worden. 3.5.1.2
Programma
Enkel de maatregelen die betrekking kunnen hebben op de zorgboerderij worden hier beschreven. In het item platteland als werkgebied heeft maatregel 4 aandacht voor differentiatie en verbreding in de land- en tuinbouw. Eén van de acties die hier wordt voorgesteld is de ondersteuning van verbredingsacties. Men gaat er vanuit dat sommige bedrijfseconomisch kwetsbare bedrijven de leefbaarheidsdrempel kunnen bereiken 17 18
Provinciale Dienst voor Land- en Tuinbouw Antwerpen, Kirsten Vandevelde, Leyland 1 2860 Sint-Katelijne-Waver www.provant.be 30
door het opnemen van nieuwe functies waarbij de organisatie van zorg in boerderijverband in een aantal uitzonderlijke gevallen een aanvullend alternatief kunnen bieden. Maatregel 5 wil het duurzaam ondernemen stimuleren door samenwerking. De actie die hierbij wordt voorgesteld, is het ontwikkelen van projecten duurzame ontwikkeling in de land- en tuinbouw. Deze projecten zouden een voorbeeld- en een signaalfunctie hebben en /of gericht zijn op sensibilisering. Hieronder wordt verstaan: het stimuleren van andere kleinschalige economische activiteiten die de algemene waarden en kwaliteiten die op het platteland te vinden zijn (rust, ruimte, stilte, gezondheid, authenticiteit, kleinschaligheid, overzichtelijkheid …) als kader gebruiken. Tijdelijke initiatieven in de sfeer van kunst, cultuur, design , vormgeving, ambachten zorgverstrekking,…. De provincie Antwerpen doet jaarlijks een oproep naar actoren in het buitengebied tot het indienen van projecten die kaderen binnen de maatregelen en acties voorzien in het provinciaal plan voor plattelandsontwikkeling. Alle projecten die kaderen binnen het provinciaal plattelandsbeleidsplan komen in aanmerking voor Europese cofinanciering. Dit betekent m.a.w. dat cofinanciering kan verkregen worden uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw ten bedrage van 25%. Vanuit de provincie is een cofinanciering mogelijk van 20% per project op voorwaarde dat het project bijdraagt tot een maatregel die voorkomt op de prioriteitenlijst van de provincie. De maatregel aandacht voor differentiatie en verbreding in de land- en tuinbouw staat op deze lijst.
3.6
ANDERE INITIATIEVEN TER ONDERSTEUNING VAN HET PLATTELAND: COMMUNAUTAIR INITIATIEF LEADER+, 2000 – 2006
Leader+ is een Europees initiatief voor plattelandsontwikkeling voor de periode 20002006. Dit initiatief heeft doel plattelandsactoren ertoe aanzetten na te denken over het potentieel van hun gebied in een lange termijn perspectief en hen hierbij te helpen. De bedoeling is kwalitatief hoogstaande, geïntegreerde strategieën voor een duurzame plattelandsontwikkeling te ontwikkelen en te ondersteunen. Algemene doelstelling van het Vlaams Leader+ programma: - duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied. Prioriteiten binnen deze doelstelling: - behoud en de ontwikkeling van de eigenheid van de plattelandsgebieden; - ontwikkelen van duurzame landbouw; - verhogen van de economische betekenis van de plattelandsgebieden. Thema’s: - het gebruik van nieuwe knowhow en van nieuwe technologieën om de producten en diensten van de plattelandsgebieden concurrerender te maken; - de verbetering van de leefkwaliteit in de plattelandsgebieden; - de valorisatie van de plaatselijke producten; - de valorisatie van natuurlijke en culturele hulpbronnen.
31
Voorlopige gebiedsafbakening: Hoofdcriteria: - <350 inw/km op basis van gemeenten; - tussen 10 000 en 100 000 inwoners per gebied; - ruraal karakter. Financiering: - 4,293 miljoen euro EOGLF, afdeling oriëntatie - 4,293 miljoen euro Vlaanderen
3.7
BESLUIT
Wanneer men de verschillende programma’s inzake plattelandsontwikkeling nakijkt dan stelt men vast dat een aantal mogelijkheden worden geschapen voor het opstarten van een zorgboerderij. Maar met de differentiatie en verbreding van de land- en tuinbouw wil men vanuit landbouw in de eerste plaats op zoek gaan naar alternatieve inkomensbronnen voor de boer. Het economische aspect primeert. De invalshoek is verschillend van de invalshoek van de initiatiefnemers van dit demonstratieproject. In dit zorgboerderijproject wil men in de eerste plaats aan dementerende personen een alternatieve en/of aanvullende woon en/ of zorgvorm aanbieden. De initiatiefnemers willen de keuzemogelijkheden voor dementerende personen optimaliseren. Het uitgangspunt is verschillend. Het sociale aspect primeert op het economische.
32
HOOFDSTUK 4: WAT IS EEN ZORGBOERDERIJ? In dit hoofdstuk wordt het concept zorgboerderij omschreven. Wat moet men zich bij een zorgboerderij voorstellen? Er wordt een overzicht gegeven van de verschillende vormen van zorgboerderijen, de mogelijke doelgroepen en de zorgvormen.
4.1
ALGEMENE DEFINITIE 19
Zorgboerderijen zijn niet nieuw. Al in het begin van de vorige eeuw werd het verblijven en/of werken op een boerderij als heilzaam beschouwd voor personen met een psychiatrische aandoening of met een handicap. De definitie van een zorgboerderij is niet zonder meer te geven. Er bestaan tientallen vormen van zorgboerderijen, die elk een bijdrage leveren aan de veelkleurigheid van de zorg en het wonen voor diverse doelgroepen. Belangrijk uitgangspunt is dat de zorgboerderij op de eerste plaats een agrarisch bedrijf is. M.a.w. landbouw en zorg worden gecombineerd. Zorgboerderijen kunnen onderling sterk van elkaar verschillen. Het kan gaan om akkerbouwbedrijven, tuinbouwbedrijven, varkens- of rundveebedrijven, fruitteelt of gemengde bedrijven. De zorgvragers die er komen, kunnen mensen zijn die vrij veel begeleiding nodig hebben, of mensen die redelijk zelfstandig kunnen werken. Er zijn zorgboerderijen voor mensen met een verstandelijke beperking, voor mensen met een psychiatrische of psychosociale hulpvraag, voor mensen die moeilijk toegang hebben op de arbeidsmarkt voor (ex)-verslaafden, (ex)-gedetineerden, voor probleemjongeren, of voor ouderen die in een rustige, vertrouwde omgeving verzorgd willen worden. De zorgboer kan zelf hulp of met anderen de noodzakelijke begeleiding aan de zorgvrager bieden. Er zijn zorgboerderijen waar de zorgvragers enkele dagen in de week of voor dagbesteding komen. Daarnaast zijn er ook zorgboerderijen waar de zorgvragers wonen en/of werken. Wat alle zorgboerderijen gemeen hebben is dat ze passen bij de maatschappij van nu. Er is ruimte voor individuele behoefte, activering, integratie, normalisatie, en resocialisatie van mensen met een beperking of mensen die in een isolement dreigen terecht te komen. De zorgvorm en doelgroep die wordt aangeboden zal individueel verschillen van de interesse en de motivatie van de zorgboer.
4.2
VORMEN VAN ZORGBOERDERIJEN
Er zijn 3 mogelijke vormen van zorgboerderijen: 1. De zorgboerderij wordt opgestart vanuit een bestaand (= regulier) landbouwbedrijf. De boer of boerin hebben arbeidsoverschot en willen dit in zorg investeren. De boer(in) staat in voor de begeleiding en het invullen van de dagbesteding. 2. Er bestaat een samenwerkingsverband tussen een regulier landbouwbedrijf en een zorgvoorziening. 19
Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg, Handboek Landbouw en Zorg 33
3. De zorgboerderij is gegroeid vanuit een zorgvoorziening en maakt deel uit van een instelling (=instellingsboerderij). Landbouw en zorg kunnen op verschillende manieren met elkaar verweven zijn en zal verschillen van boerderij tot boerderij. Er zijn zorgboerderijen waar een efficiënte landbouwproductie centraal staat en waar zorg ondergeschikt is. Er zijn ook zorgboerderijen waar de zorgfunctie de boventoon voert en waar een optimale landbouwproductie minder belangrijk is.
4.3
DOELGROEPEN
Allerlei mensen kunnen terecht op een zorgboerderij. Er zijn geen beperkingen naar de doelgroepen toe. Zowel jongeren uit de bijzondere jeugdzorg, (ex)-verslaafden, (ex-) gedetineerden, dak- en thuislozen, drugsverslaafden, werklozen, criminele jongeren, chronisch zieken, hulpbehoevende ouderen, bewoners van verzorgingstehuizen, verstandelijk en geestelijk gehandicapten, mensen met burn-out, gestresseerde managers … kunnen hun plaats vinden op een zorgboerderij.
4.4
DE FUNCTIES VAN EEN ZORGBOERDERIJ20
Globaal zijn er 6 functies die een zorgboerderij – al dan niet gecombineerd – op zich kan aanbieden:
4.4.1
Het aanbieden van faciliteiten
De zorgboer is niet actief betrokken bij de begeleiding of zorgverlening, maar stelt gebouwen of land van de boerderij beschikbaar. Daar kunnen de zorgvragers vertoeven en er gebruik van maken. De zorgvragers komen naar de boerderij op vrijwillige basis of met hun vaste begeleiders. Zij verblijven op de boerderij, lopen mee en steken eventueel een handje toe. Soms werkt de zorgvrager mee onder leiding van een externe begeleider. De boer neemt geen begeleiding op zich. De zorgvragers komen om hun welbevinden en gezondheid te verbeteren. Deze vorm van dienstverlening vraagt vooral om aandacht voor de toegankelijkheid en veiligheid van de boerderij als geschikte accommodatie.
4.4.2
(Therapeutische) dagbesteding
Op de boerderij voeren zorgvragers activiteiten en werkzaamheden uit die hun welzijn bevorderen. Er worden geen eisen gesteld aan werktempo en kwaliteit van de productie. Doordat de activiteiten plaatsvinden binnen de bedrijfscontext hebben de activiteiten voor veel zorgvragers toch de status van arbeid. Zorgvragers krijgen op de boerderij veel mogelijkheden om tijd te structureren (o.a. het herkennen van dagdelen, dagen, seizoenen). Bovendien krijgen ze de kans om motorische of sociale vaardigheden te stabiliseren en te ontwikkelen. Er zijn ook zorgvragers die niet zozeer komen om te werken, maar om ervaringen op te doen en hun zintuigen te prikkelen (ogen, oren, reuk, tast). Door ervaringen op te doen en de omgeving bewust te beleven, komen ze op positieve wijze in contact met zichzelf en de directe omgeving.
20
Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg, Handboek Landbouw en Zorg 34
4.4.3
Arbeidsmatige dagbesteding
Op de boerderij leren zorgvragers arbeidsmatige dagbesteding aan en worden er eisen gesteld aan de arbeidsprestatie. De werkzaamheden hebben geen duidelijke economische waarde voor het bedrijf. De zorgvragers halen hun welbevinden uit arbeid dat ze verrichten, het gaat immers om arbeid in een normaal, productiegericht bedrijf, met alle extra’s die het werken op een agrarisch bedrijf met zich meebrengt. Ze verrichten deeltaken in een totaal pakket aan werkzaamheden en zien dat wat ze doen daar een wezenlijk onderdeel in vormt. Het is duidelijk dat er -in ieder geval op het moment van intreden- geen perspectief is op doorgroeien naar een betaalde arbeidsplaats. Zorgvragers ontwikkelen plezier in werk en bezigheden, krijgen gevoel voor structuur en ritme, leren samenwerken, en ontwikkelen sociale en motorische vaardigheden. Als nevendoel kunnen zorgvragers zo ver mogelijk richting reguliere arbeid groeien door middel van een gerichte training, zonder daar specifieke uitstroomeisen aan te verbinden.
4.4.4
Arbeids(re)integratietraject
Op de boerderij krijgen zorgvragers een training op maat, zodat ze zo zelfstandig mogelijk arbeid leren uitvoeren. Bij de start van het traject moet er voldoende perspectief zijn op doorstroming naar een reguliere baan. Een trainingstraject is eindig en bij afsluiting van de periode wordt beslist of de zorgvrager de nodige vorderingen heeft gemaakt zodat hij kan doorstromen naar een betaalde of gesubsidieerde baan, een arbeidstoeleidingsplaats, of dat er nieuwe afspraken komen in het kader van arbeidsmatige dagbesteding. Zorgvragers leren een werkritme aan en leren een werk structureren. Ze ontwikkelen sociale vaardigheden en ze kunnen een bepaalde mate van zelfstandig werk verrichten. De arbeidsdeskundige bepaalt of er perspectieven zijn op de reguliere arbeidsmarkt en of er een trainingstraject uitgezet mag worden.
4.4.5
Zorg
Op de zorgboerderij zijn ruimtelijke aanpassingen gemaakt waardoor zorg verleend kan worden aan bijvoorbeeld mentaal en/of lichamelijk gehandicapten, ouderen, etc. De aanpassingen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit een rustruimte, een aangepast toilet, in hoogte verstelbare werkbanken… Binnen de zorgboerderij kunnen de zorgvragers ondersteuning hulp en bijstand krijgen bij de uitvoering van de activiteiten van het dagelijkse leven, zoals eten, drinken, naar het toilet bezoek enz. De zorgboer is het aanspreekpunt voor allerhande problemen waar de zorgvrager mee te maken heeft. Gespecialiseerde zorg kan vervolgens opgenomen worden door een zorgvoorziening. Voor de zorgvrager is het belangrijkste doel om op de zorgboerderij te komen de sfeer, de omgeving en de soort van activiteiten. Naast de zorg is er ruimte om aan dagbesteding te doen.
4.4.6
Wonen
In een aantal gevallen wonen en werken zorgvragers op een boerderij. Woonzorg op een zorgboerderij, al dan niet in combinatie met werken, vraagt een andere benadering en invulling dan alleen dagactiviteiten. De zorgverlening heeft in een woonsituatie andere en meerdere aandachtspunten. Bij 24-uur zorg moet men veel meer rekening houden met de invulling van het dagelijks leven en alle aspecten die daarmee te maken hebben. Het vraagt andere vormen van begeleiding en heeft een grotere impact op het privé- en bedrijfsgebeuren.
35
4.5
DE MEERWAARDE VAN EEN ZORGBOERDERIJ?
Een zorgboerderij heeft een meerwaarde voor de verschillende betrokken partijen.
4.5.1
Wat is de meerwaarde voor het reguliere landbouwbedrijf?
Zorgboerderijen passen binnen de plattelandsvernieuwing en de diversificatie van de landbouw. Het creëert een positief imago van de landbouwsector naar de buitenwereld toe. Ze beperken zich niet enkel tot het louter agrarisch aspect, maar bieden ook een maatschappelijke meerwaarde met name het opnemen van zorgbehoevenden en het aanbieden van een zinvolle dagbesteding of werkervaring. Het opvangen van zorgvragers op het bedrijf en de vaak positieve evolutie die dit met zich meebrengt op de verschillende levensgebieden van de zorgvrager scheppen een grote voldoening voor de landbouwer. De landbouwer beleeft over het algemeen ook meer plezier aan het werk als landbouw en zorg worden gecombineerd. De aanwezigheid van zorgvragers op het bedrijf zorgt tevens voor meer levendigheid.
4.5.2
Wat is de meerwaarde voor de zorgvoorziening?
De meerwaarde voor de zorgvoorziening is afhankelijk van het model zorgboerderij waarvoor men kiest. Kenmerkend bij om het even welk model is het helende aspect van het werken met de natuur. De aanwezigheid in de natuur, het werken op het land, de moestuin of het zorgen voor dieren, kan aan de zorgvrager een grote voldoening geven en zijn welbevinden bevorderen. Indien zorgvragers worden uitgestuurd naar reguliere landbouwbedrijven verliezen zij bovendien het etiket van ‘patiënt’ dat hen vaak wordt toegekend. Zij worden ingeschakeld binnen een normale leefomgeving buiten de muren van de instelling. Bij een instellingsboerderij bestaat het voordeel dat arbeid/dagbesteding en zorg nauw op elkaar aansluiten. Dit model is vaak eenvoudiger voor personen met een hoge nood aan zorg.
4.5.3
Wat is de meerwaarde voor de zorgvrager?
Voor een zorgvrager die beroep doet op de hulp- en bijstand aangeboden op een zorgboerderij kan de zorgboerderij: een alternatief zijn voor het klassiek zorgaanbod; nieuwe of herkenbare prikkels aanreiken; een groter appèl doen op de de zelfredzaamheid en autonomie van de zorgvrager; een meer vertrouwde omgeving bieden; meer kansen geven op insluiting; aan de zorgvrager meer het gevoel geven van een persoonlijke benadering en zorg op maat. Voor zorgvragers die beroep doen op de ondersteuning en begeleiding van de zorgboerderij met het oog op tewerkstelling stelt men vast dat op een boerderij mensen bijna vanzelfsprekend en intuïtief worden aangesproken op hun mogelijkheden. Vaak hebben ze een duidelijke rol in het agrarische productieproces. Niet hun tekorten worden benadrukt, maar juist hun kunnen. Veel mensen ervaren dat werken op een boerderij gezond maakt. Gezond vanwege het werken in de natuur en de kleinschaligheid. Door het actief, doelgericht en zinvol bezig zijn. Door de tijdsstructurering en het ontdekken van de individuele mogelijkheden. Veel hulpvragers missen structuur in hun leven. Zorgboerderijen kunnen die structuur bieden. De gang van zaken op een boerderij kent meestal een vast verloop en er is een vast seizoensritme. 36
Een rijtje voordelen: - de ruimte, de lage drempel en het informele karakter; - de grote diversiteit in werkzaamheden en activiteiten; - de context van de werk- en bedrijfscultuur; - het ‘normale leven’; - integratie, de vele contacten met de boer en andere relaties; - het werken met planten en dieren (relaties aangaan); - zichtbare resultaten; - meemaken van de seizoenen; - lichamelijk bezig zijn; - zelf zorgen in plaats van verzorgd worden.
4.6
DEMOPROJECT: UITGANGSPUNTEN
Met het voorliggende project willen de initiatiefnemers starten met een zorgboerderij voor dementerenden ouderen.
4.6.1
Vorm van zorgboerderij
De initiatiefnemers opteren voor een regulier landbouwbedrijf waar één van de partners arbeidsoverschot heeft. De hoofdactiviteit is en blijft landbouw maar er wordt een nevenactiviteit opgestart zijnde een zorgactiviteit.
4.6.2
De doelgroep
De doelgroep waarop men zich richt zijn licht dementerende personen uit de regio Essen die thuis opgevangen en begeleid worden en die een agrarische achtergrond hebben, hoewel dit laatste geen uitsluitingscriterium is.
4.6.3
Het aanbod
De bedoeling is om een combinatie van dagverzorging-opvang (3 tot 5 eenheden), alsook kortverblijf (2 eenheden) aan te bieden aan dementerende personen. In latere fase en indien financieel haalbaar willen de initiatiefnemers een vorm van genormaliseerd kleinschalig wonen aanbieden.
4.6.4
De meerwaarde
4.6.4.1
De meerwaarde voor het landbouwbedrijf
Het opstarten van een zorgboerderij past binnen de plattelandsvernieuwing en de diversificatie van de landbouw. Een zorgboerderij is een bijzondere vorm van verbrede landbouw die bijdraagt aan de vermaatschappelijking van de sector. Dit past binnen de Europese trend waarin het platteland steeds meer een publieke functie krijgt. Het creëert een positief imago van de landbouwsector naar de buitenwereld toe. Ze beperken zich niet enkel tot het louter agrarisch aspect, maar bieden ook een meerwaarde met name het aanbieden van dagopvang en/of kortverblijf aan dementerende personen. 4.6.4.2
De meerwaarde voor de dementerende persoon.
Aan de dementerende persoon wordt een herkenbare, natuurlijke en vertrouwelijke omgeving en een zinvolle dagbesteding aangeboden die bepaald wordt door het leven
37
en de werkzaamheden van een boerderij en die aansluit bij de belevingswereld van de dementerende persoon. Andere voordelen zijn: - het benutten van de (rest)mogelijkheden van de dementerende persoon en zijn omgeving; - het mogelijks inschakelen van de dementerende persoon in bepaalde agrarische activiteiten; - het aanreiken van sociale contacten en activiteiten die de dag structureren en ervaren worden als zingevend.
38
HOOFDSTUK 5: DEMENTIE In dit hoofdstuk wordt kort omschreven wat dementie precies is. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de eerste fase van de dementie nl. de lichte dementie. De initiatiefnemers willen namelijk met dit project de groep van licht dementerenden bereiken. Daarnaast wordt toegelicht waarom er gekozen werd voor deze doelgroep.
5.1
WAT IS DEMENTIE?21
De term ‘dementie’ stamt uit het Latijn en betekent letterlijk ‘ontgeesting’. De getroffene takelt geleidelijk aan af, zowel geestelijk als lichamelijk. De uitwerking van de ziekte is zo verwoestend dat de persoon in de laatste fase nauwelijks lijkt op de persoon die hij was in de beginfase van de ziekte.
5.1.1
Vele vormen van dementie
Net als kanker, reuma en cara is dementie een verzamelbegrip. De meest voorkomende vorm is de ziekte van Alzheimer. Van alle mensen met dementie heeft circa 55 % de ziekte van Alzheimer in zijn pure vorm. Na de ziekte van Alzheimer komt vasculaire dementie het meest voor. Ze is verantwoordelijk voor 15 % van de dementiegevallen. Er zijn meerdere vormen van vasculaire dementie. De bekendste is de zogenaamde multi – infarct dementie (MID). In ongeveer 15 % van de gevallen gaat het om een combinatie van 2 of meer aandoeningen die tot dementie leiden. Een lange rij van relatief zeldzame aandoeningen is verantwoordelijk voor de resterende 15%.
5 1.2
Gestoorde inprenting
Als iemand door dementie wordt getroffen, is hij niet meer in staat informatie van het korte naar het lange termijn geheugen te transporteren. Zijn inprenting is gestoord. Hij herinnert zich daarom niet meer wat hij langer dan een halve minuut geleden heeft ervaren.
5.1.3
Het ‘oprollend geheugen’
Na een tijdje (in de tweede en derde fase) gaat ook het lange termijn geheugen afbrokkelen, en wel op de volgende manier: het rolt van achteren naar voren op. Eerst verdwijnt informatie van de jaargang voor het begin van de dementie, later die van het jaar daarvoor, enz. Uiteindelijk blijven enkel de herinneringen van de vroegste levensfase over. In de allerlaatste fase verdwijnt zelfs deze informatie.
5.1.4
Klinisch verloop van dementie
Milde dementie. Hoewel werk of sociale activiteiten in belangrijke mate belemmerd zijn, kan de patiënt nog zelfstandig wonen. De dementerende persoon kan de dagelijkse routinehandelingen voor de persoonlijke verzorging (wassen, aan- en uitkleden) nog zelf uitvoeren en beschikt nog over een betrekkelijk intact verstandelijk vermogen. Er is begeleiding nodig voor meer ingewikkelde taken. 21
Orion, expertisecentrum voor dementie, 2002 39
Matige dementie. Het wordt steeds moeilijker om dagelijkse handelingen zelfstandig uit te voeren. De verstandelijke stoornissen worden steeds erger: de geheugenproblemen worden groter, praten en begrijpen worden erg moeilijk. Bij matige dementie is zelfstandig wonen riskant. Toezicht en verzorging is noodzakelijk. Ernstige dementie. In deze fase kan de dementerende persoon niet veel meer. Hij/zij praat niet meer, begrijpt nog maar zeer weinig, herkent niemand meer. Bij alles wat de zieke doet, is er nu hulp nodig. Mensen kunnen incontinent worden en allerlei medische klachten krijgen. Daarom wordt deze fase ook wel de zorgbehoevende fase genoemd.
5.1.5
De diagnose en het belang ervan
Een diagnose in een vroeg stadium is van kapitaal belang voor de behandeling en de verzorging van de patiënt. Een vroege diagnose is belangrijk, om in samenspraak met de zieke, hem/haar juridisch te beschermen. Een diagnosestelling gebeurt aan de hand van een aantal onderzoeken. Ze biedt duidelijkheid voor de zieke en voor familieleden. Het problematische gedrag en de geheugenproblemen, kunnen toegeschreven worden aan een ziekteproces dat buiten de wil van de patiënt ligt. Een goede diagnose is belangrijk om bepaalde ziekten, die dementiesymptomen veroorzaken maar behandelbaar zijn, te onderkennen en te behandelen. Wanneer het wel degelijk om een onomkeerbaar dementieproces gaat, kan dankzij een vroege diagnose een zo optimaal mogelijke behandeling en begeleiding voorbereid worden voor de zieke en zijn naaste omgeving.
5.1.6
Genezing
Momenteel bestaan enkel dementie-’remmende’ geneesmiddelen. Dementie kan niet genezen worden, maar symptomen kunnen afgeremd worden.
5.2
LICHTE DEMENTIE 22
De stadia van dementie vloeien in elkaar over, maar iedere dementerende geeft daar telkens op een eigen manier vorm aan zodat ze soms moeilijk te onderscheiden zijn. In de eerste fase zal de dementerende overwegend ‘normaal’ functioneren (of althans zo overkomen) en alert zijn. Dit wordt afgewisseld met korte, verwarde periodes, die geleidelijk aan langer en intenser worden. Als gevolg van de gestoorde inprenting en het oprollend geheugen dreigen mensen de greep op zichzelf en op hun fysieke en sociale omgeving te verliezen. Complexe handelingen, zoals zich aankleden, verlopen trager en moeilijker. De dementerende kampt tevens met oriëntatieproblemen in tijd, ruimte en persoon. In deze fase voelt de dementerende zich voornamelijk bedreigd. Het betreft hier een basale onveiligheid omdat de dementerende geen greep meer heeft op zijn leven. Zijn levensloop is door de optredende stoornissen voor zijn gevoel niet meer compleet.
5.2.1
Gedrag
Het intrapsychische conflict heeft invloed op het gedrag van de dementerende. Hij is prikkelbaar en gespannen. Ook ontkenning is een mogelijke reactie op deze fase in het evolutieve dementeringsproces en leidt tot het zgn. façadegedrag. De dementerende gebruikt excuses en zoekt de verklaring niet bij zichzelf. Heel kenmerkend zijn ook de trucjes en uitvluchten die gebruikt worden om de angst verborgen te houden voor anderen. Het wegvallen van de integratie van de eigen levensloop, de omgeving en het eigen lichaam lokt felle gevoelsuitbarstingen (huilen, 22
RVT De Bijster; Kathleen Cornelissen, Diensthoofd leefgroep 3 en 4, Nollekensstraat 15, 2910 Essen 40
agressie, radeloosheid, paniek,…) uit die bovendien versterkt worden doordat de dementerende zich niet langer meer in de andere persoon kan verplaatsen (hij is te sterk benomen door de verwerking van de eigen verlieservaringen). Hij klampt zich vast aan vertrouwde personen, rituelen of gebruiken. Het zelfvertrouwen krijgt rake klappen. De manier waarop de dementerende vorm en kleur geeft aan zijn gevoel van bedreiging, hangt samen met z’n levenservaringen en ook met z’n karakter. De meesten zijn kwaad, achterdochtig en somber. In deze fase zal hij rouwen om zijn verlies (in functioneren) dat hij bewust ervaart. Vaak glijden ouderen binnen deze fase naar depressief gedrag. De dementerende trekt zich terug en vermijdt contact. Hij is vaak verdrietig, heeft nergens zin in en wordt passief.
5.2.2
Benaderingswijze
Belangrijk in de benadering van deze ouderen is dat zij een houvast aangeboden krijgen onder de vorm van: - ophalen van herinneringen (waar hij nog wel greep op heeft); - praten over angsten en gevoelens waar hij mee bezig is ; - toelaten van emotionele ontladingen en respect tonen voor het ontkennen, verbergen, liegen en voor de momenten van intens verdriet; - stimuleren van de autonomie (om gevoel van eigenwaarde te ondersteunen).
5.2.3
Gedragsproblemen
In de dagelijkse omgang met een dementerende persoon, krijgt men te maken met gedragsproblemen weerom als gevolg van de geheugenproblematiek: - De dementerende vergeet bvb. waar hij iets heeft neergelegd. Het gevolg is dat allerlei materiaal zoek raakt en dat geeft aanleiding tot vervelende situaties (zoals achterdocht en de bijbehorende beschuldigingen). - Heel wat dementerenden zullen ‘hamsteren’ en vaak is de dameshandtas een vergaartas voor lepels, toiletpapier, etensresten,…. - Ook ‘verloren lopen’ of ‘weglopen’ komt vaak voor. Zij herkennen de omgeving niet en verliezen daardoor het noorden. Bovendien zal de drang om 'naar huis te gaan' zich niet eenmaal, maar tientallen keren per dag voordoen. - De dementerende zal niet meer voor zijn eigen veiligheid kunnen instaan en het komt er op aan om hem tegen zichzelf te beschermen via doorgedreven voorzorgsmaatregelen (idem aan de voorzichtigheid die gehanteerd wordt in aanwezigheid van kleine kinderen). Bijzondere aandacht binnen dit kader verdient ook het probleem ‘vallen’. - Naarmate het geheugen slechter wordt, vallen de aangeleerde gedragsregels en normen weg. Dit wordt decorumverlies genoemd waardoor de omgeving van de dementerende geconfronteerd wordt met het verlies van uiterlijke waardigheid en fatsoen. Samenvattend kan gesteld worden dat in het omgaan met ouderen in een beginnend stadium van dementie de aandacht vooral gericht moet zijn op het aanbieden van een psychische en fysieke veiligheid, het handhaven van de waardigheid van de dementerende persoon en het toezien op z’n privacy.
5.3
DEMENTERENDEN WAAROM ?
OP
EEN
ZORGBOERDERIJ:
Zowel RVT De Bijster als de Landelijke Thuiszorg hebben een jarenlange ervaring in de ondersteuning, begeleiding, en zorg van dementerende personen. RVT De Bijster verricht al 24 jaar lang baanbrekend werk in de verzorging van dementerende 41
personen. Ze beschikken over de nodige expertise inzake het kleinschalig en genormaliseerd wonen voor dementerenden. RVT De Bijster bestaat uit een rust-en verzorgingstehuis en twee huizen beschermd wonen. Het beschikt over een reeds jarenlang opgebouwde en unieke expertise inzake het kleinschalig en genormaliseerd wonen voor dementerende personen. De Landelijke Thuiszorg is een erkende dienst voor gezinszorg en biedt o.m. zorg aan huis voor dementerende personen. Beide initiatiefnemers zijn er van overtuigd dat de doelgroep dementerende personen een kwetsbare doelgroep is, voor wie weinig keuzemogelijkheden en alternatieve woonvoorzieningen werden ontwikkeld. Wanneer dementerende personen die altijd in een agrarische woon-en werkomgeving geleefd hebben, zorgbehoevend worden is het voor hen niet evident beroep te doen op het klassieke woon-en zorgaanbod. Een zorgboerderij kan voor hen een specifiek antwoord zijn op hun specifieke behoeften. De vertrouwde boerenomgeving kan een houvast bieden, waaraan deze doelgroep behoefte kan hebben. Op een zorgboerderij worden de dementerende boer of boerin immers niet weggerukt uit zijn of haar verleden, wat wel het geval is indien zij beroep doen op de klassieke hulp-en dienstverlening. De boerin of de boer die dementeert en opgenomen wordt in een dagverzorging, kortverblijf of rusthuis/rust- en verzorgingstehuis, krijgt te maken met een dubbele 'cultuurschock'. Hij of zij moet in elk geval verhuizen van de vertrouwde plek naar een plaats waar de zorg 24 op 24 uur per dag gewaarborgd is. Dit is voor iedereen, ongeacht de leeftijd, ongeacht de aard en graad van zorgbehoevendheid een hele overgang die, hoe noodzakelijk ook, als een verlies wordt ervaren. De boerin en de boer komen daarenboven terecht in een omgeving, die nauwelijks te vergelijken is met de vertrouwde omgeving waarin men zich veilig voelt. Men was niet gewend 'in het zondagse pak' in de woonkamer te zitten. Men was gewend om regelmatig naar buiten te lopen en de gang van de seizoenen op de voet te kunnen volgen. Mensen die heel hun leven buiten zijn geweest en met de handen hebben gewerkt of met dieren en natuur zijn omgegaan, herkennen zich niet in de bezigheden van de reguliere dagverzorging, kortverblijf of rusthuis/rust- en verzorgingtehuis. Dus de beschikbaarheid van woon- en zorgvoorzieningen die vergelijkbaar zijn met de vertrouwde omgeving en die herkenbare prikkels aanbiedt, is voor deze mensen van groot belang. De keuze van de initiatiefnemers is m.a.w. een weloverwogen keuze.
42
HOOFDSTUK 6: REGIOKEUZE Er zijn twee redenen die de beide initiatiefnemers aansporen om te kiezen voor de regio Essen: enerzijds de aanwezigheid van RVT De Bijster en KVLV Landelijke Thuiszorg, anderzijds is Essen een landelijke omgeving waar vele aspecten van het agrarische leven nog sterk aanwezig zijn. In dit hoofdstuk wordt een raming gegeven van het aantal huidige en toekomstige dementerende personen in de gemeente Essen, Kalmthout en Wuustwezel. Daarna 7ast wordt ook een overzicht gegeven van het aantal actieve landbouwbedrijven in dezelfde regio.
6.1.
DEMOGRAFISCHE GEGEVENS OP 01/01/200223
Tabel 1: Bron: MIRA mannen prevalentie prevalentie vrouwen prevalentie prevalentie 2002 percentages in absolute 2002 percentages in absolute cijfers cijfers Essen 65-69 70-74 75-79 80-84 85+ totaal
338 269 173 102 63 945
0.6 5.2 7.8 14.4 25
2 14 13 15 16 60
371 333 283 185 177 1.349
0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
2 16 28 33 74 153
Kalmthout 65-69 70-74 75-79 80-84 85+ totaal
388 329 230 125 27 1.099
0.6 5.2 7.8 14.4 25
2 17 18 18 7 62
431 368 324 213 215 1.551
0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
3 18 38 38 90 187
Wuustwezel 65-69 70-74 75-79 80-84 85+ totaal
321 269 176 83 54 903
0.6 5.2 7.8 14.4 25
2 14 14 12 13 55
350 345 223 140 155 1.213
0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
2 17 22 25 65 131
totaal regio
2.947
177
4.413
23
471
GVA groep, Bernadette Van den Heuvel Coördinator Ouderenzorg, Sint-Augustinuslaan 20, 2610 Wilrijk 43
- Gemeente Essen: Volgens de demografische gegevens op 01/01/02 bedraagt het aantal dementerende mannen ouder dan 65 jaar in de gemeente Essen 6,3%. Het geraamde aantal dementerende vrouwen ouderen dan 65 jaar bedraagt 11,3%. - Gemeente Kalmthout In de gemeente Kalmthout ligt het geraamde percentage dementerende mannen ouder dan 65 jaar iets lager in vergelijking met de gemeente Essen nl. 5,6%. Het geraamde aantal dementerende vrouwen daarentegen ligt iets hoger nl. 12 %. - Gemeente Wuustwezel Het geraamde aandeel dementerende mannen ouder dan 65 jaar is ongeveer gelijklopend met de gemeente Essen nl. 6%. Het geraamde aantal dementerende vrouwen in deze gemeente ligt iets lager dan in de gemeente Essen, met name 10,67%. Uit deze cijfers weerhouden we dat het geraamde aantal dementerende vrouwen van 65 jaar en ouder hoger ligt, dan dit van mannen in dezelfde leeftijdsgroep.
6.2
DEMOGRAFISHE PROJECTIE VOOR 01/01/2010
Tabel 2 Bron MIRA mannen 2010
prevalentie prevalentie in vrouwen percentages absolute cijfers 2010
prevalentie percentage
prevalentie in absolute cijfers
Essen 65-69 70-74 75-79 80-84 85+ totaal
434 331 228 139 85 945
0.6 5.2 7.8 14.4 25
3 17 18 20 21 79
419 357 333 258 232 1.599
0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
3 17 34 46 98 198
Kalmthout 65-69 70-74 75-79 80-84 85+ totaal
518 349 256 150 91 1.364
0.6 5.2 7.8 14.4 25
3 18 20 22 23 86
467 416 374 285 278 1.820
0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
3 20 38 51 117 229
Wuustwezel 65-69 70-74 75-79 80-84 85+ totaal
387 316 227 128 68 1.126
0.6 5.2 7.8 14.4 25
2 16 18 18 18 71
385 351 330 222 190 1.478
0.6 4.9 10.1 17.9 42.1
2 17 33 40 80 172
236 toename 33%
4.897 toename 11%
totaal regio
3.435 toename 16,5%
599 toename 27% 44
- Gemeente Essen In 2010 bedraagt het aantal geraamde dementerende mannen ouder dan 65 jaar 8,3%. Dit is een stijging van 2% t.o.v. 2002. Het aantal geraamde dementerende vrouwen zou in 2010 12,3% bedragen. - Gemeente Kalmthout Ook in de gemeente Kalmthout neemt het aantal geraamde dementerende mannen ouder dan 65 jaar toe. In 2010 zou hun aandeel 6,3% zijn. Het aandeel geraamde dementerende vrouwen t.o.v. het totaal aantal vrouwen ouder dan 65 jaar bedraagt in 2010 12,5%. - Gemeente Wuustwezel Het aantal geraamde dementerende mannen ouder dan 65 jaar bedraagt in 2010 6,3%. Het aandeel geraamde vrouwen ouder dan 65 jaar en dementerend, bedraagt op dat ogenblik 11,6%. Uit de cijfergegevens kunnen we besluiten dat in de periode van 2002 en 2010 de mannelijke bevolking van 65 jaar en ouder in de regio Essen zal toenemen met 16,5%. De vrouwelijke oudere bevolking neemt toe met 11%. Wat het geraamd aantal dementerende oudere mannen betreft stellen we vast dat hun aandeel in 2010 met 33% is toegenomen in vergelijking met 2002. Wat de vrouwen betreft stijgt hun aandeel met 27% t.o.v. 2002. Uit het verzameld cijfermateriaal kunnen we besluiten dat zowel voor de oudere bevolking, als voor de dementerende personen in deze bevolking, tijdig een kwantitatief en kwalitatief zorgaanbod zal moeten worden uitgebouwd.
6.3
ACTIEVE LANDBOUWBEDRIJVEN IN DE REGIO ESSEN
In de land- en tuinbouwtelling van 15 mei 200124 wordt onder de rubriek actieve landbouwbedrijven zowel de eenpersoonsbedrijven, de groeperingen van natuurlijke personen, de vennootschappen als andere rechtspersonen verstaan. De mestbank houdt enkel rekening met de bedrijven die meer dan 2 hectaren landbouwgrond hebben en bemesten. De bedrijfsgegevens die hier worden weergegeven dateren van 1999. -
Gemeente Essen
Op basis van de resultaten van de land- en tuinbouwtelling van 15 mei 2001 stellen we vast dat er 165 actieve landbouwbedrijven zijn in de gemeente Essen. Volgens de cijfergegevens van de Vlaamse Landmaatschappij meer bepaald van de mestbank telt Essen 161 bedrijven. Tabel 3 geeft aan welke de hoofdactiviteit is van deze bedrijven. Op 46% van de bedrijven is de hoofdactiviteit het houden van melkvee. - Gemeente Kalmthout De gemeente Kalmthout telde in 2001 123 actieve landbouwbedrijven. Volgens de gegevens van de mestbank telde Kalmthout 150 bedrijven. De hoofdactiviteit hier is ook het houden van melkvee gevolgd door het houden van een combinatie van rundvee (zie tabel 4).
24
NIS, land-en tuinbouwtelling van 15 mei 2001 45
-
Gemeente Wuustwezel
In 2001 telde de gemeente Wuustwezel 375 actieve landbouwbedrijven. In 1999 waren er 380 actieve landbouwbedrijven waarvan 37% als hoofdactiviteit het houden van melkvee hadden (zie tabel 5). Tabel 3:
Overzicht van het aantal landbouwbedrijven en hun hoofdactiviteit in de gemeente Essen25
Aantal bedrijven
Essen Absolute cijfers
%
26
16
74 16 11 7 3
46 10 7 4 2
combinatie van rundvee melkvee mestvee varkens pluimvee combinatie van rundvee en akkerbouw combinatie van rundvee/akkerbouw en veredeling akkerbouw mestkalveren gemengde landbouw andere
10
9
8 0 6 0
5 0 4 0
Totaal
161
100
Tabel 4:
Overzicht van het aantal landbouwbedrijven en hun hoofdactiviteit in de gemeente Kalmthout26
Aantal bedrijven
Kalmthout Absolute cijfers
%
40
27
50 15 19 1 1
33 10 13 1 1
combinatie van rundvee melkvee mestvee varkens pluimvee combinatie van rundvee en akkerbouw combinatie van rundvee/akkerbouw en veredeling akkerbouw mestkalveren gemengde landbouw
14
9
6 2 2
4 1 1
andere
0
0
Totaal
150
100
25 26
www.vlm.be/mestbank/statistiek www.vlm.be/mestbank/statistiek 46
Tabel 5
Overzicht van het aantal landbouwbedrijven en hun hoofdactiviteit in de gemeente Wuustwezel27 Wuustwezel Absolute cijfers
%
combinatie van rundvee
53
14
melkvee mestvee varkens pluimvee
140 34 77 12 3
37 9 20 3 1
40
11
12 5 4
3 1 1
0
0
380
100
Aantal bedrijven
combinatie van rundvee en akkerbouw
combinatie van rundvee/akkerbouw en veredeling akkerbouw mestkalveren gemengde landbouw andere Totaal
Uit deze cijfergegevens kunnen we afleiden dat in de regio Essen nog verschillende landbouwbedrijven actief zijn. De hoofdactiviteit is hoofdzakelijk het houden van melkvee.
27
www.vlm.be/mestbank/statistiek 47
HOOFDSTUK 7: OVERZICHT VAN DE HUIDIGE VLAAMSE REGELGEVING INZAKE DE THUISZORG In dit hoofdstuk wordt nagegaan welke elementen uit de huidige Vlaamse regelgeving inzake de thuiszorg van toepassing kunnen zijn op of kunnen worden gemaakt voor de zorgboerderijen voor dementerende personen. Waarom thuiszorg? In de eerste plaats richt de zorgboerderij zich tot dementerende personen die thuis wonen of inwonen bij hun familie of vrienden. Het hulp- en dienstverleningsaanbod van de zorgboerderij beoogt de dementerende persoon naast de noodzakelijke en gebruikelijke hulp en bijstand eveneens te voorzien van een herkenbare dagbesteding en sociale contacten. In de tweede plaats richt de zorgboerderij zich tot de mantelzorgers. Met het hulp- en dienstverleningsaanbod van de zorgboerderij wenst men de mantelzorgers tijdelijk te ondersteunen en te ontlasten van de 24 op 24 uur zorg. De zorgboerderij biedt opvang overdag, ’s nachts of gedurende een korte periode (kortverblijf). De door een zorgboerderij aangeboden hulp- en dienstverlening beoogt in essentie een gezins- en thuisvervangende opvang en een herkenbare, kleinschalige omgeving aan te reiken aan dementerende personen die thuis wonen of inwonen en geen intensieve medische behandeling en toezicht nodig hebben, maar wel behoefte aan (re-)activering, verzorging, toezicht en/of begeleiding in de activiteiten van het dagelijkse leven. Op een zorgboerderij worden de medische, verpleegkundige en paramedische zorgen verleend door de voor de dementerende persoon vertrouwde thuiszorgverstrekkers (huisarts, zelfstandige verpleegkundige, kinesitherapeut,…) of voorzieningen (dienst voor thuisverpleging). In de onderstaande tekst wordt eerst het thuiszorgdecreet van 21 juli 1998 besproken, vervolgens wordt de besluiten van de Vlaamse regering van 18 december 1998 en van 10 juli 2001 geanalyseerd.
7.1
DECREET VAN 14 JULI 1998 HOUDENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIËRING VAN VERENIGINGEN EN WELZIJNSVOORZIENINGEN IN DE THUISZORG.
7.1.1
Algemene doelstelling
De georganiseerde thuiszorg heeft tot doel bij te dragen tot het behoud, de ondersteuning en/of het herstel van de zelfzorg en/of de mantelzorg, dit door het aanbieden van zorg op maat. Met thuiszorg wordt bedoeld de hulp-en dienstverlening die er specifiek op gericht is de gebruiker te handhaven in zijn natuurlijk thuismilieu. Dit is de plaats waar de gebruiker effectief woont of inwoont, met uitsluiting van de collectieve woonvormen waar personen op een duurzame wijze verblijven en gehuisvest zijn en waar geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke huishoudelijke dienstverlening en gezinshulp wordt geboden. 48
Vaststelling: -
Het hulp – en dienstverleningsaanbod van de zorgboerderij beoogt eveneens bij te dragen tot het behoud, de ondersteuning en/of het herstel van de zelfzorg en/of de mantelzorg van de dementerende persoon, dit door het aanbieden van de noodzakelijke hulp en bijstand en door te voorzien van een herkenbare dagbesteding en sociale contacten, die spontaan worden aangereikt door de activiteiten van de boerderij.
-
De zorgboerderij biedt hulp-en dienstverlening aan die er specifiek op gericht is de gebruiker te handhaven in zijn natuurlijk thuismilieu. De mantelzorger wordt tijdelijk ondersteund en ontlast van de 24 op 24 uur zorg, die bij dementerende personen bijzonder intensief en complex kan zijn. Door het bieden van dagopvang, nachtopvang en/of kortverblijf beoogt men de thuiszorg voor de dementerende persoon en zijn mantelzorg in een meer haalbaar perspectief te maken én te houden.
7.1.2
Opdrachten
Onder georganiseerde thuiszorg wordt ondermeer verstaan de diensten voor gezinszorg, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf en de diensten voor oppashulp. 7.1.2.1
Dienst voor gezinszorg
Een dienst voor gezinszorg is een voorziening die als opdracht heeft persoonsverzorging en huishoudelijke hulp aan te bieden, evenals schoonmaakhulp al dan niet op basis van een samenwerkingsverband. Tenslotte biedt een dienst eveneens de algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding, die met deze persoonsverzorging en huishoudelijke hulp verband houden. Vaststelling: -
De zorgboerin reikt de dementerende persoon de noodzakelijke en gewenste hulp en bijstand aan die onder meer kan bestaan uit: - ondersteuning en/of hulp van de activiteiten van het dagelijkse leven (wassen, kleden, verplaatsen, naar het toilet gaan, continentie, oriëntatie….); - het gezamenlijk bereiden en nuttigen van de maaltijd; - het gezamenlijk uitvoeren van huishoudelijke activiteiten: afwassen, planten water geven, tafel dekken en afruimen, strijken, was plooien,…
7.1.2.2
Dagverzorgingscentrum
Een dagverzorgingscentrum is een voorziening die als opdracht heeft de gebruiker, in daartoe bestemde lokalen, zonder overnachting, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezinsverzorging en huishoudelijke verzorging te bieden. De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een dagverzorgingscentrum dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een dagverzorgingscentrum ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1. het aanbieden van hygiënische en verpleegkundige hulp- en dienstverlening; 2. het aanbieden van activering, ondersteuning en revalidatie; 3. het organiseren van animatie en creatieve ontspanning; 4. het aanbieden van psychosociale ondersteuning.
49
Vaststellingen: -
De zorgboerderij beoogt onder meer de dementerende personen in daartoe bestemde lokalen binnen de boerderij, zonder overnachting, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezinsverzorging en huishoudelijke verzorging te bieden.
-
Waar nodig en gewenst zal de zorgboerin hygiënische zorg aanreiken (hulp bij van en naar het toilet gaan, aanbrengen en verwijderen van incontinentieverbanden, verschonen van kledij, intiem toilet), de dementerende persoon ondersteunen, activeren, ontspannende en creatieve activiteiten en psychosociale ondersteuning aanreiken.
-
Het is niet de bedoeling dat de zorgboerin verpleegkundige of revaliderende zorgen verleent. Hiervoor wordt beroep gedaan op de bestaande thuiszorgverstrekkers of voorzieningen.
7.1.2.3
Centrum voor kortverblijf
Een centrum voor kortverblijf is een voorziening die als opdracht heeft de gebruiker, in daartoe bestemde lokalen, ’s nachts of gedurende een beperkte periode, verblijf, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezinsverzorging en huishoudelijke verzorging te bieden. De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een centrum voor kortverblijf dient te verrichten om zijn opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een centrum voor kortverblijf ten minste volgende werkzaamheden dient te verrichten : 1. het aanbieden van verblijf; 2. het aanbieden van hygiënische en verpleegkundige hulp- en dienstverlening; 3. het aanbieden van activering, ondersteuning en revalidatie; 4. het organiseren van animatie en creatieve ontspanning; 5. het aanbieden van psychosociale ondersteuning. Vaststellingen: -
De zorgboerderij beoogt onder meer de dementerende personen in daartoe bestemde lokalen binnen de boerderij, ’s nachts of gedurende een beperkte periode, verblijf, alsmede geheel of gedeeltelijk, de gebruikelijke gezinsverzorging en huishoudelijke verzorging te bieden.
-
De vaststellingen 2 en 3 genoteerd bij het dagverzorgingscentrum zijn ook hier van toepassing.
7.1.2.4
Een dienst voor oppashulp
Een dienst voor oppashulp is een voorziening die als opdracht heeft de vraag naar en het aanbod van oppashulp te coördineren in samenwerking met vrijwilligers en met een volgens dit decreet erkende voorziening. De Vlaamse regering bepaalt welke werkzaamheden een dienst voor oppashulp dient te verrichten om haar opdracht uit te voeren, met dien verstande dat een dienst voor oppashulp ten minste moet instaan voor het coördineren van de vraag naar en het aanbod van oppashulp.
50
Vaststellingen: -
De zorgboerin zal tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden ongetwijfeld ook activiteiten uitvoeren die kunnen worden omschreven als ‘oppashulp’, dit wil zeggen gezelschap bieden en toezicht houden op de activiteiten van het dagelijkse leven van de dementerende persoon.
-
Ook de vraag naar de opvang van dementerende personen op een zorgboerderij, als het aanbod van de zorgboerderij dient te worden gecoördineerd, ondersteund en begeleid. De initiatiefnemers van het project ‘zorgboerderij’ zijn van mening dat de diensten voor gezinszorg binnen het gehele thuiszorglandschap het best geplaatst zijn om deze coördinerende functie te vervullen. Zij hebben immers reeds een jarenlange vertrouwdheid opgebouwd van de ‘brengfunctie’ gezinszorg binnen gezinnen. Zij kennen als geen ander het thuismilieu en de hulp- en bijstandverlening binnen de context van een gezin. Vanuit hun ervaring en opgebouwde know-how zijn zij het best geplaatst om de draagkracht en de motieven van een landbouwergezin in te schatten en de zorgboerinnen te voorzien van de nodige vorming en ondersteuning. De initiatiefnemers zijn echter wel van oordeel dat de dienst voor gezinszorg deze coördinerende rol enkel kan vervullen, indien zij deze vervult in samenspraak met een erkend rusthuis/rust- en verzorgingstehuis en/of centrum voor kortverblijf, gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van dementerende personen en hun mantelzorgers.
7.1.3
Werkingsprincipes en verplichtingen van de thuiszorgvoorzieningen
7.1.3.1
De werkingsprincipes
De volgende werkingsprincipes dienen in acht te worden genomen: - gevraagd en aanvaard zijn door de gebruiker en/of zijn mantelzorgers; - het in ogenschouw nemen van de hele zorgsituatie; - de persoonlijke levenssfeer, de ideologische, godsdienstige en filosofische overtuiging van de gebruiker en zijn mantelzorgers eerbiedigen; - bijzondere aandacht besteden aan gebruikers die een verhoogd risico dragen op verminderde welzijnskansen; - maximaal beroep doen op de zelfzorg en de zelfredzaamheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers, rekening houdend met de draagkracht van de gebruiker en/of zijn mantelzorgers; - de persoonlijke autonomie en zelfverantwoordelijkheid van de gebruiker en zijn mantelzorgers vrijwaren, ondersteunen en stimuleren; - de door de Vlaamse regering bepaalde tarieven inzake de persoonlijke bijdragen voor de gebruiker naleven. 7.1.3.2
De verplichtingen
De noden van de gebruiker en zijn mantelzorgers dienen vastgesteld te worden door middel van een indicatiestelling volgens een vooraf bepaald stramien en op basis van objectieve criteria. Op basis van de vastgestelde noden van de gebruiker en zijn mantelzorgers wordt, in samenspraak met voornoemde personen, door de voorziening de verantwoorde hulp- en dienstverlening bepaald, gepland, geëvalueerd en bijgestuurd naar aard, intensiteit, tijdstip en tijdsduur. De voorziening staat, samen met de gebruiker en zijn mantelzorgers en/of de vrijwilligers, in voor de zorgafstemming. De voorziening bewerkstelligt een goede communicatie, samenspraak en overleg tussen de gebruiker, de mantelzorgers, de vrijwilligers en de professionele zorgverleners. 51
De voorziening staat in voor de zorgvernieuwing die bepaald wordt als het proces dat erop gericht is het aanbod van de professionele thuiszorg op een continue wijze doelmatig en doeltreffend af te stemmen op de evoluerende noden van de gebruiker en zijn mantelzorgers. 7.1.3.3
Vaststellingen:
-
De werkingsprincipes, zoals beschreven in het thuiszorgdecreet, zijn volledig toepasbaar op de dienst voor gezinszorg die de vraag en het aanbod aan opvang op de zorgboerderij coördineert en de zorgboerin.
-
De verplichtingen, zoals beschreven in het thuiszorgdecreet, zijn volledig toepasbaar op de dienst voor gezinszorg die de vraag en het aanbod aan opvang op de zorgboerderij coördineert.
In de volgende paragraaf gaan we na in welke mate de specifieke regelgeving die betrekking heeft op de diensten voor gezinszorg, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf en de diensten voor oppashulp opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, bruikbaar is of gemaakt kan worden voor de organisatie en werking van een zorgboerderij. Per voorziening wordt besproken: - de programmatie; - de erkenningsvoorwaarden; - de subsidiëring; - de gebruikersbijdrage; - de vaststellingen: te weerhouden elementen uit de regelgeving die van toepassing kunnen zijn of worden gemaakt voor de zorgboerderij.
7.2
BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 18 DECEMBER 1998 HOUDENDE DE ERKENNING EN DE SUBSIDIERING VAN VERENIGINGEN EN WELZIJNSVOORZIENINGEN IN DE THUISZORG
7.2.1
Diensten voor gezinszorg
7.2.1.1
Programmatie
De programmatie voor de diensten voor gezinszorg bestaat uit programmatiecijfers voor de uren persoonsverzorging en huishoudelijke hulp verstrekt door erkende diensten voor gezinszorg. De programmacijfers worden, voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, op basis van de leeftijd van de inwoners als volgt vastgelegd : 1. per inwoner van de leeftijdsgroep van 0 - 59 jaar: 0,5 uur per jaar; 2. per inwoner van de leeftijdsgroep van 60 - 74 jaar: 3,5 uur per jaar; 3. per inwoner van de leeftijdsgroep van 75 - 84 jaar: 17,5 uur per jaar; 4. per inwoner van de leeftijdsgroep vanaf 85 jaar: 40 uur per jaar. Voor de toepassing van de programmacijfers wordt uitgegaan van de bevolkingsprojecties van het jaar volgend op het jaar waarop de programmatie betrekking heeft.
52
7.2.1.2
Erkenningsvoorwaarden
Op een dienst voor gezinszorg zijn een aantal erkenningsvoorwaarden van toepassing. De voorwaarden betreffende de hulp- en dienstverlening zijn onder meer: -
-
-
Een dienst voor gezinszorg biedt persoonsverzorging en huishoudelijke hulp op vraag van de gebruiker en/of zijn vertegenwoordiger wanneer de draagkracht van de gebruiker of zijn omgeving, hetzij wegens geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid, hetzij wegens bijzondere sociale omstandigheden, onvoldoende is om persoonsverzorging en huishoudelijke taken uit te voeren. De persoonsverzorging en de huishoudelijke hulp wordt enkel geboden in het natuurlijk thuismilieu van de gebruiker. De dienst kan schoonmaakhulp aanbieden. De toewijzingscriteria die door de dienst gehanteerd worden mogen geen betrekking hebben op : - de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de gebruiker; - het lidmaatschap van de gebruiker bij een organisatie of groepering; - het al dan niet beroep doen door de gebruiker op andere hulp- en dienstverleningsvormen; - de financiële draagkracht van de gebruiker. De gebruiker betaalt aan de dienst een bijdrage per gepresteerd uur. Dit bijdragesysteem houdt rekening met de middelen, de lasten en de zorgbehoevendheid van de gebruiker.
De voorwaarden betreffende het personeel zijn o.m. De personeelsleden zijn in dienst van een erkende dienst voor gezinszorg. De dienst beschikt over verzorgend, begeleidend, leidinggevend en administratief personeel. Het verzorgend personeel dient de voldoen aan de voorwaarden van het statuut van de verzorgende in de thuiszorg (cfr. Bijlage van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp). 7.2.1.3
De werkingssubsidies
De subsidie is afhankelijk van het aantal gepresteerde uren en geholpen gebruikers. Er wordt jaarlijks ook een forfaitair bedrag toegekend voor de subsidiëring van het leidinggevend personeel en de administratie – en coördinatiekosten. 7.2.1.4
De gebruikersbijdrage
De gebruikers die beroep doen op de hulp- en dienstverlening van een erkende dienst voor gezinszorg betalen een inkomensafhankelijke gebruikersbijdrage per uur. Aan de hulp- en dienstverlening gaat een onderzoek van een maatschappelijk werker vooraf. 7.2.1.5
Vaststellingen
-
De programmatie van de opvang op de zorgboerderij kan eventueel uitgedrukt worden in een beschikbaar contingent aan uren of dagen opvang.
-
Gezinszorg dient te worden geboden in het natuurlijk thuismilieu van de gebruiker nl. de plaats waar de zorgvrager effectief woont of inwoont. De opvang van de dementerende persoon gebeurt in het voorliggende project op een zorgboerderij en dus niet in het natuurlijk thuismilieu. Het is uiteraard de betrachting dat de
53
zorgboerderij een zo herkenbare, vertrouwde en kleinschalige omgeving aanreikt aan de dementerende persoon. -
Zoals reeds eerder vermeld, stellen de initiatiefnemers dat de coördinerende rol (vraag naar en aanbod van zorgboerderij voor dementerende personen), van daartoe specifiek erkende, diensten voor gezinszorg, erg belangrijk is. In hoofdstuk 11 zal hier dieper worden op ingegaan. Dit heeft echter tot gevolg dat de overheid, afhankelijk van het door de overheid aangeduide te prefereren statuut van de zorgboerin, werkingssubsidies zal moeten voorzien voor de coördinerende rol die de dienst vervult. Grosso modo gaat het om de volgende activiteiten die door de dienst bijkomend zullen moeten worden uitgevoerd: - selectie en werving van de zorgboerinnen; - vorming en begeleiding van de zorgboerinnen; - toezicht op de kwaliteit van de opvang op de zorgboerderij; - intake en zorgvraaganalyse van de dementerende persoon en zijn mantelzorger(s); - facturatie aan de dementerende persoon en/of zijn vertrouwenspersoon; - contacten met andere thuiszorgverstrekkers, - voorzieningen en residentiële voorzieningen (dagverzorging, kortverblijf).
Het toezicht op de werking van de dienst gebeurt door de bevoegde toezichthoudende overheid, de Vlaamse administratie, inspectie en toezicht.
7.2.2
Dagverzorgingscentra
7.2.2.1
Programmatie
De programmatie voor de dagverzorgingscentra bestaat enerzijds uit programmacijfers voor de verblijfseenheden en anderzijds uit evaluatiecriteria, met dien verstande dat elk dagverzorgingscentrum minstens zeven en maximum vijftien verblijfseenheden moet hebben. De programmacijfers voor de woongelegenheden in de dagverzorgingscentra in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden, op basis van de leeftijd van de inwoners, als volgt vastgesteld : 1. 0,2 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 18 t/m 64 jaar; 2. 1 woongelegenheid per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 65 t/m 69 jaar; 3. 5 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 70 t/m 79 jaar; 4. 10 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 80 t/m 89 jaar; 5. 25 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep vanaf 90 jaar. Voor de toepassing van de programmacijfers wordt uitgegaan van de bevolkingsprojectie voor het vijfde jaar, volgend op het jaar van het indienen van de erkenningsaanvraag. 7.2.2.2
Erkenningsvoorwaarden
De dagverzorgingscentra moeten voldoen aan een aantal erkenningsvoorwaarden. In de eerste plaats moet voldaan worden aan de voorwaarden betreffende de hulp-en dienstverlening: -
Het dagverzorgingscentrum moet voor elke gebruiker een sociaal verslag ter beschikking hebben waaruit blijkt dat de gebruiker beslist om gebruik te maken van het dagverzorgingscentrum . 54
-
-
-
-
-
-
In het dagverzorgingscentrum mogen enkel gebruikers verblijven die geen intensieve medische behandeling en toezicht nodig hebben, maar wel behoefte aan (re-)activering, verpleging, verzorging, toezicht en/of begeleiding in de activiteiten van het dagelijkse leven. Elk dagverzorgingscentrum is verplicht een reglement van orde op te stellen. Het dagverzorgingscentrum verbindt er zich toe niemand uit te sluiten, tenzij om reden van overmacht of om een reden en volgens de procedure, vermeld in het reglement van orde. Indien de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de gebruiker zodanig is dat een verblijf niet langer meer mogelijk is, verbindt het dagverzorgingscentrum zich ertoe, in overleg met de gebruiker en/of zijn vertegenwoordig te zorgen voor een passende oplossing. De opname- en ontslagcriteria mogen geen betrekking hebben op : - de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de gebruiker; - het lidmaatschap van de gebruiker bij een organisatie of groepering; - het al dan niet beroep doen door de gebruiker op andere hulp- en dienstverleningsvormen; - de financiële draagkracht van de gebruiker. Aan elke gebruiker moet gedurende zijn verblijf een volledige filosofische, godsdienstige en politieke vrijheid gewaarborgd worden. De vrijheid van keuze van geneesheer moet worden verzekerd. Het staat de gebruiker vrij bezoek te ontvangen. De gebruiker mag in geen geval het beheer van zijn gelden en /of goederen of het bewaren ervan toevertrouwen aan het dagverzorgingscentrum, noch aan een beheerder of een personeelslid van het dagverzorgingscentrum. Tussen het dagverzorgingscentrum en de gebruiker en/of zijn vertegenwoordiger moet een schriftelijke overeenkomst gesloten worden. Van elke gebruiker moeten volgende gegevens worden bijgehouden: - de volledige identiteit (naam, geboorteplaats en datum, burgerlijke staat, nationaliteit); - naam, adres en telefoonnummer van de behandelende geneesheer; - naam, adres en telefoonnummer van de personen die in geval van nood dienen te worden verwittigd; - in voorkomend geval, naam, adres en eventueel telefoonnummer van de vertegenwoordiger. De gebruikers moeten tenminste per dag een gepaste maaltijd ontvangen als zij meer dan 4 uur in het dagverzorgingscentrum verblijven. Het voedsel moet in voldoende hoeveelheid beschikbaar zijn. Het moet gezond, afwisselend en bovendien aangepast zijn aan de gezondheidstoestand van de gebruikers. De menukaart wordt voor een volledige week op een goede zichtbare plaats uitgehangen en moet gedurende tenminste één maand ter inzage worden bewaard. Drinkbaar water moet in voldoende mate beschikbaar zijn. Aan de gebruikers moet de hulp- en dienstverlening worden verzekerd die hun gezondheidstoestand vereist en moet de nodige hulp worden verstrekt bij de dagelijkse handelingen van het leven. De nodige hulp moet worden verstrekt aan personen die niet in staat zijn zelfstandig in te staan voor hun hygiënische verzorging. Het dagverzorgingscentrum waakt erover dat geen enkele gebruiker hinder ondervindt van het gebrek aan zindelijkheid en hygiëne van één van de gebruikers. Aan de gebruikers van het dagverzorgingscentrum moet de gelegenheid geboden worden om te rusten. Alle profylactische maatregelen moeten worden getroffen tegen besmettelijke ziekten. Het dagverzorgingscentrum biedt aan zijn gebruikers aangepast vervoer aan waarbij aan de gebruikers aangeboden wordt om thuis opgehaald te worden en om na het verblijf in het centrum terug thuis gebracht te worden. 55
De voorwaarden betreffende het personeel zijn: - In het dagverzorgingscentrum moeten een aantal personeelsleden tewerkgesteld zijn die samen minimaal twee voltijdse functies vertegenwoordigen. Minstens één voltijdse functie dient in te staan voor de verzorging van de gebruikers. - Het personeel dat in het dagverzorgingscentrum werkzaam is, moet ieder jaar een bijscholing volgen van minstens 10 uur. - Alle personeelsleden die in het centrum tewerkgesteld zijn, dienen een getuigschrift van goed zedelijk gedrag te kunnen voorleggen. Een dagverzorgingscentrum dient te voldoen aan een aantal voorwaarden betreffende de werking en de inspraak van de gebruikers: -
Minstens éénmaal per semester moet een gestructureerd overleg georganiseerd worden met de gebruikers en/of hun vertrouwenspersonen. De gebruikers moeten de mogelijkheid hebben om hun suggesties, bemerkingen of klachten mede te delen aan de verantwoordelijke van het dagverzorgingscentrum. Elke maand wordt voor iedere gebruiker een rekening opgemaakt. Het dagverzorgingscentrum staat in voor de gecoördineerde, systematische, kwantitatieve registratie van zijn werking, evenals van de gebruikers.
Volgende voorwaarden betreffende het gebouw en de veiligheid zijn van toepassing: - Het gebouw moet voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen die voor dergelijke gebouwen van toepassing zijn. - De nodige beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen om ongevallen te voorkomen. - Het dagverzorgingscentrum moet zo gezellig en zo huiselijk mogelijk worden ingericht. - In de zit- en eetkamers moet het raamoppervlak ten minste één zesde bedragen van de netto vloeroppervlakte. - De hoogte van de raamdorpels moet zittend een ongehinderd zicht op de buitenwereld mogelijk maken, evenwel zonder gevaar voor ongevallen. - Er moet minstens één zitkamer van minstens 5 m 5 per erkende verblijfseenheid voor de gebruikers voorbehouden worden. - De sanitaire installaties voor de gebruikers moeten bestaan uit tenminste twee toiletten die toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers. - In het dagverzorgingscentrum zelf of in de onmiddellijke nabijheid ervan moet tenminste één bad- of douche-installatie voorhanden zijn die toegankelijk is voor de gebruikers. - Al de voor de gebruikers bestemde lokalen van het dagverzorgingscentrum moeten gemakkelijk toegankelijk zijn. - De gebouwen, lokalen en gebruikte materialen moeten steeds proper en regelmatig worden onderhouden en moeten, in alle opzichten, beantwoorden aan de bestemming die eraan wordt gegeven. - Welk verwarmingssysteem ook gebruikt wordt, het mag geen vlammen, gassen of stof ontwikkelen in de lokalen die toegankelijk zijn voor de gebruikers. - Ongeacht de weersomstandigheden moet in voldoende verlichting, ventilatie en verwarming van alle lokalen kunnen worden voorzien. 7.2.2.3
Subsidiëring
De Vlaamse overheid voorziet in investeringssubsidies voor de bouw van dagverzorgingscentra (VZW en openbare dagverzorgingscentra), aan te vragen bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. Tevens voorziet de Vlaamse Gemeenschap in een jaarlijkse werkingssubsidie, die wordt beïnvloed door het bezettingspercentage van het dagverzorgingscentrum.
56
Ook de federale overheid voorziet in een RIZIV dagforfait van (€ 25,39 01/09/2002) voor personen met een zorgvraag die zich bevinden op de B of C-score van de KATZschaal. 7.2.2.4
De gebruikersbijdrage
De gebruiker van een dagverzorgingscentrum betaalt een dagprijs, die door het ministerie van Economische Zaken (prijzendienst) wordt goedgekeurd. De dagprijs kan schommelen tussen de € 12,5 en € 27,5 . 7.2.2.5
Vaststellingen
-
Het lijkt de initiatiefnemers niet zinvol om de programmatie van de opvang van dementerende personen op een zorgboerderij te bepalen op basis van verblijfseenheden. De voorkeur gaat naar het bepalen van ofwel opvanguren ofwel opvangdagen, eventueel gerelateerd aan demografische gegevens.
-
Elk dagverzorgingscentrum dient minstens 7 en maximum 15 verblijfseenheden te hebben. De zorgboerderij streeft echter naar kleinschaligheid door opvang te bieden aan maximum 5 personen inclusief de eigen ouders van het landbouwersgezin. De minimale en maximale schaalgrootte bepaald voor de dagverzorgingscentra is bijgevolg niet echt van toepassing op de zorgboerderij.
-
Een aantal erkenningsvoorwaarden waaraan een dagverzorgingscentrum dient te voldoen kunnen vertaald worden naar erkenningsvoorwaarden van een zorgboerderij , zoals: - betreffende de hulp-en dienstverlening: - Het sociaal onderzoek: de dienst voor gezinszorg die de coördinerende rol opneemt, kan een sociaal onderzoek uitvoeren bij de dementerende personen en hun mantelzorgers die wensen gebruik te maken van opvang op een zorgboerderij. - De zorgboerderij richt zicht naar dementerende personen die geen intensieve, medische behandeling en toezicht nodig hebben maar behoefte hebben aan sociaal contact, (re)activering en toezicht bij activiteiten van het dagelijks leven. - De schriftelijke overeenkomst: de coördinerende dienst voor gezinszorg sluit een overeenkomst met de dementerende persoon In deze overeenkomst worden de wederzijdse rechten en plichten geformuleerd van de dienst enerzijds en de dementerende persoon anderzijds. Daarnaast, afhankelijk van het statuut van de zorgboerin, kan er eveneens een overeenkomst of afsprakennota worden opgemaakt tussen de coördinerende dienst voor gezinszorg en de zorgboerin. - Schriftelijke overeenkomst: tevens wordt een afspraken- en activiteitenplan opgemaakt. - Indien de zorgbehoefte te groot is, verbindt de coördinerende dienst voor gezinszorg zich ertoe in samenspraak met de verschillende partners een gepaste oplossing te vinden. - Aan de dementerende persoon dient de zorgboerin een zo grootst mogelijke vrijheid te verlenen. - De dementerende persoon mag in geen geval het beheer van zijn gelden en of goederen of het bewaren ervan toevertrouwen aan het landbouwersgezin. - De dementerende persoon kan, indien hij het wenst, genieten van een warme maaltijd op de zorgboerderij. - Een rustkamer dient aanwezig te zijn.
57
-
Betreffende het personeel. - De zorgboerin dient naast het volgen van een basisopleiding van vier dagen en een stage van dertig uur, jaarlijks tien uur bijscholing te volgen. De zorgboerin dient o.m. over een getuigschrift van goed zedelijk gedrag te beschikken.
-
Betreffende de werking en de inspraak van de zorgvragers. - De dementerende persoon en/of zijn mantelzorgers moeten de mogelijkheid hebben om suggesties, bemerkingen of klachten mede te delen aan de dienst voor gezinszorg. De coördinerende dienst voor gezinszorg beantwoord aan het kwaliteitsdecreet inzake de kwaliteitszorg van de welzijnsvoorzieningen. - Maandelijks ontvangt de zorgvrager een factuur opgemaakt door de dienst voor gezinszorg of de zorgboerin (afhankelijk van het statuut van de zorgboerin).
-
De architectonische en veiligheidsnormen die van toepassing zijn op de dagverzorgingscentra zijn niet van toepassing op de zorgboerderij. Indien dit het geval zou zijn dan gaat de eigenheid en de opzet van een zorgboerderij verloren. De door de zorgboerderij natuurlijk aangereikte leef- en woonomgeving maakt integraal deel uit van het concept van de zorgboerderij. In een zorgboerderij is geen plaats voor glimmende gangen, kille TL-verlichting, projectmeubilair, witte uniformen of andere institutionele symbolen. In de plaats komt gezelligheid, huiselijkheid, een poes of een hond, een toegankelijke keuken, een voor- en achterdeur, … Uiteraard worden er een minimum aan materiële en veiligheidsvoorwaarden gesteld. Zo zouden alle voor de dementerende personen bestemde lokalen bij voorkeur rolstoeltoegankelijk en op het gelijkvloers moeten gelegen zijn. De ruimtes moeten goed verlicht, verlucht en veilig verwarmd kunnen worden. De ruimtes dienen regelmatig onderhouden te worden. De ruimtes zijn gelegen in een rustige omgeving. Volgende ruimtes dienen voorzien te worden: - rustkamer voorzien van 1 bed en 1 venster; - zitruimte voorzien van een comfortabele zetel voor elke cliënt; - eetruimte voorzien van een tafel en comfortabele stoelen; - sanitair ten minste voorzien van een toilet en een wastafel met bij voorkeur warm water; - De zit- en eetruimte dienen warm en huiselijk ingericht te zijn.
7.2.3
Centra voor kortverblijf
7.2.3.1
Programmatie
De programmatie voor de centra voor kortverblijf bestaat enerzijds uit programmacijfers voor woongelegenheden in centra voor kortverblijf en anderzijds uit evaluatiecriteria, met dien verstande dat elk centrum voor kortverblijf minstens drie en ten hoogste tien woongelegenheden moet hebben. De programmacijfers voor de woongelegenheden in de centra voor kortverblijf in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad worden, op basis van de leeftijd van de inwoners, als volgt vastgesteld : 1. 0,2 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 18 t/m 64 jaar; 2. 1 woongelegenheid per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 65 t/m 69 jaar; 3. 5 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 70 t/m 79 jaar; 4. 10 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep van 80 t/m 89 jaar; 5. 25 woongelegenheden per 3.000 inwoners van de leeftijdsgroep vanaf 90 jaar.
58
Voor de toepassing van de programmacijfers wordt uitgegaan van de bevolkingsprojectie voor het vijfde jaar, volgend op het jaar van het indienen van de erkenningsaanvraag. 7.2.3.2
Erkenningsvoorwaarden
Een centrum voor kortverblijf dient aan een aantal erkenningsvoorwaarden te voldoen: Een voorwaarde is o.m. dat een centrum voor kortverblijf wordt uitgebaat door een initiatiefnemer die in het bezit is van een erkenning voor een rusthuis en dat de gebouwen van het rusthuis en het centrum voor kortverblijf functioneel en bouwkundig één geheel vormen. De voorwaarden betreffende de hulp- en dienstverlening zijn identiek aan het dagverzorgingscentrum uitgezonderd voeding en hygiëne. Hier geldt de regelgeving voor rusthuizen. Bijkomend is dat een centrum voor kortverblijf activering, ondersteuning, revalidatie, animatie, creatieve ontspanning en psycho-sociale ondersteuning moet aanbieden rekeninghoudend met de specifieke situatie van de gebruiker. Bij ontslag dient het centrum de nodige maatregelen te nemen opdat de gebruiker met voldoende begeleiding en met de nodige afspraken over de zorgafstemming naar zijn thuismilieu kan terugkeren. Wat de personeelsvoorwaarden betreft zijn de rusthuisnormen van kracht. De voorwaarden betreffende de werking en de inspraak van de gebruikers zijn identiek aan de voorwaarden van het dagverzorgingscentrum. In het centrum voor kortverblijf vindt er geen gestructureerd overleg plaats met de gebruiker over de algemene werking. De regelgeving voor de rusthuizen inzake het gebouw en de veiligheid is van toepassing op het centrum voor kortverblijf. 7.2.3.3
Subsidiëring
De Vlaamse overheid voorziet in investeringssubsidies voor de bouw van centra voor kortverblijf (VZW en openbare dagverzorgingscentra), aan te vragen bij het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden. Tevens voorziet de Vlaamse Gemeenschap in een jaarlijkse werkingssubsidie, die wordt beïnvloed door het bezettingspercentage van het centrum voor kortverblijf. Ook de federale overheid voorziet in een RIZIV dagforfait ( ROB: O-forfait: € 1,5066; forfait A: € 8,739 ; forfait B: € 26,2029 en forfait C: € 36,5395 (01/09/2002)) 7.2.3.4
De gebruikersbijdrage
De gebruiker van een centrum voor kortverblijf betaalt een dagprijs, die door het ministerie van Economische Zaken(prijzendienst) wordt goedgekeurd. De dagprijs kan schommelen tussen de € 35 en € 45. 7.2.3.5
Vaststellingen
-
Voor de programmatie van de zorgboerderijen nemen we hier dezelfde vaststelling over, zoals geformuleerd bij de dagverzorgingscentra.
-
Naast het bieden van dagopvang beoogt men op een zorgboerderij opvang ’s nachts of kortverblijf aan te bieden. Eén van de voornaamste voorwaarden voor de 59
erkenning als centrum voor kortverblijf is dat de initiatiefnemer in het bezit dient te zijn van een erkenning als rusthuis. Het centrum voor kortverblijf en het rusthuis dienen functioneel en bouwkundig ook één geheel te vormen. Het spreekt voor zich dat deze erkenningsvoorwaarden niet kunnen worden opgenomen in het concept ‘zorgboerderij’. Men kan zich eventueel de vraag stellen of het niet raadzaam is, de coördinerende rol van vraag naar en aanbod van opvang van zorgboerderijen toe te wijzen aan een rusthuis dat een centrum voor kortverblijf uitbaat. De initiatiefnemers zijn echter van mening dat de centra voor kortverblijf en de rusthuizen geen vertrouwdheid hebben met het werken in en met gezinnen. De diensten voor gezinszorg hebben deze wel. De erkende centra voor kortverblijf hebben een typische ‘haalfunctie’ d.w.z. de hulp- en dienstverlening die zij verlenen dient door de gebruiker gehaald worden op een andere plaats dan het natuurlijke thuismilieu. De diensten voor gezinszorg hebben een aantoonbare ‘brengfunctie’, d.w.z. zij verlenen hun dienstverlening in het natuurlijke thuismilieu van de zorgvrager. -
De initiatiefnemers zijn van mening dat de coördinerende dienst voor gezinszorg een functionele band dient aan te gaan met één of meerdere rusthuizen, centra voor kortverblijf en centra voor dagverzorging uit de zorgregio.
-
Wat het personeel en het gebouw en de veiligheid betreft zijn de rusthuisnormen van kracht. De vaststellingen, zoals geformuleerd bij de centra voor dagverzorging zijn eveneens hier geldig.
-
Volgende ruimtes zouden, naar de mening van de initiatiefnemers, minimaal moeten worden voorzien, in geval van kortverblijf: - een aparte en aangepaste slaapkamer van minimaal 15 m²; - een zitruimte voorzien van een comfortabele zetel voor elke gebruiker; - eetruimte voorzien van een tafel en comfortabele stoelen; - badkamer ten minste voorzien van een toilet en een wastafel met warm water en een bad en/of douche.
Op deze richtlijnen komen we uitgebreid terug in hoofdstuk 12. 7.2.4
Diensten voor oppashulp
Oppashulp wordt omschreven als de hulp en de bijstand die bestaat uit het bieden van gezelschap en toezicht aan de gebruiker en dit bij afwezigheid van mantelzorg of met het oog op een tijdelijke vervanging van de mantelzorgers. - gezelschap: het in het bijzijn van een gebruiker vertoeven en hem vergezellen in de activiteiten van het dagelijkse leven; - toezicht: het met aandacht aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de gebruiker en oplettend zijn voor zijn eventuele noden, en, daar waar nodig, dringend hulp en bijstand verlenen of professionele zorg of mantelzorg inroepen; 7.2.4.1
Programmatie
Het maximale aantal te erkennen diensten voor oppashulp wordt bepaald op 1 per 100.000 inwoners per provincie en voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. De minister bepaalt op basis van de bevolkingscijfers per provincie en voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad het aantal regio's dat in aanmerking komt voor het programmacijfer van de diensten voor oppashulp. De minister bepaalt per regio het maximale aantal te erkennen diensten voor oppashulp. Voor de toepassing van het programmacijfer wordt uitgegaan van de bevolkingsprojectie voor het vijfde jaar, volgend op het jaar van het indienen van de erkenningsaanvraag.
60
7.2.4.2
Erkenningsvoorwaarden
Een dienst voor oppashulp dient te voldoen aan een aantal erkenningsvoorwaaden: De voorwaarden betreffende de hulp- en dienstverlening zijn als volgt: - de dienst voor oppashulp staat per kalenderjaar in voor de coördinatie van minstens 10.000 uren oppashulp, waarvan minstens de helft verleend door vrijwilligers. - de dienst voor oppashulp maakt geen selectie wat betreft doelgroepen. - de door de dienst aangewende toeleidingscriteria mogen geen betrekking hebben op: - de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van (noch) de gebruiker, (noch) de vrijwilliger of organisatie die de oppashulp aanbiedt; - het lidmaatschap van een organisatie of groepering van (noch) de gebruiker, (noch) de vrijwilliger of organisatie die de oppashulp effectief aanbiedt; - het al dan niet een beroep doen door de gebruiker op andere hulp- en dienstverleningsvormen; - de financiële draagkracht van de gebruiker, tenzij dit zou inhouden dat de dienst zich prioritair richt op een toeleiding naar gebruikers met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen. De voorwaarden betreffende het personeel zijn: - de dienst voor oppashulp beschikt minstens over één halftijds equivalent coördinator, belast met de coördinatie van de vraag naar en het aanbod van oppashulp, die beschikt over een diploma van minstens het niveau van nietuniversitair hoger onderwijs; - de coördinator volgt jaarlijks minstens 10 uren bijscholing omtrent voor de dienst relevante onderwerpen. De werkingsvoorwaarden zijn: - de dienst voor oppashulp is minstens 32 uren per week bereikbaar en dit met een passende spreiding over alle werkdagen; - De dienst voor oppashulp moet voor 1 januari 2005 over een kwaliteitshandboek beschikken en dit om de kwaliteit in de hulp- en dienstverlening te garanderen. 7.2.4.3
Subsidiëring
Er wordt door de Vlaamse Gemeenschap een werkingstoelage toegekend die beïnvloed wordt door het aantal uren verleende oppas. 7.2.4.4
De gebruikersbijdrage
De regelgever heeft tot op heden nog geen concrete richtlijnen vastgelegd voor de bepaling van de gebruikersbijdrage van oppashulp. Dit heeft tot gevolg dat de gebruikers ofwel geen bijdrage (vrijwilligershulp), ofwel een beperkte onkostenvergoeding betalen of een uurloon betalen per gepresteerd uur oppashulp. 7.2.4.5
Vaststellingen
-
De zorgboerin zal ten aanzien van de dementerende persoon ongetwijfeld activiteiten analoog met oppashulp, m.a.w. gezelschap en toezicht, uitvoeren. Zoals in hoofdstuk 11 omschreven, zal zij echter bijkomende activiteiten uitvoeren, zoals het aanreiken van een zinvolle dagbesteding, persoonsverzorging, enz.
-
Wat we hier eventueel kunnen weerhouden voor de zorgboerderijen is het voorstel om de diensten voor gezinszorg die erkend worden voor de coördinatie van de 61
vraag naar en het aanbod aan zorgboerderijen voor dementerende personen te erkennen en van de noodzakelijke werkingssubsidies te voorzien, wanneer zij kunnen aantonen dat zij een bepaald aantal zorgboerinnen begeleiden en/of een minimum en maximaal aantal opvangdagen hebben gecoördineerd. Hierop komen we later in het rapport uitgebreid terug.
7.3
BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 10 JULI 2001 TOT REGELING EN SUBSIDIERING VAN DE DIENSTEN VOOR LOGISTIEKE HULP EN AANVULLENDE THUISZORG
Logistieke hulp en aanvullende thuiszorg wordt omschreven als de hulp- en dienstverlening aan huis die bestaat uit schoonmaakhulp, klusjeshulp en oppashulp, alsook de daarmee verband houdende algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning. - schoonmaakhulp: de hulp- en dienstverlening die bestaat uit werkzaamheden die het reinigen van en het bevorderen van de hygiëne in de woning van de gebruiker tot doel hebben. - klusjeshulp: de hulp- en dienstverlening die bestaat uit werkzaamheden die het onderhoud van de woning en de woonomgeving van de gebruiker tot doel hebben. - oppashulp: de hulp en bijstand die bestaat uit het aanbieden van gezelschap en toezicht aan de gebruiker en dit ter ondersteuning van de mantelzorg of met het oog op de tijdelijke vervanging van de mantelzorger.
7.3.1
Erkenningsvoorwaarden
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op het hulp- en dienstverleningsaanbod van een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg: - De dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg verricht schoonmaakhulp, klusjeshulp en/of oppashulp op verzoek van de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en indien uit een sociaal onderzoek blijkt dat de draagkracht van de gebruiker of zijn omgeving, hetzij wegens geestelijke of lichamelijke ongeschiktheid, hetzij wegens bijzondere sociale omstandigheden, onvoldoende is; - De logistieke hulp en aanvullende thuiszorg wordt enkel geboden in het natuurlijke thuismilieu van de gebruiker, naar gelang van de noden die worden beoordeeld op basis van voornoemd sociaal onderzoek; - De door de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aangewende toewijzingscriteria mogen geen betrekking hebben op: - de ideologische, filosofische en godsdienstige overtuiging van de gebruiker; - het lidmaatschap van de gebruiker bij een organisatie of groepering; - het al dan niet beroep doen op andere hulp- en dienstverleningsvormen; - de financiële draagkracht van de gebruiker, tenzij dit zou inhouden dat de dienst zich prioritair richt naar gebruikers met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen. - De dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg vordert een bijdrage van de gebruiker per gepresteerd uur. Bij de bepaling van de bijdrage houdt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg rekening met de middelen, de lasten en de zorgbehoevendheid en de draagkracht van de gebruiker en zijn mantelzorgers. - De gemiddelde bijdrage per uur bedraagt minimaal € 3,23. - De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot de gebruikersbijdrage.
62
Voorwaarden betreffende het personeel: - Een logistiek personeelslid beschikt bij de indiensttreding maximaal over een diploma van hoger secundair beroepsonderwijs of hoger secundair technisch onderwijs. Alle kwalificaties van ongeschoold tot en met de in het eerste lid vermelde diploma's kunnen worden aanvaard voor het logistiek personeel in een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg. Hogere kwalificaties vanaf algemeen hoger secundair onderwijs kunnen niet worden aanvaard. - Een begeleidend personeelslid moet bij de indiensttreding beschikken over ofwel: - een diploma van het hoger onderwijs van het korte type in het studiegebied gezondheidszorg of het studiegebied sociaal agogisch werk, behaald in dagonderwijs of via sociale promotie; - een universitair diploma; - diploma van het hoger onderwijs van het lange type. - Een leidinggevend personeelslid moet bij de indiensttreding beschikken over ofwel: - een universitair diploma ; - een diploma van het hoger onderwijs van het lange type; - een diploma van het hoger onderwijs van het korte type aangevuld met vijf jaar ervaring als begeleidend personeelslid in een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg of in een dienst voor gezinszorg. Voorwaarden betreffende de werking: - De dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg registreert zijn activiteiten zowel naar onderwerp, doel, vorm, frequentie en bereikte doelgroep. De minister kan nadere regels bepalen met betrekking tot deze registratie. - Voor 1 mei bezorgt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aan de administratie een werkingsverslag van het afgelopen jaar dat minstens de resultaten inhoudt van de in § 1 vermelde registratie. De minister bepaalt de vorm en de inhoud van dit werkingsverslag. - Voor 1 mei bezorgt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aan de administratie een financieel verslag van het afgelopen jaar dat minstens bestaat uit een winst- en verliesrekening met gedetailleerde opgave van alle subsidies en tegemoetkomingen afkomstig van andere openbare besturen, instellingen en privédiensten. De minister bepaalt de vorm en de inhoud van dit financieel verslag. - Voor 1 mei bezorgt de dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg aan de administratie de bewijsvoering van de tewerkstelling van het begeleidend en leidinggevend personeel van het afgelopen jaar. De minister bepaalt de vorm en de inhoud van deze bewijsvoering.
7.3.2
Subsidiëring
Het besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2001 omschrijft de gefaseerde subsidiëring van de werkingskosten van een dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg. Naast de gedeeltelijke subsidiëring van de loonkost van het logistiek personeel, wordt de subsidiëring van de loonkost van het begeleidend, administratief en leidinggevend personeel voorzien.
7.3.3
Gebruikersbijdrage
De gebruikers die beroep doen op de hulp- en dienstverlening van een erkende dienst voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg betalen een inkomensafhankelijke gebruikersbijdrage per uur. Aan de hulp- en dienstverlening gaat een onderzoek van een maatschappelijk werker vooraf.
63
7.3.4 Vaststellingen Het aanbieden van dagopvang en kortverblijf op een zorgboerderij beantwoordt niet aan de doelstellingen van het besluit houdende de subsidiëring van de diensten voor logistieke thuishulp. Er wordt immers geen schoonmaakhulp, klusjeshulp geboden in het natuurlijk thuismilieu van de zorgvrager.
7.4
BESLUIT
De algemene doelstelling, de werkingsprincipes en de algemene verplichtingen, zoals bepaald in het thuiszorgdecreet van 14 juli 1998, zijn geheel van toepassing op de zorgboerderij. De opvang van dementerende personen op een zorgboerderij heeft eveneens tot doel bij te dragen tot het behoud, de ondersteuning en/of het herstel van de zelfzorg en/of de mantelzorg van de dementerende persoon, dit door het aanbieden van zorg op maat. In dit hoofdstuk analyseerden we de toepasselijkheid van de regelgeving met betrekking tot de diensten voor gezinszorg, de dagverzorgingscentra, de centra voor kortverblijf, de diensten voor oppashulp en de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg op de zorgboerderij. We stelden vast dat diverse elementen uit de opdrachten, de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidiëring van deze voorzieningen kunnen worden overgenomen voor de organisatie en werking van de zorgboerderijen. Voornamelijk de regelgeving met betrekking tot de dagverzorging en het kortverblijf reikt handvatten aan. De opvang en begeleiding van een dementerende persoon overdag, ’s nacht of voor een beperkte periode door een zorgboerin op een zorgboerderij is echter een bijzondere vorm van opvang, die ongetwijfeld bijkomende regelgeving/afspraken vergt. De vaststellingen opgenomen in de analyse kunnen hier richtinggevend zijn. Belangrijk gegeven is dat, om de vraag naar en het aanbod van de opvang van dementerende personen in een zorgboerderij te ondersteunen en op te volgen, de coördinerende rol van een dienst voor gezinszorg – die hiertoe in het bijzonder erkend wordt door de Vlaamse minister van Welzijn - een must is.
64
HOOFDSTUK 8: GRASDUINEN BIJ DE BUREN…. In dit hoofdstuk willen we nagaan welke andere regelgevingen, dan deze met betrekking tot de sector thuiszorg, beschikbaar en bruikbaar zouden kunnen zijn voor of kunnen gemaakt worden voor de zorgboerderijen voor dementerende personen ( zie ook http://www.wvc.vlaanderen.be/juriwel/).
8.1
MINISTATUUT ONTHAALMOEDER: VOORSTEL MINISTER F. VANDENBROUCKE28
Onthaalouders aangesloten bij een dienst hebben tot nu toe geen eigen sociaal statuut. Verschillende voorstellen werden reeds gedaan om onthaalouders aangesloten bij een dienst sociale zekerheidsrechten te geven. Sommigen willen de onthaalouders een werknemersstatuut geven. Het voorstel van minister Vandenbroucke wil sociale bescherming aan de onthaalouders aanbieden zonder daarvoor tot een werknemersstatuut te komen. De bevoegde gemeenschaps- en federale ministers beslisten op 10 juli ll. om het voorstel uit te werken voor een overgangsperiode van 5 jaar. Met dit voorstel krijgt de onthaalouder recht op pensioen, tegemoetkoming bij geneeskundige verzorging, een uitkering bij ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, arbeidsongevallen, beroepsziekten, kinderbijslag en een vergoeding wanneer kinderen buiten de wil van de onthaalouder niet komen. Om op de voorgestelde rechten beroep te kunnen doen, dient de onthaalmoeder te voldoen aan een aantal voorwaarden en wachttijden net zoals werknemers. Er zou een sociale bijdrage gevraagd worden aan de onthaalmoeders die neerkomt op 5,5% van de kostenvergoeding. De minister van Gezondheid, Welzijn, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking onderzoekt of de Vlaamse regering deze bijdragen kan betalen. De Vlaamse Gemeenschap betaalt de werkgeversbijdragen. De federale overheid komt via bestaande maatregelen inzake bijdrageverminderingen eveneens tussen in zowel de werkgevers- als werknemersbijdragen. De onthaalmoeder blijft een kostenvergoeding van € 13,92 per dag per kind ontvangen. Deze kostenvergoeding blijft belastingsvrij. Vaststelling: Het ministatuut van onthaalouders biedt perspectieven voor het statuut van de zorgboerin. Indien gekozen wordt voor dit statuut dan kan de bestaande wetgeving inzake onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen toegepast worden op de zorgboerin mits een vertaling naar de specifieke context van zorgboerderijen. Indien het ministatuut doorgevoerd wordt dan wordt de sociale rechtszekerheid van de onthaalouder/ zorgboerin in belangrijke mate gewaarborgd.
28
http://www.kinderopvang.be/Nieuws/2002/ 65
8.2
DIENSTEN VOOR PLEEGZORG29
In deze paragraaf gaan we na welke elementen van de regelgeving inzake diensten voor pleegzorg toepasbaar zouden kunnen zijn op zorgboerderijen. Diensten voor pleegzorg zijn diensten die de plaatsing van minderjarigen in pleeggezinnen organiseren. De pleeggezinnen ontvangen van overheidswege een aantal subsidies die hen worden uitbetaald via de dienst voor pleegzorg. Een pleeggezin ontvangt per minderjarige per dag een vergoeding voor het verblijf van € 12,22. Het pleeggezin ontvangt tevens subsidies om zakgeld aan de minderjarigen te betalen. Daarnaast kunnen aan de pleeggezinnen tevens subsidies toegekend worden om bijzondere kosten te vergoeden zoals bvb. de inschrijving van minderjarigen bij een ziekenfonds, de aan de minderjarigen verstrekte buitengewone medische en paramedische verzorgingen, het vergoeden van kosten voor het herstellen van schade veroorzaakt door minderjarigen in een crisissituatie. Er kan ook subsidie verleend worden voor bijzondere uitgaven die het behoud of het herstellen van de fysieke of psychische integriteit van de betrokken minderjarige beogen. Naast de subsidies voor personeelskosten ontvangen de diensten voor pleegzorg een subsidie van € 1,49 per dag per begeleide minderjarige om de uitgaven te vergoeden voor de infrastructuur en de werkingskosten van de dienst. Vaststelling In het project zorgboerderij vinden we het belangrijk dat de coördinerende rol van vraag en aanbod naar een zorgboerderij wordt opgenomen door een dienst voor gezinszorg waarbij de zorgboerin zich aansluit. De manier waarop een pleeggezin vergoed wordt kan een basis betekenen voor de vergoeding van de zorgboerin die een dementerende persoon opvangt. In hoofdstuk 10 wordt nagegaan hoe het statuut van het pleeggezin kan toegepast worden op de zorgboerin.
8.3
PERSOONLIJK ASSISTENTIEBUDGET (PAB)30
Het persoonlijk assistentiebudget is het budget dat het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap toekent aan de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger voor de gehele of gedeeltelijke tenlasteneming van de kosten van de persoonlijke assistentie en de organisatie ervan. Met persoonlijke assistentie wordt bedoeld de handelingen van een persoonlijke assistent, gericht op het bijstaan en begeleiden van een persoon met een handicap bij het uitvoeren van de activiteiten met het oog op de organisatie van het dagelijks leven en de bevordering van de sociale integratie waardoor de persoon met een handicap zich in een thuissituatie kan handhaven. Vooraleer iemand in aanmerking komt voor een PAB dient hij een complexe administratieve procedure te doorlopen. De vergoedbare assistentie mag per persoon op jaarbasis tussen minimaal € 7 436,80 en maximaal € 34 705,09 bedragen. Minstens 95 % van de vergoedbare assistentie moet voor personeelskosten worden aangewend. Enkel de kosten die de persoon met een handicap gemaakt en bewezen heeft met betrekking tot zijn assistentie zijn vergoedbaar. De persoon met de handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger is opdrachtgever van de persoonlijk assistent en sluit met deze een overeenkomst af. 29
Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. 30 Besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijk assistentiebudget aan personen met een handicap. 66
Vaststelling: Theoretisch zou het PAB-systeem een mogelijkheid zijn om zorg te kopen op een zorgboerderij maar er zijn een aantal bezwaren om dit systeem toe te passen bij dementerenden die naar een zorgboerderij gaan. In de eerste plaats moet men geïndiceerd zijn vooraleer men beroep kan doen op een PAB. Dit zou betekenen dat niet elke dementerende persoon die wenst gebruik te maken van een zorgboerderij in aanmerking zou komen. De hele opzet van het PABsysteem is een ingewikkelde en bureaucratische constructie die van de betrokkene en/of zijn familie een aanzienlijke zelfredzaamheid vraagt. Wanneer dergelijke constructie vanaf nul moet worden opgestart, zal dit nog wat tijd in beslag nemen, waardoor dit systeem pas op langere termijn operationeel zou worden. Daarnaast kunnen vragen gesteld worden bij de functionaliteit van een PAB-systeem voor dementerende ouderen. Dementerende personen zijn immers reeds vrij vroeg in het dementeringsproces niet meer bij machte om ingrijpende administratieve en/of financiële handelingen uit te voeren.
8.4
THUISWERK
De wet van 6 december 1996 (BS van 24 december 1996) heeft het thuiswerk officieel ingevoerd. In het verleden ging het om handenarbeiders maar tegenwoordig komt thuiswerken vooral voor in de tertiaire sector bvb. tekstverwerking, facturering, vertaling,… Door de wet van 6 december 1996 valt thuiswerken onder het toepassingsgebied van de wet van 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten. De arbeidsovereenkomst voor thuiswerk is een echte arbeidsovereenkomst. De prestaties worden immers geleverd mits betaling en onder toezicht van een werkgever waarvan het hoofdkenmerk is dat het werk uitgevoerd wordt op de plaats gekozen door de werknemer. - verplichtingen van de werkgever: De werkgever is verplicht de nodige hulp te geven voor de uitvoering van het overeengekomen werk en het loon te betalen op de overeengekomen wijze, tijd en plaats. - verplichtingen van de werknemer: Bij arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht de werkgever onmiddellijk te verwittigen, maar tevens wettelijk verplicht om binnen de 2 werkdagen vanaf de dag van de arbeidsongeschiktheid een geneeskundig getuigschrift over te maken aan de werkgever. Er dient een schriftelijke arbeidsovereenkomst afgesloten te worden met volgende elementen: - identiteit van de werkgever; - identiteit van de werknemer; - bevoegd paritair comité; - de plaats die de werknemer gekozen heeft om zijn werk uit te voeren moet als plaats van tewerkstelling opgegeven worden; - beschrijving van het overeengekomen werk + de overeengekomen arbeidsregeling; - het overeengekomen loon of de berekeningswijze van het loon moet worden opgegeven; - de vergoeding die de werkgever bepaalt als dekking voor de kosten.
67
Vaststelling: Het thuiswerken is volledig gelijkgeschakeld met een arbeidsovereenkomst voor arbeiders of bedienden. Dit betekent dat alle rechten en plichten van de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn. Voor de uitwerking van het statuut van de zorgboerin biedt de piste thuiswerken geen uitweg. In hoofdstuk 10 wordt nagegaan wat de mogelijkheden zijn indien de zorgboerin een werknemersstatuut heeft.
8.5
BESLUIT
In dit hoofdstuk onderzochten we in welke huidige regelgevingen er nog toepassingsmogelijkheden zitten voor de zorgboerderij. Het ministatuut voor de onthaalmoeders en het statuut van de pleeggezinnen bieden perspectieven voor de zorgboerin. In hoofdstuk 10 wordt hier dieper op ingegaan.
68
HOOFDSTUK 9: DE REGELGEVING IN DE LANDBOUW In dit hoofdstuk wordt nagegaan wat de mogelijkheden en beperkingen zijn inzake ruimtelijke ordening bij het opstarten van een zorgboerderij. Vervolgens komt de praktische VLIF-reglementering aan bod. Het VLIF is één van de instrumenten die de overheid aanreikt om vernieuwing in de landbouw te realiseren (zie hoofdstuk 3). Een van de doelstellingen die het VLIF beoogt, is de aanmoediging en bespoediging van de ontwikkeling van nieuwe, niet-traditionele activiteiten op het landbouwbedrijf. In een laatste paragraaf wordt onderzocht of er mogelijks aanknopingspunten zijn bij het hoevetoerisme voor de realisatie van een zorgboerderij. Hoevetoerisme is immers ontstaan uit de zoektocht van de landbouw naar een aanvullend inkomen voor het landbouwbedrijf.
9.1
RUIMTELIJKE ORDENING31
9.1.1
Aanvraag stedenbouwkundige vergunning: algemene aspecten
Uitgangspunt: Voor het bouwen en verbouwen van een bepaalde infrastructuur moet er een stedenbouwkundige vergunning worden aangevraagd. Dit is echter niet het geval voor alle werken maar voor de oprichting van een zorgboerderij zal steeds een stedenbouwkundige vergunning nodig zijn. Wanneer we namelijk de lijst van vergunningsplichtige werken overlopen, vinden we een aantal voorwaarden die bij de oprichting van de zorgboerderij een rol zouden kunnen spelen: - bouwen en verbouwen: algemeen principe: vergunningsplicht; - gebruikswijziging van gebouwen: een vergunning is nodig voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de hoofdfunctie van een onroerend bebouwd goed met het oog op een nieuwe functie, voorzover deze functiewijziging voorkomt op een door de Vlaamse regering opgestelde lijst van de vergunningsplichtige functiewijzigingen; - wijzigen van woongelegenheden: een vergunning is nodig voor het wijzigen van het aantal woongelegenheden die bestemd zijn voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande, ongeacht of het gaat om een eengezinswoning, een etagewoning, een flatgebouw, een studio of een al dan niet gemeubileerde kamer. Deze vergunning is nodig, ook al worden geen bouwwerken uitgevoerd. - naast deze werken kunnen er ook plaatselijke verordeningen gesteld worden. Zo kan een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening bvb. een stedenbouwkundige vergunning verplicht stellen. Een gemeentelijke verordening kan bvb. een vergunningsplicht invoeren voor het schilderen van gevels, het vellen van bomen, ook al gelden er in Vlaanderen normalerwijze een aantal vrijstellingen. Om die stedenbouwkundige vergunning aan te vragen, moeten alle stedenbouwkundige voorschriften die voor een bepaald gebied gelden, worden nageleefd. Dit zijn zowel de voorschriften die de gewestplannen, de bijzondere plannen van aanleg (BPA) of de ruimtelijke uitvoeringsplannen voorschrijven, als de specifieke stedenbouwkundige voorschriften zoals bvb. verkavelingsvoorschriften.
31
Karlien Stroeykens, architecte, Platform Wonen van Ouderen, J.P. Minckelerstraat 45 B, 3000 Leuven 69
Specifieke informatie wordt best ingewonnen bij de dienst ruimtelijke ordening van de gemeente zelf. Daar is men het best op de hoogte van alle bepalingen die voor een bepaald gebied gelden.
9.1.2
Aanvraag stedenbouwkundige vergunning: afhankelijk van bestemmingsgebied
In grote lijnen kan gesteld worden dat de mogelijkheid om een zorgboerderij op te richten (vanuit het opzicht van ruimtelijke ordening) afhankelijk is van het bestemmingsgebied waar de werken zullen uitgevoerd worden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een woongebied, een woongebied met landelijk karakter, een gebied voor gemeenschap- en openbare nutsvoorzieningen en een agrarisch gebied. Opmerking vooraf: In heel de sector van ruimtelijke ordening staan een aantal wijzigingen klaar. Men heeft het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen opgesteld. Aan de hand van dit structuurplan moeten ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgesteld, zowel op provinciaal als op gemeentelijk niveau. De opmaak van deze gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen moet nog bijna overal opgestart worden. Wanneer deze ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht zijn, vervalt de gewestplanbestemming. Onderstaande regelingen vervallen op dat moment en worden vervangen door de regelingen die in het ruimtelijk uitvoeringsplan beschreven staan. 9.1.2.1
Woongebied, woongebied met landelijk karakter, gemeenschaps- en openbare nutsvoorzieningen
gebied
voor
In deze gebieden zijn de mogelijkheden tot het oprichten van een zorgboerderij het grootst. Hier hangen de mogelijkheden af van de stedenbouwkundige bepalingen die voor het gebied gelden (zo is het soms bvb. stedenbouwkundig niet toegelaten een wijziging van het aantal woongelegenheden door te voeren, …). Veel zal afhangen van het exacte opzet van de zorgboerderij (dagopvang, nachtverblijf, kortverblijf,…). Door de functiewijziging van het gebouw zal men steeds een stedenbouwkundige vergunning moeten vragen. Onderhandelingen over de mogelijkheden dienen te gebeuren op de gemeentelijke dienst voor stedenbouw en ruimtelijke ordening. 9.1.2.2
Agrarisch gebied
Binnen een agrarisch gebied zijn de mogelijkheden beperkter. De wetgeving is vrij strikt wat betreft het aanbieden van logies. Vooraf werd reeds gezegd dat wanneer een stedenbouwkundige vergunning moet worden aangevraagd, alle stedenbouwkundige voorschriften die voor een bepaald gebied gelden, moeten worden nageleefd. Er kan in sommige gevallen ook afgeweken worden van deze voorschriften. Dit zijn dan de zogenaamde zonevreemde vergunningen. Deze zonevreemde vergunningen gelden op een aantal vlakken: - zonevreemde vergunningen van algemeen belang; - zonevreemde vergunningen van particulier belang; - zonevreemde monumenten; - er is ook een afwijkingsregeling voorzien voor door overmacht vernielde of beschadigde zonevreemde woningen.
70
Voor de zorgboerderij, kunnen enkele aanknopingspunten gevonden worden bij ‘zonevreemde vergunningen van particulier belang’. We verwijzen hiervoor naar artikel 145 bis van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 28 september 1999, 22 december 1999, 26 april 2000, 8 december 2000, 13 juli 2001, 1 maart 2002, 8 maart 2002 en 19 juli 2002. Wat houdt dit decreet in: Alvorens over te gaan tot een lijst van werken die in aanmerking komen voor deze afwijkingsregels, moeten eerst volgende voorwaarden volbracht zijn: - Er moet een ‘goede ruimtelijke ordening’ behouden blijven, d.w.z. dat de karakteristieken van een gebied niet mogen teniet gaan door het plaatsen van een gebouw. De Vlaamse Regering kan hiertoe nadere regels vastleggen, bvb. regels met betrekking tot de ruimtelijke draagkracht van het gebied en de verweving van de functies. - Het gebouw mag ook niet ‘verkrot’ zijn, d.w.z. dat het gebouw nog aan de elementaire eisen van stabiliteit dient te voldoen op het ogenblik van de vergunningsaanvraag. - Het gebouw moet vergund zijn of geacht vergund te zijn. - Wanneer het bestaand bouwvolume meer bedraagt dan 1 000 m³, dient het volume van de herbouwde woning beperkt te blijven tot 1 000 m³. - Het aantal woongelegenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal (bvb. van een woning twee woningen maken zal altijd afgekeurd worden voor zonevreemde vergunningen). - Deze uitzonderingsregels kunnen niet toegepast worden in recreatiegebieden en in zogenaamde ‘ruimtelijke kwetsbare’ gebieden.32 Wanneer deze voorwaarden voldaan zijn, laat de regelgeving een aantal werken toe. Binnen deze werken zijn er een aantal mogelijkheden voor de zorgboerderij. - het verbouwen van een bestaand gebouw binnen het bestaande bouwvolume. - het herbouwen op dezelfde plaats van een bestaand gebouw binnen het bestaande bouwvolume voorzover het karakter, de verschijningsvorm en de functie van het gebouw behouden blijven. Als herbouwen op dezelfde plaats wordt beschouwd: het herbouwen van een nieuw gebouw dat op minstens drie kwart van de oppervlakte van de bestaande gebouwen wordt opgericht; voor woninggebouwen wordt de bestaande woonoppervlakte bedoeld met inbegrip van de woningbijgebouwen, die er fysisch één geheel mee vormen. - het herbouwen op een gewijzigde plaats van een bestaand gebouw binnen het bestaande bouwvolume op voorwaarde dat het gebouw getroffen is door een rooilijn of gevat is door een gemeentelijke verordening inzake de voorbouwlijn en op voorwaarde dat de wijziging van de inplanting zich beperkt tot de verplaatsing die tot gevolg heeft dat het gebouw dezelfde voorbouwlijn krijgt als de dichtstbijzijnde gebouwen of tot de verplaatsing conform de in de verordening bepaalde voorbouwlijn.
32
Onder de ruimtelijk kwetsbare gebieden worden verstaan de groengebieden, natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde, natuurreservaten, natuurontwikkelingsgebieden, parkgebieden, bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, agrarische gebieden met ecologische waarde of belang, agrarische gebieden met bijzondere waarde, grote eenheden natuur, grote eenheden natuur in ontwikkeling en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op de plannen van aanleg, alsook de beschermde duingebieden en voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, aangewezen krachtens het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen. Onder recreatiegebieden worden de gebieden voor dagrecreatie, gebieden voor verblijfsrecreatie en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op de plannen van aanleg verstaan. 71
-
-
Aanpassingswerken aan of bij gebouwen, anderen dan woningen, zonder dat het overdekte volume wordt uitgebreid (bvb. parkeerplaatsen, luifels, verhardingen,…). het uitbreiden van een bestaande woning: de uitbreiding kan met inbegrip van de woningbijgebouwen, die er fysisch één geheel mee vormen, slechts leiden tot een maximaal bouwvolume van 850 m3 nuttige ruimte. Deze uitbreiding mag een volumevermeerdering met 100 % echter niet overschrijden. Verder mag de overheid eveneens afwijkingen toestaan wanneer de hoofdfunctie van een gebouw wordt gewijzigd. Deze wijziging van hoofdfunctie kan in twee gevallen toegestaan worden: 1. het wijzigen van het gebruik van een bestaand vergund, eventueel leegstaand, landbouwbedrijf, dat volgens het gewestplan niet gelegen is in een recreatiegebied of een ruimtelijk kwetsbaar gebied, behoudens een parkgebied, met als nieuw gebruik uitsluitend wonen, én op voorwaarde dat de volgende voorschriften nageleefd worden: o de bedrijfswoning en de bijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen, krijgen als nieuw gebruik wonen met uitsluiting van meergezinswoningen, maar met inbegrip van tijdelijke verblijfsgelegenheden op voorwaarde dat landbouw als nevenbestemming nog aanwezig blijft ; o de bedrijfsgebouwen van dit landbouwbedrijf mogen niet afgesplitst worden van de bedrijfswoning en kunnen enkel een nieuw gebruik krijgen als woningbijgebouwen, of als accommodatie voor tijdelijke verblijfsgelegenheden op voorwaarde dat landbouw als nevenbestemming nog aanwezig blijft (hier is hoevetoerisme een voorbeeld van). 2. het wijzigen van het gebruik van een bestaand, vergund gebouw voor zover deze wijziging is opgesomd in een door de Vlaamse regering vast te leggen lijst.
Dit laatste werk uit deze lijst kan als argument gebruikt worden in de onderhandelingen voor de oprichting van een zorgboerderij. In een zorgboerderij is het de bedoeling dat de landbouwactiviteit zichtbaar blijft. Tijdelijke verblijfseenheden kunnen toegevoegd worden. De vraag is wel of het mogelijk zal zijn in deze ‘zonevreemde’ gevallen een vergunning te krijgen voor de oprichting van een zorgboerderij voor permanente dag- en nachtopvang. Ook hier geldt het advies de plannen steeds in nauw overleg met de gemeentelijke dienst voor ruimtelijke ordening uit te werken. Deze aanbeveling wordt nog versterkt door het feit dat nog moet begonnen worden met de opmaak van de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Wanneer men vóór de opmaak van deze plannen de ideeën rond de zorgboerderij reeds met de bevoegde instanties kan bespreken, kunnen deze mogelijkheden eventueel in het plan vastgelegd worden zodat er later geen problemen zullen zijn naar zonevreemdheid van bestemmingen.
9.2
DE VLIF - REGLEMENTERING33
9.2.1
Algemene voorwaarden
De aanvrager moet voldoen aan een aantal algemene voorwaarden vooraleer hij VLIFsteun kan genieten. De voorwaarden zijn de volgende: 33
Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ALT, VLIF, Omzendbrief nr 28.a Ministerie van de Vlaamse Gemaeenschap, A.LT, VLIF, brochure 72
9.2.1.1
De landbouwer
De landbouwer is een natuurlijk persoon of een rechtspersoon. Zowel personen die landbouw in hoofdberoep of in bijberoep uitoefenen kunnen steun verkrijgen. De aanvragers kunnen hoogstens een halftijdse betrekking buiten de landbouw hebben. De inkomsten die de aanvrager uit de activiteiten op het landbouwbedrijf haalt, moeten minstens 35% bedragen van de totale inkomsten. De steun wordt enkel verleend wanneer de aanvrager het sociaal en fiscaal statuut van landbouwer heeft. 9.2.1.2
Beroepsbekwaamheid.
Wie steun (rentesubsidie, kapitaalpremie, waarborg) aanvraagt, beroepsbekwaam zijn en moet de nodige bewijzen kunnen voorleggen. 9.2.1.3
moet
Economisch levensvatbaar bedrijf
Er kan alleen steun (rentesubsidie, kapitaalpremie, waarborg) verkregen worden indien het land- of tuinbouwbedrijf economisch levensvatbaar is. Dit betekent dat het land- of tuinbouwbedrijf een minimale economische dimensie moet hebben opdat VLIF-steun zou kunnen verkregen worden: - minstens een arbeidsprestatie van 900 uren per jaar (een halve FTE) vereist; - het arbeidsinkomen uit de activiteiten op het bedrijf bedraagt minstens de helft van het referentie-inkomen (435.000 BEF in 2000). Wanneer het arbeidsinkomen uit de activiteiten op het bedrijf gedeeltelijk verworven wordt via diversificatie (hoevetoerisme, landschapsbeheer, ambachtelijke activiteit), moet minstens de helft ervan komen van de landbouwactiviteit. 9.2.1.4
Boekhouding
Er kan alleen steun (rentesubsidie, kapitaalpremie, waarborg) verkregen worden op voorwaarde dat er een bedrijfseconomische boekhouding bijgehouden wordt. De bedrijfseconomische boekhouding moet gedurende de ganse duur van de steun bijgehouden worden. 9.2.1.5
Minimumvoorwaarden inzake leefmilieu, hygiëne en dierenwelzijn
Er kan alleen steun (rentesubsidie, kapitaalpremie, waarborg) verkregen worden wanneer de aanvrager in het bezit is van de nodige vergunningen (stedenbouwkundige of bouwvergunning, milieuvergunning, vergunning waterwinning e.a.) die noodzakelijk zijn voor de exploitatie. 9.2.1.6
Ligging van de bedrijfszetel
De geografische ligging van het investeringsgoed waarvoor de steun gevraagd wordt, is bepalend voor de keuze van het gewest waar de aanvraag moet ingeleid worden. 9.2.1.7
Minimum investering / minimum kredietbedrag
Het minimumbedrag van de investering die geheel of gedeeltelijk met een lening gefinancierd wordt, is vastgesteld op € 12.500. In de andere gevallen wordt het minimumbedrag van de investering vastgesteld op de helft van dit bedrag. Bij de praktische toepassing van bovenstaande regel moet het minimumbedrag van de investering verantwoord worden met facturen en betalingsbewijzen die betrekking hebben op investeringen / verrichtingen die door hun aard in aanmerking kunnen komen voor steun. Bovendien wordt het brutobedrag van de investering / verrichtingen in aanmerking 73
genomen d.w.z. met inbegrip van kosten (BTW, notariële kosten) specifiek voor het betrokken goed. 9.2.1.8
Bedrijf t.o.v. investeringsplafonds
De steun aan de investeringen wordt verleend met inachtneming van een maximum subsidiabel investeringsbedrag per FTE en per bedrijf. 9.2.1.9
Steun vanwege andere instanties
De land- of tuinbouwer verbindt er zich toe geen andere steun aan te vragen of aangevraagd te hebben onder de vorm van een rentesubsidie, een kapitaalpremie of van welke aard ook voor de investeringen of de vestiging, die voor gevolg zou hebben dat het maximum niveau van de steun overschreden wordt. Indien andere steun verkregen werd die rechtstreeks verbonden is met de kosten voor de investeringen of de vestiging, wordt hiermee rekening gehouden bij het verlenen van de VLIF-steun.
9.2.2
Vormen van steun
Het VLIF verleent zowel steun voor verrichtingen gefinancierd met leningen aangegaan bij een erkende kredietinstelling als verrichtingen gefinancierd met eigen middelen. De vorm van de steun is fundamenteel verschillend naargelang het een verrichting betreft waarvoor investeringssteun kan verkregen worden of een verrichting waarvoor vestigingssteun wordt verkregen. Investeringssteun wordt toegekend onder de vorm van een rentesubsidie.34 Als er voor de investeringen een krediet wordt afgesloten dan zal dit in alle omstandigheden aangevuld worden met een kapitaalpremie die rechtstreeks in verband staat met de rentesubsidie zodat een vooropgesteld volume steun verkregen wordt. Wanneer de investeringen volledig gefinancierd worden met eigen middelen is er geen rentesubsidie en wordt de steun uitsluitend verleend onder de vorm van een kapitaalpremie. Op de eerste € 50 000 vestigingskosten wordt de vestigingssteun altijd toegekend onder de vorm van een vestigingspremie en vervolgens onder de vorm van een rentesubsidie voor zover er voor de bijkomende kosten een lening afgesloten wordt. Deze rente is niet omzetbaar in een kapitaalpremie. Daarnaast kan het VLIF de kredieten waarborgen 35 die een rentesubsidie genieten. In het kader van dit demonstratieproject wordt enkel de steun aan investeringen verder besproken daar hier mogelijkheden zijn voor zorgboerderijen.
9.2.3
Steun aan investeringen in land-en tuinbouw
De investeringssteun wordt verleend met het oog op het bijsturen of aanmoedigen van bepaalde ontwikkelingen. De aanmoediging van de investeringen beoogt een aanpassing van de bedrijfsstructuur tot o.m. de bevordering van de diversificatie van de activiteiten op het landbouwbedrijf. 34 35
Het verlenen van rentesubsidie houdt in dat het VLIF jaarlijks en gedurende een vooraf bepaalde duur op een vastgesteld bedrag een gedeelte van de rentelast betaalt. Wanneer de landbouwers of tuinders in aanmerking komen voor een rentesubsidie op de aangegane kredieten kunnen de financiële instellingen voor dezelfde kredieten bij het VLIF een aanvullende borgstelling krijgen. 74
Investeringen gericht op een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouwmethodes en biologische landbouw genieten van de maximale door de EU toegelaten steun van 40%. In de overzichtslijst36 met subsidiabele investeringen die kunnen genieten van 40% investeringssteun vinden we letterlijk terug dat investeringen gericht op het educatief toegankelijk maken van de landbouwbedrijvigheid inzake de productie van bijlage 1 producten voor een breder publiek. Bij de praktische toepassing wordt hieronder hoevetoerisme (ten hoogste 4 verblijfseenheden ) verstaan evenals investeringen die verband houden met plattelandsklassen, zorgboerderij en campings. In al deze gevallen gaat het om kleinschalige projecten op de hoeve. Dus m.a.w. via het VLIF kan 40% investeringssteun ontvangen worden voor investeringen in het kader van de zorgboerderij. Naast voldaan te hebben aan de algemene voorwaarden dient de landbouwer in een bedrijfsplan aan te tonen dat de investeringen gerechtvaardigd zijn in het licht van de toestand en van de structuur van zijn bedrijf en dat het uitvoeren van de investeringen zal leiden tot een duurzame verbetering van deze toestand. De aanvraag tot VLIF steun gebeurt in samenwerking met een VLIF ambtenaar van een buitendienst, de landbouwer en/of een erkende kredietinstelling. Hier werden de algemene richtlijnen weergegeven. Elke aanvraag zal individueel bekeken en behandeld moeten worden.
9.2.4
Vaststellingen in de praktijk 37
De nieuwe VLIF-reglementering is momenteel twee jaar in werking maar uit de praktijk blijkt dat er nauwelijks of geen aanvragen zijn voor investeringssteun aan zorgboerderijen, landschapsbeheer of hoevetoerisme. Voor de activiteiten die rechtstreeks in het verlengde liggen van de landbouwactiviteit zoals bvb. zelfverwerking en de verkoop van eigen producten zijn er meer aanvragen. Dit mag een relatief succes genoemd worden maar in het geheel van de reglementering is hun aandeel dan weer beperkt. Indien een landbouwer VLIF steun aanvraag dan kan dit voor een combinatie van werken i.f.v. zijn hoofd- en nevenactiviteit. Dus een landbouwer kan bvb. steun aanvragen voor het verbouwen van een stal in het kader van zijn gewone landbouwactiviteit en tegelijkertijd steun aanvragen voor investeringen in het kader van zijn activiteit als zorgboerderij.
9.3
HOEVETOERISME 38
Het hoevetoerisme is gegroeid uit de zoektocht van de landbouw naar een aanvullend inkomen voor het landbouwbedrijf. Momenteel bestaat er nog geen specifiek decreet voor het hoeve- en plattelandstoerisme. Verschillende regelgevingen zijn toepasbaar. In de eerste plaats is er het decreet van 20 maart 1984 houdende het statuut van de logiesverstrekkende bedrijven. Dit decreet heeft betrekking op logiesverstrekkende bedrijven die over minstens vier kamers of accommodatie voor ten minste 10 personen beschikken. Vooraleer men met dergelijke exploitatie kan beginnen dient men over een vergunning te beschikken. Dit decreet is gemaakt op maat van de hotelsector en is niet van toepassing op de zorgboerderij. Bij het opstarten van hoevetoerisme dient rekening gehouden te worden met het decreet van ruimtelijke ordening (zie 9.1.). Bij zorgboerderijen is dit ook het geval. 36 37 38
Deze lijst is niet limitatief. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Land- en Tuinbouwondersteuningsbeleid, ir. J. De Schryver, Leuvenseplein 4, 1000 Brussel Informatie verkregen via de Vlaamse Federatie voor Hoeve- en plattelandstoerisme 75
Andere regelgevingen die van toepassing zijn op het hoevetoerisme zijn: vergunning eetwareninspectie; politiefiche, SABAM, KB op speeltuigen,… Hierna volgt een opsomming van elementen van het hoevetoerisme die ook van belang kunnen zijn bij de zorgboerderij. - verzekeringen: De verzekeringen van het bedrijf zullen aangepast moeten worden wanneer men start met hoevetoerisme. Zowel brandverzekering, BA exploitatie ….. dienen aangepast te worden. In de meeste gevallen betekent dit een uitbreiding van de reeds bestaande verzekeringen. Er wordt aangeraden contact op te nemen met de verzekeringsmakelaar omdat elke situatie afzonderlijk dient bekeken te worden. Ook in het kader van de zorgboerderij zal het element verzekeringen aan bod dienen te komen want de huidige landbouwactiviteit wordt immers uitgebreid met een nevenactiviteit. - BTW Land- en tuinbouwers kunnen voor hun normale activiteit genieten van een bijzondere regeling waarbij men uitgaat van de veronderstelling dat een land- of tuinbouwer in totaal evenveel BTW betaalt als ontvangt. Een landbouwer die evenwel bijkomende diensten verstrekt, is in principe voor zijn gehele activiteit (landbouw inbegrepen) onderworpen aan de normale regeling. Beide activiteiten kunnen onder éénzelfde BTW-nummer vallen. Er wordt wel aangeraden om een aparte boekhouding te voorzien. Er is evenwel een uitzondering. De landbouwer kan onderworpen blijven aan de forfaitaire regeling wanneer zijn omzet (excl. BTW) op jaarbasis voor de bijkomende activiteit lager is dan € 5 580. Indien de boerin als zelfstandige haar taak als zorgboerin uitoefent dient te worden nagegaan wat de BTW- verplichtingen zijn. - brandveiligheid De logiesverstrekkende bedrijven die onder het decreet vallen, dienen aan specifieke brandveiligheidsnormen te voldoen . Zij die niet onder het decreet vallen, worden aangeraden contact op te nemen met de brandweer. In de zorgboerderij zal ook aandacht besteed moeten worden aan de brandveiligheid daar dagopvang en/of kortverblijf wordt aangeboden aan dementerende personen. - subsidies Voor de investeringen kan via het VLIF steun verkregen worden maar er kan slecht steun verkregen worden voor ten hoogste vier verblijfseenheden. Ook voor de zorgboerderij bestaan binnen het VLIF mogelijkheden (zie punt 9.2.). Een aantal van de opgesomde elementen vinden hun uitwerking in hoofdstuk 10.
76
HOOFDSTUK 10: HET STATUUT VAN DE ZORGBOERIN In dit hoofdstuk worden de verschillende statuten die de zorgboerin kan aannemen op een rijtje gezet. De statuten die worden besproken zijn het statuut van de zelfstandige zorgboerin, de zelfstandige zorgboerin volgens het statuut van de zelfstandige onthaalouder, de zorgboerin aangesloten bij een dienst voor gezinszorg, de zorgboerin als werknemer van een dienst voor gezinszorg, het statuut van pleeggezin toegepast op de zorgboerin. Wanneer gesproken wordt van zorgvrager dan wordt steeds de dementerende persoon bedoeld die gebruikt maakt van dagopvang of kortverblijf.
10.1
DE ZELFSTANDIGE ZORGBOERIN
10.1.1
Uitgangspunt
Zorgvrager
- schriftelijk dienstverleningscontract - maandelijkse facturatie
Dienst Gezinszorg
- samenwerkingsovereenkomst - maandelijkse facturatie
Zorgboerin = zelfstandige
10.1.2
Basisdefinitie zelfstandige zorgboerin
Algemeen principe: Een zelfstandige is iemand die een beroepsactiviteit in België uitoefent, zonder dat hij verbonden is door een arbeidsovereenkomst of een statuut als ambtenaar. In dit project staat de zorgboerin in voor dagopvang en/of kortverblijf van dementerende personen. Als zelfstandige kan de zorgboerin niet in ondergeschikt verband werken van een dienst voor gezinszorg. Daarnaast dient in de 77
samenwerkingsovereenkomst tussen de dienst voor gezinszorg en de zorgboerin de autonomie van de zorgboerin benadrukt te worden. Zij stelt vrij en autonoom haar inrichting ter beschikking voor de opvang van dementerende personen.
10.1.3
Administratieve voorwaarden als zelfstandige
Een aantal administratieve voorwaarden dienen vervuld te worden vooraleer gestart kan worden als zelfstandige. 10.1.3.1
Sociale bijdragen39
Algemeen: een zelfstandige is verplicht sociale bijdrage te betalen aan een sociaal verzekeringsfonds of aan de Nationale Hulpkas. Dit betekent dat een zelfstandige zorgboerin een sociale bijdrage zal moeten betalen aan een sociaal verzekeringsfonds of aan de Nationale Hulpkas. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen een zelfstandige in hoofdberoep, bijberoep en gelijkgesteld met bijberoep. Zelfstandige in hoofdberoep Indien het netto belastbaar inkomen van de zorgboerin lager is dan € 10 306 dan is een sociale bijdrage verschuldigd van € 443 per kwartaal (= € 1 772/jaar). Indien het netto belastbaar inkomen hoger wordt dan € 10 306 dan stijgt de bijdrage naarmate het netto belastbaar inkomen stijgt. Uitzondering: Indien de boerin reeds het statuut van zelfstandige heeft dan dient slechts een bijdrage betaald te worden van 20% op het netto-inkomen van de activiteit als zorgboerin. Deze regel is ook van toepassing indien de boer het statuut van zelfstandige heeft en de zorgactiviteit staat op zijn naam. De zorgactiviteit kan wel door de boerin uitgevoerd worden. Door de betaling van sociale bijdragen opent de zelfstandige in hoofdberoep rechten in de sociale zekerheid op het vlak van: - gezondheidszorgen (grote risico’s); - gewaarborgd inkomen (vanaf de 2de maand arbeidsongeschiktheid); - moederschapsuitkering voor de vrouwelijke zelfstandige in hoofdberoep; - pensioen; - kinderbijslag. Om in aanmerking te komen voor de uitkeringen van de ziekteinvaliditeitsverzekering moet de zelfstandige zich bij een ziekenfonds aansluiten.
en
Zelfstandige in bijberoep Voorwaarde: de zorgboerin is halftijds loontrekkende (hetzij werknemer, ambtenaar, of onderwijzend personeel). Wanneer het netto belastbaar inkomen lager is dan € 1 103 dan is geen sociale bijdrage verschuldigd. Wanneer het netto belastbaar inkomen hoger is dan € 1 103 dan is de sociale bijdrage per kwartaal minimum € 47 (= € 188/jaar).
39
SBB, Paul Van der Schueren, Diestsevest 14, 3000 Leuven ACERTA, Sociaal Verzekeringsfonds, Accent, Het sociaal statuut van de zelfstandige, p.4. 78
Indien het netto belastbaar inkomen hoger ligt dan € 10 306 dan gelden de sociale bijdragen zoals bij zelfstandigen in hoofdberoep. Indien de zorgboerin haar hoofdberoep als loontrekkende heeft stopgezet en uitkeringen geniet in de sociale zekerheid of pensioenrechten blijft vormen als loon- of weddetrekkende dan kan zij ook het statuut als zelfstandige in bijberoep aanvragen. Door het betalen van een sociale bijdrage creëert de zelfstandige in bijberoep geen rechten in de sociale zekerheid. Zijn bedrage is een louter solidariteitsbijdrage. Behalve wanneer hij een inkomen heeft van boven de € 10 360 opent hij rechten in de sociale zekerheid. Maar deze rechten zijn niet cumuleerbaar met zijn rechten als loontrekkende. Hij krijgt het voordeligste van de twee, zijnde de uitkeringen als werknemer. 40 Zelfstandigen gelijkgesteld in bijberoep Bepaalde categorieën van zelfstandigen kunnen gelijkgesteld worden met zelfstandigen in bijberoep. Het gaat o.m. over gehuwden van wie de partner een volwaardig statuut heeft bvb. zelfstandige in hoofdberoep. Indien het netto belastbaar inkomen lager is dan € 1 103 dan is geen sociale bijdrage verschuldigd. Wanneer het netto belastbaar inkomen beperkt is tot € 4 478 41 dan dient een sociale bijdrage van € 224 per kwartaal ( = € 896/jaar ) betaald te worden. Wanneer het inkomen dit grensbedrag overschrijdt dan moeten de sociale bijdragen van een zelfstandige in hoofdberoep betaald worden. De zelfstandigen die gelijkgesteld zijn met een bijberoep openen zelf geen rechten in de sociale zekerheid zolang ze een verminderde bijdrage betalen. Ze zijn persoon ten laste van hun partner en genieten afgeleide rechten. 42 10.1.3.2
Verzekeringen
Wanneer de zelfstandige zorgboerin dagopvang of kortverblijf biedt aan dementerende personen dan dient zij de nodige verzekeringen af te sluiten. In de meeste gevallen zal dit een uitbreiding van de bedrijfspolis betekenen. Wanneer gestart wordt met de zorgactiviteit wordt aanbevolen contact op te nemen met de verzekeringsagent zodat er een sluitende polis kan worden afgesloten. -
Aansprakelijkheid van de zorgvrager 43
Een zorgvrager die schade veroorzaakt aan een derde kan hiervoor mogelijk burgerrechtelijk aansprakelijk (BA) worden gesteld. Wanneer hij die schade veroorzaakt in zijn privé-leven dan kan een verzekering BA privé-leven de geldelijke gevolgen van zijn aansprakelijkheid opvangen. Maar de mogelijkheid bestaat ook dat de zorgboerin aansprakelijk gesteld wordt voor de daden van de zorgvrager die zij onder haar hoede heeft. In dat geval kan men beroep doen op een verzekering BA-exploitatie. Men moet er zich wel van bewust zijn dat de voormelde aansprakelijkheidsverzekeringen niet alle schade zullen vergoeden zoals bvb. de schade die de zorgvrager aanricht op de boerderij zelf en waardoor de boer schade lijdt. Nadeel van een uitbreiding van de BA-exploitatie is dat: - het niet volkomen duidelijk is voor de verzekeraars hoe de zorgboerderijactiviteit moet verzekerd worden; 40 41 42 43
Acerta, Sociaal Verzekeringsfonds, Mieke Bruyninckx, Diestsevest 14, 3000 Leuven Het eerste jaar is het netto-belastbaar inkomen beperkt tot € 5226. Acerta, Sociaal Verzekeringsfonds, Mieke Bruyninckx, Diestsevest 14, 3000 Leuven De Sleutel, De haalbaarheid van zorgboerderijen in Vlaanderen, juni 2002, p.48-49 79
-
een meerpremie zal betaald moeten worden door de boer(in); door de zorgboerin zal een bijkomende administratie gevoerd moeten worden; als dienst voor gezinszorg is het moeilijk te controleren of de polis is aangepast of niet.
-
Bescherming van de zorgvrager als persoon
Een zorgvrager die opgevangen wordt op een boerderij wordt blootgesteld aan het risico van een lichamelijk ongeval. Hiervoor dient een lichamelijke ongevallenverzekering afgesloten te worden door de zorgboerin. Opmerking: Vanuit verzekeringshoek wordt voorgesteld om vanuit de dienst voor gezinszorg een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten met 3 grote waarborgen: - BA van de zorgvrager zowel voor schade dat de zorgvrager berokkent aan derden en aan het landbouwersgezin; - BA voor het landbouwersgezin voor alle zaken die betrekking hebben op de opvang van een zorgvrager en waarvoor zij verantwoordelijk gesteld worden; - lichamelijke ongevallenverzekering; Op 01/01dient er jaarlijks aan de verzekeringsmaatschappij een voorschot betaald te worden. Op 31/12 volgt een afrekening op basis van het aantal opvangdagen gerealiseerd in het voorbije jaar. Bedenking Indien de dienst voor gezinszorg dergelijke verzekering afsluit, kan men zich de vraag stellen of de autonomie van de zorgboerin niet in het gedrang komt en of er geen ondergeschikt verband hierdoor tot stand zal worden gebracht.
10.1.4
BTW44
Algemeen principe: Iedere persoon die geregeld en zelfstandig tegen betaling goederen levert of diensten verricht die in het BTW-wetboek beschreven zijn, is BTW-plichtig en moet vooraf een BTW-nummer aanvragen. - Facturatie van de zorgboerin aan de dienst voor gezinszorg(vzw). Uit het algemeen principe kan afgeleid worden dat de zorgboerin haar diensten die zij levert aan de dienst voor gezinszorg dient te factureren. Zij dient een BTW-nummer aan te vragen vooraleer zij start met haar werkzaamheden. Dit houdt in dat zij tevens dient te voldoen aan de verplichtingen die gelden in de gewone BTW-regeling. De zorgboerin zou in principe 21 % BTW dienen door te rekenen aan de dienst voor gezinszorg. Voor de dienst voor gezinszorg is deze BTW - aanrekening een zuivere kost daar deze dienst als vzw de BTW niet kan terugvorderen. Er zijn 2 afwijkingen mogelijk van dit principe waardoor de zorgboerin geen BTW dient aan te rekenen aan de dienst voor gezinszorg. 1. De boerin heeft reeds het statuut van zelfstandige landbouwer en is onderworpen aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen. De landbouwer mag een bijkomende zelfstandige activiteit uitoefenen of bepaalde
44
SBB, Paul Van der Schueren, Diestsevest 14, 3000 Leuven 80
handelingen verrichten die uitgesloten zijn van de bijzondere landbouwregeling op voorwaarde dat de omzet op jaarbasis niet meer bedraagt dan € 5 580. M.a.w. indien de zorgboerin reeds een zelfstandige landbouwactiviteit uitoefent en onderworpen is aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen dan dient zij geen BTW door te rekenen aan de dienst voor gezinszorg op voorwaarde dat de inkomsten voor de dagopvang en/of kortverblijf van dementerende personen op jaarbasis niet meer dan € 5 580 bedragen. 2: De boerin oefent geen enkele zelfstandige activiteit uit (bvb. meewerkende echtgenote). Wanneer zij overschakelt naar het statuut van zelfstandige voor het uitoefenen van een niet landbouwactiviteit dan dient zij het statuut van kleine onderneming aan te vragen evenals een BTW-nummer. Indien de omzet van deze activiteit op jaarbasis niet meer dan € 5 580 bedraagt dat hoeft er geen BTW aangerekend te worden. M.a.w. indien de boerin, op voorwaarde dat ze nog niet zelfstandig is, zelfstandige zorgboerin wil worden dan dient zij het statuut van kleine onderneming en een BTWnummer aan te vragen. Indien de jaaromzet niet meer dan € 5 580 bedraagt dan moet geen BTW aangerekend worden aan de dienst voor gezinszorg. Opmerking: De dienst voor gezinszorg dient geen BTW door te rekenen aan de zorgvrager, cfr. BTW-wetboek art 44 § 2 2° vrij van BTW.
10.1.5
Inkomsten
De zorgboerin factureert maandelijks aan de dienst voor gezinszorg die op zijn beurt de factureert aan de zorgvrager. Prijssimulatie: De jaarlijkse omzet van de zelfstandige zorgboerin mag niet meer dan € 5 580 bedragen wanneer het uitzonderingsprincipe van de BTW-regeling gevolgd wordt. Er wordt verondersteld dat de zorgvrager € 2045 betaalt aan de dienst voor gezinszorg. Dit bedrag dekt o.m. de administratiekosten voor de dienst (€ 5). De overige € 15 is bestemd voor de zorgboerin. Hoeveel dagen opvang per jaar kan de zorgboerin realiseren? € 5 580 : € 15 = 372 dagen per jaar. Wanneer de zorgboerin 365 dagen per jaar opvang voorziet dan kan zij elke dag van het jaar 1 persoon opvangen. Indien rekening wordt gehouden met de feestdagen, vakantie, weekends dan kan de zorgboerin gedurende 230 dagen aan 1,6 personen opvang bieden. Wat zijn de inkomsten die de dienst voor gezinszorg per jaar per gezin ontvangt? 372 x € 5 = € 1860 per gezin per jaar. Elke dienst voor gezinszorg streeft ernaar om 15 gezinnen per jaar te ondersteunen. Op jaarbasis betekent dit € 27 900. Wanneer de zorgvrager supplementen voor de maaltijden dient te betalen, stijgt de omzet van de zorgboerin. Dit heeft invloed op het aantal dagen dat zij opvang kan voorzien daar haar jaarlijkse omzet niet hoger mag zijn dan € 5 580. M.a.w. de 45
In het bedrag van € 20 wordt geen rekening gehouden met eventuele supplementen van maaltijden. 81
zorgboerin kan minder personen opvangen. De inkomsten op jaarbasis voor de dienst voor gezinszorg dalen bijgevolg.
10.1.6
Personenbelasting46
Algemeen principe: De boer wordt belast op zijn nettowinsten (= netto beroepsinkomen). Er zijn twee systemen mogelijk binnen de landbouw: 1. Het gewone belastingsregime Dit houdt in dat de bedrijfsresultaten moeten worden aangetoond aan de hand van een boekhoudkundig systeem waar alle kosten en ontvangsten worden ingebracht. Dit betekent dat voor de zorgactiviteit een boekhouding dient bij gehouden te worden waar alle kosten en ontvangsten worden ingebracht. 2. Het forfaitair belastingsregime In dit systeem wordt op forfaitaire wijze een bijkomende winstberekening (=semibrutowinst + andere winsten) bepaald en worden slechts een beperkt aantal kosten in mindering gebracht. Er dient geen boekhouding gevoerd te worden noch de volledige kosten dienen bewezen te worden.
10.1.7
Vaststelling
De ideale uitgangspositie is dat de boerin zelfstandige is, onderworpen aan de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen op het ogenblik wanneer zij start met de zorgactiviteit. Voordelen: -Er dient slechts een sociale bijdrage betaald te worden van 20% op het netto-inkomen van de zorgactiviteit. -Indien de jaaromzet lager is dan € 5 580 dan moet geen BTW aangerekend worden aan de dienst voor gezinszorg. Nadeel van dit systeem is dat er geen ondergeschikt verband kan bestaan tussen de dienst voor gezinszorg en de zorgboerin. Gevolg is dat de controle- en sanctioneringsmogelijkheden van de dienst voor gezinszorg t.o.v. de zorgboerin zeer beperkt zijn. Als zelfstandige zorgboerin is het moeilijker om een sluitende verzekering af te sluiten. Wanneer er extra-supplementen voor de maaltijden dienen uitbetaald te worden dan heeft dit nadelige gevolgen voor de dienst voor gezinszorg en voor de zorgboerin. Voor de overheid is dit één van de goedkoopste systemen. Dit wil zeggen, dat de overheid geen enkele werkingssubsidie uitbetaald aan de zorgboerin. Alle kosten van de opvang worden betaald door de gebruiker, in dit geval de dementerende persoon of zijn vertegenwoordiger. Wat de personenbelasting betreft zou een mogelijke andere oplossing kunnen zijn nl. het kostenforfait dat onthaalouders mogen inbrengen in de personenbelasting uit te breiden naar zorgboerinnen. Een zelfstandige onthaalouder mag immers een kostenforfait van € 12,15 per dag inbrengen per opgevangen kind.
46
SBB, Paul Van der Schueren, Diestsevest 14, 3000 Leuven 82
10.2.
DE ZELFSTANDIGE ZORGBOERIN VOLGENS HET STATUUT VAN ZELFSTANDIGE ONTHAALOUDER
De voorwaarden die gelden voor een zelfstandige onthaalouder47 werden hier vertaald naar de zorgboerin.
10.2.1 Uitgangspunt Zorgvrager
- schriftelijk dienstverleningscontract - maandelijkse facturatie
Zorgboerin = zelfstandige
10.2.2
Basisdefinitie
De zorgboerin staat op zelfstandige wijze in voor de dagopvang van dementerende personen.
10.2.3
Administratieve voorwaarden
Vestigingsattest: niet van toepassing Attest basiskennis bedrijfsbeheer: niet van toepassing Inschrijven in het handelsregister: niet van toepassing 10.2.3.1
Sociale bijdragen
Idem als bij de zelfstandige zorgboerin (cf. 10.1.3.1) 10.2.3.2
Verzekeringen
idem als bij de zelfstandige zorgboerin. De problemen die daar aangehaald werden zij hier ook van toepassing met dien verstande dat hier zelfs niet in overweging kan genomen worden om een aansprakelijkheidsverzekering door de dienst voor gezinszorg te laten afsluiten. Maar in dit statuut wordt de zorgboerin door de Vlaamse administratie verzekerd voor persoonlijke ongevallen, vanaf het ogenblik waarop de zorgboerin over een attest van toezicht beschikt uitgereikt door de Vlaamse administratie. 48
47 48
www.kinderopvang.be/starters/onthaalouders Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende de toekenning van een verzekering persoonlijke ongevallen aan opvanggezinnen.
83
10.2.4
BTW
De zorgboerin dient geen BTW-nummer aan te vragen en is niet onderworpen aan de BTWregelgeving.
10.2.5
Inkomsten
De zorgboerin factureert maandelijks aan de zorgvrager. Zij mag haar vraagprijs vrij bepalen. De zorgboerin kan voor elke aanwezigheid van een oudere met een specifieke zorgbehoefte, met een maximum van één per dag, een forfaitair bedrag van € 7,5 als kostenvergoeding krijgen.49 De zorgboerin kan genieten van een installatiepremie van € 371.50 Indien de zorgboerin van deze twee subsidiemaatregelen wil genieten, dient zij over een attest van toezicht te beschikken, uitgereikt door de Vlaamse administratie.
10.2.6.
De personenbelasting
De inkomsten zijn de bedragen die de zorgvragers betaald hebben. Ofwel de werkelijke kosten ofwel de forfaitaire beroepskosten ten bedrage van € 12,5 per opvangdag kunnen ingebracht worden. Forfaitaire beroepskosten kunnen enkel ingebracht worden wanneer de zorgboerin beschikt over een attest van toezicht uitgereikt door de Vlaamse administratie.
10.2.7
Vaststelling
Dit statuut kan niet zomaar ingevoerd worden. Er dienen een aantal ingrepen in de regelgeving te gebeuren o.a. inzake BTW en de personenbelasting. Het voordeel van dit systeem is dat de BTW wegvalt en bijgevolg geen rekening dient te worden gehouden met het grensbedrag van € 5 580 als jaarlijkse omzet. Dementerende personen worden gezien als personen met een specifieke zorgbehoefte, vertaald naar de wetgeving inzake zelfstandige onthaalouders betekent dit dat slechts één dementerende persoon op een zorgboerderij kan opgevangen worden terwijl de initiatiefnemers aan maximum vijf dementerende personen opvang wensen te bieden. In dit systeem bestaat er geen enkel samenwerkingsverband tussen een dienst voor gezinszorg en de zorgboerin. De controle en sanctionering gebeuren door de bevoegde overheid, in casu de Vlaamse Gemeenschap administratie Welzijn.
49
50
Ministerieel besluit van 9 juli 2001, houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, aan de opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen.
84
10.3
DE ZORGBOERIN AANGESLOTEN DIENST VOOR GEZINSZORG
BIJ
EEN
Dit statuut werd uitgewerkt naar analogie met de onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen.51
10.3.1
Uitgangspunt Zorgvrager
- inschrijvingsformulier - huishoudelijk reglement - maandelijkse facturatie Dienst Gezinszorg - aansluitingsovereenkomst -betaalt een vaste onkostenvergoeding aan de zorgboerin
- invullen prestatieblad per zorgvrager
Zorgboerin = vrijwilliger met onkostenvergoeding
10.3.2
Basisdefinitie
De zorgboerin is aangesloten bij een dienst voor gezinszorg. Zij voorziet in dagopvang en/of kortverblijf van dementerende personen en ontvangt hiervoor een vaste onkostenvergoeding van de dienst voor gezinszorg.
10.3.3
Administratieve voorwaarden
10.3.3.1
Sociaal bijdragen.
De zorgboerin betaalt geen sociale bijdragen. De zorgboerin geniet eventueel van afgeleide sociale rechten. 10.3.3.2
Verzekeringen
De dienst voor gezinszorg sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af waardoor de zorgboerin verzekerd is voor de schade van lichamelijke en stoffelijke aard die door de zorgvrager aan derden wordt veroorzaakt.
51
De informatie over de onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen werd verkregen dankzij een interview met mevrouw Lut Huveneers van de dienst Landelijke Kinderopvang van de KVLV. www.kinderopvang.be/starters/onthaalouders
85
Er wordt eveneens een lichamelijk ongevallenverzekering afgesloten waarbij de zorgboerin verzekerd is voor de lichamelijke ongevallen van de zorgvragers die aan haar toezicht werden toevertrouwd. De zorgboerin betaalt hiervoor een kleine dagpremie aan de dienst voor gezinszorg. Door de dienst voor gezinszorg wordt een verzekering afgesloten voor lichamelijke ongevallen van de zorgboerin, overkomen op weg naar, van en tijdens activiteiten van de dienst voor gezinszorg. Jaarlijks betaalt de zorgboerin hiervoor een kleine premie aan de dienst voor gezinszorg. De dienst voor gezinszorg ontvangt daartoe van de Vlaamse administratie per aangesloten zorgboerin en per jaar een forfaitair bedrag van € 31,44. 52 Opmerking: In deze context kan de dienst voor gezinszorg perfect een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten zoals voorgesteld bij het statuut van de zelfstandige zorgboerin (zie 10.1.3.2).
10.3.4
BTW
niet van toepassing
10.3.5
Inkomsten
De zorgboerin ontvangt van de dienst voor gezinszorg een vaste onkostenvergoeding van € 13,91. Deze onkostenvergoeding dekt de kosten voor voeding (niet dieet of specifieke wensen), het onderhoud en de opvang van de zorgvrager.53 Voor flexibele of moeilijke uren wordt een onkostenvergoeding van 160% ontvangen. Deze vergoeding wordt ontvangen: - als een ouder overdag opgevangen wordt voor langer dan 12 uur; - wanneer een oudere ’s nachts langer blijft dan 13 uur; - wanneer een oudere aansluitend een dag en een nacht blijft maar minder dan 24 uur..54 De zorgboerin kan voor elke aanwezigheid van een oudere met een specifieke zorgbehoefte, met een maximum van één per dag, een forfaitair bedrag van € 7,5 als kostenvergoeding krijgen.55 De zorgboerin aangesloten bij een dienst kan een installatiepremie van € 371 ontvangen.56 De dienst voor gezinszorg vraagt aan de zorgvrager een financiële bijdrage afhankelijk van het inkomen van de zorgvrager.
10.3.6
Personenbelasting
De vaste onkostenvergoeding die aan de zorgboerin wordt betaald door de dienst voor gezinszorg is belastingsvrij.
52
53 54 55
56
Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende de toekenning van een verzekering persoonlijke ongevallen aan opvanggezinnen Ministerieel besluit van 21 maart 2002, houdende de vaststelling van het bedrag, toegekend aan de diensten voor opvanggezinnen, in het kader van een verzekering persoonlijke ongevallen voor de aangesloten opvanggezinnen Ministerieel besluit van 9 juli 2001,houdende nadere bepalingen betreffende de kostenvergoeding voor opvanggezinnen, aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen www.kinderopvang.be/nieuws_onkostenvergoeding Ministerieel besluit van 9 juli 2001, houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, aan de opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin. Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen.
86
10.3.7
Vaststelling
Het voordeel van dit statuut is dat wanneer de zorgboerin gehuwd is, zij ten laste valt van haar echtgenoot. Daarnaast dient de zorgboerin geen belasting te betalen op de vaste onkostenvergoeding. Een ander voordeel is dat voor dit statuut kan teruggevallen worden op de bestaande wetgeving van onthaalouders aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen. Uiteraard zal de desbetreffende regelgeving aangepast moeten worden i.f.v. zorgboerinnen. Nadeel is dat de zorgboerin geen sociale rechten kan opbouwen en dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat. Een sociaal statuut voor onthaalouders is momenteel in voorbereiding (cfr. Hoofdstuk 8, ministatuut van de onthaalouders). Indien dit ministatuut wordt gerealiseerd dan is dit perfect vertaalbaar naar dit statuut van de zorgboerin.
10.4
DE ZORGBOERIN ALS WERKNEMER VAN EEN DIENST VOOR GEZINSZORG
10.4.1
Uitgangspunt Zorgvrager
- schriftelijk hulpverleningscontract - maandelijkse facturatie
Dienst Gezinszorg
- arbeidsovereenkomst - betaalt loon
Zorgboerin = werknemer
10.4.2
Basisdefinitie
De zorgboerin heeft een arbeidsovereenkomst van bediende met de dienst voor gezinszorg. Zij staat in voor dagopvang en/of kortverblijf van dementerende personen bij haar thuis.
10.4.3
Administratieve voorwaarden
10.4.3.1
Sociale bijdragen
Hier gelden de algemene regels van de sociale wetgeving toepasbaar op bedienden.
87
10.4.3.2
Verzekeringen
De dienst voor gezinszorg sluit alle nodige verzekeringen af.
10.4.4
BTW
niet van toepassing
10.4.5
Inkomsten
De zorgvrager betaalt maandelijks € 20 aan de dienst voor gezinszorg. Dit bedrag is niet voldoende om de loonkosten te dekken van de zorgboerin. Dit betekent dat de overheid subsidies moet voorzien voor de dienst voor gezinszorg. Aan de zorgboerin wordt maandelijks een loon uitbetaald ongeacht het aantal personen dat ze opvangt. Het loon is conform loonsvoorwaarden van een verzorgende werkzaam bij een dienst voor gezinszorg.
10.4.6
Personenbelasting
Hier gelden de algemene regels van de personenbelasting.
10.4.7
Vaststelling
Dit statuut is een volwaardig statuut. De zorgboerin bouwt sociale rechten op. Er bestaat een arbeidsovereenkomst tussen de zorgboerin en de dienst voor gezinszorg waardoor de zorgboerin een vast loon ontvangt ongeacht het aantal personen dat zij opvangt (= nadeel). Dit statuut vraagt zware financiële inspanningen van de overheid.
10.5
HET STATUUT VAN PLEEGGEZIN TOEGEPAST OP DE ZORGBOERIN
Volledigheidshalve verwijzen wij in dit hoofdstuk naar het statuut van de pleegouder, zoals uitgewerkt in de pleegzorg. We stellen vast dat in Vlaanderen vanuit diverse hoeken de pleegzorg wordt georganiseerd, gesubsidieerd en hierop toezicht wordt gehouden en dit elk voor een specifieke doelgroep van minderjarigen: - de bijzondere jeugdzorg (Vlaamse Gemeenschap), na een beslissing van een verwijzende instantie; - Kind en Gezin (Vlaamse Gemeenschap) op vraag van de ouder(s) (privé plaatsing); - Wonen met Ondersteuning van een particulier voor personen met een handicap (Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap); - het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis te Geel (federale overheid) in overleg en op vraag van de ouder(s) en het ziekenhuis (gezinsverpleging). In het kader van de bijzondere jeugdbijstand wordt onder pleegzorg begrepen de organisatie van de plaatsing van (verlengde) minderjarigen (jonger dan 18 jaar) in een pleegezin. Een pleegezin wordt omschreven als een persoon die of een gezin dat minderjarigen opneemt (Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, B.S. 10.XII.1994). In de hierna volgende tekst vertalen we de organisatie van de pleegzorg naar de organisatie en werking van een zorgboerderij voor dementerende personen.
88
10.5.1
Uitgangspunt Administratie Vlaamse Gemeenschap
- toezicht - subsidiëring werkingskosten van de dienst
- aantoonbaar voldoen aan regelgeving en kwaliteitsdecreet - administratieve verplichtingen vervullen met het oog op het bekomen van de werkingssubsidies - administratieve formaliteiten met het oog op de uitbetaling van de onkostenvergoeding van de zorgboerin
Storting van de onkostenvergoeding
informatie Dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin
zorgvrager screening, matching, opvolging zogplan/activiteitenplan
- storting van de onkostenvergoeding - werving en selectie van de zorgboerin/zorgboerderij - vorming en begeleiding van de zorgboerin - nazorg en evaluatie zorgboerin
10.5.2
- opvang van de dementerende persoon - invullen document met vermelding van het aantal opvangdagen = vrijwilliger met onkostenvergoeding
Basisdefinitie
De zorgboerin sluit zich aan bij een dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin. Zij voorziet in dag-, nachtopvang en/of kortverblijf van dementerende personen en ontvangt hiervoor een vaste onkostenvergoeding van de administratie van de Vlaamse Gemeenschap departement Welzijnszorg afdeling thuiszorg of ouderenzorg. Na het volgen van informatiedagen/avonden en een positieve evaluatie vanwege de beide partijen, wordt tussen de dienst voor pleegzorg en de kandidaat pleegouder een overeenkomst afgesloten. Naast langdurige opvang, kan tevens worden voorzien in dag-, nacht of kortverblijf.
10.5.3
De dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin
De dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin heeft als werkingsopdracht de promotie van het concept zorgboerderij bij de landbouwersgezinnen, de werving, de selectie, de vorming, de begeleiding en de evaluatie van de zorgboerin(nen). Daarnaast staat deze tevens in voor de promotie van de opvang van dementerende personen gedurende de dag, de nacht of een korte periode (crisisopvang, kortverblijf) op een zorgboerderij bij verwijzende instanties en het brede publiek, de screening, de matching (profiel dementerende persoon in relatie met het profiel van de zorgboerin in evenwicht brengen) en de opvolging van het zorgplan/activiteitenplan van de dementerende persoon.
89
De dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin ontvangt voor deze werkzaamheden van de Vlaamse administratie een werkingssubsidie, die overeenstemt met: - de loonkost van 1FTE begeleider per 36 opgevangen dementerende personen (gegradueerde richting menswetenschappen); - de loonkost van 1FTE kader – bijzondere functie per 60 opgevangen dementerende personen (universitaire diploma's); - de loonkost van 1FTE directeur vanaf 36 opgevangen dementerende personen; - administratiekosten; - werkingskosten (bvb. verzekeringen).
10.5.4
Administratieve voorwaarden
10.5.4.1
Sociaal bijdragen
De zorgboerin betaalt geen sociale bijdragen. 10.5.4.2
Verzekeringen
De dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin sluit een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid af waardoor de zorgboerin verzekerd is voor de schade van lichamelijke en stoffelijke aard die door de zorgvrager aan derden wordt veroorzaakt of betaalt de franchise, indien de pleegouder deze verzekering reeds heeft afgesloten. Er wordt eveneens een lichamelijke ongevallenverzekering afgesloten door de dienst ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin waarbij de zorgboerin verzekerd is voor de lichamelijke ongevallen van de zorgvragers die aan haar toezicht werden toevertrouwd. Indien de pleegouder deze verzekering heeft afgesloten, betaalt de dienst de franchise. De financiering van deze verzekeringen is opgenomen in de werkingssubsidies die door de overheid aan de dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin wordt betaald.
10.5.5
BTW
Niet van toepassing
10.5.6
Inkomsten
De zorgboerin ontvangt rechtstreeks van de administratie van de Vlaamse Gemeenschap departement welzijn afdeling thuiszorg of ouderenzorg een maximale onkostenvergoeding van € 24,29 per dag (24 uur = kortverblijf) per dementerende persoon die men opvangt. Bij dagverblijf wordt een maximale onkostenvergoeding van € 15 voorzien. Deze onkostenvergoeding dekt de kosten voor voeding (inclusief dieet), het onderhoud en de opvang van de zorgvrager. Bij plaatsing in een pleeggezin ontvangt het pleeggezin de kinderbijslag van het kind. Hiermee kan het pleeggezin kleding, schoolmateriaal, enz. aankopen voor het pleegkind. Deze maatregel is uiteraard niet van toepassing in geval van opvang van een dementerende persoon op een zorgboerderij. Het spreekt voor zich dat de persoonlijke aankopen betaald worden door de dementerende persoon of zijn vertrouwenspersoon (pensioengelden of vervangingsinkomen).
90
10.5.7
Gebruikersbijdrage
In de regelgeving inzake de bijzondere jeugdbijstand wordt niet voorzien dat de ouders van een geplaatste minderjarige een bijdrage betalen voor het verblijf van hun kind in een pleeggezin. Bij een plaatsing in een pleeggezin via Kind en Gezin wordt evenwel een forfaitaire bijdrage van maximaal € 2,47 gevraagd per opvangdag. Naar analogie met deze regeling zou men kunnen stellen dat de dienst ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin bij de dementerende persoon een persoonlijke bijdrage vordert van € 2,47 per opvangdag. Deze gelden kunnen dan worden aangewend om een gedeelte van de werkingskosten te dekken van de dienst voor ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin.
10.5.8
Personenbelasting
De onkostenvergoeding die aan de zorgboerin wordt betaald door de dienst ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin is belastingsvrij. In geval een langdurige opvang kan overwogen worden om de dementerende persoon in te schrijven als inwonende bij het landbouwersgezin. Deze kan dan de dementerende persoon aangeven als ‘persoon ten laste’.
10.5.9
Vaststelling
De vertaalslag van het statuut van de pleegouder naar deze van een zorgboerin vertoont veel gelijkenis met deze van het statuut van de onthaalmoeder. Verschilpunten situeren zich op vlak van de berekening van de gebruikersbijdrage (geen bijdrage of slechts beperkte forfaitaire bijdrage), de rol van de dienst voor pleegzorg ten aanzien van de pleegouders en het pleegkind (intense promotie, vorming en begeleiding van het pleeggezin, opvolging handelingsplan en de verslaggeving hiervan aan de verwijzende instanties), de betaling van de onkostenvergoeding door de overheid rechtstreeks aan de pleegouder (en dus niet aan de dienst voor pleegzorg). Gelijkenissen vinden we voornamelijk in het pijnpunt van het ontbreken van een duidelijk juridisch, sociaal en fiscaal statuut van de pleegouder en de krappe overheidssubsidiëring van de werkingskosten van de dienst voor pleegzorg.
10.6
BESLUIT
Indien er geen regelgeving wordt uitgewerkt die specifiek van toepassing is op de zorgboerin dan zal het statuut die de zorgboerin zal aannemen bepaald worden door haar eigen individuele keuze en dit met alle gevolgen van dien. Indien er geen aanpassing komt van bepaalde statuten dan is de kans immers groot dat er geen zorgboerderijen tot stand komen en dit ten gevolge van juridisch administratieve problemen.
91
DEEL II DE ZORGBOERDERIJ PRAKTISCH
92
HOOFDSTUK 11: DE ZORGBOERDERIJ: CONCEPTVOORSTEL EN ROL VAN DE BETROKKEN PARTIJEN In het eerste gedeelte kwam de theoretische uitwerking van het concept zorgboerderij aan bod. De diverse regelgevingen vanuit landbouw en zorg werden naast elkaar gelegd en er werd gezocht naar aanknopingspunten. De verschillende mogelijke statuten die de zorgboerin kan aannemen werden bestudeerd, waarbij telkens de pro en contra’s naast elkaar werden gezet. Het ogenblik is aangebroken om de praktische kant van de zaak uit te werken en dit gebeurt op basis van elementen die ons vanuit het theoretisch kader worden aangereikt. In dit hoofdstuk wordt het concept waarvoor de initiatiefnemers gekozen hebben, toegelicht. Vervolgens worden de rechten en plichten van de dementerende besproken. Daarnaast wordt de taakomschrijving van de zorgboerin en de dienst voor gezinszorg besproken.
11.1
HET CONCEPT
Het voorliggende demonstratieproject beoogt de realisatie van een zorgboerderij voor dementerende personen. Er wordt uitdrukkelijk gekozen dit project te verwezenlijken binnen één of meerdere reguliere landbouwbedrijf(ven), waar één van de partners arbeidsoverschot heeft. In de praktijk gaan we er van uit dat dit meestal de vrouw zal zijn. Om deze reden wordt ook altijd gesproken over de zorgboerin i.p.v. de zorgboer. De hoofdactiviteit is en blijft landbouw maar er zal een nevenactiviteit worden opgestart zijnde een zorgactiviteit. In een eerste fase van het project wenst men op één of meerdere landbouwbedrijven dagopvang te verstrekken aan licht dementerende personen, die thuis opgevangen en begeleid worden en woonachtig zijn in de regio Essen. Met dagopvang wordt dagbesteding met courant toezicht en persoonsverzorging bedoeld. Op deze manier wil men de mantelzorg ondersteunen en ontlasten. Het maximaal aantal personen dat op de boerderij kan worden opgevangen, wordt op vijf gesteld (inclusief eigen ouders) gedurende een halve dag (minimum 3 uur/maximum 6 uur) of een volledige dag (minimum 6 uur/maximum 10 uur), tenzij kortverblijf. In een tweede fase beoogt men het kortverblijf mogelijk te operationaliseren. Indien financieel én reglementair mogelijk, zou in een laatste fase kunnen worden overwogen om op de boerderij een kleinschalig genormaliseerd woonproject te realiseren. In een dergelijk woonproject verblijven dementerende personen langdurig. Bij het organiseren van dagopvang en kortverblijf wensen de initiatiefnemers de volgende werkingsprincipes in acht nemen: - aan de dementerende persoon dient een zo grootst mogelijke vrijheid verleend te worden; - aan elke dementerende persoon moet een volledige filosofische, godsdienstige en politieke vrijheid gewaarborgd worden; - de dementerende persoon dient zo maximaal mogelijke geïntegreerd te worden in het familiaal leven van het landbouwersgezin; - het staat de dementerende persoon vrij bezoek te ontvangen; - de vrije keuze van geneesheer moet verzekerd worden;
93
-
respect voor de autonomie, zelfredzaamheid en de eigenheid van de dementerende persoon; de dementerende persoon mag in geen geval het beheer van zijn gelden en/of goederen of het bewaren ervan toevertrouwen aan het landbouwersgezin; het landbouwersgezin mag geen donaties, legaten, schenkingen of erfenis ontvangen van de dementerende persoon; aan de dementerende persoon wordt permanent toezicht gewaarborgd.
11.2
DE BETROKKEN PARTIJEN
Voor de uitwerking van het vooropgestelde concept onderscheiden we drie betrokken partijen, met name de dementerende persoon, de zorgboerin en de dienst voor gezinszorg. Schematische voorstelling:
DEMENTERENDE
DE DIENST VOOR GEZINSZORG
DE ZORGBOERIN
De dementerende persoon wordt opgevangen bij de zorgboerin thuis. De zorgboerin biedt de dementerende dagbesteding of kortverblijf aan. De dementerende sluit voor deze dagopvang of het kortverblijf een overeenkomst af met de dienst voor gezinszorg. De dienst voor gezinszorg zorgt voor de nodige begeleiding aan de dementerende en zijn familie. Voor de geboden hulp- en dienstverlening betaalt de dementerende persoon of zijn vertrouwenspersoon een gebruikersbijdrage aan de dienst voor gezinszorg. Dit betekent dat de zorgboerin niet rechtstreeks wordt betaald, maar wel via de dienst voor gezinszorg. Per opvangdag wordt afgesproken dat € 20 dient te worden betaald (excl. supplementen van maaltijden e.d.), waarvan € 5 bestemd is voor de dienst voor gezinszorg en € 15 voor de zorgboerin. In het concept wordt er doelbewust voor gekozen om de dienst voor gezinszorg een schakel tussen de dementerende persoon en de zorgboerin te laten zijn. Zij begeleidt hen beiden en vervult een aantal taken ten behoeve van de hulp- en dienstverlening. De initiatiefnemers zijn er immers van overtuigd dat een dienst voor gezinszorg bij uitstek goed geplaatst is om deze werkzaamheden naar behoren te vervullen. De dienst beschikt 94
immers over ervaring en deskundigheid met betrekking tot de thuis(zorg)begeleiding van gezinnen. 11.2.1
De dementerende persoon
11.2.1.1
Profiel
Er wordt gekozen om dagopvang aan te bieden aan dementerende personen. Het profiel dat de initiatiefnemers voor ogen hebben van de gebruikers van dagopvang op de zorgboerderij is de volgende: - de dementerende persoon heeft geen nood aan intensieve medische behandeling en toezicht; - de dementerende persoon heeft behoefte aan sociaal contact, (re-) activering, toezicht bij de activiteiten van het dagelijks leven. 11.2.1.2
Rechten van de dementerende persoon
Wanneer de dementerende persoon beroep doet op dagopvang en/of kortverblijf op de zorgboerderij dan beschikt hij/zij over een aantal rechten. Zijn/haar rechten worden als volgt omschreven: - de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger heeft recht op een schriftelijke overeenkomst; - de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger heeft recht op een activiteitenen afsprakenplan; - de dementerende persoon kan genieten van een warme maaltijd. De prijs voor deze maaltijd bedraagt € 2,5 en wordt supplementair verrekend. De dementerende persoon is niet verplicht de warme maaltijd te nuttigen; - de dementerende persoon kan zijn eigen dieetvoeding meebrengen; - de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger moet de mogelijkheid hebben om suggesties, bemerkingen of klachten mede te delen aan de dienst voor gezinszorg; - de dementerende persoon heeft recht op privacy; - de dementerende persoon heeft recht op een correcte bejegening en respectvolle omgang. 11.2.1.3
Plichten van de dementerende persoon
Naast rechten heeft de dementerende uiteraard ook plichten, die als volgt worden omschreven: - de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger dienen respect te tonen voor de privacy en de bezittingen van het landbouwersgezin; - de gebruikersbijdrage dient betaald te worden aan de dienst voor gezinszorg binnen de termijn, zoals overeengekomen; - er dient een medisch attest voorgelegd te worden: ο waaruit blijkt dat de dementerende persoon geen intensieve medische behandeling nodig heeft; ο geen besmettelijke aandoening heeft. - de aanwezigheidsdagen worden vooraf bepaald in het afspraken- en activiteitenplan dat in samenspraak met de dienst voor gezinszorg en de zorgboerin wordt opgemaakt; - de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger dient tijdig (minimum 48 uur) op voorhand zijn afwezigheid te melden aan de dienst voor gezinszorg, tenzij bij overmacht (bvb. plotse ziekte of opname van de dementerende persoon). Indien dit niet gebeurt, dient de onkostenvergoeding van € 20 betaald te worden. - de dementerende persoon dient zelf zijn verzorgings- en incontinentiemateriaal mee te brengen.
95
11.2.2
De zorgboerin (landbouwersgezin)
Ook voor de zorgboerin die opvang aanbiedt, wordt een bepaald profiel beschreven en worden de opdrachten die zij dient te vervullen ten aanzien van de dementerende en ten aanzien van de dienst voor gezinszorg, geëxpliciteerd. Daarnaast worden ook nog een aantal bijzondere voorwaarden gespecificeerd. 11.2.2.1
Het profiel van de zorgboerin
De vaardigheden en attitudes die van de zorgboerin gevraagd worden, zijn de volgende: - contactvaardig zijn; - graag met ouderen werken (warmte en geborgenheid geven); - oplossingsgericht werken; - flexibel zijn; - verlenen van kwaliteitsvolle hulp en bijstand aan dementerende personen; - het opbouwen van een relatie in wederzijds vertrouwen; - het aanbieden van een veilige en vredige omgeving; - het respecteren van de eigenheid van de dementerende persoon en zijn/haar omgeving; - het respecteren van de religieuze, politieke, sociale en culturele achtergrond van de dementerende persoon; - bereidheid tot samenwerking en overleg met de mantelzorgers, vrijwilligers en/of professionele hulpverleners. 11.2.2.2 -
de opvang en de verlening van hulp en bijstand overdag aan maximum 5 dementerende personen (inclusief eigen ouders) gedurende een halve dag (minimum 3 uur/ maximum 6 uur) of een volledige dag (minimum 6 uur/maximum 10 uur), tenzij kortverblijf; de opmaak en de uitvoering van het activiteiten- en afsprakenplan, samen met alle betrokkenen; het verstrekken van een warme maaltijd, dranken en andere; Voor de warme maaltijd wordt er een supplementaire prijs van € 2,5 aangerekend. De dranken (water, koffie en thee) zijn in de dagprijs inbegrepen. het verstrekken van ontbijt en avondmaal is niet verplichtend; Een supplement zal hiervoor aangerekend worden in overleg met de dienst voor gezinszorg en het landbouwersgezin. het verstrekken van dieetvoeding is niet verplichtend; Een supplement zal hiervoor aangerekend worden in overleg met de dienst voor gezinszorg en het landbouwersgezin. het voedsel moet in voldoende hoeveelheid beschikbaar zijn en tevens gezond en afwisselend zijn; de aanreiking van zinvolle dagbesteding; het aanbieden van een veilige, rustige en aangepaste omgeving aan de dementerende persoon; de communicatie met de betrokken zorgverleners.
11.2.2.3 -
Opdrachten van de zorgboerin ten aanzien van de dementerende persoon
Opdrachten van de zorgboerin ten aanzien van de dienst voor gezinszorg
het volgen van vorming georganiseerd door de ondersteunende dienst voor gezinszorg; het toelaten van psycho-sociale ondersteuning door de ondersteunende dienst voor gezinszorg; het afsluiten van de noodzakelijke verzekeringen; het factureren aan de dienst voor gezinszorg; Het landbouwersgezin factureert niet aan de dementerende persoon.
96
-
het verstrekken van alle noodzakelijke informatie; het telefonisch bereikbaar zijn, gedurende de periode dat opvang wordt geboden.
11.2.2.4 -
-
Bijzondere voorwaarden
het landbouwersgezin kan in overleg met de dienst voor gezinszorg in specifieke situaties en noodgevallen dementerende personen opvangen tijdens de nacht en tijdens het weekend op voorwaarde dat: o de dementerende persoon kan beschikken over een eigen slaapkamer van tenminste 15 m²; o aan de dementerende persoon permanent toezicht wordt gewaarborgd. het landbouwersgezin wordt niet belast met medische, paramedische en/of verpleegkundige taken. Hiervoor wordt beroep gedaan op de bestaande voorzieningen in de thuis(ver)zorg(ing).
11.2.3
De dienst voor gezinszorg
Zoals eerder vermeld, wordt ervoor gekozen de dienst voor gezinszorg een coördinerende rol te laten vervullen tussen de betrokken partijen. Deze coördinerende rol wordt gekoppeld aan een netwerkgedachte. Dit wil zeggen dat de dienst deze rol slechts kan vervullen, indien de dienst voor gezinszorg een samenwerkingsverband aangaat met een erkend rusthuis/rust- en verzorgingstehuis en/of centrum voor kortverblijf, gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van dementerende personen en hun mantelzorgers uit de regio waar de zorgboerderij wordt gerealiseerd. De dienst voor gezinszorg neemt een aantal taken t.a.v. de zorgboerin, de dementerende persoon en de hulpverlening op zich. 11.2.3.1
Opdrachten van de dienst voor gezinszorg ten aanzien van de zorgboerin
11.2.3.1.1
De selectie
-
-
-
opstarten samenwerkingsverband: ο informatiebrochure; ο profielonderzoek door huisbezoek; ο ondertekenen van een samenwerkingsovereenkomsten met andere regionale zorgaanbieders. uitwerken profiel kandidaat/zorgboerin(nen): o meerderjarig zijn; o beschikken over een getuigschrift van goed gedrag en zeden voor alle inwonende leden van het landbouwersgezin; o ten minste beschikken over een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs of een kwalificatiegetuigschrift van het hoger secundair beroepsonderwijs in een menswetenschappelijke richting; Uitzonderingen kunnen hierop toegestaan worden op basis van aantoonbare ervaring. ο beschikken over een doktersattest waaruit blijkt dat de leden van het landbouwersgezin fysiek bekwaam zijn de opvangactiviteit uit te oefenen en niet aan een besmettelijke aandoening lijden. uitwerken toetsing, dit wil zeggen een soort checklist waarmee men op de boerderij een aantal aandachtspunten aftoetst; uitwerken van een handig, eenvoudig en eenduidig intake/indicatie-instrument voor de screening van de dementerende persoon en zijn omgeving.
97
11.2.3.1.2
De vorming
-
uitwerken vormingspakket voor starters: ο de zorgboerin, dient een basisopleiding van vier dagen te volgen; ο de basisopleiding bevat o.m. volgende onderwerpen: psychologie van het ouder worden, EHBO, dementie, communicatievaardigheden, hef-en tiltechnieken, elementaire basis van zorg; ο vrijstellingen binnen de basisopleiding kunnen worden verkregen en dit in functie van de reeds opgedane ervaring; ο na de basisopleiding volgt een toetsing tussen de dienst voor gezinszorg en de zorgboerin; ο na de basisopleiding dient een stage van dertig uur gevolgd te worden. Deze stage kan in de thuiszorg of in de residentiële zorg gevolgd worden; ο wanneer de basisopleiding en de stage voltooid zijn, volgt er een evaluatie met de dienst voor gezinszorg, de zorgboerin, de verantwoordelijke van de Landelijke Thuiszorg, de verantwoordelijke van RVT De Bijster en de stagementor. Indien deze positief is dan wordt een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. ο de opleiding is volledig kosteloos voor de zorgboerin.
-
uitwerken navorming voor hen die reeds een zekere periode dementerende personen opvangen: ο de navorming is themagericht en gekoppeld aan de uitwisselingsmomenten met andere ervaringsdeskundigen; ο de zorgboerin, dient elk jaar tien uur bijkomende vorming te volgen; ο de navorming is kosteloos voor de zorgboerin.
-
uitwisseling met ervaringsdeskundigen
11.2.3.1.3 -
een bezoek van het begeleidend personeelslid aan de zorgboerin minstens éénmaal per maand per gezin; extra-ondersteuning (hulp van een gezinsverzorgende) tijdens de startperiode; erop toezien dat de afspraken van de samenwerkingsovereenkomst worden nageleefd door de zorgboerin.
11.2.3.1.4 -
De begeleiding en ondersteuning van de zorgboerin
Administratieve taken
regelen van de vergoeding voor de zorgboerin; erop toezien dat de noodzakelijke verzekeringen worden afgesloten.
11.2.3.2
Opdrachten van de dienst voor gezinszorg ten aanzien van de dementerende persoon
11.2.3.2.1
Het sociaal onderzoek
-
organiseren en uitwerken van een sociaal onderzoek; zorgvraagverheldering; intake bij de dementerende persoon die de dag zou willen doorbrengen in het landbouwersgezin.
98
11.2.3.2.2 -
-
Activiteiten- en afsprakenplan
de opmaak en de opvolging van een activiteiten- en afsprakenplan voor de dementerende persoon en dit in samenspraak met de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger, zijn mantelzorger, de zorgboerin en de voorzieningen of hulpverleners werkzaam in de thuiszorg (=de voorzieningen of hulpverleners waar de dementerende persoon nu reeds beroep op doet); organisatie van vervoer; prijsbepaling; facturatie; het afsluiten van een schriftelijk overeenkomst met vermelding van opname- en ontslagcriteria.
11.2.3.2.3
Multidisciplinair overleg met de betrokken zorgverleners indien de noodzaak zich voordoet
11.2.3.3
De hulpverlening
-
de dienst voor gezinszorg zorgt voor de bekendmaking van het aanbod; de dienst voor gezinszorg voorziet in de continuïteit van de opvang bij tijdelijke onbeschikbaarheid van de zorgboerin; de dienst voor gezinszorg voorziet in een telefonische permanentie voor crisissituaties tijdens de opvang; de dienst voor gezinszorg zorgt, in overleg met alle betrokken partijen voor een gepaste opvang, indien de opvang in het landbouwersgezin niet meer mogelijk is ten gevolge een té hoge zorgbehoefte van de dementerende persoon; de dienst voor gezinszorg verleent voorrang aan personen: o waarbij dementie werd vastgesteld; o waarvan de mantelzorger dringend tijdelijk dient ontlast te worden.
99
HOOFDSTUK 12: DE ZORGBOERDERIJ EN KWALITEITSZORG De initiatiefnemers menen dat de kwaliteit van de zorg, de organisatie en de materiële context waarin de hulp- en dienstverlening op een zorgboerderij wordt aangeboden, het welzijn van de dementerende persoon ondubbelzinnig dient te handhaven of te bevorderen. Zij wensen uitdrukkelijk dat de kwaliteitsregelgeving eveneens van toepassing is/wordt op het concept ‘zorgboerderij’. Ook op een zorgboerderij dient de aangeboden hulp- en dienstverlening gebruikersgericht, doelmatig, doeltreffend, continu en maatschappelijk verantwoord te worden aangeboden. De dienst voor gezinszorg kan hierop worden aangesproken. In dit hoofdstuk vindt u enerzijds een omschrijving van de minimale elementen van het kwaliteitssysteem en de –planning, anderzijds wordt kort een overzicht gegeven van de minimale architectonische en infrastructurele eisen ten aanzien van de zorgboerderij.
12.1
KWALITEITSBELEID, -SYSTEEM EN -PLANNING
Diensten voor de begeleiding en ondersteuning van landbouwersgezinnen die dementerende personen overdag, ’s nacht of voor een welbepaalde periode opvangen zijn onderworpen aan het decreet inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen van 29 april 1997. Dit heeft tot gevolg dat de dienst voor gezinszorg een kwaliteitsbeleid dient te voeren dat gekaderd wordt binnen de missie, de waarden en de visie van de dienst op zorgverlening, op landbouw en op de doelgroep dementerende personen en hun omgeving. Het kwaliteitsbeleid is erop gericht op een systematische wijze de kwaliteit van de aangeboden hulp- en dienstverlening, alsook van de werking van een dienst voor gezinszorg, te bepalen, te plannen, te verbeteren, te beheersen en te borgen. De dienst voor gezinszorg houdt bij het ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid rekening met de mogelijkheden op het vlak van personeel, infrastructuur en financiële middelen om een goede werking van de dienst mogelijk te maken. De dienst voor gezinszorg betrekt het personeel, de landbouwersgezinnen en de dementerende personen of hun vertegenwoordigers bij het ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid en neemt de nodige maatregelen om hen op een begrijpelijke wijze over het beleid te informeren. Het kwaliteitsbeleid concretiseert de doelstellingen op het vlak van kwaliteitszorg via het uitwerken van een kwaliteitsplanning en een kwaliteitssysteem die worden beschreven in een kwaliteitshandboek. De dienst ontwikkelt een kwaliteitssysteem dat aangeeft hoe de beschikbare middelen worden ingezet en hoe de dienstverleningsprocessen worden georganiseerd, beheerst en geëvalueerd. De dienst voor gezinszorg neemt de maatregelen die nodig zijn om het kwaliteitssysteem te implementeren, goed te doen functioneren en aan te passen aan gewijzigde omstandigheden. De dienst voor gezinszorg legt de verantwoordelijkheden vast voor de uitvoering en het onderhoud van het kwaliteitssysteem.
100
12.1.1
Het kwaliteitshandboek
Het kwaliteitshandboek moet minstens de volgende elementen bevatten: -
-
een inleiding, met daarin de inhoudsopgave, een aantal algemene inlichtingen betreffende de dienst, de vermelding van de verantwoordelijke die met het kwaliteitsbeleid is belast, en een document dat toelating geeft aan de gemachtigde ambtenaren van de Vlaamse overheid om ter plaatse alle activiteiten te verrichten die nodig zijn om de uitvoering van de bepalingen van het kwaliteitsdecreet in de dienst te verifiëren en te evalueren; een weergave van het kwaliteitsbeleid waarin de opdrachtverklaring en het hulp- en dienstverleningsaanbod vervat is; een weergave van het kwaliteitssysteem met conditionele en operationele elementen.
12.1.1.1
De conditionele elementen
De dienst beschrijft de maatregelen die genomen worden voor het efficiënt en kwaliteitsgericht inzetten van de middelen. Daartoe beschrijft de dienst : -
hoe het personeelsbeleid gestalte krijgt. Dat wordt onder meer geconcretiseerd in : - de procedure voor selectie en evaluatie van de dienstverantwoordelijke(n); - de procedure waarmee voorzien wordt in vorming en bijscholing van de dienstverantwoordelijke(n) op basis van een analyse van vormingsbehoeften; - de procedure voor intern overleg, inspraak en ondersteuning van de dienstverantwoordelijke(n).
-
hoe het personeel wordt ingezet om de doelstellingen en de werking van de dienst continu mogelijk te maken. Dat wordt onder meer geconcretiseerd in : - de wijze waarop de dienst een adequate bereikbaarheid van de verantwoordelijke(n) garandeert; - de wijze waarop de dienst de nodige continuïteit in de organisatie en in de begeleiding van de landbouwersgezinnen garandeert.
-
hoe de infrastructuur en de organisatie van de dienst worden afgestemd op de doelgroep, de opdrachten en de inzetbaarheid van de dienstverantwoordelijke(n) en de bepalingen met betrekking tot het kwaliteitsbeleid;
-
het systeem waarmee de documenten op een overzichtelijke wijze worden beheerd;
-
het organogram en de functieomschrijvingen.
Daartoe legt de dienst onder meer vast hoe de persoonsgebonden en medische gegevens efficiënt beheerd worden met respect voor de privacy van landbouwersgezinnen, de dementerende personen, hun vertrouwenspersoon en hun mantelzorgers. 12.1.1.2 -
De operationele elementen
De dienst voor gezinszorg ontwikkelt een visie met betrekking tot de processen die een directe invloed uitoefenen op de kwaliteit van de dienstverlening en de werking van de dienst. Het gaat daarbij minstens om de volgende processen : - het aanbieden van een optimaal leef-, woon- en zorgklimaat aan de opgevangen dementerende personen. Dat omvat onder meer hoe de dienst nastreeft dat het opvangaanbod aansluit bij de opvang-, leef-, woon- en zorgbehoeften van de dementerende personen, hoe de dienst zijn zorgvisie omschrijft en de wijze waarop landbouwersgezinnen rond deze visie werken en hun zorgaanbod daarop afstemmen,
101
hoe de dienst ervoor zorgt dat de infrastructuur van elk landbouwersgezin afgestemd is op het opvangen van dementerende personen; - de samenwerking met de vertrouwenspersoon en/of de mantelzorgers. Dat omvat onder meer hoe de dienst het vertrouwen van de vertrouwenspersoon en/of de mantelzorgers versterkt, hen informeert en betrekt bij de werking van het landbouwersgezin en de dienst en hen respecteert in hun rol, ook in hun contacten met de landbouwersgezinnen; - de samenwerking met externe personen of organisaties om de betrokkenheid van de dienst bij de lokale gemeenschap te vergroten; - de samenwerking met de landbouwersgezinnen. Dat omvat onder meer hoe de dienst de landbouwersgezinnen ondersteunt, informeert en hun inspraak stimuleert. De dienst neemt de nodige maatregelen om de beschreven visie op een doeltreffende wijze te verwezenlijken. -
De dienst voor gezinszorg beschrijft de maatregelen die genomen worden voor het beheersen van de dienstverleningsprocessen. Daartoe beschrijft de dienst onder meer : - het toewijzingsbeleid: de dienst informeert de vertrouwenspersoon en/of de mantelzorgers en de landbouwersgezinnen daarover; - de procedure om een opvangvraag te behandelen; - de onthaalprocedure voor de vertrouwenspersoon en/of de mantelzorgers; - hoe zij met vertrouwenspersoon en/of de mantelzorgers afspraken maakt over de dienstverlening; - hoe zij de individuele opvang van de dementerende persoon volgt, evalueert en bijstuurt; - hoe zij, in overleg met de vertrouwenspersoon en/of de mantelzorgers, zorgt voor een adequate doorverwijzing als dat voor de dementerende persoon noodzakelijk is; - hoe zij, aan het einde van de dienstverlening, omgaat met de documentatie over de dementerende persoon; - hoe zij de landbouwersgezinnen selecteert en hoe zij kandidaat landbouwersgezinnen daarover informeert; - hoe zij de startopleiding voor en de vorming van de landbouwersgezinnen organiseert; - hoe zij de begeleiding van de landbouwersgezinnen organiseert en de relevante begeleidingsaspecten per landbouwersgezin en per opgevangen dementerende persoon noteert; - hoe zij de individuele werking met het landbouwersgezin periodiek evalueert.
-
De dienst voor gezinszorg beschrijft de maatregelen die genomen worden met betrekking tot het meten, analyseren en verbeteren van de dienstverlening. Daartoe beschrijft de dienst hoe zij: - de volledige werking jaarlijks evalueert; Daarbij gaat de dienst minstens na of de geformuleerde doelstellingen zijn gerealiseerd. - nagaat of de processen verlopen zoals beschreven; - klachten registreert, doeltreffend behandelt en binnen een redelijke termijn beantwoordt; - op regelmatige wijze de tevredenheid van de dementerende personen, de landbouwersgezinnen, de medewerkers nagaat; - de dienst stuurt zijn werking bij op basis van een analyse van de resultaten van de evaluaties.
-
De dienst voor gezinszorg beschrijft de volgende managementprocessen: - procedure voor het bespreken van het functioneren van de medewerkers; - procedure voor het beheren van de documenten van het handboek; - procedure voor het evalueren en bijsturen van de inhoud van het kwaliteitshandboek.
102
12.1.2
De kwaliteitsplanning
Voor de eerste drie werkjaren zal de kwaliteitsplanning van de dienst bestaan uit de aanmaak van het kwaliteitshandboek. Vanaf het vierde werkjaar kan de inhoud uitgebreid worden tot projecten en activiteiten, bedoeld om de kwaliteit te bepalen, te verbeteren, te beheersen en te borgen. Voor de activiteiten of projecten die worden aangevat, worden de volgende elementen beschreven: - de projectdefinitie: omschrijving van de doelgroep, verantwoording en doelstellingen van het project; - het stappenplan voor het doorlopen van het project; - de voorbereiding, de invoering en de voortgangscontrole van het project; - de deelnemers aan het project en hun bevoegdheden; - het tijdpad; - de ingezette middelen; - de communicatie en de rapportering over het project. Vanaf het vierde werkjaar moet de dienst jaarlijks in de kwaliteitsplanning beschrijven welk(e) project(en) of activiteit(en) in het werken aan kwaliteit word(t)(en) opgenomen en met welk oogmerk.
12.2
DE ARCHITECTONISCHE EN INFRASTRUCTURELE MINIMALE KWALITEITSEISEN
Belangrijkste uitgangspunten bij de architectonische en infrastructurele aspecten van de zorgboerderij zijn de herkenbaarheid, de vertrouwdheid, de toegankelijkheid, de veiligheid en het aangepast zijn aan de specifieke woon- en zorgbehoeften van de dementerende persoon. Deze aspecten vertonen alle kenmerken, zoals opgenomen in het recent uitgevoerde onderzoek in verband met kleinschalig genormaliseerd wonen voor dementerende personen ( C. Van Audenhove, e.a. 2002, Lucas 57). Volgende ruimtes dienen minimaal voorzien te worden in geval van dagvopvang: - een rustkamer voorzien van 1 bed en 1 venster; - een zitruimte voorzien van een comfortabele zetel voor elke dementerende persoon; - eetruimte voorzien van een tafel en comfortabele stoelen; - sanitair ten minste voorzien van een toilet en een wastafel met warm water. Volgende ruimtes dienen minimaal voorzien te worden in geval van kortverblijf: - een aparte en aangepaste slaapkamer van minimaal 15 m²; - een zitruimte voorzien van een comfortabele zetel voor elke dementerende persoon; - eetruimte voorzien van een tafel en comfortabele stoelen; - badkamer ten minste voorzien van een toilet en een wastafel met warm water en een bad en/of douche. Hieronder worden kort de belangrijkste kwaliteitseisen omschreven: - alle voor de dementerende personen bestemde lokalen moeten bij voorkeur rolstoeltoegankelijk en op het gelijkvloers gelegen zijn; - de ruimtes moeten goed verlicht, verlucht en veilig verwarmd kunnen worden; - de ruimtes dienen regelmatig onderhouden te worden; 57
Onderzoeksrapport Kleinschalig genormaliseerd wonen voor dementerende personen. Van Audenhove, Ch., Declercq, A., De Coster, I., Spruytte, N., Molenberghs, C. & Van den Heuvel, B. 2002
103
-
de ruimtes zijn gelegen in een rustige omgeving; wat betreft brandveiligheid dienen enkele praktische en haalbare aandachtspunten in het oog te worden gehouden (bvb. brandblusser in de onmiddellijke omgeving, plaatsing van rookdetectoren, roken onder toezicht,..); de zit- en eetruimte dienen warm en huiselijk ingericht te zijn.
De publicatie van het netwerk kleinschalig wonen voor dementerende personen in Vlaanderen58 (p.23) vermeldt de doelstellingen met betrekking tot de inrichting van de binnenruimten. Deze zijn perfect van toepassing op de inrichting van de binnenruimtes van de zorgboerderij: -
Het positief beïnvloeden van het psychisch en lichamelijk welbevinden van de dementerende persoon. Bvb.: bewoners moeten de woning kunnen herkennen, zich er zelfstandig in kunnen bewegen, zich zelfstandig kunnen gedragen en hun zelfvertrouwen behouden.
-
Het aanbieden van een omgeving die aansluit op de beleving. Bvb.: het gebouw moet zo min mogelijk stress veroorzaken, zodat de bewoners zo min mogelijk storend gedrag ontwikkelen.
-
Kwaliteit van leven handhaven of verbeteren in alle fasen van het leven. Bvb.: bewoners moeten keuzevrijheid, bewegingsvrijheid en privacy hebben, zij moeten zich herkennen in de omgeving, continuïteit ervaren met vroeger en zich prettig voelen.
-
De beschikbare competentie aanspreken en het stimuleren van de zelfrealisatie. Bvb.: de bewoners moeten de ruimte hebben om actief te blijven met allerhande huiselijke bezigheden en hobby’s.
-
Het aanbieden van een omgeving opdat ook familie en personeel zich ‘thuis’ voelen.
Heel wat houvast rond dit onderwerp kan eveneens gevonden worden in het boek ‘De omgeving als element van kwaliteitszorg voor dementerende ouderen.’ Van Declercq A., De Clercq J., Lammertyn F., Van Audenhove Ch., 1997.
58
Kleinschalig wonen voor dementerende personen in Vlaanderen. W. Baeckelandt, Garant, 2001
104
HOOFDSTUK 13: DE SUBSIDIES De realisatie van een zorgboerderij zal in een belangrijke mate bepaald worden door de subsidies die de overheid al dan niet verleend, alsook door de aard van deze subsidies nl. investeringssubsidies en/of werkingssubsidies. Deze subsidies zullen ongetwijfeld afhankelijk zijn van de keuzes die de overheid maakt, bvb. in verband met het statuut van de zorgboerin. Hieronder volgt een samenvatting van de subsidies die op vandaag mogelijk zijn en die o.m. uit het theoretisch kader naar voor zijn gekomen. Het gaat voornamelijk om investeringssubsidies en projectsubsidies. Vervolgens geven we een opsomming van werkingskosten waarvoor een subsidie in aanmerking komt.
13.1
INVESTERINGSSUBSIDIES VANUIT DE ZORG : VIPA (VLAAMS INVESTERINGSFONDS VOOR PERSOONSGEBONDEN AANGELEGENHEDEN)
Het VIPA heeft tot taak, binnen de perken van de in het begrotingsdecreet, aan een initiatiefnemer uit de gezondheids- en welzijnszorg investeringssubsidies en investeringswaarborgen te verstrekken (oprichten, aankopen, uitbreiden, verbouwen of leasen van gebouwen en de aankoop van de uitrusting en de apparatuur). Enkel initiatiefnemers met een statuut van vereniging zonder winstoogmerk of een openbaar statuut komen in aanmerking. Alvorens tot een realisatie van een (ver)nieuwbouwproject over te gaan dient de initiatief-nemers eveneens over de noodzakelijke, voorafgaande vergunningen of erkenningen met schorsing te beschikken.59 Bij het uitschrijven van de demoprojecten werd door de bevoegde minister gesteld dat de weerhouden demonstratieprojecten, wanneer zij een infrastructuurdossier zouden indienen, zij voorrang zouden krijgen op andere investeringsdossiers. De zorgboerin, als individu, kan geen beroep doen op deze investeringssubsidies. Het VIPA is niet gemachtigd om dossiers van particulieren te behandelen. In theorie zou de residentiële voorziening, waarmee de zorgboerin samenwerkt, eventueel een VIPA-dossier kunnen indienen voor de zorgboerderij, maar dan moet deze voorziening een erkenning met schorsing voorleggen voor een dagverzorgingscentrum of voor een centrum voor kortverblijf. Een dergelijke erkenning kan men enkel bekomen indien men het bewijs levert dat men ofwel eigenaar is van de grond waarop of het gebouw waarin het initiatief zal worden gerealiseerd, ofwel over deze grond of het gebouw kan beschikken (bvb. via erfpacht). In de context van het voorliggende concept van zorgboerderij reikt de regelgeving inzake dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf wel handvatten aan, maar zorgboerderijen kunnen niet automatisch hiermee gelijkgeschakeld worden. Het concept beoogt niet de realisatie van een ‘instellingsboerderij’, maar wel een zorgboerderij bij een actief landbouwbedrijf, ondersteund door een dienst voor gezinszorg. Een dienst voor gezinszorg komt tot op heden niet in aanmerking voor het bekomen van investeringssubsidies verleend door het VIPA.
59
Decreet van 24 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden B.S. 1.06.1994).
105
13.2
INVESTERINGSSUBSIDIES VANUIT DE LANDBOUW: VLIF (VLAAMS LANDBOUWINVESTERINGSFONDS)
Met de VLIF-steun streeft de overheid drie doelstellingen na: -
naar een bredere rol van de landbouw in het plattelandsbeleid en de ontwikkeling van nieuwe duurzame initiatieven; het aanmoedigen tot het leveren van een bijdrage in het realiseren van een aantal belangrijke maatschappelijke doelstellingen, met name de creatie van een leefbare omgeving, een duurzame tewerkstelling van de plattelandsbevolking, de productie van gezonde en veilige producten; het op gang brengen van de noodzakelijke investeringen en acties gericht op duurzame landbouw in al zijn aspecten;
-
-
In de overzichtslijst60 met subsidiabele investeringen die kunnen genieten van 40% investeringssteun staat dat investeringen gericht op het educatief toegankelijk maken van de landbouwbedrijvigheid inzake de productie voor een breder publiek van deze steun kunnen genieten. Bij de praktische toepassing wordt hieronder hoevetoerisme (ten hoogste 4 verblijfseenheden) verstaan evenals investeringen die verband houden met plattelandsklassen, zorgboerderij en campings. In al deze gevallen gaat het om kleinschalige projecten op de hoeve. Dus m.a.w. via het VLIF kan 40% investeringssteun ontvangen worden voor investeringen in het kader van de zorgboerderij mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden (zie hoofdstuk 9.2.1).
13.3
PREMIES EN TOELAGEN VOOR HUISVESTING61
13.3.1
Vlaams Gewest: Aanpassingspremie en verbeteringspremie voor bejaarden en gehandicapten62
13.3.1.1
Wie kan de tussenkomst vragen?
-
diegenen die over een bescheiden inkomen beschikken en een bescheiden woning bewonen; de aanvraag moet ingediend worden door de bewoner van de woning; de aanvrager, de partner of een inwonend gezinslid moeten meer dan 60 jaar oud zijn of gehandicapt; Het inkomen mag niet te hoog zijn; Het netto belastbaar inkomen van twee jaar voor de aanvraag mag niet meer bedragen dan € 19 335,69. Dit bedrag mag verhoogd worden met € 991,57 voor elke persoon ten laste. het kadastraal inkomen mag niet meer dan € 1 115,52 bedragen
13.3.1.2
Wat wordt gesubsidieerd?
De werken moeten betrekking hebben op de specifieke aanpassing van de technische of sanitaire uitrusting of van de constructie van de woning om ze aan te passen aan de fysische gesteldheid van de bejaarde of gehandicapte aanvrager of het inwonend gehandicapt of bejaard gezinslid. 13.3.1.3. Hoeveel wordt gesubsidieerd? 60 61
Deze lijst is niet limitatief. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap , afdeling Financiering Huisvestingsbeleid; premies en toelagen voor huisvesting in het Vlaamse Gewest
106
De kostprijs van de werken moet minsten € 1239,446 bedragen. Op dit bedrag wordt een tegemoetkoming van 50% betaald met een maximum van € 1239,46. Deze premie kan slechts verleend worden indien de bejaarde effectief in het gezin van de aanvrager woont. In se is dit niet toepasbaar op de zorgboerderij maar misschien zijn afwijkingen hierop mogelijk. 13.3.2
Provincie Antwerpen: reglement op het verlenen van een premie voor de aanpassing van de woning van ouderen 63
13.3.2.1
Wie kan de tussenkomst vragen?
Er wordt een premie verleent aan een natuurlijk persoon die de woning die hij/zij bewoont en aanpast, op voorwaarde dat hij/zij op het moment van het indienen van de aanvraag 65 jaar of ouder is. De aanvrager noch zijn partner mag een ander woning in volle eigendom of in volledig vruchtgebruik bezitten. Het gezamenlijk belastbaar inkomen van de aanvrager en van zijn partner mag niet hoger zijn dan € 18 592. 13.3.2.2
Wat kan gesubsidieerd worden?
De specifieke werken en uitrustingen nodig om de woning functioneel aan te passen aan de fysieke gesteldheid van de aanvrager. Volgende werken worden in aanmerking genomen: -
het plaatsen van een traplift; het aanpassen van het sanitair; het aanpassen van de keuken; het bijbouwen, (ver)bouwen van een ruimte om een slaapkamer, een badkamer of een toilet in te richten, zodat op een gelijk niveau kan worden geleefd; het wegwerken van niveauverschillen in de woning en aan de toegangsdeur.
13.3.2.3
Hoeveel wordt gesubsidieerd?
De premie voor de aanpassing van de woning van ouderen wordt enkel verleend als de kostprijs van de aanpassingswerken tenminste € 1 240 bedraagt, inclusief BTW. De premie bedraagt 35% van de kostprijs van de aanpassingswerken met een maximum van € 1 612. Hier geldt ook dezelfde opmerking als bij de aanpassingspremie van het Vlaams gewest nl. dat deze premie slechts verleend kan worden indien de bejaarde effectief in het gezin van de aanvrager woont. In se is dit niet toepasbaar op de zorgboerderij maar misschien kan de provincie hierop afwijkingen toestaan.
63
www.provant.be/welzijn/thema’s/subsidies
107
13.4
PROJECTSUBSIDIES
13.4.1
Demonstratieprojecten ALT 64
In 2002 werd vanuit de Administratie Land- en Tuinbouw van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap een oproep gelanceerd voor het indienen van demonstratieprojecten rond bepaalde land- en tuinbouwthema’s. Het doel van deze projecten is landbouwers en tuinders bewust te maken van nieuwe mogelijkheden op het vlak van praktijken en technieken en ze door demonstraties in de praktijk ingang te doen vinden op Vlaamse bedrijven. Deze praktijken en technieken moeten bijdragen tot meer duurzame land- en tuinbouwbedrijven. Een van de thema’s was: zorg als verbreding op het landbouwbedrijf. Deze demonstratieprojecten dienen de nadruk te leggen op het zorgverlenende aspect, al dan niet onder externe begeleiding en staan in duidelijke relatie tot de land- en tuinbouwactiviteiten op de demonstratiebedrijven. De tussenkomst van de overheid is beperkt tot maximaal € 75 000 aan bewijsbare kosten. De uitvoeringsperiode van de demonstratieprojecten loop ten vroegste van 1 december 2002 tot ten laatste 30 november 2004.
13.4.2
Het plattelandsontwikkeling programma voor de provincie Antwerpen (zie hoofdstuk 3)
Het programma voor plattelandsontwikkeling voor de provincie Antwerpen is een aanzet tot een provinciaal beleid met als doel in de gemeenten en dorpsgemeenschappen in het buitengebied, de levens- werk- en omgevingskwaliteiten door structurele maatregelen te behouden en te verhogen, de dynamiek van de lokale samenleving te bewaren of te verhogen en de veranderingen in de landbouw op te vangen. Het plattelandsontwikkelingsplan van de provincie Antwerpen vormt tevens een afwegingskader voor de projecten die ingediend worden om in aanmerking te komen voor cofinanciering in het kader van de bevordering van de aanpassing en de ontwikkeling van het platteland. Ook hier wil men de duurzame ontwikkeling in de landbouw stimuleren o.a. door het stimuleren van andere kleinschalige economische activiteiten die de algemene waarden en kwaliteiten die op het platteland te vinden zijn (rust, ruimte, stilte, gezondheid, authenticiteit, kleinschaligheid, overzichtelijkheid…) als kader gebruiken. Tijdelijke initiatieven in de sfeer van kunst, cultuur, design, vormgeving, ambachten zorgverstrekking,… De provincie Antwerpen doet jaarlijks een oproep naar actoren in het buitengebied tot het indienen van projecten die kaderen binnen de maatregelen en acties voorzien in het provinciaal plan voor plattelandsontwikkeling. Alle projecten die kaderen binnen het provinciaal plattelandsbeleidsplan komen in aanmerking voor Europese cofinanciering. Dit betekent m.a.w. dat cofinanciering kan verkregen worden uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw ten bedrage van 25%.
64
www2.vlaanderen.be/ned/sites/mlandbouw/demo2002.htm
108
Vanuit de provincie is een cofinanciering mogelijk van 20% per project op voorwaarde dat het project bijdraagt tot een maatregel die voorkomt op de prioriteitenlijst van de provincie. De maatregel aandacht voor differentiatie en verbreding in de land- en tuinbouw staat op deze lijst.
13.5
WERKINGSSUBSIDIES
Hier wordt een overzicht gegeven van de werkingssubsidies die nodig zijn bij de realisatie van een zorgboerderij. De werkingssubsidies die door de overheid zullen voorzien worden, zullen afhankelijk zijn van de keuzes die worden gemaakt, voornamelijk op het vlak van het statuut van de zorgboerin en de ondersteuning en begeleiding van de zorgboerin.
13.5.1
Voor de zorgboerin
Voor de zorgboerin zou kunnen gedacht worden aan de verlening van een startpremie. Dit zou een éénmalige aanmoedigingspremie kunnen zijn voor de opstart van de zorgboerderij. Deze premie zou geheel of gedeeltelijk aangewend kunnen worden als werkingssubsidie en/of als investeringssubsidies bvb. voor de aankoop van materiaal, zoals een comfortabele en aangepaste zetel. Wanneer de zorgboerin eventueel in dienst zou zijn van of aangesloten zou zijn bij een dienst voor gezinszorg dan zou kunnen gedacht worden aan de uitbetaling van een forfaitaire onkostenvergoeding aan de zorgboerin voor de gemaakte kosten inzake elektriciteit, verwarming, water….
13.5.2
Voor de dienst voor gezinszorg
Voor de dienst voor gezinszorg die de begeleiding en de ondersteuning van de zorgboerinnen coördineert en dementerende personen en hun familie naar de zorgboerin toeleidt, wordt voornamelijk gedacht aan de verlening van werkingssubsidies, zoals o.a. -
werkingssubsidie voor personeelskosten van de dienst. Hiermee wordt bedoeld de personeelskosten voor het begeleidend en leidinggevend personeel, maar ook voor de zorgboerin indien zij in dienst is van een dienst voor gezinszorg; werkingssubsidie voor administratiekosten van de dienst; werkingssubsidie voor de coördinerende rol die ze vervullen t.o.v. de dementerende persoon en de zorgboerin; werkingssubsidie voor de opleiding die voorzien wordt voor de zorgboerin en het begeleidend personeel; werkingssubsidie voor het afsluiten van de verzekering indien de zorgboerin aangesloten is bij een dienst voor gezinszorg.
13.5.3
Voor de dementerende persoon, de gebruiker van een zorgboerderij
Het spreekt voor zich dat naast de zorgboerin en de dienst voor gezinszorg de Vlaamse overheid eventueel kan voorzien in een subsidieverlening of onkostenvergoeding rechtstreeks aan de gebruiker van de zorgboerderij zelf. Reeds eerder, in hoofdstuk 8, onderzochten we de mogelijkheid tot het toewijzen van een persoonsgebonden budget aan de dementerende persoon.
109
Niets neemt echter weg, dat de zorgboerderijen of de zorgboerin door de Vlaamse overheid erkend worden als voorziening in het kader van de Vlaamse zorgverzekering. Dit zou voor de dementerende persoon betekenen dat hij/zij van zijn/haar zorgverzekering een onkostenvergoeding kan bekomen, wanneer hij/zij beroep zou doen op de hulp- en dienstverlening van een zorgboerderij. In dit verband wordt verwezen naar twee artikelen uit het decreet houdende de organisatie van de Vlaamse zorgverzekering. 65 Artikel 3: ‘De zorgverzekering geeft gebruikers, onder de voorwaarden van dit decreet en ten belope van een jaarlijks maximumbedrag, recht op tenlastenemingen door een zorgkas van kosten voor niet-medische hulp- en dienstverlening.’ Artikel 6, 2°: ‘De niet-medische hulp- en dienstverlening wordt verleend door een door de regering krachtens dit decreet erkende voorziening, professionele zorgverlener of door een op basis van een activiteitenplan geregistreerde mantelzorger. De regering bepaalt de nadere regels betreffende de toekenning, weigering, intrekking en schorsing van de erkenning van de voorziening en de professionele zorgverlener, en betreffende de registratie van de mantelzorger.’
65
Decreet van 30.03.1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering ( B.S. 28.05.1999)
110
HOOFDSTUK 14: ALGEMENE VASTSTELLINGEN 14.1 SAMENWERKING LANDBOUW EN ZORG Er is momenteel een beperkte samenwerking tussen landbouw en zorg. Diverse initiatieven worden naast elkaar opgestart. De ontschotting tussen landbouw en zorg, de ontschotting tussen thuis- en residentiële zorg biedt aantoonbare nieuwe kansen en perspectieven. Dit zou moeten ondersteund en begeleid worden, zodat de zorgsector en de landbouwsector elkaars taal én manier van werken leren verstaan en begrijpen. Een kader zou hier moeten geschapen worden. In Nederland werd hiertoe een steunpunt opgericht en gesubsidieerd door de overheid.
14.2
REGELGEVING ONTOEREIKEND
De beschikbare regelgeving is ontoereikend. Zowel binnen deze van toepassing voor de landbouw, als deze voor de zorg. De regelgeving zou in ieder geval moeten worden aangepast of aangevuld, in functie van de keuze die de overheid zal maken met betrekking tot het statuut van de zorgboerin.
14.3
FINANCIERINGSSTROMEN VERSNIPPERD
Ook voor een degelijke werking van een zorgboerderij zouden de diverse financiers (federaal en Vlaams) met elkaar afspraken moeten maken. Dit probleem stelt zich uiteraard niet enkel voor de zorgboerderij. Het zou immers globaal voor de ouderenzorg gunstig zijn, indien de diverse financiële stromen op elkaar worden afgestemd. In het rapport worden de diverse mogelijke statuten van de zorgboerin beschreven met hun voor- en nadelen. Indien de minister de zorgboerderij als mogelijks alternatief wenst te verankeren, dan zal zij een concrete keuze moeten maken met betrekking tot dit statuut. De keuze die zij maakt bepaalt eveneens de middelen die zij hiervoor zal moeten vrijmaken. Zo stellen we vast, dat indien de zorgboerin een zelfstandig statuut aanneemt, de overheid aanzienlijk minder werkingssubsidies zal moeten voorzien. Voor de dementerende persoon blijkt dan weer het zelfstandig statuut van de zorgboerin een kostelijke aangelegenheid te zijn, indien op de factuur tevens 21 % BTW dient te worden aangerekend. Ter informatie in Nederland heeft men de mogelijkheid van zelfstandig statuut geregeld en de BTW afgeschaft op de zorgprestaties van een zorgboerderij.
14.4
GEEN AFSTEMMING MINISTERIES
Wat betreft de zorgboerderij is er weinig tot geen samenwerking tussen het ministerie van Landbouw en het ministerie van Welzijn. Er wordt enkel in vage en globale termen en los van elkaar gedacht over de werking van zorgboerderijen. Beiden hebben projecten toegewezen om de werking van zorgboerderijen te onderzoeken. Een protocolakkoord tussen de twee bevoegde Vlaamse ministers in dit verband, zou heel wat doublures of blinde vlekken kunnen voorkomen.
111
14.5
MEER WERKINGSSUBSIDIES NODIG DAN, INVESTERINGSSUBSIDIES
Met de betaalbaarheid van de zorgboerderij in het achterhoofd, is de subsidiëring ervan meer dan noodzakelijk. In de uitwerking van het voorliggende concept is gebleken dat werkingsmiddelen meer nodig zijn dan investeringssubsidies, zeker wat betreft dagopvang. Een startpremie voor de zorgboerin, een toelage voor de dementerende persoon (misschien binnen de zorgverzekering?), een vergoeding voor de dienst die de begeleiding en ondersteuning doet,… De investeringen voor een zorgboerin zijn eerder beperkter. Al is een aangepaste wc al een behoorlijke kost waarvoor de investeringssubsidies kunnen gebruikt worden. Wanneer aan kortverblijf wordt gedacht, zullen uiteraard ook investeringssubsidies noodzakelijk zijn.
112
TOT BESLUIT
Uit het theoretische en het praktische gedeelte weerhouden we één bijzonder belangrijk leerpunt, met name dat de sleutel van het succes van de zorgboerderij in duidelijke afspraken ligt: - klare afspraken tussen de bevoegde ministers en ministeries (landbouw en zorg); - een transparant statuut voor de zorgboer en zorgboerin (kostenvergoeding, loon,....); - een samenwerkingsovereenkomst tussen een (welzijns)voorziening en het landbouwersgezin; - een klare overeenkomst tussen (welzijns)voorziening en de dementerende persoon en/of zijn vertegenwoordiger; - een kwaliteitscharter of kwaliteitsrichtlijnen. Kritische succesfactor is, evenzeer de ondersteuning, opvolging, begeleiding, vorming van de zorgboer of boerin en de vakkundige toeleiding (én matching) van de dementerende persoon en zijn omgeving naar de zorgboerderij.
ONZE OVERTUIGING Bij de uitwerking van het demonstratieproject ‘zorgboerderij voor dementerende personen’ zijn de initiatiefnemers, nog meer als voorheen, er van overtuigd geraakt dat het samenbrengen van zorg en landbouw kansen biedt, maar ook risico’s inhoudt. We hebben immers te maken met personen met een zorgvraag, dementerende personen, kwetsbare personen… De uitbouw van het concept ‘zorgboerderij voor dementerende personen’ dient dan ook met een bijzondere grote behoedzaamheid en transparantie te gebeuren. Het spreekt voor zich dat de ontwikkeling van zorgboerderijen niet de structurele problemen (zorgtekort, middelen tekort, …) van noch de landbouwsector, noch de welzijnssector in het algemeen, en deze van de sector ouderenzorg in het bijzonder oplost. De zorgboerderijen bieden een ‘waarden-vol’ alternatief, zowel voor de zorgboerin als voor de dementerende persoon. De realisatie van zorgboerderijen in Vlaanderen vraagt om een creatief beleid en een samenwerking tussen én over diverse bevoegdheden heen. Het nodigt de overheid uit om risico’s te nemen, innovatiekansen te bieden en, waar nodig en mogelijk, de bestaande regelgeving aan te passen of nieuwe regelgeving uit te schrijven. Het spreekt voor zich dat ‘zorgboerderijen voor dementerende personen’ enkel het daglicht zullen zien, wanneer de overheid bijkomende middelen voorziet of beschikbare middelen heroriënteert.
113
GERAADPLEEGDE PERSONEN, PUBLICATIES, WEBSITES GERAADPLEEGDE PERSONEN -
ir. J. De Schryver Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Land- en Tuinbouwondersteuningsbeleid, , Leuvenseplein 4, 1000 Brussel. Expertisecentrum dementie Antwerpen Orion. Kirsten Vandevelde, Provinciale Dienst voor Land- en Tuinbouw Antwerpen, Leyland 1, 2860 Sint-Katelijne-Waver . Kathleen Cornelissen, Diensthoofd leefgroep 3 en 4,RVT De Bijster, Nollekensstraat 15, 2910 Essen. Bernadette Van den Heuvel Coördinator Ouderenzorg ,GVA groep, Sint-Augustinuslaan 20, 2610 Wilrijk. Vlaamse Federatie voor Hoeve- en plattelandstoerisme. Paul Van der Schueren, SBB, Diestsevest 14, 3000 Leuven. Mieke Bruyninckx, Acerta, Sociaal Verzekeringsfonds, Diestsevest 14, 3000 Leuven. Lut Huveneers, Dienst Landelijke Kinderopvang van de KVLV. Karlien Stroeykens, architecte, Platform Wonen van Ouderen, J.P. Minckelerstraat 45 B, 3000 Leuven.
GERAADPLEEGDE PUBLICATIES -
Groep Gasthuiszusters van Antwerpen, jaarverslag 2001, Sint Augustinuslaan 20, 2610 Wilrijk. KVLV Landelijke Thuiszorg, jaarverslag 2001, Schapenstraat 34, 3000 Leuven. KVLV-Agra, Agravisie, Schapestraat 34, 3000 Leuven. Over wonen -met-zorg van ouderen, serviceflats en rusthuis (g) een paar apart, Lut Vanden Boer, CBGS, 1999. Communautair initiatief voor plattelandsontwikkeling ‘Leader+), programma voor Vlaanderen periode 2000-2006. Beleidsnota Landbouw 2000-2004, Minister Vera Dua, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw. Handboek Landbouw en Zorg, Landelijk Steunpunt Landbouw en Zorg. NIS, land-en tuinbouwtelling van 15 mei 2001. Decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg. Besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg. Besluit van de Vlaamse regering van 10 juli 2001 tot regeling en subsidiëring van de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg. Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. Besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijk assistentiebudget aan personen met een handicap. Besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. Besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijk assistentiebudget aan personen met een handicap.
114
-
-
-
-
-
Decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij de decreten van 28 september 1999, 22 december 1999, 26 april 2000, 8 december 2000, 13 juli 2001, 1 maart 2002, 8 maart 2002 en 19 juli 2002. Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende de toekenning van een verzekering persoonlijke ongevallen aan opvanggezinnen. Ministerieel besluit van 9 juli 2001, houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, aan de opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin. Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen. Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende de toekenning van een verzekering persoonlijke ongevallen aan opvanggezinnen. Ministerieel besluit van 21 maart 2002, houdende de vaststelling van het bedrag, toegekend aan de diensten voor opvanggezinnen, in het kader van een verzekering persoonlijke ongevallen voor de aangesloten opvanggezinnen. Ministerieel besluit van 9 juli 2001,houdende nadere bepalingen betreffende de kostenvergoeding voor opvanggezinnen, aangesloten bij een dienst voor opvanggezinnen. Ministerieel besluit van 9 juli 2001, houdende de voorwaarden tot toekenning van een extra financiële ondersteuning voor de inclusieve opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, aan de opvangvoorzieningen die erkend zijn door of onder toezicht staan van Kind en Gezin. Besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen. Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoor-waarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand (B.S. 10.XII.1994)-. Decreet van 30.03.1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering ( B.S. 28.05.1999). Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ALT, VLIF, Omzendbrief nr 28.a. Ministerie van de Vlaamse Gemaeenschap, A.LT, VLIF, brochure. ACERTA, Sociaal Verzekeringsfonds, Accent, Het sociaal statuut van de zelfstandige. De Sleutel, De haalbaarheid van zorgboerderijen in Vlaanderen, juni 2002. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap , afdeling Financiering Huisvestingsbeleid; premies en toelagen voor huisvesting in het Vlaamse Gewest. Onderzoeksrapport Kleinschalig genormaliseerd wonen voor dementerende personen. Van Audenhove, Ch., Declercq, A., De Coster, I., Spruytte, N., Molenberghs, C. & Van den Heuvel, B. 2002 Kleinschalig wonen voor dementerende personen in Vlaanderen. W. Baeckelandt, Garant, 2001
GERAADPLEEGDE WEBSITES -
www.wvc.vlaanderen.be/ouderenzorg www.statbel.fgov.be http://aps.vlaanderen.be/statistiek/cijfers/stat_cijfers_demografie.htm www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/pop.htm Het programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen voor 2000-2006 www.provant.be www.vlm.be/mestbank/statistiek www.kinderopvang.be/starters/onthaalouders http://www.kinderopvang.be/Nieuws/2002/
115
-
-
-
www.kinderopvang.be/nieuws_onkostenvergoeding www2.vlaanderen.be/ned/sites/mlandbouw/demo2002.htm www.provant.be/welzijn/thema’s/subsidies www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/index.html download “Buitenkansen” magazine voor duurzame landbouw artikel: zorgboerderij in pioniersfase www.rww.net/nl/sociaal/zorgboerderij.cfm zorgboerderijen in Gelderland www.rww.net/nl/sociaal/zorgopmaat.cfm zorgboerderij met dagopvang voor ouderen (ontwikkelingsfase) http://members.tripodnet.nl/Levensvreugde/zorgboerderij.htm/ dagverzorging voor ouderen en chronisch zieken en dementerenden boerderij = bestaand melkveebedrijf in Den hout gestart op 1 juni 2001 www.meeshoeve.nl dagactiviteiten voor verstandelijk gehandicapten en dementerenden voorziene start zorgboerderij april 2002 www.stichtingwsb.nl Stichting wonen van senioren op boerderijen o.m. een overzicht van projecten dagopvang voor ouderen op zorgboerderijen www.landbouw-zorg.nl website van het landelijk steunpunt voor landbouw en zorg www.omslag.org Stichting ter bevordering van de ontmoeting tussen landbouw, ambacht en gezondheidszorg werkt vanuit een antroposofische invalshoek http://platteland.pagina.nl toegang tot een aantal interessante websites over landbouw en zorg, zorgboerderijen http://www.isw.agro.nl/dossiers/zorg/content.htm website van het innovatiesteunpunt Wageningen o.m. een rubriek over landbouw en zorg www.agriholland.nl/nieuws website waar in de rubriek nieuws regelmatig nieuwe artikels verschijnen over zorgboerderijen www.vofbuitenkans.nl website van het centrum voor ondernemen op het platteland met o.m. een rubriek landbouw en zorg www.hemelrijkschehoeve.nl zorgboerderij voor ouderen: dagopvang
116
ADRESSENLIJST GVA GROEP - Jules Van der Flaas Nollekensstraat 15 2910 Essen GSM: 0477/44 57 37 FAX: 03/ 667 63 53 E-mail:
[email protected] - Kathleen Cornelissen Nollekensstraat 15 2910 Essen Tel.: 03/667 21 44 E-mail:
[email protected] - Bernadette Van den Heuvel Sint-Augustinuslaan 20 2610 Wilrijk GSM: 0496/ 54 33 99 E-mail:
[email protected] KVLV AGRA - Anne Vandenborre Schapenstraat 34 3000 Leuven Tel.: 016/24 39 49 Fax: 016/24 39 09 E-mail:
[email protected] - Els Deckers Zonnelaan 17 3680 Maaseik Tel.: 089/56 66 39 E-mail:
[email protected] - Greet Arnoudts Velveken 30 2440 Geel Tel.: 014/59 07 75 E-mail:
[email protected] Landelijke Thuiszorg - Griet Robberechts Schapenstraat 34 3000 Leuven Tel.: 016/24 39 90 E-mail:
[email protected] - Mieke Slingerland Schapenstraat 34 3000 Leuven Tel.: 016/24 39 82 E-mail:
[email protected] 117
- Gerd Vrebosch St. Lenaartsebaan 29 2390 Oostmalle Tel.: 03/312 87 87 E-mail: gvrebosch@kvlv;be Platform Wonen van Ouderen - Ann D’Hert J.P. Minckelerstraat 45 B 3000 Leuven Tel.: 016/ 23 10 46 Fax: 016/ 23 17 37 E-mail:
[email protected] of
[email protected]
118