Voorjaar op de boerderij Wat een drukte!
Een uitgave van Natuur- en milieueducatie Afdeling Realisatie - Team Stadsruimte Gemeente Leiden, 2012
De boerderij is erg groot. Er zijn stallen met dieren. En er zijn ook verschillende weides. Daar staan schapen, geiten en pony’s. En overal lopen kippen, kalkoenen en pauwen. In een grote wei staat een lange paal. Bovenop die paal zit een nest, een heel groot nest. Het is een ooievaarsnest. Vader en moeder Ooievaar zijn iedere dag druk bezig het nest mooier te maken. Kijk daar komt vader Ooievaar, “Ooievader”, aanvliegen met een tak in zijn bek. ‘Klepper klepper klepper.’ doet moeder Ooievaar, en ze buigt haar kop helemaal naar achter. ‘Klepper-de-klepper, dat is een mooie tak’. Het is een heel werk om een nest te maken. Vader en moeder Ooievaar gaan samen gezellig even op het nest zitten. Even uitrusten voor het echt druk wordt. Moeder gaat binnenkort eieren leggen en dan... dan moeten ze uitgebroed worden. Wel een maand lang zitten vader of moeder op de eieren, om de beurt. Zo houden ze de eieren lekker warm. In het ei kan het jong groeien. Als het groot genoeg is, komt hij als een klein, kaal ooievaarskindje uit het ei. Daarna wordt het echt druk, want weet je hoeveel kleine ooievaartjes eten? Heel veel! ‘Zouden alle dieren op de boerderij het zo druk hebben in de lente?’, vraagt Ooievader. ‘Ga maar eens kijken’ zegt moeder ‘dan kom je er wel achter’. Ooievader vliegt weg en neemt eerst een kijkje in de hooibergstal. Daar ziet hij konijnen. In een van de hokken zit een konijnenmoeder. In de hoek van het hok is een nestje met wel heel kleine jongen.
Ach, wat een kleine, roze diertjes zijn dat. Nog helemaal kaal en ze kunnen nog niet eens lopen. En hun oogjes zijn nog dicht. Moeder konijn doet snel nog wat haren en stro over de jongen, zo blijven ze lekker warm.
‘Die jonge diertjes kunnen nog niet veel hè’ zegt ooievader. ‘Nee’, zegt moeder konijn, ‘alleen maar melk drinken. Nu liggen ze nog lekker stil. Maar moet je over 2 weken eens komen. Dan zijn de oogjes open en kruipen ze al rond’. Moeder konijn is heel trots op haar kleintjes. Vader Ooievaar vindt het ook heel knap van die piepkleine, jonge konijntjes.
Dan gaat Ooievader verder op onderzoek. In een wei ziet hij veel geiten met jonkies. Die springen en rennen in het rond. ‘Jullie hebben zeker al een hele tijd geleden jongen gekregen’ vraagt Ooievader. ‘Nee hoor, gisteren pas’, zegt één van de geiten. ‘Gisteren??? Hoe kan dat nou? Die jonge geitjes lopen al!’ ‘Natuurlijk. Dat kunnen ze bijna direct. Ze kunnen dan gelijk met ons meelopen.’ Nou ja… meelópen, denkt vader Ooievaar, ze springen en rennen als de beste. En ze klimmen overal op. Wat een druktemakers zijn die kleine geitjes.
‘Moeder geit, jij hoeft niet voor je jongen te zorgen. Dat is makkelijk!’ ‘Natuurlijk zorg ik wel voor mijn geitenlammetjes. Ze kunnen toch nog niet eten,’ zegt moeder geit. ‘Ze komen steeds bij mij melk drinken. Kijk maar eens wat een grote uiers ik heb! Helemaal vol melk, allemaal voor mijn kinderen.’ En trots laat moeder geit haar grote uiers zien. Dat is handig, denkt Ooievader. Die geiten hoeven het eten voor de jongen niet steeds te zoeken, zoals wij. Moeder geit heeft het altijd bij zich.
Tok tok tok! Mijn jongen kunnen al direct lopen en ook zelf eten. Tok toook, kijk ze eens rondscharrelen’ tokt een trotse moeder kip. En ja, heel kleine kuikens pikken minizaadjes en kriebelbeestjes van de grond. Het zijn nog zachte donsbolletjes, die al zelf lopen én eten!
Vader Ooievaar wil deze diertjes van dichtbij bekijken. Maar dat vindt moeder kip toch een beetje eng. Want een Ooievaar is een hele grote vogel, met zo’n lange, rode grijpsnavel. Hard tokt ze ‘TOK TOK TOOOK’… En daar komen alle kuikens naar hun moeder gerend. Moeder kip doet haar vleugels wijd en allemaal kruipen ze eronder. Veilig en lekker warm onder moeders vleugels!
Kijk, denkt Ooievader, die kuikens kunnen toch niet helemaal zonder hun moeder. Moeder kip zorgt toch ook wel voor haar kleintjes. ‘Goed zo moeder Kip. Zorg maar goed voor je kinderen.’ ‘Dat doe ik zeker’, zegt moeder Kip. ‘Want al kunnen ze veel, ze zijn ook nog heel klein. Ze kunnen nog niet wegfladderen. En ’s nachts is het ook te koud voor hun. Dan komen ze dicht tegen me aan zitten, lekker onder mijn vleugels’.
Ooievader vliegt weg en maakt nog een rondje over de boerderij. Rustig zweeft hij over de verschillende weitjes en langs de stallen.
Hij ziet nog veel meer dieren. In een stal ziet hij wel 8 kleine varkens. De biggen maken een lawaai. Het zijn nog echt kleine kinderen. Ze stoeien en zitten elkaar achterna.
In een andere stal ziet hij koeien. Eén koe heeft een kalf. Wat lijken die twee op elkaar! Je kunt wel zien dat het moeder en zoon zijn.
En dan zijn er nog heel veel schapen. Met lammetjes! Kijk daar staat er een te drinken bij zijn moeder.
Verderop ziet hij een schaap met een tweeling. Ze liggen lekker tegen elkaar uit te rusten.
Wat een drukte op de boerderij! Wat een hoop jonge dieren zijn er te zien!
Ooievader vliegt terug naar zijn nest. Onderweg ziet hij nog meer vogels die druk zijn met hun nesten; de duiven, de koolmeesjes… Iedereen vliegt met takjes, sprietjes en mos om zijn eigen nest zo mooi mogelijk te maken. ‘Wij zijn in elk geval niet de enige die het druk hebben.’ zegt hij tegen moeder Ooievaar. ‘Overal hebben de dieren het druk met hun kinderen. Maar sommige kinderen kunnen al heel veel zelf’. En hij vertelt over het konijn, de geitjes en de kip. Hij denkt aan zijn eigen jongen. Als die straks uit het ei komen, zijn ze klein en kaal. Ze hebben nog geen veren. Ze kunnen niet vliegen en hun eigen eten niet zoeken. Moeder Ooievaar ziet dat vader een beetje jaloers is op de kip. Die heeft het maar makkelijk, lijkt het wel. ‘Nou’, zegt ze ‘weet je... ik vind het eigenlijk wel fijn dat onze kinderen eerst nog een tijdje bij ons in het nest zitten. We zitten dan zo gezellig bij elkaar. Ze worden al snel genoeg groot!’ ‘Ja dat is waar’ zegt Ooievader, ‘en ze moeten ook nog leren om heel goed en heel ver te vliegen. Dat zie ik die andere dieren nog niet doen!’
‘Als ze er straks weer zijn, ga ik goed voor ze zorgen. Ik weet een plek waar ik heel veel eten kan vinden. Daar vlieg ik dan iedere dag naar toe. En als we ze hebben leren vliegen, dan... ja, dan neem ik ze mee en kunnen ze zelf hun eten vangen’. Vader en moeder Ooievaar gooien allebei hun kop in hun nek. ‘Klepper-de-klepper-de-klep! Het gaat weer een heel mooi voorjaar worden…’
Dit boekje is een uitgave van Natuur- en milieu educatie Afdeling Realisatie - Team Stadsruimte Gemeente Leiden, 2012 “Lente op de boerderij” maakt deel uit van het project Dieren in het Voorjaar op de kinderboerderij Merenwijk in Leiden. Het boekje is te vinden op de website: www.leiden.nl/nme. Op papier is het ook verkrijgbaar voor bezoekers van de kinderboerderij voor € 1,-. Voor meer informatie: tel. 071-5167711