Verslag van de Landelijke onderzoeksen ontmoetingsbijeenkomst op 17 mei 2014
Staatsvrije School op de boerderij Deze dag was druk bezocht. In totaal waren we met ongeveer 60 mensen bijeen op deze zonnige dag op de Vijfsprong! Binnen drie dagen na deze bijeenkomst was het aantal kinderen waarvoor ouders een intentieverklaring hadden getekend, verdubbeld van 5 naar 10!! Niet alleen hierdoor, maar vooral wat door de hele dag als ‘wil’ door vele aanwezigen heen ervaarbaar was, hebben we op deze dag definitief de stap kunnen zetten naar het vertrouwen: WE GAAN STARTEN IN SEPTEMBER 2014! Dat de Stichting die deze dag mee mogelijk maakte de Stichting OMSLAG heet, lijkt wel van betekenis….. In elk geval heeft zij onze grote dank voor hun financiële bijdrage én hun vraag om er een landelijke bijeenkomst van te maken. Al in het begin van de dag was ieder levendig met elkaar in gesprek om te vertellen waar men op af kwam deze dag, en dit ging gedurende de hele dag zo verder. In de aankomst-ronde, klonken verschillende ervaringen die mensen ertoe hadden gebracht om op dit initiatief van de staatsvrije school op de boerderij af te komen. ‘De inspectie krijgt steeds meer invloed in bestaande vrije scholen, en er komen daar steeds meer medewerkers die niet in de antroposofie staan; de instroom vanuit het geestesleven verdwijnt daardoor steeds meer in die vrije scholen’ ‘Ik ben heel enthousiast voor dit nieuwe initiatief, waarin zo duidelijk de antroposofische menskunde van belang wordt geacht’ ‘Angst overheerst in de maatschappij als geheel; we moeten weer vertrouwen kunnen hebben, en daar heb je visie voor nodig’ ‘Hier is echt vernieuwing’ De initiatiefgroep presenteerde de school op de boerderij, met haar geestelijke grondslagen en pijlers. Leerkracht Christiaan Hartman uit de initiatiefgroep beschreef een dag op school, zoals die er uit zou kunnen zien. Karel Post Uiterweer schetste hoe antroposofie eenvoudig onder woorden te brengen is als geheel mens zijn/worden. En dat dat de grondslag vormt voor de nieuwe school, en dat vrijheid van onderwijs noodzakelijk is om daaraan te kunnen werken met elkaar, en met de kinderen. Werken met de natuur werd door Christiaan Hartman beschreven, en natuurlijk de kleinschaligheid van de school. Ingrid Busink vertelde hoe actieve gemeenschapsvorming, de derde pijler, van belang is voor de ontwikkeling van het kind (omdat het ‘proceslichaam’ van kinderen zich ontwikkelt aan het sociale leven om zich heen), en dat de alternatieve financiering bijdraagt aan gemeenschapsvorming, en de vrijheid van onderwijs daadwerkelijk mogelijk maakt. Twee ouders, die gekozen hebben voor de 'School op de Boerderij', gaven kort weer hoe zij zich samen met andere ouders en potentiële leraren voorbereiden op de start van de nieuwe school, gemeenschapsvorming als draagvlak voor de school voor hun kinderen. Hierover is natuurlijk uitgebreidere informatie te vinden op de website, en verderop in het verslag over de gespreksgroepen.
Jan Saal hield een geïnspireerd verhaal over DE WIL VAN HET KIND. Ook hij begon met antroposofie, en vertelde dat Rudolf Steiner ooit eens aangaf, dat antroposofie eraan bijdraagt, dat je wakker blijft, waar je in wilt slapen. En in onze wil slaapt de mens. Als we de mens en zijn wil willen begrijpen is het belangrijk om een beeld van de mens voor ogen te hebben. Waarom? Om je denken tot rust te brengen. Denken is al lastig genoeg. Met een beeld word je geholpen om te beoordelen waarover je eigenlijk aan het denken bent. En ook om iets even los te kunnen laten, en met een ander onderwerp verder te gaan, omdat je weet dat je alles makkelijk weer terug kun vinden. De lemniscaat brengt de mens in beeld, als wezen tussen hemel en aarde. Rudolf Steiner zegt: je kunt de mens niet begrijpen zonder hemel en aarde. In het materialisme is de mens helemaal op zichzelf komen te staan: de hemel is afgeschaft. De mens is echter een mens tussen hemel en aarde, hij heeft een taak/functie in het geheel en staat in de polariteit tussen streven (in de hemel) en de werkelijkheid op aarde. Beide zijn gecompliceerd. Als je vraagt: waar streef je naar, is dat niet zomaar te beantwoorden. En als je wordt gevraagd: in welke werkelijkheid sta je, ben je ook niet één, twee, drie klaar. Er wordt aan twee kanten aan ons getrokken. De polariteit roept ons op om actief te zijn. Wil je waarnemen in de wil, dan moet je iets aan het denken doen. Als we het geestelijke willen zien, dan hebben we ons denken nodig, en moeten we ons denken heel precies in stelling brengen. Zoals we onze ogen heel precies instellen als we iets dichtbij, of juist veraf, of in het donker, of in het licht, willen zien. Je brengt je denken zo in stelling, dat je daardoorheen het geestelijke kunt gaan zien. De lemniscaat is het hulpmiddel om je denken inderdaad in stelling te kunnen brengen. Je ziet de mens dan tussen twee werelden. Als je alleen de mensen ziet, zonder die werelden, zie je alleen buitenkant. De mens heeft eigenschappen gekregen, om in die twee werelden, en de mensenwereld daartussen te kunnen zijn, het denken, spreken, voelen, en willen. Het willen is het inschakelen van de spieren, het doen, ons instrument op aarde. Dat is iets anders dan wensen, dat we in het dagelijks taalgebruik ook wel eens willen noemen. Als het om het willen gaat, kun jij eigenlijk alleen achteraf zeggen: dat heb ik gewild. Want je kunt slecht waarnemen wat je in het moment zelf, in het nu, doet. Wat ook opvallend is als het gaat om de wil en het doen is het volgende: als je zelf je arm beweegt, weegt hij niks. Als een ander mijn arm beweegt, weegt hij zwaar. Kennelijk is het niet zo dat je je spieren de opdracht kunt geven iets te doen. Steiner heeft aangegeven: het bewegen van de botten is een autonoom proces. Als de beweging niet lukt, het bewegen van de botten ondervindt weerstand, dan schiet de spiermens te hulp. Hij levert de kracht, maar de geestelijke mens levert, autonoom, de beweging. Je kunt het wils proces ook waarnemen in het spreken: je bent van plan (in je denken) iets te zeggen, maar als je dan daadwerkelijk gaat spreken, zeg je vaak iets anders. Dat zijn verrassingen die uit de wil komen.
Je kunt, als beeld, ook kijken naar een paard in de wei: zonder aansturing doet hij vaak niet veel. Pas als de mens komt en zegt: we gaan een eindje rijden, met ideeën en aansturing komt, dan komt hij in actie. De wil reikt naar die ideeën als een amoebe: een eencellig wezen waar poliepjes aan kunnen groeien, als er iets dichtbij komt, wat naar zijn zin is, dan groeit hij ernaartoe en neemt het tot zich. Dat de wil zo werkt kun je ook ervaren in het proeven. Als iemand je vraagt: wat wil je drinken? Dan vraag je: wat heb je? Koffie, thee, limonade. Doe dan maar koffie. Als iemand dan zegt: o ja, ik heb ook bier. Dan zeg je soms: doe dan maar bier! Voor een kind is het vaak helemaal niet te zeggen wat hij wil. Vragen aan een kind wat hij wil, is voor een kind vaak verschrikkelijk. Soms zegt hij: ik heb honger, maar voel je als ouder: hij wil eigenlijk drinken en biedt je dat aan, dan drinkt hij het achter elkaar op. Zo leert hij: o, ik heb eigenlijk dorst. Dat gevoel wat ik had was geen honger, maar dorst. In het middengebied van de lemniscaat zie je het ritmegebied, van ademhaling en hartslag, wat steeds verbindt, b.v. binnen en buiten in de ademhaling en boven en onder in de bloedsomloop. Zo kun je vijf gebieden zien en 6 activiteiten. Alles moet met elkaar samen werken ,wil de mens leven en mens worden. Voor de ontwikkeling van de wil van het kind is het eigen spel belangrijk. Het kind krijgt meer greep op de eigen wil door het spel. Het voorstellen komt er dan een beetje bij: dan was jij moeder en ik vader. Het kind heeft er moeite mee als hij de wil van een ander moet volgen. Door hem alternatieven te geven, door hem voorbeelden te geven kan de wil zelf aangrijpen. De lol om het te grijpen moet vaak ook nog gevonden worden. Het idee dat je iets zou kunnen, is wel leuk, maar het werkelijk doen valt niet altijd mee. Vanuit de voorstelling van het idee, komt het willen tevoorschijn om het ook echt te gaan doen. Het eigen willen is daarom zo belangrijk, omdat het het innerlijke wils proces versterkt. Bij het spel van een kind gaat het om hollen of stilstaan. Het hollen wordt later rekenen, het stilstaan wordt taal. Hollen betekent: het eigen spel spelen en daarin opgaan, doorspelen tot je er bij neervalt. Dat is vooral doen, daar komen eigenlijk nog niet veel voorstellingen bij, zoals dat later ook bij het rekenen is. Stilstaan bereik je bij een kind het beste door een verhaaltje te vertellen. Dat is een goede voorbereiding op het lezen. Als je kijkt wat je bij het lezen eigenlijk doet, dan kun je je verbazen. Je gaat met je ogen over al die lettertjes heen en dan kun je je afvragen: hoe hou je het vol. Maar tijdens die activiteit van het lezen, van het volgen van die lettertjes, vorm je woordbeelden in je denken en laat die vervolgens los; in het loslaten komt de geestelijke wereld naar je toe, die brengt voorstellingen in je hoofd. Het open staan voor een verhaal, dat is op kleuterniveau: leren lezen. Een kind maakt dan ruimte in zijn denken om het verhaal toe te laten. Bij rekenen komt in eerste instantie geen voorstelling te voorschijn: een reeks cijfers zegt je niks, het getal honderd is geen voorstelling. Dan ga je vragen: wat 100? En iemand zegt: 100 paarden? O, maar waar dan? In de wei. O, maar welke wei dan? De wei van de slager. Dan gaat het wat betekenen. Je moet het met je wil grijpen, en doorvragen om erachter te komen wat het met jou te maken heeft. Als het wat met jou te maken heeft, dan wordt het andere koek, dan is het ook van jou en moet je er ook iets mee.
Na ons 42elevensjaar raken we eigenlijk uit het vanzelfsprekende doen. Dan is dat handelen dus niet meer vanzelfsprekend. Als je je dan afvraagt: hoe doe ik wat ik eigenlijk zou willen? Dan krijg je daar niet meer zomaar toegang toe. Dan loopt de weg via het geestelijke: door een inzicht tot ideaal te maken. Dan kom je bij de initiatiefkunde uit. Bijvoorbeeld: ik wil van het roken af. Door eraan te denken gebeurt er nog niks. Pas wanneer ik inzie hoe slecht het eigenlijk voor mezelf en voor mijn lichaam is, kan het mijn ideaal worden om niet meer te roken. Dan hangt het er van af in hoeverre ik in staat ben om ook werkelijk aan dat ideaal te werken, of ik kan stoppen met roken of niet. Lukt het me, dan kan ik zomaar stoppen. De wil slaat toe, in de wil is de geest op aarde actief. Het zijn geen motorische zenuwen waarmee we onze wil vanuit ons denken aansturen. Het wils proces bouwt zich als volgt op: we denken bijvoorbeeld dat we moeten opstaan, , zodra ’s morgens de wekker gaat, maar we blijven dan vaak nog even in bed liggen. Wanneer die wils impuls in het voelen komt, merken we dat die niet uitgevoerde wil ons chagrijnig maakt, omdat we nog steeds niet zijn opgestaan. Dan opeens staan we op, zijn we niet meer chagrijnig en denken er ook niet meer over. Dan komt de wil van de andere kant. Het chagrijn is als een veer die wordt ingedrukt, en ons bij het loslaten daarvan via het geestelijke in beweging doet komen. Daardoor speelt in de wil alles mee. Daarom doen we soms van die rare dingen. We kunnen daar meer grip op krijgen door ons denken helder te maken, zodat we innerlijk precies kunnen meedenken met wat er gebeurt. Een mens is eigenlijk alleen levensvatbaar als er een engel bij is. Zo is dat bij de geboorte van een kind. Als we samenwerken, en we hebben initiatief, dan hoort daar een aartsengel bij. Als die niet met een initiatief verbonden is, komt er niets van terecht. Die aartsengel werkt in de wil van alle mensen die met dat initiatief verbonden zijn. Als de geestelijke wereld spreekt, dan kunnen wij dat horen in onze wil, NIET in een visioen. Als je een vraag hebt, en je stelt die vraag aan de geestelijke wereld, dan kun je het antwoord vinden in je eigen wil, in je eigen neigingen. Wanneer je een inzicht tot ideaal maakt, speelt daarbij tegelijk de vraag: met welke aartsengel zal ik mij verbinden? Bij welke gemeenschap wil ik horen? Hoe kun je daarachter komen? Gemeenschappen laten zich kennen via hun wilsuitingen, via wat de leden van die gemeenschap doen. Een uitspraak van Goethe is: alleen wat vruchtbaar is, is waar, oftewel: wat werkzaam is, is dat wat aan de orde is. De tijdsfactor speelt daarbij ook een grote rol. Als we samenwerken in verbinding met een aartsengel, dan is een gezamenlijk denken in het culturele leven mogelijk. In een gezamenlijk relatieleven, ofwel het rechtsleven, zijn dan gezamenlijke afspraken mogelijk en in het gezamenlijke doen, ofwel economisch leven kunnen we dan echt samenwerken. Daarbij zijn dan ook nog het geestesleven en het gebied van het
natuurlijk leven, oftewel de gebieden van het bewustzijn en het zijn aan de orde. In die vijf levensgebieden van de gemeenschap, in dat samenwerken treed ik een beetje buiten mezelf omdat ik me voeg naar de aartsengel die daarin werkt. Dat is ook de kern van de werking van het geld: geld biedt de mogelijkheid iets terug te doen. Door geld kun je waarde teruggeven, kun je iets terugdoen, voor wat in maatschappelijke zin voor je gedaan wordt. In de verschillende gebieden kun je dan verschillende werkingen vanuit het geld waarnemen: In het geestelijke heb je te maken met waarde als levend begrip. In het culturele heb je te maken met het schenken van waarde. Het culturele leven leeft immers van ter beschikking gestelde waarde. In het rechtsleven heb je te maken met het lenen van waarde: zonder leengeld wordt gemeenschapsvorming moeilijk, omdat juist via het leengeld relaties reëel worden In het economische bestaat het koopgeld, in een directe ruil, en in het natuurlijk leven is het geld aanwezig als medium, als liquiditeit. Geld kan daar worden geschonken, waar al geschonken wordt. Daar waar al geschonken wordt bestaat een voedingsbodem voor meer schenkgeld. Leengeld kan worden verstrekt, wanneer er vertrouwen bestaat tussen mensen en tussen mensen en organisaties. Met koopgeld waarderen we prestaties die geleverd worden. Het geld is een wekker, want het brengt iets naar boven uit een gebied waar we eigenlijk slapend aan deelnemen. Immers in het denken is een mens wakker, in het voelen en spreken droomt de mens en in het willen is een mens slapend actief. Door het geld kunnen we wilskwaliteit waarnemen met het voelen en met het denken. Daarom werkt het geld wekkend, maar daarom is het ook voor veel mensen moeilijk. Toch zijn we er als mens uiteindelijk toe geroepen om wetende te zijn in ons handelen, zodat we geen marionetten hoeven te zijn van andere krachten, maar over een vrij willen kunnen beschikken.
In de tweede helft van de ochtend was er ruimte voor vier gespreks- en onderzoeksgroepen, die zich richtten op de vier pijlers van de ‘School op de Boerderij’, te weten: 1. natuurverbonden; 2. kleinschalig; 3. eigen Financiering 4. gemeenschapsvorming. De gesprekken over de pijlers zouden bij kunnen dragen aan het concept van dit nieuwe schoolinitiatief en daarmee zou het geestelijk fundament ervan versterkt worden. Van elk der vier gespreksgroepen volgt hieronder een kort verslag.
Een school op de boerderij en vlakbij de natuur. Ieder kind dat geboren wordt, is nieuwsgierig naar zijn nieuwe plek op aarde en naar de mensen, die het daar ontmoet. Vol verwondering worden de mensen, de planten en de dieren en ook de stenen en het zand opgenomen. Wat is dat, hoe voelt het en wat ruikt dat toch....waarnemen, ervaren en onderzoeken. Al doende verbinden kinderen zich opnieuw met de schepping, zoals God en de mensen die hebben ingericht. De volwassene zal hen voorgaan bij hun ontdekkingstocht en ze leren respectvol en zorgvuldig met de natuur en de ander om te gaan. In het noorden van de provincie Groningen, tussen Zijldijk en ’t Zandt, staat een kleine boerderijschool, waar kinderen van zes tot en met dertien jaar onderwijs genieten. Een DVD over het leven op deze school gaf een goede indruk van de wijze waarop de natuur iedere dag aanwezig is. De konijnen, kippen en ganzen werden gevoerd; de schapen werden verweid, het varken kreeg nieuw stro en de paarden werden geroskamd. Iedere ochtend zorgen de kinderen voor de dieren en je kon haast ruiken hoe de buitenlucht en geuren van de stal mee de klas in kwamen en door werkten in de les over dierkunde, geschiedenis of sterrenkunde. Juf Jeanette zei o.a. over de dierverzorging: Elk kind kan goed en nuttig werk doen voor de dieren, elke dag weer. De omgang met de dieren en het werk dat voor hen verricht wordt brengt vreugde. De kinderen ontwikkelen zelfstandigheid in hun taakuitvoering en dat stralen ze uit, ze helpen, controleren en verbeteren elkaar. Door de zorg voor de dieren en voor de omgeving, waarin ze leven, wordt de boerderijschool echt hun thuis en worden hun morele krachten gewekt. Kortom, dieren zorgen voor dynamiek en sociale samenhang. Ook in de tuin en de houtsingel moest regelmatig gewerkt worden al naar gelang de seizoenen dat aangaven. In het voorjaar werd er gezaaid en we zagen hoe een jongen in de grasmaand de zeis leerde hanteren. De peren en appels werden geplukt in de oogstmaand, een feest dat samen met de ouders gevierd werd. En in de wintermaanden werd er gesprokkeld, want de kachel waarop ook gekookt werd, moet branden.
De kinderen leven mee met het ritme van het jaar, in weer en wind. En leren houden van elk weertype, van samen sneeuwruimen, stro paden aanleggen in de modder en kleikluiten breken in de droogte van de zomer. Het hoort er allemaal bij op de boerderijschool. Na het bekijken van de DVD was iedereen overtuigd van de rijke mogelijkheden die het leven op de boerderij aan het onderwijs te bieden heeft. “Het leven is mooi in de tijd van de onderbouw’, zei een der deelnemers aan het gesprek. En daar in Noord Groningen ook nog goed en waar, zou ik willen toevoegen. Wanneer je als kind zo’n intens gevoel en besef meekrijgt van je plek als mens in het geheel , dan is dat prachtig en diep religieus. Hier waren de voorwaarden gelegd om later de natuur op te laten staan in het eigen bewustzijn.
Gespreksgroep kleinschaligheid Danielle Buijsman, lerares van de Werfklas in Culemborg, vertelde over de achtergrond en de gang van zaken op haar school. Zij is daar begonnen, omdat het Vrije Schoolonderwijs in Gouda, waar zij eerst werkte, steeds meer in de richting van de toetsen en de regels van de overheid dreef. Toen ze begonnen met de Werfklas hebben ze ook gekeken naar Iederwijs, maar dat vonden zij en Annemarijke, haar collega, een school die het kind met zijn vragen eigenlijk verwaarloosde. De Werfklas eerbiedigt de vertelstof van de Vrije School en de leerlijnen, waarin Steiner aangeeft welk vak bij welke leeftijd past, worden gevolgd. Elke dag is er van 9.00 uur tot 10 uur 45 periodeonderwijs. Een maand lang elke ochtend hetzelfde vak, bij voorbeeld rekenen. Bij rekenen wordt er veel vanuit de beweging gedaan en uiteindelijk ook schriftelijk. Er worden geen vak lessen van 50 minuten gegeven zoals op gewone Vrije Scholen; in dit opzicht ben je als school vrij. Bij de Werfklas kennen we ook het vrije initiatief van de kinderen, bij voorbeeld een kind dat een keer een circus organiseerde, waar heel veel andere kinderen aan mee deden. Er is een logboek, dat gebruikt wordt als leerlingvolgsysteem op individuele basis. Een keer per jaar vindt er een oudergesprek van drie kwartier a een uur plaats. De eerste en tweede klas zitten samen; dit betekent differentiëren en we zien hoe de eersteklasser zich optrekt aan de oudere kinderen. We hebben in Culemborg drie leslokalen en veel kleinere tussenruimtes die ook veel benut worden en er is een soort deel voor handvaardigheid e.d. De Werfklas bestaat uit 40 kinderen en heeft vier leerkrachten. Er komen veel kinderen uit het speciaal onderwijs naar toe. En hoe staat de School op de Boerderij hier straks naast? De voorlopige locatie aan de Veldwijkerweg omvat een chaletje voor de kleuters en een lokaal met uitbreidingsmogelijkheid. Christiaan Hartman, de startleraar, zegt dat er gemikt wordt op groepen van maximaal 15 kinderen. De kleuterlocatie zou met 12 kinderen eigenlijk al vol zitten. Als je kijkt naar reguliere scholen en ook naar de Vrije School dan zie je daar wel klassen van 30 tot 35 kinderen ook al wil men best kleinere klassen, maar financieel ligt dat moeilijk. Christiaan zegt dat hij bij het aannemen van kinderen, die uit het speciaal onderwijs komen, goed wil letten op de draagkracht van de groep. De 'School op de Boerderij' zal wel voldoen aan de eisen van de leerplicht; dat geeft een aangepast toezichtkader vergeleken met gesubsidieerde scholen: 7 regels (veiligheid, hygiëne e.d.) in plaats van 196. Op de vraag wat dan de belangrijkste regelingen en handelingen die de staat verplicht stelt, antwoordt Christiaan, dat het er op neer komt dat in het denken van de overheid de voorschriften eigenlijk uitgaan van een input-output model, waarvan de uitkomst vaststaat. Dat vindt hij te veel opgelegd.
Aan het eind van de bijeenkomst wordt er een rondje gemaakt waarin de deelnemers kunnen samenvatten hoe ze het gesprek ervaren hebben. Enkele reacties: enthousiasme; bevestiging van eigen ideeën over worden wie je bent; levendig en persoonlijk; weten wordt durven doen; hoe leert het kind;nadenken, voelen; concreter geworden.
Gespreksgroep financieen en ouderbijdragen Er werden veel vragen gesteld aan Annemarijke ten Thije, lerares van de Werfklas in Culemborg. Die vragen betroffen vooral de start van de school en het tot stand komen van de ouderbijdrage. Ze vertelde, dat ze in Culemborg aanvankelijk de ouders zelf hadden laten kiezen hoeveen ze maandelijks zouden betalen, maar na verloop van tijd kwamen er scheve gezichten van omdat de bedragen zo uiteenliepen. Na vele gesprekken hebben Danielle en Annemarijke besloten om zelf een vast bedrag per maand te stellen, dat in principe voor iedereen gelijk is. Ook vertelde ze over de leningen, die werden afgesloten om te kunnen starten met de school. Bij het begin van de school heb je een gediplomeerde onderwijsleerkracht en een gebouw nodig, dat voldoet aan de eisen van de onderwijsinspectie. Er moeten lokalen zijn met een nooduitgang en een toilet bij voorbeeld. De inspectie komt dat allemaal controleren. Er was ook aandacht voor het verschil in besluitvorming tussen de Werfklas en de 'School op de Boerderij'. In Culemborg werd de ouderbijdrage vastgesteld door de leraren en in de nieuwe school ligt de nadruk op taakverdeling en op gezamenlijk gedragen besluiten. Wat mij het meest is bij gebleven is wat Jan Saal over geld zei. Je kunt er naar kijken als iets dat 'vast' staat, dit is mijn geld en waar wil ik dat aan uitgeven. Je kunt ook zeggen: 'ik heb geld tot mijn beschikking en welke richting wil ik mijn leven geven? Waarvoor kan ik dit geld als in een stroom inzetten zodat het onderdeel wordt van het leven waarvoor ik gekozen heb? Geef je geld uit aan iets positiefs zodat die positiviteit kan groeien en wees je bewust waar je je geld naartoe laat gaan! En de aartsengel, die zich met initiatieven verbindt, staat me ook nog helder voor de geest. Dat besef gaf me een gevoel van helderheid en eerlijkheid en van vertrouwen in mezelf. Gespreksgroep gemeenschapsvorming In de werkgroep gemeenschapsvorming is gesproken over hoe aan deze gemeenschapsvorming gewerkt gaat worden in de school op de boerderij. Het gaat hier om nieuwe, actieve gemeenschapsvorming. In de moderne tijd is het gemeenschappelijke streven daarin leidend, niet een leider. Elke mens kan in deze gemeenschap, vanuit zijn eigen ontwikkeling en ervaringen, bij momenten of periodes voorop gaan: het initiatief van de enkeling kan dan leidend zijn, en de gemeenschap verder brengen. Het kan steeds weer een ander zijn, al naar gelang het vraagstuk dat zich voordoet. Dat vraagt om een waardering van en ruimte voor initiatief, en tegelijkertijd een afstemming van het initiatief op het geheel. Eén van de instrumenten die we daar concreet bij gaan gebruiken is de techniek van de coöperatieve besluitvorming. Deze helpt je om steeds weer de ander te betrekken in het besluitvormingsproces, en zo draagvlak te ontwikkelen binnen de gemeenschap. De deelnemers aan de werkgroep onderkennen de positieve werking van een dergelijke techniek en de noodzaak om via dergelijke technieken met groeiend bewustzijn om te kunnen gaan met de sociale processen. Eén deelnemer, zelf leerkracht, vraagt zich af of op deze manier ook met de kinderen is te werken. Het is wel de bedoeling om bij vraagstukken waar de kinderen direct bij betrokken zijn,
ook draagvlak bij de kinderen te onderzoeken en te vormen. Deze leerkracht geeft aan, hoe zij op haar manier met kinderen samen, onderdelen van de inhoud van de lessen vormgeeft. Zo zijn de kinderen b.v. toen onderzocht werd hoe de periode huizenbouw vorm kon krijgen, zelf op het idee gekomen maquettes te maken. Er bleek een gedifferentieerde belangstelling te bestaan, en zo zijn binnen de klas heel nieuwe samenwerkingsgroepjes gekomen: rondom Indianenhuizen, Inuithuizen, etc. Naast verschillende instrumenten voor moderne samenwerking, zullen we in de schoolgemeenschap natuurlijk onze eigen rituelen ontwikkelen en jaarfeesten vieren. Wat we ook van belang vinden voor het ontwikkelen van de gemeenschap, is de ontwikkeling van ieder individu, leerkracht en ouder. We willen daarom regelmatig scholing gaan verzorgen. We hebben de scholing vanaf het begin van het initiatief al opgepakt: in de initiatiefgroep o.a. door kleine oefeningen te doen over de wil, onze biografie te onderzoeken, en nu in een breder scholingstraject met ouders en leerkrachten. Eén van de aanwezigen merkt op: ‘Er moet een school voor volwassenen verbonden worden met dit initiatief’ , wat geheel aansluit bij onze bedoelingen. Tot slot willen we gemeenschap vormen door de manier waarop we met het geld zullen omgaan: daarin willen we steeds een gezamenlijk oordeelvormingsproces mogelijk maken, en gesprek, over hoe we het geheel optimaal, minimaal, reëel, kunnen betalen, en wie daaraan welk bedrag kan bijdragen. Onder de deelnemers in deze werkgroep klinkt heel duidelijk: gemeenschapsvorming is de basis voor de verdere ontwikkeling van het initiatief. Er is enthousiasme voor de aanpak, en van verschillende kanten wordt aangeboden ondersteuning te willen bieden vanuit de eigen expertise. Na al die intensieve gesprekken had iedereen zin in de heerlijke soep. Die buiten in de zon genuttigd werd met een broodje slordig belegd erbij. Er werd zeer geanimeerd verder gepraat over de inspirerende voordracht van Jan Saal en over de mogelijkheden van de nieuwe school zoal die de initiatiefgroep de ouders van het scholingstraject voor ogen staat. Na de lunch was er 's middags ruimschoots gelegenheid om door te vragen naar de concrete invulling van de plannen en het ideaal.
In een tweede groep werd de situatie van twee bestaande Vrije Scholen elders tegen het licht gehouden. Stel dat je daar iets zou willen veranderen, hoe zou je dat dan aanpakken? Als je iets wilt ondernemen, dan is het zinvol om je ideaal eerst zo concreet mogelijk uit te werken en vervolgens om te kijken wie er op je weg komt als 'maatje'. Vanuit die ontmoeting ontstaat nieuw enthousiasme , de onmisbare krachtbron voor een nieuwe onderneming of een heel andere aanpak.
Tijdens de afsluitende ronde aan het einde van de dag klonken als reacties, soms in één woord: Vertrouwen, stemming van in verwachting zijn van een kindje, zoveel bereidvaardigheid en potentie; we gaan de wil onderzoeken; het is alsof ons jochie geroepen wordt door dit initiatief, en dat jullie je geroepen hebben gevoeld om dit te doen; ik heb een heel vol hoofd, een warm hart, en mijn handen jeuken; wakker, helder, zin in, applaus; hartverwarmend, en het kan nu alleen nog maar doorgaan; gouden schaal met kristal; vruchtbaar; lees Peronniek; vanuit inzicht tot ideaal komen, raakt aan een diepe wens voor mijn kind en deze wereld; het was een hele leuke dag, zin in; hele zonnige dag; voor mij heeft deze dag eraan bijgedragen dat ik niet meer de
vraag heb wat moet ik doen?, maar hoe ga ik initiatief nemen voor een nieuwe school in mijn eigen regio; vanuit moed onderweg;contact; heldere open sfeer heb ik waargenomen; de noodzaak van de ontmoeting; blij met de wijze van besluitvorming: ook vandaag was eigenlijk beeldvorming met iedereen, en dat is belangrijk om te laten gebeuren; ik heb meer gevoel gekregen bij het initiatief: warm; hoopgevend; inspirerend; dankjewel namens mijn kind; ontzettend dankbaar dat ik met deze beweging mag meedoen; waar een wil is is een weg; erg leuk om te horen hoe het op andere staatsvrije scholen in de praktijk al gaat; het gaat steeds om het proces; ik ben getroffen door de gedrevenheid, de aanwezigheid van de aartsengel was waarneembaar; met het verhaal van Jan Saal als achtergrond, als beeld, kunnen we jaren verder; geestelijk zeer gevuld; het zijn geen plannen maar: geestelijke substantie en zin in.