Les: Voorjaar op de boerderij Groep 3 en 4 basisonderwijs
Colofon Illustraties uit: Kijk hoe ik groei Natuurmethoden: Leefwereld Natuurlijk! Bomen het hele jaar rond De kleine vogelgids Milieudienst Midden-Holland Locatie Zwanebloem Postbus 45 2800 AA Gouda Telefoon: 0182-572033 Fax: 0182-534490
[email protected] Bezoekadres: Bloemendaalseweg 34a (eerste verdieping) 2804 AB Gouda
2 ● les: voorjaar op de boerderij
Inleiding Deze lesbrief is bestemd voor de leerkracht die met zijn of haar groep naar CNME de Zwanebloem komt voor de les ‘Voorjaar op de boerderij’. In deze lesbrief vindt u achtereenvolgens: •
informatie over de organisatie van het bezoek;
•
een beschrijving van de lesdoelen en de lesopzet;
•
didactische suggesties voor de voorbereiding en verwerking van de les op school;
•
opdrachtkaarten en werkbladen die tijdens de les worden gebruikt;
•
achtergrondinformatie.
les: voorjaar op de boerderij ● 3
Organisatie Groepsgrootte en tijdsduur van de les De accommodatie is geschikt voor maximaal 30 leerlingen. De lesactiviteiten inclusief de pauze duren ongeveer twee uur en een kwartier. In overleg met de lesbegeleid(st)er van CNME de Zwanebloem kan de les eventueel worden ingekort.
Telefonisch contact U wordt verzocht één week van te voren contact op te nemen met de lesbegeleid(st)er van CNME de Zwanebloem. De naam en het telefoonnummer vindt u in het rooster. In dit telefoongesprek wordt nagegaan of alles klopt (datum en tijd van uw bezoek, aantal leerlingen, aantal begeleiders dat meekomt, consumptie, enzovoorts) en of er nog bijzonderheden zijn (bijvoorbeeld allergische of bange kinderen). Als u een andere lesopzet wenst, kunt u dit bespreken.
Begeleiding van de les De medewerkers van CNME de Zwanebloem zorgen ervoor dat de leszolder een gezellige voorjaarsfeer uitstraalt. De lesbegeleid(st)er verzorgt een inleiding en begeleidt bij het werken aan de opdrachten. Van u als leerkracht wordt een actieve rol verwacht. U assisteert bij het werken aan de opdrachten in groepjes en u bent verantwoordelijk voor de orde. Tevens zorgt u voor voldoende, goed voorbereide begeleiders, tenminste 5 begeleiders. Zij assisteren bij een vast onderdeel van de les en bij de buitenopdrachten na de pauze. Bij deze les is het van groot belang dat de informatie van tevoren goed doorgenomen is, zodat het begeleiden van de leerlingen gemakkelijker gaat. Zorgt u ervoor dat de begeleiders ruim van te voren in het bezit zijn van de gekopieerde opdrachtkaarten en de achtergrondinformatie? (zie hieronder bij materialen).
Materialen Elke leerling krijgt een eigen setje werkbladen. Voor de vermenigvuldiging hiervan dient u zelf te zorgen. Op de werkbladen plakken de kinderen stickers als afsluiting van elk onderdeel. De stickervellen zijn op de leszolder aanwezig. Bij het tweede gedeelte van de les worden opdrachtkaarten gebruikt. Deze bevinden zich achterin deze lesbrief ter informatie. U hoeft deze kaarten niet te kopiëren.
4 ● les: voorjaar op de boerderij
Bij één van deze opdrachten wordt gebruik gemaakt van het prentenboek ‘De kleine reus’ van Max Bolliger, ISBN-nummer 90 60690250 0 (is op de leszolder aanwezig). Kopieer voor de begeleiders wel de opdrachtkaarten kikker, kip, konijn, appel, bij en bestuiving, behorende bij het eerste gedeelte van de les en de achtergrondinformatie.
les: voorjaar op de boerderij ● 5
Lesbeschrijving Lesdoelen • •
• •
de leerlingen maken kennis en raken vertrouwd met diverse voorjaarsverschijnselen; de leerlingen ontdekken de volgende eenvoudige kringlopen: Moederkonijn – klein jong – groot jong – moederkonijn; Ei – kuiken – kip – ei; Kikkerdril – kikkervisjes – kikker – kikkerdril; Appelbloesem – appel – pit – kiemplant – appelbloesem; de leerlingen oefenen zich in het hanteren en omgaan met dieren; de leerlingen oefenen zich verder in het min of meer zelfstandig waarnemen;
Lesopzet De les bevat de volgende onderdelen: • ontvangst; • vrij rondlopen op de leszolder, 5 minuten; • inleiding, 5 minuten; • eerste deel werken in groepjes, 50 minuten; • pauze, 25 minuten; • tweede deel, 50 minuten; • afsluiting.
Korte beschrijving van de les U wordt ontvangen bij de voordeur van de kinderboerderij (Bloemendaalseweg 34a) door de lesbegeleid(st)er van CNME de Zwanebloem. De kinderen krijgen de gelegenheid om een paar minuten vrij rond te kijken op de leszolder, maar mogen nergens aankomen. Na de ontvangst en inleiding door de lesbegeleid(st)er van CNME de Zwanebloem gaan de leerlingen in groepjes werken. Voor de pauze werken de leerlingen aan vijf onderdelen. U wordt verzocht om de leerlingen op school alvast in vijf groepen te verdelen. Tijdens de pauze, die ’s ochtends ongeveer een half uur kan duren, kunt u een consumptie gebruiken. ’s Middags is het afhankelijk van tijd en omstandigheden of er gepauzeerd wordt. Bij slecht weer kunt u gebruik maken van de kantine. Vaak blijft er nog wat tijd over om te spelen in de speeltuin en het bekijken van het erf met diverse planten en dieren. Uiteraard laat u de kantine weer achter zoals u hem aangetroffen heeft (papier in de bakken, stoelen onder de tafels). Na de pauze zijn er nog een aantal activiteiten op het erf van de kinderboerderij rond het thema ‘Voorjaar op de boerderij’. De les wordt afgesloten met een korte nabespreking.
6 ● les: voorjaar op de boerderij
Beschrijving van de vijf verschillende practicumopstellingen 1. Konijn Zittend op stoeltjes kijken de kinderen naar een moederkonijn met pasgeboren jonge konijnen. Er is ook een moederkonijn met oudere jongen; de kinderen kunnen ze niet alleen bestuderen, maar mogen ze ook aaien en oppakken. Begeleidend plaatwerk en informatiebordjes zijn aanwezig. De leerlingen voeren enkele eenvoudige opdrachten uit en plakken de konijnenstickers in de juiste volgorde. 2. Kip Er is een aantal kuikens aanwezig. In een ander hok is moederkip en haar man, de haan, aanwezig. Er staan modellen, verschillende eieren en kleurenfoto’s opgesteld over de ontwikkeling van een kuiken in een ei. Ook hier worden enkele opdrachten uitgevoerd en stickers geplakt. 3. Kikker Bij dit onderdeel kunnen de kinderen kijken naar levende kikkers, kikkerdril (eitjes) en kikkervisjes, meestal in meerdere stadia van ontwikkeling. Er is begeleidend plaatwerk over kikkers in hun natuurlijke omgeving en diverse stadia van ontwikkeling. 4. Appel De kinderen bekijken appelbloesem van een appelboom in de lente. Ze proberen aan de appel te ontdekken of je kunt zien dat een appel een bloem is geweest. De kinderen bekijken de bloemdoorsnede. Voor elke groep is er een verse appel beschikbaar waar de kinderen zelf de pitjes in ontdekken. Tot slot wordt de appel lekker opgegeten. 5. Bij en bestuiving De bij heeft een belangrijke rol bij de bestuiving van een bloem. Door het bezoeken van verschillende bloemen, zorgt de bij ervoor dat er stuifmeel van de ene bloem in een andere bloem terecht komt. Hierdoor kan er bevruchting plaatsvinden en kunnen er vruchten aan een boom of plant groeien. De leerlingen bekijken de poot van een bij en zien foto’s van bijen vol stuifmeel. Op de kleurplaat plakken zij zelf het ‘stuifmeel’ op de juiste plaats.
les: voorjaar op de boerderij ● 7
Voorbereiding Didactische suggesties Het is erg belangrijk dat de leerlingen goed voorbereid zijn op het bezoek. Dit zou kunnen door een groepsgesprek rond de volgende vragen: • • • • • • •
Zijn jullie weleens op de kinderboerderij geweest? Wat is er allemaal te zien? Welke dieren vind je leuk, welke niet? Welke dieren wil je graag aaien, welke niet? Wat is er denk je op de boerderij in het voorjaar te zien en in het najaar niet? Wat denk je dat er tijdens het bezoek aan de leszolder allemaal gaat gebeuren? Waar moeten we aan denken?
Wat betreft de laatste vraag, kan gedacht worden aan het volgende: • De dieren schrikken van schreeuwende, drukke leerlingen. Je bent dus rustig zodra je de kinderboerderij binnen komt. • Pak de dieren alleen op als je daar toestemming voor hebt en weet hoe je het dier moet oppakken! • De opdrachten doe je in groepjes. Je mag tijdens het werken niet naar andere groepjes lopen. Overleggen mag alleen binnen je eigen groepje. • Denk erom dat je stil bent tijdens het onderzoek van je dier en dat je het niet bang maakt. • Kleding wordt snel vies op de boerderij. Bij slecht weer graag ook stevige schoenen of laarzen aan. Het tweede gedeelte van de les vindt plaats op het erf van de kinderboerderij. • Trek liever een lange broek aan, want het voelen van de nagels van de dieren of hun gekrabbel op jouw blote vel kan minder prettig zijn. Het is niet noodzakelijk om allerlei theoretische achtergrondinformatie te geven. De bedoeling is dat de leerlingen weten wat hen te wachten staat en dat hun interesse wordt opgewekt. Een nadere uitdieping van het geheel kan beter plaatsvinden op school, nadat er een fundament gelegd is van concrete ervaringen, dus na het bezoek.
8 ● les: voorjaar op de boerderij
Verwerking De kinderen hebben op een concrete manier veel informatie opgedaan. Een verdere verwerking en verdieping van het onderwerp is in de klas sterk aan te raden. Om deze verwerking te ondersteunen bevat deze lesbrief theoretische achtergrondinformatie, waaruit u als leerkracht naar behoefte kunt putten. Wellicht biedt uw natuurmethode nog een aanvulling. Zie natuurmethode: Leefwereld, Jacob Dijkstra
deel 3 deel 4
les 11 en 14 les 22, 23 en 24
Leefwereld, Wolters Noordhoff
deel 3 deel 4
les 18 en 19 les 17, 19 en 20
Natuurlijk! Malmberg
deel 3
les 8
les: voorjaar op de boerderij ● 9
Kip De opdrachten worden door de groepsbegeleid(st)er voorgelezen. Ga eens rustig zitten op de bank. 1. Houd je hand dicht bij het hok. Wat doen de kuikens? Weet je hoe het vrouwtje heet? En het mannetje? Vertel ook eens wat de hen doet? 2. Tel de eieren die in de broedmachine liggen. Weet jij wat er gebeurt in deze machine? 3. Kijk naar het hele grote namaakei. Wat denk je dat er uit het ei groeit? Wijs dat eens aan bij het echte ei in het schaaltje. 4. Op deze poster zie je foto’s van een kuiken hoe het in het ei groeit. Wijs de foto aan waar het kuiken het grootste is. 5. Hoeveel kuikens zie je in de bak? Ik zie ________ kuikens. 6. Eten de kuikens? ________ Eet de hen? ________ Eet de haan?_______ 7. Zorgt de hen in deze bak voor haar kinderen denk je? 8. Kuikens worden kippen. Kijk eens naar de hen en de haan. (Haalt u de hen en de haan er even bij?) Vertel eens hoe er weer nieuwe kuikens komen. Kijk maar naar de plaatjes. 9. Leg de kaartjes in de goede volgorde. Heb je dat goed gedaan, plak dan de stickers in de goede volgorde van jong naar oud. Heb je te weinig tijd, dan kun je dit ook op school doen.
10 ● les: voorjaar op de boerderij
Kikker De opdrachten worden door de groepsbegeleid(st)er voorgelezen.
Kikkerdril 1. Kijk eens naar de eitjes van de kikker. Vertel eens of ze aan elkaar zitten of los liggen. 2. Mocht er geen kikkerdril zijn: Bekijk het filmpje. 3. Heeft de moeder een nest voor ze gebouwd? 4. Kijk eens naar de eitjes. Neem er een vergrootglas bij. 5. Wat zit er in? 6. Beweegt het?
Kikkervisjes 7. Waarom noemen de mensen de diertjes die uit de kikkereitjes komen kikkervisjes? 8. Wat hebben ze wat een grote kikker niet heeft? 9. Zorgt een moeder voor ze? 10. Vertel eens wat ze eten.
Kikkers 11. Hoeveel kikkers zie je? 12. Hoe kun je aan de poten van een kikker zien dat hij goed kan zwemmen? 13. Vertel wat de kikker nog meer kan behalve zwemmen. 14. Leg de kaartjes in de juiste volgorde van jong naar oud. Vertel nu eens hoe er volgend jaar weer nieuwe kikkers kunnen komen. Wanneer de kaartjes goed liggen, kun je de stickers op dezelfde manier plakken. Heb je te weinig tijd, dan kun je dit ook op school doen.
les: voorjaar op de boerderij ● 11
Appel De opdrachten worden door de groepsbegeleid(st)er voorgelezen. 1. Bekijk de appel voor je op de tafel eens goed. 2. Waaraan kun je zien dat deze appel vroeger een bloem is geweest? 3. Zie je bloemen aan de takken van de appelboom? 4. Hoeveel appels kunnen er dus aan komen? Komen er echt zoveel appels aan de boom, denk je? 5. Je ziet op tafel twee appels die elk op een andere manier zijn doorgesneden. 6. Wijs het klokhuis aan en wijs ook de pitten aan. 7. De groepsbegeleid(st)er snijdt één appel in stukjes. Tel de pitten die je ziet. 8. Waaruit groeit een nieuw appelboompje? 9. Probeer eens een appelpit open te maken. Vertel eens welke kleur de binnenkant heeft. 10. Hoe zouden we aan nieuwe appelboompjes komen, denk je? Leg de kaartjes in de juiste volgorde van pit tot appel. Wanneer de kaartjes goed liggen, plak je de stickers op dezelfde manier. Heb je te weinig tijd, dan kun je dit ook op school doen. Tot slot mogen jullie met elkaar de appel opeten.
12 ● les: voorjaar op de boerderij
Bij en bestuiving De tekst en de opdrachten worden door de groepbegeleiders gelezen.
De bestuiving van een bloem De bij doet boodschappen, zij heeft een zogenaamd boodschappentasje, een korfje. Daarmee verzamelt zij stuifmeelkorrels die de bloem maakt. De bij heeft gereedschap om dit te verzamelen en mee te nemen. Waar denk je dat de bij het stuifmeel mee verzameld? Waar denk je dat de bij het mee naar toe neemt? De bijen doen een paar ‘boodschappen’ tegelijk. Ze bezoeken een aantal bloemen na elkaar. Het stuifmeel van de ene bloem komt zo ook in een andere bloem terecht. Hierdoor kan een vruchtje gaan groeien, bijvoorbeeld een appeltje of peertje. In het vruchtje ontstaat een zaadje/pitje. Daaruit kan weer een nieuwe plant of uiteindelijk een boom groeien
1. Bekijk de poot van de bij. 2. Wijs het korfje aan. 3. Probeer op de bloem het stuifmeel aan te wijzen. 4. Bekijk de kleurplaat. 5. Zie je de boodschappentas van de bij 6. Plak hierop een stukje klittenband. 7. Doe wat ‘stuifmeel’ in het korfje. Als je tijd over hebt, mag je de bij zo ‘echt’ mogelijk kleuren. Je kan dat ook op school doen.
les: voorjaar op de boerderij ● 13
Konijn De opdrachten worden door de groepsbegeleid(st)er voorgelezen. konijnenmoeder met kleine jongen 1. Kun je de jonge konijnen vinden? 2. Waar is het nest van gemaakt? Pak het voorbeeldnestje er maar bij. 3. Hoe komen de konijntjes aan eten? 4. Vind je dat de moeder goed voor ze zorgt?
konijnenmoeder met grotere jongen 5. Wat doen de konijntjes? 6. Willen ze eten en wat eten ze dan? 7. Hoe groot denk je dat deze konijntjes worden? 8. Hoe pak je een konijn vast? 9. Wie durft een konijntje vast te pakken? 10. Leg de kaartjes in de juiste volgorde. Is het goed dan plak je de stickers in de goede volgorde van jong naar oud. Heb je te weinig tijd, doe dit laatste dan op school.
14 ● les: voorjaar op de boerderij
Kip
les: voorjaar op de boerderij ● 15
Kikker
16 ● les: voorjaar op de boerderij
Appel
les: voorjaar op de boerderij ● 17
Bij en bestuiving
18 ● les: voorjaar op de boerderij
Konijn
les: voorjaar op de boerderij ● 19
Achtergrondinformatie Iedere lente komt de natuur weer tot leven. Het onderwerp nodigt uit om in de klas hierover verder te gaan. Het is telkens weer verbazend te zien hoe in de schijnbaar dode takken en slapende zaden zoveel leven verborgen zit. In de lente worden er ook veel dieren geboren. De leerlingen kunnen met eigen ogen op de leszolder de kikkers met kikkerdril, de konijnen met hun jongen en de kip met haar kuikens zien. Vertederend, maar zeker ook boeiend en leerzaam.
Konijn We maken onderscheid tussen wilde konijnen en tamme konijnen. Wilde konijnen leven buiten in de bossen en duinen, eigenlijk overal waar ze aan eten kunnen komen. In het begin van de Middeleeuwen zijn Franse monniken begonnen met het fokken van konijnen en zij slaagden erin om andere dan wildkleurige konijnen te fokken. Tegenwoordig bestaan er zeer veel variëteiten met enorme verschillen in kleur en grootte. Een mannetjeskonijn heet ram en een vrouwtjeskonijn voedster. De voedster (vrouwtjeskonijn) kan per jaar meer dan drie keer jongen werpen. Soms komen er vier tegelijk ter wereld, soms wel tien! De draagtijd is dertig dagen. Pasgeboren konijnen zijn blind en kaal. Op hun lijfjes staat heel fijn donshaar. Hun oren zijn dik en klein. Hun ogen zijn nog stevig dicht. Als ze hun moeder ruiken, kruipen ze er vlug naartoe en zuigen zich vol met moedermelk. Een pasgeboren konijn weegt gemiddeld 90 gram. Na twee weken weegt het konijntje al 400 gram. Na tien dagen gaan de oogjes open. Hun vacht wordt dikker en de oren worden langer. Daarna volgen de jonge konijnen mamakonijn en doen haar na. Na zes weken zijn de konijnen zelfstandig. Na ongeveer acht maanden is het konijn al vruchtbaar. Een konijn pak je op bij zijn rugvel. Dus nooit bij zijn nekvel of oren. Met de andere hand of hele arm wordt het dier ondersteund.
Kip Als kippen ongeveer twintig weken oud zijn, kunnen ze eieren leggen. De meeste eieren worden in het voorjaar en in de zomer gelegd. Als het herfst wordt, raken de kippen in de rui en is het legseizoen afgelopen. Als er geen haan is, worden er onbevruchte eieren gelegd. Een gezonde kip, ook wel hen genoemd, kan wel 250 tot 300 eieren per jaar leggen. Is er wel een haan, dan worden er bevruchte eieren gelegd. De bevruchte eieren kunnen, als ze niet bebroed zijn, toch gegeten worden. De haan hoeft maar één keer met de kip te paren. De kip begint te broeden als er zes tot tien eieren gelegd zijn. Dit kan wel twaalf dagen duren. Wanneer ze
20 ● les: voorjaar op de boerderij
eenmaal aan het broeden is, zal ze het nest niet lang meer verlaten, omdat de eieren dan te veel afkoelen. Pas als de kip met broeden begonnen is, gaan de kuikens in de eieren groeien. Hierdoor komen de kuikens ongeveer gelijk uit het ei gekropen. Ze moet de eieren drie weken warm houden. Ze wipt alleen even van het nest om te eten. Het kuiken ontwikkelt zich uit de kiemschijf, een vlekje op de dooier. Alles wat het kuiken nodig heeft om te groeien zit al in het ei. De dooier is het voedsel voor het groeiende kuiken. Het eiwit dient als zacht kussen. Het kuiken stoot zich niet, als het ei wordt omgekeerd. Aan weerskanten van de dooier draaien een soort elastieken snoeren het kuiken altijd naar boven. Zo ligt het vlakbij de warme buik van de broedende kip. De holte tussen de schaal en het vlies is de luchtkamer. Die bevat de luchtvoorraad voor het kuiken als deze bezig is uit het ei te komen. De eierschaal is poreus. Zo komt er steeds verse lucht in de luchtkamer. Na drie weken is het kuiken volgroeid en maakt het met de eitand de schaal stuk. De eitand is een scherp puntje boven op de snavel. De eitand verdwijnt na een dag of twee. Een pasgeboren kuiken is kletsnat en kan nog niet goed op zijn pootjes staan. Na ongeveer een uur is het kuiken droog. Kuikens stappen al gauw achter hun moeder aan op zoek naar voedsel. Bij eventueel gevaar zoeken de kuikens hun toevlucht onder de vleugels van moeder kip. Maar al na enkele weken weten de kuikens voor zichzelf te zorgen en na twintig weken zijn ze geslachtsrijp. Dan kan de cyclus opnieuw beginnen. Eieren kunnen ook uitgebroed worden door een broedmachine. Dit is een ingewikkeld apparaat dat de hen probeert te vervangen. Daarvoor is een constante temperatuur van 40 graden nodig en een bepaalde luchtvochtigheid. Bovendien moeten de eieren elke acht uur worden gekeerd, om te voorkomen dat het kuiken binnen in het ei vastgroeit tegen de eischaal. Moeder kip regelt dit soort zaken zelf! Na het uitkomen in een broedmachine eten de kuikens al zelf. Het juiste voedsel moet hun worden voorgezet. Er is een lamp nodig om de kuikens de eerste weken extra warmte te geven.
Kikker Kikkers zijn amfibieën net als padden en salamanders. Amfibieën zijn tweeslachtige dieren. ‘Amfibie’ betekent tweezijdig. Deze dieren zijn aanvankelijk geheel aangepast aan het leven in water. Ze ademen dan door kieuwen. Als volwassen dier zijn ze aangepast aan het leven op het land. Ze ademen dan door de longen of door hun huid (vooral tijdens de winterslaap). Amfibieën zijn koudbloedig. In tegenstelling tot zoogdieren hebben zij een wisselende lichaamstemperatuur, die gelijk is aan de buitentemperatuur. ’s
les: voorjaar op de boerderij ● 21
Zomers is die hoog en in de winter laag. ’s Winters kunnen ze zich door de kou niet bewegen. Amfibieën hebben een kale, naakte huid, die in de zon gemakkelijk uitdroogt. Daarom zitten deze dieren overdag in de schaduw, vaak onder planten en struiken waar het vochtig is. In het voorjaar worden de eitjes, het kikkerdril, afgezet door het vrouwtje. Dit gebeurt in ondiep water op een zonnig plaatsje en het wordt uitwendig door een mannetjeskikker bevrucht. Daarna kijken de kikkers er niet meer naar om. De zwarte bolletjes zijn omgeven door een geleiachtige laag, wat reservevoedsel is voor de larve. Later eet de larve (kikkervis) algen. Eerst halen de kikkervisjes adem via de huid en uitwendige kieuwen. Deze verdwijnen bij de komst van de achterpoten. Op de plaats van de uitwendige kieuwen ontstaan de voorpootjes. Gedurende deze tijd functioneert de staart als (huid)ademhalingsorgaan. Daarna ontstaan de inwendige longen. De staart verdwijnt en het kikkertje, padje of salamandertje kan op het land gaan leven. We noemen dit een metamorfose. Huidademhaling blijft ook belangrijk, vandaar dat de huid vochtig en glad is. Het voedsel van kikkers is dierlijk. Alles wat beweegt en kleiner is dan de kikker zelf wordt gegeten. De larven van amfibieën hebben veel vijanden: roofkevers, libellelarven, salamanders (!) en vissen. Ook vogels (reigers, kraaien, meeuwen), egels, kleine roofdieren en ratten eten jonge en volwassen amfibieën. Van de vele duizenden kikkereitjes worden er slechts één of twee volwassen. Het grootste deel van het jaar verblijven de meeste kikker-, padden- en salamandersoorten op het land. Bij koud weer zitten ze verscholen in holletjes op spleten of graven ze zich in in de grond. Bij warmer en vochtig weer worden ze weer actief, vooral tijdens de avond en nacht. Kikkers overwinteren in de modder van de sloot, een enkele keer in een holletje in de grond, waar ze in een soort verstijving de winter doorkomen. Ze kunnen zich ’s winters door de kou niet bewegen. Alle lichaamsfuncties staan dan bijna helemaal stil. Ademhaling gaat nu door de huid. Ze houden dan een soort winterslaap.
Appel, bij en bestuiving Bijen zijn heel belangrijk voor bloemen en omgekeerd. Een bloem maakt vruchtensuiker (nectar) en daar zijn bijen gek op. Bloemen trekken bijen met hun kleur en geur aan. De bij heeft een zuigsnuit waarmeer ze de nectar opzuigt. Een bloem maakt ook kleine kleverige korreltjes: de stuifmeelkorrels. Soms zit de lucht er zo vol mee dat sommige mensen er ziek van worden. Dat heet hooikoorts. Als de bij wegvliegt zit ze vaak vol met deze korrels. Die neemt ze mee naar een volgende bloem. Zo komt er een beetje stuifmeel van de ene bloem op de andere bloem; op de stempel van de stamper in het midden va de bloem. Uit deze stuifmeelkorrel groeit een buisje naar de eicellen. Deze eicellen bevinden zich in het vruchtbeginsel. Als de kern van de
22 ● les: voorjaar op de boerderij
stuifmeelkorrel via het stuifmeelbuisje is versmolten met de kern van de eicel is de bevruchting een feit. Uit deze eicel ontstaan de zaadjes (ofwel de pitten). Om de zaadjes heen groeit een vrucht. Het deel van de appel dat wij eten ontstaat uit de bloembodem, terwijl het klokhuis uit het vruchtbeginsel ontstaat. De bij gaat met de nectar en het overige stuifmeel terug naar de bijen. De bijen maken honing van de nectar. Van het stuifmeel maken ze ‘stuifmeelbroodjes’. Daar eten de larven van. Wanneer een bij bezig is stuifmeel te verzamelen houdt ze zich niet bezig met het zoeken naar nectar. Ze keert altijd naar de korf/kast terug met één enkele voorraadsoort nectar of stuifmeel. De honingbij is een goede bestuiver. Vandaar dat de fruitteler imkers vraagt hun bijenkasten in de bloesemperiode in hun boomgaarden te zetten! Appelbomen komen zowel in het wild als gecultiveerd voor. Gecultiveerde appels ontstaan tegenwoordig niet meer door bestuiving (geslachtelijke voortplanting) maar door stekken en enten. Bij enten wordt een stukje appeltak met zeer goede eigenschappen gezet op een onderstam van een appelsoort met een zeer sterk wortelstelsel. Het voordeel van deze manier is dat de erfelijke eigenschappen precies dezelfde zijn als die van de ouderplant. Veel kinderen proberen uit appelpitten een boompje op te kweken. Vaak mislukt dit doordat de pitten eerst een koudeperiode achter de rug moeten hebben voordat ze ontkiemen. Verstandig is het dus de appelputten eerst een tijdje in de koelkast te leggen.
Een nestje bouwen Een mannetjesmerel is zwart en heeft een oranje-gele snavel. Het vrouwtje is grauwbruin met een gevlekte borst. Half maart begint het nestelen. Het wijfje zoekt een nestplaats in heggen, coniferen, klimop, maar ook in gewone struiken en bloembakken. Ze bouwt in enkele dagen een stevig komvormig nest. Alle materialen, zoals takjes, grasstengels en zelfs plastic worden erin verwerkt. Van binnen is het nest zachter. Het vrouwtje legt vier tot vijf blauwgroene eieren met roestbruine vlekken. Als er drie eieren in het nest liggen, begint ze te broeden. Het mannetje lost haar zo nu en dan af. Verder houdt hij zich bezig met het verdedigen van het territorium door te zingen. Na twee weken komen de jonge merels, nog kaal en blind, uit het ei. We noemen ze nestblijvers. Ze sperren hun bekjes wijd open, als pa of ma merel op de rand van het nest zitten met wormen, rupsen, enzovoort. Weer twee weken later vliegen de jongen uit. Ze lijken dan op volwassen wijfjes, en hebben behoorlijk ontwikkelde vleugels. Toch is hun vliegen nog onbeholpen en vormen ze een gemakkelijke prooi voor katten. Ze moeten nog steeds worden gevoerd. Dat doet het mannetje. Het wijfje begint alweer aan een nieuw nest. Ze broedt twee tot drie keer per seizoen. Na de rui in september krijgen de jongen hun volwassen verenkleed.
les: voorjaar op de boerderij ● 23
Vogels bouwen een nest niet in de eerste plaats om erin te wonen, maar om er ongestoord eieren in te kunnen uitbroeden. Het nest dient er dan ook voor om de eieren bij elkaar te houden, zodat het vrouwtje (en soms het mannetje) ze warm kan houden. Bovendien moet het moeilijk bereikbaar, onopvallend en goed beschermd zijn tegen roof door katten, eksters of Vlaamse gaaien. Iedere vogelsoort heeft bij de nestbouw een eigen voorkeur voor de vorm en de plaats van het nest.
24 ● les: voorjaar op de boerderij
knuffelen Ga lekker rustig zitten. Denk eraan dat de dieren aan jullie moeten wennen. Ze komen vanzelf naar je toe. • Aai maar eens één van de dieren. Hoe voelt het? • Vind je het lekker ruiken? • Denk je dat het dier het prettig vindt om geaaid te worden? • Waaraan merk je dat? • Hoe vind jij het om een dier te aaien?
les: voorjaar op de boerderij ● 25
Ei… ei… ei… In het mandje liggen gekookte (met stip) en rauwe eieren. • Kun je voelen welk ei zwaarder is? Een gekookte of een rauwe? • Weet jij een manier om te ontdekken of het ei gekookt of rauw is? • Hoe dik is jouw ei? Gebruik hierbij de centimeter. • Welke vorm heeft jouw ei? • Is de schaal van een ei stevig? Kijk maar naar de foto. Probeer dit eens met een gekookt ei.
• Als er geen eieren meer gelegd zouden worden door de kippen, wat missen we dan behalve een gekookt of gebakken eitje? Waar worden eieren nog meer voor gebruikt?
Als jullie niets meer kunnen bedenken, kijk dan in de mand.
26 ● les: voorjaar op de boerderij
In de boomgaard Bekijk de bomen in de boomgaard. Zijn ze allemaal hetzelfde? Zitten er bloemetjes aan de bomen? Zie je al appeltjes of pruimen aan de bomen?
Kom over een tijdje nog eens terug om te kijken of er al fruit aan de bomen zit. Je kunt natuurlijk je familie meenemen.
Ga lekker zitten. Luister en kijk naar het prentenboek: De kleine reus.
les: voorjaar op de boerderij ● 27
De kikkerkoning Kennen jullie het sprookje: de Kikkerkoning? Weten jullie waar dit sprookje over gaat? Probeer het aan elkaar te vertellen of laat jullie begeleid(st)er het verhaal voorlezen.
Durf jij een kikker te kussen? In wie zou jij willen dat de kikker verandert als je een kikker zou kussen? Teken die persoon in het droomwolkje.
28 ● les: voorjaar op de boerderij
De kikkertong Bekijk de foto van de kikker. Wat zie je aan de tong van de kikker? Kun jij je tong ook oprollen?
Pak een roltongfluitje. Leg op het uiteinde van het fluitje een dropje. Lukt het jou om het in je mond te rollen? (Ook als het niet lukt, mag je het dropje opeten!) Eén dropje per leerling.
Let op: Doe voor gebruik een hoesje om het mondstuk van het fluitje. Als je klaar bent, doe je het gebruikte hoesje in het emmertje.
les: voorjaar op de boerderij ● 29
Een nestje bouwen Heb je weleens een hut gebouwd? Een holletje voor jezelf… Het huis waarin je woont, is eigenlijk ook zo’n holletje. Het bed waar je in slaapt ook.
Vogels bouwen hun eigen plek: het nest. Een vogelvrouwtje legt eitjes in het nest. Als de jonge vogeltjes uit het ei komen, zitten ze daar veilig en warm bij elkaar. Dan is het nest een poosje hun eigen hol, hun slaapplek. Er zijn verschillende soorten holletjes. Sommige vogels maken hun nestje op de grond (grondbroeders). Anderen maken het in een hol (holenbroeders) en weer anderen bouwen hun nest in de boom (boombroeders).
• Waar zou jij je nest willen maken? Waarom? • Waar maken vogels hun nest van? • Wat gebruiken ze daarbij? Probeer met elkaar van de materialen in deze bak een nest te maken. Succes!
Helaas moet je het vogelnestje aan het eind van de les weer uit elkaar halen. Jammer hè? Laat je de ruimte netjes achter?
30 ● les: voorjaar op de boerderij
Lekker neuzen Kijk eens naar de neuzen van de varkens. Wat zien jullie allemaal? Varkens hebben een heel goede neus. Daar wroeten ze graag mee in de modder en daar gaan ze mee op zoek naar alles wat eetbaar is, zoals wormen, slakken, kevers, eikels en aardappels…
Zet één voor één de varkensneus op. Doe je handen op je rug en probeer net als een varken met je neus een aardappel te voorschijn te wroeten. Vind je het moeilijk?
les: voorjaar op de boerderij ● 31