Voorbeeldmateriaal cursus O.21.4.1.1: Ontwerpen van leersituaties: theoretische kaders
Studietaak 1: Leertheorie, instructietheorie en de praktijk van instructieontwerpen
Inleiding In deze cursus nemen wij de leerprocessen en het ondersteunen van leren via gerichte instructie onder de loep en bekijken deze processen zowel vanuit het perspectief van theorieontwikkeling als vanuit de onderwijspraktijk. Als een beginnend instructieontwerper gaat u zich verdiepen in verschillende visies over leren en ontwerpen van onderwijs en u gaat de link naar de praktijk leggen. U bekijkt hoe de leertheorieën een instructieontwerper ondersteunen bij de keuze van onderwijsstrategieën, hoe een instructieontwerper de instructietheorieën hanteert en wat de input van de onderwijspraktijk voor de ontwikkeling van de theorie is. De eerste studietaak heeft daarbij een inleidende functie. De begripsbepaling en de afbakening van de kaders van de cursus staan dan ook centraal. Wat is de functie van de theorie in de totstandkoming van een onderwijsontwerp? In hoeverre kunt u in de onderwijspraktijk de invloed van de theorie terugvinden? Deze vragen kunt u als een kapstok gebruiken bij het maken van de eerste studietaak waarin u de relatie in de “driehoek”: leertheorie - instructietheorie - onderwijs(ontwerp) analyseert vanuit de positie van instructieontwerper. In het kader van de studietaak maakt u enkele concrete opdrachten. Deze opdrachten hebben betrekking op: 1. Analyse van een casus, waarin instructieontwerpers een onderwijsconcept aan de hand van hun opvattingen over leren en de gehanteerde instructieprincipes beschrijven; 2. Definitie en omschrijving van de kenmerken van een instructietheorie. Het positioneren van instructietheorieën ten opzichte van aanverwante theorieën; 3. Het hanteren van instructietheorieën door instructieontwerpers als “consumenten” en “medeproducenten” van de theoretische kennis. Wij verwachten dat u voor deze studietaak ongeveer 30 uur nodig zult hebben, ongeveer 10 uur per opdracht. Leerdoelen Na het uitvoeren van deze studietaak kunt u: 1. Verbanden en verschillen tussen leertheorieën en de instructietheorieën zowel vanuit theoretisch perspectief als vanuit de praktijk uitleggen en toelichten; 2. Kenmerken en componenten van een instructietheorie bespreken; 3. De wijze waarop onderwijsontwerpers instructietheorieën hanteren toelichten. Opdracht 1: Leer- en instructieprincipes in een onderwijsontwerp: een voorbeeld Lees deel 1 van het artikel van Shambough en Magliaro “A Reflexive Model for Teaching Instructional Design” dat u in de tekstbundel vindt. In dit artikel bespreken de auteurs - ervaren instructieontwerpers en universitair docenten de ontwikkeling van een onderwijsmodel. Ze expliciteren hun eigen opvattingen over leren,
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
lichten toe hoe ze op basis van deze opvattingen instructieprincipes hebben geformuleerd en deze principes vervolgens bij het ontwerpen en ontwikkelen van de opleiding en het Reflexive teaching model hebben toegepast. Ga na wat de relatie is tussen de opvattingen over leren en instructie en de instructieprincipes die Shambough en Magliaro in het onderwijs toepassen. Hoe kunt u deze relatie typeren? Vindt u de geformuleerde instructieprincipes terug in het curriculum van de in het artikel beschreven Masteropleiding in Instructional Design? Hoe zijn de opvattingen van de auteurs over leren en onderwijs gerealiseerd in het onderwijsmodel? Probeer het verband tussen de visie van Shambough en Magliaro over leren en instructie schematisch weer te geven. Maak een beknopte analyse van deze casus op basis van de gestelde vragen op maximaal één A4. Bekijk de voorbeelduitwerking (zie Terugkoppeling opdracht 1) en vergelijk die met uw uitwerking. Studeeraanwijzing bij opdracht 1 De opdracht heeft vooral betrekking op deel I van het artikel van Shambough en Magliaro. Deel II waarin de auteurs het door hen uitgevoerd onderzoek bespreken, kunt u nu overslaan. Wij adviseren u echter het hele artikel te lezen om ook de ontwikkeling van het beschreven onderwijsmodel mee te nemen in uw analyse van de realisatie van instructieprincipes in de onderwijspraktijk. Ook de beschrijving van de onderzoeksopzet en de methodologie gehanteerd door Shambough en Magliaro is relevant, ook al is dit deel van het artikel niet direct toepasbaar in deze studietaak. Later in de opleiding, vooral bij de voorbereiding en het opzetten van uw eigen onderzoek kunt u de heldere beschrijving van de methodologie (instrumenten, analysemethoden, onderzoeksbeperkingen) in deze casus als een voorbeeld gebruiken. Terugkoppeling opdracht 1 In het artikel “A Reflexive Model for Teaching Instructional Design” zijn Shambough en Magliaro zeer expliciet over hun opvattingen over leren en onderwijs. Ze leggen de link tussen deze opvattingen en instructieprincipes en referen aan de gehanteerde instructieprincipes bij de beschrijving van de instructiebenadering en het curriculum.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Schematisch kan het als volgt worden weergegeven.
Dit schema is uiteraard slechts een poging de relaties tussen opvattingen over leren en onderwijs, instructieprincipes en een concreet onderwijsmodel weer te geven. Dit schema is thans niet volledig. U kunt dit schema verder aanvullen of een eigen schema maken. Bij het leggen van de koppeling tussen instructieprincipes en de elementen van het onderwijsmodel is aan te raden de ontwikkeling van het model gedurende de zes jaren te betrekken (zoals beschreven in deel II van het artikel). U zult zien dat het onderwijsmodel zelf het resultaat is van een iteratief ontwikkelingsproces. Daarbij zijn de evaluatie van de onderwijspraktijk, interactie tussen de docenten en studenten, reflectie van alle betrokkenen op het proces en de producten cruciaal geweest. De vertaling van instructieprincipes in een concreet ontwerp is niet zo rechttoe-rechtaan als een schema doet denken. Hierbij is nog een andere kritische noot op zijn plaats. Een casus is altijd exemplarisch. In dit concreet geval zijn de leerprincipes op de ontwikkeling van een specifieke competentie toegepast. De instructieprincipes en de elementen uit het onderwijsmodel worden mede daardoor ingevuld. Wanneer er geen sprake zou zijn van competentieleren (maar bijvoorbeeld, gevorderde kennisverwerving) of wanneer het een heel andere soort competentie zou betreffen (terugkeer naar de aarde met een spaceshuttle; onderzoek uitvoeren naar veiligheidsaspecten van industriële installaties, voeren van een gesprek met demente bejaarden) zou dit schema er misschien heel anders uitzien.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Opdracht 2: Leertheorie en instructietheorie In opdracht 1 hebt u aan de hand van een casus gekeken hoe onderwijsontwerpers de gekozen instructiebenadering toelichten vanuit hun visie op leren en onderwijs. In deze opdracht kijkt u naar het verband tussen de leer- en instructieprincipes op een hoger abstractieniveau. Een geheel van samenhangende principes die voor het verklaren of het voorspellen van bepaalde fenomenen zorgen, defineert men als een theorie. En geheel van principes die verklaren hoe men leert valt onder een leertheorie. Onder een instructietheorie verstaat men een verzameling van principes die voorschrijven hoe het leerproces ondersteund kan worden. In het artikel van Charles Reigeluth “What is Instructional-Design Theory and How Is It Changing?” (opgenomen in de Reader) staan de kenmerken van instructietheorieën en de relatie tussen instructietheorieën en aanverwante theorieën, o.a. leertheorieën centraal. Reigeluth schetst de ontwikkeling van een nieuw onderwijsparadigma en staat stil bij de implicaties van deze ontwikkeling voor de instructietheorie. Reigeluth legt daarbij expliciet de link tussen de (nieuwe) opvattingen over leren en instructie. Lees het artikel, analyseer de kenmerken van een instructietheorie zoals Reigeluth die uiteenzet. Zoem daarbij in het bijzonder op de relatie tussen instructie- en leertheorieën in. Ga vervolgens na hoe de ontwikkeling van instructietheorieën door het nieuwe onderwijsparadigma wordt beïnvloed. Hoe kunt u de visie op het leerproces dat voor dit paradigma kenmerkend is typeren? Wat zijn de implicaties van het nieuwe onderwijsparadigma voor de instructietheorie? Noteer de antwoorden op deze vragen, vergelijk ze met de terugkoppeling. Studeeraanwijzingen bij opdracht 2 Ons advies is bij het doornemen van dit artikel selectief te werk gaan en u in eerste instantie te concentreren op het beantwoorden van de gestelde vragen. Terugkoppeling opdracht 2 Het artikel van Reigeluth is een toonaangevende publicatie op het gebied van instructietheorie. Het artikel gaat in op de verschillen als ook op de verbanden tussen leeren instructietheorieën. Hij bakent het terrein van instructietheorie af, hij bespreekt de kenmerken van een instructietheorie en de plaats van instructietheorieën binnen het moderne onderwijsparadigma. Reigeluth definieert instructietheorieën als de theorieën die expliciet het leer- en ontwikkelingsproces van de lerende ondersteunen (p.5). Kenmerken van instructietheorieën zijn: 1. Ze zijn ontwerpgericht in de zin dat ze prescripties of voorschriften bevatten op basis waarvan de gestelde instructiedoelen bereikt kunnen worden in tegenstelling tot descriptieve theorieën die bepaalde fenomenen, oorzaken en/of effecten verklaren; 2. Instructietheorieën omvatten zowel de instructiemethoden als de “situaties” waarin deze methoden worden toegepast; 3. Instructiemethoden zelf bestaan uit componenten waarmee algemene methoden nader worden gespecificeerd. Deze specifieke componenten en subcomponenten op detailniveau maken de instructietheorie toepasbaar; 4. Methoden in instructietheorieën zijn probabilistisch, dat wil zeggen er is eerder sprake van verhogen van de kans dat de gestelde instructiedoelen worden bereikt dan van “harde” garanties voor het succes. Verder spreekt Reigeluth over het waardegebonden karakter van instructietheorieën. Daarmee doelt hij op de rol van instructieontwerper als de persoon die de beslissingen neemt over hoe de gestelde doelen bereikt (kunnen) worden en welke criteria worden gehanteerd.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Opdracht 3: Instructietheorie en instructieontwerper: consument en (mede)ontwikkelaar In het artikel “Some Thoughts about Theories, Perfection and Instruction” benadert Snelbecker het theoretisch kader van instructieontwerpen vanuit de perspectief van “de gebruikers” en de perspectief van de “producenten” van de theoretische kennis, knowledge users & knowledge producers. Hij analyseert de verschillen tussen deze twee categorieën met betrekking tot de theoretische kennis en spreekt in dit verband zelfs over cultuurverschillen (cultural differences). Snelbecker pleit voor het betrekken van meerdere theoretische perspectieven zowel bij het oplossen van praktijkproblemen door “de consumenten” als bij de theorieontwikkeling door “de producenten”. Als een beginnend instructieontwerper en student aan de academische masteropleiding in onderwijskundig ontwerpen bent u zelf een knowledge user en een knowledge producer inspe. Het betoog van Snelbecker is dan ook niet uitsluitend een theoretisch vraagstuk maar heeft een zeer concrete praktische betekenis. Maak kennis met de standpunten van Snelbecker en verklaar: • waarom Snelbecker over “de cultuurverschillen” spreekt wanneer hij de perspectieven van de theorie-gebruikers en de theorie-ontwikkelaars analyseert; • wat de pleidooi van Snelbecker voor een “brede kijk” op de theorie inhoudt. Noteer uw antwoorden en vergelijk ze met de terugkoppeling. Terugkoppeling opdracht 3 Het artikel van Snelbecker is een pittig artikel, zowel vanwege de thematiek alsmede door het mooie maar soms ook wat moeilijke taalgebruik. Neem daarom ook rustig de tijd om het artikel door te nemen, het artikel is de moeite waard. Interessant aan het artikel is dat Snelbecker uitvoerig ingaat op een probleem dat zich veelvuldig manifesteert, namelijk de kloof tussen ontwerptheorie en ontwerppraktijk. Een groot deel van het probleem wordt veroorzaakt doordat onderzoekers en practici, respectievelijk ‘knowledge producers’ en ‘kowledge users’ in de terminologie van Snelbecker, in een andere cultuur verkeren en daardoor een ander referentiekader bezitten. Hieronder volgen de belangrijkste verschillen in beide culturen: Cultuuraspect Knowledge producers Knowledge users Waardering Op basis van de Op basis van de theorie vernieuwende waarde van praktische implicaties een theorie. Zien theorie voor het handelen. als ‘progress reports’ Willen graag definitieve antwoorden Attitude Zijn voorzichtig in het Moeten onder tijdsdruk doen van definitieve en kosten-effectief uitspraken werken Reikwijdte Focussen zoveel als Werken aan een van het mogelijk op één theorie. specifiek handelen Richten zich op instructieprobleem voor ontwikkeling van kennis een specifieke doelgroep die in zo veel mogelijk situaties toepasbaar is Hoewel er cultuurverschillen zijn waar te nemen, ziet Snelbecker wel mogelijkheden om de verschillen te overbruggen. Daarbij vertrekt hij vanuit een kritische analyse van theorieën die voor wetenschappers en practici relevant is.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Drie vragen staan in die analyse centraal: • Bestaan er uitmuntende theorieën? • Dekt een theorie alle relevante thema’s? • Is het de enige theorie, of zijn er ook ‘concurrerende’ theorieën die waardevol zijn? De antwoorden op deze vragen zijn alle ontkennend. Er bestaan geen perfecte theorieën, het is verstandiger om te spreken over theorieën in ontwikkeling. Allesomvattende theorieën zijn er niet of nauwelijks, bovendien loert er altijd het gevaar dat ze gedateerd raken. Waar Snelbecker feitelijk voor pleit met zijn analyse is een kritische houding ten opzichte van theorieën, hetgeen hij fraai verwoordt met het statement: “A slave to a theory is a slave, no matter how good the theory might be.” Niet dat theorieën niet waardevol zijn, integendeel, maar het is belangrijk om bij theorieën na te gaan, waar ze precies betrekking op hebben, hoe de claims worden onderbouwd, of er alternatieve verklaringen te bedenken zijn. Juist ook voor ontwerpers is het van belang bij theorieën vragen te stellen om de waarde van de theorie in het juiste perspectief te kunnen plaatsen. Bronmaterialen Bij opdracht 1 Shambough N. & Magliaro S. (2001). A Reflexive Model for Teaching Instructional Design. Educational Technology Research and Development, 49(2), 69-77. Bij opdracht 2 Reigeluth Ch.M. (1999). What is Instructional-Design Theory and How Is It Changing. In: Ch.M. Reigeluth (Ed.) Instructional-Design Theories and Models. (pp.5-29). Mahwah, N.J.: Lawrence Erlbaum. Bij opdracht 3 Snelbecker G. (1999). Some Thoughts about Theories, Perfection and Instruction. In Ch.M. Reigeluth (Ed.), Instructional-Design Theories and Models. (pp.31-46). Mahwah, N.J.: Lawrence Erlbaum. Aanvullende bronnen Deze bronnen zijn niet verplicht maar wel aanbevolen: Duchastel P. (1998) Prolegomena to a Theory of Instructional Design. http://it.coe.uga.edu/itforum/paper27/paper27.html Kijk ook in de discussie naar aanleiding van dit paper Rieber L. The Proper Way to Become an Instructional Technologist http://it.coe.uga.edu/itforum/paper24/paper24.html Definitie van Instructietheorie http://www.coe.uh.edu/courses/cuin6373/whatisid.html#thinking http://www.coe.uh.edu/courses/cuin6373/whatisid.html Een overzicht van leer- en instructieheorieën gemaakt door een studente http://www.usask.ca/education/coursework/802papers/mergel/brenda.htm Definities van leren http://www.mwls.co.uk/learndec.htm
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland