Voorbeeldmateriaal cursus O.18.3.1.1: Leren en ontwikkeling
Studietaak 2: OS + CS = leren? Inleiding Slimme Hans Aan het begin van de vorige eeuw was een merkwaardig paard, Slimme Hans, een beroemdheid in Duitsland. Slimme Hans kon de rekenkundige problemen van zijn eigenaar Herr von Osten oplossen door met zijn voorbeen op de grond te kloppen. Wanneer het paard bijvoorbeeld gevraagd werd hoeveel 7 plus 2 was dan klopte het 9 keer met zijn voorbeen. Het dier kon naast optellen ook aftrekken, vermenigvuldigen en delen, verder kon het ook eenvoudige vragen over muziek, spelling en lezen beantwoorden. Uiteraard zorgde dit merkwaardige talent van Slimme Hans voor veel ongeloof en om de sceptici een plezier te doen werd het paard zelfs getest in afwezigheid van Von Osten. Tot ieders verbazing bleef het paard de juiste antwoorden produceren. Kon Hans echt taal begrijpen en rekenen? Na een reeks van experimenten konden psychologen eindelijk aantonen dat, hoewel Hans een zeer slim paard was, hij toch niet kon rekenen of taal begrijpen. Wat Hans wel kon was door goed te letten op subtiele, nietverbale tekenen bij zijn ondervragers, de juiste antwoorden geven. De onderzoekers stelden vast dat als Hans op de grond klopte, hij in het begin snel klopte, daarna vertraagde en uiteindelijk op de juiste plaats stopte (af en toe was er een fout van één of twee eenheden). Ze ontdekten verder dat de ondervragers de neiging hadden om voorover te buigen wanneer ze Hans een probleem gaven, en meer en meer rechtop te gaan staan naarmate het juiste antwoord dichterbij kwam. Hans leek ook gevoelig te zijn voor de bewegingen van de wenkbrauwen van de ondervragers, de verwijding van de neusgaten en de toon waarop men sprak. Zodra de ondervragers buiten beeld van Hans werden geplaatst kon het paard de vragen niet meer juist beantwoorden. Het paard had eenvoudigweg geleerd om op de subtiele en onbewuste signalen van Von Osten en zijn ondervragers te letten die hem aangaven wanneer hij moest stoppen. Hij had geleerd om gedrag te vertonen dat beloond werd met aandacht en voedsel. Deze manier van leren wordt nu nog steeds gebruikt, bijvoorbeeld om orka’s hun trainer te laten 'kussen' of om een hond zijn baasje te laten volgen. Ook mensen leren op deze manier activiteiten te herhalen die een beloning opleveren. We leren om alstublieft te zeggen, te stoppen bij rood licht en te studeren voor een tentamen. Dit zijn allemaal voorbeelden van “conditioneren”. Deze studietaak gaat in hoofdzaak over verschillende vormen van conditioneren en wat dit met leren te maken heeft. Studeeraanwijzingen Deze tweede studietaak gaat dieper in op het Behaviorisme, conditioneren en aanverwante onderwerpen. In opdracht 4 van studietaak 1 heeft u gezien dat conditioneren, behaviorisme, Pavlov en Skinner met elkaar te maken hebben. In deze studietaak zult u leren hoe deze begrippen met elkaar verbonden zijn, en zult u de implicaties ervan beschouwen voor gedrag, leren en het onderwijs. Lees nu hoofdstuk 2 van Driscoll en maak de opdrachten.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Leerdoelen Na het bestuderen van deze studietaak en hoofdstuk 2 van het tekstboek van Driscoll dient u: • De principes van gedragsmanagement te kennen en deze te kunnen toepassen op onderwijssituaties en het dagelijks leven; • Een visie te hebben op de vraag of radicaal behaviorisme een leertheorie is of niet, en deze visie te kunnen uitleggen en in te kunnen passen in het epistemologische schema (zie hoofdstuk 1 van Driscoll); • Voorbeelden te kunnen geven van goede en slechte toepassingen van de principes van het behaviorisme in het onderwijs; • Punten van kritiek te kunnen formuleren op de theorie zoals deze is uitgelegd in het boek. Opdracht 1 Na het bestuderen van hoofdstuk 2 van het tekstboek moet u in staat zijn om de procedures van positieve en negatieve bekrachtiging ('negative and positive reinforcement') te kunnen herkennen. Lees de volgende (sterk vereenvoudigde) situaties en geef per situatie aan welke procedure u hierin herkent. Het gaat hierbij steeds om het gedrag dat in de eerste zin van de situatie wordt beschreven. Situatie 1 Stan, bijna vier jaar, speelt op de crèche heel weinig met andere kinderen; hij lijkt zich het liefst in een hoekje terug te trekken en slaat alles vanaf een veilige afstand gade. Er valt ook heel wat te zien, want zijn crèchegenoten houden niet van stilzitten. Als Stan een enkele keer toch toenadering zoekt tot anderen, reageren de crècheleidsters telkens heel enthousiast op hem. Na enige tijd zoekt Stan steeds vaker contact met andere kinderen. Situatie 2 Petra van de hockeyclub: Petra zorgt ervoor dat ze nooit meer voor een groot publiek een toespraak hoeft te houden. Een jaar geleden hield ze een afscheidstoespraak voor een lid van de hockeyvereniging dat na twintig jaar lidmaatschap afscheid nam. Petra was zo nerveus dat ze nauwelijks uit haar woorden kwam, vergat de dingen te zeggen die ze vooraf had bedacht, en in paniek de toespraak maar afbrak door drie keer 'hoera' te roepen. Dit laatste tot grote hilariteit van de aanwezigen. Sindsdien weigert Petra praatjes te houden als haar dat wordt gevraagd. Petra: 'Ik was van tevoren zo zenuwachtig, ik kon er nachtenlang niet van slapen. Wat een ellende. En dan gaat het nog mis ook. Zo'n afgang wil ik niet nog een keer meemaken'. Situatie 3 Ordeverstorende Otto: Otto, een zesjarig jongetje, verstoort vaak de lessen op school: hij kletst steeds met andere kinderen als de lerares verwacht dat iedereen luistert, rent vaak door het klaslokaal, en pakt spullen van andere kinderen af. Elke keer als hij iets doet wat niet mag, krijgt hij een flinke berisping van de lerares. Soms wordt ze op zo'n 'grappige' manier boos op hem dat de andere kinderen erom moeten lachen. De uitbranders hebben echter niet het gewenste effect: het ordeverstorende gedrag van Otto wordt eerder erger dan minder. Situatie 4 De cheffin: De administratieve medewerkers van de afdeling personeelszaken van een bedrijf houden volgens hun cheffin veel te lange lunchpauzes. De medewerkers hebben tussen de middag recht op een half uur pauze, maar het komt geregeld voor dat ze drie
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
kwartier of zelfs een uur wegblijven en bijvoorbeeld de stad in gaan om boodschappen te doen. Nadat eerdere waarschuwingen geen effect hebben gesorteerd, heeft de cheffin nu besloten om de theepauze van een kwartier, die 's middags wordt gehouden, op te heffen zolang de medewerkers hun lunchpauze niet bekorten tot het halve uur waar ze recht op hebben ('Dan drinken jullie je thee voortaan maar achter je bureau op!'). De medewerkers, die de theepauze altijd dankbaar aangrepen om een sigaret te kunnen roken, zijn flink geschrokken van deze maatregel: ze letten er nu op dat ze voor hun lunch niet langer dan een half uur wegblijven en hopen dat de theepauze binnenkort weer zal worden ingevoerd. Situatie 5 Sigaren stinken: Tot groot ongenoegen van zijn vrouw steekt Jan sinds een maand weer meerdere malen per dag een sigaar op, nadat hij drie jaar geleden was gestopt met roken. Elke keer als Jan begint te roken, foetert zijn vrouw hem uit: 'Je weet toch hoe slecht het is voor je gezondheid, en je dwingt mij om passief mee te roken. Bovendien stinkt het verschrikkelijk in huis. Ik ben de hele dag aan het luchten om de stank eruit te krijgen. En de muren en gordijnen worden helemaal bruin. Kan ik weer gaan schilderen en wassen. Hou toch op met dat gerook, het is je eerder toch ook gelukt!? Om van het 'gezeur' af te zijn heeft Jan een week geleden het aantal sigaren dat hij dagelijks rookt teruggebracht van vijf naar twee en rookt hij bij voorkeur als zijn vrouw er niet bij is, bijvoorbeeld als hij 's avonds de hond uitlaat. Situatie 6 Sluitingstijd: Een café-eigenaar die volgens een gemeentelijke verordening zijn café uiterlijk om half twee 's nachts moet sluiten, neemt het niet zo nauw met de sluitingstijden. Het komt geregeld voor dat hij pas om twee uur of om half drie de bel voor de laatste ronde luidt en de bezoekers maant de zaak te verlaten. Onlangs heeft hij voor de tweede keer een boze brief en een boete gekregen van de gemeente. De eigenaar trekt zich er echter niets van aan: 'Zo'n boete is wel vervelend, maar daar kom je ook wel weer overheen. Ik mag het eigenlijk niet hardop zeggen, maar ze zullen me ook niet snel dwingen om m'n kroeg te sluiten, want het is een van de weinige uitgaansgelegenheden in de buurt, dus ik houd de jeugd hier van de straat en dat lijkt me ook wel in het belang van de gemeente. Daar komt bij dat ik een deel van de boete wel weer terugverdien: ik heb meer omzet en kweek goodwill bij m'n klanten als ze weten dat ik hun niet stipt om half twee de tent uitgooi terwijl ze het net zo gezellig hebben.' Terugkoppeling opdracht 1 Situatie 1: Stan Dit is een voorbeeld van positieve bekrachtiging ('positive reinforcement'): na toenaderingsgedrag van Stan wordt een stimulus toegediend (enthousiast gedrag van de crècheleidsters), waarna het toenaderingsgedrag van het jongetje in frequentie toeneemt. Situatie 2: Petra van de hockey club Dit is een voorbeeld van negatieve bekrachtiging ('negative reinforcement'): het vermijdingsgedrag van Petra (ze voorkomt dat ze voor een grote groep een praatje moet houden) wordt bekrachtigd doordat onaangename gevolgen (nervositeit, slapeloosheid en uitgelachen worden) uitblijven. Anders gezegd: een aversieve stimulus blijft uit of wordt weggenomen, waardoor iemand geneigd zal zijn het gedrag (vermijden van toespraken) vaker te vertonen.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Situatie 3: Otto Hier is sprake van positieve bekrachtiging ('positive reinforcement') : het toedienen van een stimulus (berispingen van de lerares) leidt tot een toename van het gedrag dat eraan voorafging (het ordeverstorende gedrag van Otto). De uitbranders die als straf zijn bedoeld, hebben op Otto een averechtse uitwerking. Het lijkt erop dat de aandacht van de lerares (en van de medeleerlingen) die Otto door zijn ontregelende gedrag op zich weet te vestigen, voor Otto juist een stimulans is om het wangedrag vaker te vertonen. Situatie 4: De cheffin Dit kan uitgelegd worden als een voorbeeld van straf ('punishment'): door het opleggen van een negatief verschijnsel (het werken) worden de werknemers gestraft. Maar het kan ook uitgelegd worden als een voorbeeld van wegnemen van een bekrachtiging (reinforcement removal):door het wegnemen van een (aangename) stimulus (de theepauze), wordt het gedrag waar het hier om gaat (te lange lunchpauzes houden) minder vaak vertoond. Situatie 5: Sigaren stinken Dit is een voorbeeld van negatieve bekrachtiging ('negative reinforcement') : door het verwijderen van een (aversieve) stimulus (het gefoeter van Jans vrouw), treedt het gedrag waar het hier om gaat (het sigaren roken van Jan) minder vaak op. Situatie 6: Sluitingstijd Wellicht is uw eerste gedachte dat hier sprake is van straf ('punishment’): er wordt immers een onaangename of aversieve stimulus (brief en geldboete) toegediend die bedoeld is als bestraffing. Leertheoretici spreken echter alleen van straf ('punishment') of wegnemen van een bekrachtiging ('reinforcement removal') indien een procedure (het toedienen van een onaangename stimulus of het wegnemen van een aangename stimulus) leidt tot een afname van het eraan voorafgaande gedrag. Dat is hier niet het geval, want de café-eigenaar sluit zijn café niet eerder dan voorheen. Volgens de leertheorie is de boete in dit voorbeeld daarom niet te benoemen als 'straf'. Er is eerder sprake van positieve bekrachtiging ('positive reinforcement'): de hogere omzet en de goodwill van de bezoekers die de eigenaar verwerft met zijn coulante opstelling (toediening van een aangename stimulus) leiden ertoe dat hij zijn soepele sluitingsbeleid voortzet. Opdracht 2 Leg het verschil uit tussen operant en klassiek conditioneren. En verklaar hoe je via operant conditioneren een hond zou leren je netjes te volgen. Beschrijf twee verschillende methoden: één met positieve bekrachtiging en één met negatieve bekrachtiging. Sla uw antwoord op in uw portfolio en vergelijk vervolgens uw antwoord met de feedback. Terugkoppeling opdracht 2 Bij klassieke conditionering leert men over de omgeving, er wordt een relatie gelegd tussen de stimuli. Operante conditionering gaat over de manier waarop gedrag veranderd wordt door de gevolgen die dit gedrag met zich meebrengt voor de persoon of het dier. Bij klassieke conditioneringsexperimenten krijgt het proefdier de gebeurtenissen (geconditioneerde stimulus (CS) of ongeconditioneerde stimulus (OS)) ongeacht wat het doet, het proefdier hoeft niet bepaald gedrag te vertonen om de SC of OS (de toon of het voedsel) te ontvangen. Bij operante conditionering moet het dier eerst bepaald gedrag vertonen voordat een gevolg optreedt (bijv. beloning of straf). Het gedrag wordt beïnvloed door die gevolgen. Het leren volgen van een hond middels operante conditionering kan plaatsvinden volgens positieve bekrachtiging door de hond steeds te belonen voor goed gedrag met behulp van
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
primaire bekrachtigers als eten, en/of geconditioneerde bekrachtigers als een complimentje of een aai over de kop. Hondentrainers gebruiken ook klikgeluiden als geconditioneerde bekrachtigers. Door de hond te belonen zodra hij het gewenste gedrag vertoont, leert de hond de baas te volgen. Negatieve bekrachtiging zorgt voor het verzwakken van bepaald gedrag. Aangezien bij deze opdracht een bepaald gedrag geleerd moet worden (volgen) en de rest (trekken aan de riem, weglopen, etc.) niet het juiste gedrag is en dus verzwakt moet worden, moet ervoor gezorgd worden dat zodra de hond het ongewenste gedrag vertoont dit negatief wordt bekrachtigd. Voor dat doel zijn wurgkettingen en halsbanden met stekels uitgevonden. Wanneer het ongewenste gedrag stopt, dus wanneer de hond wèl volgt, wordt de negatieve bekrachtiging (pijn, straf, etc.) verwijderd. Positieve bekrachtiging werkt meestal sneller en efficiënter en het resultaat is langduriger. Negatieve bekrachtiging en straf (toedienen van een aversieve stimulus) kunnen namelijk bij-effecten hebben als: korte-termijn effecten van de negatieve bekrachtiging (het gedrag komt na korte tijd toch weer terug), ongewenste emotionele reacties en aangeleerde hulpeloosheid. Opdracht 3 In studietaak 1 heeft u kennis gemaakt met de concepten 'leren' en 'leertheorie'. Beargumenteer waarom het radicaal behaviorisme in uw ogen wel of geen leertheorie is. Probeer uw argumentatie te verhelderen door het gebruik van voorbeelden. Zet uw mening en argumenten in de discussiegroep en vergelijk deze met die van de andere studenten. Bekijk daarna ook onze kanttekeningen. Terugkoppeling opdracht 3 Zoals in hoofdstuk 1 van het tekstboek naar voren kwam kan leren gedefinieerd worden als: 'a persisting change in human performance or performance potential' (p 11) en is een leertheorie opgebouwd uit drie basiscomponenten: 1. 'The results': welke veranderingen in de prestaties (of het potentieel) worden door de theorie verklaard? Voor het behaviorisme is dat: vermeerdering of vermindering van gedrag, veranderingen in de uitvoering ervan inclusief de omstandigheden waaronder dat wel of niet gebeurt en het vormen van (ingewikkelde) gedragssequenties. Potentieel is een woord dat niet in het vocabulaire van de behaviorist voorkomt. 2. 'The means': welke processen veroorzaken deze resultaten? Volgens het behaviorisme zijn dat processen van versterken of verzwakken van al bestaand operant gedrag, het aanleren van nieuw gedrag door middel van 'shaping', 'chaining' en 'discrimination learning' en 'fading' en het behouden en managen van gedrag. 3. 'The inputs': welke verschijnselen en factoren brengen dit proces teweeg? Wat zijn de (hulp)middelen en ervaringen die de basis voor het leren vormen? Essentieel is dat gedrag eerst vertoond moet worden. Dat kan spontaan gebeuren, maar het kan ook worden uitgelokt. Waar de 'reinforcer' vandaan komt is niet essentieel. Kritiek op het behaviorisme zoals Driscoll naar voren brengt, betreft een aantal zaken. Ten eerste de reikwijdte van de theorie: bijvoorbeeld de vraag of complexe menselijke vaardigheden zoals taal produceren en begrijpen geleerd kunnen worden door operante conditionering. Behavioristen verschillen hierover zelf van mening. Ten tweede het mechanisme waarlangs bij mensen reinforcers werken. Werken ze inderdaad zoals Leahey en Harris (1997) in hoofdstuk 2 van Driscoll concludeerden alleen wanneer ze verbaal worden toegelicht? En hoe subtiel is de balans tussen intern gegenereerde reinforcement (doen omdat je het leuk vindt) en externe? Voor de theorie is het niet van belang maar wel voor ‘management van gedrag’.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland
Kunt u met deze kritiekpunten uw mening of behaviorisme een leertheorie is onderbouwen? Waarschijnlijk niet. Daar heeft u een paar andere ingrediënten voor nodig. Ten eerste de duurzaamheid van de gedragsverandering, iets wat volgens Driscoll ook een belangrijke issue is. Leidt operant conditioneren tot blijvende effecten? Ja, nee, soms? Wanneer dan? Verder zal uw antwoord afhangen van uw eigen epistemologische opvatting. Het behaviorisme is extreem empiristisch. Erger, kennis, laat staan hoe iemand die verwerft, is geen issue bij het behaviorisme. Maakt het deel uit van uw eigen impliciete leertheorie waaraan u andere theorieën afmeet? U kunt ook uw bedenkingen hebben bij het werktuigelijke karakter van de leermechanismen. Bedenk dan wel dat in deze theorie er altijd eerst gedrag moet zijn, spontaan of uitgelokt, voordat er iets geleerd kan worden. Maar voor zelfsturing van het leerproces, laat staan van vrije wil daarin, is geen plaats in deze theorie. Ten slotte kunt u kanttekeningen plaatsen bij de optimitische opvatting dat alles geleerd zou kunnen worden als er maar sprake is van operant gedrag dat omgebogen kan worden in de gewenste richting. Waar komen dan volgens u de beperkingen vandaan? Facultatieve bron: Leahey, T. H. & Harris, R. J. (1997). Learning and cognition. (4th edition) Upper Saddle River, NJ: Prentice-Hall. Bronmaterialen Als bronmateriaal staat hoofdstuk 2 'Radical Behaviorism' van het boek van Driscoll centraal. Zelf gevonden (tijdschrift- / kranten-) artikelen, internetreferenties etc. kunt u vermelden in uw portfolio (zie opdracht 1 van studietaak 1) of in de discussiegroep (zie opdracht 2 van studietaak 1). Relevante websites http://www.cogsci.soton.ac.uk/cgi/psyc/ptopic?topic=pavlov-bell De artikelen op deze website geven een historisch overzicht van het werk van Pavlov en andere behavioristen. Ze bespreken details uit de methodologie die Pavlov in zijn klassieke conditioneringsexperimenten gebruikte - met name of Pavlov als geconditioneerde stimulus in alle experimenten inderdaad een bel gebruikte.
Masteropleiding Actief Leren
© Open Universiteit Nederland