Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid
Tuberculoseregister België 2010
-
. . . Voorwoord . . Het tuberculoseregister België beschrijft . de gemelde gevallen van tuberculose in één jaar in ons land, de evolutie ten opzichte van andere jaren en de . behandelingsresultaten één jaar na diagnose. Dit register komt tot stand door het samenvoegen van de databanken . uit de drie gewesten. Het huidige document beschrijft de in 2010 gemelde tuberculosepatiënten en de geregistreerde behandelingsresultaten van het patiëntencohort van 2009. . In het Vlaams Gewest moet elk geval van tuberculose wettelijk gemeld worden aan de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Agentschap Zorg & Gezondheid van de Vlaamse overheid. Deze verplichte melding geldt voor de behandelende arts, het hoofd van een laboratorium van klinische biologie en de arts belast met het medisch toezicht in scholen, bedrijven, voorzieningen waar kinderen en jongeren verblijven, rust- en verzorgingstehuizen en rustoorden voor bejaarden. De melding moet binnen de 24 uur gebeuren, waarna het Agentschap extra informatie over het geval zal opvragen. Dit is nodig voor een goede registratie en om, indien nodig, contactonderzoek te organiseren. Toezicht Volksgezondheid verzamelt ook de gegevens over de behandelingsresultaten van gevallen die een jaar geleden werden gemeld. Ook in het Waals Gewest is de melding door artsen verplicht. Gevallen worden gemeld aan de provinciale gezondheidsinspecties. De informatie wordt rechtstreeks doorgestuurd aan het Fonds des Affections Respiratoires (FARES), de Franstalige zusterorganisatie van de VRGT . In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest meldt men tuberculosegevallen aan de gezondheidsinspecteurs van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Deze delegeert de volledige registratie, het contactonderzoek en de opvolging van tuberculosegevallen aan de VRGT en de FARES. Het registreren van het aantal tuberculosegevallen zegt in de eerste plaats iets over de grootte van het probleem en de impact op de gezondheidszorg en de financiën. Het bepalen van risicogebieden en risicogroepen waar tuberculose vaker voorkomt, laat bovendien toe om preventieve acties en actieve screening toe te spitsen op plaatsen en personen, zodat de kostenefficientie stijgt. Daarnaast worden nationale gegevens opgenomen in de surveillancegegevens van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) en van de World Health Organisation (WHO). Dit maakt het mogelijk vergelijkingen te maken met andere landen, zodat enerzijds trends en hypotheses in eigen land bevestigd of weerlegd kunnen worden en anderzijds acties op Europees en wereldniveau kunnen worden georganiseerd. Het samenstellen van het register is elk jaar weer een ingewikkelde procedure, met veel administratie voor verpleegkundigen, artsen, laboratoria en datamanagers op verschillende niveaus, met een uitgebreide data-analyse en concluderend schrijfwerk. Deze complexiteit maakt dat er veel tijd nodig is voor het komen tot een overzicht. De kwaliteit en volledigheid van de melding is echter van een essentieel belang om betrouwbare gegevens te bekomen. Wij wensen alle personen te bedanken die door hun dagelijkse inspanning dit register mogelijk gemaakt hebben: alle meldende artsen en laboratoria, alle verpleegkundigen en artsen van het Agentschap Zorg en Gezondheid van de Vlaamse Gemeenschap verantwoordelijk voor de registratie van de gevallen op het Vlaamse grondgebeid, de verpleegkundigen van de VRGT en de FARES voor de registratie in Brussel en Wallonië. Onze dank gaat ook naar epidemioloog Patrick de Smet die instaat voor de opmaak van de databank, de validatie en de analyse van de gegevens en de transfer van data naar internationale instanties. Met dank aan Dr Annemie Forier, arts infectieziektebestrijding en coördinator tuberculose van het Agentschap, voor haar input en correctie. Dr. Wouter Arrazola de Oñate Medisch Directeur VRGT
Dr. Maryse Wanlin Medisch Directeur FARES
2
. . . . . .Een Franstalige versie van het register is beschikbaar. . . . Het rapport is ook beschikbaar op www.vrgt.be Overname uit dit rapport is toegestaan mits uitdrukkelijke bronvermelding. Brussel, januari 2012
3
Inhoud Voorwoord............................................................................................................................................................................ 2 Inhoud .................................................................................................................................................................................... 2 Samenvatting ...................................................................................................................................................................... 4 Karakteristieken van de tuberculosepatiënten geregistreerd in 2010 ................................................... 6 Aantal absolute gevallen en tuberculose-incidentie in België ................................................................................................6 Antecedenten van tuberculose ................................................................................................................................................6 Type van diagnose van tuberculose ........................................................................................................................................6 Vergelijking tussen populatie aangegeven in het register en algemene bevolking ................................................................7 Spreiding van tuberculose volgens leeftijd ..............................................................................................................................9 Spreiding van tuberculose volgens geslacht ......................................................................................................................... 11 Spreiding van tuberculose volgens nationaliteit ................................................................................................................. 12 Geografische spreiding van tuberculose ............................................................................................................................... 15 Lokalisatie van de tuberculose ........................................................................................................................................... 18 Bacteriologische resultaten ................................................................................................................................................... 20 Risicogroepen voor tuberculose ............................................................................................................................................ 22
Trends in de tuberculoseaangiftes over de laatste decennia in België.............................................. 25 Evolutie van de bruto tuberculose incidentiedichtheid in België ........................................................................................ 25 Evolutie per gewest .............................................................................................................................................................. 25 Evolutie in de grootsteden ................................................................................................................................................... 26 Evolutie per leeftijdsgroep ................................................................................................................................................... 27 Evolutie volgens nationaliteit ............................................................................................................................................. 28 Evolutie van de bruto tuberculose-incidentie van 1986-2010 ......................................................................................... 28 Evolutie van de gestandaardiseerde incidentie per nationaliteit en per gewest van 2001-2010 ..................................... 29
Behandelingsresultaten van de patiëntencohort van 2009........................................................................ 31 Besluit en vooruitzichten ............................................................................................................................................ 34 Bijlagen................................................................................................................................................................................. 38
3
Samenvatting In 2010 was de tuberculose-incidentie in België 10,3/100.000, een lichte maar niet significante stijging t.o.v. 2009 (9,7). Er werd aangifte gedaan van 1.115 patiënten. Het lijkt erop dat de gestage daling van de afgelopen jaren (zoals te zien in figuur 4) zich even niet verder zet. Het is te vroeg om conclusies te trekken maar het verrast ook niet, gezien de toegenomen armoede. Vergeleken met andere West Europese landen heeft België één van de hoogste incidenties. Het ECDC rapporteert 4 landen met een incidentie hoger dan 10 / 100.000 in 2010: Portugal, Spanje, Engeland en België. De incidentie in Vlaanderen bleef relatief stabiel en was 7,4/100.000 in 2010 vergeleken met 6,9 in 2009. De incidentie in Wallonië bleef op 7,9/100.000. In het Brussels Gewest, met zijn grootstedelijk karakter, steeg de incidentie in 2010 echter significant van 30,5 naar 34,6/100.000. Zoals in andere Europese landen worden in ons land de hoogste incidenties ook gezien in de grootste steden: Brussel, Luik, Antwerpen en Charleroi. In Brussel schommelt de incidentie al 25 jaar rond de grens van 30 met een stijging tot 34,6 in 2010). In Antwerpen bleef de incidentie de laatste jaren relatief stabiel maar toch flink hoger dan het nationale of Vlaamse gemiddelde. In 2010 was dit voor Antwerpen 23, 2/100.000. Opvallend is de gestage stijging jaar na jaar in de stad Luik, in 2010 tot 35,8. In Charleroi was de incidentie 17,8 wat in dezelfde grootte-orde ligt als de afgelopen jaren. Eén derde (33,8% of n=377) van alle nieuwe tuberculosepatiënten werd aangegeven in het Brussels Gewest, terwijl dat gewest slechts één tiende (10,0% of n=1.089.538) van de algemene bevolking van België vertegenwoordigt. Een proportie die we al jaren na mekaar zien. Een meer evenredige aandacht en meer fondsen voor een moderne tuberculosebestrijding in Brussel zijn dringend nodig ! De mediane leeftijd van de tuberculosepatiënten in 2010 was 38j. Dit is vergelijkbaar met de vorige jaren. Deze was het laagst in het Brussels Gewest (34 j). In het Vlaams Gewest (41 j) en het Waals Gewest (42j) is dit wat hoger. Zoals alle voorgaande jaren waren er meer mannen onder de tuberculosepatiënten (65,8%) dan vrouwen, met zeer vergelijkbare proporties in de gewesten. Nationaliteit: de incidentie voor Belgen daalde in 2010 van 5,4 tot 5,2/100.000. Voor niet-Belgen steeg deze licht van 51,1 tot 57,3/100.000. Als we asielzoekers niet meerekenen was de incidentie voor nietBelgen 35,5 / 100.000. De proportie Belgen in 2010 was 45,4 %, lager dan andere jaren (niet-Belgen 54,6 %). De proportie nietBelgen in het Brussels Gewest steeg flink tot 74%. In het Vlaams en Waals Gewest is dit respectievelijk 44,0 % en 45,9 %. Bij de Belgen steeg de tuberculose-incidentie in 2010 lineair met de leeftijd: 75-plussers hadden 3,8 maal vaker tuberculose dan kinderen tussen 0-14 jaar. Bij niet-Belgen daarentegen had de relatie tussen leeftijd en tuberculose in de drie gewesten een parabolische vorm met een maximum incidentie in de leeftijdsklasse van 15-29 jaar. De tuberculose-incidentie bij niet-Belgische kinderen van 0-4 jaar was 27,1/100.000. Dit toont duidelijk het risico voor nieuwe besmettingen aan in deze bevolkingsgroep. Er is dus nood aan extra preventieve aandacht en intensief contactonderzoek voor de jongsten. Er is een opvallend verschil tussen de gewesten. Wallonië 9,5; Vlaanderen: 16,4 maar Brussel: 49,3. Voor Belgische kinderen in dezelfde leeftijdsgroep was de incidentie 4,2/100.000 voor het hele land. Van alle tuberculosepatiënten leden 72,4% aan de pulmonale vorm van de ziekte (longtuberculose). Deze pulmonale vorm is potentieel besmettelijk en verantwoordelijk voor transmissie in de bevolking. In 2010 werden 14 tuberculeuze meningitiden geregistreerd (waarvan 3 bij kinderen onder de 5 jaar) en 19 milliaire tuberculoses (waarvan nul bij kinderen onder de 5 jaar). 4
Van de 807 patiënten met longtuberculose hadden 42 % een positief sputum bij direct microscopisch onderzoek en 81,5% een positieve kweek. 80% van de 1.115 geregistreerde gevallen wren bevestigd door een cultuur. Een verhoogd risico voor tuberculose is sterk afhankelijk van armoede en armoedige levensomstandigheden. In 2010 konden we in België de volgende bevolkingsgroepen herkennen: 12,0 % van de gemelde gevallen waren asielzoekers en 8,8% waren mensen zonder papieren. Belangrijk om daar tegenover te stellen is dat dus 79,2% van alle gevallen niét tot deze 2 bevolkingsgroepen behoren. Verder waren 2,6% gedetineerden, 2,6% dak-of thuislozen; 1,3% IV-druggebruikers. 9,4% van alle gemelde gevallen waren contactpersonen van een besmettelijke casus, met een recent contact van minder dan 2 jaar geleden. Na besmetting krijgt slechts ongeveer 10 % van de mensen ook effectief actieve tuberculose. De belangrijkste factoren die dit risico op ontwikkeling van actieve tuberulose verhogen waren in 2010: co-infectie met HIV bij 5,9 %; diabetes mellitus bij 3,0%; chronisch alchoholisme bij 4,8%; fibreuze lesies op RX bij 3,2%. In Vlaanderen was de meest voorkomende risicofactor: immuunsuppressieve medicatie of ziekte 13,7%. Een eventuele preventieve screening naar latente infecties binnen deze laatste doelgroep is dus te overwegen. Het voorkomen van resistentie is in België de laatste jaren vrij stabiel tussen de 1,7 en 2,5 %. Multi-Drug Resistentie (MDR) kwam in 2010 voor in 2,3% van de gemelde gevallen. Zo waren 19 van de tuberculosepatiënten met positieve sputumcultuur en beschikbaar antibiogram besmet met de multidrug-resistente tuberkelbacil (resistent tegen tenminste isoniazide en rifampicine). Treatment Outcome Monitoring (TOM) of behandelingsresultaten: patiënten aangegeven in 2009 werden een jaar lang opgevolgd tot in 2010. De behandelingsresultaten van dat cohort uit 2009 waren: Van al deze patiënten kon 75,7% hun behandeling beëindigen met positief resultaat (genezen met of zonder bacteriologische bevestiging). De totale mortaliteitsgraad bleef weer relatief hoog (9,3%). Vier (4,0%) van die 9,3% was echter tengevolge van een andere oorzaak dan tuberculose. De positieve behandelingsresultaten waren voor de niet-Belgische patiënten (75,6%) vergelijkbaar met die voor de Belgische (75,7%). De hogere mortaliteit bij Belgische tuberculosepatiënten (13,8%) ten opzichte van de nietBelgen (3,9% ) reflecteert de hogere leeftijd van deze groep (bijlage 1) en het meer frequent voorkomen van ernstige comorbiditeit. Het besluit en de vooruitzichten vindt u op pagina 34.
5
Karakteristieken van de tuberculosepatiënten geregistreerd in 2010 ABSOLUUT AANTAL GEVALLEN EN TUBERCULOSE-INCIDENTIE IN BELGIE In 2010 werd in België aangifte gedaan van 1.115 tuberculosepatiënten, wat overeenkomt met een incidentie van 10,3 tuberculosepatiënten per 100.000 inwoners. Het betreft een niet significante stijging ten opzichte van het jaar ervoor (9,5 in 2009). ANTECEDENTEN VAN TUBERCULOSE Van de geregistreerde patiënten waren er 7,8% die al een geschiedenis van actieve tuberculose in het verleden hadden. Anderzijds werd 73% van de 1.115 gevallen als nieuwe patiënten1 geregistreerd. De gegevens over de voorgeschiedenis van tuberculose, per gewest en nationaliteit zijn weergegeven in bijlage 1. Het aantal ontbrekende gegevens (19,2%) blijft een groot probleem voor het register. Voor 214 patiënten was de voorgeschiedenis van tuberculose onbekend. De ontbrekende gegevens betreffen zowel Belgische als nietBelgische patiënten (respectievelijk 19,6% en 18,9%). Het percentage ongekende antecedenten in de gewesten: 18,1% voor het Waalse, 23,4% voor het Vlaamse en 14,9% voor het Brusselse Gewest. AANLEIDING TOT DIAGNOSESTELLING VAN TUBERCULOSE Zoals in alle lage-incidentielanden worden de meerderheid van de gevallen ook in België ontdekt doordat patiënten met klachten op consult komen. Tweeëntachtig procent (82,1%) van de tuberculosepatiënten aangegeven in het register van 2010 werden gediagnosticeerd tijdens een spontane consultatie bij een arts naar aanleiding van klachten/symptomen (passieve opsporing door de curatieve sector). De nodige voorzichtigheid moet in acht genomen worden bij de interpretatie van deze cijfers. De kwaliteit van de door de artsen ingevulde gegevens is mogelijk niet altijd even betrouwbaar. Personen die bvb. door één van de actieve screeningsprogramma‟s worden ontdekt met een verdenking op tuberculose worden naar de curatieve sector verwezen voor uiteindelijke bevestiging van de diagnose en behandeling. Niet elke arts zal dit aspect in overweging nemen bij het invullen van de gegevens voor registratie. Negen procent (9,1%) van de patiënten werd geregistreerd als gedetecteerd door actieve screening bij hoog risicobevolkingsgroepen. Bij 3,7% van de patiënten werd de diagnose van tuberculose gesteld ter gelegenheid van een contactonderzoek rond een besmettelijke patiënt. Dit percentage is veel hoger (20,5%) binnen de groep kinderen 0-4 jaar en aanzienlijk hoger (13,8%) bij de 5 tot 19 jarigen. Deze informatie toont het belang aan van een goed contactonderzoek en preventieve behandeling bij de allerkleinsten en de schoolgaande jeugd. De gegevens over de wijze van diagnose per gewest staan in tabel 1. Tabel 1. Wijze van diagnose van de tuberculosepatiënten in België en per gewest, 2010. Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest België N % N % N % N % Spontane consultatie 421 91,3 283 75,1 211 76,2 915 82,1 Contactinvestigatie 9 2,0 24 6,4 8 2,9 41 3,7 Actieve opsporing RG 23 5,0 37 9,8 41 14,8 101 9,1 Ongekend 8 1,7 33 8,8 17 6,1 58 5,2 Totaal 461 377 277 1115 RG= risicogroepen
1
Nieuwe patiënt: volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) is dit een patiënt die voordien nooit of minder dan één maand behandeld werd voor tuberculose. In het tuberculoseregister wordt enkel de voorgeschiedenis van tuberculose aangegeven. 6
VERGELIJKING TUSSEN GEMELDE GEVALLEN EN ALGEMENE BEVOLKING Tabel 2 vergelijkt de spreiding van leeftijd, geslacht en nationaliteit in de algemene bevolking met die van de tuberculosepatiënten aangegeven in 2010.
7
Tabel 2. Spreiding van leeftijd, geslacht en nationaliteit in de algemene bevolking* en bij de geregistreerde tuberculosepatiënten in België en per gewest, 2010 VLAAMS GEWEST Alg. TBC Bev. ** patiënten** Leeftijd 0-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar >=65 jaar
BRUSSELS GEWEST Alg. TBC Bev. ** patiënten**
WAALS GEWEST Alg. TBC Bev. ** patiënten**
BELGIË Alg. Bev. **
TBC patiënten**
27,8% 26,5% 27,5% 18,2%
17,1% 38,4% 20,8% 23,6%
31,1% 32,9% 22,1% 14,0%
23,6% 44,6% 21,2% 10,6%
30,4% 26,1% 27,1% 16,4%
14,8% 37,6% 26,0% 21,7%
29,0% 27,0% 26,8% 17,2%
18,7% 40,3% 22,2% 18,7%
-
41 55 31
-
34 34 34
-
42 51 34
-
38 50 33
Geslacht Mannen
49,3%
65,5%
48,3%
64,7%
-48,6%
67,9%
49,0%
65,8%
Nationaliteit Niet-Belgen
6,4%
44,0%
30,0%
74,0%
9,5%
45,9%
9,8%
54,6%
6.251.983
461
1.089.538
377
3.498.384
277
10.839.905
1.115
Mediane leeftijd (jaar) Totaal Belgen Niet-Belgen
Totale bevolking
* Nationaal Instituut van de Statistiek (NIS), cijfers van 01.01.2010 ** Alg. Bev.: algemene bevolking; TBC Patiënten: tuberculosepatiënten geregistreerd in 2010
8
Leeftijd De gegevens in tabel 2 illustreren het verschil van de leeftijdsspreiding bij tuberculosepatiënten in 2010 van die in de algemene bevolking. In ons land bevinden 40,3% van de tuberculosepatiënten zicht in de leeftijdsgroep 25-44 jaar. Geslacht In alle gewesten waren er proportioneel meer mannen onder de patiënten dan in de algemene bevolking: in 2009 waren 65,8% van alle tuberculosepatiënten in België mannen. Nationaliteit De proportie niet-Belgen is in 2010 licht gestegen tot 54,6%. Dit na een forse daling in 2007 die in 2009 nog bevestigd werd. Ze is zoals andere jaren het hoogst in het Brussels Gewest (74%). Ook hier opnieuw wat hoger na een forse daling in de jaren ervoor (76,7% in 2006; 66,3% in 2007; 58,7% in 2008). De proportie niet-Belgen onder de tuberculosepatiënten is vergelijkbaar in het Vlaams Gewest (44%) en in het Waals Gewest (45,9%). In dit document wordt naast de bevolkingsgroep “niet-belgen” ook berekeningen gemaakt voor de groep “niet-belgen, asielzoekers uitgesloten”. Asielzoekers zijn immers nog niet bijgerekend in de noemer van de incidentie aangezien deze populatie nog niet begrepen kan zijn in de officiële bevolkingscijfers van het betrokken jaar. Dit leidt tot een overschatting van de incidentie. Onder de noemer Belgen vallen langs de andere kant ook Belgen van niet-Belgische origine. Een registratie van het “land van herkomst” zoals in andere landen zou misschien nuttiger kunnen zijn.
SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS LEEFTIJD Leeftijdsklasse en mediane leeftijd De meeste tuberculosepatiënten (40,3 %) aangegeven in 2010 bevonden zich opnieuw in de groep 25-44 jaar. De mediane leeftijd van tuberculosepatiënten was in België 38 jaar. Deze was het laagst in het Brussels Gewest (34 jaar). In het hele land was de mediane leeftijd significant lager bij niet-Belgische (33 jaar) dan bij Belgische (50 jaar) patiënten. In 2010 was de mediane leeftijd van patiënten in het Vlaams Gewest (41 jaar) vergelijkbaar met die in het Waals Gewest (42 jaar). Gestandaardiseerde leeftijdsspecifieke incidentie per gewest Omwille van de grote verschillen in tuberculose-epidemiologie bij autochtone en allochtone2 bevolkingsgroepen in België, worden de resultaten van de analyses afzonderlijk voorgesteld voor deze subpopulaties in deze paragraaf maar ook verder in het rapport.
Bij Belgen Figuur 1 toont na standaardisatie voor geslacht, een volkomen lineaire relatie (R²lin=0.95), tussen tuberculose-incidentiedensiteit en leeftijd bij de bevolking met Belgische nationaliteit. Personen ouder dan 75 hadden 3,8 maal meer tuberculose dan kinderen van 0 tot 14 jaar, de referentiegroep. In Brussel is deze relatie wat anders en lijkt wat meer op die van niet-Belgen. 2
Tuberculosepatiënten worden geklasseerd als Belgen (autochtoon) of niet-Belgen (allochtoon) op basis van de nationaliteit geregistreerd in het Belgisch tuberculoseregister. 9
De cijfergegevens van de gestandaardiseerde leeftijdsspecifieke incidentiedensiteit bij Belgen zijn bijgevoegd in bijlage 2a. Belgïe (a) mIDR 6
3,8 5
2,6
4
2,1
3
2,1
1,3 2
1,0
1 0-14
15-29
30-44
leeftijd
45-59
60-74
>=75
Figuur 1. Tuberculose-incidentiedensiteit bij Belgen volgens leeftijd, 2010 (referentie: 0-14 jaar). voor België, na standaardisatie voor geslacht
Bij niet-Belgen In België had de relatie tussen leeftijd en tuberculose-incidentiedensiteit bij de allochtone bevolking een meer parabolische vorm bij de vier eerste leeftijdsgroepen (tot 74 jaar) (R2para =0.83) (figuur 2). Allochtonen van 15-29 jaar hadden 4,8 maal meer tuberculose dan die van 0-14 jaar. De cijfergegevens van de gestandaardiseerde leeftijdsspecifieke tuberculose-incidentiedensiteit bij nietBelgen zijn te vinden in bijlage 2b. Belgique (a) mIDR 8
4,8
7 6
2,9
3,4
5 4
2,1
2,2
45-59
60-74
3 2
1,0
1 0-14
15-29
30-44
âge
>=75
Figuur 2. Tuberculose-incidentiedensiteit bij niet-Belgen volgens leeftijd 2010 voor België, na standaardisatie voor geslacht
Bij kinderen tussen 0 en 4 jaar Tuberculose bij kinderen onder de vijf jaar is een indicator voor recente transmissie van de tuberculoseinfectie in de gemeenschap omdat tuberculose bij hen altijd het gevolg is van recente infectie. De incidentie bij kinderen uit deze leeftijdsgroep is bijgevolg een belangrijke parameter om te evalueren hoe efficiënt tuberculose bestreden wordt: elke tuberculosepatiënt jonger dan vijf jaar wijst immers op een gemiste kans voor preventie en is een teken van transmissie van de infectie in de bevolking. In België vertegenwoordigden in 2010 kinderen tussen 0 en 4 jaar 53,4 % (n=39) van de “jonge” tuberculosegevallen en 3,5 % van alle gevallen. ( Jong is tussen 0 en 14j; N0-14j = 73; p.17). Tabel 3 toont de tuberculose-incidentie bij kinderen van 0 tot 4 jaar per gewest. Niet-Belgische kinderen van die leeftijd (incidentie 27,1/100.000) hadden verhoudingsgewijs 6 maal meer tuberculose dan Belgische kinderen van dezelfde leeftijd (4,2/100.000) in 2010. Let op de grote betrouwbaarheidsintervallen in de tabel. Indien de asielzoekers niet worden meegenomen daalt deze verhouding tot 5. In 2010 is de tuberculose-incidentie bij niet-Belgische kinderen in deze leeftijdsgroep nog steeds veel lager dan in 2005 (63,5).
10
Tabel 3. Tuberculose-incidentie bij kinderen van 0-4 jaar per gewest - 2009 Belgen Niet-Belgen Niet-Belgen (zonder asielzoekers) n /100.000 (95% BI) n /100.000 (95% BI) n 3 14 7 24
Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest België
0,9 (0,2-2,7) 22,8 (12,5-38,3) 3,6 (1,5-7,5) 4,2 (2,7-6,2)
4 10 1 15
3 9 0 12
16,4 (4,5-41,9) 49,3 (23,6-90,6) 9,5 (0,2-52,9) 27,1(15,2;44,8)
12,3 (2,5-35,9) 44,4 (20,3-84,2) 0,0 (0,0-35,0) 21,7 (11,2-37,9)
SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS GESLACHT Proportie mannen/vrouwen In 2010 waren 65,8% van alle tuberculosepatiënten in België mannen. Dit percentage is relatief stabiel in de tijd en vergelijkbaar met andere Europese buurlanden. Geslacht-ratio per gewest
Bij Belgen Tabel 4 toont de relatie tussen geslacht en tuberculose-incidentie, bij Belgen in verschillende leeftijdsgroepen. Tabel 4. Incidentie voor geslacht bij Belgen in 2010 gestandaardiseerd voor leeftijd BELGIE 0-44 45-69 >=70 VLAAMS GEWEST 0-44 45-69 >=70 BRUSSELS GEWEST 0-44 45-69 >=70 WAALS GEWEST 0-44 45-69 >=70
IDR M/V (CI 95%) 1,3 (1,0;1,8) 2,3 (1,7;3,3) 2,8 (1,9;4,1)
INCIDENTIE MANNEN 4,5 (3,7;5,3) 8,1 (6,7;9,6) 14,6 (11,6;18,3)
1,5 (1,0;2,4) 2,5 (1,5;4,1) 2,4 (1,5;4,0)
N 122/2.734.414 122/1.514.529 77/526.045
INCIDENTIE VROUWEN 3,4 (2,7;4,1) 3,4 (2,6;4,5) 5,3 (3,8;7,2)
N 89/2.652.810 54/1.565.331 42/789.110
3,5 (2,6;4,5) 6,4 (4,9;8,2) 15,3 (11,4;20,0)
55/1.587.206 61/950.877 52/340.890
2,3 (1,6;3,2) 2,6 (1,7;3,9) 6,2 (4,2;8,9)
35/1.535.634 25/956.289 30/481.654
1,1 (0,6;1,9) 1,7 (0,8;3,8) 5,3 (1,0;54,0)
13,7 (9,4;19,3) 18,8 (11,1;29,7) 16,9 (6,2;36,7)
32/233.503 18/95.707 6/35.579
12,3 (8,2;17,8) 11,2 (5,8;19,6) 3,2 (0,4;11,4)
28/227.578 12/106.936 2/63.165
1,3 (0,8;2,3) 2,7 (1,5;5,1) 3,1 (1,4;7,5)
3,8 (2,7;5,3) 9,2 (6,7;12,4) 12,7 (7,6;19,8)
35/913.705 43/467.945 19/149.576
2,9 (1,9;4,3) 3,4 (2,0;5,4) 4,1 (2,0;7,5)
26/889.598 17/502.106 10/244.291
IDR: Incidentie Densiteits Ratio, de verhouding van de incidentie bij mannen tot die bij vrouwen
Bi j n i e t - Be l g en De geslachtsratio is redelijk homogeen over de gewesten bij de niet-Belgische patiënten (tabel 5). Indien men de drie gewesten bekijkt dan ziet men dat in 2010 het Waals Gewest de hoogste geslachtsratio kent
11
en dat mannen er 2,4 maal meer tuberculose ontwikkelen dan vrouwen. Indien de asielzoekers uitgesloten worden dan ziet men dat de geslachtsratio daalt, behalve in het Waals gewest waar deze stijgt tot 3,2. Asielzoekers zijn niet bijgerekend in de noemer van de incidentie aangezien deze populatie nog niet begrepen kan zijn in de bevolkingscijfers. Tabel 5. Incidentie voor geslacht bij niet-Belgen in 2010 gestandaardiseerd voor leeftijd ASIELZOEKERS INCL.
IDR m/v
mIDR m/v (IC 95%)
Incidentie mannen
N
Incidentie vrouwen
N
Belgie Vlaams gewest Brussels gewest Waals gewest ASIELZOEKERS EXCL. Belgie Vlaams gewest Brussels gewest Waals gewest
2,0 (1,7;2,4)
2,1 (1,7;2,5)
76,9 (69,6;84,7)
413
37,7 (32,6;43,3)
196
1,8 (1,3;2,5)
1,9 (1,4;2,5)
64,9 (54,4;76,9)
134
35,7 (27,8;45,2)
69
2,1 (1,6;2,7)
2,1 (1,6;2,7)
116,1 (100,1;133,9)
188
55,1 (44,4;67,7)
91
2,4 (1,6;3,7)
2,5 (1,7;3,6)
53,9 (43,4;66,2)
91
22,2 (15,5;30,7)
36
1,7 (1,4;2,1)
1,7 (1,4;2,1)
44,7 (39,2;50,7)
240
26,3(22,1;31,1)
137
1,4 (1,0;2,0)
1,4 (1,0;2,0)
38,3 (30,3;47,7)
79
27,5(20,6;35,9)
53
1,6 (1,2;2,2)
1,6 (1,2;2,2)
66,1 (54,1;79,8)
107
41,2(32,0;52,2)
68
3,2 (1,8;6,1)
3,3 (1,9;5,8)
32,0 (24,0;41,7)
54
9,9(5,6;16,0)
16
IDR: Incidentie Densiteits Ratio, de verhouding van de incidentie bij mannen tot die bij vrouwen
SPREIDING VAN TUBERCULOSE VOLGENS NATIONALITEIT V e r h o ud i ng B e l g en /n i e t - B e lg e n In 2010 was iets meer dan de helft van de patiënten (54,6%) van niet-Belgische nationaliteit en kwam 45,4% van de gevallen bij Belgen voor. Het percentage niet-Belgen is licht gestegen tov. 2009 toen het 48,6 was. Tabel 6 toont de verhouding Belgen/niet-Belgen bij de tuberculosepatiënten in de drie gewesten in 2010. In het Brussels Gewest steeg de proportie niet-Belgen tot 74,0%. Dit na een eerdere daling in 2006 en 2007. In het Vlaams en Waals Gewest komt tuberculose respectievelijk in 44 % en 45,9 % van de gevallen voor bij niet-Belgen. Tabel 6. Tuberculosepatiënten met Belgische en niet-Belgische nationaliteit in 2010 Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest Totaal Belgen 258 (56,0%) 98 (26,0%) 150 (54,1%) 506 (45,4%) Niet Belgen 203 (44,0%) 279 (74,0 %) 127 (45,9%) 609 (54,6%) Totaal 461 377 277 1.115 V o o r s t e l li n g v an d e vo o r n aa m s t e n a t io n a lit e i t e n De nationaliteit van de allochtone tuberculosepatiënten aangegeven in 2010 zijn weergegeven in tabel 7. De meeste niet-Belgische patiënten zijn, zoals vorige jaren, afkomstig uit Marokko, centraal Afrika en de Russische Federatie.
12
Tabel 7. Voornaamste nationaliteiten van niet-Belgische tuberculosepatiënten in 2010, België Marokko Russische Federatie Algerije Democratische Republiek Congo Congo-Brazzaville Rwanda Pakistan China Afrika zonder precisering Roemenië
20,9% 6,1% 3,9% 3,4% 3,4% 3,4% 3,1% 3,1% 3,1% 3,0% 609
De tien meest voorkomende nationaliteiten van de niet-Belgische tuberculosepatiënten verschillen tussen de gewesten (tabel 8). Let op het voorkomen van Italië als lage incidentieland. Tabel 8. De 10 meest voorkomende nationaliteiten van de niet-Belgische tuberculosepatiënten per gewest Vlaanderen Brussel Wallonië Marokko 14,8% Marokko 27,6% Marokko 15,7% Russische federatie 12,3% Afrika zonder precisering 5,4% Algerije 7,9% Indië 4,9% DR Congo 4,7% Italië 7,1% Roemenië 3,9% Guinée 4,3% DR Congo 6,3% Congo-Brazzaville 3,9% Rwanda 4,3% Somalië 4,7% Turkije 3,4% Congo-Brazzaville 3,9% Rwanda 4,7% Nepal 3,4% Russische federatie 3,6% RoemeniË 3,9% China 3,4% Turkije 3,2% Ex Joegoslavië 3,1% Ethiopië 3,4% Pakistan 3,2% Pakistan 3,1% Afghanistan 3,0% China 2,9% China 3,1% 203 279 127
B r u t o t ub e r c ul o s e - inc i d e n ti e b i j B e l g e n en n i e t - B e l g en In 2010 daalde de globale tuberculose-incidentie bij Belgen verder tot 5,2/100.000. Bij niet-Belgen was deze 57,6/100.000 wat een lichte stijging is t.o.v. vorig jaar (48,9). Als we de asielzoekers niet meerekenen komt de incidentie bij niet-Belgen op 35,6/ 100.000. De evolutie van de incidentie bij Belgen en niet-Belgen door de jaren heen kan u vinden in figuur 7. G e s t a n d a a r d i s e er d e in c i d e nt i e p er g e w e st e n p e r r e gi o Sinds enkele jaren zijn de incidentieratio‟s berekend na standaardisatie volgens Mantel (mIDR). Zo kan men ook de heterogeniteit van de registergegevens (verschillen tussen populatiegroepen) statistisch kwantificeren3 en vergelijken met de groep met de laagste incidentie. De gekozen referentie is deze met de laagste incidentie waarbij de mIDR gelijkgesteld werd aan 1.
3
Mantel N., Brown C., Byar D. Tests for homogeneity of effect in an epidemiologic investigation. Am J Epidemiol 1977; 106(2): 125-129. 13
P e r g e w e st De incidente bij de Belgen is het laagst in Vlaanderen (4,4/100.000). Tabel 9 toont hoe deze relatief gelijkaardig is in het Waalse Gewest (4,7/100.000) maar bijna 3 keer hoger in het Brussels Gewest (12,9). Bij niet-Belgen blijft zoals de vorige jaren de incidentie het laagst in het Waals Gewest. In 2010 was de incidentie bij niet-Belgen in het Vlaams Gewest 1,2 en in het Brussels Gewest 2,1 maal hoger ten opzichte van het Waals Gewest. Wanneer asielzoekers niet meegerekend worden dalen alle incidenties sterk. Het Vlaamse Gewest heeft de laagste incidentie gevolgd door het Waalse Gewest (1,5 maal meer) en Brussel (2,5).
Belgen niet-Belgen niet-Belgen zonder asielzoekers
Tabel 9. Gestandaardiseerde tuberculose-incidentieratio‟s per gewest, bij Belgen en niet-Belgen 2010 (1) Incidentie / mIDR IDR (IC95%) (3) 100.000 (CI 95%) Vlaanderen 1,0 4,4(3,9;5,0) 1,0 Wallonië 1,1(0,9;1,3) 4,7(4,0;5,6) 1,1(0,9;1,4) Brussel (2) 2,9(2,3;3,7) 12,9(10,4;15,7) 3,1(2,4;3,9) Wallonië 1,0 38,3(32,0;45,6) 1,0 Vlaanderen 1,3(1,1;1,7) 50,8(44,1;58,3) 1,2(1,0;1,5) Brussel 2,2(1,8;2,8) 85,3(75,6;95,9) 2,1(1,7;2,5) Wallonië 1,0 21,1(16,5;26,7) 1,0 Vlaanderen 1,6(1,2;2,1) 33,0(27,7;39,2) 1,5(1,1;2,0) Brussel 2,5(1,9;3,4) 53,5(45,9;62,0) 2,5(1,9;3,3)
N 258/5.852.550 150/3.167.221 98/762.468 127/331.163 203/399.433 279/327.070 70/331.163 132/399.433 175/327.070
(1) gestandaardiseerd voor leeftijd en geslacht door de Mantel methode (2) er is heterogeniteit tussen Brussel en Vlaanderen (chi M-L : p<.01) Om de voorstelling van gegevens leesbaar te houden werd hier geen rekening mee gehouden. (zie analyse van het effect van de leeftijd). (3) IC Fisher
P e r p r o vi n c i e Voor de Belgen is de referentieprovincie West-Vlaanderen, voor de niet-Belgen is dit Limburg. Wanneer de “niet-Belgen zonder asielzoekers” beschouwd worden, is Limburg de referentieprovincie. Tabellen 10a, 10b en 10c geven een overzicht van de tuberculose-incidentie per provincie. Onder de Belgen heeft het Brusselse Gewest de hoogste incidentie, gevolgd door de provincies Luik enNamen. Luxemburg is de provincie met de laagste tuberculose-incidentie. Tabel 10a. Tuberculose-incidentie van Belgen per provincie en in Brussel in België, 2010 Province Luxemburg W-Vlaanderen(3) Waals Brabant Vlaams Brabant O-Vlaanderen Antwerpen Limburg Henegouwen Namen Luik Brussel
IDR(IC95%) (1) mhIDR(IC95%) (2) 0,3 (0,1;0,9) 0,3 (0,1;1,0) 1,0 (.;.) 1,0 (.;.) 1,0 (0,5;1,9) 1,1 (0,6;2,0) 1,1 (0,7;1,6) 1,1 (0,7;1,7) 1,1 (0,8;1,7) 1,2 (0,8;1,7) 1,2 (0,8;1,7) 1,2 (0,8;1,7) 1,1 (0,7;1,8) 1,2 (0,8;1,9) 1,2 (0,8;1,9) 1,3 (0,9;2,0) 1,3 (0,7;2,2) 1,4 (0,8;2,3) 1,4 (0,9;2,1) 1,5 (1,0;2,2) 3,2 (2,2;4,7) 3,5 (2,4;5,0)
/100.000(IC95%) 1,2 (0,2;3,5) 4,0 (2,9;5,3) 4,0 (2,2;6,8) 4,2 (3,0;5,7) 4,5 (3,5;5,8) 4,6 (3,6;5,8) 4,6 (3,2;6,4) 4,9 (3,7;6,4) 5,1 (3,2;7,6) 5,5 (4,2;7,3) 12,9 (10,4;15,7)
(1) IC Fisher (2) gestandaardiseerd voor leeftijd en geslacht, Mantel methode (3) heterogeniteit
14
n/N 3/252.633 45/1.126.354 14/346.286 42/996.103 62/1.373.329 74/1.594.385 35/762.379 57/1.161.733 23/451.354 53/955.215 98/762.468
P (3) 0,6738] 0,9456 0,0346 0,2403 0,2067 0,1067 0,4213 0,1879 0,0604 0,0108
Bij de niet-Belgen komt de hoogste incidentie voor in West-Vlaanderen gevolgd door Brussel, OostVlaanderen en Antwerpen. De laagste incidentie vindt men in de provincie Limburg, die de referentieprovincie is. Opvallend is de hoge en fors gestegen incidentie in West-Vlaanderen in vergelijking met het jaar ervoor (56,1/100.000). Tabel 10b. Tuberculose-incidentie van niet-Belgen per provincie en in Brussel, in België, 2010 Province Limburg Namen Vlaams Brabant Henegouwen Waals Brabant Luik Luxemburg Antwerpen O-Vlaanderen Brussel W-Vlaanderen
IDR(IC95%) (1) 1,0 (.;.) 1,0 (0,2;3,3) 1,1 (0,5;2,5) 1,8 (1,0;3,5) 2,5 (1,1;5,5) 2,4 (1,3;4,7) 3,0 (1,1;7,4) 3,4 (1,9;6,5) 3,9 (2,1;7,7) 4,6 (2,7;8,6) 5,8 (3,0;11,6)
mhIDR(IC95%) (2) 1,0 (.;.) 1,0 (0,3;3,1) 1,0 (0,5;2,1) 1,8 (1,0;3,4) 2,4 (1,2;5,0) 2,5 (1,4;4,5) 2,8 (1,2;6,4) 3,1 (1,8;5,4) 3,4 (1,9;6,2) 4,5 (2,6;7,6) 5,2 (2,8;9,6)
/100.000(IC95%)
18,4 (10,1;30,9) 19,1 (5,2;48,9) 21,0 (12,3;33,7) 33,1 (24,5;43,7) 45,1 (25,3;74,5) 44,5 (33,0;58,6) 54,9 (25,1;104,2) 63,1 (51,1;77,2) 71,2 (51,3;96,2) 85,3 (75,6;95,9) 106,0 (73,8;147,5)
n/N 14/76.126 4/20.927 17/80.821 49/148.147 15/33.229 50/112.470 9/16.390 95/150.477 42/58.997 279/327.070 35/33.012
P (3) 0,9439 0,7555 0,7816 0,7647 0,9080 0,8946 0,8280 0,4656 0,5407 0,6829
Wanneer de asielzoekers uitgesloten worden treedt er een daling in incidentie op in alle provincies. WestVlaanderen, Brussel, Oost-Vlaanderen en Antwerpen tonen dan de hoogste incidentie. De noemer is ook correcter gezien het aantal asielzoekers niet in de bevolkingscijfers zijn opgenomen. Tabel 10c. Tuberculose-incidentie van niet-Belgen asielzoekers uitgesloten, per provincieen in Brussel, in België, 2010 Namen Limburg Vlaams Brabant Luik Waals Brabant Henegouwen Luxemburg Antwerpen O-Vlaanderen Brussel W-Vlaanderen
0,5 (0,0;4,0) 1,0 (.;.) 1,3 (0,5;4,2) 2,3 (1,0;6,4) 2,3 (0,7;7,7) 2,4 (1,1;6,5) 3,3 (0,8;12,1) 5,0 (2,3;12,9) 4,8 (2,0;13,1) 5,8 (2,8;14,7) 6,6 (2,7;18,4)
0,5 (0,1;4,0) 1,0 (.;.) 1,3 (0,5;3,5) 2,3 (1,0;5,5) 2,3 (0,8;6,4) 2,4 (1,1;5,5) 3,2 (1,0;9,6) 4,6 (2,1;10,2) 4,6 (2,0;10,7) 5,8 (2,7;12,3) 6,3 (2,7;14,9)
4,8 (0,1;26,6) 9,2 (3,7;18,9) 12,4 (5,9;22,8) 21,3 (13,7;31,8) 21,1 (8,5;43,4) 22,3 (15,3;31,3) 30,5 (9,9;71,2) 45,9 (35,7;58,0) 44,1 (28,8;64,6) 53,5 (45,9;62,0) 60,6 (37,0;93,6)
1/20.927 7/76.126 10/80.821 24/112.470 7/33.229 33/148.147 5/16.390 69/150.477 26/58.997 175/327.070 20/33.012
1,0 0,9973 0,9606 0,8649 0,9695 0,9578 0,3331 0,3689 0,1844 0,4347
GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN TUBERCULOSE
Per gewest Het Brussels Gewest heeft nog steeds de hoogste tuberculose-incidentie, 34,6 /100.000. Na wat lagere incidenties in 2007 en 2008 is dit weer significant hoger dan een jaar ervoor (29,9 in 2009). De incidentie in het Vlaams Gewest (7,4/100.000) is hoger als in 2009 maar blijft zich ver onder het landelijk gemiddelde situeren. Het Waals Gewest toont een incidentie van 7,9/100.000, hetzelfde als het jaar ervoor. Een derde (33,8%) van alle nieuwe tuberculosepatiënten werd ook in 2010 weer aangegeven in het Brussels Gewest, terwijl dat gewest slechts één tiende (10,0%) van de algemene bevolking van België vertegenwoordigt. Verder werden 41,4% van de patiënten geregistreerd in het Vlaams Gewest en 24,8% in het Waals Gewest (tabel 11a). 15
2010 Vlaams Gewest Brussels Gewest Waals Gewest België
Tabel 11a. Tuberculose-aangiftes in België, 2010 N (%) 461 (41,4%) 377 (33,8%) 277 (24,8%) 1.115
/100.000 7,4 34,6 7,9 10,3
Per provincie In Tabel 11b wordt de situatie per provincie en in Brussel voorgesteld. Naast Brussel zijn Antwerpen en Luik de provincies met de hoogste incidentie en hoger dan de landelijke incidentie. West-Vlaanderen en Waals-Brabant hebben de laagste incidenties. Deze bruto incidenties zijn slechts indicatief. Tabel 11b. Bruto tuberculose-incidentie in België per provincie en in Brussel, 2010 /100.000 Province n/N (IC95%) Luxemburg 4,5(2,3;7,8) 12/269.023 Vlaams Brabant 5,5(4,2;7,1) 59/1.076.924 Namen 5,7(3,8;8,3) 27/472.281 Limburg 5,8(4,3;7,7) 49/838.505 W-Vlaanderen 6,9(5,5;8,6) 80/1.159.366 O-Vlaanderen 7,3(5,9;8,8) 104/1.432.326 Waals Brabant 7,6(5,1;11,0) 29/379.515 Henegouwen 8,1(6,6;9,8) 106/1.309.880 Luik 9,6(7,9;11,7) 103/1.067.685 Antwerpen 9,7(8,3;11,3) 169/1.744.862 Brussel 34,6(31,2;38,3) 377/1.089.538
Tuberculose in grootsteden Zoals al enkele jaren de trend is in heel Europa, concentreert tuberculose zich meer en meer in grootsteden. Ook armoede is een bepalende factor: hoe armer de stad of de buurt (gemeente/postcode) hoe meer tuberculose er gezien wordt. Zo zien we dat in 2010 de incidentie in Brussel significant steeg van 29,9 tot 36,4 /100.000. Dit is meer dan driemaal het landelijke gemiddelde. In Antwerpen daalde de incidentie lichtjes en blijft erg vergelijkbaar met vorige jaren: 23,2/100.000. De incidentie in Luik stijgt de laatste jaren gestaag tot 35,8/100.000. Charleroi en Gent hadden ook in 2010 incidenties boven het landelijke gemiddelde. In Brugge zien we grote schommelingen van jaar tot jaar. Een verklaring zou kunnen zijn: de aanwezigheid van een moderne gevangenis met ziekenboeg waar alle gedetineerden met verdenking op tuberculose uit Vlaamse gevangenissen gehospitaliseerd worden.
16
Tabel 12. Incidentie van tuberculose in Belgische steden met meer dan 100.000 inwoners (2001 – 2010) /100.000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Brussel
36,5
42,6
36,1
34,2
34,1
36,7
28,5
28,9
29,9
34,6 (31,2;38,3)
Luik
24,9
18,4
18,4
16,2
21,6
19,8
23,3
27,4
29,9
35,8 (27,9;45,4)
Antwerpen
30,1
30,1
24,1
31,2
23,4
23,2
23,6
24,8
23,9
23,2 (19,1;27,9)
Charleroi
17,0
17,9
20,0
19,9
17,4
21,4
16,9
15,9
13,4
17,8 (12,4;24,6)
Gent
14,7
10,2
7,5
11,8
13,4
9,9
13,6
13,5
14,2
15,2 (10,7;21,0)
Brugge
13,7
9,4
10,3
6,0
13,6
11,9
3,4
13,7
5,1
12,0 (6,6;20,1)
Namen
3,8
9,5
6,6
4,7
9,4
6,5
5,6
7,4
8,3
6,4 ( 2,6;13,2)
>100.000 inw
26,1
29,5
25,3
25,9
25,2
26,0
22,3
23,6
23,6
26,8 (24,7;28,9)
<100.000 inw
9,2
8,0
6,8
7,8
6,9
6,4
6,1
5,4
5,4
5,5 (5,0;6,0)
12,9
12,7
10,9
11,8
11,1
10,7
9,7
9,4
9,6
10,7
België
2010
Het hele Brussels Gewest bestaat uit grootstedelijk gebied, in tegenstellilng tot de twee andere gewesten. Daarom werd hier weer de incidentie per gemeente berekend (figuur 3a). Dat liet toe de gemeenten te identificeren met de hoogste tuberculose-incidenties. De gemeente met de hoogste incidentie van 67,9 /100.000 is Brussel centrum. Deze incidentie is statistisch significant hoger dan de gemiddelde incidentie in de 19 Brusselse gemeentes. Ook Molenbeek heeft een incidentie die significant hoger ligt dan die van het gewest, met 61,2. Vier jaar voorheen in 2006 waren dit nog 5 gemeenten. Sint Joost-ten-Node had in 2006 de hoogste incidentie van 101,9, maar deze daalde nu al voor het vierde jaar op rij: in 2007 was dit 63,1, in 2008 45,7 in 2009 37,4 en in 2010 zakte dit verder tot 34,2. Twee gemeenten, nl. Brussel en Molenbeek, had in 2010 een incidentie hoger dan 50/100.000 in vergelijking met 5 gemeenten drie jaar geleden (2006). Jette, Ukkel, St-Lambrechts-Woluwe, St-Pieters-Woluwe en Ouderghem kenden een significant lagere tuberculose-incidentie dan het gemiddelde voor de 19 gemeenten samen. Dit tov. 2 gemeenten in 2009. Duidelijk is ook dat armere gemeenten hogere incidentiecijfers laten zien en de rijkere gemeenten de laagste cijfers.
80
60
40
20
B EE A N K SH SC O R H EN A A R B EE FO K A R N E D ER ST L EC ST H JO T O ST TN ST G IL ET LI TE S R B EE EL K SE N E EV ER E W JE A TT TE E S R M LA A M EL B R EC B H T W U K K S E PI ET L K ER O EK W EL B O ER U D G ER G H S EM A G A TH 19 A ge B m ee nt en G
B
R
U
M O
LE N
SS EL
0
Figuur 3a. Tuberculose-incidentie per gemeente van het Brussels Gewest, 2009
17
2010
Incidentie/100.000
Brussel Molenbeek Ganshoren Schaarbeek Vorst Anderlecht St Joost ten Node St Gillis Etterbeek Elsene Evere Jette Watermael Bosvoorde St-Lambrecht Woluwe Ukkel St-Pieter Woluwe Koekelberg Ouderghem St-Agatha Berchem 19 gemeenten
67,9 61,2 44,3 42,9 39,8 39,2 34,2 31,9 27,1 21,2 16,8 12,8 12,4 11,8 10,3 10,2 10,1 9,7 9,0 34,6
Antwerpen is de tweede grootste stad van het land maar telt minder dan de helft van de inwoners van Brussel. Voor Antwerpen werd dezelfde oefening gemaakt, niet per gemeente maar per postcode. Enkel de postcode 2060 kent een significant hogere tuberculose-incidentie dan het gemiddelde van de veertien postcodes, 68/100.000 (figuur 3b). Postcode 2600, Berchem, kent een significant lagere incidentie dan het gemiddelde van de 14 postcodes (23,1). 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 2000
2610
2660
2170
2040
2180
2030
14 gemeent en
0,1
0,0
19,0
13,4
36,2
27,8
0,0
23,1
2060
2020
2050
2140
2100
2018
OLBI 95 %
44,8
16,3
10,7
17,7
13,6
12,4
8,7
7,2
4,6
3,9
0,3
0,1
BLBI 95%
98,9
67,5
76,7
54,4
37,5
39,9
44,5
37,0
32,8
28,0
57,3
24,6
/100.000
68,0
35,6
32,9
32,4
23,4
23,3
21,6
17,9
14,1
12,0
10,3
4,4
2,4
Figuur 3b. Tuberculose-incidentie per postcode van de stad Antwerpen, 2009
18
2600
LOKALISATIE VAN DE TUBERCULOSE Tabel 13 geeft de verschillende lokalisaties van de tuberculose weer, zoals aangegeven in het register van 2010. Er is slecht één lokalisatie gekozen per patiënt en dit volgens de richtlijnen van het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC), dat de surveillance activiteiten in Europa beheert. In totaal hadden 72,4% (n=807) van de tuberculosepatiënten de pulmonale vorm van de ziekte, waaronder slechts 1 patiënt met larynxtuberculose. De extrathoracale klieren (10,3%) zijn na de pulmonale vorm het meest frequent voor alle leeftijden samen. Ook bij de jongste leeftijdsgroep (0-14j) domineerde de pulmonale vorm van tuberculose. De tweede meest voorkomende vorm specifiek voor deze leeftijdsgroep is tuberculose van de extrathoracale en intrathoracale klieren.
Lokalisatie in functie van de leeftijd (*) (België 2010)
Pulmonaal Pleuraal Intrathoracale klieren Extrathoracale klieren Ziekte van Pott Osteo-articulaire Meningitis CZS Urogenitaal Spijsverteringsstelsel Algemeen / gedissimineerd Andere Onbekend N
Tabel 13. Lokalisatie van de tuberculose 0-14 15-44 45-64 75,3% 69,7% 75,8% n=55 n= 408 n=188 1,4% 4,8% 2,0% n=1 n=28 n= 5 12,3% 5,5% 4,8% n=9 n=32 n=12 8,2% 13,0% 9,7% n=6 n=76 n=24 0,0% 2,1% 0,4% n=0 n=12 n=1 0,0% 0,9% 0,8% n=0 N=5 n=2 2,7% 0,5% 1,2% n=2 n=3 n=3 0,0% 0,0% 0,0% n=0 n=0 n=0 0,0% 0,2% 2,4% n=0 n=1 n=6 0,0% 0,5% 0,8% n=0 n=3 n=2 0,0% 0,2% 0,8% n=0 n=1 n=2 0,0% 2,6% 1,2% n=0 n=15 n=3 0,0% 0,2% 0,0% N=0 n=1 N=0 73 585 248
>=65 74,6% n= 156 3,3% n= 7 4,3% n=9 4,3% n=9 1,9% n=4 1,4% n=3 0,0% n=0 0,5% n=1 5,7% n=12 1,0% n=2 0,0% n=0 2,9% n=6 0,0% n=0 209
TOTAL 72,4% n= 807 3,7% n= 41 5,6% n=62 10,3% n=115 1,5% n=17 0,9% n=10 0,7% n=8 0,1% n=1 1,7% n=19 0,6% n=7 0,3% n=3 2,2% n=24 0,1% n=1 1115
(*)Volgens definitie van ECDC: één lokalisatie per patiënt Een tabel met de lokalisatie van de tuberculose waarin meerdere lokalisaties per patiënt weergegeven worden, is bijgevoegd in bijlage 3. Deze tabel toont dat er in 2010 in België 14 patiënten gediagnosticeerd werden met een tuberculeuze meningitis; 22 patiënten met de ziekte van Pott, 19 gevallen van miliaire TBC en 3 met veralgemeende tuberculose.
19
BACTERIOLOGISCHE RESULTATEN Rechtstreeks onderzoek en cultuur Van de 807 patiënten met pulmonale tuberculose, waren er 339 (42,0%) sputum-positief bij direct microscopisch onderzoek en hadden er 658 (81,5%) een positieve sputumcultuur. In totaal hadden 861 (77,2 %) van alle 1.115 tuberculosepatiënten een positieve cultuur (bacteriologische bevestiging). DST: Drug Sensitivity Testing. Cultuur positieve gevallen N DST beschikbaar: % DST beschikbaar: n
Pulmonaal 658 95,7 % 630
Niet-pulmonaal 203 96,1% 195
Totaal 861 95,8 % 825
Bijlage 4a en 4b geven bijkomende cijfergegevens over de beschikbaarheid van de bacteriologische onderzoeken op sputum (direct microscopisch onderzoek en cultuur) bij longtuberculosepatiënten aangegeven in 2010. Bijlage 4c geeft cijfers over cultuur van M. Tuberculosis bij de niet long- of larynxtuberculosepatiënten van 2010. A n t i b io g r a m Gevoeligheidstests voor de belangrijkste eerstelijnstuberculostatica isoniazide (INH) en rifampicine (RMP) waren beschikbaar voor 95,8% (825) van de 861 patiënten met een positieve cultuur in 2010. Meer gedetailleerde informatie over deze gegevens zijn te vinden in bijlage 4d. R e s i s t e n t i e i n fu n c tie v a n a n t e ce d e nt e n Tabel 14 vermeldt de resultaten van gevoeligheidstests uitgevoerd vóór of bij het begin van de behandeling, onderverdeeld in primaire resistentie (bij nieuwe patiënten) en verworven resistentie (bij eerder behandelde patiënten).4 Voor 19,2% van alle geregistreerde patiënten (1.115) zijn de antecedenten van tuberculose ongekend (bijlage 1). Dit is alweer iets hoger dan de vorige jaren. Voor wat betreft de 825 zieken waarvoor gevoeligheidstests beschikbaar zijn daalt dit naar 17,7%. Op basis van deze tabel kunnen voor 2010 de volgende conclusies worden getrokken: Slechts 2,3% (n=19) van de tuberculosepatiënten met beschikbare gevoeligheidstests waren multidrugresistent (MDR) wat wil zeggen dat ze geïnfecteerd waren met bacterieën resistent tegen de twee belangrijkste eerstelijnsantibiotica. Gezien de kleine absolute aantallen zijn de verschillen van jaar tot jaar niet veelzeggend. In 2001 was dit 2,4%, in 2002 2,6% , in 2003 1,1%, in 2004 en in 2005 was het 1,4%, in 2006 2,2%, in 2007 1,8%, in 2008 2,8% en in 2009 1,3%. De bacteriële resistentie tegen INH was 6,2% in 2010, meer dan de 4,8% in 2009 maar minder dan de 7,2% in 2008. Er is geen statistisch significante stijging of daling sinds 2000. Het niveau van resistentie tegen minstens één geneesmiddel is 7,4%. Hetzelfde patroon zien we hier ook. Dit is wat meer dan de 5,3% van vorig jaar maar minder dan andere jaren ervoor (8,0% in 2008 t.o.v. 7,4% in 2007; 8,1% in 2003 en 8,0% in 2002). Zoals verwacht, was ook weer in 2010 de primaire resistentie over het algemeen lager dan de verworven resistentie tegen tuberculosegeneesmiddelen.
4
Voor de classificatie in primaire en verworven resistentie werd voortgegaan op het al dan niet vermeld zijn van « antecedenten van tuberculose ». 20
Tabel 14. Primaire en verworven resistentie tegen tuberculosegeneesmiddelen vóór of bij het begin van de behandeling, België – 2010 Verworven Primaire Antecedenten Totaal Resistentie Resistentie Onbekend Monoresistentie 3 (5,0%) 22 (3,6%) 13 (8,9%) 38 (4,6%) INH 2 (3,3%) 19 (3,1%) 8 (5,5%) 29 (3,5%) RMP 0 (0,0%) 2 (0,3%) 2 (1,4%) 4 (0,5%) EMB 1 (1,7%) 1 (0,2%) 3 (2,1%) 5 (0,6%) Multiresistentie 9 (15,0%) 10 (1,6%) 0 0,0%) 19 (2,3%) INH+RMP 3 (5,0%) 4 (0,6%) 0 (0,0%) 7 (0,8%) INH+RMP+EMB 6 (10,0%) 6 (1,0%) 0 (0,0%) 12 (1,5%) Polyresistentie 1 (1,7%) 1 (0,2%) 2 (1,4%) 4 (0,5%) INH+EMB 1 (1,7%) 0 (0,0%) 2 (1,4%) 3 (0,4%) RMP+EMB 0 (0,0%) 1 (0,2%) 0 (0,0%) 1 (0,1%) Totale resistentie Tegen INH 12 (20,0%) 29 (4,7%) 10 (6,8%) 51 (6,2%) Tegen RMP 9 (15,0%) 13 (2,1%) 2 (1,4%) 24 (2,9%) Tegen EMB 8 (13,3%) 8 (1,3%) 5 (3,4%) 21 (2,5%) Tegen >=1 geneesmiddel 13 (21,7%) 33 (5,3%) 15 (10,3%) 61 (7,4%) Totaal aantal antibiogram 60 [7,3%] 619 [75,0%] 146[17,7%] 825 PS. beperkt tot de gevallen voor dewelke sensibiliteit beschikbaar is voor de 2 geneesmiddelen (861 cultuur + waarvan 825 met DST (drug sensitivity testing) voor INH en RMP; 819 met DST voor INH, RMP en EMB)
R e s i s t e n t i e i n fu n c tie v a n n a ti o n a li t e it Tabel 15 toont dat resistentie tegen eerstelijnsgeneesmiddelen meer voorkwam bij de niet-Belgen dan bij de Belgen. Ook MDR-tuberculose kwam meer voor bij niet-Belgen (4,1%) dan bij Belgen (0,3%). De totale resistentie tegen INH komt ook vaker voor bij niet-Belgen (4,5% tegenover 2,4%). Tabel 15. Primaire en verworven resistentie tegen tuberculostatica bij Belgen en niet-Belgen, België 2010 Monoresistentie INH RMP EMB Multiresistentie INH+RMP INH+RMP+EMB Polyresistentie INH+EMB RMP+EMB Totale resistentie Tegen INH Tegen RMP Tegen EMB Tegen >=1 geneesmiddel Totaal aantal antibiogram
Niet Belgen 25 (5,6%) 20 (4,5%) 1 (0,2%) 4 (0,9%) 18 (4,1%) 6 (1,4%) 12 (2,7%) 2 (0,5%) 2 (0,5%) 0 (0,0%) 40 (9,0%) 19 (4,3%) 18 (4,1%) 45 (10,1%) 444 [53,8%]
21
Belgen 13 (3,4%) 9 (2,4%) 3 (0,8%) 1 (0,3%) 1 (0,3%) 1 (0,3%) 0 (0,0%) 2 (0,5%) 1 (0,3%) 1 (0,3%)
Totaal 38(4,6%) 29(3,5%) 4(0,5%) 5(0,6%) 19(2,3%) 7(0,8%) 12(1,5%) 4(0,5%) 3(0,4%) 1(0,1%)
11 (2,9%) 5 (1,3%) 3 (0,8%) 16 (4,2%) 381 [46,2%]
51(6,2%) 24(2,9%) 21(2,5%) 61(7,4%) 825
RISICOGROEPEN VOOR TUBERCULOSE Voornaamste risicobevolkingsgroepen voor tuberculose Zoals in andere Westerse landen zijn de personen met een verhoogd risico voor tuberculose ook in ons land geïdentificeerd. De risicogroepen die in het Vlaamse Gewest worden geregistreerd zijn te zien in Tabel 16a. Tabel 16a Risicogroepen voor tuberculose 2010 – Vlaamse Gemeenschap Gevangenen Asielzoeker Zonder papieren - Illegaal Immigrant uit hoog incidentieland TB Dak-en thuisloze Contact van een besmettelijke TBpatiënt Gezondheidsmedewerker Persoon werkzaam met één v/d bovenvermelde groepen Totaal aantal risicogroepen vermeld op een TB-aangifte Totaal aantal patiënten die ten minste tot één risicogroep behoren Totaal N
11 42 29 55 3
2,4% 9,1% 6,3% 11,9% 0,7%
47
10,2%
2
0,4%
2
0,4%
191 162
35,1%
461
Voor wat betreft de groep “asielzoekers” wordt er hier een onderscheid gemaakt tussen de verschillende soorten opvang waarin de asielzoeker zich bevindt: (een Lokaal Opvanginitiatief van het OCMW; een asielcentrum van Fedasil of van het Rode Kruis; of een andere soort opvang). Tabel 16b kandidaat vluchtelingen (asielzoekers) Kandidaat vluchtelingen (detail) LOI 10 23,8% andere opvang 12 28,6% asielcentrum 20 47,6% Totaal 42
22
Enkel de risicogroepen die in alle gewesten gelijkaardig geregistreerd worden én op dezelfde manier gedefinieerd zijn, kunnen met elkaar vergeleken worden. Deze zijn te vinden in tabel 16c. Tabel 16c Risicogroepen voor tuberculose * ( 2010) Vlaams Gewest
Gedetineerden Asielzoekers Illegalen Daklozen Contactpersonen van besmettelijke TB patiënten <=2 jaar Gezondheidswerkers Personnen die werken met risicogroepen (intermediairen) Aantal keer dat een risicogroep vermeld werd op de TB aangifte Totaal aantal patiënten die behoorden tot minstens één RG N totaal aantal gevallen *
Brussels Gewest
Waals Gewest
België
11 42 29 3
2,4% 9,1% 6,3% 0,7%
8 55 49 13
2,1% 14,6% 13,0% 3,4%
10 37 20 13
3,6% 13,4% 7,2% 4,7%
29 134 98 29
2,6% 12,0% 8,8% 2,6%
22
4,8%
52
13,8%
31
11,2%
105
9,4%
2
0,4%
2
0,5%
6
2,2%
10
0,9%
2
0,4%
2
0,5%
10
3,6%
14
1,3%
111 100
181 21,7%
461
155 377
127 41,1%
101
419 36,5%
277
356
31,9%
1115
Een zelfde patiënt kan tot verschillende risicogroepen behoren
Voor wat betreft de groep “contactpersoon van een besmettelijke TB-patiënt waarvan het contact niet langer dan 2 jaar geleden is”: hier ontbraken voor vele gevallen de registratie van het jaartal van het contact (20/47 zonder info over jaartal). Vandaar het verschil tussen tabel 16a en 16c. Enkel de contacten van minder dan twee jaar geleden worden meegenomen in tabel 16c.
Voornaamste risicofactor en voor het ontwikkelen van tuberculose Tabel 17 toont het aantal patiënten bij wie één of meer medische condities aangegeven werden die het relatief risico (RR) op tuberculose verhogen vergeleken met geïnfecteerde personen zonder risicofactor5. Volgens de literatuur zijn de sterkste risicofactoren voor tuberculose, AIDS (RR 170) en HIV-infectie (RR 113), gevolgd door een langdurig gebruik van hooggedoseerde corticosteroïden (RR 20-74) en chronische longaandoeningen zoals bv. silicose (RR 30). Ernstige nierinsufficiëntie verhoogt het risico op tuberculose met een factor 10 tot 25 en diabetes met 2 tot 3,6 maal. Een persoon die ondervoed is (bv. na gastrointestinale heelkunde), heeft een RR van 2 tot 3 en iemand die rookt kent een RR van 4 voor tuberculose. In het Brussels Gewest was HIV-infectie de meest voorkomende risicofactor voor tuberculose. In het Waals Gewest werd er meer melding gemaakt van chronisch alcoholisme. In het Vlaams Gewest was immunosuppressie door ziekte of medicatie de meest voorkomende risicofactor. De factoren die in het Vlaamse Gewest worden geregistreerd zijn te zien in tabel 17a.
5
Health Canada. Canadian Tuberculosis Standards, 5th Edition. 2000: 49-50 23
Tabel 17a. Risicofactoren voor de ontwikkeling van actieve tuberculose 2010 – Vlaamse Gewest HIV+ 23 5,0% Nierinsufficiëntie 6 1,3% Immunosuppressieve medicatie of ziekte 63 13,7% Pneumoconiose 1 0,2% Diabetes Mellitus 24 5,2% IV-druggebruiker 3 0,7% Chronisch alcoholisme 18 3,9% Fibrotische lesies op RX thorax 2 0,4% Maligniteit hals/nek 18 3,9% Orgaantransplantatie 2 0,4% Totaal aantal risicofactoren vermeld op aangifte 160 Totaal aantal met minstens 1 risicofactor 106 23,0% Totaal N 461 De factor “verminderde weerstand door immuunsuppressieve medicatie of ziekte” bevat zowel de mensen die door medicatiegebruik hun immuunsysteem onderdrukken als degene bij wie dat te wijten is aan een ziekte. In de andere gewesten bevat de gelijkaardige factor niet deze laatste groep personen. In tabel 17b worden de verschillende mogelijke immuunsuppressieve medicaties apart getoond. Tabel 17b. immuunsuppressieve medicatie als risicofactor Medicatie maligne aandoen 3 Medicatie systemische cortic 9 Medicatie TNF alfaremmers 3 Medicatie andere immunosuppr 4 Enkel de risicofactoren die in alle gewesten exact gelijkaardig geregistreerd worden én op exact dezelfde manier gedefinieerd zijn, kunnen met elkaar vergeleken worden, zoals in tabel 17c. Tabel 17c. Risicofactoren voor het ontwikkelen van tuberculose, België* (2010) Vlaams Brussels Waals België Gewest Gewest Gewest HIV + Pneumoconiose (silicose) Diabetesmellitus IV-druggebruik Chronisch alcoholisme Fibreuze lesies op RX thorax Totaal aantal risicofactoren vermeld op aangifte Totaal aantal gevallen met minstens 1 risicofactor N *
23 1 24 3 18 2
5,0% 0,2% 5,2% 0,7% 3,9% 0,4%
71 68
33 1 3 5 13 16
8,8% 0,3% 0,8% 1,3% 3,4% 4,2%
71 14,8%
461
66 377
10 8 6 6 22 18
3,6% 2,9% 2,2% 2,2% 7,9% 6,5%
70 17,5%
60 277
66 10 33 14 53 36
5,9% 0,9% 3,0 % 1,3% 4,8% 3,2%
212 21,7%
194
17,4%
1115
Een zelfde patiënt kan meerdere risicofactoren hebben
In een laatste tabel worden verschillende risicofactoren wel in een zelfde tabel verwerkt. Er kan echter geen vergelijking gemaakt worden van het aantal risicofactoren per geval omdat deze anders gedefinieerd zijn en omdat het aantal geregistreerde risicofactoren verschillen tussen de gewesten.
24
Trends in de tuberculoseaangiftes over de laatste decennia in België EVOLUTIE VAN DE INCIDENTIE IN BELGIË Figuur 4 toont de tuberculose-incidentie in België sinds het begin van de jaren tachtig. In het jaar 2007 dook de incidentie voor het eerst in de geschiedenis onder de 10 per 100.000, bevestigd in 2008 met 9,4/100.000 en in 2009 met 9,5. In 2010 zien we een incidentie voor België van 10,3/100.000 persoonjaren. De trend van dalende incidenties van de laatste jaren lijkt zich dus even niet verder te zetten. We kunnen hier niet spreken van een significante stijging en om conclusies te kunnen trekken zullen we de evolutie in de volgende jaren moeten afwachten. België behoort nog steeds tot de groep landen met de laagste incidenties ter wereld, vergelijkbaar met omringende buurlanden. 30
28,8 28,0 26,9
25 22,2
21,8 19,8
incidentie/100 000
20
19,2 18,0 16,1
16,6 15,8 14,9 15,1
14,6
15
13,3
13,6 13,3
12,7 11,8
12,4
12,8 12,9 12,7 11,8 10,9
11,0 10,7 9,7 9,4 9,5
10
10,3
5
0 1980
1985
1990
1995 projectie
2000
2005
2010
reele waarden
Figuur 4. Evolutie van de tuberculose-incidentie in België, 1980-2010 EVOLUTIE PER GEWEST De tuberculose-incidentie in de drie Belgische gewesten evolueerde verschillend in de laatste decennia. Figuur 5 toont hoe tuberculose in het Vlaams en het Waals Gewest sterk daalde tot in het midden van de jaren negentig waarna de degressieve tendens vertraagde. De daling bleef echter bestaan tot nu. In het Brussels Gewest daarentegen bleef de incidentie relatief stabiel vanaf het einde van de jaren tachtig en schommelt al 25 jaar rond de grens van 30/100.000. In 2010 wordt in het Vlaams Gewest een incidentie gezien van 7,4/100.000. Dit is lichtjes hoger dan in 2009 toen het laagste cijfer ooit geregistreerd werd in dit gewest. Het Brussels Gewest kende een lichte niet significante stijging van 30,5 naar 34,6/100.000. Het Waals Gewest kent met 7,9/100.000 dezelfde incidentie als het jaar ervoor.
25
/100.000
Vlaams Gewest
Waals Gewest
Brussels Gewest
60 56,8
50
52,3 48,3 44,6
40
42,6
41,1
32,1
31,1 34,5
30 23,7
2021,9
37,1 36,3 38,0 33,0
36,4
34,8
38,0 34,9
20,6
19,6
17,9 14,9
20,1 17,5 16,9
15,7 16,4
10
14,7
16,3 15,5
13,3 13,1 13,2
14,6
36,5
36,7
36,1
34,6
34,2 34,1
32,5 32,0
30,5 22,4
38,2
37,4 36,5
28,5 28,9
13,1 13,2
30,5
14,6 12,6
11,6 11,7
12,4 11,6 11,3 10,6 10,7 10,4
12,6 10,5
11,3 10,8
9,8 9,4 9,4 8,8
9,4 9,2 9,2 9,6 10,2 9,4
7,6
9,4
9
8,8
7,7 7,9 7,9
8,3 7,4 7,1 7,1 6,9 7,4
0 81
83
85
87
89
91
93
95
97
99
01
03
05
07
09
Figuur 5. Evolutie van de tuberculose-incidentie in de drie Belgische Gewesten, 1981-2010 EVOLUTIE IN DE GROOTSTEDEN Tabel 18 toont de concentratie van tuberculose in de Belgische grootsteden van 1996 tot 2010. Tabel 18. Incidentie van tuberculose in Belgische steden van meer dan 100.000 inwoners (1996 – 2010) /100.000 Brussel Luik Antwerpen* Charleroi Gent Brugge Namen Andere België
1996 37,4 22,0 18,6 14,1 22,1 15,5 15,2 9,8 13,3
1997 36,5 14,8 17,2 17,6 14,2 18,2 12,4 9,3 12,7
1998 32,5 14,8 19,1 16,2 16,5 11,2 9,5 8,6 11,8
1999 32,0 17,1 19,2 24,8 14,3 15,5 16,2 8,4 12,4
2000 38,2 17,2 26,4 21,9 18,3 14,6 12,3 8,8 12,8
2001 36,5 24,9 30,1 17,0 14,7 13,7 3,8 9,2 12,9
2002 42,6 18,4 30,1 17,9 10,2 9,4 9,5 8,0 12,7
2003 36,1 18,4 24,1 20,0 7,5 10,3 6,6 6,8 10,9
2004 34,2 16,2 31,2 19,9 11,8 6,0 4,7 7,8 11,8
2005 34,1 21,6 23,4 17,4 13,4 13,6 9,4 6,9 11,1
2006 36,7 19,8 23,2 21,4 9,9 11,9 6,5 6,4 10,7
2007 28,5 23,3 23,6 16,9 13,6 3,4 5,6 6,1 9,7
2008 28,9 27,4 24,8 15,9 13,5 13,7 7,4 5,4 9,4
2009 29,9 29,9 23,9 13,4 14,2 5,1 8,3 5,5 9,6
* Postcode 2060 inbegrepen sinds 1999.
Fguur 6 toont dat de schommelingen van de incidenties in de grote steden statistisch niet significant zijn, behalve de daling in Brussel in de jaren 2007 en 2008. Er is wel een duidelijke en verontrustende trend te zien in de stad Luik.
26
2010 34,6 35,8 23,2 17,8 15,2 12,0 6,4 5,5 10,7
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 2222222222 0000000000 0000000001 1234567890 Brussel
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
Antwerpen
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
Brugge
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
Gent
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
Charleroi
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
Luik
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890
Namen
>100k
2222222222 0000000000 0000000001 1234567890 anderen<100k
Figuur 6: Evolutie van de bruto incidentie in de Belgische grote steden, 2001-2010.
EVOLUTIE PER LEEFTIJDSGROEP Figuur 6 toont de evolutie van de tuberculose-incidentie per leeftijdsgroep van 1995 tot nu in de Belgische bevolking. Met de cijfers die we nu ter beschikking hebben zien we een lichte stijging in alle leeftijdsgroepen, behalve in de groep 65+. 30 25,9 24,6
25
0-14
25,3
15-44
45-64
65+
22,2 21,0 20,0 20
/100.000
18,0
18,3 15,9
15
14,1
14,2
13,5 11,7
12,3
14,6
12,1 13,0
12,6 11,6
10
13,3
11,6
12,7
15,5
15,2 13,9
13,2
13,0
14,6 10,4
13,5
13,2
9,9 8,7
10,4
12,0
11,1
9,8
11,8
13,8 13,1
10,8
11,3
11,2
8,3
8,5
3,6
4,0
2009
2010
10,4 7,8
7,7
5 4,8 3,8
3,7
4,4
3,6
4,0
1999
2000
4,2
4,0
3,9
3,9
4,1
3,5
3,7
2006
2007
2,9
0 1995
1996
1997
1998
2001
2002
2003
2004
2005
2008
Figuur 6. Evolutie van de leeftijdsdistributie van de tuberculose in België, 1995-2010
27
EVOLUTIE VOLGENS NATIONALITEIT Evolutie van de bruto tuberculose -incidentie van 1986-2010 Figuur 7 toont hoe de tuberculose-incidentie in ons land een verschillende evolutie doormaakte bij Belgen en niet-Belgen. Het is de combinatie van deze evoluties die de bruto tuberculose-incidentie in ons land bepaalt. Wat de laatste jaren erg opvalt is de sterke daling bij de niet-Belgen.
Belgen Bij Belgen bleef de incidentie dalen van 16,2/100.000 in 1986 tot een record laagte van 5,2/100.00 in 2010.
Niet-Belgen Bij niet-Belgen bleef de incidentie gestaag toenemen vanaf eind jaren ‟90 tot 78,1/100.000 in 2002. Vanaf 2003 echter, wordt er een sterke daling vastgesteld tot in 2009 (51,1). In 2010 is er een stijging tot 57,6/100.000. De incidentie bij niet-Belgen dient met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden aangezien recent binnengekomen niet-Belgen (zoals asielzoekers of illegalen) niet in de bevolkingscijfers van het betrokken jaar opgenomen zijn. Dat leidt tot een onderschatting van de noemer in de berekening van deze tuberculose-incidentie, en dus tot een overschatting van de incidentie.
/100.000 Belgen et totaal
/100.000 niet Belgen
25
85 Belgen
Totaal
niet-Belgen
75
65
20
55
45 15 35
25 10
15
5
5 1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
-5 2010
Figuur 7. Evolutie van de tuberculose-incidentie bij Belgen en niet-Belgen, 1986-2010 CAVE: de incidenties voor Belgen en niet-Belgen zijn op een verschillende schaal gezet in dezelfde grafiek.
28
Evolutie van de gestandaardiseerde incidentie per nationaliteit en per g ewest van 2001-2010 De grafieken in figuur 8a, b en c geven de bruto-incidenties weer, evenals de incidenties gestandaardiseerd voor leeftijd en geslacht6 na stratificatie per nationaliteit en gewest. Enkel de gestandaardiseerde incidenties laten vergelijkingen toe in tijd en ruimte; in de grafieken worden ze voorgesteld met hun 95% betrouwbaarheidsinterval. Gedurende deze periode (2001-2010) daalt de incidentie bij Belgen in het Vlaams Gewest en het Waals Gewest significant, in het Brusselse Gewest daarentegen is de variabiliteit van het ene jaar ten opzichte van het andere jaar niet significant (figuur 8a).
20 18 16
/100.000
14 12 10 8 6 4 2
R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
BLBI 95%
7,4
6,0
4,4
5,7
5,4
4,9
4,7
4,7
4,7
4,7
18,7 19,0 16,6 13,8 18,0 14,8 16,6 20,4 18,9 16,2
8,9
8,8
7,6
7,7
6,6
7,8
7,2
5,9
5,7
5,6
OLBI 95%
6,0
4,8
3,4
4,5
4,3
3,8
3,7
3,6
3,7
3,7
12,7 13,0 11,1 8,8
12,2 9,6 11,1 14,2 13,1 10,8
6,9
6,8
5,7
5,8
4,9
5,9
5,4
4,3
4,1
4,0
indir std
6,7
5,4
3,9
5,1
4,8
4,3
4,2
4,1
4,2
4,2
15,5 15,8 13,6 11,1 14,9 12,0 13,6 17,1 15,8 13,3
7,8
7,8
6,6
6,7
5,7
6,8
6,2
5,0
4,9
4,8
brut
6,6
5,4
3,9
5,2
4,9
4,5
4,3
4,3
4,4
4,4
15,4 15,6 13,4 10,9 14,6 11,7 13,2 16,6 15,3 12,9
7,6
7,5
6,5
6,6
5,6
6,7
6,1
5,0
4,8
4,7
PDS 11/2011
Figuur 8a. Evolutie van de tuberculose-incidentie per gewest van 2001-2010 bij Belgen, na indirecte standaardisatie voor leeftijd en geslacht7 R1= Vlaams Gewest, R2=Brussels Gewest, R3= Waals Gewest De incidentie bij niet-Belgen in het Waals Gewest verschilde niet significant van 2001 tot 2010. In het Vlaams Gewest kan er vanaf 2007 een significant lagere incidentie worden vastgesteld vergeleken met de periode 2001-2005. De lichte stijging in incidentie tussen 2009 en 2010 is echter niet significant. Er is een significante daling van de incidentie bij niet-Belgen in het Brussels Gewest geweest in 2007-20082009 ten opzichte van 2001-2006. De incidentie stijgt terug in 2010 en deze stijging is significant. 130 120 110 100
/100.000
90 80 70 60 50 40 30 20
R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
BLBI 95%
89,1 102,6 91,2 104,3 83,3 68,6 62,0 59,5 50,9 56,7
99,5 124,3 107,1 107,0 96,4 112,7 75,7 66,8 71,9 91,5
51,9 41,2 48,6 47,8 52,3 41,2 45,6 44,8 48,5 49,3
OLBI 95%
68,4 80,0 70,1 81,9 63,6 51,4 46,1 44,5 37,5 42,8
77,1 99,0 83,7 83,7 74,3 89,1 56,9 49,5 54,4 72,1
36,6 27,5 33,6 32,9 36,6 27,4 31,1 30,6 33,7 34,6
indir std
78,3 90,8 80,1 92,6 72,9 59,5 53,6 51,6 43,8 49,4
87,7 111,1 94,9 94,8 84,8 100,4 65,8 57,7 62,7 81,4
43,7 33,9 40,6 39,9 44,0 33,8 37,8 37,2 40,6 41,4
brut
80,8 93,0 81,9 94,3 74,0 60,5 54,6 52,8 45,0 50,8
92,9 117,3 99,9 99,4 88,6 104,9 68,8 60,3 65,7 85,3
41,8 32,1 38,2 37,3 40,9 31,4 35,0 34,5 37,5 38,3
PDES 11/2011
Figuur 8b. Evolutie van de tuberculose-incidentie per gewest van 2001-2010 bij niet-Belgen,na indirecte standaardisatie voor leeftijd en geslacht R1= Vlaams Gewest, R2=Brussels Gewest, R3= Waals Gewest Volgens de indirecte methode BL: bovenste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval; OL: onderste limiet van het 95% betrouwbaarheidsinterval, berekeningsmethode: Kahn 6
7
29
Indien we bij de niet-Belgen de asielzoekers en mensen zonder papieren uitsluiten dan zien we in het Vlaams en Waals Gewest geen significant verschil tussen 2009 en 2010. In Brussel echter wordt de significante daling van 2007-2008 gevolgd door een stijging die significant is ten opzichte van 2008. 100 90 80
/100.000
70 60 50 40 30 20 10
R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 R1 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 R2 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 R3 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
BLBI 95%
54,9 68,6 57,2 72,8 56,1 41,4 41,1 41,4 34,2 38,5
73,3 96,9 75,1 72,0 77,6 76,3 47,7 38,2 51,3 60,2
29,0 22,7 26,8 28,8 29,7 28,2 26,4 32,5 36,9 28,1
OLBI 95%
38,8 50,3 40,7 54,2 40,1 28,2 28,3 28,9 23,3 27,1
54,1 74,4 55,4 52,9 57,8 56,9 32,9 25,3 36,5 44,5
18,0 12,9 16,0 17,6 18,2 17,1 15,8 20,7 24,3 17,3
indir std
46,3 58,9 48,4 63,0 47,6 34,3 34,2 34,7 28,3 32,4
63,1 85,1 64,7 61,9 67,1 66,1 39,8 31,3 43,4 51,9
23,0 17,3 20,9 22,7 23,5 22,2 20,6 26,1 30,1 22,2
brut
47,3 60,0 49,2 63,8 48,1 34,7 34,7 35,3 28,8 33,0
65,5 88,1 66,9 63,8 69,0 68,0 40,9 32,2 44,8 53,5
22,3 16,7 20,1 21,7 22,4 21,1 19,6 24,8 28,6 21,1
PDES 11/2011
Figuur 8c. Evolutie van de tuberculose-incidentie per gewest van 2001-2010 bij niet-Belgen, asielzoekers uitgesloten R1= Vlaams Gewest, R2=Brussels Gewest, R3= Waals Gewest
30
Behandelingsresultaten van de patiëntencohort van 2009 Informatie over de resultaten van de behandeling kan vaak pas na lange tijd verkregen worden voornamelijk omdat de behandelingsduur verschilt van patiënt tot patiënt met een minimum van zes maanden. In de groep patiënten (1.020) van het tuberculoseregister van 2009 bevonden zich 617 gevallen die in aanmerking komen voor het cohort, na exclusie van de 26 “herroepen diagnoses” en cultuurpositieve maar niet-pulmonale tuberculoses (n=377). Dertien (13) patiënten waren nog in behandeling op het einde van het registerjaar en kunnen niet meegeteld worden. Van 22 patiënten kon geen behandelingsresultaat bekomen worden. Dit zijn er wat meer dan in 2009. De behandelingsresultaten zijn beschikbaar voor een cohort van 604 (97,9%) patiënten van 2009. Tabel 19 toont een overzicht van de resultaten van de behandeling bij deze patiënten per gewest. Tabel 19. Behandelingsresultaten van patiënten-cohort 2009 met cultuur-positieve longtuberculose per gewest
Positief behandelingsresultaat (totaal) Genezing bacteriologisch bevestigd Voltooide behandeling zonder bacteriologische bevestiging van genezing Mortaliteit (totaal) Overleden vóór het begin van de behandeling Overleden aan tuberculose vóór het einde van de behandeling Overleden aan een andere oorzaak vóór het einde van de behandeling Therapiefalen (cultuur nog of opnieuw positief na 5 maanden therapie) Behandeling afgebroken (totaal) Behandeling onderbroken voor meer dan twee maanden Uit het oog verloren vóór het einde van de behandeling België verlaten vóór het einde van de behandeling Therapieontrouw Therapie weigering Behandeling afgebroken, ongekende reden Geen behandelingsresultaat bekomen Totaal beschikbare behandelingsresultaten Nog steeds onder behandeling op het einde van registerjaar Totaal op te volgen Pulmonaal cultuur negatief Niet Pulmonaal Herziene diagnoses (geen TBC) Zowel pulmonaal als niet-pulmonaal * Totaal cohort 2009
Vlaams Gewest n %
Brussels Gewest n %
Waals Gewest n %
n
199
83,6%
127
68,6%
131
72,4%
457
75,7%
6
2,5%
34
8,4%
46
25,4%
86
14,2%
193
81,1%
93
50,3%
85
7,0%
371
61,4%
23
9,7%
9
4,9%
24
13,3%
56
9,3%
3
1,3%
1
0,5%
7
3,9%
11
1,8%
9
3,8%
2
1,1%
10
5,5%
21
3,5%
11
4,6%
6
3,2%
7
3,9%
24
4,0%
0
0,0%
0
0
0,0%
0,0%
België %
0
0,0%
14
5,9%
40
21,6%
15
8,3%
69
11,4%
0
0,0%
1
0,5%
0
0,0%
1
0,2%
6
2,5%
31
16,8%
12
6,6%
49
8,1%
6
2,5%
6
3,2%
2
1,1%
14
2,3%
1
0,4%
1
0,5%
1
0,6%
3
0,5%
0
0,0%
1
0,5%
0
0,0%
1
0,2%
1
0,4%
0
0,0%
0
0,0%
1
0,2%
2
0,8%
9
4,9%
11
6,1%
22
3,6%
238
185
181
604
1
6
6
13
239
191
187
617
56
26
21
103
125
86
63
274
6
17
3
26
426
320
274
1020
* Herziene gevallen bevatten zowel pulmonale als niet-pulmonale gevallen.
31
De eerste twee categorieën beschrijven de patiënten met een positief behandelingsresultaat: in totaal werden 457 (75,7%) personen uit de patiëntencohort van 2009 als genezen geregistreerd (versus 77,6% in de cohorte 2008). Bij slechts 86 (14,2%) van hen kon die genezing bacteriologisch bevestigd worden ten opzichte van 20,5% het jaar ervoor. De succesrate is het hoogst in het Vlaams (83,6 %) en het laagst in het Brussels (68,6%) Gewest. Het jaar ervoor hadden alle gewesten gelijkaardige succesrates. De mortaliteitsgraad van tuberculosepatiënten daalde sterk in alle gewesten in het cohort 2008 maar voor het cohort 2009 zijn er weinig schommelingen met een lichte stijging tot 9,3%. De mortaliteit in Brussel is nog steeds duidelijk lager dan die in de andere gewesten. Mogelijk is dat te wijten aan het interregionaal verschil in patiëntenpopulatie: terwijl in het Brussels Gewest meer niet-Belgen aan tuberculose lijden, waren de meeste patiënten in het Waals en Vlaams Gewest Belgen. De tuberculose bij Belgen treft vooral de oudere leeftijdsgroepen waar de mortaliteitsgraad hoger ligt. TBC-patiënten in de oudere leeftijdsgroepen overlijden vaker aan andere oorzaken dan TBC vóór het einde van de behandeling. De mortaliteitsgraad in Brussel is slechts 4,9%. In cohort 2009 faalde er voor het derde jaar op rij geen enkele patient (0%) die de behandeling volledig afmaakte, omdat therapeutische schema‟s in ons land systematisch aangepast worden aan het antibiogram en de gevoeligheid. Van 11,4% van de patiënten (n=69) werd de behandeling vroegtijdig afgebroken wat vergelijkbaar is met het jaar ervoor maar beter is dan in 2005 toen het percentage hier nog 16,4 bedroeg. Meer dan twee derde van deze patiënten (71%) werd uit het oog verloren vóór het einde van de behandeling. De proportie van vroegtijdig afgebroken behandelingen is het hoogst in het Brussels Gewest. Er is geen informatie ontvangen over 22 personen van het cohort 2009 (3,6%).
Ook per nationaliteit waren de behandelingsresultaten beschikbaar voor de 604 patiënten uit het tuberculosecohort van 2009 (tabel 20). De positieve behandelingsresultaten (genezen en voltooide behandeling samen) waren ook in 2009 weer gelijkaardig voor de Belgische patiënten (75,7%) en voor de niet-Belgische (75,6%). Dat het genezingscijfer bij Belgen niet hoger ligt is te wijten aan de hoge mortaliteitsgraad (13,8% versus 3,9 % bij allochtonen) waaronder vooral de niet-tuberculosegerelateerde mortaliteit (6,5%) en de mortaliteit voor de behandeling beëindigd is (4,9%). Het percentage niet-Belgen dat de behandeling vroegtijdig afbreekt (17,6%), is meer dan het dubbele vergeleken met de Belgen (6,2%), vooral omdat ze uit het oog verloren zijn (12,2%) of omdat ze België verlieten vóór het einde van de behandeling (4,7%).
32
Tabel 20. Behandelingsresultaten van patiëntencohort 2009 met cultuur positieve longtuberculose, bij Bel-
gen en niet-Belgen
Positief behandelingsresultaat (totaal) Genezing bacteriologisch bevestigd Voltooide behandeling zonder bacteriologische bevestiging van genezing Mortaliteit (totaal) Overleden vóór het begin van de behandeling Overleden aan tuberculose vóór het einde van de behandeling Overleden aan een andere oorzaak vóór het einde van de behandeling Therapiefalen (totaal) Behandeling afgebroken Behandeling onderbroken voor meer dan twee maanden Uit het oog verloren vóór het einde van de behandeling België verlaten vóór het einde van de behandeling Therapieontrouw Therapie weigering Behandeling afgebroken, ongekende reden Geen behandelingsresultaat bekomen Totaal beschikbare behandelingsresultaten Totaal op te volgen Nog onder behandeling op einde registerjaar Pulmonaal cultuur negatief Niet pulmonaal Herziene diagnoses Totaal cohort 2009
33
N 246 51
BELGEN % 75,7% 15,7%
NIET-BELGEN N % 211 75,6% 35 12,5%
195
60,0%
176
63,1%
45
13,8%
11
3,9%
8
2,5%
3
1,1%
16
4,9%
5
1,8%
21
6,5%
3
1,1%
0 20
0,0% 6,2%
0
0
0,0% 49
17,6%
0,0%
1
0,4%
15
4,6%
34
12,2%
1
0,3%
13
4,7%
3 1
0,9% 0,3%
0 0
0,0% 0,0%
0
0,0%
1
0,4%
14
4,3%
8
2,9%
325
279
330
287
5
8
54 125 15 524
49 149 11 496
Besluit en vooruitzichten De incidentie van tuberculose was in 2010 in België 10,3/100.000. Dit is een lichte niet significante stijging ten opzichte van 2009. België blijft hiermee tot de landen behoren met de “laagste incidenties” in de wereld. Toch heeft het land hiermee een hogere incidentie dan onze naaste buurlanden. (Frankrijk: 5,9; Nederland 6,5; Duitsland 5,3; Luxemburg 5,8) volgens het laatste “Surveillance en Monitoring in Europe 2011” rapport van het European Centre for Disease Prevention and Control. Een stijging mag niet als verrassing komen omdat we zelf al enige jaren waarschuwen voor de effecten van de economische crisis en toegenomen armoede op het voorkomen van tuberculose8. Armoede en sociale exclusie zijn zowel directe als indirecte factoren die de ontwikkeling van tuberculose sterk bevorderen. De Wereldgezondheidsorganisatie vraagt lidstaten dringend om meer aandacht te schenken aan de “Sociale Determinanten” van tuberculose, als een nieuwe focus om de epidemie onder controle te krijgen9. Zolang we armoede en sociale ongelijkheid niet drastisch aanpakken zal de ziekte niet verdwijnen en zal ze de algemene volksgezondheid blijven aantasten. Verschillende studies zijn het erover eens dat met een bio-medische aanpak alleen we er niet zullen komen. 10 11 12. Gezien de aanhoudende crisis en zijn impact op het voorkomen van de ziekte is het zeker niet aangewezen om te besparen op tuberculoseprogramma‟s, integendeel, een extra inspanning om verder te moderniseren en klaar te zijn voor wat komt is nodig. Brussel Het is voornamelijk in Brussel dat we een stijging zien in 2010 tot een incidentie van 34,6/100.000. Dit is in lijn met het armoederapport 2011 dat besluit: “de sterke bevolkingsstijging in Brussel gaat gepaard met een stijging van het aantal personen dat in armoede leeft in het Gewest en dit uit zich zowel op vlak van inkomens, tewerkstelling, huisvesting, scholingsgraad en gezondheid” en verder “dat mensen in Brussel niet beschermd zijn tegen armoede” en “dat de sociale ongelijkheid in het gewest toeneemt”. De incidentie bij kinderen onder de 4 jaar is een indirecte indicator voor het bestaan van recente besmettingen. Deze incidentie bij de allerjongsten is veel hoger in Brussel dan in de andere gewesten, zowel voor Belgen als niet-Belgen. Elk geval van de ziekte bij een jong kind kan aanzien worden als een falen van de preventieve programma‟s. Daarnaast hebben studies met DNA-fingerpinting technieken reeds eerder aangetoond dat er wel degelijk “ongoing transmissions” zijn in Brussel13. Bij de niet-Belgen in Brussel is er een (marginaal) significante stijging van de incidentie te zien ten opzichte van 2009. Als we asielzoekers niet meerekenen in de groep niet-Belgen is er wel nog een stijging maar is deze niet significant meer. Ook de incidentie bij Belgen is in Brussel bijna 3 maal hoger dan in de andere gewesten. Hoewel 74% van de gevallen in Brussel voorkomt bij niet-Belgen is maar 27,6% toe te wijzen aan asielzoekers of mensen zonder de juiste papieren. 72,4% komt voor bij mensen die niet tot deze bevolkingsgroepen behoren. We kunnen stellen dat de incidentie in Brussel de laatste 25 jaar eigenlijk niet echt gewijzigd is. Zo‟n hoge incidenties zijn nog moeilijk aanvaardbaar voor een rijk land of voor de hoofdstad van Europa. Brussel heeft na Londen en Birmingham de de hoogste incidentie van alle grote steden in West Europa. De splitsingsdrang heeft als gevolg gehad dat de institutionele situatie in Brussel zo complex is dat er op dit moment niet minder dan 6 verschillende ministeries iets over het onderwerp tuberculose te zeggen hebben. Het is ook sinds die versnippering van bevoegdheden dat de incidenties niet meer gedaald zijn. We willen een zéér urgente oproep doen aan álle overheden om een consistent en coherent strategisch plan tuberculose voor onze hoofdstad te implementeren en te subsidiëren. Aangezien de Mycobacterium tuberculosis 8
Register Tuberculose 2008 en Register Tuberculos 2009 – VRGT/FARES World Conference on Social Determinants of Health: Rio Political Declaration on Social Determinants of Health, Rio de Janeiro, Brazil, 21 October 2011 - World Health Organisation 2011 10 Semenza JC. Strategies to intervene on social determinants of infectious diseases. Euro Surveill. 2010;15(27):pii=19611 11 Suk J, Manissero D, Buscher G, Semenza JC. Wealth inequality and tuberculosis elimination in Europe. Emerg Infect Dis. 2009; 15(11):1812-14. 12 Álvarez JL, Kunst AE, Leinsalu M, Bopp M, Strand BH, Menvielle G, Lundberg O, Martikainen P, Deboosere P, Kalediene R, Artnik B, Mackenbach JP, Richardus JH. Educational inequalities in tuberculosis mortality in sixteen European populations.Int J Tuberc Lung Dis 2011 Nov;15(11):1461-7, i 13 Allix Béguec C Supply P Wanlin M et al. Standardized PCR-based molecular epidemiology of tuberculosis. Eur Resp J 2008; 31:1077-184 9
34
geen grenzen kent, beïnvloedt de situatie in Brussel ook de rest van het land. Het is dus een zaak van iedereen. Grootstedelijke problematiek Dat tuberculose in landen als het onze een grootstedenproblematiek wordt, werd al eerder beschreven. In Antwerpen blijven de cijfers wel stabiel maar zijn het hoogst van heel het Vlaams Gewest. Dat de armste wijken er de hoogste incidenties dragen is sprekend. De werkgroep van het ECDC rond grootsedelijke tuberculose in lage incidentielanden stelt dat sommige interventies in grote steden wel nog kosten-efficiënt zijn waar ze dat buiten de steden niet meer zijn. Dit is zeer waarschijnlijk ook in Antwerpen geldig. De gestage stijging in de laatste jaren in Luik is zeker in het oog te houden en zou verder onderzocht moeten worden. De incidentie was er in 2010 voor het eerst hoger dan in Brussel en stijgt al 5 jaar op rij. Hier zijn extra inspanningen nodig om de tendens om te keren. Het op peil houden van het budget voor preventie is een eerste en essentiële vereiste ! Overleg met andere grootsteden in vergelijkbare landen is sterk aangewezen om nieuwe invalshoeken en strategieën uit te wisselen en te vergelijken. Investeren in DNA-fingerprinting surveillance is bvb. een zeer nuttig instrument gebleken in andere landen14. Hierdoor kunnen de wijze van transmissie en de haarden van besmetting beter in kaart gebracht worden om zo preventieve acties beter en kosten-efficiënter toe te spitsen op hoge incidentie gebieden en groepen in de stad. Risicogroepen Binnen de steden zijn er epidemiologisch de bekende risicogroepen te onderscheiden: kansarmen, IVdruggebruikers, daklozen, gedetineerden, nieuwkomers met of zonder papieren of asielaanvraag. De proportie gevallen binnen het penitentiair systeem blijft relatief stabiel en in 2010 was deze 2,6%. Het blijft belangrijk om hier vroege diagnostiek en screening gevolgd door effectieve behandeling toe te passen. Er moet echter ook werk gemaakt worden van de sociale determinanten binnen de gevangenispopulatie: een oplossing voor de overbevolking en een modernisering van de huisvesting. Alternatieve strategieën om de moeilijker te bereiken doelgroepen zoals daklozen en druggebruikers toch te bereiken moeten verder onderzocht worden. Voorbeelden uit andere grootsteden kunnen hier zeker van nut zijn. De factor migratie Ongeveer de helft van de gevallen in België wordt gezien in de niet-Belgische bevolking. Toch zijn in België slechts 12 % van alle gevallen asielzoeker en 8,8 % komt voor bij mensen die niet de juiste papieren hebben. Daartegenover staat dus dat de overgrote meerderheid, nl.79,2% van de gevallen niet uit deze doelgroepen komt. Een studie in Nederland bij actief en passief ontdekte gevallen bij migranten toont aan dat de gevallen die gevonden werden door actieve screening minder vaak sputum positief waren, minder ziekenhuisopnames nodig hadden, kortere symptomatische periodes hadden en dus minder besmettelijk waren en minder transmissie veroorzaakten15. De in ons land reeds bestaande actieve screeningsprogramma‟s voor deze doelgroep hebben dus wel degelijk zin. Het wordt sterk geadviseerd om deze onverminderd verder te zetten ! Hiervoor moeten ook door de verschillende verantwoordelijke overheden voldoende fondsen beschikbaar gesteld worden. De binnenkomstscreening op de Dienst Vreemdelingenzaken door Fedasil moet geoptimaliseerd worden. Dit is namelijk de eerste filter. Daarnaast is echter ook wetenschappelijk aangetoond dat tuberculose bij migranten hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door een reactivatie van een latente infectie opgelopen in het hoog-incidentie land van herkomst16 17. De huidige screenings-aanpak zou aangevuld moeten worden met aandacht voor de sociale determinanten die reactivatie van een latente infectie bevorderen. Deze zijn grotendeels hetzelfde als voor een 14 de Vries G, van Hest RA, Burdo CC, van Soolingen D, Richardus JH. A Mycobacterium tuberculosis cluster demonstrating the use of genotyping in urban
tuberculosis control. BMC Infect Dis. 2009 Sep 8;9:151. 15 Verver S, Bwire R, Borgdorff MW. Screening for pulmonary tuberculosis among immigrants: estimated effect on severity of disease and duration of infectiousness. Int J Tuberc Lung Dis 2001;5:419-25. 16 Geng E, Kreiswirth B, Driver C, Li J, Burzynski J, DellaLatta P, LaPaz A, Schluger NW Changes in the transmission of tuberculosis in New York City from 1990 to 1999. N Engl J Med. 2002 May 9;346(19):1453-8 17 Allix Béguec C Supply P Wanlin M et al. Standardized PCR-based molecular epidemiology of tuberculosis. Eur Resp J 2008; 31:1077-184
35
niet-migranten populatie: slechte levensomstandigheden, slechte woonomstandigheden, overbevolkte behuizing, beperkte mogelijkheden om een inkomen te verwerven, relatief lagere inkomens, beperkte toegang tot onderwijs specifiek hoger onderwijs, multipele stress factoren die de immuniteit verzwakken: migratie stress, stress door wijziging van het voedingspatroon, klimaat stress, racisme stress, stress vanwege papieren, … Zonder werk te maken van deze structurele determinanten blijven we met actieve screening achter de feiten aanlopen. Door een verbetering van de bovenvermelde factoren zullen effectiever gevallen van tuberculose voorkomen kunnen worden18. Voor de aparte groep binnen de migrerende bevolking, namelijk de mensen die niet de juiste papieren hebben zijn er internationaal stricte aanbevelingen geformuleerd door experts van de International Union Against Tuberculosis and Lung Disease: “1) gezondheisautoriteiten en gezondheidswerkers moeten makkelijke toegang verzekeren tot laagdrempelige faciliteiten waar mensen terecht kunnen voor diagnose en behandeling zonder hun naam te moeten vermelden of zonder angst om aangegeven of gedeporteerd te worden 2) elk land moet er voor zorgen dat geen enkele tuberculosepatiënt gedeporteerd wordt voor het volledig beëindigen van de behandeling 3) informatievoorziening moet georganiseerd worden voor mensen zonder papieren, over tuberculose en met de nadruk op het feit dat diagnose en behandeling gratis zou moeten zijn en volledig onafhankelijk van de migratie-status.” 19 Multiresistentie Het aantal en de proportie multidrugresistente gevallen is voorlopig nog steeds vrij laag en stabiel. Het is sterk aangewezen om de extra aandacht en middelen die naar deze mensen gaat via het BELTA-TBnet project zeker te bewaren. Een meer zorgwekkende evolutie is dat de ernst van de resistentie toeneemt zodat voor sommige patiënten nog erg weinig werkende antibiotica overblijven. Na eerdere waarschuwingen bestaat er in dit land nog steeds geen moderne manier om deze patiënten langdurig te hospitaliseren in menselijke omstandigheden. We denken hier aan moderne, tertiaire behandelcentra naar voorbeeld van bvb. de Nederlandse sanatoria. Contactonderzoek Een relatief groot percentage van actieve gevallen wordt vroegtijdig ontdekt door contactonderzoek rond een besmettelijke geval. Vroegtijdig ontdekte gevallen hebben nog niet de kans gehad om (veel) besmettingen te veroorzaken. Hierdoor worden extra zieken voorkomen en een enorme behandelingskost uitgespaard. Dit komt bovenop het aantal latente infecties die hierdoor ook ontdekt worden en het aantal zieken die men kan voorkomen door deze preventief te behandelen. Contact- (en brononderzoek) voor tuberculose blijft één van de meest efficiënte en kosten-efficiënte interventies. In dat opzicht verdienen alle gespecialiseerde teams die dit contactonderzoek uitvoeren extra ondersteuning en waardering. Een betere personeelsbezetting is nodig en zal tot een grote ziektewinst leiden. Curatieve sector / Eerste lijnsgezondheidszorg Gezien het relatief zeldzaam zijn van de ziekte bestaat het gevaar dat de expertise over de ziekte vermindert. Het overgrote deel van alle gevallen wordt nog steeds ontdekt doordat ze met klachten bij de medische sector terecht komen. Het op punt houden van de kennis over de ziekte via vorming en opleiding en de continue waakzaamheid zijn belangrijke aandachtspunten. Het delen van de expertise met de ons omringende landen wordt belangrijk om een grotere pool van ervaring en expertise te creeëren. Treatment Outcome Monitoring (behandelingsresultaten) Er zijn weinig wijzigingen te vinden in de resultaten van het cohort behandelde patiënten. Het percentage patiënten dat met succes een behandeling voltooid is vrij stabiel over de jaren en was 75,7% in 2010. Dit is nog steeds onder het Europese streefcijfer van 85%. Er zijn echter slechts enkele landen die deze doelstelling halen. Therapiesupervisie, medicatie onder toezicht en het intensief opvolgen van patiënten is essentieel om een goed behandelingsresultaat te bekomen bij de moeilijke doelgroepen. Dit is een zéér arbeidsintensieve strategie waar voldoende fondsen voor nodig zijn. Deze zogenaamde DOTS-strategie wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie beschreven als “de meest kosten-efficiënte interventie ooit geïmplementeerd binnen volksgezondheid wereldwijd”. De snelle en volledige genezing van actieve gevallen voorkomt dat er 18
Álvarez JL, Kunst AE, Leinsalu M, Bopp M, Strand BH, Menvielle G, Lundberg O, Martikainen P, Deboosere P, Kalediene R, Artnik B, Mackenbach JP, Richardus JH. Educational inequalities in tuberculosis mortality in sixteen European populations.Int J Tuberc Lung Dis 2011 Nov;15(11):1461-7, i 19
Heldal E, Kuyvenhoven JV, Wares F, Migliori GB, Ditiu L, Fernandez de la Hoz K, Garcia D Diagnosis and treatment of tuberculosis in undocumented migrants in low- or intermediate-incidence countries. Int J Tuberc Lung Dis. 2008 Aug;12(8):878-88
36
een herval van de ziekte ontstaat, met besmetting van anderen en bijkomende behandelingskosten20. Een goede en volledige behandeling voorkomt ook het ontstaan van resistente gevallen, die zeer duur zijn om te behandelen. Extra ruimte en gespecialiseerd personeel zijn hiervoor nodig in de meest getroffen gebieden in ons land. Het relatief hoge aantal gevallen in de groep “uit het oog verloren voor het einde van de behandeling” en de groep “België verlaten voor het einde van de behandeling” toont de nood aan voor een stabiele verblijfsstatus gedurende de behandeling en het verbod op deportatie van mensen onder behandeling. Zoals de hierboven beschreven internationale aanbevelingen vermelden. Voortgezette ondersteuning van preventieve programma’s en politiek engagement. Nog deze maand waarschuwde de directeur van het ECDC, Marc Sprenger, op Wereld tuberulose dag in het Europees Parlement voor ongepast optimisme in lage incidentielanden. Het besparen op tuberculose activiteiten noemde hij een “valse economische maatregel”. Besparingen zullen leiden tot het laattijdig of niet ontdekken van besmettelijke gevallen wat zal resulteren in een snelle uitbarsting van de epidemie, zeker in het kader van multiresistentie. Het voorbeeld van New York is internationaal goed gekend. Hier werden tuberculoseprogramma‟s in de jaren 80 en 90 afgebouwd en stopgezet met een zeer snelle opflakkering van de epidemie als gevolg. Uiteindelijk kostte het veel meer om die epidemie weer onder controle te krijgen dan dat er bespaard werd door de programma‟s stop te zetten. Een studie van de Metropolitan TB network, waar VRGT en FARES deel van uitmaken, toont aan dat steden zoals Londen, Parijs, Copenhagen en Brussel 3 maal hogere incidenties hebben dan het nationale cijfer. Sprenger waarschuwt dat “ het beeld in lage incidentielanden niet zo goed is als dat het lijkt te zijn”. De ziekte concentreert zich in de grootsteden in zeer specifieke en moeilijke bevolkingsgroepen. De druk op regeringen is groot om te besparen en de verleiding wordt groot om dit te doen in het domein van de tuberculose, een ziekte die als relatief zeldzaam zou kunnen beschouwd worden. Het wordt echter sterk aangeraden om dit niet te doen gezien het een “valse” besparing zal zijn. De grootste uitdaging in de volgende jaren wordt de financiering van de strijd tegen tuberculose door de regio‟s en gemeenschappen. http://ecdc.europa.eu/en/press/news/Lists/News/ECDC_DispForm.aspx?List=32e43ee8%2De230%2D4424%2Da783 %2D85742124029a&ID=588&RootFolder=%2Fen%2Fpress%2Fnews%2FLists%2FNews
20
Onozaki I, Raviglione M. Stopping tuberculosis in the 21st century: Goals and Strategies. Respirology 2010 Jan 15(1):32-42
37
Bijlage 1 BESCHIKBAARHEID VAN DE GEGEVENS OVER DE VOORGESCHIEDENIS VAN DE TUBERCULOSE, PER GEWEST EN NATIONALITEIT, 2010 Voorgeschiedenis Belgen
NietBelgen
Totaal
+
+ ? N + ? N + ? N
Vlaanderen
Brussel
Wallonië
8,1% 70,9%
1,0% 77,6%
6,7% 77,3%
6,3% 74,1%
20,9%
21,4%
16,0%
19,6%
258 9,4% 64,0%
98 9,0% 78,5%
26,6%
12,5%
203 8,7% 67,9%
279 6,9% 78,2%
23,4%
14,9%
461
377
38
150 8,7% 70,9%
20,5% 127 7,6% 74,4%
18,1% 277
België
506 9,0% 72,1%
18,9% 609 7,8% 73,0%
19,2% 1115
Bijlage 2a TUBERCULOSE-INCIDENTIE PER LEEFTIJD EN GEWEST BIJ BELGEN, 2010 België 0-14 jaar 15-29 jaar 30-44 jaar 45-59 jaar 60-74 jaar >=75 jaar Vlaams Gewest 0-14 jaar 15-29 jaar 30-44 jaar 45-59 jaar 60-74 jaar >=75 jaar Brussel Gewest 0-14 jaar 15-29 jaar 30-44 jaar 45-59 jaar 60-74 jaar >=75 jaar Waals Gewest 0-14 jaar 15-29 jaar 30-44 jaar 45-59 jaar 60-74 jaar >=75 jaar
IDR brut 1,0 (.-;.-) 1,3 (0,9;1,9) 2,1 (1,4;3,0) 2,1 (1,5;3,0) 2,6 (1,8;3,7) 3,5 (2,4;5,1) IDR brut
mIDR (*) 1,0 (.-;.-) 1,3 (0,9;1,9) 2,1 (1,5;2,9) 2,1 (1,5;3,0) 2,6 (1,8;3,7) 3,8 (2,7;5,5) mIDR (*)
/100.000 (IC95%) 2,7 (1,9;3,6) 3,4 (2,6;4,4) 5,5 (4,5;6,6) 5,6 (4,6;6,7) 6,8 (5,5;8,3) 9,2 (7,3;11,4) /100.000 (IC95%)
N 45 /1.688.663 61 /1.780.897 105 /1.917.664 115 /2.066.195 98 /1.437.007 82 /891.813 N
1,0 (.-;.-) 2,0 (1,0;4,2) 3,1 (1,7;6,2) 3,0 (1,6;6,0) 4,7 (2,6;9,4) 7,4 (4,0;14,8) IDR brut
1,0 (.-;.-) 2,0 (1,0;3,8) 3,1 (1,7;5,7) 3,0 (1,7;5,6) 4,9 (2,7;8,9) 8,4 (4,5;15,5) mIDR (*)
1,4 (0,7;2,4) 2,7 (1,8;3,9) 4,3 (3,2;5,6) 4,2 (3,1;5,4) 6,5 (5,0;8,4) 10,2 (7,7;13,3) /100.000 (IC95%)
13/943.861 28/1.029.911 49/1.149.068 53/1.275.470 59/905.798 56/548.442 N
1,0 (.-;.-) 0,8 (0,4;1,7) 1,2 (0,7;2,4) 1,3 (0,7;2,5) 0,8 (0,4;1,9) 0,7 (0,2;1,7) IDR brut
1,0 (.-;.-) 0,8 (0,4;1,6) 1,2 (0,7;2,3) 1,3 (0,7;2,4) 0,9 (0,4;1,8) 0,7 (0,3;1,8) mIDR (*)
12,6 (7,7;19,5) 10,7 (6,1;17,4) 15,7 (10,1;23,4) 16,2 (10,2;24,6) 10,6 (5,1;19,5) 8,4 (3,1;18,3) /100.000 (IC95%)
20/158.623 16/149.560 24/152.898 22/135.476 10/94.458 6/71.453 N
1,0 (.-;.-) 1,4 (0,6;3,2) 2,5 (1,3;5,4) 3,0 (1,5;6,2) 3,2 (1,6;7,0) 3,6 (1,7;8,1)
1,0 (.-;.-) 1,4 (0,7;2,9) 2,5 (1,3;5,0) 3,0 (1,6;5,8) 3,4 (1,7;6,6) 4,1 (2,0;8,4)
(*) gestandaardiseerd voor geslacht, volgens Mantel methode CI95%
39
2,0 (1,1;3,6) 2,8 (1,6;4,5) 5,2 (3,6;7,3) 6,1 (4,4;8,3) 6,6 (4,4;9,5) 7,4 (4,5;11,4)
12/586.179 17/601.426 32/615.698 40/655.249 29/436.751 20/271.918
Bijlage 2b TUBERCULOSE-INCIDENTIE PER LEEFTIJD EN GEWEST BIJ NIET-BELGEN, 2010
Leeftijd
België
Vlaanderen
Brussel
Wallonië
0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 75+ 0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 75+ 0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 75+ 0-14 15-29 30-44 45-59 60-74 75+
IDR(IC95%) 1,0 (.-;.-) 4,8 (3,2;7,4) 3,4 (2,3;5,3) 2,1 (1,4;3,3) 2,2 (1,3;3,6) 2,9 (1,7;5,1) 1,0 (.-;.-) 7,9 (3,8;18,8) 4,8 (2,3;11,5) 2,4 (1,0;6,2) 2,2 (0,8;6,4) 2,4 (0,5;8,9) 1,0 (.-;.-) 3,1 (1,8;5,8) 2,7 (1,6;4,8) 2,6 (1,5;4,9) 2,7 (1,4;5,4) 3,1 (1,3;7,3) 1,0 (.-;.-) 5,4 (2,0;20,9) 3,8 (1,4;14,5) 1,5 (0,5;6,1) 2,2 (0,7;9,4) 4,3 (1,3;17,9)
mIDR(*)(IC95%) 1,0(.-;.-) 4,8 (3,3;7,1) 3,4 (2,3;5,1) 2,1 (1,3;3,2) 2,2 (1,3;3,4) 2,9 (1,8;4,8) 1,0 (.-;.-) 7,9 (3,9;16,2) 4,8 (2,3;9,9) 2,4 (1,0;5,4) 2,3 (0,9;5,7) 2,3 (0,7;7,8) 1,0 (.-;.-) 3,2 (1,9;5,4) 2,6 (1,6;4,5) 2,6 (1,5;4,6) 2,7 (1,4;5,1) 3,1 (1,4;6,7) 1,0 (.-;.-) 5,5 (2,0;15,1) 3,8 (1,4;10,5) 1,5 (0,5;4,6) 2,2 (0,7;6,8) 4,3 (1,5;12,2)
(*)gestandaardiseerd naar geslacht volgens Manthel methode IC95%
/100.000(IC95%) 19,5 (13,0;28,2) 93,2 (80,9;106,8) 66,7 (58,0;76,3) 40,8 (32,6;50,4) 42,0 (31,0;55,7) 57,2 (38,0;82,7) 12,5 (5,4;24,5) 97,8 (78,4;120,7) 59,6 (46,5;75,1) 29,7 (18,6;45,0) 27,9 (13,9;49,9) 29,6 (8,1;75,8) 33,6 (19,2;54,5) 105,5 (83,9;130,9) 89,4 (72,6;108,8) 87,6 (64,8;115,8) 90,3 (57,2;135,4) 104,9 (50,3;192,9) 12,6 (3,4;32,3) 68,5 (48,5;94,0) 47,8 (34,4;64,6) 18,5 (10,4;30,6) 28,4 (15,5;47,6) 54,1 (29,6;90,8)
n/N 28/143.571 207/222.162 212/317.872 86/210.850 48/114.297 28/48.914 8/64.252 87/88.935 71/119.218 22/74.050 11/39.474 4/13.504 16/47.634 82/77.734 99/110.757 49/55.932 23/25.480 10/9.533 4/31.685 38/55.493 42/87.897 15/80.868 14/49.343 14/25.877
Bijlage 3 LOKALISATIE VAN DE TUBERCULOSE VOLGENS LEEFTIJD, 2010 Pulmonaal Laryngeaal Miliair Intrathoracale klieren Pleuraal Extrathoracale klieren Ziekte van Pott Osteo-articulaire Meningitis Centraal Zenuwstelsel Maag-darmstelsel Urogenitaal stelsel Huid Andere Bloedstelsel Gedissemineerd Geen localisatie vermeld Totaal „localisaties‟ Totaal gevallen
0-14 74,0% (n=54) 0,0% (n=0) 2,7% (n=2) 19,2% (n=14) 2,7% (n=2) 9,6% (n=7) 0,0% (n=0) 0,0% (n=0) 6,8% (n=5) 1,4% (n=1) 1,4% (n=1) 0,0% (n=0) 0,0% (n=0) 1,4% (n=1) 0,0% (n=0) 0,0% (n=0) 0,0% (n=0) 87 73
15-44 68,7% (n=402) 0,0% (n=0) 1,7% (n=10) 7,0% (n=41) 7,5% (n=44) 15,4% (n=90) 2,6% (n=15) 1,9% (n=11) 1,0% (n=6) 0,2% (n=1) 1,7% (n=10) 1,0% (n=6) 0,3% (n=2) 4,1% (n=24) 0,0% (n=0) 0,2% (n=1) 0,2% (n=1) 664 585
Een zelfe patiënt kan meerdere lokalisaties hebben
41
45-64 >=65 TOTAL 75,0% (n=186) 73,2% (n=153) 71,3 % (n=795) 0,4% (n=1) 0,0% (n=0) 0,1 % (n=1 ) 1,2% (n=3) 1,9% (n=4) 1,7 % (n=19 ) 7,7% (n=19) 6,7% (n=14) 7,9 % (n=88 ) 2,8% (n=7) 5,3% (n=11) 5,7 % (n=64 ) 11,3% (n=28) 7,7% (n=16) 12,6 % (n=141) 0,8% (n=2) 2,4% (n=5) 2,0 % (n=22 ) 0,8% (n=2) 1,4% (n=3) 1,4 % (n=16) 1,2% (n=3) 0,0% (n=0) 1,3 % (n=14) 0,4% (n=1) 0,5% (n=1) 0,4 % (n=4) 2,0% (n=5) 1,4% (n=3) 1,7 % (n=19 ) 2,8% (n=7) 5,7% (n=12) 2,2 % (n=25) 0,0% (n=0) 1,0% (n=2) 0,4 % (n=4 ) 2,0% (n=5) 2,4% (n=5) 3,1 % (n=35 ) 0,4% (n=1) 0,0% (n=0) 0,1 % (n=1) 0,8% (n=2) 0,0% (n=0) 0,3 % (n=3) 0,0% (n=0) 0,0% (n=0) 0,1 % (n=1 ) 272 229 1252 248 209 1115
Bijlage 4a GEGEVENS OVER DIRECT MICROSCOPISCH ONDERZOEK (DMO) VAN SPUTUM VAN PATIENTEN MET LONG- OF LARYNXTUBERCULOSE, PER GEWEST, BIJ BELGEN EN NIET-BELGEN, BELGIE 2010
Belgen
Resultaat +
Wallonië 45,9%
België 41,9%
58,6%
53,2%
45,1%
53,0%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0,0%
2,6%
0,0%
0,5%
Niet uitgevoerd
2,7%
0,0%
4,5%
2,8%
Geen info
0,0%
1,3%
4,5%
1,8%
186
77
133
396
Resultaat +
37,9%
43,1%
45,5%
42,1%
Resultaat -
58,1%
49,5%
46,5%
51,3%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0,0%
0,5%
1,0%
0,5%
Niet uitgevoerd
4,0%
1,6%
5,1%
3,2%
Geen info
0,0%
5,3%
2,0%
2,9%
N Totaal
Brussel 42,9%
Resultaat -
N NietBelgen
Vlaanderen 38,7%
124
188
99
411
Resultaat +
38,4%
43,0%
45,7%
42,0%
Resultaat -
58,4%
50,6%
45,7%
52,2%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0,0%
1,1%
0,4%
0,5%
Niet uitgevoerd
3,2%
1,1%
4,7%
3,0%
Geen info
0,0%
4,2%
3,4%
2,4%
N
310
265
42
232
807
Bijlage 4b GEGEVENS OVER CULTUUR VAN M. TUBERCULOSIS BIJ PATIENTEN MET LONG- OF LARYNXTUBERCULOSE, PER GEWESTBIJ BELGEN EN NIET-BELGEN, BELGIE 2010 Sputumcultuur Belgen
Wallonië
België
75,3%
89,6%
87,2%
82,1%
Resultaat -
21,5%
10,4%
10,5%
15,7%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0,5%
0,0%
0,0%
0,3%
Niet uitgevoerd
1,6%
0,0%
0,0%
0,8%
Geen info
1,1%
0,0%
2,3%
1,3%
186
77
133
396
Resultaat +
71,0%
85,1%
85,9%
81,0%
Resultaat -
25,8%
10,6%
6,1%
14,1%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0,0%
1,6%
4,0%
1,7%
Niet uitgevoerd
2,4%
0,0%
1,0%
1,0%
Geen info
0,8%
2,7%
3,0%
2,2%
N Totaal
Brussel
Resultaat +
N Niet-Belgen
Vlaanderen
124
188
99
411
Resultaat +
73,5%
86,4%
86,6%
81,5%
Resultaat -
23,2%
10,6%
8,6%
14,9%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0,3%
1,1%
1,7%
1,0%
Niet uitgevoerd
1,9%
0,0%
0,4%
0,9%
Geen info
1,0%
1,9%
2,6%
1,7%
N
310
265
43
232
807
Bijlage 4c GEGEVENS OVER CULTUUR VAN M. TUBERCULOSIS BIJ PATIENTEN ALLE NIET LONG- OF LARYNXTUBERCULOSE, PER GEWEST, BIJ BELGEN EN NIET-BELGEN, BELGIE 2009
Belgen
Niet-Belgen
Resultaat +
Vlaanderen 68,1%
Resultaat -
22,2%
19,0%
Uitgevoerd, resultaat onbekend
0%
0%
0%
0%
Niet uitgevoerd
9,7%
0,0%
5,9%
7,3%
Geen info
0,0%
28,6%
5,9%
6,4%
Wallonië 82,4%
België 67,3%
5,9%
19,1%
N
72
21
17
Resultaat +
55,7%
72,5%
67,9%
65,2%
Resultaat -
22,8%
18,7%
21,4%
20,7%
1,3%
0,0%
0,0%
0,5%
20,3%
0,0%
3,6%
8,6%
0,0%
8,8%
7,1%
5,1%
Uitgevoerd, resultaat onbekend Niet uitgevoerd Geen info Totaal
Brussel 52,4%
110
N
79
91
28
Resultaat +
61,6%
68,8%
73,3%
65,9%
Resultaat -
22,5%
18,8%
15,6%
20,1%
0,7%
0,0%
0,0%
0,3%
15,2%
0,0%
4,4%
8,1%
0,0%
12,5%
6,7%
5,5%
Uitgevoerd, resultaat onbekend Niet uitgevoerd Geen info N
151
112
44
45
198
308
Bijlage 4d BESCHIKBAARHEID VAN DE GEVOELIGHEIDSTEST BIJ CULTUURPOSITIEVE PATIENTEN MET PULMONALE TUBERCULOSE, PER GEWEST, BIJ BELGEN EN NIETBELGEN, BELGIE 2009 Sputum Belgen
Aantal culturen + Beschikbare gevoeligheidstest Niet-Belgen Aantal culturen + Beschikbare gevoeligheidstest Totaal Aantal culturen + Beschikbare gevoeligheidstest
Vlaams Gewest 140 93,6% 88 95,5% 228 94,3%
Brussels Gewest 69 94,2% 160 96,9% 229 96,1%
Waals Gewest 116 97,4% 85 96,5% 201 97,0%
België 325 95,1% 333 96,4% 658 95,7%
Gestandaardiseerd voor lokalisatie – antibiogram beschikbaar voor minimum INH en RMP
BESCHIKBAARHEID VAN DE GEVOELIGHEIDSTEST BIJ CULTUURPOSITIEVE PATIENTEN MET NIET PULMONALE TUBERCULOSE, PER GEWEST BIJ BELGEN EN NIET-BELGEN, BELGIE 2009
Belgen Niet-Belgen Totaal
Aantal culturen + Beschikbare gevoeligheidstest Aantal culturen + Beschikbare gevoeligheidstest Aantal culturen + Beschikbare gevoeligheidstest
Vlaams Gewest 49 95,9% 44 90,9% 93 93,5%
45
Brussels Gewest 11 100% 66 100% 77 100%
Waals Gewest 14 100% 19 89,5% 33 93,9%
België 74 97,3% 129 95,3% 203 96,1%