Visie- en prioriteitennota november 2011
Het middenveld in Zuid-West-Vlaanderen zet zich in om een grensoverschrijdende dynamiek tot stand te brengen in de Eurometropool LilleKortrijk-Tournai. Hinderpalen die uitgaan van de grenzen tussen Frankrijk, Wallonië en Vlaanderen moeten weggewerkt worden om tot nog betere afstemming te komen tussen de drie betrokken regio’s. Samenwerking op grensoverschrijdende domeinen is noodzakelijk om de hoge ambities van Zuid-West-Vlaanderen ook internationaal waar te maken. Transforum (‘TF’) heeft daartoe onderhavige visienota neergeschreven; zij heeft deze met de leden besproken en door hen laten valideren op 13 oktober 2011. De grensoverschrijdende realiteit wijzigt voortdurend; daarom is dergelijke visietekst voortdurend in evolutie. Het is aanbevolen geregeld deze visie bij te werken, de gerealiseerde voortgang te toetsen, en terug te koppelen met het middenveld.
Deze visie wordt grensoverschrijdend (uit)gedragen door de 15 Vlaamse leden van het Forum van de Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai.
P.1
Inleiding. Transforum vzw. (‘TF’) is opgericht met een specifiek doel: het middenveld uit het Vlaamse deel van de Eurometropool in de verschillende fora van de Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai een stem geven. Om inhoudelijk richting te geven aan de besluitvorming in de Eurometropool hebben haar drie constitutieve organen (Agentschap, Politici en Forum) zich georganiseerd rond 7 thema’s: 1) Economische ontwikkeling en arbeidsmarktbeleid 2) Mobiliteit Diensten aan de bevolking: 3) Onderwijs 4) Medische en Sociale zorg 5)Toerisme 6) Cultuur 7) Ruimtelijke planning en duurzame ontwikkeling Voor elk van deze thema’s zijn Technische Thematische Werkgroepen (GTT) opgericht, waar zowel politici als ambtelijke vertegenwoordigers en afgevaardigden van het Forum bijeenkomen om over visies, doelstellingen en acties van gedachten te wisselen. Om te kunnen wegen op de visievorming en op de besluitvorming van de Eurometropool is het nuttig dat de inhoudelijke werking van onze vereniging zich rond dezelfde thema’s organiseert. Daartoe stelde TF voor elk van deze thema’s een twee- of drie-‘persoonschap’ (met telkens één ‘voortrekker’) die het standpunt van TF zullen inbrengen en vertolken in de diverse overlegfora. Om deze tandems of troika’s, en vooral hun ‘ voortrekkers’, in hun werking te ondersteunen, zodat zij de visie en doelstellingen van TF kunnen vertolken, werd beslist om deze synthetische nota op te maken. Zij geeft aan wat de visie is van het Zuid-West-Vlaamse middenveld en voor welke initiatieven TF wenst dat de Eurometropool zich zou vooral zou inspannen. Onze vertegenwoordigers in het Forum kunnen rekenen op steun en debat vanwege het bestuur en van het brede lidmaatschap van TF. Deze visienota staat onder eindverantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur van TF. Elk thema start met een overzicht van de betrokken leden van Transforum; wie daarenboven lid is van het Forum wordt in vetjes vermeld. Stof voor een boeiend debat…
Philippe Vlerick, Voorzitter Transforum P.2
Economische ontwikkeling en arbeidsmarktbeleid Verantwoordelijke trekker in Forum: Veerle De Mey Maken ook deel uit van de werkgroep: Ronny De Wash, Heidi Masschelein, Marc Demaeght, Axel Ronse, Stefaan Matton, Anne-Mie Van den Dries. Coördinatie: Veerle De Mey en Koenraad Marchand. Prioriteiten op korte termijn: - Arbeidsmarktbeleid: interregionale arbeidsmobiliteit verder uitbouwen, effectieve en transparante stimuli hiervoor uitwerken gericht taalonderwijs coördineren. Prioriteiten op, ook op langere termijn: - ondernemerschap bevorderen en belemmeringen ervoor wegwerken, niet enkel in de bedrijfssector, maar voor alle types van organisaties. - wegwerken van (para)fiscale verschillen in de Eurometropool - Oprichting van een Multimodaal logistiek platform langs de Leie Noot: deze nota werd mede voorbereid door de leden van SERR Zuid-West-Vlaanderen en gevalideerd op de Raad van Bestuur van RESOC Zuid-West-Vlaanderen op 21/1/11; op 4/3/11 werd de nota gevalideerd door de Raad van Bestuur van RESOC Middengebied en door de Raad van Bestuur van RESOC Westhoek.
1. Inleiding Metropolen zijn vandaag belangrijk voor de regionale economische en sociale ontwikkeling. De Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai belooft met haar 2 miljoen inwoners, centrale ligging, goede ontsluiting en uitgebreid ondernemingennetwerk, grote economische mogelijkheden. Denk bvb. aan haar potentieel als grote afzetmarkt of aan economische complementariteiten die op haar gebied kunnen tot stand komen. Een grensregio wordt echter ook gekenmerkt door economische belemmeringen op het vlak van bvb. arbeidsmobiliteit, grensfiscaliteit en de complexiteit van grensoverschrijdend handel voeren en ondernemen. Betere grensoverschrijdende economische samenwerking vergt simultane actie op 4 domeinen: - de arbeidsmarkt - ondernemerschap - innovatie en economische vernieuwing - de economische omgevingsfactoren (mobiliteitsinfrastructuur, logistiek, ruimtelijke ordening, onderwijs, e.d.)
P.3
2. Grensoverschrijdende arbeidsmarkt Getalenteerd personeel vinden is één van de belangrijkste tekomstzorgen van onze ondernemers1. De arbeidsmarkt in Zuid-West-Vlaanderen vergrijst. 25 % van de bevolking is nu ouder dan 60 en 30% is 50+. De jonge bevolking bedraagt nauwelijks 20%. Grensoverschrijdende activering van de werkende bevolking in de grensregio is noodzakelijk om aan de toekomstige arbeidsbehoefte van onze ondernemingen te voldoen. Op dit ogenblik reeds, doet de Belgische economie een beroep op ca. 20.000 arbeidskrachten uit Frankrijk. Met het wegvallen van het voordelig fiscaal grensarbeidersstatuut voor Franse grensarbeiders komt deze arbeidsinstroom onder druk. Tripartiete initiatieven voor het stimuleren van regiooverschrijdende arbeidsmobiliteit zijn noodzakelijk. Bovendien worden de drie regio's geconfronteerd met gelijkaardige knelpuntberoepen. Diverse middelen moeten ingezet worden om deze problemen te verhelpen: de grensoverschrijdende jobbeurs vervult een meer dan symbolische functie om de actoren op het werkveld jaar na jaar dichter bij elkaar te brengen en de grenzen te doen vervagen. bijkomend kan gedacht worden aan sollicitatietraining (bv. als workshop
grensoverschrijdende op de jobbeurs).
vacature-matching: de motor van deze samenwerking is EuresChannel, waar drie tewerkstellingsdiensten VDAB (Vlaanderen), FOREM (Wallonië) en Pôle Emploi (Frankrijk) samenwerken met de sociale partners. grensoverschrijdende stages (inclusief studiestages) en vakantiejobs. Het project KESS (Knowledge Center to Enterprise Services through Students), is erop gericht de Franse en Vlaamse grensregio’s economisch competitiever te maken en met elkaar te verbinden door grensoverschrijdende ontsluiting van expertise, kennis en contacten tussen onderwijsinstellingen en bedrijven; het is een na te volgen voorbeeld. grensoverschrijdend bij elkaar brengen van studenten en ondernemers (inclusief het secundair, technisch en beroepsonderwijs). Projecten als 'My Machine' kunnen inspirerend werken. Daarbij zijn goede omkadering van de initiatieven en acties ter sensibilisering van ondernemers nodig.
1
Dit blijkt uit een enquête van Voka West-Vlaanderen bij 400 West-Vlaamse bedrijven eind 2010.
P.4
gezamenlijk projecten opzetten rond knelpuntberoepen: werken aan het imago van deze beroepen en uitwisseling van ervaring en goede praktijk. Kennis van de taal is voor de arbeidsmobiliteit binnen de Eurometropool steeds belangrijker. Inzetten op verbeterde talenkennis is essentieel, zowel voor de Nederlandssprekende als voor de Franssprekende werknemer. Meer promotie van FRANEL-leerplatform is daartoe aangewezen. Om grensarbeiders aan te moedigen, zouden de taalopleidingen moeten erkend worden, zowel in de beroepsopleiding als door de bedrijven zelf. Voor een grensoverschrijdende arbeidsmarkt is een belangrijke rol weggelegd voor de sociale partners. Zij volgen belemmeringen voor grensoverschrijdende tewerkstelling nauwlettend op, geven expert advies aan werkgevers en werknemers omtrent arbeidsmobiliteit en signaleren problemen bij de bevoegde overheden. Problemen met het grensarbeidersstatuut staan hier centraal. Het is wenselijk dat de sociale partners elkaar op regelmatige basis grensoverschrijdend ontmoeten. Aan werknemerszijde zorgt de Interregionale vakbondsraad (IVR) daarvoor. Aan werkgeverszijde bestaat o.m. Euro 3, de grensoverschrijdende vereniging van Kamers van Koophandel (CCI Grand Lille, CCI Wallonie Picarde en Voka – Kamer van Koophandel West-Vlaanderen). Dit kan verder uitgebouwd worden tot een “grensoverschrijdende interprofessionele sociale dialoog” met informeel en informatief karakter, een interessant platform voor uitwisseling van ervaring en goede praktijk tussen werkgevers en werknemers. Dit overlegorgaan kan ‘ad hoc’, rond specifieke problemen, geactiveerd worden. Belangrijk bij zulk overleg is dan dat alle representatieve organen evenwichtig vertegenwoordigd zijn. 3. Ondernemerschap Ondernemingen, zowel met- als zonder winstoogmerk, genereren arbeid, groei en welvaart. Dat we vandaag in onze grensregio, na een periode van crisis, opnieuw kunnen aanknopen bij groei, danken we zeker ook aan ondernemers en aan de tewerkstelling die zij scheppen. De Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai biedt ondernemingen interessante uitdagingen en kansen, zowel op het vlak van de afzet-, de toeleverings-, als de arbeidsmark. Grensoverschrijdend zaken doen is ook het hoofd bieden aan bijkomende moeilijkheden (administratieve verplichtingen, fiscaliteit, verzekeringen, erkenningen, e.d.). grensoverschrijdend zakendoen vergt aangepaste begeleiding van ondernemingen; hoe kleiner de onderneming, des te groter deze nood . De samenwerkingsverbanden ‘CTE GO-KMO’ en ‘Go Dis’ zijn vandaag al een succes. Meerdere knelpunten bemoeilijken nog steeds het ondernemerschap langs de grens: complexe formaliteiten, verschillende BTW-tarieven, verschillende aansprakelijkheidsregels, juridischeen normenstelsels, P.5
grensoverschrijdende telefonie en post, enz. . We verwachten van de overheid extra inspanningen om dergelijke knelpunten weg te werken. Voor verschillen in normering kan men bvb. denken aan het oprichten van een stelsel van grensoverschrijdende arbitrage. Waar een uniforme Europese wetgeving geen soelaas kan brengen, zou het “droit à l’expérimentation” kunnen gedoogd worden om oplossingen te ontwikkelen ‘op maat van een Eurometropool’. Bottom-up initiatieven verdienen aanmoediging en ondersteuning. Het clusteren en in netwerk brengen van ondernemingen en experten kan faciliterende werken. Verschillende samenwerkingsverbanden dragen vandaag al een steentje bij: de Chambre de Commerce Franco-Belge, Euro 3, GO-KMO, Unizo Eurometropool, enz . informatie en kennis staan centraal in de economie en markten van vandaag. Aangepaste grensoverschrijdende communicatie is onontbeerlijk. Grensoverschrijdende televisieprogramma’s zoals Transit, Transactua en Transart zijn zeer interessante informatie- en communicatiekanalen voor de economische actoren in de regio. De ondernemerswereld heeft er baat bij dat nog meer en beter ingezet wordt op grensoverschrijdende communicatie. gezamenlijke economische promotie voor de grensoverschrijdende regio (zowel naar intern als naar extern publiek) kan belangrijke toegevoegde waarde scheppen. laat 'duizend bloemen bloeien' in de Eurometropool: laat ondernemers zoveel mogelijk vrij om te ondernemen. De overheid speelt best geen interveniërende maar wel een faciliterende rol. aanbestedingen zijn een beduidend verschijnsel op deze regionale markt; wij wensen een debat over hoe men deze overheidsmarkt binnen de Eurometropool kan openstellen voor alle ondernemingen, groot én klein. 4. Innovatie en economische vernieuwing Het kader waarin economische ontwikkeling gebeurt verandert sterk door uitdagingen als globalisering, ICT-ontwikkeling, duurzaamheid, etc. Wil de Eurometropool ook op economisch vlak het verschil maken en een topregio worden, binnen Europa en daarbuiten, dan zal zij het hoofd moeten bieden aan deze uitdagingen en ‘nieuwe economische groei’ realiseren, gebaseerd op wetenschap en technologie, op kennis en creativiteit, op schikkingen voor duurzaamheid, enz. De Eurometropool moet gaan voor kennisgedreven ontwikkeling, resulterend in innovatie en economische vernieuwing; daartoe wordt het best gebouwd op bestaande socio-economische troeven in elk van de 3 regio’s, zoals, langs West-Vlaamse zijde bvb., de sterke industriële basis en het KMOweefsel. P.6
Een voorwaarde voor kennisgedreven ontwikkeling is de aanwezigheid van een aantal sterke kennis- en expertiseclusters met bovenregionale aantrekkingskracht. Binnen de Eurometropool dient een geïntegreerde strategie op het getouw gezet om deze kennisclusters te ontwikkelen en te valoriseren. Deze strategie kan vertrekken uit bestaande kennis- en expertisecentra. Aan West-Vlaamse zijde zijn dit o.m. de LED’s (laagdrempelige expertise- en dienstverleningscentra), de competentiepolen Flanders Inshape (productontwikkeling en design), Flanders Plastic Vision en het VKC (kunststoffen), het Huis van de voeding, het kenniscentrum In-Ham (assistieve technologie), alsook de research- en expertiseclusters binnen de West-Vlaamse hogescholen en universiteit. De verdere uitbouw van het Innovatiecentrum, gericht op de begeleiding van KMO’s bij hun innovatieprocessen, is hierbij eveneens van belang. Deze strategie zal tevens gericht zijn op de uitbouw van nieuwe kennispolen, binnen specifieke niches met Europese en internationale aantrekkingskracht. Het initiatief ter versterking van de kennisgedreven ontwikkeling in WestVlaanderen, door de gouverneur i.s.m. de instellingen voor hoger onderwijs en met hun associaties op het getouw gezet, voorziet de uitbouw van 7 nieuwe kennisclusters (Cleantech, Educatieve technologie & innovatie, Gaming/3D interactieve technologieën, Gezondheid & welzijn, Internationale regiooverschrijdende samenwerking, Materialen & kunststoffen en Product- & procesontwikkeling). Daaraan kan men de uitbouw van de speerpunten “Sociotech” en “Ecobouw” in de Westhoek toevoegen. Een geïntegreerde strategie voor kennisgedreven groei in de Eurometropool vergt synergie en samenwerking tussen voornoemde (bestaande en nieuwe) kennispolen aan West-Vlaamse kant, de Noord-Franse Pôles de Compétivité en gelijkaardige speerpunten of clusters in de Wallonië Picarde. 5. Economische omgevingsfactoren Mobiliteit, in de Eurometropool maar ook daarbuiten, wordt een randvoorwaarde voor het ondernemen. Hier moeten strategische keuzes gemaakt worden, bvb. snelle spoorverbinding met Lille (het liefst goede aansluiting met hst), uitbouw van parkeermogelijkheden rond openbaarvervoersknooppunten (o.m. in Kortrijk), aanpakken van de fileproblematiek in en om Lille (inclusief grensoverschrijdende file-informatie) en grensoverschrijdende functionele ‘trage’ wegverbindingen (fietspaden). Ruimtelijke ordening, m.b.t. de inplanting van nieuwe woon- en werkgelegenheid, maar ook m.b.t. grote projecten met strategisch belang, bvb. voor energievoorziening (windturbineparken, decentrale netwerken voor energiedistributie). Een grensoverschrijdende kaart van de bedrijventerreinen zal voor de ondernemerswereld onmiddellijk nut hebben. P.7
Logistiek. De Eurometropool kan zich profileren als logistieke regio en inspelen op de groeimarkt van logistieke dienstverlening. De goede ligging en het reeds aanwezige potentieel bieden perspectieven voor o.m. industriële- of productieondersteunende logistiek gericht op specialisaties in textiel, metaal en kunststoffen, goed vervlochten met de industrie zelf en van aard om op zijn beurt investeringen aan te trekken. Voor dergelijke logistieke ontwikkeling dienen de multimodale knooppunten en logistieke platformen verder uitgebouwd en gevaloriseerd te worden. Aan WestVlaamse zijde betreft dit o.m. Avelgem Container Terminal (AVTC), de LAR en het project LAR II, de heractivering van de River Terminal Wielsbeke en de luchthaven Kortrijk-Wevelgem. Grotere grensoverscehrijdende samenwerking tussen de diverse logistieke platformen in de Eurometropool kan resulteren in nieuwe kansen voor de logistieke uitbouw van de regio. Bijzondere aandacht moet gaan naar de mogelijkheden van het project SeineSchelde voor het stimuleren van het goederenvervoer langs de waterweg. Onderwijs: niet allen het hoger onderwijs, maar ook het secundair, technisch en beroepsonderwijs behoeft verdere ontwikkeling, o.m. met strategische keuzes die het mogelijk maken (beter) aansluiting te vinden met de arbeidsmarkt. Bijzondere aandacht is nodig voor de kennis van de taal van de buurregio, o.m. door in te zetten op aangepast en intensief taalonderricht, van jongsaf, in het onderwijs.
P.8
Mobiliteit, transport Eurometropool
en
telecommunicatie
in
de
Verantwoordelijke trekker in Forum: Hans Maertens Maken ook deel uit van de werkgroep: André Sonneville en Axel Ronse. Coördinatie: Veerle De Mey en Koenraad Marchand. Prioriteiten op korte termijn: - Betere (snellere) treinverbindingen tussen Lille, Kortrijk, Roeselare, Brugge, Oostende en een betere ontsluiting van Ieper richting Lille. - Continuïteit van mobiele data verzekeren bij grensovergangen en de tarifering aanpassen tot een lokaal tarief in de Eurometropool. Prioriteit op middenlange termijn: - Uitbouw van het waterwegennet Gent-Antwerpen-Zeebrugge en de aansluiting ervan op het Seine-Nord netwerk.
1. Inleiding Mobiliteit, maar ook (tele)communicatie, hangt nauw samen met onze manier van leven. Onze economische, sociale en culturele activiteiten brengen immers heel wat verplaatsingen en vervoers- en datastromen op gang. Hoe we ons verplaatsen en communiceren is bovendien bepalend voor de wijze waarop we met onze buren omgaan. Voor een verbeterde grensoverschrijdende samenwerking en voor een toenemende bewustwording van de kansen in de Eurometropool bij bedrijven en inwoners, moeten wij onze ambities op vlak van mobiliteit op schaal van deze Eurometropool brengen. Dit vergt gezamenlijk werken aan oplossingen voor de komende maatschappelijke evoluties, uitdagingen en ambities op vlak van mobiliteit, transport en telecommunicatie. We denken hierbij aan de toenemende verkeerscongestie rond Lille en de belangrijkste steden in de metropool, de verdere economische ontwikkeling van de metropool en haar ambities op vlak van logistiek, de groei van de tewerkstelling, de evolutie van de brandstofprijzen, het grensoverschrijdend onderwijsaanbod, enz. De internationale bereikbaarheid van de Eurometropool, met vlotte verbindingen naar Parijs, Brussel en Londen, vormt één van haar belangrijkste troeven. Willen we dat zij zich verder kan ontplooien tot een volwaardige Europese groeimetropool, dan is een goede bereikbaarheid, zowel intern als extern, cruciaal.
P.9
Een goede toegankelijkheid – zowel intern als internationaal - veronderstelt drie elementen: 1. een kwalitatieve (basis)verkeersinfrastructuur (wegen, waterlopen, spoor en luchtvaart) 2. een duurzaam en efficiënt mobiliteitsbeleid (gemeenschappelijk of minstens op elkaar afgestemd) met aandacht voor alternatieve vervoerswijzen, zowel ten aanzien van personen- als van goederenvervoer. 3. een ‘verbindende’ communicatie op vlak van mobiliteit Deze 3 elementen vormen de sleutel voor de opmaak van een gemeenschappelijke strategie die de prioriteiten en projecten van gemeenschappelijk belang vastlegt Vanuit een schematische analyse van wat de mobiliteit hindert en stimuleert op vlak van goederen- en personenvervoer en dataverkeer, komen we tot volgende aanbevelingen: 2. aanbevelingen op vlak van een kwalitatieve (basis) verkeersinfrastructuur (wegen, waterlopen, spoor en luchtvaart) Inzetten op een verbeterd aanbod voor vervoer over water Water en waterwegen zullen in de toekomst steeds belangrijker worden voor de economie. Door de verzadiging van de wegen verliest het goederenvervoer over de weg steeds meer groeicapaciteit. Transport over water biedt een volwaardig, duurzaam en economisch alternatief dat complementair op andere transportmodi kan ingezet worden. Tot op vandaag worden deze mogelijkheden echter onderbenut. Het waterwegennet van de Eurometropool vormt nochtans een unieke troef met een bijzonder potentieel, mits opwaardering naar de huidige economische noden. Voorstellen: - Om de logistieke ambities voor de toekomst en de toegankelijkheid van de Eurometropool te verzekeren is de verdere afwerking en optimalisering van de Seine/Schelde-verbinding met Zeebrugge, Gent en Antwerpen essentieel. - De door Vlaanderen geplande (economische) haalbaarheidsstudie rond een verbeterde bevaarbaarheid van het kanaal Roeselare-Leie en een betere ontsluiting van het Kanaal Bossuit-Kortrijk als mogelijke by-pass tussen Schelde en Leie moet met de nodige vaart behandeld worden, zodat Zuid-WestVlaanderen de boot niet mist. - In Noord-Frankrijk zullen 4 multimodale platforms opgericht worden om de industriële en logistieke sector verder uit te bouwen. Om maximaal te kunnen “meegenieten” van dit economisch verhaal, is het wenselijk om naast de inzet/activering van bestaande logistieke platformen in de regio (de LAR, Container Terminal Avelgem, River Terminal Wielsbeke, Logistiek Platform Roeselare-Izegem) ook de haalbaarheid te onderzoeken van een groot multimodaal platform voor Zuid-West-Vlaanderen langs de Leie. P.10
- Het is bovendien wenselijk om te onderzoeken of de binnenscheepvaart, haar organisatie en reglementering, voldoende op elkaar afgestemd zijn. Een wegennet afgestemd op de eisen van de 21e eeuw De Eurometropool vormt als belangrijk Europees kruispunt een knooppunt voor zwaar vrachtverkeer. Om die intense verkeersstromen aan te kunnen, is het van belang dat de bestaande verkeersinfrastructuur verder afgestemd wordt op de noden van een modern wegennet van de 21ste eeuw. Dit betekent goed uitgeruste en veilige wegen langs waar verschillende gebruikers zich kunnen verplaatsen (voldoende rijvakken (fileproblematiek), duidelijke signalisatie, goede wegmarkering goed uitgeruste fietspaden,…). Internationale en interne ontsluiting van het vrachtvervoer over de weg: Het zwaar internationaal transport over de weg wensen we zo veilig mogelijk via goed uitgeruste snelwegen langsheen de Eurometropool te leiden. De duidelijke optie vanuit Lille om de industriële ontsluiting verder langs de Zuid-Oost as te realiseren is nuttig om het zware transport uit het centrum van de agglomeratie te houden. We zijn er echter niet van overtuigd dat deze oplossing voldoende zal zijn om aan te sluiten op de internationale logistieke ambitie van de Eurometropool. Aansluiting op andere vormen van transport via logistieke centra welke economische meerwaarde realiseren (cf. Delta 3 in Dourges) dient verder uitgewerkt te worden tussen de drie regio’s. Om schaalvergroting en specialisatie te organiseren dienen hiervoor strategische afspraken gemaakt te worden. Voor vrachtwagens die trajecten afleggen binnen de regio van de Eurometropool moeten “aanbevolen routes voor vrachtwagens” uitgestippeld worden. De definiëring van deze routes moet gebeuren op niveau van de Eurometropool, in nauw overleg met de gemeenten. Vandaag worden zij door sommige gemeenten tegengehouden met arbitraire tonnagebeperkingen of gehinderd door een verschil in de hiërarchie van de wegen. De bestaande verkeersinfrastructuur moet verder afgestemd worden op de noden van het intens vrachtverkeer in de Eurometropool en verder worden verbeterd volgens de vereisten voor een wegennet van de 21ste eeuw. Dit betekent goed uitgeruste en veilige wegen waarlangs verschillende gebruikers zich kunnen verplaatsen (goed uitgeruste fietspaden, duidelijke signalisatie, goede wegmarkering,…). Lange-termijn visie Dossiers zoals de LAALB (Liaison Autoroutière Amiens Lille Belgique) of de problematiek van de brug over de Leie aan de industriezone Menen-West / Wervik, dienen aandachtig opgevolgd en in een brede context bestudeerd. Op macroniveau lijkt het essentieel te blijven zoeken naar antwoorden op de noden van het intern verkeer.
P.11
Multimodaliteit in de Eurometropool: sterker inzetten op het spoor - Goederentransport via spoor uitbouwen, o.m.. via schaalvergroting door samenwerking tussen bedrijven (groupage). (cf. Westpoort initiatief) Hiervoor is voldoende truckparking capaciteit, bij voorbeeld op de LAR, noodzakelijk. - Betere samenwerking tussen SNCF en NMBS voor het aantrekken van transport. - Verder onderzoeken van de mogelijkheden van het goederenstation KortrijkZuid; Luchthavens - Het profileren van de luchthavens van Lille-Lesquin en Kortrijk-Wevelgem als business luchthavens is belangrijk voor de Eurometropool. Deze luchthavens vormen immers een belangrijke troef voor de bereikbaarheid van de bedrijven in de Eurometropool en kunnen ook de toeristische activiteiten bevorderen. Een kwalitatieve invulling van de Grenspost Rekkem-Ferrain Nu het Vlaams Gewest de nieuwe eigenaar is van de gronden op de grenspost Rekkem – Ferrain, is er opnieuw hoop op een aanpak van dit verloederde gebied, waar dagelijks duizenden weggebruikers passeren. Wij vragen aan Vlaanderen dat zij bij het in concessie geven van de terreinen oog heeft voor twee zaken: - aanbod van een voldoende aantal vrachtwagenparkings - de symboliek van deze plek als “drieregiogrenspunt” te behouden, eventueel door het creëren van een soort etalage van de Eurometropool Daarnaast vragen wij aan Frankrijk om te voorzien in eigen opvang wanneer ze haar grens sluit voor vrachtwagenverkeer (za 22.00 tot zo 22.00), bij voorbeeld op de CIT te Roncq. De structurele oplossing voor de parkeerproblemen van vrachtwagens langsheen de as Gent – Kortrijk – Parijs, is afhankelijk van de verdere realisatie van de contournement rond agglomeratie van Lille en moet in coördinatie met Waalse en Franse partners aangepakt worden.
3. aanbevelingen voor een duurzaam en efficiënt mobiliteitsbeleid Willen we met de Eurometropool de kaart van duurzame mobiliteit trekken, dan moet in het beleid inzake ruimtelijke ordening de “bereikbaarheid” een belangrijk criterium worden. Het is logisch dat inwoners meer de neiging zullen hebben om gebruik te maken van het openbaar vervoer als ze dichtbij een efficiënte lijn wonen. Verbetering van het openbaar vervoer De functie van Lille als centraal TGV-station is voor de Eurometropool, maar ook voor de hele provincie West-Vlaanderen van levensbelang. Het TGV-station verbindt de Eurometropool met heel Frankrijk, met London, Brussel, Keulen en Amsterdam. Daarom moet er ingezet worden op een efficiënte en regelmatige spoorverbinding tussen Oostende-BruggeP.12
Roeselare-Kortrijk en Lille. Ook de ontsluiting van Ieper moet verbeterd worden. Belangrijk hierbij is te voorzien in voldoende parkeermogelijkheden in de buurt van het station en/of in een efficiënte en frequente verbinding met parkeergelegenheden aan de rand van de stad . Een frequente verbinding Kortrijk-Lille kan de mobiliteit binnen de Eurometropool alleen maar dienen, want het brengt sneller ter plaatse dan de personenwagen. Het station te Kortrijk dient daarom verder uitgebouwd te worden als een zichtbaar knooppunt van openbaar vervoer dat de verbinding met Lille realiseert. De organisatie van evenementen zoals een Eurometropooldag met gratis openbaar vervoer in- en tussen de steden kan bijdragen tot het ontdekken van de mogelijkheden van een grensoverschrijdend openbaar vervoer, alsook een 1-dagticket Eurometropool (= quick win). Het openbaar vervoer, maar ook andere vormen van collectief vervoer, dienen beter afgestemd en gestimuleerd te worden in functie van de noodzakelijke arbeidsmobiliteit die we in de Eurometopool wensen te realisen." We zijn verheugd om in de ‘diagnostic’ van de SCoT van Lille Métropole de optie terug te vinden om de verbinding Seclin-Comines te intensiveren. Aansluiting van dit traject op het Belgisch traject Ieper-Komen wordt daardoor relevant en laat toe om het Ieperse deel van de Eurometropool beter via openbaar vervoer te verbinden met de agglomeratie van Lille. Het doortrekken van dat traject is het onderzoeken waard. Grensoverschrijdend busverkeer kan een flexibele oplossing bieden voor vraagpieken . Zo is het verhoogd inzetten van bussen tijdens de herdenking van WO I in de periode 2014-2018 een mogelijkheid om de toestroom van toeristen uit Groot-Brittannië in de gare TGV op een vlotte wijze naar Ieper te brengen. Ook voor belangrijke arbeidsstromen over de grens, kan onderzocht worden of grensoverschrijdend busverkeer “op maat” een oplossing kan bieden. Met de fiets de grens over Grensoverschrijdende afstemming tussen de verschillende functionele en recreatieve fietsroute-netwerken. Daarnaast zou een betere afstemming tussen de functionele en recreatieve fietsnetwerken met een RER-netwerk tussen de steden Lille, Kortrijk en Tournai een belangrijke internationale troef zijn voor de aantrekkelijkheid van het gebied (cf. ‘blue bikes’).
P.13
Water De toegankelijkheid van het waternetwerk voor recreatieve vaart draagt bij aan de internationale uitstraling van de Eurometropool. Via het blauw netwerk van waterwegen worden de stedelijke kwaliteiten op natuurlijke en duurzame wijze in verbinding gebracht met de groene troeven. Afstemming van de verschillende “belastingen” (= vaarvignet) om van dit vaarnetwerk gebruik te maken zal voorkomen dat de recreant 3 verschillende ‘vignetten’ moet aanschaffen om zich in de Eurometropool te verplaatsen. (= quick win). Grensoverschrijdende afstemming over ruimtelijke inplanting van grote infrastructuren De intelligente inplanting van grote handelszaken, shopping-centra, expo-hallen, en hun bereikbaarheid met de auto is een debat dat moeilijk is maar alle aandacht verdient. Dergelijke locaties mobiliseren heel wat inwoners om de grens over te steken en dragen bij tot de versterking van het sociaal-economisch weefsel van de Eurometropool. Stedelijke en randstedelijke parkeerfaciliteiten, afgestemd op een openbaar-vervoer “shuttle”, kunnen hiervoor ontwikkeld worden. 4. een ‘verbindende’ communicatie op vlak van mobiliteit Signaleren van verkeersproblemen Het tijdig kunnen signaleren van verkeersproblemen via gps of via radio is op korte termijn wenselijk. Daarnaast kunnen digitale borden op de autowegen de automobilisten informeren over files en ongevallen op of over de grens, zodat reizigers tijdig alternatieven kunnen kiezen. Verbetering van de visualisering en de bewegwijzering Dit geldt voor de weginfrastructuur (bijv. het Kortrijkse ‘Ei’), maar ook voor het grensoverschrijdend openbaar vervoersnetwerk, waar nog kan gewerkt worden op het aspect “leesbaarheid”, naar het voorbeeld van internationale metropolen zoals Londen en Parijs. Daarenboven moet de misleidende signalisatie langs de Zuid-Oost as bij de omleiding van het zwaar transport dringend aangepakt worden. Ook het personenvervoer wordt door de actuele situatie misleid, waardoor nodeloos omwegen gemaakt worden. Het aanbrengen van een verwijzing naar de Eurometropool Lille-Kortrijk-Tournai in de verschillende deelgebieden van de Eurometropool, komt ten goede aan een grotere betrokkenheid van de inwoners van de Eurometropool en ondersteunt een grotere externe visibiliteit van de grensmetropool.
P.14
Onderwijs Verantwoordelijke trekker in Forum: Piet Vanden Abeele Maken ook deel uit van de werkgroep: Serge Schroef, Virginie Coucke, Piet Grymonprez, Erwin Van der Kelen, Britt Schouppe, Larissa Deblauwe, Anne-Mie Van den Dries, Trees Pieters Coördinatie: Virginie Coucke. Prioriteiten op korte termijn: - verder investeren in trilaterale kennismakingen voor alle leerlingen van lager tot hoger onderwijs - meer grensoverschrijdende stages organiseren in hoger onderwijs Prioriteiten, ook op langere termijn: - Optimalisering van het gebruik van dure opleidingsinfrastructuur in trilateraal verband voor technische- en beroepsopleidingen - leerpakket over de regio uitwerken
(noot: Eén van de zes thematische werkgroepen (TW) van de Eurometropool (‘EM’), o.l.v. gouverneur Paul Breyne, bespreekt de thema’s ‘(Maatschappelijke) Gezondheidszorg’ en ‘Onderwijs’ in grensoverschrijdend perspectief binnen de regio Lille-Kortrijk-Tournai. Het bestek van deze TW werd opgesplitst naar de twee deelthema’s. Deze nota betreft het deelthema ‘Onderwijs’.) Deze nota kwam tot stand door raadpleging van en overleg met meerdere personen, o.m. F. d’Hulster (HOWEST), K. Marchand, (Transforum, Provincie W.Vl.), V. Coucke (Kulak, Transforum), G. Vandenbroucke (Scholengemeenschap Hoppeland), S. Poleyn (Vlaams Volksvertegenwoordiger), L. Deblauwe (KATHO, Transforum), A. Van den Dries (W.- Vl. Hogescholen, Transforum), E. Van der Kelen (Syntra West, Transforum), G. Verhenne (KATHO, Transforum), E. Demeersseman (Consortium Volwassenenonderwijs), P. Cruysberghs (HITEK), S. Schroef (KATHO, Transforum), C. Wullaert (VIVO), W. Malfait (KULAK), P. Vanden Abeele (Transforum), P. Grymonprez (HOWEST, Transforum), B. Schouppe (UNIZO, Transforum) .
P.15
1. Situering. Wij formuleren een visie op de grensoverschrijdende ontwikkeling van het onderwijs en geven prioriteiten aan voor grensoverschrijdende initiatieven. De doelstellingen worden weergegeven onder punt 4 en verder geconcretiseerd onder punt 5. Deze nota richt zich rechtstreeks tot Transforum (TF) en tot de kringen van het middenveld die via Transforum hun stem laten horen in de Eurometropool (‘EM’); indirect richt zij zich tot de Waalse en Franse partners in het Forum van de Eurometropool (‘FEM’), tot het Forum zelf en tot de EM. ‘Onderwijs’ betreft hier het Lager, Secundair en Hoger Onderwijs, de publieke opleidingsverstrekkers (bv. centra voor volwassenenonderwijs, VDAB, Syntra), en het onderzoek dat verricht wordt door, en behoort tot de opdracht van, instellingen van hoger onderwijs. Er bestaan reeds diverse - veelal bilaterale - samenwerkingsinitiatieven of –voorstellen op vlak van onderwijs en onderzoek tussen instellingen uit de drie betrokken gebieden. Het is niet wenselijk dat de EM zich rechtstreeks inlaat met initiatieven die reeds lopen of die toch spontaan tot stand zouden komen (denk bv. aan diverse initiatieven van het hoger onderwijs, waar de betrokken instellingen zelf best grensoverschrijdende projecten kunnen ontwikkelen). Er bestaan meerdere initiatieven en fondsen om binnen Europa de samenwerking tussen instellingen van onderwijs en onderzoek te bevorderen; het kan niet de bedoeling zijn deze te dupliceren; wel is er mogelijk nog ruimte om de bekendheid en het gebruik van deze mogelijkheden in grensoverschrijdend perspectief op te voeren. De actie van de EM kan er dus het best uit bestaan enerzijds te steunen wat reeds loopt, en anderzijds gunstige voorwaarden te scheppen voor enkele, als prioritair aangevoelde, nieuwe initiatieven. 2. Betrokken instellingen aan de Vlaamse kant Dit domein gaat in Zuid West-Vlaanderen voornamelijk aan: - de scholen en scholengemeenschappen - de centra voor volwasseneneducatie - de hogescholen (‘University Colleges’) KATHO en HOWEST, de universitaire faculteiten KULAK en, in ruimer verband ook de UGent en de K.U.Leuven en hun Associaties, waar hun actie het domein van de EM bestrijkt. De bedoeling is de samenwerking van deze instellingen met tegenhangers uit het Rijselse en uit West-Henegouwen te bevorderen. ‘Grensoverschrijdend’ staat dan voor samenwerking over de staatsgrens, even goed als over de taalgrens. Soms zal de samenwerking ook een derde (of vierde) partner uit Zuid-Oost- Engeland betreffen (en daardoor eventueel ook het Engels als een derde taal, zonder dat dit de andere talen in de schaduw mag zetten). P.16
De gezochte samenwerking is in de context van deze nota trilateraal; de initiatieven kunnen lopen tussen specifieke instellingen, of openstaan voor meerdere of voor alle partners in de EM-regio. Strikt parallellisme of strikte symmetrie tussen de partners in het opzetten of uitvoeren van voorstellen is niet steeds haalbaar of wenselijk; de belangstelling voor de kennis van het Frans bv. ligt bij jonge Vlamingen, (begrijpelijk) anders dan die voor de kennis van het Nederlands bij jonge Fransen. Het doel moet zijn te streven naar een globaal ‘evenwicht’ in de interactie tussen partners, eerder dan naar een ‘evenwicht’ binnen elk initiatief. 3. Thematische Interactie en Synergie Onderwerpen die hier aan bod komen hebben geregeld raakvlakken met de materie van andere werkgroepen, bv. kennismaking met de wederzijdse taal en cultuur, toerisme en beroepsgerichte vorming en economische activiteit. Dwarsverbanden dienen gelegd met andere thema’s om overlappingen te vermijden en afstemming tussen diverse initiatieven in de EM te bevorderen; de interactie met de taal en met de ondernemingen/ het ondernemerschap verdienen daarbij zeker bijzondere aandacht. 4. Doelstellingen van Transforum voor het grensoverschrijdende inzake onderwijs/onderzoek Vanuit Vlaanderen bekeken, leunen de doelstellingen aan bij volgende thema’s • Kennis van, en identificatie met, de regio de kennis van, en identificatie met de regio bij de jeugd bevorderen, inbegrepen het actief uitdragen van de cultuur, de taal en het erfgoed van Vlaanderen in de betrekkingen met Frankrijk en met Franstalig België; het bevorderen van de kennis van de Frans(talig)e maatschappij en cultuur door de Vlaamse jongeren. • Kennis van de andere taal bevorderen de kennis van het Frans als cultureel en economisch medium bij de Vlaamse jongeren bevorderen, en de kennis van het Nederlands bij Franssprekenden stimuleren. • Onderwijssamenwerking voordelen van specialisatie en/of schaalvergroting, die op het vlak van onderwijs en onderzoek kunnen bestaan, ter hoogte van de Eurometropool te baat nemen. • Nieuwe initiatieven in het onderwijs vernieuwende onderwijs- en navormingsinitiatieven bevorderen die inhoudelijk of structureel grensoverschrijdend zijn. • Samenwerken en innoveren in het onderzoek en het ondernemen grensoverschrijdende samenwerking en strategievoering bevorderen op het vlak van onderzoek en van de bijdrage ban onderwijs en onderzoek P.17
tot het ondernemerschap en de bedrijfswereld.
5. Overzicht van mogelijke onderwerpen en actiepunten.
De thema’s en onderwijsniveaus leiden tot volgende synoptische matrix en lijst van onderwerpen. Sommige actiepunten horen bij meerdere onderwijsniveaus. Kennis van en identificatie met de regio
Kennis van Samenwerki Nieuwe de andere ng inzake initiatieven taal onderwijs op bevorderen onderwijsvla k
Samenwerke n in nieuwe initiatieven in onderzoek en ondernemen
Lager en sec. onderwijs
1
2
3
4
5
Hoger Onderwijs °
6
7
8
9
10
Permanen te- en volwassen en vorming
11
12
13
14
15
° De instellingen van Hoger Onderwijs zijn én gemotiveerd én in staat om op de meeste gebieden in te staan voor hun internationalisering; toch is dat beleid (1) soms minder gericht op het nabije buitenland of de overkant van de taalgrens en (2) vaak meer bilateraal dan trilateraal tussen de deelregio’s van de EM. In de bijlage op het eind van deze deel-nota over onderwijs en onderzoek geven wij een omstandige lijst van mogelijke initiatieven passend bij de cellen van de bovenstaande matrix.
P.18
BIJLAGE: Suggesties van concrete mogelijke actie (volgens de cellen van de synoptische matrix) Lager onderwijs en Secundair onderwijs (1-5) De initiatieven voor het Lager en Secundair onderwijs worden samen genomen. Het is echter raadzaam deze initiatieven reeds in het Lager onderwijs te starten. 1. de regio kennen, zich ermee identificeren 1.1 initiatieven gericht op het curriculum Aanbod van een vormingspakket over de regio (dit maakt ook deel uit van het project ‘Transfrontalia’) Aansluitend: een gestructureerd programma van bezoeken aan elkaars regio (bijvoorbeeld schoolreizen) 1.2 initiatieven gericht op de leerkrachten Korte stages of bezoeken ter ondersteuning van 1.1 (curriculaire initiatieven) 1.3 initiatieven gericht op de scholen Trilaterale initiatieven ter verbroedering/zustering van scholen/klassen in L.O. en S.O. met sportieve, culturele, intellectuele en andere inhoud. 2. de andere taal kennen 2.1 initiatieven naar de leerlingen e-twinning om de andere taal te oefenen (bijvoorbeeld opzetten gezamenlijke Face Book-pagina) Zomerkampen in de andere taal Uitrollen van elektronische platformen voor taalverwerving. 2.2 initiatieven naar de leerkrachten uitwisseling van taalleerkrachten uitwisseling van leerkrachten die in de andere taal doceren stage-programma ter verbetering van de kennis van de andere taal 3. samenwerken in het onderwijs 3.1 Curriculumgericht: zie 1.1 3.2 Gezamenlijk inrichten van (dure) werkplekgebonden opleidingsonderdelen (‘ateliers’) 3.3 Stages in de andere taal en regio voor beroepsgerichte opleidingen 4. nieuwe onderwijsinitiatieven 4.1 Internationaal lyceum meewerken aan de plannen die in Vlaanderen en Rijsel bestaan om een Internationale School in te richten en te zorgen dat deze de grensoverschrijdende aspecten, de troeven van de regio en de kennis van P.19
de wederzijdse taal behartigt. 5. onderzoek 5.1 Onderzoek naar verwerving van de tweede taal in L.O. en S.O. 5.2 Onderzoek naar kennis van, en identificatie met de regio (hierbij ook relaties leggen met innovatie, toerisme, het initiatief van de provincie WestVlaanderen met betrekking tot de ‘Groote Oorlog’) Hoger Onderwijs Wij herhalen dat de instellingen van Hoger Onderwijs zowel gemotiveerd zijn, als in staat om op de meeste gebieden in te staan voor hun internationaliseringsbeleid; anderzijds is dat beleid (1) soms minder op het nabije buitenland gericht of op de regio over de taalgrens en (2) meestal eerder bilateraal van aard tussen de deelregio’s. 6. de regio kennen 6.1 Aanbod van vakken over de wederzijdse situatie (bvb. Introduction au droit français; colleges ‘Doing Business in the North Sea area’ 6.2 Gestructureerd aanbod van korte of langere stages voor studenten H.O. 6.3 Verbroederingsinitiatieven tussen studenten uit de drie regio’s 6.4. Opzetten cartografie van het Hoger Onderwijs, geïntegreerd in de website van de Eurometropool 7. de taal beheersen 7.1 zomercursussen in elkaars taal (met credit) 7.2 ontwikkelen van ICT-ondersteund onderwijs van de andere taal 7.3 e-twinning binnen gelijke disciplines 8. samenwerken in het onderwijs 8.1 programma van docentenuitwisseling 8.2 opzetten van een leerstoel gewijd aan het thema van, of een thema binnen het grensoverschrijdende 8.3 openstellen van colleges/cursussen voor elkaars studenten (zie ook 6.1) 8.4 Erasmus-achtige uitwisseling, specifiek gebruik makend van geografische nabijheid 9. nieuwe onderwijsinitiatieven 9.1 Engelstalig grensoverschrijdende bachelor-programma (bv. in economie) 9.2 Enkele unieke master-opleidingen in grensoverschrijdende samenwerking 10. onderzoek 10.1 Grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking op prioritaire domeinen, uitgaande van de Vlaamse regio en van de Provincie WestVlaanderen, geïnspireerd door het Pact voor kennisgedreven ontwikkeling van de Provincie, en aansluitend bij de universitaire onderzoeksinitiatieven in Noord Frankrijk; Eurometropolitane partnerschappen in Europese onderzoeksprojecten ondersteunen P.20
10.2 Interreg-project o.l.v. de provincie West-Vlaanderen om haar prioritaire speerpunten van onderzoek en ontwikkeling te realiseren in grensoverschrijdende samenwerking. 10.3 Oprichten van een Centrum voor studie van Europese grensoverschrijdende werking en structuren. 10.4 Samenwerken op vlak van wetenschappelijke opleiding (joint doctoral programs/courses; grensoverschrijdend promotorschap; gebundeld afficheren van vacatures en activiteiten; onderzoekverblijven over de grens; ondersteuning van huisvesting voor onderzoekers) 10.5 Gezamenlijke leerstoel; samen aantrekken van toponderzoekers 10.6 Eurometropolitane samenwerking tussen organen voor kennisoverdracht (bijv. NFID en Innovatiecentrum West-Vlaanderen); samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen en gezondheidsinstanties van de Eurometropool L-K-T 10.7 De bedrijfswereld over de grens kennis laten maken met het aanbod van de instellingen van Hoger Onderwijs op het vlak van toegepast onderzoek en contractonderzoek.
Permanente Vorming 11. de regio kennen 11.1 kennismakingsprogramma op hoog niveau voor jonge bedrijfs- of administratieve kaders uit de regio 11.2 vormingsprogramma’s over de grensoverschrijdende problematiek, globaal en in specifieke sectoren (bv. gezondheidszorg, distributie,….) 12. de taal beheersen 12.1 aangepaste taalvorming voor diverse professionele groepen (zakelijk, juridisch, medisch,…) 13. samenwerken in het onderwijs 13.1 programma van kennismaking tussen centra uit de drie deelregio’s; repertoriëren van het aanbod in de andere regio’s (als deel van de cartografie van het onderwijs) 14. nieuwe onderwijsinitiatieven 14.1 Organiseren van permanente- en volwassenenvorming in verband met cultuur, erfgoed en geschiedenis van de betrokken regio’s 14.2 Opzetten van gezamenlijke opleidingen, o.m. in specialistische materies specifiek voor de regio (bijv. design en productontwikkeling voor Zuid-West-Vlaanderen, of voor het kunstonderwijs) 14.3 Vernieuwende onderwijsinitiatieven binnen permanente vorming (distance- en blended learning, videoconferentie, live streaming, etc.) 14.4 Ondersteuning van de trilaterale uitbouw van het E-campus initiatief van de Waalse partner
P.21
15. onderzoek 15.1 Onderzoek van het bestaande aanbod van permanente vorming in de Eurometropool en opzoeken van lacunes met het oog op een grensoverschrijdende invulling ervan 15.2 Onderzoek naar de gebruikte onderwijs- en leermethoden (afstandsleren, ICT, blended learning, mobile learning,…) met het oog op een voortdurende verbetering ervan
6. Concrete doelstellingen. Vertrekkend uit de algemene doelstellingen formuleren uit de Vlaamse deel-regio van de Eurometropool volgende concrete en meetbare doelstellingen voor grensoverschrijdende initiatieven in de onderwijssector: 1.
ervoor zorgen dat elke jonge Vlaming in het L.O./M.O. jaarlijks minstens één contact heeft met de Franstalige regio en/of met Frankrijk (en omgekeerd voor elke Franse/Franstalige jongere);
2.
elke student uit het H.O. tijdens de studie de kans garanderen op minstens één contact van min. 3 ECTS met de Franstalige regio’s en ernaar streven dat 20% van de studenten daar tijdens hun studie ook daadwerkelijk gebruik van maken (bv. studenten- en jongedocentenuitwisseling, Erasmus-achtige verblijven, zomerprogramma’s, stages);
3.
de sociale mobiliteit van de beroepsbevolking bevorderen door het creëren, organiseren en aanbieden van een aantal vernieuwende navormingstrajecten met grensoverschrijdend perspectief; daarmee jaarlijks (min.) 200 deelnemers bereiken;
4.
initiatief nemen of ondersteunend werken om tijdens de komende vijf jaar 5 trilaterale, vernieuwende grensoverschrijdende onderwijs- en/of onderzoeksinitiatieven, uniek voor en eigen aan de Eurometropolitane regio en met blijvende structurele onderbouw, tot stand te brengen.
P.22
7. Prioriteiten De EM kan haar steun verlenen aan initiatieven die spontaan uitgaan van de sector van onderwijs en van onderzoek. Daarnaast zou het FEM ook enkele prioriteiten actief moeten steunen met initiatieven die een zekere schaal vergen of waar de belangstellenden onvoldoende middelen hebben om ze te verwezenlijken. Over volgende lijst van prioriteiten onder meer bestaat binnen de onderwijssector in Zuid West-Vlaanderen consensus: 1.
Ontwikkelen van een onderwijs- en leerpakket over de regio, en van een begeleidend programma van bezoeken
2.
Ondersteunen van een programma van trilaterale kennismaking tussen scholen in het L.O. en S.O. en in de permanente educatie
3.
Opzetten van een programma om dure infrastructuur in trilateraal verband te gebruiken in het technisch en beroepsgericht onderwijs
4.
Opzetten van een programma van stages voor studenten uit het Hoger Onderwijs
5.
Opzetten van beroepsgerichte programma’s van taalvorming in het volwassenenonderwijs
6.
Stimuleren van initiatieven in de richting van taal-immersieonderwijs
P.23
Gezondheid en sociale zorg: Streven naar een performante en zorgzame eurometropool Verantwoordelijke trekker in Forum: Jan Deleu Maken ook deel uit van de werkgroep: Wino Baekelandt, Freddy Bonte, Marc Demaeght, Britt Schouppe Coördinatie: Wino Baekelandt Prioriteiten op korte termijn: - Beter inzicht krijgen in data door middel van het opmaken van een cartografie van de sector (volumes à bedden, patiënten, stromen,…) Prioriteiten, ook op langere termijn: - plan van aanpak: voor de verschillende deeldomeinen acties plannen om prioritaire knelpunten weg te werken (b.v. tekort aan verpleegkundigen) - inzetten op expertiseopbouw en technologische optimalisatie via joint-ventures en uitwisseling van best-practices in verschillende domeinen (zowel met betrekking tot de sociaal culturele aspecten van de zorgverlening als tot de medische aspecten), uitbouwen van een platform voor kennis- en ervaringsuitwisseling..
Noot: Eén van de zes thematische werkgroepen (TW) van de EM, o.l.v. gouverneur Paul Breyne, bespreekt de thema’s ‘(Maatschappelijke) Gezondheidszorg’ en ‘Onderwijs’ in grensoverschrijdend perspectief binnen de regio Lille-KortrijkTournai. Het bestek van deze TW werd opgesplitst naar twee deelthema’s. Dit deel betreft het deelthema "medische en sociale zorg" en betreft grensoverschrijdende opportuniteiten en problemen in verband met rusthuizen, gehandicaptenzorg, kinderopvang, thuiszorg, ziekenhuizen en sociale zorgverlening. Deze nota heeft mee input geleverd aan de nota” Medische en Sociale zorg” van het FEM (zie voor deze nota de website van Transforum: http://transforum.be/files/zorg/NotazorgFORUM.pdf ). 1. Context De context voor de uitbouw van een performante en zorgzame Eurometropool is langs Vlaamse kant gekenmerkt door de beleidsbrief Peeters: deze verankert onze zorgsector in de Vlaamse institutionele context aandacht voor “brede zorgverlening”: dit betekent kruisverbindingen met o.m. cultuur, industrie, vervoer/mobiliteit, toerisme aandacht voor maatschappelijk werk en uitbouw van een gezondheids/welzijnsnetwerk in de Eurometropool.
P.24
2. Doelstellingen De doelstellingen van Transforum situeren zich op volgende niveaus : betere ontsluiting van data over de grenzen heen: wat is het aanbod van de zorginstellingen en hoe werken ze ?; wat zijn de precieze problemen van de bevolking; hoe zijn deze demografisch gespreid? vanuit deze betere (vervolledigde) data moeten grensoverschrijdende analyses gemaakt worden: hoe kunnen we de aangeboden zorgverlening beter afstemmen op de behoeften van de bevolking in deze grensregio? binnen de eurometropool is een belangrijke en kritische massa van talent aanwezig; initiatieven, zoals uitwisselingen e.d. moeten ontwikkeld worden om de mobiliteit van dit talent te bevorderen. onderwijs en in het bijzonder taalonderwijs is een belangrijk onderdeel om deze talentuitwisseling te realiseren. de kritische massa van de EM laat toe om binnen de regio te innoveren op specifieke (sub)niches binnen de zorgsector. daarnaast is een grensoverschrijdende focus in de breedte nodig, wegens de vele kruisverbanden tussen de zorgsector en de sociale en culturele omgeving waarbinnen de inwoners leven. de grensstreek en het verstedelijkingsproces genereren enkele specifieke problemen. Middelengebruik is daar een voorbeeld van, evenals het toenemend aantal zorgbehoevenden van allochtone afkomst 3. Acties Om deze doelstellingen te realiseren stelt Transforum volgende acties voor: Zorg en onderwijs Een dringende problematiek is de schaarste aan geschoold personeel. Samenwerking tussen Franse, Waalse en Vlaamse scholen/opleidingen en instellingen kan voor een deel van de oplossing zorgen, bv.: door ervaringen uitwisselen, door verpleegstages over de grens mogelijk te maken (cfr. Het initiatief in de Limburgse regio om verpleegkundigen te laten specialisatiestage lopen over de grens). Zorg en expertise/technologie Er is een opportuniteit voor het versterken en benutten van bestaande expertise en kennis in de regio; het grote aantal zorgbehoevenden in de Eurometropool maakt daarbij (sub)specialisatie mogelijk. De aanwezigheid van uitstekende medische faculteiten in Lille en van een subfaculteit Geneeskunde aan de universiteit in Kortrijk biedt ruimte voor innovatie en samenwerking op het vlak van onderzoek en onderwijs. Analyse en uitwisseling van informatie is wenselijk over de expertise en polen in de brede zorgsectoren; een projectmatige en pragmatische benadering is wenselijk om concrete samenwerkingsprojecten op te zetten (bv. Zorg ethische P.25
labo Stimul en Univ. Lille – afd. bio.med.ethiek (Prof. Boittê), Reseau regional de la memoire Méotis en ECD Vlaanderen). Zorg en werk. De taalbarrière is een belangrijk probleem. De vaak ontoereikende beheersing van functioneel Frans/Nederlands en van vakjargon is een blijvende hinderpaal voor de mobiliteit van talent binnen de Eurometropool en tussen zorginstellingen. Een oplossing kan gezocht worden in specifieke taallessen en in stages verbonden met, en geënt op de sector, bv. een taalmodule “medisch Frans” Zorg en talent In Vlaanderen is er weinig ervaring met het tewerkstellen van allochtonen in de zorgverlening. De omstandige ervaring daarmee in Noord-Frankrijk is een opportuniteit. Dit vraagt om de uitwisseling van ervaringen en goede praktijk en om de integratie daarvan in (voortgezette) opleidingen. Zorg en innovatie Zorginnovatie en vernieuwing van de zorg staat op de agenda voor de toekomst, ook binnen de grensregio. Er is nood aan analyse van de mogelijkheden voor en aan uitwisseling van ideeën en praktijken op het vlak van zorginnovatie, bv. het Flanders’ Care programma of het Platform innovatiecluster “Landbouw, voeding, gezondheid” . Brede Zorg. Een zorggericht beleid vergt ook aandacht voor raakvlakken met o.m. preventie, toerisme, mobiliteit, sport, cultuur. Dit zijn vaak, of per definitie, grensoverschrijdende onderwerpen. Er is nood aan een analyse van deze raakvlakken en aan uitwisseling van ideeën en praktijk op de interactie tussen zorg en deze andere sectoren. Zorg en middelengebruik. Een aandachtspunt is de problematiek van het middelenmisbruik in het algemeen, en in de grensstreek in het bijzonder; dit probleem kent ook een politionele en justitiële component. De gedeelde problematiek rond grens dient geanalyseerd en een gemeenschappelijk plan van aanpak moet opgezet worden. Zorg en sociale zekerheidselsels Er is ontoereikende kennis van en aandacht voor het Belgische sociale zekerheidsstelsel t.a.v. grensarbeiders. Een doelgerichte informatiecampagne i.s.m. ziekenfondsen en vakbonden is gewenst. De Zorg en haar structuren Er is een grote verscheidenheid in koepelorganisaties, studiecentra en voorzieningen tussen de drie regio’s; onduidelijkheid over de structuren blijft; informatie over EU-projecten is noch “op maat” van de sector, noch van de streek. Het is wenselijk een eenvoudige en gemakkelijk toegankelijke beschrijving op te maken van “hoe werkt wat”, marktbeschrijving m.b.t. sociale voorzieningen op te P.26
maken, informatie over te mobiliseren EU-middelen te ontsluiten voor de sector in de Eurometropolitane regio Zorg en data De beschikbare databanken zijn geografische en functioneel onvolledigheid en moeilijk toegankelijk. De data dienen aangvuld voor elke regio, en aangevuld met demografische informatie. Er dient gezorgd voor een gemakkelijke, gespreide ontsluiting van de databanken. Conclusies - De nota " zorg " van de Eurometropool zou eerst en vooral de sectoren welzijn, zorg en gezondheid in de regio op de kaart moeten zetten, parallel met cartografie die reeds bestaat of ontwikkeld wordt voor de thema’s Onderwijs, Economie, Toerisme, Arbeid en Tewerkstelling. - een " plan van aanpak " zou moeten opgemaakt worden om de voorgestelde acties voor de sector Zorg te kunnen realiseren (o.m. met Europese budgetten en netwerken).
P.27
Toerisme Verantwoordelijke trekker in Forum: Stefaan Gheysen Maken ook deel uit van de werkgroep:Erwin Van der Kelen, Axel Ronse Coördinatie: Stefaan Gheysen Prioriteiten op korte termijn: - Treinverbinding tussen Lille en Ieper verbeteren (cf. herdenking WOI 2014) - Cultuurtoeristische evenementen Lille3000 uitbreiden naar Eurometropool3000 Prioriteiten, ook op langere termijn: - toeristisch aanbod ankeren op onze gemeenschappelijke geschiedenis - architecturale sterke bakens uitwerken
De Eurometropool is vanuit toeristisch oogpunt momenteel nog niet binnen één kansrijk concept te vatten. Het gebied is daarvoor nog te weinig samenhangend, zowel op ruimtelijk als menselijk (‘sense of place’) vlak, maar ook op vlak van aanbod en dienstverlening. Ook de weinig gekende benaming Eurometropool op zich en het ontbreken van een eenduidige geografische afbakening, maken dat de Eurometropool als stadsregio (nog) niet in de toeristische markt kan worden geplaatst. Het toerisme, met de nabijheid van de agglomeratie Lille en de bijhorende toeristische markt (klanten), moet sterker als een economische functie ontwikkeld worden. Er zijn binnen de Eurometropool een aantal kansrijke toeristisch-recreatieve concepten die cruciaal zijn voor de uitbouw van de Eurometropool op toeristisch vlak. We onderscheiden: 1. Groen-blauw netwerk en het groenrecreatieve potentieel. De waterwegen en oude spoorwegen in de Eurometropool zijn belangrijke verbindingsassen, zowel over de grenzen als tussen de verstedelijkte gebieden en met het platteland. Ze kennen een intens recreatief gebruik, waarbij de fiets aan Vlaamse zijde een prominente rol speelt. Ze geven vorm aan de Eurometropool en speelden een bepalende rol in de geschiedenis van het gebied. Met het fietsnetwerk beschikt Vlaanderen over een geschikt instrument om het groenblauw netwerk voor deze recreatievorm te ontsluiten. De populaire knooppunten-bewegwijzering laat toe een uniform en samenhangend netwerk te creëren waarbij de primaire groene en blauwe assen moeiteloos verbonden worden met secundaire assen en landelijke gebieden.
P.28
Het doortrekken van het fietsnetwerk over de hele Eurometropool zal een meerwaarde scheppen op recreatief vlak, maar biedt ook mogelijkheden op toeristisch vlak. Verder moet gezamenlijk worden ingezet op het wegwerken van missing links en op de verbetering en uniformisering van de kwaliteit. Grote delen van de Eurometropool worden gekenmerkt door een sterke landschappelijke versnippering en versnijding. De Eurometropool telt echter ook een aantal aantrekkelijke aaneengesloten landelijke gebieden die zich op een boogscheut van de stedelijke kernen bevinden. Het gaat hier meer concreet om het Pays de Collines, het Parc Naturel Plaines de l’Escaut (in samenhang met het Franse Parc Naturel Régional Scarpe – Escaut), de West-Vlaamse Scheldestreek, de West-Vlaamse Heuvels en het Pays de Weppes. De verdere ontwikkeling van het plattelandstoerisme en het recreatief medegebruik in deze gebieden moeten ervoor zorgen dat zij zowel bezoekers uit de verstedelijkte delen van de Eurometropool, als toeristen van buitenaf kunnen aantrekken. Deze gebieden moeten hun landelijke authenticiteit kunnen bewaren; actieve landbouw is daar een essentieel element van. De aantrekkelijke aaneengesloten landelijke gebieden die de Eurometropool nog rijk is moeten bewaard en verder ontsloten worden op vlak van plattelandstoerisme en recreatie waarbij medegebruik en duurzaamheid sleutelbegrippen zijn.
2. Stadsregio Kortrijk en Doornik liggen, in vogelvlucht, vlak bij de Metropool Rijsel. Om deze nabijheid ook toeristisch te kunnen uitspelen binnen de context van een stadsregio is een belangrijke randvoorwaarde nog niet ingevuld, met name een volwaardig grensoverschrijdend tram- of metronetwerk. De verbindingen met openbaar vervoer tussen steden en gemeenten in de Eurometropool zijn ontoereikend om vanuit toeristisch oogpunt echt van een stadsregio te kunnen gewagen. Daarnaast moet nog verder worden geïnvesteerd in bestaande imagoondersteunende bezoekersattracties en in publieke ruimten. Prioritaire projecten binnen deze context zijn de uitbouw van een nieuw Vlasmuseum in het centrum van Kortrijk en de herontwikkeling van historisch Kortrijk.
De realisatie van een volwaardig grensoverschrijdend tram- of metronetwerk is essentieel om de Eurometropool als stadsregio toeristisch in de markt te zetten. Deze investering moete gepaard gaan met investeringen in bestaande imago-ondersteunende bezoekersattracties en in de publieke ruimte.
P.29
3. Grensoverschrijdende bezoekersstromen Het versterken van het gevoel zich in één grensoverschrijdende regio te bewegen is een grote uitdaging voor de toeristische uitbouw van de Eurometropool. Het stimuleren van grensoverschrijdende toeristische bezoeken kan hier zeker toe bijdragen. Evenementen spelen daarbij een belangrijke rol. Ze laten de bewoners van de Eurometropool toe gericht kennis te maken met de andere kant van de grens; ze versterken de identiteit van de EM als een regio waar altijd wel iets te beleven is. Afstemming tussen actoren uit de toeristische, culturele, sportieve en commerciële (bvb. braderieën) sectoren is daartoe essentieel. Deze afstemming ontbreekt vandaag nog grotendeels. ‘Lille 3000’ groeit op termijn best uit tot ‘Eurometropool3000’. In Vlaanderen is op korte termijn nood aan 1 à 2 architecturale bakens (bijvoorbeeld musea) om een permanente aantrekkingskracht te realiseren. Vlaanderen ken meer inzetten op architectuur als toeristisch product, ook gezien de invloed van Vlamingen op de architectuur in Lille. Promotie en communicatie zijn belangrijke aandachtspunten. Op het vlak van onthaal van de toeristische klanten in een andere taal dan het Nederlands scoort Vlaanderen ondermaats. Samenwerken met Wallonië voor de promotie van het toeristisch aanbod moet grotere prioriteit krijgen. Ook de ontwikkeling van originele nieuwe concepten, zeker in de sfeer van de gastronomie, houdt nog heel wat mogelijkheden in. Het grensoverschrijdend bezoek kan best worden gestimuleerd via het evenementenaanbod. Afstemming tussen de verschillende betrokken sectoren en de ontwikkeling van originele nieuwe concepten zijn aandachtspunten.
4. De Groote Oorlog Hoewel de Westhoek in eerste instantie spontaan wordt geassocieerd met het herdenkingstoerisme, telt de Eurometropool naast de relicten en sites in het arrondissement Ieper nog een aantal opmerkelijke plaatsen die ons herinneren aan de Groote Oorlog. We denken hierbij bv. aan Fromelles (even ten Westen van Rijsel), Ploegsteert (memoriaal waar op regelmatige basis The Last Post wordt gespeeld), Menenwald (de grootste Duitse militaire begraafplaats in WestEuropea) en het Flanders Field Cemetery in Waregem (enige Amerikaanse begraafplaats uit WOI in België). In het vooruitzicht van de 100jarige herdenking van de Groote Oorlog doen we er goed aan het potentieel van de Eurometropool op vlak van het herdenkingstoerisme te valoriseren. Dit gebeurt best in overleg met, en complementair aan de inspanningen ter zake in de Westhoek .
P.30
De ontsluiting van Ieper vanuit Lille via de trein is nodig om de vele Britse toeristen ter plaatse te kunnen brengen. De Eurometropool telt naast de grote relicten en sites in het Ieperse nog een aantal opmerkelijke plaatsen die herinneren aan de Groote Oorlog en die men in functie van de 100jarige herdenking toeristisch kan valoriseren.
5. De directe treinlijn Oostende-Brugge-Kortrijk-Lille Flandres met aansluiting van Ieper. De toeristische ontsluiting van de EM Lille-Kortrijk-Tournai heeft slechts zin indien zij ook kan aansluiten op toeristische steden en gebieden die buiten de Eurometropool liggen. Voor Vlaanderen betekent dit een directe treinlijn Oostende-Brugge-Kortrijk-Lille Flandres. De lijn Kortrijk-Ieper wordt nu alleen Lokaal (L) bediend, en dat is onvoldoende om toeristenstromen te genereren. Ook een rechtstreekse verbinding met Lille (via Komen/Comines) kan gerealiseerd worden. Het station te Kortrijk dient in de communicatie een belangrijke plaats te krijgen als openbaar-vervoer hub voor het toerisme.
P.31
Cultuur Verantwoordelijke trekker in Forum: Franky Devos Maken ook deel uit van de werkgroep: Wim Vanseveren, Roos Desmet, Bob Bauwens, Luc Devoldere Coördinatie: Franky Devos Prioriteiten op korte termijn: - cross-communicatie tussen de drie gebieden van gelijkaardige culturele evenementen - internet-tool uitwerken zodat individuele kunstenaarstevens elkaar leren kennen Prioriteiten, ook op langere termijn: - de culturele netwerken binnen het Vlaamse deel van de Eurometropool beter op elkaar afstemmen - ‘vertaalstudio/vergaderruimte’ in het Agentschap voor overleg tussen organisaties - groot cultureel evenement (en/of gebouw) in de Eurometropool (cf. toerisme)
Transforum onderstreept dat de culturele sector in belangrijke mate bijdraagt aan de sociale cohesie binnen de Eurometropool en de uitstraling van de Eurometropool; hij genereert tevens economische activiteit. . Uit recent onderzoek blijkt dat, naast betaalbare woningen en vlot woon-werkverkeer, het cultuuraanbod voor jonge gezinnen doorslaggevend is in hun keuze van een woonplaats. Gelet op de brain-drain uit, en de vergrijzing van de bevolking in de arrondissementen Kortrijk, Ieper, Roeselare en Tielt vindt Transforum dat de cultuursector steun verdient, ook op het niveau van de Eurometropool. Er kan daarbij op drie niveaus ingezet worden: -
het basisniveau van de culturele organisaties en de individuele cultuurconsumenten en -producenten het middenniveau van culturele samenwerkingsprojecten tussen de drie deelregio’s een topniveau dat internationale uitstraling ambieert
Bij elk van deze niveaus hoort ook een flankerend beleid vanuit andere beleidsdomeinen (bv. mobiliteit, toerisme, tewerkstelling).
P.32
1. BASIS: niveau van de van de culturele organisaties en de individuele cultuurconsumenten en producenten. Vier te ontwikkelen acties: 1. Synthese opmaken van de stand van zaken: De afgelopen vijftien jaar zijn meerdere studies, nota’s en adviezen geschreven rond opportuniteiten voor culturele samenwerking tussen de deelregio’s van de Eurometropool. Transforum wenst dat die nota’s worden geïnventariseerd, gesynthetiseerd en ontsloten, ook om dubbel werk te voorkomen. 2. Informatie verzamelen en verspreiden Samenwerking tussen culturele organisaties, verenigingen,… start bij de kennis van de ander. Transforum wenst een database (ontsloten via een site) met de contactgegevens en de beschrijving van de werkvormen en de doelgroepen van de organisaties (parallel met de cartografie die ook ,voor andere thema’s wordt vermeld). Naast culturele organisaties moeten ook individuele (amateur) kunstenaars gestimuleerd worden om samen te werken. Nog belangrijker dan een cartografie van culturele actoren, is het een tool te ontwikkelen waardoor individuele muzikanten, schilders, schrijvers, beeldhouwers,… binnen de Eurometropool op zoek kunnen gaan naar gelijkgezinden met wie zij gezamenlijke projecten kunnen opzetten. Steunmaatregelen voor grensoverschrijdende samenwerking (Interreg, Cultuur 2007, provinciale en stedelijke subsidies…) moeten zo ruim mogelijk bekend gemaakt worden. Aan Vlaamse kant zouden de gemeentelijke cultuurbeleidscoördinatoren moeten optreden als ambassadeurs voor grensoverschrijdende samenwerking. Zij dienen hieromtrent expertise op te bouwen en die te ontsluiten die voor lokale actoren, die zij kunnen ondersteunen bij het opzetten van grensoverschrijdende projecten. 3. Communicatie Als eerste stap in de doorstroom van informatie over het cultuuraanbod tussen de regio’s van de Eurometropool pleit Tranforum voor een systeem van gekruiste communicatie. Dit betekent dat elke cultuurorganisatie gestimuleerd wordt om in zijn eigen communicatiemiddelen (brochure, tijdschrift, site) het aanbod op te nemen van partners uit een andere regio met een gelijkaardig doelpubliek. P.33
Het cultuuraanbod met een internationaal potentieel wordt best, in samenwerking met de toeristische diensten, gebundeld gecommuniceerd naar het internationale publiek. 4. Netwerking Binnen de cultuursector is er grote nood aan expertise-uitwisseling. Dit kan gebeuren door de organisatie van thematische salons (podiumkunsten, erfgoed, ondersteuning amateurkunstenaars, nieuwe media, bibliotheken, publiekswerking,…) tussen de drie regio’s. Ook binnen de regio’s is het cultuuroverleg tussen de vier arrondissementen van Transforum (Ieper, Tielt, Roeselare, Kortrijk) nog onvoldoende uitgebouwd. Transforum pleit voor een schaalaanpassing van het cultuuroverleg in de regio Ieper (QO7) en in de regio Kortrijk (Overleg Cultuur Zuid-West-Vlaanderen) naar de regio’s Tielt en Roeselare. Het overlegplatforum Culture.Wapi in Wallonie Picarde is een voorbeeld om na te volgen. Flankerend beleid De voorgestelde maatregelen vergen afstemming met en ondersteuning uit andere sectoren van de werking van de EM: Mobiliteit: verbetering van het openbaar vervoer. Toerisme: stimuleren van toeristische culturele daguitstappen voor inwoners binnen de Eurometropool; internationale publiekswerving n.a.v. grote evenementen 2. MIDDEN: niveau van de van bestaande/nieuwe culturele samenwerkingsprojecten tussen de drie regio’s. De ruggengraat van de grensoverschrijdende culturele samenwerking bestaat uit een groot aantal concrete projecten, aangestuurd door inwoners van de Eurometropool zelf. Twee te ontwikkelen acties: 5. Vrijwaren van bestaande, en aanboren van nieuwe financiële middelen: Interreg-middelen zijn van groot belang voor de ondersteuning van grensoverschrijdende culturele samenwerking. Transforum dringt aan op het behoud van het domein cultuur binnen de nieuwe Interregprogramma’s . . Gezien de samenstelling van de Eurometropool is het belangrijk daarbij de budgetten voor tripartiete (Vlaanderen, Wallonië, Frankrijk)projecten te verhogen, evenals het instrument van P.34
microprojecten. Interregfondsen zijn impulssubsidies; wij pleiten er daarom voor dat alle participerende overheden van de Eurometropool cultuurgerichte goede Interreg-projecten zouden nadien opnemen binnen reguliere budgetten, zodat de grensoverschrijdende culturele samenwerking duurzaam kan zijn. 6. Acties te ondersteuning van tweetaligheid: om de tweetaligheid binnen de Eurometropool te stimuleren vraagt Transforum steun bij het voeren van tweetalige cultuurcommunicatie; wij willen (taal)stages voor cultuurmedewerkers bij organisaties in de andere regio’s aanmoedigen; wij vragen een vergaderzaal met permanente tolkfaciliteiten in te richten bij het Agentschap van de Eurometropool om overleg tussen cultuuractoren uit de drie deelregio’s te ondersteunen. Het spreekt voor zich dat een flankerend beleid inzake onderwijs van de ‘andere taal’ ook hier aan de orde is. .
3. TOP: internationaal niveau (uitstraling van de Eurometropool) Cultuur draagt bij tot convivialiteit binnen de Eurometropool maar ook voor (internationale) uitstraling. Wij stellen hier twee initiatieven voor: 7. Initiëren en ondersteunen van evenementen als internationale culturele vuurtorens van de Eurometropool. Evenementen hebben grote aantrekkingskracht hebben op een internationaal publiek. Transforum vindt het belangrijk dat hiervoor een ambitieus beleid wordt uitgetekend en dat projecten die nu reeds internationale uitstraling hebben (o.a. Lille3000, festival NEXT,…) hiervoor als basis dienen. 8. Initiëren en ondersteunen van “plekken” als internationale culturele lichtbakens van de Eurometropool. Benevens het organiseren van evenementen pleiten wij ook voor gebouwen met een permanent cultureel aanbod . Ook hier wenst t Transforum een ambitieus beleid dat vertrekt vanuit de aanwezig potenties, bv. Palais des Beaux Art Lille en Doornik, Le Fresnoy (Tourcoing), LAM (Villeneuve d’Ascq), Budafabriek (Kortrijk), Muziekcentrum (Kortrijk), In Flanders Fields (Ieper)… Ook hier is nood aan een flankerend beleid op diverse domeinen:
P.35
Mobiliteit: verbeteren van het internationaal transport van/naar de Eurometropool, en van de aansluiting tussen het TGV-station Rijsel met de andere steden van de Eurometropool. Toerisme: co-creatie van een internationaal aanbod. Economie: verdichten van de link tussen kunst en economie. Onderwijs: uitbouw van hoger kunstonderwijs.
P.36
Ruimtelijke planning en duurzame ontwikkeling Verantwoordelijke trekker in Forum: Franky Roels Maken ook deel uit van de werkgroep: Noël Lievrouw, Jan Christiaens, André Sonneville, Trees Pieters Coördinatie: Koenraad Marchand. Prioriteiten op korte termijn: - Meer en betere grensoverschrijdende informatie, raadpleging en overleg naar aanleiding van planningsinitiatieven; vertalen van inhoudelijke samenvattingen in de andere taal. (aandacht voor gerichte communicatie) - aandacht voor transversale aspecten m.b.t. duurzaamheid bij de planning. Prioriteiten, ook op langere termijn: - Realisatie van een gezamenlijke, grensoverschrijdende SCoT
1. Inleiding: Dit thema is zeer transversaal van aard: diverse ambities op andere beleidsdomeinen blijken elkaar te beïnvloeden wanneer men hun ruimtelijke impact zichtbaar maakt. TF beoogt de ontwikkeling van een EM met een uitgesproken internationaal karakter.; die ambitie moet dus in de ruimtelijke planning tot uiting komt. Vooral de toegankelijkheid van de EM telt daarbij, inbegrepen het handhaven en uitbouwen van de EM als logistiek kruispunt voor goederenvervoer (via weg, water en spoor), terwijl ook het behoud van de aantrekkelijkheid en toegankelijkheid van de steden voor personenvervoer, zowel toeristisch als voor zakenlui moet gevrijwaard worden (Trein, TGV, personenwagens). Strategische afspraken over de organisatie van het trans-europees goederenvervoer in de EM dringen zich op omdat dit een belangrijk structurerend element is met grote ruimtelijke impact. In sterk verstedelijkte gebieden zoals Zuid-West-Vlaanderen beperkt deze ruimtelijke impact zich niet tot de agglomeratie; zij structureert ook in belangrijke mate het open gebied en het platteland. Metropolen zoeken een kwaliteitsvolle en duurzame afweging ven het gebruik van de ruimte. De metropolen besteden toenemend aandacht aan de relatie tussen de grootstedelijke gebieden en de omliggende open ruimte en sluiten beide in binnen een geïntegreerd ruimtelijk project.
P.37
Het blauwe en groene netwerk van waterwegen en van achterliggende groene assen is een structuur van potentieel hoge kwaliteit die de open gebieden in de EM met de verstedelijkte kernen verbindt. 2. Themagerichte acties: 2.1. Ruimtelijke ordening Transforum is van oordeel dat verder moet geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van een ‘industriële’ sector, maar dat voor de inplanting daarvan gedacht moet worden op de grotere schaal van de EM. Ook voor de uitbouw van de dienstensector en de ontwikkeling van het KMO-weefsel kunnen synergiën (clusters) op schaal van de Eurometropool nagestreefd worden. Er is derhalve nood aan grensoverschrijdend overleg voor de opmaak van ruimtelijke planningsdocumenten zoals het SCOT (Schéma de cohérence territoriale) en/of de Vlaamse voorbereiding van de strategische herziening van Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (cf. Visienota ruimtegebruik en ruimtebeslag van de Vlaamse Regering) met horizon 2020-2050 om een prioritaire strategische transformatie realiseren op het Vlaamse Territorium van de Eurometropool en dit op termijn te doen uitmonden op een grensoverschrijdende SCoT Afstemmen van de stedelijke gebieden in Vlaanderen met die van Noord Frankrijk is wenselijk, zowel op het vlak van infrastructuur, huisvesting als van mobiliteit; dit vergt beter overleg, advies en coördinatie bij wijziging van (strategische) planningsdocumenten. In het bijzonder wanneer men in een grensgebied voorziet in de inplanting van nieuwe bedrijventerreinen, windturbines, verbrandingsovens e.d., is dit onontbeerlijk. Er is bij dergelijk overleg duidelijk nood aan vertaalwerk; op zijn minst is gebruik van (vertaalde) samenvattingen nodig om tot betere communicatie te komen. Specifieke actie is nodig ter voorkoming van overstromingen door de opmaak van een gemeenschappelijk alarmsysteem. TF vraagt om betere informatie-uitwisseling op vlak van aanbod van bedrijventerreinen. Het project “Gogis”2 kan hier inspirerend werken. TF is voorstander van een gezamenlijke reconversie van de grenspost RekkemFerrain door een emblematisch en kwaliteitsvol architecturaal project uit te werken dat de ambitie voor metropool van Lille vertolkt en dat een etalage is voor ‘de Eurometropool 2030’ . TF vraagt aandacht voor een inclusief sociaal- en huisvestingsbeleid, zowel in het centrum alsook in de periferie van de EM. Goede woon- en leefkwaliteit is belangrijk voor de haar aantrekkingskracht. Men moet oog hebben voor effecten 2
Gogis – Grensoverschrijdend geografisch informatiesysteem. Op een website wordt het grensoverschrijdend aanbod van bedrijventerreinen voorgesteld.
P.38
van sociale uitsluiting die daar vaak mee gepaard gaan en voor migratie naar ‘goedkopere’ gebieden, eventueel ook naar Vlaanderen of naar de grensstreek. Dit hoeft op zich niet problematisch te zijn maar stelt wel bijzondere uitdagingen naar tewerkstelling, mobiliteit (we verwachten dat deze mensen functioneel verbonden blijven met Lille Métropole), zeker naar integratie (bv. taal), naar organisatie van de zorgvoorziening en naar eventuele maatschappelijke kosten. Dit beleid vergt opvolging van bevolkingsbewegingen binnen de EM en maatregelen om de effecten ervan te begeleiden of op te vangen, in het centrum even goed als in de periferie. De versterking van de binnenstedelijke woonfunctie valt daarbij te verkiezen boven de oprichting van nieuwe “slaapsteden”. 2.2. Milieu en hernieuwbare energie Onze gemeenschappelijke hulpbronnen, in het bijzonder de inplanting van windmolens of andere duurzame energieprojecten, zijn voor de modernisering en toekomst van onze primaire en secundaire sector, een gezamenlijke zorg die afstemming vergt binnen de EM. Voor de groeiende sector van windturbines is het een goed idee te komen tot uitwisseling van ervaringen en van ‘best practices’, in het bijzonder op het vlak van strategieën voor de inplanting van windturbines. Acties zijn gewenst om grensoverschrijdende luchtvervuiling tegengaan, (cf. verhoogde PCB- en dioxineconcentraties in Menen; cf. verhoogde aanwezigheid van fijn stof ten westen van de metropool Lille). Initiatieven zoals AEROPA (Interreg-project voor het opzetten van een gemeenschappelijke meetcampagne voor luchtverontreiniging ) zijn noodzakelijk, maar moeten ook ruim bekendgemaakt en teruggekoppeld worden. In eenzelfde sfeer van samenwerking moet ook de grensoverschrijdende waterverontreiniging te worden tegengaan.
3.3. Duurzame ontwikkeling. De EM Lille-Kortrijk-Tournai is sterk verstedelijkt, hoewel niet overal even intens. De stedelijke agglomeraties concentreren de meeste stadsfuncties, daarrond liggen meer open rurale gebieden met kleinere stedelijke kernen en met troeven op gebied van landschap en natuur. Een grote uitdaging ligt erin om beide aspecten van de EM, stedelijk en randstedelijk/natuur met respect ,voor de eigen aard, intelligent verder te ontwikkelen en met elkaar te verbinden. Meer dan vroeger is de moderne mens “multifunctioneel”: hij houdt van fietsen en joggen in de buurt waar hij/zij woont, het liefst in een groene, aangename, gevarieerde en kwalitatieve omgeving. Bij het realiseren daarvan kan men niet voorbij aan de kwaliteit van de natuur. Groen op zich is al mooi, maar de kwaliteit van de natuurlijke omgeving is nog zoveel hoger als deze ook biodivers is. De natuurlijke kwaliteiten en de biodiversiteit kan men in de EM verder P.39
uitbouwen (bv. met ‘stadsrandbos’) en deze grensoverschrijdend ontwikkelen (schaalvergroting realiseren), door natuur- en rustzones met elkaar te verbinden. De mens laten delen in de natuurlijke omgeving, ook wanneer hij in de stad woont, hoeft niet langer een illusie te zijn; het is een terechte en haalbare wens van de moderne stadsbewoner, waar ook in de EM naar moet geluisterd worden. Het uitzonderlijke waterwegennetwerk van de EM , biedt daar mooie kansen voor. Deze natuurlijke ‘corridors’ verbinden niet alleen de landelijke gebieden met de stad, maar ook de stadsrand buurten met zowel de stadscentra als met het platteland. Verbeterde mobiliteit langs dit netwerk kan een sociaal bindend effect sorteren. Investeren in de kwaliteit van en langs dit netwerk is ook investeren in randstedelijke buurten die overigens betrokken worden in ambitieuze ontwikkelingsprogramma’s voor ,de stadscentra. Hier liggen dan ook kansen voor zachte en laagdrempelige recreatie, zoals jogging en fietsen langs jaagpaden. (cf. groenrecreatief toerisme). TF breekt dus een lans voor een betere kwaliteit van de leefomgeving in de randstedelijke ruimte; het vraagt samenwerking met en tussen actoren in de EM die deze kwaliteitsverbetering nastreven (milieu, biodiversiteit, natuur en water als belangrijke dragers van deze kwaliteitsverbetering). De verdere kwaliteitsvolle uitbouw van het groene en blauwe netwerk in de EM kan uitmonden in de ontwikkeling van diensten voor (arrangementen, fiets/wandel/vaartochten, …) voor het ‘nabijheidstoerisme’.
P.40