Visie en kaderstelling Sociaal Domein
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
mei 2014
Inhoudsopgave
Inleiding......................................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 1 Veranderingen in het Sociaal Domein................................................................ 5
Hoofdstuk 2 Waar staat Meppel nu?........................................................................................ 8
Hoofdstuk 3 Visie sociaal domein........................................................................................... 10
Hoofdstuk 4 Kaders sociaal domein....................................................................................... 12 A.
Versterken van de sociale samenhang.........................................................................................12
B.
Het juiste antwoord op de vraag achter de vraag..........................................................................13
C.
Meervoudige en complexe vraagstukken/ multiproblem..................................................................15
Z.
Efficiëntie en samenhang...........................................................................................................15
Bijlage 1....................................................................................................................................... 19
Colofon Uitgave van: gemeente Meppel / Ontwerp en vormgeving: gemeente Meppel / Datum: mei 2014.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
3
Inleiding
Het sociaal domein kent vele veranderingen... Een korte, haast prozaïsche zin met enorme gevolgen. De veranderingen in het Sociaal Domein vormen zelfs de grootste bestuurlijke vernieuwing van de afgelopen eeuw. Uw raad heeft in de vorige collegeperiode een bouwstenennotitie opgeleverd met daarin belangrijke uitgangspunten voor de visie in het Meppeler Sociaal Domein. Ook in het Coalitieakkoord 2014-2018 ‘Coalitie met de samenleving’ spreken we over de betrokken samenleving en participatie in het sociale domein. In de notitie die nu voor u ligt leest u die visie en daarbij een aantal belangrijke sociaal domein brede kaders die nodig zijn voor de voorbereiding op de nieuwe en veranderende taken voor de gemeente in dat sociale domein. Integraal Om recht te doen aan de zo belangrijke integraliteit in het sociaal domein, bevat ook dit document kaders voor het gehele sociale domein met alle daarbij behorende transities. Het vraagt van iedereen een leerproces en een cultuuromslag, waarin we elkaar hard nodig hebben. Het leerproces zal gepaard gaan met vallen en opstaan, met durven te experimenteren en durven los te laten, met innoveren en opnieuw uitvinden. Opbouw en leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt de grootschalige verandering in het sociaal domein beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de stand van zaken in Meppel en bespreekt de verschillende documenten die richting hebben gegeven aan de visie en kaders die nu voorliggen. In hoofdstuk 3 wordt die visie vervolgens voorgelegd en in hoofdstuk 4 de aansluitende kaders op basis van het sturingsprincipe ABCZ dat u vindt in bijlage 1. In het hele document vindt u (letterlijk) kaders waarin belangrijke uitgangspunten staan geformuleerd. In hoofdstuk 1 zijn dit de kaders die door het Rijk zijn vastgesteld. De kaders in hoofdstuk 2 zijn in eerdere document door uw Raad vastgesteld. De kaders in hoofdstuk 3 zijn de rode draad uit de visie. In hoofdstuk 4 staan kaders die genoemd die richting geven aan de uitvoering van de visie.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
4
Hoofdstuk 1 Veranderingen in het Sociaal Domein
Aanleiding voor verandering Het gebruik van de voorzieningen in het Sociale Domein is de laatste jaren fors toegenomen, de kosten zijn niet meer beheersbaar. Veel van de nu aangeboden voorzieningen in het sociale domein zijn gefragmenteerd. Ondersteuning is teveel gericht op het individu in plaats van op het hele systeem en teveel op één levensgebied. Er zijn teveel partijen betrokken die langs elkaar heen werken. Er zijn schotten tussen de wetten en de financieringsstromen. Het huidige ondersteuningsaanbod is daardoor niet voldoende effectief en efficiënt. Het huidige stelsel is niet meer betaalbaar. Vooral de kosten van specialistische zorg en opvang zijn veel te hoog en blijven stijgen. Er wordt te vaak uitgegaan van de beperkingen in plaats van de mogelijkheden. Het huidige systeem is te veel een vangnet, in plaats van een stimulans tot zelfredzaamheid. Een fundamentele verandering is noodzakelijk voor een duurzame maatschappij waar iedereen, ook mensen met een beperking, optimaal kan meedoen. Decentralisatie Het Rijk heeft besloten te decentraliseren, diverse taken worden overgeheveld naar de gemeente. Met deze nieuwe taken vanuit het Rijk komen grote bezuinigingsopgaven mee, we moeten ‘meer doen met minder’. De gemeente staat voor de opgave om met veel minder financiële middelen vanaf 2015 ondersteuning te bieden aan inwoners die om wat voor reden dan ook een vorm van ondersteuning nodig hebben op het gebied van opvoeden en opgroeien, begeleiding en beschermd wonen. Er moet een nieuwe balans gevonden worden tussen formele en informele zorg, tussen collectieve en individuele voorzieningen en tussen ‘wij lossen jouw probleem op’ en ‘zelf eigen problemen oplossen’. Zoeken naar mogelijkheden voor interne en externe ontkokering en ontschotting en voor het tot stand brengen van nieuwe verrassende verbindingen. Allemaal met één doel: zorgen dat iedereen optimaal mee kan doen aan de samenleving en dat niemand aan de kant hoeft te staan. Met de decentralisaties legt het Rijk de mogelijkheden bij gemeenten om een samenhangend stelsel van maatschappelijke ondersteuning te organiseren en daarmee het sociale domein te hervormen. Met het nieuwe stelsel beoogt het Rijk ook meer integraliteit, maatwerk en flexibiliteit te kunnen realiseren en zo de kwaliteit van de voorzieningen te vergroten. De gedachte is dat gemeenten beter in staat zijn om dit te realiseren, omdat de gemeente van alle overheden het dichtst bij haar inwoners staat. Hierdoor is de gemeente beter in staat aan te sluiten bij wat een inwoner echt nodig heeft. Door preventie en zwaardere hulp en zorg in één hand te brengen kan beter beleid gevoerd worden in het kader “voorkomen is beter dan genezen”. Ook is de gemeente beter in staat om de vraagstukken op de verschillende leefdomeinen in samenhang met elkaar op te pakken met minder regeldruk en bureaucratie. De decentralisaties gaan dan ook gepaard met een behoorlijke mate van beleidsvrijheid voor gemeenten. De nu nog zeer gedetailleerde regels omtrent indicatie komen bijvoorbeeld te vervallen. Tot slot is het de bedoeling van het Rijk om met de decentralisaties een cultuuromslag tot stand te brengen, waarbij de eigen kracht van inwoners centraal staat.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
5
Het proces van verandering De decentralisatie heeft twee doelen: • Een verandering van de structuur waarbij het stelsel (regels, wetten, financiële stromen, verantwoordelijkheden en verhoudingen en werkwijze) verandert. De drie transities; de wet op de Jeugdzorg, de vernieuwde Wet maatschappelijke ondersteuning en de Participatiewet zijn de impuls voor een nieuw stelsel. Per 1 januari 2015 moet de gemeente klaar zijn om de nieuwe taken uit te voeren. • Een verandering van de cultuur en de inhoudelijke vernieuwing is gericht op het realiseren van de beoogde inhoudelijke effecten van de stelselwijziging: ander gedrag van professionals en inwoners, andere cultuur bij instellingen en professionals, andere werkwijzen en vooral ook het anders met elkaar omgaan tussen inwoners/cliënten, professionals, instellingen en gemeenten. Verwacht wordt dat realisatie van deze transformatie vijf tot tien jaar in beslag zal nemen. Het Rijk beschrijft de beoogde veranderingen als volgt: • van aanbod- en systeemgericht naar vraag- en mensgericht; • van werkgelegenheidsprojecten en gesubsidieerde arbeid naar activering van de werkgevers (arbeidsmarkt); • van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’; • van curatief naar preventief; • van zware zorg (2e lijnszorg) naar lichte ondersteuning (0e en 1e lijnszorg); • van formeel naar informeel; • van exclusief naar inclusief; • van duur en bureaucratisch naar effectief en efficiënt en; • van sectoraal naar integraal. Drie transities Op 1 januari 2015 krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor een groot aantal nieuwe taken in het Sociaal Domein. Het gaat om drie decentralisaties: Jeugdzorg De gemeente wordt verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdzorg, behalve de somatische zorg die onderdeel blijft uitmaken van de Zorgverzekeringswet. Op dit moment is de gemeente al verantwoordelijk voor het preventieve jeugdbeleid en het jeugdgezondheidsbeleid. Op 1 januari 2015 komen daar de zwaardere vormen van jeugdzorg bij. Het gaat dan om een breed scala aan zorgspecialismen in het vrijwillig en gedwongen kader: jeugdhulp, Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen, reclassering, jeugdbescherming, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), pleegzorg, crisisopvang enz. Het wettelijk kader waarbinnen deze taken moeten worden uitgevoerd wordt gevormd door de nieuwe Jeugdwet. AWBZ / Wmo De decentralisatie van diverse functies van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het betreft hier de functies persoonlijke verzorging en begeleiding van extramurale cliënten (inclusief vervoer, kortdurend verblijf en beschermd wonen). Ook de ondersteuning van cliënten komt onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid te vallen. Het wettelijk kader vormt de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
6
Participatiewet Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen die voorheen een beroep deed op de Wet werk en bijstand (Wwb), Wet werk- en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) of Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Gemeenten moeten straks zorgen dat mensen werk krijgen en het inkomen aanvullen als mensen niet (geheel) het minimumloon kunnen verdienen. De Wajongers zijn voor de gemeente een nieuwe doelgroep. De Participatiewet regelt ook dat de sociale werkvoorziening op termijn ophoudt te bestaan. Vanaf 2015 komen er geen nieuwe mensen op de wachtlijst. Dat betekent dat mensen met een arbeidsbeperking bij reguliere werkgevers aan de slag moeten. Alleen voor mensen die echt niet kunnen functioneren op een gewone werkplek, moeten de gemeenten straks gezamenlijk zorgen voor 30.000 beschutte banen. De middelen voor Wsw, Wajong en re-integratie worden samengevoegd tot één Participatiebudget. Samenhang decentralisatie en andere ontwikkelingen De drie decentralisaties hangen met elkaar samen, deels ook omdat de cliënten gebruik kunnen maken van meerdere vormen van zorg of ondersteuning. De gemeente krijgt van het Rijk dan ook niet alleen de opdracht deze taken uit te voeren, maar ook te zorgen voor samenhang tussen de verschillende domeinen. Naast de onderlinge samenhang tussen de decentralisaties is er sprake van samenhang met andere ontwikkelingen. In het onderwijs vindt bijvoorbeeld een grote verandering plaats door het invoeren van de Wet Passend Onderwijs.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
7
Hoofdstuk 2 Waar staat Meppel nu?
Met de introductie van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2007 is al gestart met de transformatie, de eerste aanzet tot een stelselverandering en een omslag in het denken werd hiermee gegeven. Gevolgd door de programma’s Welzijn Nieuwe Stijl en de Kanteling van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Inhoudelijke veranderingen in werkprocessen en werkwijzen vinden nog steeds volop plaats. Dat geldt ook voor de Wet Werk en Bijstand. De Raad van Meppel heeft in verschillende documenten richting gegeven aan de gewenste veranderingen. De visienota Participatiebudget en re-integratie “Participatie werkt” – september 2011 Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van werk en inkomen. Iedereen heeft kwaliteiten die zij kunnen benutten. Bij de mogelijkheden voor werk gaan we uit van wat iemand kan, niet van de beperkingen. Als het niet lukt om te werken wordt van mensen verwacht dat zij zich inzetten om, naar vermogen, op een andere manier een maatschappelijke bijdrage te leveren (wederkerigheid). Bij de vraag om ondersteuning werken wij intensief samen met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen. De Bouwstenennotitie decentralisaties - januari 2013 Een daartoe aangewezen “Voortgangsgroep” van de vorige Raad heeft een Bouwstenennotitie samengesteld. De notitie bevat uitgangspunten waarmee het college bij de verdere visie- en beleidsvorming rekening mee dient te houden. De bouwstenen vormen een belangrijk richtsnoer. De bouwstenen bestaan uit de thema’s, integrale aanpak van het sociale domein, voorkomen is beter dan genezen, innovatief, nabij en werken aan verbinding. Vanuit die verbindingen moet het geheel goed meetbaar zijn, de eigen kracht van de inwoners is een belangrijke basis. Tot slot gaat de notitie in op de rol van de gemeente Meppel met als speerpunten: de regierol van de gemeente, het bijeen brengen van het maatschappelijke veld, de samenwerking stimuleren en “Er op af” als regisseur naar inwoners en instellingen. De overheid is er voor de inwoner en niet andersom. Thema’s zijn en blijven: integraal, voorkomen, innovatief, nabijheid, verbinding, nabijheid, eigenkracht, de mens centraal en er op af! De Nota Gezondheidsbeleid 2013-2016 “Gezond verbonden” - juli 2013 Mensen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid. Een gezonde leefstijl draagt daaraan bij. Met preventie kan veel leed voorkomen worden. We willen dat mensen zo lang mogelijk in staat zijn, in goede gezondheid, zelfstandig te wonen. We willen voorkomen dat onnodig gebruik wordt gemaakt van zwaardere zorg (langdurig of curatief). Waar zorg nodig is moet deze toegankelijk zijn. De Beleidsnota Wmo 2012-2015 “Samen veranderen” - vastgesteld oktober 2013 Ook wel bekend als de Wmo-nota. Deze nota beschrijft onze visie op welzijn, zorg en gezondheid en ambities voor onze Wmo voor de periode 2012-2015. De belangrijkste uitgangspunten zijn dat inwoners in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor welzijn, zorg en (eigen) gezondheid en dat de omgeving waarin zich dit afspeelt het eigen sociale netwerk, de buurt, de wijk of het dorp betreft. Tot slot is als uitgangspunt benoemd dat de professional de zelfkracht ondersteunt van mensen en hun sociale netwerken/ omgeving, en de processen in buurten en wijken gericht op collectieve oplossingen. Leidend voor zorg en hulpverlening is het principe: één gezin, één plan, één regisseur of contactpersoon. Decentralisatie Jeugdzorg - “Als Jeugd en toekomst tellen” - september 2012 en “Regionaal Transitie Arrangement” - november 2013 In een kind– en gezinsvriendelijke omgeving telt iedereen mee. Volwassenen nemen verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen. Eigen mogelijkheden van het kind worden benut of aangeboord. Er wordt een optimale omgeving geboden om op te groeien en op te voeden.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
8
In de “Perspectiefnota” (2014-2017) is als uitgangspunt vastgelegd dat nieuwe taken die voortkomen uit de decentralisaties binnen de over te dragen middelen worden uitgevoerd. In de financiële kaderstelling wordt hieraan verder aandacht besteed. Intergemeentelijke samenwerking – “Position paper” – juni 2011, “Meppel, positie in de regio” februari 2013 en “Regiedocument Samenwerking” – januari 2014 De decentralisatie van taken vraagt veel van gemeenten. Op het gebied van kennis en kwetsbaarheid is samenwerking met omliggende gemeenten nodig. Bovendien zorgt samenwerking voor meer volume in de opgave en uitvoering. Deze grotere schaalgrootte biedt kansen, ook op het gebied van kostenbesparing. Er is voor gekozen om langs de logische leefroutes van de inwoners de samenwerkingspartners te zoeken. Met de gemeenten Westerveld, Steenwijkerland, Staphorst en Zwartewaterland ligt er nu de ambitie om voor de lange termijn samen de opgaven van het sociaal domein op te pakken. Dit is uiteindelijk door de vijf colleges vastgelegd in het Handvest SSWZM, verbonden door burgers en vertrouwen.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
9
Hoofdstuk 3 Visie sociaal domein
Stip aan de horizon De koers in Meppel tekent zich af in het vastgestelde beleid van de laatste jaren. De rode draad is: 1. Integraal/verbinden 2. Eigen kracht, eigen verantwoordelijkheid en eigen regie 3. Dichtbij de inwoner en gericht op preventie 4. Maatwerkoplossingen 5. Veranderende rol Gemeente Meppel (faciliteren en versterken van regie op de uitvoering) Met als stip aan de horizon een duurzame maatschappij waar iedereen, ook mensen met een beperking, optimaal kan meedoen. Verandering voor onze inwoners De verandering heeft grote gevolgen voor onze inwoners. Het beeld wordt hieronder geschetst. Onze inwoners zijn zelf eigenaar van hun problemen en hun oplossingen. Zij geven zelf, samen met hun eigen netwerken (familie, vrienden, buurt, verenigingen, kerkgenootschappen), invulling aan hun eigen leven. Zij nemen verantwoordelijkheid voor zichzelf en hun gezin, voor hun eigen inkomen, voor hun gezondheid en voor hun leefomgeving en ondersteunen waar mogelijk hun omgeving. Zij wenden hun talenten aan om mee te doen. Zij hebben zo veel mogelijk ruimte om actief te bouwen aan hun eigen samenleving. Zij weten zelf wat nodig is om hun stad, dorp, wijk of buurt vitaal en levendig te houden. Onze inwoners wonen zo lang mogelijk zelfstandig. Onze inwoners weten waar ze met hun vragen om ondersteuning terecht kunnen. Als er behoefte is aan ondersteuning dan wordt die zoveel mogelijk met en in de eigen leefomgeving geboden. Daarbij is de primaire inzet gericht op het weer terug krijgen van mensen in hun eigen kracht. Iedereen doet en telt mee. Eventuele problemen die door onze inwoners ervaren worden of door het (eigen) netwerk worden gesignaleerd, worden zo snel mogelijk opgepakt om erger te voorkomen. Onze inwoners kunnen rekenen op tijdelijke of structurele maatwerk- en specialistische ondersteuning als de eigen mogelijkheden geen oplossing bieden. Veranderende rol van de gemeente Onze eigen rol verandert. Onze uitvoerende rol wordt beperkter, onze faciliterende en regisserende rol groter. Er is ook een andere rolverdeling tussen de gemeente, onze inwoners en maatschappelijke instellingen aan de orde: meer participatie en eigen kracht van de inwoner, minder bureaucratie en meer slimme combinaties. Wij willen onze inwoners een grotere eigen rol en verantwoordelijkheid geven waardoor zij in staat zijn zelf regie op het gewone leven te voeren. Wij gaan ons niet overal mee bemoeien. Dat betekent ook dat we als gemeente moeten “loslaten”. Vertrouwen op de eigen kracht van onze inwoners en vertrouwen in de professionaliteit van onze ketenpartners. Daarentegen wordt van onze inwoners ook verwacht dat ingeval van ondersteuning soms ook sprake kan zijn van een tegenprestatie.
Kader 1 Wederkerigheid. Wij verwachten van uitkeringsgerechtigden dat zij er zelf alles aan doen om aan het werk te komen. Daarnaast vragen wij bijstandsgerechtigden zelf een plan te maken voor hun tegenprestatie voor de ontvangen bijstand. Met als uitgangspunt dat er geen verdringing van betaald werk plaatsvindt.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
10
Onze gemeentelijke rol is in de eerste plaats die van regisseur / facilitator. Zorgen dat onze inwoners hun eigen verantwoordelijkheid kunnen oppakken, ondersteuning faciliteren en zorgen voor afstemming en samenwerking in de keten. De tweede rol van onze gemeente is het maatschappelijk agenderen en keuzes maken. Om de gewenste verandering in het sociale domein, een duurzame en betaalbare participatiemaatschappij, te realiseren is het hanteren van de kaasschaafmethode onvoldoende effectief; het gedrag verandert niet en de kwetsbare inwoner komt nog meer in de knel. Er zullen ingrijpende keuzes gemaakt moeten worden die pijnlijk zijn maar ook nieuwe kansen bieden. Het is nodig nieuwe paden te bewandelen.
Kader 2 We stimuleren initiatieven om de eigen kracht van inwoners te bevorderen. Daarbij gaan we uit van minder bureaucratie, meer slimme combinaties en een beperktere rol van de gemeente. Waarbij naast de 3D’s ook passend onderwijs wordt betrokken; Integraal Het is noodzakelijk de verandering binnen het Sociaal Domein in samenhang te bezien en integraal op te pakken, Dat houdt niet alleen in het verbinden van beleidsterreinen en verbindingen met en tussen ketenpartners, maar ook de verbinding met de inwoner. Daarbij wordt gewerkt met de methodiek één huishouden, één plan, één aanspreekpunt.
Kader 3 We bieden een samenhangend stelsel van voorzieningen.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
11
Hoofdstuk 4 Kaders sociaal domein
Sturing Een basisprincipe van de decentralisaties is te redeneren vanuit de klant en gewenste ondersteuning af te stemmen op de behoefte of de vraag. De ondersteuningsbehoefte is zeer verschillend. De drie decentralisaties betekenen voor gemeenten nieuwe taken, nieuwe doelgroepen met andere ondersteuningsvragen. Medio 2013 is op grond van verschillende ondersteuningsvragen een model bepaald voor de opgaven in het sociaal domein. Dit maakt het mogelijk concreet te bepalen waarover we het hebben in het sociale domein, welke opgaven spelen, welke aanpak het best past en welke voorzieningen daarbij een rol spelen. Dit onderscheid is uitgeschreven in het advies Sturing Sociaal Domein. Na een raadplegende consultatie op 25 juni heeft het College conform genoemd advies besloten. We onderscheiden de volgende vier opgaven: A. Versterken van de sociale samenhang. B. Het juiste antwoord op de vraag achter de vraag. C. Meervoudige en complexe vraagstukken/ multiproblem – Coördinatie van zorg. Z. Efficiëntie en samenhang Voor een nadere toelichting op het ABCZ model wordt verwezen naar bijlage 1.
A. Versterken van de sociale samenhang. Eigen kracht De meeste inwoners van Meppel ervaren geen problemen in hun dagelijkse leven en zijn in staat deze problemen zelf (in het eigen netwerk of met lichte ondersteuning) op te lossen. Bovendien kunnen deze inwoners ook ondersteuning bieden aan de mensen die dat nodig hebben. Inwoners kunnen zelf ook sociale verbanden inrichten en onderhouden zoals het verenigingsleven, religieuze organisaties en werknemers en werkgeversorganisaties. Zij maken daarbij eigen keuzes en geven invulling aan hun eigen leven. Preventie en een gezonde levensstijl bevorderen de gezondheid en de vitaliteit van onze inwoners.
Kader 4 We stimuleren initiatieven om de eigen kracht van inwoners te bevorderen en onderkennen het belang van een gezonde leefstijl. Eigen netwerk Bij vragen om lichte ondersteuning wordt de oplossing in eerste instantie gezocht in de directe sociale omgeving. Ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligers is daarbij erg belangrijk, zodat zij de zorg voor hun naasten kunnen voortzetten. Omdat de druk daar ook steeds meer gaat toenemen zullen we hiervoor extra maatregelen moeten treffen.
Kader 5 We zoeken ondersteuning in de directe sociale omgeving. Mantelzorgers en krijgen in de toekomst noodzakelijke ondersteuning zodat zij hun zorg kunnen voortzetten. Vrijwilligers worden gefaciliteerd.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
12
Algemene voorzieningen In veel gevallen biedt een algemene voorziening een oplossing. Deze vorm van ondersteuning biedt aan individuele inwoners een passende oplossing, maar wordt door meerdere personen tegelijk gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld gaan om werkaanbod, dagbesteding, collectief vervoer, scootmobielpool, boodschappendiensten, algemeen maatschappelijk werk, groepsgerichte activiteiten in de (geestelijke) gezondheidszorg, jeugd- en jongerenwerk, wijk- en buurtcentra of sociaal-culturele accommodaties met hun reguliere aanbod aan activiteiten en e-dienstverlening. Algemene voorzieningen zijn voorliggende voorzieningen en zonder indicatie beschikbaar. Een eigen bijdrage kan onderdeel uitmaken van het aanbod.
Kader 6 We stimuleren de ontwikkeling en het gebruik van toegankelijke algemene voorzieningen in Meppel. Zonder ingewikkelde aanvraagprocedure of indicatie is het mogelijk hiervan gebruik te maken. Vroeg signalering Waar geen klantvraag wordt gesteld kan toch sprake zijn van een (sluimerend) probleem, dat mogelijk later escaleert. Vroegtijdige signalering en preventie kan escalatie en de inzet van zwaardere zorg voorkomen. Om vroegtijdig te kunnen signaleren zijn vooral contacten nodig op vindplaatsen (consultatiebureau, kinderopvang, school, huisarts, professionals en thuiszorg).
Kader 7 Eropaf! We stimuleren preventie, vroegtijdig signaleren en ingrijpen om beroep op zwaardere zorg te voorkomen. De professionals in buurten, wijken en dorp vervullen een signaalrol. Bevorderen leefbaarheid Soms spelen er problemen in een buurt of wijk die van grote invloed zijn op de leefbaarheid. Deze problemen worden veroorzaakt door norm overschrijdend gedrag van personen. Het betreft leefbaarheidsvraagstukken, die een buurt- of gebiedsgerichte aanpak vragen. Soms kan het probleem worden opgelost door inwoners onderling. Maar daarnaast kunnen functionarissen in wijk en buurt een rol spelen.
Kader 8 Om de leefbaarheid te bevorderen worden leefbaarheidsvraagstukken (zoals overlast beperken) samen met de vitale buurt, wijk of dorp opgepakt. B. Het juiste antwoord op de vraag achter de vraag Een deel van de inwoners heeft (tijdelijk) ondersteuning nodig. Deze vraag kan bijvoorbeeld liggen op het terrein van opvoeding van de kinderen, dagbesteding, werk, schulden, of een vervoersondersteuning. Organiseren van de toegang Er zijn op dit moment heel veel toegangen tot de diverse voorzieningen. (Werkplein, Wmo-loket, zorgkantoor, huisarts, etc.). Een analyse van de verschillende toegangen tot de ondersteuning is een eerste stap. Duidelijkheid voor de klant is belangrijk (waar moet hij/zij zijn). De sturing op de toegang is gericht op het bereiken van afspraken over een gezamenlijke, gelijke werkwijze, waaronder het inventariseren en inschakelen van eigen kracht en sociale netwerk.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
13
Kader 9 We initiëren een herkenbare toegang tot voorzieningen in Meppel. Vraagverheldering Tijdens de intake (bijv. keukentafelgesprek) wordt de ondersteuningsvraag verhelderd en onderzocht wat de klant zelf (of in het eigen netwerk) kan oplossen. We willen dat voor de ondersteuning zoveel mogelijk gebruik gemaakt wordt van algemene voorzieningen. Het probleem moet wel direct en oplossingsgericht mogelijk worden aangepakt met maximaal gebruik van de eigen kracht en het sociaal netwerk van de klant. Een goed gesprek waarbij het in beeld brengen van de eigen kracht en het netwerk een vast onderdeel is, is essentieel.
Kader 10 We gaan uit van mogelijkheden van onze inwoners en niet van hun beperkingen bij een ondersteuningsvraag. Kader 11 Binnen de wettelijke kaders is de veronderstelling dat degene die zorg zelf kan betalen dit ook doet; een ieder dient naar vermogen bij te dragen. Maatwerk Niet alle ondersteuningsvragen kunnen gecompenseerd worden door het aanbod van algemene voorzieningen. Om mee te kunnen doen wordt in die gevallen wordt individuele ondersteuning geboden. De ondersteuning wordt afgestemd op de vraag, de behoefte en de mogelijkheden van het individu en/of het gezin. Binnen de wettelijke kaders willen wij de mogelijkheden voor lokale PGB´s benutten. Waar dit leidt tot een betere ondersteuning van inwoners, moet er ruimte zijn voor de keuze van een lokale, kleine en/of identiteitsgebonden aanbieder.
Kader 12 Binnen de wettelijke kaders willen wij de mogelijkheden voor lokale PGB’s benutten. Kader 13 Bij de inkoop moet er ruimte zijn voor kleine en identiteitsgebonden aanbieders. Faciliteren van het ondersteuningsaanbod Coördineren, stimuleren en initiëren van een veelzijdig en praktisch ondersteuningsaanbod. De gemeente is verantwoordelijk voor het organiseren van een samenhangend stelsel van voorzieningen en het bieden van een veelzijdig en praktisch ondersteuningsaanbod. De ontwikkeling en realisatie ervan kan door derden (beroepskrachten en vrijwilligers) worden gedaan. Daarnaast hebben we een stimulerende en faciliterende taak, bijvoorbeeld bij organisaties die activiteiten als beschermd werk en arbeidsmatige dagbesteding leveren.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
14
Kader 14 Wij als gemeente zijn opdrachtgever en maken efficiënte zakelijke afspraken over de verschillende producten en activiteiten. C. Meervoudige en complexe vraagstukken/ multiproblem Een betrekkelijk klein deel van onze inwoners heeft te maken met complexe problematiek, waarbij die problemen elkaar kunnen versterken. De problematiek is vaak zo inherent aan de persoon dat feitelijk sprake is van een structureel probleem. De problematiek beperkt zich meestal niet tot één leefgebied. Om mee te kunnen doen en regie op het eigen leven te krijgen of te houden is ondersteuning noodzakelijk, soms moet die ondersteuning structureel geboden worden. Regie op de uitvoering Er zijn momenteel veel hulpverleners betrokken maar vaak is er weinig onderlinge afstemming. Door een integrale aanpak van de ondersteuning op de diverse gebieden wordt de dienstverlening en zorg effectiever en efficiënter. De methodiek ‘1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur’ is daarbij een instrument. Voor het opstellen en regisseren van de uitvoering wordt een casemanager verantwoordelijk, deze is tevens het aanspreekpunt voor de klant. Door de integrale aanpak en strakke regie kunnen de kosten flink worden teruggedrongen.
Kader 15 Voor het opstellen en regisseren van een integraal (hulp)plan in de uitvoering van complexe casuïstiek wordt een casemanager verantwoordelijk volgens de methodiek ‘1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur’. Regie op het netwerk Samenwerking tussen de hulpverleners rondom de klant is essentieel om te komen tot een integrale, effectieve en efficiënte aanpak, waarbij de klant centraal staat. Om de samenwerking te stimuleren wordt gekozen voor het instellen van een vorm van netwerk regie die op de meervoudige problematieken afspraken gaan maken.
Kader 16 We faciliteren netwerkregie om een efficiënte inzet van hulpverleners te bevorderen met de klant centraal. Z. Efficiëntie en samenhang Slimme combinaties De drie decentralisaties zijn door het rijk geïnitieerd, met de gedachte dat gemeenten door slimme combinaties tussen de drie transities en de al bestaande gemeentelijke taken, met een lager budget toekunnen. De aanzienlijke bezuiniging is vervolgens doorgerekend in de te decentraliseren budgetten. Op een aantal terreinen is ‘een slimme’ combinatie snel te vinden, maar op andere gebieden moet worden geïnvesteerd om de ‘slimme combinatie’ in de toekomst te bereiken. Het bestaan van algemene voorzieningen zal het gebruik van maatwerkondersteuning doen afnemen, maar het bestaan van die algemene voorziening moet wel eerst worden gestimuleerd. Slimme combinaties dragen tevens bij aan vermindering van bureaucratie. Daarnaast is te denken aan bijvoorbeeld vervoer, gebundeld gebruik van accommodaties, bredere inzet van vrijwilligers.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
15
Kader 17 We investeren in effectieve, kostenbesparende combinaties binnen het sociaal domein waardoor ook financiële ruimte vrij komt voor het invullen van de taakstellingen vanuit de rijksoverheid Kader 18 Als Meppel moeten we ervoor zorgen dat de administratieve lasten voor gebruikers zo laag mogelijk blijven. Financiën In de “Perspectiefnota” (2014-2017) is als uitgangspunt vastgelegd dat nieuwe taken die voortkomen uit de decentralisaties binnen de over te dragen middelen worden uitgevoerd. Om uitvoering te kunnen geven aan de nieuwe taken worden budgetten van uit het Rijk overgeheveld naar de gemeenten. Deze overdracht gaat met een stevige efficiencykorting gepaard. Deze korting willen we realiseren door beleidsmatige en financiële ontschotting en een sturingsuitgangspunt op basis van klantgroepen, slimme combinaties en integraliteit (zie ABCZ-sturing).
Kader 19 Nieuwe taken die voortkomen uit de decentralisaties worden binnen de over te dragen middelen uitgevoerd. Risicomanagement De drie decentralisaties gaan gepaard met een aanzienlijke bezuiniging. We willen naar een zo transparant mogelijke risicocultuur. We zullen daarom een systeem van risicomanagement implementeren waarmee we de omvang van mogelijke risico’s in kaart brengen en mogelijkheden om bij te sturen zodat de kans verkleind wordt dat deze risico’s zich voordoen. Regie op het resultaat/ Kwaliteitsbewaking en de verantwoording De decentralisaties vragen om een andere manier van denken en handelen van maatschappelijke partners, inwoners en gemeenten. Deze “kanteling” zullen we in gezamenlijkheid moeten maken. Gemeente en haar partners binnen het Sociaal Domein komen daarbij meer in een opdrachtgever/ opdrachtnemer relatie te staan. Zakelijke afspraken op basis van het beoogde resultaat vormen het vertrekpunt. Voorwaarde is dat de gemeente haar regietaak binnen het Sociaal Domein daarbij helder definieert en vorm geeft. Hierbij is het uitgangspunt dat we bureaucratie willen verminderen en daardoor administratieve lasten voor onze inwoners en organisatie beperken. Het sociale domein wordt nu gekenmerkt door een grote hoeveelheid geldstromen. Elke geldverstrekking vraagt uiteraard verantwoording. Die versplintering in de financiering maakt de inhoudelijke en financiële verantwoording complex met hoge administratieve lasten voor de aanbieders. Dat moet eenvoudiger kunnen. We willen er voor zorgen dat de kwaliteitsbeoordeling niet gaat leiden tot een zware monitoring en verantwoordingsplicht.
Kader 20 In onze samenwerking met maatschappelijke partners staat de opdrachtgever/ opdrachtnemer relatie centraal. Zakelijke afspraken met een acceptabel risicoprofiel op basis van het beoogde resultaat vormen het vertrekpunt.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
16
Kader 21 Het is belangrijk om te beschikken over goed en meetbaar geformuleerde doelstellingen (SMART en/ of goede parameters). De doelstellingen moeten gericht zijn op de gewenste maatschappelijke effecten waarvan de kwaliteit van dienstverlening een onderdeel is. Gezien de omvang van de transities in het sociaal domein is het goed voorstelbaar dat er in de uitvoering zaken kunnen misgaan. Het is voor gemeente, professionals, vrijwilligers en andere betrokkenen in het veld een hele opgave om de voorzieningen af te stemmen op de behoeften van zorg vragende of werk behoevende inwoners van de gemeente Meppel. Het is wenselijk dat dit verandertraject wordt bewaakt door een onafhankelijk persoon, die de belangen van de afnemers in het oog houdt, verkent waar zaken beter of efficiënter kunnen en eventueel een bemiddelende rol kan spelen. Hierbij is het niet de bedoeling dat deze functionaris zich op het werkveld begeeft (of mengt in de bevoegdheden) van de klachtencommissie (ombudscommissie) en / of de bewaarschriftencommissie.
Kader 22 Er wordt voor 1 januari 2015 onderzocht op welke manier invulling gegeven kan worden aan een onafhankelijke “sociale ombudsfunctie”. Risico’s • Kortingen De financiële opgave strekt zich uit over een langere termijn. De omvang van de extra budgetten die Meppel met ingang van 2015 zal ontvangen is na aftrek van de kortingen, circa € 12 miljoen.* oo € 5,4 miljoen* voor de taken uit de nieuwe Wmo, inclusief een taakstellende korting van 20% ten opzichte van de uitgaven in 2012 oo € 6,9 miljoen* voor de taken uit de nieuwe Jeugdwet, inclusief een korting van 20% ten opzichte van de uitgaven in 2012. oo Daarnaast moet rekening gehouden worden met een korting op het budget voor huishoudelijke hulp van 40% ten opzichte van 2014. Voor Meppel € 1 miljoen minder* dan in 2014. • Overgangsrecht Voor zowel de decentralisatie Jeugd als Awbz/Wmo is door het Rijk overgangsrecht vastgesteld. De huidige gebruikers behouden hun recht op zorg en ondersteuning in 2015. Bij de decentralisatie Jeugd blijft dezelfde zorg door dezelfde aanbieders aangeboden. Bij de Awbz blijft de indicatie (hoeveelheid ondersteuning) van kracht. We moeten dus ‘meer taken uitvoeren voor minder geld’. * Bedragen zijn nog onder voorbehoud van de mei- en septembercirculaire 2014. Bedragen voor de participatiewet zijn nog niet bekend. Buffer creëren Voor de komende periode ligt er de opgave om de bezuinigingen in de zorg en ondersteuning vorm te geven door andere regie, samenhang en samenwerking. Bovenop deze taakstelling bestaat de opgave om op langere termijn de toenemende vraag naar complexere zorg o.m. door demografische ontwikkeling te kunnen financieren. Hiervoor geldt de noodzaak tot versterking van het voorliggend veld en de preventieve activiteiten. Wij spreken de intentie uit om hiervoor middelen te vinden en daarmee voor de langere termijn een financiële buffer te creëren.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
17
Kader 23 We benoemen een extra opdracht van 5% boven op de kortingen door het Rijk. Deze opdracht behalen door efficiency. De middelen aan te wenden voor de reserve sociaal deelfonds en versterking van het voorliggend veld. Systeem van risicomanagement We doen op dit moment een risico inventarisatie volgens de methode die aangereikt wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Per risico worden vervolgens mogelijkheden aangedragen om dit risico te beperken. Deze risico beperkende maatregelen moeten in het beleidskader en uitvoeringsplannen verwerkt worden. We vragen de gemeentelijke rekenkamer om hun expertise in te zetten bij het opzetten van het systeem van risicomanagement. De rekenkamer heeft aangegeven betrokken te willen worden bij de invoering van de drie transities en kan op deze wijze een belangrijke bijdrage leveren. Reserve sociaal domein De drie transities gaan gepaard met een flinke financiële verschuiving tussen Rijk en de gemeenten. Voor Meppel betekent dit dat er veel nieuwe middelen op de begroting verschijnen in 2015. Omdat de taken van de drie transities overkomen met aanzienlijke kortingen op het budget en omdat er met de overgang naar een nieuwe situatie uitvoeringsrisico’s ontstaan is het verstandig om vanaf de start een reserve te vormen voor het sociaal domein. Deze reserve kan vanaf de start worden gevoed met een deel van de nieuwe middelen. Daarmee kunnen eventuele tegenvallers worden opgevangen. We hanteren als uitgangspunt dat we “krap” begroten in de beginjaren om het fonds te kunnen vormen en druk te genereren om de transformatie van de nieuwe taken goed door te voeren, zodat we de efficiencyvoordelen van het onderbrengen van taken in een hand bij de gemeente zo goed mogelijk zullen benutten. De reserve blijft voor een bepaalde tijd beschikbaar voor de decentralisaties en biedt flexibiliteit om tegenvallers op te vangen. Uitgangspunten: • Alle kosten die vanwege de nieuwe taken gemaakt worden komen ten laste van overgehevelde budgetten (incl. indirecte kosten); • Alle voor-nadelen worden verrekend met de reserve Sociaal Domein; • Bij negatief lopen van de reserve wordt beleid versoberd om binnen budget te blijven; • Na drie jaar wordt de reserve opgeheven. Het sociaal deelfonds Het sociaal deelfonds is voor de komende 3 jaren een geoormerkt deel van de algemene uitkering van het Gemeentefonds. Dat betekent dat bestedingen ten laste van dit deelfonds alleen ten goede mogen komen aan bepaalde taken binnen het sociaal domein. De reserve zal daarom op dezelfde manier werken.
Kader 24 We stellen voor een reserve Sociaal Deelfonds (buffer) te creëren voor drie jaren om op korte termijn financiële tekorten op te vangen en om op langere termijn de toenemende vraag te financieren.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
18
Bijlage 1
A. Versterken van de sociale samenhang Met het oog op de kanteling naar preventie en eigen kracht is het van belang dat er een sterke samenleving ontstaat. Vooral omdat we willen dat inwoners eventuele problemen zelf kunnen oplossen en zelf de regie over het gewone leven kunnen voeren. Voor de meeste inwoners geldt deze situatie voor het overgrote deel van de tijd. Simpelweg omdat ze op het gebied van zorg en welzijn geen problemen hebben, die ze zelf niet kunnen oplossen. Bovendien kan vanuit deze groep een zekere ondersteuning plaatsvinden voor de mensen die dat nodig hebben. De opgave heeft tot doel dat er op termijn sprake is van een netwerk/ structuur in de wijken van Meppel waarin vroegtijdige signalering kan plaatsvinden. Zonder dat er vraag is naar niet-vrij toegankelijke zorg en ondersteuning wordt hulp geboden en zijn de mensen in staat om langer zelfstandig te wonen / te leven. B. Het juiste antwoord op de vraag achter de vraag Het gaat hier om de opgave dat er op gelijke en eenduidige wijze wordt gewerkt aan de toegang tot de niet vrij toegankelijke, zwaardere en meer specialistische zorg. Inwoners hebben één of meerdere vragen, die overigens wel op verschillende terreinen kunnen liggen. Het gaat er bij deze opgave om dat iedereen die een rol speelt in de toegang, dit gelijk invult. Een goede doorvraag en brede intake/ analyse om ook helder te krijgen op welke wijze het beste een bijdrage kan worden geleverd aan het ‘compenseren’ van de beperking. De winst van deze opgave moet zitten in verminderen van de instroom naar 1e en/of 2e lijnszorg, het appèl op de eigen verantwoordelijkheid en kracht, de integrale benadering -het keukentafelgesprek- en de directe, gerichte aanpak als ondersteuning nodig is. C. Multiproblem – Coördinatie van zorg Door de decentralisatie komt veel zorg en ondersteuning, ook bij complexere vraagstukken, bij gemeenten te liggen. Gemeenten staan dichtbij de inwoners en hebben dan ook het totaalpakket aan taken onder hun verantwoordelijkheid. Hier ligt een opgave, maar zeker ook een kans om de coördinatie van zorg te borgen. Ook hier geldt nadrukkelijk dat noodzakelijke, kwalitatieve zorg niet ter discussie staat. Overbodige organisatiekosten en overlap in aanbod in arrangementen en zorgaanbod moeten worden voorkomen. Eén gezin/ huishouden, één regisseur en één plan is hier dan ook sterk aan de orde. Hier heeft de cliënt een belang en zullen ook grote financiële voordelen zijn te behalen door de andere werkwijze van zorgaanbieders. Z. Efficiëntie en samenhang Deze opgave richt zich op integraliteit en samenhang, daardoor zijn de kortingen van het Rijk te realiseren. In het begin van de decentralisaties was er sprake van een efficiëntie-korting waar iedereen wel vertrouwen in had; als gemeenten het allemaal kunnen gaan uitvoeren zou dit zeker leiden tot minder kosten. Dit was ook nodig, want de kosten voor zorg lopen enorm op door de sterke vergrijzing en de groeiende vraag naar complexere zorg en ondersteuning. Uiteindelijk is de efficiëntie omgebogen tot een bezuiniging. De financiële opgave is helder; de middelen die we van het Rijk krijgen voor de nieuwe taken is taakstellend voor de uitvoering. Willen we onze visie realiseren zullen we dus over de hele linie moeten werken aan ontschotting en samenhang. Dan pas ontstaat er ook ‘ruimte’ om meer in de voorkant te investeren. Het onderscheid uit de analyse toont dat er verschil is in de aard van de klantvragen en daarmee in de noodzaak om met deze verschillen gedifferentieerd om te gaan. Er is geen panacee, geen blauwdruk voor alle vraagstukken op het sociaal domein. Dat zou daarnaast ook verre van kosteneffectief zijn. Het onderscheid in categorieën vraagt ook om een onderscheid in benadering. Voor de opgave A is dat vroegsignalering en voorkomen van overlast, voor B is dat zo direct en oplossingsgericht mogelijk acteren met maximale inzet van de eigen kracht en bestaande netwerken en voor C is dat tenslotte regisseren op en afspraken maken over de uitvoering.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
19
Ook de opgave voor efficiëntie vraagt om een aparte benadering. De drie decentralisaties zijn mede ingegeven doordat gemeenten slimme combinaties kunnen organiseren tussen de verschillende taken. Zo kan het bestaan van collectieve en van algemene voorzieningen, het gebruik van individuele voorzieningen doen afnemen. Een korte opsomming van onderwerpen waar efficiëntieverbeteringen mogelijk zijn: vervoer, arbeidsmatige dagbesteding en beschut werken, social return of investment, maar ook gebruik van accommodaties en inzet van cliënten van de Participatiewet en de Wmo om gezamenlijke doelen te bereiken.
Visie en kaderstelling Sociaal Domein
20
Visie en kaderstelling Sociaal Domein 2014