Notitie `Toegang en toeleiding sociaal domein Wassenaar`
Z – 11575/8399-3
1
Inhoud
Inleiding 1.1
beleidsmatige kaders
1.2
wettelijke kaders
1.3
toegang en toeleiding naar ondersteuning en zorg
1.4
toegang tot algemene voorzieningen en vrij toegankelijke ondersteuning
1.5
toegang tot ondersteuning zonder vrije toegang
1.6
de rol van de huisarts, jeugdarts en medisch specialist
1.7
toegang tot het gedwongen kader
1.8
overige vormen van toegang
2
Inleiding Met deze notitie wordt, na vaststelling van de Kadernota 3D, een volgende stap gezet in de beleidsontwikkeling rond het organiseren van dienstverlening ofwel toegang tot maatschappelijke ondersteuning. In deze notitie ligt de focus op de contouren van het nieuwe toekomstmodel van de organisatie van de toegang tot zorg in het sociaal domein, specifiek gericht op jeugdhulp gezien het bijzondere karakter en het voor op lopen in de tijd. Dit beoogde toekomstmodel wordt de komende periode verder uitgewerkt en getoetst in een pilot, in overleg met de betrokken partners in sociaal domein. 1.1 Beleidsmatige kaders De gemeente Wassenaar wordt vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor een substantieel deel van de ondersteuning aan kwetsbare inwoners. Het leggen van dwarsverbanden tussen de decentralisatie van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (verder Awbz), de decentralisatie van de jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet zijn van groot belang. De gemeente streeft er naar het ondersteuningsaanbod niet (meer) te organiseren binnen de grenzen van de huidige domeinen (jeugd, welzijn, zorg, werk, etc.) maar centraal te stellen wat nodig is om inwoners mee te laten doen. Als adagium geldt ‘zorg en voorzieningen zijn zo licht als kan en zo zwaar als moet’. Daarbij gaat het om maatwerk tussen de eigen mogelijkheden van de inwoner en zijn systeem en additionele ondersteuning tot een maximaal niveau. De zorg wordt, waar dat kan, zo dicht mogelijk bij inwoners (in de wijk) geregeld en geleverd. Dit betekent dat de te vormen voorzieningen voor toegang daar op worden toegerust. In 2013 zijn de ‘3D Kadernota’ en de ‘Visie opgroeien in Wassenaar’ vastgesteld door de gemeenteraad. In deze paragraaf worden deze documenten kort toegelicht en wordt uiteengezet hoe deze documenten in relatie tot elkaar staan en welke uitwerking ze hebben op verdere beleidsontwikkeling. ‘3D – Kadernota’ In de kadernota 3D Wassenaar heeft de gemeente zich op het vlak van maatschappelijke dienstverlening gecommitteerd aan: -
een integrale aanpak gericht op alle levensgebieden en
-
gebiedsgericht georganiseerd.
Als uitgangspunten daarbij zijn geformuleerd: 1. Eigen kracht voorop De eigen kracht van inwoners wordt optimaal benut, waarbij we een appèl doen op de mogelijkheden en verantwoordelijkheden van inwoners en hun sociale omgeving. We starten vanuit wat mensen zelf – terug – kunnen doen. 2. Eén huishouden, één plan/dossier, één regisseur De situatie in een huishouden wordt zo vroeg mogelijk en in samenhang opgepakt. Het instrument daartoe is: “Eén huishouden, één plan/dossier, één regisseur”. Dienstverleners werken intensief
3
samen. We werken planmatig en maken met inwoners duidelijke en haalbare afspraken over het resultaat van dienstverlening. 3. Digitaal, tenzij … Dienstverlening vindt in principe digitaal plaats. Inwoners (nog) niet in staat zijn om hun eigen dienstverlening digitaal te organiseren, ondersteunen wij. 4. Laagdrempelige toegang Er is in de eigen woonplaats en/of buurt een duidelijk herkenbare laagdrempelige plek waar inwoners met een vraag op het gebied van ondersteuning, begeleiding en zorg terecht kunnen. 5. Brede vraagverheldering Wij beschikken over de mogelijkheid van brede vraagverheldering in een gesprek. De inwoner staat centraal en houdt regie over zijn eigen leven. De vraag, zelfredzaamheid en eigen kracht van de inwoner worden in een brede context bekeken (zorg, wonen, werk, welzijn, inkomen, opgroeien, opvoeding, onderwijs, gezondheid). 6. Lokale ondersteuningsstructuren We betrekken de bestaande lokale ondersteuningsstructuren en vrijwilligers zoveel mogelijk bij de dienstverlening. Het goede moet daarbij behouden blijven . 7. Effectief én efficiënt Dienstverlening is er op gericht om in elke (gezin)situatie zo snel mogelijk te zorgen voor effectieve en betaalbare ondersteuning. 8. Licht waar mogelijk, zwaar zo nodig De gemeente ondersteunt alleen indien de inwoner het zelf niet kan. De inzet betreft algemene voorzieningen en lichte vormen van dienstverlening waar mogelijk, specialistische zwaardere dienstverlening waar nodig. 9. Proactief en vroegtijdig signalerend Dienstverlening naar inwoners is proactief en gericht op zo vroeg mogelijke signalering. 10. Lokaal vs. bovenlokaal/regionaal Dienstverlening is zoveel mogelijk lokaal (in de eigen gemeente, rekening houdend met omstandigheden in een gebied). Daar waar dit voordelen heeft, werken wij met elkaar en met andere gemeenten samen. 11. Handelingsruimte professionals Professionals in maatschappelijke dienstverlening krijgen handelingsruimte. Bureaucratie wordt, zoveel mogelijk, vermeden.
4
Visie ‘Opgroeien in Wassenaar’ De visie ‘Opgroeien in Wassenaar’ is opgesteld vanuit het perspectief van de transitie jeugdzorg en de lokale inkleuring daarbij. De uitgangspunten die hierin zijn geformuleerd sluiten aan bij de 3DKadernota: 1.De cliënt staat centraal Dit betekent dat de vraag en de behoefte van het kind en het gezin staan centraal en niet het aanbod van zorg. Jeugdhulp wordt voornamelijk ingezet om het dagelijks leven te herstellen. Om dit te bewerkstelligen wordt gewerkt met een integraal (gezins-)plan, dat zowel lichte - als specialistische zorg en alle domeinen omvat. Er is voor het kind/gezin één centraal aanspreekpunt, die de zorg waar nodig coördineert, de zogenaamde zorgcoördinator. Wanneer het gezin zelf de regie kan voeren heeft dit de voorkeur. Sommige gezinnen en kinderen hebben permanente ondersteuning nodig. Waar nodig voorzien we in deze langdurige zorg en begeleiding bij het dagelijks leven. 2. Voor de jeugd, hun ouders en andere betrokkenen dient het helder en eenduidig te zijn waar ze met hun ondersteuningsvraag terecht kunnen. We stimuleren het stellen van opvoedvragen. Opvoedvragen stellen is normaal. De antwoorden zijn makkelijk te vinden. Informatie, advies en ondersteuning is snel, dichtbij en laagdrempelig beschikbaar, ook digitaal, waarbij we oog en respect hebben voor ouders en kinderen in al hun diversiteit. Organisaties binnen het CJG werken met elkaar en het gezin samen op dezelfde manier, namelijk via de methodiek van “één gezin, één plan” (1G1P). Het dient helder te zijn waar burgers met hun ondersteuningsvraag terecht kunnen. 3. Er wordt rekening gehouden met de zorgvraag van de cliënt bij de organisatie en inkoop van zorg Er wordt niet over gezinnen gesproken, maar met gezinnen. Het gezin heeft in 1 ste instantie de regie over het eigen zorgplan, en heeft (indien noodzakelijk) één eigen regisseur of zorgcoördinator. 4. Lokaal of bovenlokaal waar het kan en regionaal daar waar het moet, of waar dat beter is. In de eerste plaats wordt uitgegaan van het zo dicht mogelijk bij huis organiseren van ondersteuning. Wanneer schaalgrootte meerwaarde biedt voor de kwaliteit of betaalbaarheid van zorg, kijken we naar bovenlokale en/of (sub-)regionale mogelijkheden12. We stimuleren een plek voor alle leerlingen in het onderwijs, die het best past bij de mogelijkheden en omstandigheden van de leerling. Dat kan zowel in het reguliere als in het voortgezet onderwijs zijn. Waarbij voor kinderen in het primair onderwijs geldt: zoveel mogelijk in de buurt van de eigen woonomgeving.
1 2
Over de praktische inbedding van de zwaardere zorg wordt hier nog geen uitspraak gedaan. - Lokaal: Voorschoten of Wassenaar - Bovenlokaal/ sub regionaal: Voorschoten én Wassenaar én Leidschendam-Voorburg - Regionaal: college Wassenaar heeft voorgesorteerd op Haaglanden, raad Voorschoten heeft koersbesluit genomen tot zwaar specialistische zorg sociaal domein via Haaglanden
5
5. Aansluiting bij de bestaande lokale ondersteuningsstructuur. Vroegsignalering en preventie zijn van groot belang. Dat betekent dat we tijdig oog hebben voor risicofactoren in het opgroeien en opvoeden en dat we de beschermende factoren die bijdragen aan opvoeden en opgroeien versterken in de al bestaande lokale ondersteuningsstructuur. Belangrijke actoren in deze lokale ondersteuningsstructuur zijn de scholen en huisartsen. 6. Het gemeentebestuur werkt op basis van een integrale vraaganalyse en bepaalt de toegang tot het ondersteuningsaanbod. De gemeente is de spil in het uitvoeren van een brede, onafhankelijke, vraaganalyse waarbij de mogelijkheden en verantwoordelijkheden van het gezin en zijn omgeving zelf het startpunt vormen. Hierbij heeft de gemeente voldoende expertise voor handen (middels de organisaties waarmee wordt samen gewerkt) om te komen tot een passend arrangement en organiseert zij de toegang tot noodzakelijke ondersteuning en zorg. Dit betekent niet dat de gemeente dit ook zelf gaat uitvoeren. 7. Onder regie van het gemeentebestuur worden de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid, in samenspraak met het gezin , door de betrokken zorgaanbieders (waaronder de CJG partners) vastgesteld. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen en worden hier ook op aangesproken en waar nodig ondersteunen we ouders in hun opvoedende taak en verantwoordelijkheid. Wanneer de veiligheid van het kind in het geding is, grijpen de betrokken zorgaanbieders in binnen de kaders die door het gemeentebestuur zijn vastgesteld. De veiligheid van het kind gaat voor de rechten van ouders, 8. Efficiënte en effectieve besteding van het beschikbare budget aan ondersteuning en zorg Er wordt continu gestreefd naar verbetering van de zorg voor de jeugd. Hierbij wordt expertise en betrokkenheid van professionals verwacht. De zorg moet adequaat geregeld zijn en worden uitgevoerd. Schotten in financiering, organisaties en gemeenten mogen hierbij niet in de weg staan. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Binnen kaders geven de professionals de ruimte. De verantwoordingseisen richting de gemeente zijn minimaal en gericht op resultaat. 9. Inzet van vrijwilligers waar het kan en van professionals daar waar het moet, of waar dat beter is. Mogelijkheden voor de inzet van vrijwilligers dienen ten volle te worden benut en nieuwe verbindingen tussen formele en informele zorg moeten worden ontwikkeld. Hierbij dient te worden gewaakt voor overbelasting van vrijwilligers. Goede scholing en begeleiding van (zorg)vrijwilligers is noodzakelijk om de balans tussen vrijwillige inzet en professionele zorg gezond te houden. De lijnen met het voorliggende veld, zoals bijvoorbeeld de sport- en scoutingverenigingen en de buurthuizen worden verkort. Zij kunnen een signalerende en toeleidende rol vervullen maar dienen hiertoe actief benaderd en betrokken te worden.
6
Zoals in onderstaand schema is weergegeven, zijn de uitgangspunten uit de twee documenten met elkaar te verenigen. Deze beleidskaders zullen worden gespecificeerd en nader uitgewerkt in een meerjarig beleidskader jeugd dat in het najaar van 2014 ter besluitvorming wordt voorgelegd aan de raad. In een uitvoeringsplan jeugd 2015, dat eveneens in het najaar van 2014 aan de raad wordt voorgelegd, zullen smart geformuleerde resultaten staan, die zijn gekoppeld aan de beschikbare budgeten.
7
1.2 Wettelijke kaders Op 1 januari 2015 treden, naar verwachting, de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (verder Wmo), de nieuwe Jeugdwet en de Participatiewet in werking. In de nieuwe Wmo komt de compensatieplicht niet meer terug. In plaats daarvan wordt de maatwerkvoorziening geïntroduceerd. In de wet is een onderscheid aangebracht tussen het melden van een probleem en het aanvragen van een maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. In het nieuwe jeugdstelsel krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor: -
alle vormen van jeugdhulp (inclusief specialistische hulp zoals jeugd-geestelijke (j-ggz) gezondheidszorg, jeugd-verstandelijk beperkt (j-vb) , gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen, en het onderdeel 'preventie' van de jeugdgezondheidszorg);
-
de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen (JB) en
-
de uitvoering van jeugdreclassering (JR).
Met de nieuwe Jeugdwet vervalt het huidige wettelijke recht op zorg. Daarvoor komt in de plaats de verplichting aan gemeenten om, indien noodzakelijk geacht, 'voorzieningen' te treffen, vergelijkbaar met de huidige compensatieplicht in de Wmo. De jeugdhulpplicht is breed gedefinieerd en geeft de gemeenten de verantwoordelijkheid om daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig hebben, in verband met opvoed- en opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen een voorziening te treffen. Hieronder valt zowel een vorm van ambulante hulp, als een verblijf bij pleegouders, hulp in een medisch kinderdagverblijf of bijvoorbeeld psychiatrische zorg. Dit met als doel dat de jeugdige, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau, gezond en veilig kan opgroeien, kan groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam kan zijn en maatschappelijk kan participeren. In de nieuwe Jeugdwet is de formele indicatiestelling door indicatieorganen vervallen. Dit neemt niet weg dat gemeenten nog steeds moeten organiseren dat ouders en/of andere aanmelders bij de gemeente, of een door de gemeente aangewezen organisatie, terecht moeten kunnen voor: -
advies over, het bepalen en het inzetten van de aangewezen vorm van jeugdhulp (waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen vrij toegankelijke jeugdhulp en niet-vrij toegankelijke jeugdhulp via een zogenaamde ‘verleningsbeslissing’);
-
de toegang tot het gedwongen kader en het organiseren van de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Met de Participatiewet komt er één regeling voor iedereen met arbeidsvermogen die voorheen een beroep deed op de Wet werk en bijstand (WWB), Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) of Wet sociale werkvoorziening (Wsw). De Wajong blijft wel bestaan, maar is alleen toegankelijk voor mensen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Gemeenten moeten straks zorgen dat mensen werk krijgen en het inkomen aanvullen als mensen niet (geheel) het minimumloon kunnen verdienen.
8
Voor de nieuwe Wmo en nieuwe Jeugdwet geldt dat de gemeente in haar verordeningen onderscheid kan maken tussen vrij-toegankelijke (algemene) en niet vrij-toegankelijke (maatwerk) voorzieningen. Voor deze laatste groep voorzieningen moet een beschikking, dan wel verleningsbesluit, worden afgegeven. Voor de Participatiewet is in ieder geval bekend dat de gemeente wordt verplicht in een verordening de inzet van een aantal re-integratie instrumenten vast te leggen. Dit geldt ook voor het realiseren van beschut werk. De regering gaat de inzet van de voorziening beschut werk monitoren. Het verstrekken van voorzieningen, zoals levensonderhoud, bijzondere bijstand, re-integratie, moeten ook onder de Participatiewet in een beschikking worden vastgelegd. Vraagstukken die in de loop van 2014 moeten worden uitgewerkt, zijn o.a.: -
bepalen welk deel van de ondersteuning en hulp als vrij-toegankelijke (algemene) en niet vrij-toegankelijke (maatwerk) voorziening worden aangemerkt;
-
bepalen hoe wij omgaan met beschut werk;
-
bepalen wie in aanmerking komt voor welke vormen van re-integratie en
-
bepalen onder welke condities een Persoonsgebonden budget (verder PGB) wordt verstrekt.
1.3 Toegang en toeleiding naar ondersteuning en zorg Gemeenten krijgen de verantwoordelijkheid om de toegang tot de (jeugd)hulp op een laagdrempelige en herkenbare manier te organiseren. Hierbij gaat het zowel om de ‘loketfunctie’, als de vraagverheldering, triage, doorverwijsfunctie en het (direct) inschakelen van passende (crisis)hulp. Leidende gedachte is dat er lichte ondersteuning kan worden geboden – bijvoorbeeld advies of beperkte eenvoudige ondersteuning. Indien nodig kan eenvoudig – en zo snel als nodig – specialistische – of crisishulp worden ingeschakeld. Gemeenten zijn (vooralsnog) vrij om de toegangsfunctie vorm te geven. Landelijk wordt geëxperimenteerd om de toegang niet meer per pijler (voor jeugd bijvoorbeeld via het Centrum voor Jeugd en Gezin), maar als sociaal domein te organiseren met bijvoorbeeld vormen van sociale wijkteams. Volgens de nieuwe Jeugdwet is jeugdhulp ook toegankelijk na verwijzing door een huisarts, medisch specialist of een jeugdarts. Voor het inrichten van de toegangsfunctie tot het gedwongen kader (en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen) zijn werkafspraken met de Raad voor de Kinderbescherming van belang. Op dit moment is de toegang voor de verschillende pijlers verdeeld over verschillende indicatieorganen: -
het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor de AWBZ;
-
Bureau Jeugdzorg Toegang (BJZ) voor de jeugdzorg en de AWBZ voor alle jeugdigen met een psychiatrische grondslag (overige AWBZ-grondslagen lopen voor jeugd via het CIZ);
-
de gemeente voor individuele Wmo-voorzieningen, de uitvoering van de Wet werk en bijstand en aanvragen bijzondere bijstand;
9
-
het UWV voor de aanvraag van een WWB uitkering en de uitvoering van de WSW (Wet sociale werkvoorziening), de Wajong (Wet arbeidsondersteuning jonggehandicapten), de WW (Werkloosheidswet) en de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen) en
-
Plangroep voor schuldhulpverlening.
De verplichte indicatiefuncties door CIZ en BJZ Toegang vervallen per 1 januari 2015. De gemeente moet tijdig een besluit nemen over de wijze waarop zij de toegang tot (nu nog geïndiceerde) zorg en ondersteuning wil vormgegeven. De kennis en kunde die bij de huidige CIZen BJZ-Toegangsmedewerkers aanwezig is, zijn onmisbaar in de eerste fase na de transitie. In 2014 zal de gemeente moeten bepalen hoeveel fte’s medewerkers zij nodig heeft om de hernieuwde ‘indicatie’ vorm te kunnen geven en bij welke organisatie zij deze wil onderbrengen. Grofweg zijn hier drie opties voor: in gemeentelijke dienst, in een eigen (boven)lokale stichting of in een regionale stichting. Een ander besluit dat de gemeente nog moet nemen is of zij de huidige cliënten in de AWBZ, die overkomen naar de gemeente en de huidige cliënten in de Wmo, willen her indiceren in 2014 en/of 2015. Voor zover nu bekend, gaat het UWV landelijke criteria opstellen om te bepalen wie in aanmerking komt voor beschut werk en een garantiebaan. Het UWV beoordeelt ook welke Wajonger arbeidsvermogen heeft, zodat overdracht naar de gemeente kan plaatsvinden. Wajongers die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, blijven bij het UWV. Hoe hoog de loonwaarde van een arbeidsbeperkte is, wordt gemeten aan de hand van een loonwaardesysteem. Voor de toeleiding van mensen met een arbeidsbeperking naar (begeleid/beschut) werk wordt er per arbeidsmarktregio een werkbedrijf opgericht. Het werkbedrijf vormt de schakel tussen de werkzoekende met een arbeidsbeperking en werkgevers. Verder wordt het werkbedrijf verantwoordelijk voor de aanschaf van het loonwaardesysteem. De doelstelling is om een toegankelijke en laagdrempelige toegang te ontwikkelen en te organiseren met efficiënte en effectieve zorg en ondersteuning. Het scenario dat het meest geschikt is, is niet van de één op de andere dag ontwikkeld en geïmplementeerd. Gezien de dynamiek van de herstructurering van het sociale domein is het gewenst om geleidelijk naar een toekomstmodel toe te groeien. Hierbij zullen belangrijke voorwaarden verder moeten worden uitgewerkt en gewaarborgd. In onderstaand schema worden de contouren van de organisatie van het nieuwe toekomstmodel geschetst. De functionaliteiten moeten verder worden uitgewerkt. In figuur 1 is het voorgenomen toekomstmodel Wassenaar schematisch weergegeven
10
Figuur 1
Schematisch voorgenomen toekomstmodel gemeente Wassenaar
Verbinding via 1 gezin – 1 plan Specialistenpool
Centrale team
Gebiedsgerichte team, incl. frontlijnprofessionals
Gebiedsgerichte team, incl. frontlijnprofessionals
Basis- en algemene voorzieningen Sociale netwerken en eigen kracht
Sociale netwerken en eigen kracht Het fundament van het nieuwe stelsel wordt gevormd door de inwoners zelf en de sociale netwerken in wijken en buurten, waarin inwoners betrokken en bereid zijn om verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor elkaar te nemen (zelfredzaamheid en participatie). De gemeenten faciliteren de inwoners door een adequate, geïntegreerde, integrale en digitale informatie- en adviesfunctie te bieden. Basis en algemene voorzieningen De tweede laag bestaat uit de basis- en algemene voorzieningen en de professionals die daar actief zijn, bijvoorbeeld buurt-, kinderopvang-, onderwijs- en bijvoorbeeld sportvoorzieningen. Van deze voorzieningen en de daar actieve professionals, wordt verwacht dat zij een bijdrage leveren door inwoners aan de ene kant te attenderen op hun eigen verantwoordelijkheden en eigen mogelijkheden om problemen (tijdig) aan te pakken (normaliseren en de-medicaliseren) en aan de andere kant problematiek (tijdig) te signaleren en toe te leiden naar professionele ondersteuning (signaleren, toeleiden). Voor de jeugd is sprake van meerdere basisvoorzieningen, die ook vindplaatsen zijn, omdat hier vrijwel alle kinderen komen. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg, scholen, kinderopvang, peuterspeelzalen en het jongerenwerk. De gemeenten faciliteren en ondersteunen deze voorzieningen door een adequate, geïntegreerde, integrale en digitale
11
informatie- en adviesfunctie te bieden. Daarnaast organiseren zij dat frontlijnprofessionals van de gebiedsgerichte teams, zoveel als mogelijk is, (periodiek) outreachend bij de voorzieningen aanwezig zijn en is in ieder geval de route naar deze frontlijnprofessionals helder georganiseerd. Gebiedsgerichte teams De gebiedsgerichte teams zijn een nieuw element in het toekomstmodel van Wassenaar. De teams moeten een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de (jeugd)hulp en de vermindering van het gebruik van (zware) specialistische voorzieningen. De teams kunnen toeleiden naar zwaardere, duurdere, individuele, specialistische vormen van hulp, maar lichtere, goedkopere, algemene en vrijwillige vormen van zorg staan voorop en daartoe worden mogelijk prikkels ingebouwd. In het kader van de transformatie van het sociaal domein doet de term (sociale) wijkteams veel de ronde. In Wassenaar zijn de wijken echter niet van die omvang dat deze teams kunnen worden georganiseerd op wijkniveau. Daarom is gekozen voor de term: gebiedsgerichte teams. In 2014 wordt een pilot ‘sociaal netwerk’ gestart, waar onder andere wordt onderzocht wat de exacte omvang van de teams wordt en welke taken, rollen en verantwoordelijkheden daar worden belegd. Het integrale ondersteuningsplan (1gezin 1plan 1 regisseur) staat centraal in de werkwijze. Medewerkers van de gebiedsgerichte teams zijn, zoveel als mogelijk, outreachend bij vindplaatsen (die zich in de basis- en algemene voorzieningen bevinden) aanwezig, of anderszins aangesloten, om primair samen met inwoners en verwijzers/aanmelders te bespreken wat er aan de hand is en wat men wil oplossen. Dit aan de hand van vragen als: -
Is er iets aan de hand en wat?
-
Wat is er nodig?
-
Wie gaat dat doen?
-
Is afstemming nodig en wie gaat dat doen?
-
Wat zijn de te behalen doelen en wanneer zouden die behaald moeten kunnen zijn?
Het gebiedsgerichte team krijgt de volgende taken: -
consulatie en advies aan professionals op de vindplaatsen;
-
coördinatie van zorg kunnen leveren en daarbij (tijdelijk) als aanspreekpunt of regisseur (kunnen) fungeren en
-
toegang tot specialistische kennis uit de regionale specialistenpool of niet- vrij toegankelijke ondersteuning kunnen verlenen of een toetsende functie bieden voor voorzieningen waarvoor een verleningsbesluit noodzakelijk is.
Aan het gebiedsgerichte team zullen generalisten zijn verbonden met een verschillende specialistische achtergrond. Om de kwaliteit te kunnen waarborgen van de teams, maar ook de individuele professionals, zullen voorwaarden worden gesteld aan de kennis en expertise. In de pilot ‘sociaal netwerk’, die van start gaat in maart 2014, wordt onderzocht welke voorwaarden moeten worden gesteld. Bij een voorlopige invulling van het gebiedsgerichte team wordt in ieder geval gedacht aan huidige medewerkers van de toegang van Bureau Jeugdzorg en mogelijk medewerkers van het CIZ.
12
Daarnaast zal expertise van een aantal soorten ambulante hulp uit het huidige stelsel in deze teams worden samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, voor andere voorzieningen en voor de aansturing door de gemeenten. Sommige leden van het gebiedsgerichte team fungeren ook als frontlijnprofessionals. De taken en bevoegdheden, en de grenzen hiervan, van de frontlijnprofessionals moeten verder worden uitgewerkt. Deze zijn ook verbonden aan het bepalen waar de grens ligt van doorverwijzing naar de zwaardere zorg (c.q. of het mogelijk is een logische knip te leggen tussen vrij-toegankelijke en niet vrij-toegankelijke hulp). Dit is nader punt van onderzoek in 2014. Hier op wordt later in dit stuk teruggekomen. Het college van Wassenaar heeft medio 2013 de voorkeur vastgesteld voor de samenwerkingsvarianten Haaglanden voor inrichting van de frontlijn voor de variant brede sociale wijkteams. In het gebiedsgerichte team zijn veelgevraagde specialismen vertegenwoordigd, dan wel gekoppeld. Deze veelgevraagde specialisten zijn in staat de (meer complexe) vragen van inwoners in het brede sociale domein te duiden en –indien nodig- aan te geven welke specifieke of specialistische expertise nodig is. In bepaalde gevallen wordt door het gebiedsgerichte team extra expertise ingezet via de regionale (of sub regionale) specialistenpool voor nadere probleemduiding of diagnostiek en multidisciplinaire besluitvorming. Samen met de andere gemeenten in Haaglanden worden ten behoeve van deze taken de mogelijkheden van een regionale (of sub regionale) specialistenpool onderzocht. Hierop wordt ook later in dit stuk teruggekomen. Verbinding met werk De gemeente vindt werk of een zinvolle dagbesteding onmisbaar in het leven van mensen. Zij wil dan ook een goede aansluiting tussen de gebiedsgerichte teams en het domein werk realiseren, in ieder geval voor mensen met problemen op meerdere gebieden. Bij voorkeur is kennis over ‘werk’ aanwezig in of oproepbaar voor de gebiedsgerichte teams, zodat vraagverheldering en eventuele ondersteuning integraal kan plaatsvinden. Centrale team Het centrale team is ook een nieuw element in het toekomstmodel van Wassenaar. Vooralsnog wordt voorgenomen dat het centrale team via een verleningsbesluit toegang zal bieden tot zware, dure, individuele, specialistische vormen van jeugdhulp volgens voorgenomen (regionale) afspraken: -
jeugdhulp buiten de regio;
-
jeugdzorg-plus;
-
klinische GGZ;
-
langdurige opname in een VB-instelling;
-
pleegzorg;
-
specialistische vormen van (nu nog AWBZ-)begeleiding.
Er wordt onderzocht of het mogelijk is dat dit team een keuze maakt voor de inzet van een persoonsgebonden budget.
13
Daarnaast wordt het centrale team verantwoordelijk voor het organiseren van de toegang tot het gedwongen kader en het organiseren van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het team krijgt de volgende functies: -
Consultatie en advies voor de gebiedsgerichte teams;
-
Toegang tot het gedwongen kader/ indienen van Raadsmeldingen;
-
Centraal ‘aanmeldpunt’ waar bijvoorbeeld zorgmeldingen, aanmeldingen vanuit het Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Haaglanden of Holland Rijnland binnen komen en vervolgens worden uitgezet in de gebiedsgerichte teams en
-
Toetsende functie voor voorzieningen waarvoor een verleningsbesluit nodig is.
Dit team wordt samengesteld door 1 à 2 leden van het lokaal gebiedsgericht team, aangevuld met een nader te bepalen expertise, voor jeugdhulp bijvoorbeeld een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming, een medewerker van de gecertificeerde instelling JB/JR en een gedragswetenschapper. Dit team komt periodiek ( naar verwachting één keer per week bij elkaar, indien nodig vaker). Specialistenpool (regionaal of sub regionaal) De regionale specialistenpool moet professionals in de lokale toegang en toeleiding ondersteunen in het realiseren van hun verantwoordelijkheden op het gebied van vraaganalyse en toeleiding naar zorg. De specialistenpool komt in actie op verzoek van professionals in de lokale toegang en toeleiding; zij vragen om advies of ondersteuning. De specialistenpool heeft geen mandaat tot toewijzen van zorg of toeleiden naar zorg; dit mandaat zal uiteindelijk lokaal worden verankerd (?). De specialistenpool heeft naar verwachting de volgende taken: -
Algemeen advies en consultatie aan professionals in het gebiedsgerichte team;
-
Vraaganalyse en diagnostiek (indien nodig) op verzoek van professionals in het gebiedsgerichte team;
-
Advies over passende hulp of zorg (arrangement) op verzoek van professionals in het gebiedsgerichte team;
-
Optreden als expert in geval van bezwaar of beroep tegen de verleningsbeslissing van de gemeente. De gemeente is leidend voor wat betreft de procedure maar moet op de inhoud de relevante specialist kunnen inschakelen en
-
deskundigheidsbevordering van professionals in het gebiedsgerichte team dan wel de specialistenpool zelf.
De specialistenpool zal waarschijnlijk bestaan uit een binnenste en een buitenste ring. De binnenste ring betreft een eigenstandig(e) organisatie(onderdeel) en bestaat uit ‘algemeen’ specialisten: (gekwalificeerd) gedragswetenschappers, gezondheidszorg-psycholoog, een (licht) verstandelijk gehandicapten deskundige. Deze specialisten zijn in staat vragen van cliënten in het brede sociale domein te duiden en – indien nodig- aan te geven welke specifieke of specialistische expertise nodig is en, waar nodig, de verbinding met de zorgverzekeringswet te leggen (zoals wanneer sprake is van psychiatrische problemen, verstandelijke -, lichamelijke – of zintuigelijke handicaps, somatische aandoeningen en psychogeriatrische aandoeningen) . Zij helpen
14
professionals van het gebiedsgerichte team bij iedere vraag waarbij de professional merkt dat zijn eigen kennis te kort schiet om de problematiek te duiden of diagnostiek moet worden ingezet. Deze algemene specialisten vormen de kern van de specialistenpool. De binnenste ring werkt niet als een ‘barrière’: wanneer professionals in de toegang voldoende kennis en expertise hebben opgebouwd, is het goed denkbaar dat zij specialisten uit de buitenste ring gericht benaderen. In de buitenste ring, dat als een netwerk rondom de binnenste ring functioneert (en dus geen aparte organisatie is), zitten specialisten die over (zeer) specialistische kennis beschikken over een specifieke doelgroep of specifieke problematiek. Deze specialisten zijn, net zoals nu, in de praktijk werkzaam bij een zorgaanbieder en zijn in hun eigen werkomgeving maximaal in staat hun specialisme te onderhouden. Zij worden in beginsel benaderd door de algemeen specialisten uit de binnenste ring, hoewel het op termijn denkbaar is dat professionals uit het gebiedsgerichte team dusdanig zijn toegerust (lees; specifieke problematiek kunnen herkennen) dat zij zelf gericht specialisten kunnen benaderen. Zoals eerder aangegeven, worden, samen met de andere gemeenten in Haaglanden, ten behoeve van de mogelijkheden van een regionale specialistenpool (voor diagnostiek en multidisciplinaire besluitvorming) onderzocht en de verwachting is dat hier eind 2de kwartaal 2014 meer duidelijkheid over komt. De keuze uit de samenwerkingsvarianten bestaat vooralsnog uit regionaal organiseren: -
een smalle specialistenpool (alleen weinig gevraagde specialismen) jeugd of sociaal domein óf
-
brede specialistenpool (veel gevraagde specialismen) jeugd of sociaal domein.
De gemeente Wassenaar heeft de voorkeur aangegeven voor een brede specialistenpool sociaal domein, tenzij een gedeelte met Voorschoten en Leidschendam- Voorburg kan worden georganiseerd via een sub regionale specialistenpool. Daarbij moet ook nog worden uitgezocht welke expertise de Schooladviesdienst Wassenaar eventueel voor de gemeente Wassenaar kan leveren. Met dit toekomstmodel verwacht de gemeente uiteindelijk op termijn kwalitatief betere en bovendien in totaal goedkopere zorg te kunnen realiseren. In 2014 wordt dit voorgenomen toekomstmodel via een pilot getest en verder uitgewerkt. Op dit moment wordt uitgegaan van één gebiedsgericht team per gemeente en, indien mogelijk, één centraal team voor de gemeente Wassenaar en Voorschoten samen. In de volgende paragrafen wordt dit toekomstmodel verder uitgewerkt. 1.4 Toegang tot algemene voorzieningen en vrij toegankelijke ondersteuning De vrij toegankelijke ondersteuning bevindt zich in de laag van de basis- en algemene voorzieningen. Als een algemene voorziening aanwezig is, dan kan een inwoner daar gebruik van maken. Voor een algemene voorziening is geen toestemming of indicatie van de gemeente nodig. Een algemene voorziening wordt niet toegekend aan een persoon, maar is voor iedereen (van de doelgroep), die daar behoefte aan heeft, vrij toegankelijk. Dat betekent overigens niet dat er in het geheel geen voorwaarden gesteld kunnen worden aan de deelname of het gebruik van de voorziening. Een beperkte toegangsbeoordeling van algemene aard, zoals bijvoorbeeld een leeftijdsgrens, is mogelijk. Vrij toegankelijk betekent ook niet dat de voorziening altijd gratis is of
15
moet zijn. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn sportfaciliteiten, welzijnswerk, opvoedspreekuren en maatschappelijk werk. Professionals die actief zijn binnen de algemene voorzieningen zoeken samen met inwoners die een ondersteuningsvraag hebben naar oplossingen die in eerste instantie dichtbij huis en bij bestaande lokale (welzijns)voorzieningen en activiteiten. De professionals van de algemene – en basisvoorzieningen werken nauw samen en hebben een korte lijn met de natuurlijke vindplaatsen (school, kinderopvang, inloop, huisarts, etc.), zodat signalen vanuit de vindplaatsen soepel opgepakt en teruggekoppeld kunnen worden. Wanneer algemene voorzieningen niet afdoende zijn of wanneer de hulpvraag complex is, kunnen de zij het gebiedsgerichte team inschakelen. Dit team kan consultatie en advies geven, helpen bij de vraagverheldering of samenstelling van het arrangement, inclusief complexe en zware hulpverlening. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan. Het zogenaamde keukentafelgesprek en de netwerkbenadering staan centraal bij het bepalen van de toegang tot algemene voorzieningen. Het keukentafelgesprek wordt gevoerd door leden van de frontlijn die bestaat uit een netwerk van eerstelijnswerkers, zoals maatschappelijk werkers, wijkverpleegkundigen, Wmo-consulenten, ouderenadviseurs en opbouwwerkers. De gemeente gaat bij het inrichten van deze frontlijn in eerste instantie uit van de bestaande structuren. Hierdoor ontstaat een netwerk, een team van medewerkers uit de eerste lijn, dat met mensen in gesprek gaat (vaak in de vorm van een huisbezoek). Er worden nadere voorwaarden gesteld waaraan de frontlijn moet voldoen. Via de pilot dienstverlening wordt dit verder uitgewerkt en ingevuld. 1.5 Toegang tot ondersteuning zonder vrije toegang De gemeente Wassenaar wil ruimte creëren voor professionals om aan de slag te gaan met inwoners, zonder gelijk in formeel juridische trajecten te vervallen. De gemeente wil inwoners in staat stellen een ondersteuningsplan op te stellen, in veel gevallen met ondersteuning van het gebiedsgerichte team. Dit ondersteuningsplan beschrijft de noodzakelijke onderdelen van de in te zetten (jeugd)hulp en mogelijk andere vormen van ondersteuning. In bepaalde gevallen kan extra expertise worden ingezet via de regionale (of sub regionale) specialistenpool voor een nadere probleemduiding, diagnostiek en multidisciplinaire besluitvorming. Het adagium blijft: 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Het idee is om een deel van het (nu nog geïndiceerde) aanbod toegankelijk te maken via de gebiedsgerichte teams. Het ondersteuningsplan zal als vervanging voor de beschikking dienen. Betreft de zorg een individuele voorziening, dan dient volgens de wetgever een verleningsbesluit te worden opgesteld. Verleningsbesluiten zijn vergelijkbaar met een beschikking, voor beroep en bezwaar vatbare beslissingen. Deze werkwijze van verleningsbesluiten heeft iets weg van bureaucratie die de gemeenten zo veel als mogelijk is, willen beheersen. De gemeente Wassenaar wil graag via een pilot in 2014 ervaring opdoen met de samenwerking tussen de lokale infrastructuur en de jeugdhulpaanbieders. In het bijzonder zal ook worden uitgeprobeerd hoe het verleningsbesluit een natuurlijk onderdeel kan worden van het beoordelings- en toeleidingsproces, in plaats van een formele hobbel. Meer in het bijzonder zal worden onderzocht of de formulering
16
van een dergelijk besluit het dynamische hulpverleningsproces kan faciliteren, in plaats van dat het een keurslijf wordt. Een deel van de niet vrij-toegankelijke ondersteuning en zorg is zo langdurig, kostbaar, schaars of specialistisch dat de gemeente er voor kiest om hiervoor wel een verleningsbesluit of beschikking af te geven. Deze taak wil de gemeente beleggen bij het centrale team. Het gaat dan in ieder geval om bijvoorbeeld pleegzorg, opname in een klinische setting en zorg aan zintuiglijk gehandicapten. Een vraagstuk is nog wel waar de grens ligt tussen vrij-toegankelijke en niet vrij-toegankelijke ondersteuning en zorg, en voor welk deel daarvan een verleningsbesluit/beschikking afgegeven dient te worden. Vraagstukken die in de loop van 2014 moeten worden uitgewerkt, zijn: -
Onderzoeken aan welke voorwaarden het ondersteuningsplan moet voldoen om te kunnen fungeren als alternatief voor een beschikking;
-
Onderzoeken waar de grens ligt tussen vrij-toegankelijke en niet vrij-toegankelijke ondersteuning en zorg;
-
Afspraken maken over kostenbeheersing m.b.t. vrij-toegankelijke vormen van ondersteuning en zorg.
1.6 De rol van de huisarts, jeugdarts en medisch specialist De huisarts heeft een prominente plek in het nieuwe jeugdstelsel volgens de Jeugdwet. De Jeugdwet regelt dat jeugdhulp ook toegankelijk is na een verwijzing door de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist. Na een dergelijke verwijzing staat meestal nog niet vast welke hulp nodig is en is ook de integraliteit nog niet gegarandeerd. De gemeente Wassenaar zal, op basis van landelijke kaders, met de (koepels van) lokale huisartsen van Wassenaar, de Jeugdgezondheidsdienst Zuid-Holland West en jeugdhulpaanbieders voor Wassenaar afspraken maken over een zo efficiënt mogelijke werkwijze. Het blijft aan de (huis)arts om te beoordelen of hij/zij verwijzing aangewezen vindt. Op beleidsniveau moeten in de loop van 2014 afspraken worden gemaakt over de onderscheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van budgetbeheersing omdat de gemeenten de budgethouders zijn. Deze afspraken zullen ook moeten ingaan op hoe de artsen (POH wordt mogelijk verbonden aan gebiedsgerichte team), jeugdhulpaanbieders en de lokale infrastructuur goed van elkaar op de hoogte zijn van de doorverwijzing of behandeling van een kind. De integrale benadering rond het kind en zijn systeem en het principe van 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur (vooral bij multi problematiek) is immers de grootste transitieopgave. Gezocht wordt naar digitale mogelijkheden om het proces, dat professionals van elkaar weten dat zij bij een gezin betrokken zijn, te faciliteren zodat dubbele trajecten voor cliënten en administratieve rompslomp zo veel als mogelijk is, worden voorkomen. 1.7 Toegang tot het gedwongen kader Een bijzondere vorm van toegang is de organisatie naar het gedwongen kader (via jeugdrechter). De gemeente Wassenaar is verantwoordelijk voor het organiseren van de toegang tot het gedwongen kader en het organiseren van de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en
17
jeugdreclassering. Gezien de complexiteit en gewenste eenduidigheid richting de Raad voor de Kinderbescherming, worden de voorwaarden waaraan deze toegang moeten voldoen regionaal bepaald. Op dit moment is de gemeente Den Haag al gestart met het vormgeven van de uitoefening van drang- en dwang in de procedure naar de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechter (de zogenaamde Kinderbeschermingstafel). Daarbij worden ouders nadrukkelijker onderdeel van die procedures en wordt getracht meer te voorzien in continuïteit van persoon bij de hulpverlening. Mogelijk gaan meer gemeenten in Haaglanden hier in 2014 actief mee aan de slag. Over de organisatie van de toegang tot het gedwongen kader worden in 2014 op Haaglandenniveau gedetailleerde afspraken gemaakt op basis van de ervaringen in de pilot(s). De toegang tot het gedwongen kader wil de gemeente Wassenaar in eerste instantie beleggen bij het centrale team. Op termijn kan nagegaan worden of de gebiedsgerichte teams deze taak kunnen overnemen. 1.8 Overige vormen van toegang Naast de min of meer reguliere vormen van toegang tot ondersteuning en zorg zijn er ook situaties dat dit in beeld komt na betrokkenheid van de Crisisdienst (Crisis Interventie Team van BJZ Haaglanden) en/of het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (verder AMHK). Wanneer een inwoner is ‘opgepakt’ bij één van deze gremia, fungeert het centrale team als aanspreekpunt voor overdracht. Binnen het centrale team wordt bekeken wat en (nog) aan de hand is, of nodig is, en worden vervolgens de lijnen uitgezet. Het omgekeerde proces kan ook; dat vanuit de lokale situatie door het centrale team het CIT of het AMHK worden betrokken. Daarnaast speelt bij de nieuwe Wmo dat het voor sommige doelgroepen onduidelijk is of zij onder de Wmo vallen of de wet Langdurige Intensieve Zorg (kern-Awbz) (verder wet Liz) . Dit heeft te maken met het feit dat mensen langer thuis moeten blijven wonen, ook als zij zwaardere zorg nodig hebben. Indien mensen thuis wonen (extramuraal), vallen zij onder de Wmo. Maar vanuit de Wmo wordt geen toegang verleend tot zwaardere zorg. Deze mensen lijken, zoals het er nu voorstaat, tussen wal en schip te vallen. Vanuit de Jeugdwet wordt de zwaardere zorg wel toegewezen maar deze stopt als jongeren 18 jaar worden. Onduidelijk is nog of jongeren vanaf 18 jaar onder de Wmo of de wet Liz komen te vallen. Voor de gemeente Wassenaar geldt dat de gemeenten in Haaglanden afspraken hebben gemaakt de crisisdienst in regionaal verband te gaan organiseren en de mogelijkheden van regionale samenwerking ten aanzien van het AMHK verder te onderzoeken. De uitwerking van procedures en de organisatorische inbedding van AMHK en CIT (vooralsnog onder te brengen bij de gecertificeerde instelling JB/JR) staan voor het voorjaar 2014 in de planning. Ook de aansluiting met de veiligheidsketen, de samenwerking met de politie en de relatie met de veiligheidshuizen in de regio vragen afstemming van afspraken.
18