Deltaplan Toegang tot het Sociaal Domein Gemeente Rijswijk
Corsanr. 14.072006 Juli 2014
Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................................3 1. Inleiding ................................................................................................................................................4 2. Toegang tot het Sociaal Domein ..........................................................................................................5 3. Entiteiten en functionaliteiten in de Toegang .......................................................................................6 5. De Toegangspoorten: het eerste contact .......................................................................................... 10 6. Entiteit KCC i.r.t. Sociaal Domein ...................................................................................................... 14 7. Entiteit Vakafdeling Sociaal Domein ................................................................................................. 16 8. Entiteit Sociaal Wijkteam ................................................................................................................... 18 9. Entiteit Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) .................................................................................... 20 10. Entiteit MPA-functionaris ................................................................................................................. 23 11. Verleningsbesluiten ......................................................................................................................... 25 12. ICT-ondersteuning ........................................................................................................................... 26 13. Raakvlakken met verschillend beleid en uitvoering ........................................................................ 28 14. Kwaliteit ........................................................................................................................................... 31
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Planning en Acties Zelfredzaamheidmatrix Uitwerkingsnotitie Quick Scan
2
Voorwoord Uit wikipedia-artikel: Deltawerken
Deltaplan Op 21 februari 1953, twintig dagen na de watersnoodramp, installeerde Jacob Algera, toenmalig minister van Verkeer en Waterstaat, de Deltacommissie onder leiding van A.G. Maris, directeurgeneraal van Rijkswaterstaat. Deze commissie kreeg de opdracht om met plannen op tafel te komen die een dergelijke ramp in de toekomst zou moeten voorkomen. In ieder geval stond men voor twee keuzes: óf het verhogen en versterken van ruim duizend kilometer dijklengte, óf het afsluiten van enkele zeegaten waardoor de door stormvloeden bedreigde kustlijn zou worden verkort. Het enige vereiste betrof een deel van het plan, namelijk dat de Westerschelde en de Rotterdamse Waterweg open moesten blijven om een goede bereikbaarheid van de havens van Antwerpen, Gent en Rotterdam te waarborgen.
De transities binnen het Sociaal Domein zijn gelukkig niet ingezet naar aanleiding van een ramp waarvoor destijds het Deltaplan is opgesteld. Toch heeft deze notitie de naam ‘Deltaplan’ gekregen omdat het gaat over het onderwerp ‘Toegang’ waarvoor ‘één plan’ moet komen. Eén degelijke plan voor toegang tot het Sociaal Domein van de gemeente Rijswijk ter voorkoming dat inwoners met een ondersteuningsbehoefte tussen wal en schip raken.
3
1. Inleiding Dit Deltaplan is geschreven voor de transitie en transformatieopgave op het Sociaal Domein, waarvoor de gemeente Rijswijk staat. Het Deltaplan volgt op een eerder vastgestelde kadernota Sociaal Domein1, die met algemene stemmen is aangenomen in de gemeenteraad van Rijswijk op 11 maart 2014. In de zienswijze op de Kadernota Sociaal Domein zijn veel opmerkingen geplaatst bij de uitwerking van de Kadernota. Omdat dit Deltaplan een uitwerking van de Kadernota is, zijn de betreffende zienswijzen nadrukkelijk betrokken bij dit Deltaplan voor zover deze over de reikwijdte van dit Deltaplan gaan. Het Deltaplan gaat in op het vraagstuk van de Toegang tot het Sociaal Domein tot en met ondersteuning. Daarmee is het Deltaplan onderdeel van de beleidsvorming die noodzakelijk is om richting te geven aan en samenhang te brengen tussen nieuwe en bestaande gemeentelijke taken in het Sociaal Domein. Toegang tot het Sociaal Domein heeft raakvlakken met: 1. Initiatieven om de zelfredzaamheid en eigen kracht van burgers te vergroten, 2. De daadwerkelijke product- en dienstverlening van algemene (collectieve) en maatwerk/individuele voorzieningen, 3. (door)ontwikkeling en inkoop van (nieuw) aanbod, 4. Kwaliteitsaspecten voor het totale Sociaal Domein. Het Deltaplan benoemt deze raakvlakken in aparte hoofdstukken. Dit geldt ook voor het aanpalend beleid. De vraagstukken zoals die onder 1 t/m 4 benoemd zijn krijgen daarnaast aandacht in aparte notities, zoals de innovatieagenda’s en de verordeningen. Ook is in reeds bestaand beleid een en ander geborgd. Toegang tot het Sociaal Domein bevat veel beleidsvrijheid op lokaal niveau. Juist omdat het ook over bestaande gemeentelijke taken gaat en bestaand aanbod dat overkomt, is inpassing noodzakelijk. De volledige aanpassing van Toegang tot het Sociaal Domein neemt een tijdsbestek in beslag dat over de transitiedatum van 1 januari 2015 heen gaat. Gedurende deze tijd dient kwaliteit van dienstverlening te worden gewaarborgd. Toegang tot het Sociaal Domein (hierna te noemen: Toegang) gaat voornamelijk over de vraag op welke wijze inwoners geholpen zullen worden, wanneer er een ondersteuningsvraag ontstaat. In het Deltaplan wordt de volle breedte, van advies door de “samenleving” tot vergaand ingrijpen in het leven van onze inwoners, bij geëscaleerde multiproblematiek beschreven.
1
Kadernota Sociaal Domein ‘Van zorgen voor, naar zorgen dat’
4
2. Toegang tot het Sociaal Domein De Toegang tot ondersteuning is voornamelijk een inrichtingsvraagstuk. Een inrichtingsvraagstuk, waarvan de oplossing moet passen bij de lokale situatie. Rijswijk wil laagdrempelig, eenduidig en maatwerk biedend zijn aan haar inwoners conform de uitgangspunten van de Kadernota Sociaal Domein. Om mogelijk te maken, zijn de volgende punten van belang voor een goede toegang: Laagdrempelig Een goede bekendheid van de Toegang(spoorten) bij alle inwoners en professionals zorgt er onder andere voor dat zij hun verwijs en signaalfunctie kunnen oppakken. Communicatie speelt hierbij een belangrijke rol. Een ander aspect om de laagdrempeligheid te bevorderen is om te zorgen dat de professionals op de vindplaatsen aanwezig zijn. Denk hierbij aan scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven etc) De toegangspoorten zijn zowel fysiek, digitaal, telefonisch als schriftelijk bereikbaar Eenduidig Uniformiteit bij het afhandelen van ondersteuningsvragen is belangrijk als er meerdere toegangspoorten zijn waar inwoners terecht kunnen. Dit proces kan verder gestandaardiseerd worden. Onder andere via een Quick Scan waardoor een vraag snel terecht komt op de plek waar het antwoord is. Of op de plek waar toegewerkt kan worden naar een oplossing/antwoord. Het gaat hier om alle vragen op alle leefgebieden binnen het sociaal domein. Dit betekent ook, dat de oplossing ook buiten de gemeente gevonden kan worden. Maatwerk biedend Zelfredzame inwoners krijgen snel antwoord. Inwoners die het overzicht over hun problemen kwijt zijn en daarmee de oplossingen(in bepaalde mate regieverlies), krijgen ondersteuning. Inwoners waarbij zich grote problemen voordoen, worden adequaat ondersteund door een doortastende ‘multiproblem aanpak’ Deze drie uitgangspunten vormen de rode draad bij de oplossing van het inrichtingsvraagstuk Toegang.
5
3. Entiteiten en functionaliteiten in de Toegang Voor het realiseren van de Toegang is een blauwdruk nodig van de manier waarop dat georganiseerd kan worden. In deze nota wordt uitgaan van het onderstaande schema, waarin zes entiteiten worden onderscheiden voor de Toegang met de functionaliteiten die zij toegekend krijgen.
Functionaliteiten
Entiteiten
Figuur 1: Entiteiten en Functionaliteiten in de Toegang tot Ondersteuning van het Sociaal Domein Rijswijk
Het plan gaat in op de invulling van de functionaliteiten per entiteit en de samenhang daartussen. Opschaling vindt plaats naarmate de zelfredzaamheid van de inwoner afneemt en dus het regieverlies toeneemt. Onder de genoemde functionaliteiten wordt verstaan: Signaleren & Verwijzen Weten waar inwoners en professionals naar toe moeten met signalen uit hun omgeving/werkveld. Informatie & Vraagverkenning Het door de medewerkers aan de Toegang verstrekken van informatie aan inwoners en professionals en het verkennen/herleiden van de ondersteuningsvraag van inwoners voor doorverwijzing naar de juiste entiteit. De mate van regieverlies bij de inwoner is hierbij leidend.
6
Vraagverheldering Hier gaat het om het scherp krijgen van de ondersteuningbehoefte; de ‘vraag achter de vraag’. Onderzocht wordt wat de inwoner zelf kan of wat de mogelijkheden zijn binnen zijn sociale netwerk in relatie tot zijn of haar ondersteuningsbehoefte. Als dit niet of deels mogelijk blijkt wordt onderzocht welke voorziening of voorzieningen (collectief of individueel) oplossing biedt of bieden. Ondersteuning Van ondersteuning is sprake bij mutliproblematiek.(lees: regieverlies). De regisseur heeft hier een belangrijke taak namelijk het samen met de inwoner opstellen en uitvoeren van plan van aanpak in het kader van ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’. Het biedt overzicht wie wat wanneer doet om de problemen samen met de inwoner op te lossen. Nadruk bij deze functionaliteit ligt bij het zoveel mogelijk in eigen kracht zetten van de inwoner. Multiproblem aanpak bij escalatie In sommige gevallen kan er een situatie zijn of ontstaan waarbij er direct door iemand ingegrepen moeten worden om (nog) erger te voorkomen. Het van toepassing zijnde proces valt onder deze functionaliteit.
Huidige situatie Onder de huidige wetgeving van AWBZ en Wet op de Jeugdzorg is toegang tot geïndiceerde zorg volledig losgekoppeld van het preventieve zorg- en welzijnsveld. Indicaties worden hoofdzakelijk aangevraagd bij het CIZ en Bureau Jeugdzorg. De huisartsen hadden en hebben in de Jeugdwet daarnaast nog een rechtstreekse bevoegdheid tot het verwijzen naar jeugdzorg. Het verkrijgen van een indicatie is een lastige opgave, waar niet iedere burger uitkomt. De ondersteuning bij het verkrijgen van de indicatie wordt geboden, door zorginstellingen, huisartsen of cliëntondersteuninginstellingen (MEE). Dit systeem heeft een aantal gevolgen , waardoor er onvoldoende rem zit op de groeiende dure zorgvraag. Een van de gevolgen van het systeem is dat de belangen van zorginstellingen, huisartsen en cliënt ondersteuningsinstellingen te veel gescheiden zijn van de budgettaire belangen van het rijk (CIZ, Bureau Jeugdzorg). Het systeem stuurde daarnaast op productie van zorg in plaats van een gekantelde benadering. Met zorginstellingen die dan cliënten zelf begeleiden bij het aanvragen van zorg, kan dat de kat op het spek binden zijn. Toekomstige situatie Om het eenvoudiger voor inwoners te maken, maar ook de onafhankelijke cliëntondersteuning te borgen en de belangen van inwoners, overheid en zorgaanbieders in balans te brengen, is een goede inrichting van de Toegang tot ondersteuning noodzakelijk. Hier ligt de essentie van het maken van een Deltaplan Toegang. De toegang (inclusief de cliëntondersteuning) komt bij cliëntondersteuners te liggen in plaats van bij de zorginstellingen zelf. Deze cliëntondersteuners werken vanuit eenzelfde gekantelde werkwijze, waarbij enerzijds de zorgvraag geremd wordt en de inzet puur gericht is om de inwoner zo snel mogelijk in eigen kracht weer te laten participeren in de samenleving. Deze basisgedachte is in dit Deltaplan verder uitgewerkt.
7
4. Entiteit Samenleving Functionaliteit Signaleren en Verwijzen In onze complexe samenleving is het voor burgers, maar ook voor professionals niet altijd duidelijk waar zij moeten zijn om geholpen te worden of zorgwekkende signalen te delen. Hierin schuilt het risico van niet tijdig de juiste ondersteuning krijgen. Met als mogelijk gevolg dat in een later stadium intensievere (en vaak duurdere) ondersteuning noodzakelijk is. Met kwalitatief goede verwijzers en signaleerders kan de basis gelegd worden voor het keren/kantelen van een (toenemende) ondersteuningsvraag. Doelgroep Verwijzers en signaleerders zijn de inwoners van onze stad en de professionals in onze stad, die niet primair werkzaam zijn binnen de uitvoering van de Jeugdwet, de nieuwe Wmo en/of de Participatiewet. In voorbeelden: Van buurvrouw tot leerkracht in het primair onderwijs, van buurman tot huisarts. Voor professionals die werkzaam zijn binnen de werking van de wetten geldt dat ook zij moeten kunnen verwijzen of signaleren naar het juiste loket. Daarmee valt de doelgroep van verwijzers in 3 subgroepen uiteen: 1. Inwoners 2. Professionals niet primair werkzaam binnen de uitvoering van de transitiewetten 3. Professionals werkzaam binnen de transitiewetten Civil Society Het begrip ‘Civil Society’ wordt steeds vaker gebruikt en valt binnen subgroep 1 en 2. Eigen kracht en zelfredzaamheid staan voorop in de aanpak van de sociale problemen in een wijk. (Vrijwilligers)organisaties, verenigingen, bewoners- en ondernemersnetwerken spelen een belangrijke rol bij het aanpakken van de sociale problematiek in een wijk en leveren een grote bijdrage aan het bevorderen van de sociale cohesie en zelfredzaamheid. Zo organiseren zij bijvoorbeeld ontmoetingsactiviteiten voor oudere geïsoleerde bewoners, motiveren de buurt om een schoonmaakactie te houden en zijn zij partner in het aanpakken van overlastsituaties. De wijk leeft door de inzet van haar bewoners en organisaties. Bewoners, partners en ondernemers kennen hun wijk ook als geen ander. Zij zijn verankerd met de buurt, hebben hun sociale contacten en weten wat er speelt. Zij vormen samen de civil society. De dynamiek van de civil society ontstaat door een combinatie van langdurige, flexibele en tijdelijke initiatieven. De mate waarin deze civil society zich in kan zetten voor de buurt is afhankelijk van meerdere factoren. Dit zijn bijvoorbeeld bestaande netwerken en vrijwilligersorganisaties in een buurt, de sociale samenstelling van een buurt en de aard van de sociale problematiek. Niet alleen in bestaande organisatieverbanden liggen mogelijkheden om de wijk te verbeteren, ook tijdelijke initiatieven die via social media of nieuwe samenwerkingscoalities tot stand komen,hebben veel potentie.
Doel Het belangrijkste doel is kennis van de Toegang zo breed mogelijk bekend te maken bij de te onderscheiden doelgroepen. Zodat enerzijds hulp kan worden geboden en anderzijds signalen kunnen worden afgegeven. Benodigde middelen Actuele digitale informatie op websites (gemeente, CJG, Sociale Wijkteams) Integraal Klantbeeld (zie hoofdstuk 12) Mogelijkheid tot berichtenverkeer tussen entiteiten (zie hoofdstuk 12) Digitale Sociale Kaart Keerpunt campagne Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
8
Casus Er zijn concept samenwerkingsafspraken gemaakt met Rijswijk Wonen die betrekking hebben op twee interventies: -Vroegtijdige signalering van kwetsbare burgers door de buitenmedewerkers -Voorkomen van huisuitzettingen door samenwerking met de afdeling incasso Om de vroegtijdige signalering door de buitenmedewerkers te realiseren zijn door de coördinator van de woonconsulenten en het Sociaal Wijkteam twee bijeenkomsten en een signaleringskaart gerealiseerd. In deze betreffende casus kwam een van de buitenmedewerkers bij het Sociaal Wijkteam binnen lopen. De aanleiding van het signaal was een volle brievenbus. Na een gesprekje met de betreffende huurder bleek er meer aan de hand. Er was sprake van een depressie, maar er waren ook financiële problemen: huurachterstand en dreigende afsluiting van gas en licht. De casemanager is na het eerste gesprek hiermee direct aan de slag gegaan. De afgelopen week werd de casemanager door cliënte opgebeld: ze 'moest' van de medewerker van Rijswijk Wonen eerlijk zijn. Ze moest me vertellen dat ze verslaafd aan alcohol was. Er zijn samen aanvullende afspraken gemaakt over het alcoholprobleem. In de korte tijd is er heel veel gebeurd in de dienstverleningsrelatie tussen cliënte en casemanager. Zij weten in zeer korte tijd wat ze aan elkaar hebben en dat lijkt de basis om het traject in te gaan.
9
5. De Toegangspoorten: het eerste contact Het huidige sociaal domein heeft vele toegangspoorten. De verschillende loketten, al dan niet wettelijk verplicht, hebben voor een vergaande complexiteit van de toegang gezorgd. Vereenvoudiging van de toegang is noodzakelijk om laagdrempelig te kunnen zijn, vroegtijdig te kunnen signaleren en daarmee preventief te kunnen werken. In Rijswijk zijn de toegangspoorten teruggebracht naar drie. Dit zijn de Sociale Wijkteams, het CJG en de gemeente. Oorspronkelijk kennen deze toegangspoorten hun eigen doelgroepen. Om de laagdrempeligheid te bevorderen, moeten onze inwoners verder geholpen kunnen worden aan elk van de verschillende toegangspoorten.Een eenduidige werkwijze, een onderlinge verwijzing en warme overdracht tussen de entiteiten is daarvoor essentieel. Voor deze drie toegangspoorten is gekozen om een zo sluitend mogelijk netwerk te hebben waar inwoners met hun ondersteuningsvragen terecht kunnen.
Sociaal Wijkteam (‘3x1’)
Gemeente CJG
Figuur 2: Toegangspoorten Sociaal Domein gemeente Rijswijk
Het eerste contact krijgt vorm (in willekeurige volgorde): bij het KCC van de gemeente (inclusief RWC en loket Samenlevingszaken) bij de bureaudienst van het Sociaal Wijkteam bij de balie van het CJG of de vindplaatsen (bv. scholen) waar de partners vanuit het CJG zitten De toegangspoorten zijn zowel fysiek, digitaal, telefonisch als schriftelijk bereikbaar
10
Eenduidige werkwijze Bij het werken met meerdere toegangspoorten wordt de laagdrempeligheid vergroot. Echter er ontstaat hierbij het risico van een versnipperde aanpak met alle gevolgen van dien. Om de kwaliteit en eenduidigheid in de toegangspoorten te garanderen, wordt bij de vraagverkenningsprocedure2 een eenduidige werkwijze gehanteerd. Herleiden van de ondersteuningsvraag Eén van belangrijkste uitdagingen met betrekking tot de toegang tot het Sociaal Domein is ervoor zorgen, dat ondersteuningsvraag van de burger, ongeacht bij welke toegangspoort de burger aanklopt, goed wordt herleid en vervolgens goed wordt doorgezet naar de juiste professional(s). Hiervoor zullen de medewerkers aan de toegang de volgende tools ter beschikking krijgen: Quick Scan (zie bijlage 3): De Quick Scan is een korte uitvraag over de vijf leefgebieden binnen het Sociaal Domein. Integraal klantbeeld: Onder integraal klantbeeld wordt verstaan, dat binnen de kaders van de privacywetgeving de medewerker aan de toegang in één oogopslag in het systeem kan zien binnen welke afdelingen/entiteiten van het Sociaal Domein de burger bekend is. Elektronisch berichtenverkeer: Mogelijkheid tot het elektronisch doorzetten van de herleide ondersteuningsvraag naar de juiste professional(s). Bij het herleiden van de ondersteuningsvraag gaat het om het maken van onderscheid tussen: Multiproblematiek; Enkel- of meervoudige vraag. Het verschil hiertussen wordt bepaald door de mate van regieverlies bij de burger. Zie hiervoor de onderstaande definities: Multiproblematiek Ondersteuningsvraag van de burger op het gebied van het sociaal domein die zich uitstrekt over minimaal één maar vaak meerdere leefgebieden waarbij de burger niet in staat is zelf de benodigde stappen te ondernemen om tot oplossingen te komen (regieverlies). Hiervoor is ondersteuning van regisseur nodig. Enkelvoudige vraag Ondersteuningsvraag van de burger op het gebied van het sociaal domein, die is beperkt tot één leefgebied. Deze vraag is met doorverwijzing door de medewerker aan de toegang naar de vakafdeling(en) of met doorverwijzing naar het ‘specialisten- en kennisnetwerk’ afgehandeld als uit de quick scan blijkt, dat inzet van een generalist uit het Sociaal Wijkteam niet noodzakelijk is. Meervoudige vraag Ondersteuningsvraag van de burger op het gebied van het sociaal domein, die zich uitstrekt over meerdere leefgebieden. Deze vraag is met doorverwijzing door de medewerker aan de toegang naar de vakafdeling(en) of met doorverwijzing naar het ‘specialisten- en kennisnetwerk’ afgehandeld als uit de quick scan blijkt, dat inzet van een generalist uit het Sociaal Wijkteam niet noodzakelijk is.
2
Uitgangspunt A4 van de kadernota Sociaal Domein
11
Doorzetten van de ondersteuningsvraag Na het herleiden van de vraag wordt de uitkomst vastgelegd en doorgezet naar: het Sociaal Wijkteam of CJG bij multiproblematiek; vakafdeling(en) van de gemeente of CJG bij enkel- of meervoudige vragen. Uniforme werkwijze toegang Het herleiden en doorzetten van ondersteuningsvragen zal op uniforme werkwijze bij de verschillende toegangspoorten uitgevoerd worden. Medewerkers ‘Toegang’
Herleiden en….. …doorzetten via berichtenverkeer van de ondersteuningsvraag vraag
Informatie en vraagverkenning Tools: Quick Scan Integraal Klantbeeld
Multiproblematiek
Enkel- of meervoudige vraag
Sociaal Wijkteam of CJG
Vakafdeling(en) Gemeente of CJG
Figuur 3: Uniforme werkwijze medewerkers ‘toegang’
Benodigde middelen Integraal Klantbeeld (zie hoofdstuk 12) Klantvolgsysteem (zie hoofdstuk 12) Elektronisch berichtenverkeer (zie hoofdstuk 12) Quick Scan Ontwikkelen digitale toegangspoort naar het voorbeeld van bijvoorbeeld www.woerdenwijzer.nl
sociaal wijteam
Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
12
Casus Ondersteuningsvraag: Mijnheer Cas vraagt bij het zorgloket om een Voorrangsverklaringsformulier voor zijn zoon en diens zwangere vriendin. Huidige aanpak (niet gekanteld) De loketmedewerker vraagt of de zoon in Rijswijk woont. Legt uit dat de kosten voor het aanvragen van de voorrangsverklaring niet terugbetaald worden bij een afwijzing en geeft het formulier mee. Toekomstige (gekantelde) aanpak De loketmedewerker start aan de hand van de Quickscan het gesprek met de volgende vragen: Hoe komt het dat uw zoon niet zelf komt? Wat is zijn huidige situatie? Mijnheer Cas vertelt wat de situatie van zijn zoon Tim is. Tim is 20 jaar woont nog thuis bij zijn ouders en werkt overdag. Daarom komt de heer Cas. Tim heeft een relatie met een 17-jarig meisje, Christie. Zij woont bij haar alleenstaande moeder en is hoog zwanger. Christie zit in het laatste jaar van haar opleiding en hoopt nog in mei, voor de bevalling, eindexamen te kunnen doen. De relatie met haar moeder is ernstig verstoord en Christie kan daar niet blijven wonen Vandaar de vraag om een Voorrangsverklaring. Christie heeft studiefinanciering. Tim verdient het minimum jeugdloon. Loketmedewerker kijkt naar het integrale klantbeeld van mijnheer Cas : ‘Ik zie dat u bekend bent bij onze afdeling WMO. Zijn er soms nog meer zaken van invloed op deze situatie?’ Mijnheer Cas vertelt, dat Christie niet bij hen kan komen inwonen vanwege de situatie van zijn vrouw. Zij heeft longkanker. Mijnheer heeft zijn handen vol aan de verzorging van zijn vrouw. Vanwege haar gezondheidssituatie zijn er woningaanpassingen nodig. Een jonge vrouw met een baby kunnen ze er niet bij hebben. Zij maken zich grote zorgen hoe het verder moet met het stel en straks de baby. Dit is niet bevorderlijk is voor het verloop van de ziekte van zijn vrouw. Zij mag namelijk geen stress hebben. De heer Cas wil wel wil helpen, maar hij heeft zijn handen al vol. Hij kan er niet veel meer bij hebben. En zijn zoon en diens vriendin, weten ook niet hoe nu verder. De baliemedewerker heeft in dit gesprek de leefgebieden gescand voor het gezin (vader, moeder en Tim), inclusief de zwangere vriendin Christie. Op grond van deze Quick scan (kort gesprekje/uitvraag) en het integrale klantbeeld komt de medewerker tot de conclusie dat er sprake is van een multiproblematiek en mogelijk regieverlies (‘niet pluis gevoel’) , zowel bij heer Cas als bij zoon Tim en diens zwangere vriendin. De medewerker legt de heer Cas uit wat het Sociaal wijkteam/CJG is en doet en vraagt of hij een gesprek met een medewerker daarvan wil. De heer Cas wil dit graag. Hij geeft aan dat hij zijn zoon en vriendin daar ook bij gaat betrekken. De medeweker zet de via het berichtenverkeer door naar het Sociaal wijkteam/CJG.
13
6. Entiteit KCC i.r.t. Sociaal Domein Definitie Het Klantencontact Centrum (KCC) is de toegangspoort voor de gemeentelijke organisatie waar inwoners terecht kunnen met vragen over alle producten en diensten die de gemeente biedt. Het KCC werkt met een uniforme dienstverlening over alle kanalen (fysiek, digitaal, telefonisch en schriftelijk). De gemeente heeft zichzelf tot doel gesteld, dat inwoners hetzelfde antwoord of dienst/product ontvangen ongeacht welk kanaal gebruikt wordt. Van alle klantcontacten die bij het KCC binnenkomen moet 80 % daadwerkelijk door het KCC worden afgehandeld. Circa 20 % van de vragen en verzoeken zal in samenwerking met de verschillende vakafdelingen worden afgehandeld. Bij het KCC komen dus vragen terecht over alle producten en diensten van de gemeente. In deze notitie gaat het alleen om informatievragen en ondersteuningsvragen op het gebied van het Sociaal Domein. Onder het KCC vallen alle baliefuncties, dus ook RWC en loket Samenlevingszaken. Functionaliteit Signaleren en Verwijzen Net zoals van de samenleving wordt ook van de KCC-medewerker verwacht alert te zijn op signalen en indien nodig de inwoner te verwijzen. Functionaliteit Informatie en Vraagverkenning Het is de taak van de KCC-medewerker om de vraag van een burger met een informatie c.q. ondersteuningsbehoefte in het sociaal domein te herleiden tot enkel/meervoudige problematiek (geen regieverlies) of multiproblematiek (wel regieverlies) en vervolgens door te zetten door middel van elektronisch berichtenverkeer naar de juiste entiteit. Zoals beschreven in het hoofdstuk 5 krijgen de medewerkers aan de Toegang voor het herleiden van de vraag twee hulpmiddelen aangereikt: Quick Scan3 Integraal Klantbeeld Het KCC maakt voor het beantwoorden van vragen van inwoners gebruik van het systeem SugarCRM. Met betrekking tot het Sociaal Domein kan dit systeem gebruikt blijven worden zolang het statusvragen betreft (bijvoorbeeld: Is mijn uitkering al uitbetaald?). Voor ondersteuningsvragen op het gebied van het Sociaal Domein zal het KCC gebruik gaan maken van de hulpmiddelen applicatie ‘Integraal Klantbeeld’ en Quick Scan voor de vraagverkenning.
3
Zie bijlage 3
14
Doelgroep van het KCC Alle inwoners van de gemeente met een informatiebehoefte of ondersteuningsvraag op het gebied van het Sociaal Domein. Doel van KCC Het doel van het KCC is om de inwoner met een vraag of ondersteuningsbehoefte op het gebied van het Sociaal Domein op een eenduidige, adequate manier te informeren, verwijzen of over te dragen. Benodigde middelen Om op een goede en juiste wijze de burger met zijn informatie en/of ondersteuningsbehoefte te kunnen informeren, verwijzen of overdragen is het van belang, dat de KCC-medewerker (medewerker Toegang) voldoende is opgeleid en beschikt over de juiste competenties. Voor het efficiënt overdragen naar het Sociaal Wijkteam, vakafdeling(en) of CJG wordt onderzocht of gebruikt kan worden gemaakt van elektronisch berichtenverkeer (zie hoofdstuk 12). De medewerkers aan de toegangspoorten moeten voor doorverwijzing goede kennis hebben van de sociale kaart van Rijswijk. Integraal Klantbeeld (zie hoofdstuk 12) Ontwikkelen digitale toegangspoort naar het voorbeeld van bijvoorbeeld www.woerdenwijzer.nl of VIND Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
15
7. Entiteit Vakafdeling Sociaal Domein Definitie De vakafdeling is een onderdeel van de gemeentelijke organisatie, waar een deel van de toegang tot ondersteuning in de werkingsfeer van het sociaal domein wordt georganiseerd. Bij het sturingsprincipe “regierol” uit de Kadernota Sociaal Domein is gedefinieerd dat de gemeente alleen daar taken uitvoert, waar dat door marktpartijen niet kan worden gedaan. Hierbij gaat het voornamelijk om de toegang tot “dure” maatwerkvoorzieningen. Deze voorzieningen 4 laten zich omschrijven in de volgende hoofdproducten: Algemene en bijzondere bijstand; Re-ïntegratietrajecten naar werk; Schuldhulpverlening; maatwerkvoorzieningen WMO en individuele voorzieningen Jeugd Binnen de entiteit Vakafdelingen Sociaal Domein loopt de toegang door tot en met de functionaliteit Vraagverheldering. De vraagverheldering kan leiden tot inzet en/of aanvraag van voorzieningen maar het daadwerkelijk verlenen hiervan is geen functionaliteit binnen de Toegang. Functionaliteit Signaleren en Verwijzen Net zoals van de samenleving wordt ook van de vakafdelingen verwacht alert te zijn op signalen en indien nodig de inwoner te verwijzen. Functionaliteit Informatie en Vraagverkenning Zoals in hoofdstuk 3 beschreven zijn het de medewerkers Toegang die de ondersteuningsvragen van inwoners herleiden en vervolgens doorzetten naar de juiste entiteit. Functionaliteit Vraagverheldering Het doel van vraagverheldering is integraal een beeld te krijgen van de daadwerkelijke vraag van de inwoner. Hierbij wordt de vraag achter de vraag onderzocht en de principes van “De Kanteling” gehanteerd. De gesprekspartner van de inwoner onderzoekt in hoeverre, de ondersteuningsvraag opgelost kan worden5. : -in eigen kracht; -door inzet van het eigen sociaal netwerk; -via collectieve voorzieningen; -en uiteindelijk via individueel maatwerk. Hiervoor is het noodzakelijk dat de nog vast te stellen verschillende verordeningen deze werkwijze zoveel mogelijk faciliteren. Deze genoemde gekantelde verordeningen dragen bij aan een vraag-, oplossings- en resultaatgericht werkwijze ten opzichte van de huidige claim- en aanbodgerichte werkwijze6. Vraagverhelderingsgesprekken Wet- en regelgeving staat niet toe dat de gemeente slechts één vorm van vraagverhelderingsgesprekken voert. Voor vraagverhelderingsgesprekken op het gebied van werk en inkomen is huisbezoek namelijk niet zonder meer toegestaan terwijl dit voor primaire problemen op het gebied van zorg, welzijn en jeugd dit juist essentieel wordt geacht. In de gemeentelijke terminologie vallen beiden gesprekken uiteen in Intake (werk en inkomen) en Keukentafelgesprek (Welzijn/Zorg en Jeugd).
4
Op dit moment zit de afdeling Sociale Zaken in een transformatieproces waarbij ook kritisch gekeken wordt welke taken waar zijn belegd. Uitgangspunt A6 van de Kadernota Sociaal Domein 6 Uitgangspunt C1 van de Kadernota Sociaal Domein 5
16
Om de integraliteit zoveel mogelijk te borgen is het zaak om de leefgebieden te verkennen om “De Kanteling” gestalte te kunnen geven. De Zelfredzaamheidmatrix en het GIZ (voor Jeugd)7 zijn hier goede voorbeelden van voor zowel intake als keukentafelgesprek. Daarnaast kunnen intake en keukentafelgesprek geclusterd worden. Zo kan de intake voor schuldhulp, inkomen en werk integraal worden gemaakt en de keukentafelgesprekken voor zorg, welzijn en jeugd. Intake voor inkomen, werk en schulddienstverlening vindt dan plaats door intakers op het Rijswijks Werkcentrum. Keukentafelgesprekken voor de Jeugdwet en de nieuwe Wmo vinden dan plaats bij de mensen thuis, omdat daar de situatie, noodzakelijk om de kanteling door te voeren het meest zichtbaar is. Doelgroep - Inwoners met enkelvoudige of meervoudige ondersteuningsvragen zonder een vorm van regieverlies. - Inwoners met multiproblematiek, zo nodig met behulp, van een regisseur. Doel vakafdeling De vakafdeling heeft tot doel zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de ondersteuningsvragen van de burger. en aansluitend te bepalen op welke wijze de ondersteuningsvraag het best beantwoord kan worden ( eigen kracht, netwerk, collectieve voorziening, maatwerk). Benodigde middelen Doorontwikkelen vakafdelingen naar één afdeling Sociaal Domein Doorontwikkelen intake en keukentafelgesprek (integraal, kanteling)) ook in competenties medewerkers Implementatie Integraal Klantbeeld en Quick Scan in werkprocessen afdeling(en) Sociaal Domein Elektronisch berichtenverkeer Organiseren van werkprocessen voor zorgvuldige en volledige overdracht tussen consulenten, regisseurs (zie figuur 2) en uiteindelijk de, verleners van verleningsbesluiten. Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
7
Zie bijlage 2
17
8. Entiteit Sociaal Wijkteam Definitie Het Sociaal Wijkteam is een integraal en generalistisch team in de wijk dat kwetsbare bewoners ondersteunt om: de zelfregie te pakken; zelf problemen te voorkomen; zelf problemen op te lossen. Dit samen met de mensen om hen heen. Vroegtijdig (preventieve) ondersteuning is zo beschikbaar op alle leefgebieden, waardoor de aanpak of preventie van multiproblematiek wordt aangepakt. De focus ligt niet op procedures maar op resultaat. Omdat het Sociaal Wijkteam een “zelfstandige entiteit” is, dienen alle functionaliteiten goed uitgewerkt te worden. Het zwaartepunt van het team ligt op de functionaliteit ondersteuning en kortdurende begeleiding. Functionaliteit Verwijzen en Signaleren Signalen en informatievragen kunnen bij het Sociaal Wijkteam binnen komen. Relevante organisaties worden getraind in het signaleren, zoals buitenmedewerkers van Rijswijk Wonen en sociale werkers van Welzijn Rijswijk. Vrijwilligers organiseren de fysieke ontvangst op locatie. Zij vangen eenvoudige informatievragen zo goed als mogelijk af en schakelen de bureaudienst in als er complexe vragen zijn. Het Sociaal Wijkteam is laagdrempelig en werkt outreachend. Daarmee komen bij het Sociaal Wijkteam ook signalen binnen die bedoeld zijn voor de vakafdelingen van de gemeente, het CJG of MPA-functionaris (andere toegangspoorten). Hiervoor worden duurzame verbanden gelegd met deze entiteiten in de toegang. Het Sociaal Wijkteam onderhoudt een functioneel netwerk van verwijzers en signaleerders. Politie, woningbouwcoöperaties en huisartsen zijn hiervan voorbeelden. Ook onderhoudt het team contacten met de vakafdelingen van de gemeente, het CJG en de MPA-functionaris. Functionaliteit Informatie en Vraagverkenning De bureaudienst voert vraagverkenning uit. Op basis van de vraagverkenning wordt bepaald of het signaal of de inwoner op de juiste plek is beland. Signalen of inwoners die niet voor het Sociaal Wijkteam bedoeld zijn (zie doel) moeten zo compleet mogelijk aan de betreffende vakafdeling(en) van de gemeenten, het CJG of de MPA-functionaris worden overgedragen. Dit d.m.v. elektronisch berichtenverkeer. Een hulpmiddel bij de vraagverkenning is de Quick Scan. Het is daarom van belang dat het Sociaal Wijkteam kennis heeft van de Quick Scan en in staat is deze te gebruiken. Functionaliteit Vraagverheldering De regisseurs uit het Sociaal Wijkteam maken voor het verkrijgen van een klantbeeld (lees: ‘vraag achter de vraag’) gebruik van de zelfredzaamheidmatrix (ZRM) waarbij alle leefgebieden uitgebreid aan bod komen. Deze vorm van domeincheck wordt geïntegreerd in het Klantvolgsysteem (zie hoofdstuk 12) en is alleen toegankelijk voor de regisseurs in een Sociaal Wijkteam, het CJG en de MPA-functionaris. De uitkomst van deze integrale intake vormt de basis voor het ‘Eén plan’ in het kader van ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’. Functionaliteit Ondersteuning De gegevens van de inwoner uit de vraagverheldering wordt ingebracht in het werkoverleg van de generalisten en toebedeeld aan de generalist met een plus (kennis) op de leefgebieden. Zo nodig wordt er een keuze gemaakt voor een meer specialistische insteek, het gebied waar de cliënt zijn dominante problemen ondervindt en dat niet generalistisch opgepakt kan worden. De betreffende regisseur neemt het plan op in het eerder genoemde Klantvolgsysteem. Het Klantvolgsysteem heeft een deel in zich dat alleen raadpleegbaar is voor de begeleidende regisseur en de coördinator van het Sociaal Wijkteam. In dit afgeschermde deel wordt informatie opgenomen, waarmee de beroepsethiek
18
van de generalist en privacy van de cliënt geborgd is. Ook de inwoner zelf kan toegang krijgen tot (delen van) zijn of haar plan. Als het plan onderdelen bevat waarvoor maatwerkvoorzieningen noodzakelijk zijn, waarop een verleningsbesluit van toepassing is, dan bevat het Klantvolgsysteem een mogelijkheid dat een indicatiesteller/verlener hiervan automatisch een signaal krijgt. De indicatiesteller krijgt hiermee informatie die nodig is voor het doorzetten van de maatwerkvoorziening. Het Sociaal Wijkteam kan binnen de gesprekken die zij met de cliënt voert ook ondersteuning en kortdurende begeleiding bieden, waardoor het beroep op niet-vrije zorg verlaagd of vermeden wordt. De generalist gaat met de inwoner ondersteund door de zelfredzaamheidsmatrix op zoek naar de juiste inzet van middelen8. Doel van het Sociaal Wijkteam Duurdere zorg zoveel mogelijk voorkomen, door preventie, vroegsignalering en/of het bieden van ondersteuning en kortdurende begeleiding. Doelgroep van Sociaal Wijkteam Cliënten met een vraag en bepaalde mate van regieverlies (komen uit het KCC/Loketten of verwijzers/CJG) Benodigde middelen Een uitvoeringsnotitie waarin de verdere werking, samenstelling en financiering van Sociaal Wijkteams in Rijswijk geborgd is9. Klantvolgsysteem (zie hoofdstuk 12) Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
Casus Cliënte kwam via schoolmaatschappelijk werk van Kwadraad naar het Sociaal Wijkteam. Vraagstelling: ‘’Ik voel mij zo geïrriteerd door de kinderen’’. De schoolmaatschappelijk werker maakte zich zorgen om deze vrouw, de focus lag niet op de opvoeding, die bleek goed te lopen. Na eerste gesprek met cliënt werd duidelijk dat zij moe is en weinig energie heeft, daardoor kan zij niet veel van de kinderen hebben. Zij is samen met haar man en twee kinderen drie jaar geleden geëmigreerd uit Griekenland. Haar man heeft goede baan in Rijswijk. Ze spreekt Nederlands (basiscursus) maar wil dit veel beter spreken. Ze heeft verdieping nodig. De gesprekken van de casemanager en de client gaan deels in het Nederlands en deels in het Frans. Cliënte is het ook zat om als ’huisvrouw’ thuis te zitten. Ze wil wel werken maar weet niet zo goed wat. Ze kookt voor ’thuis afgehaald’ Griekse maaltijden. Dit vindt zij wel leuk. Zij heeft een klein sociaal netwerk; allemaal Griekse mensen. Ze heeft behoefte aan Nederlandse vriendinnen. Na twee gesprekken hebben de cliente en casemanager de volgende doelen helder: -Cliente gaat lijstje maken van energiegevers. -Cliente gaat met haar man de taakverdeling in het huishouden bespreken. -Cliente gaat onderzoeken welk werk ze wil doen en wat daar voor nodig is. -Cliente gaat samen met de casemanager kijken waar en hoe ze in contact kan komen met Nederlandse vrouwen, zodat ze haar netwerk kan versterken en haar Nederlands kan verbeteren. Mw. vertelt in 2e gesprek dat zij nog niet minder moe is, maar ze is blij dat ze kan praten over haar situatie en dat zij zelf kan kijken (met steun van ons) hoe ze haar (nabije) toekomst anders vorm kan geven. Haar irritaties ten opzichte van de kinderen zijn wel afgenomen.
8 9
Uitgangspunt A8, B5, C1 t/m 3 van de Kadernota Sociaal Domein Uitgangspunt D a en E van de Kadernota Sociaal Domein
19
9. Entiteit Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Definitie CJG Het CJG is er voor ouders, opvoeders, jongeren en professionals met vragen over opgroeien en opvoeden. Alle vragen die binnen komen bij de front-office van het CJG (balie, telefoon en mail) worden binnen 48 uur beantwoord. De hulpvragen worden doorgespeeld naar de back- office van het CJG. De backoffice bestaat uit de zorgregisseurs van het CJG, hier kunnen ouders direct mee in gesprek. Verder kunnen vragen doorgespeeld worden naar het telefonische contactbureau van de jeugdgezondheidszorg of ouders kunnen een afspraak maken met de opvoedadviseurs van het opvoedadviespunt. Als er sprake is van multiproblematiek en/of regieverlies wordt het opgepakt door de CJGzorgnetwerken. Binnen het CJG zijn er twee intergrale generalistische netwerkverbanden rondom jeugdigen opgericht (onder leiding van de zorgregisseurs), te weten: 1. het zorgnetwerk 0-12 jarigen (in 2001) 2. het zorgnetwerk 12-23 jarigen (in 2008) Doelstelling van de zorgnetwerken is om jeugdigen en hun ouders met problemen en risico’s zo snel mogelijk toe te leiden naar passende hulp om de huidige problemen te verminderen en verdere problemen te voorkomen. Dit gebeurt vanuit de cliëntroute en vanuit de invalshoek 1-gezin - 1 plan - 1 regisseur’. Kernpartners zijn: Kwadraad, Zebra, Florence, JGZ, Jeugdformaat-Jutters, MEE en BJZ. Aangesloten signaleerders zijn: Politie, Welzijn Rijswijk, Leerplicht, VSV-casemanger, Jongerenconsulenten Sociale Zaken en Opvoedadviespunt. Functionaliteit Signaleren en Verwijzen Signalen kunnen bij het CJG binnen komen. Medewerkers zijn zoveel mogelijk outreachend bij vindplaatsen (denk aan onderwijs en peuterzalen) aanwezig of anderszins aangesloten. Daarnaast komen bij het CJG ook signalen binnen die bedoeld kunnen zijn voor de andere entiteiten. Doorverwijzing vindt dan plaats. Functionaliteit Informatie en Vraagverkenning De baliemedewerkster en de bureaudienst (nu zorgregisseurs, in de toekomst combinatie zorgregisseurs en voormalige medewerkers toegang BJZ) hanteren de Quick Scan. Vragen die niet voor het CJG bedoeld zijn dienen zo compleet mogelijk bij andere toegangspoorten binnen te komen. Het is daarom van belang dat het CJG is aangesloten op de Quick Scan en de mogelijkheid krijgt tot berichtenverkeer (zie hoofdstuk 12). Functionaliteit Vraagverheldering De partners binnen het CJG maken voor het verkrijgen van een klantbeeld (lees: ‘vraag achter de vraag’) gebruik van de zelfredzaamheidmatrix (ZRM) of Gezamenlijke Inschatting Zorgbehoefte (GIZ) waarbij alle leefgebieden uitgebreid aan bod komen. Deze vorm van domeincheck wordt geïntegreerd in het Klantvolgsysteem (zie hoofdstuk 12) en is alleen toegankelijk voor de professionals in een Sociaal Wijkteam, het CJG en de MPA-functionaris. De uitkomst van deze integrale intake vormt de basis voor het ‘Eén plan’ in het kader van ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’. Functionaliteit Ondersteuning Het klantbeeld uit de vraagverheldering wordt ingebracht in het CJG en toebedeeld aan de generalist met een plus (kennis) op de leefgebieden, waar de cliënt zijn dominante problemen ondervindt. Daarnaast kan er in overleg met het gezin een coördinator van zorg aangewezen worden die de zorgcoördinatie oppakt. Zorgcoördinatie is het regelen van samenwerking en afstemming tussen cliënt (gezin) en instellingen en/of tussen instellingen onderling ten behoeve van een efficiënte(re) en
20
effectieve(re) hulpverlening. Coördinatie van zorg (cvz) is die functie die de afstemming van alle hulp en zorg regelt voor en met een individuele jeugdige of een gezin: 1-gezin, 1- plan,- 1 regisseur. In bepaalde gevallen wordt door het CJG extra expertise ingezet via een netwerk van specialisten voor nadere probleemduiding of diagnostiek en multidisciplinaire besluitvorming. Als het gezinsplan onderdelen bevat waarvoor specialistische jeugdhulp noodzakelijk is, dan is een verlengingsbesluit nodig. Het Klantvolgsysteem biedt de mogelijkheid dat een indicatiesteller/verlener hiervan automatisch een signaal krijgt om hier mee aan de slag te gaan. Doelgroep van CJG Het CJG is er voor ouders, opvoeders, jongeren en professionals met vragen over opgroeien en opvoeden Doel van het CJG Het CJG biedt kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun opvoeders laagdrempelige opgroei- en opvoedondersteuning. Opvoeders en jeugdigen kunnen bij het CJG terecht met kleine en grote vragen. Professionals werken actief samen om altijd snel de juiste hulp te bieden. Kind en gezin staan steeds centraal: professionals zetten het gezin in eigen kracht en maken gebruik van het sociale netwerk van dit gezin of bouwen samen met het gezin aan een sociaal netwerk. Het CJG kan eventueel ook licht pedagogische hulp bieden. Dat geldt eveneens bij complexe problematiek waarbij meerdere hulpverlenende instanties betrokken zijn. Het CJG is van belangrijke toegevoegde waarde door de zorg rondom een gezin te coördineren; het doel is tijdig de juiste zorg te verlenen samen met het gezin: 1-gezin, 1- plan,- 1 regisseur. Kortom: Duurdere zorg zoveel mogelijk voorkomen, door preventie, vroegsignalering en/of het bieden van ondersteuning en kortdurende begeleiding. Benodigde middelen Een uitvoeringsnotitie waarin o.a. de kostenbeheersing, mandatering en aansturing aan bod komen. Klantvolgsysteem (zie hoofdstuk 12) Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
Casus Praktijkvoorbeeld ‘waarom veranderen?’ Ik ben op school geweest voor mijn jongste. Hij is geobserveerd door een orthopedagoge vanwege zijn moeilijke, drukke gedrag. Ze noemden ADHD, maar dat moet verder worden onderzocht. Dus nu ben ik verwezen naar de GGZ. Daarvoor had ik eerst een verwijsbrief van de huisarts nodig. Bij de GGZ kreeg ik een korte telefonische intake. Zij zien liever dat ik mij eerst aanmeld bij Bureau Jeugdzorg voor een screening. Daarin wordt dan niet alleen gekeken naar een diagnose, maar breder en naar het hele gezin. Dat snap ik wel hoor, want de scheiding heeft zijn gedrag verergert en daarvóór was er natuurlijk al veel ruzie thuis. Dat zal vast effect hebben gehad… Ook op de andere kinderen. Maar dat betekent wel dat ik daar voor de vierde keer achter elkaar het verhaal over het gedrag van mijn zoon moet gaan zitten vertellen. En dat terwijl m’n maatschappelijk werkster mij al langer kent en dus ook het hele verhaal over het hele gezin. Ik kwam daar voor het eerst samen met mijn ex voor relatiegesprekken. Nu helpt ze me met de praktische zaken rond de scheiding en met de verwerking ervan. Ik geloof niet dat zij al contact heeft gehad met één van de anderen… Zij ziet dat het mij allemaal te veel wordt; alle regelzaken, de kinderen, de spanning en stress. Ze heeft thuisbegeleiding voorgesteld. Dat zie ik helemaal zitten, maar daar is een indicatie voor nodig en dus een diagnose. Nou ja. Je raadt het al. Die moet bij de GGZ vandaan komen. Nu kan er ter overbrugging wel iets anders worden ingezet. Maar ja; dat is dan wéér een nieuw gezicht, nog een hulpverlener erbij, wéér kennismaken, wéér hetzelfde verhaal en dat maar voor even. Laat maar zitten!
21
Praktijkvoorbeeld ‘De ideale toegang’ Hoe ik het het allerliefst had gezien? Dat toen het niet lekker ging met mijn zoon op school iemand wat breder had gekeken; niet alleen naar het gedrag van mijn zoon. Dat er ook eens gevraagd was naar hoe het met mij ging, met de andere kinderen, met mijn man, thuis… Nee. Ik geloof niet dat ik dat als bemoeizucht had beschouwd. Het is interesse en zorg. Misschien waren we er dan eerder bij geweest. En misschien had iemand me dan in één keer goed kunnen adviseren waar ik het beste met mijn gezin naar toe had gekund. Het is nu zo zoeken geweest! Dat er één plek zou zijn waar je naartoe kunt als je problemen hebt in je gezin. Of met vragen zit. Dat zou mooi zijn! En als je die plek als ouder zelf niet kent (want zolang het lekker loopt, ben je daar gewoon niet mee bezig), zou het niet uit moeten maken waar je als eerste met je vraag of probleem naar toe gaat; je zou dan steeds op die plek uit moeten komen én er moeten kunnen blijven. Ook als de problemen groter worden of juist weer kleiner. Eén keer je verhaal vertellen en daarop voortborduren. Ook dat is belangrijk! Niet steeds weer al mijn gegevens op moeten lepelen; die zijn toch allang ergens bekend?! Ik vind het niet erg als dossiers doorgestuurd worden. Dat schaadt mijn privacy niet, zolang ik maar even wordt gevraagd en ingelicht. Praktijkvoorbeeld ‘De ideale uitvoering’ Ik heb Irene; mijn “regisseur”. Zij komt bij ons thuis en helpt mij om steeds weer te bekijken wat er moet gebeuren, welke doelen ik heb en waar de prioriteiten voor mij op dat moment liggen. Die doelen liggen op alle gebieden die je je maar kunt bedenken. Eerst waren de scheiding, andere woonruimte en voldoende inkomen natuurlijk het belangrijkst. Nu gaan ze meer over de opvoeding en over mijzelf. Daar zoeken we dan samen de juiste mensen bij; de personen die mij bij dat doel kunnen helpen. Alle doelen en afspraken leggen we vast. Het is een aardige lijst geworden die bij wijze van spreken bij mij op de keukentafel ligt. En gelukkig staan er inmiddels hier en daar kruizen; die doelen zijn behaald! Eigenlijk heb ik samen met mijn regisseur een team om mijn gezin heen verzameld. We proberen dat team zo klein mogelijk te houden. Irene is daar heel bewust mee bezig ; zo weinig mogelijk gezichten. Dat betekent dus dat niet voor ieder wissewasje een andere organisatie om de hoek komt kijken. Het betekent dat mijn drie kinderen voor de verwerking van de scheiding dezelfde speltherapeute hebben die mij ook opvoedadviezen geeft. Dat klinkt heel logisch, maar dat was het eerst niet! Als het probleem minder groot wordt, kijken we of de professionele hulp eruit kan. Ik ben er sowieso heel blij mee dat in dat team niet alleen maar professionals zitten! Irene heeft me aan het begin gevraagd om eens na te gaan wie mij in mijn omgeving misschien zouden kunnen helpen. Mijn buurvrouw past nu bijvoorbeeld af en toe op de kinderen als ik echt wat dingen moet regelen. En zij heeft zelfs contact met de behandelaar van mijn jongste zoon, zodat ook zij advies krijgt over hoe je het beste kunt omgaan met zijn ADHD. Eens in de zoveel tijd komen we bij elkaar. Dat organiseert Irene. Daarna ben ik altijd opgelucht dat alle neuzen nog steeds dezelfde kant opstaan en dat er zo goed geluisterd wordt naar mijn wensen en behoeften. Op deze manier ontlast hulp mij écht! En heb ik er vertrouwen in dat we er wel gaan komen.
22
10. Entiteit MPA-functionaris Definitie Een MPA-functionaris is iemand in dienst van de gemeente, die bij escalatie en/of acute problematiek vanuit een onafhankelijke positie de regie neemt over de hulpverlening. De MPA-functionaris heeft hierbij geen contact met het gezin. Functionaliteit Verwijzen en Signaleren Deze functionaliteit is niet van toepassing bij de entiteit MPA-functionaris. Functionaliteit Informatie en Quickscan Deze functionaliteit is niet van toepassing bij de entiteit MPA-functionaris. Functionaliteit Vraagverheldering Deze functionaliteit is niet van toepassing bij de entiteit MPA-functionaris. Functionaliteit Ondersteuning Deze functionaliteit is niet van toepassing bij de entiteit MPA-functionaris. Functionaliteit Multiproblemaanpak Zie definitie. Bij escalatie en/of acute problematiek neemt de MPA-functionaris vanuit onafhankelijke positie de regie over. Doelgroep van MPA-functionaris Inwoners met problemen op het gebied van het Sociaal Domein waarbij er sprake is van escalatie van en/of acute problematiek. Doel van MPA-functionaris Direct ingrijpen ter voorkoming van erger. Wie is de MPA-functionaris Als er een gezin bij betrokken is, dan vervult de Jeugdregisseur van het CJG de rol van MPA-functionaris. De Jeugdregisseur kan opdracht geven tot zorgopschaling en CJG-partners aanspreken op (naleven van) gemaakte afspraken. De Jeugdregisseur spreekt directie aan op organisatieniveau. De wethouder spreekt daar waar nodig bestuurders aan van de organisaties. Voor de volwassenenstructuur is een dergelijke functie nog niet geregeld of ergens belegd. Omdat de pilot Sociaal Wijkteam zich richt op de volwassenen kan deze functie worden belegd bij de leidinggevende van het Sociaal Wijkteam. Hiermee ontstaat de gewenste situatie, dat er een MPAfunctionaris Jeugd en een MPA-functionaris Volwassenen is. Benodigde middelen Beleggen van de functie MPA-functionaris Volwassenen bij de leidinggevende Sociaal Wijkteam en beschrijving van de taken en verantwoordelijkheden van deze MPA-functionaris. Communiceren binnen de interne organisatie over beide MPA-functionarissen (taken en bevoegdheden) Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
23
Casus Aanmelding door de wijkagent van een dakloze man. Deze had hem aangetroffen op bankje in onze wijk. De client is al ruim een half jaar dakloos in Rijswijk. De wensen van de client zijn: huis, werk en het aanpakken van zijn schulden. Hij had het afgelopen jaar zelf het een en ander geprobeerd met instanties, maar liep overal tegen hobbels en bureaucratie aan. Hij had niet eerder contact met hulpverlening gehad omdat hij het zelf wilde proberen. Ondertussen kwam hij in de ‘’overlevingsmodus’’ en werd eten en slaapplek zoeken de prioriteit. De client is heel zelfstandig in zijn denken maar hij heeft echter wel steun en bemiddeling van het Sociaal Wijkteam nodig. De 1e stap was zichzelf aanmelden bij daklozenloket Den Haag (deze heeft een regionale functie). Inmiddels heeft hij voorschotten gekregen om zijn ID te laten maken, hij is weer verzekerd voor zorgkosten, hij heeft een nieuwe bankrekening geopend. De voorschotten worden als het goed is deze week omgezet in reguliere daklozenuitkering. Dan heeft client de verplichting om woonruimte te zoeken. Ook voor deze casus geldt dat de client vooral zelf in beweging is gekomen om zijn zaken aan te pakken. Uiteraard bleek de steun en bemiddeling van het Sociaal Wijkteam noodzakelijk, anders wordt het heel moeilijk omgaan of afhaken door de bureaucratie van de systemen. Ook hier weer is de samenwerking met de partners voor het Sociaal Wijkteam noodzakelijk. Client wil graag weer werken, echter dan moet de basis (dak, bed, brood, bad) wel eerst op orde zijn, anders is solliciteren en op tijd op een werkplek verschijnen onmogelijk. Client heeft aangegeven dat hij zich prettig bejegend voelt door het SWT en dat onze steun maakt dat hij vooruit kan.
24
11. Verleningsbesluiten Zoals in de vorige hoofdstukken beschreven vinden binnen verschillende functionaliteiten vraagverhelderingsgesprekken plaats. De uitkomst van deze vraagverhelderingsgesprekken kan zijn, dat er voorzieningen ingezet moeten worden waarvoor toegangsdrempels van toepassing zijn. Bijvoorbeeld drempels van: financiële aard: zoals bij bijstandaanvragen en woningaanpassingen; juridische aard: wet- en regelgeving zoals op het gebied van werk en inkomen, jeugdbescherming enz.; medische aard: de mate van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking die bepalend is voor het al dan niet verkrijgen van een voorziening; beleidsmatige aard: gemeentelijk beleid. In geval van multiproblematiek zet de regisseur de ‘toetsvraag’ uit bij de betreffende vakafdeling(en)/specialist(en). In alle andere gevallen handelt de betreffende vakafdeling, zoals nu ook het geval is, de aanvraag (toetsvraag) af. De vakafdeling of specialist die de aanvraag toetst maakt het verleningsbesluit en zendt dit aan de inwoner met een afschrift aan de regisseur. Dit verleningsbesluit is essentieel omdat op het verleningsbesluit bezwaar- en beroep mogelijk is. Vrij toegankelijk en niet vrij toegankelijk voor jeugdhulp De gemeente mag zelf bepalen welke ondersteuning/zorg zij als vrij toegankelijk en niet-vrij toegankelijk aanmerkt. Niet-vrij toegankelijke ondersteuning wordt in de Jeugdwet aangeduid als een individuele voorziening. Waar het gaat om deze individuele (niet-vrij toegankelijke) voorziening, kan een verleningsbesluit worden genomen. Een verleningsbesluit is een individuele toekenning (beschikking) die afgegeven wordt door of namens de gemeente. Dit besluit geeft gezinnen toegang tot de ondersteuning of zorg die is ingekocht door de gemeente. Wij willen ruimte creëren voor professionals om aan de slag te gaan met gezinnen zonder gelijk in indicatietrajecten te vervallen. De gedachten is dat gezinnen samen met een professional uit het CJG een ondersteuningsplan opstellen. Dit ondersteuningsplan beschrijft wat het gezin zelf kan, wat het sociale netwerk kan oppakken en de noodzakelijke hulp en mogelijk andere vormen van ondersteuning. We gaan onderzoeken of het ondersteuningsplan voor een deel van de niet-vrij toegankelijk hulp als toegang en verleningsbesluit kan dienen. Dit ter beperking van bureaucratie en administratieve lasten. Een deel van de niet-vrij toegankelijke ondersteuning en hulp is zo langdurig, kostbaar, schaars of specialistisch dat de gemeente er wel voor kiest een verleningsbesluit of beschikking af te geven. Benodigde middelen Overzicht van de gemeentelijke werkgroep ‘Toegang tot de zorg’ waaruit blijkt welke voorzieningen er zijn en welke vakafdeling/specialist hiervoor ingeschakeld moet worden. Zie bijlage 1 voor bijbehorende planning en acties.
25
12. ICT-ondersteuning Met de decentralisaties van het Sociaal Domein komen er ook een aantal ICT-vraagstukken op de gemeenten af. In het Binnenlands Bestuur van 31 juli 2013 stond hierover onder andere, het volgende “Van gemeenten wordt op het gebied van de drie decentralisaties een integrale aanpak verwacht, onder het motto '1 gezin, 1 plan, 1 regisseur'. Ze moeten daarom verbanden kunnen leggen tussen de Wmo/Awbz, jeugdzorg en werk en inkomen. Gemeenten en hun ketenpartners moeten dus één integrale informatievoorziening neerzetten dat de samenwerking faciliteert.” Om deze integraliteit binnen de gemeente Rijswijk te realiseren is het van belang dat medewerkers aan de toegang de mogelijkheid krijgen eenvoudig een ‘Integraal klantbeeld’ van de burger op te roepen. En daarnaast moeten de regisseurs uit het Sociaal Wijkteam kunnen beschikken over een ‘Cliëntvolgsysteem’. Integraal Klantbeeld Zoals bij het hoofdstuk ‘Toegang’ al vermeld is naast de Quick Scan’ het kunnen oproepen van ‘Integraal klantbeeld’ door de medewerker aan de toegang een tool om de ondersteuningsvraag van de burger de herleiden en vervolgens door te zetten naar de juiste vakafdelingen(en) of CJG Onder een ‘Integraal Klantbeeld’ wordt verstaan, dat binnen de kaders van de privacywetgeving de medewerker aan de toegang in één oogopslag in het systeem kan zien binnen welke afdelingen van het Sociaal Domein de burger bekend is. Dit betekent, dat er ICT-technisch een schil moet worden gelegd over de verschillende systemen, die de door de uitvoerende afdelingen binnen het Sociaal Domein wordt gebruikt. Cliëntvolgsysteem De regisseurs uit het Sociaal Wijkteam geven invulling aan de gedachte ‘Eén gezin, één plan, één regisseur’. De regisseur legt na de integrale intake (lees: vraagverheldering) de ondersteuningsvraag van de burger, de oplossingen en het pad daarnaar toe vast in een plan. Dit plan wordt vastgelegd in een Klantvolgsysteem. Daarnaast is het ook belangrijk dat er elektronisch berichtenverkeer mogelijk is tussen de medewerker aan de toegang, het Sociaal Wijkteam, de vakafdelingen en CJG om : - de herleide ondersteuningsvraag door de medewerker toegang door te zetten naar het Sociaal Wijkteam, vakafdeling(en) en CJG; - het uitzetten van verzoeken tot verleningsbesluiten voor maatwerkvoorzieningen als deze onderdeel uitmaken van het plan wat door de regisseur uit het Sociaal Wijkteam is opgesteld.
26
Vakafdelingen
Med. ‘Toegang’
Sociaal Wijkteam/CJG Figuur 4: Schematische weergave elektronisch berichtenverkeer
Jeugd Binnen de decentralisatie Jeugd zijn naast de bestaande ICT instrumenten (regionale verwijsindex, Jeugdlinq, GCOS en CJG gerelateerde websites) op dit moment twee ICT-onderwerpen van belang. Enerzijds is dit de aansluiting op CORV en anderzijds is dit de koppeling met CBS voor beleidsinformatie. CORV Als gemeenten moeten wij voor 1 januari 2015 aangesloten zijn op CORV, Collectieve Opdracht Routeer Voorziening. Het is nu al mogelijk om hierop aan te sluiten. Initiatief hiervoor ligt bij de gemeenten. CORV faciliteert de informatie-uitwisseling tussen gemeentelijke partijen en justitiële partijen. Bijvoorbeeld een Verzoek Tot Onderzoek (VTO) vanuit gecertificeerde instelling die jeugdbescherming/ jeugdreclassering uitvoert kan via CORV verstuurd worden naar de Raad van de Kinderbescherming. Of een maatregel vanuit het Openbaar Ministerie (OM) kan via CORV gestuurd worden naar de gecertificeerde instelling die jeugdbescherming/ jeugdreclassering uitvoert. Gemeenten krijgen van alle uitwisselingen een notificatie. De ontvanger van deze notificatie kan bijvoorbeeld vanuit de gemeente leerplicht zijn, maar ook kunnen gemeenten ervoor kiezen om iemand vanuit het CJG-team/Sociaal Wijkteam te mandateren om deze notificaties te ontvangen. CBS beleidsinformatie Jeugdhulp De beleidsinformatie m.b.t. Jeugdhulp (gemeenten, VWS en VenJ) moet per 1 jan 2015 gekoppeld aan het CBS. Aanbieders van Jeugdhulp moeten gegevens zoals, unieke cliënten, leeftijd, geslacht, herkomst, categorie van de zorg (ambulant, pleegzorg, intramuraal en jeugdhulp plus), verplicht vanuit de wet aanleveren bij het CBS. Voor gemeenten is het dan mogelijk om te benchmarken op gemeentelijk en wijkniveau en trends in het gebruik van jeugdhulp eruit te halen. KING maakt hierover de afspraken met het CBS. De wens om cijfers op regionaal niveau te kunnen vergelijken kan worden doorgegeven aan KING.
27
13. Raakvlakken met verschillend beleid en uitvoering Sociaal Wijkteam/CJG Het is van belang dat er een goede verbinding komt tussen de CJG- zorgnetwerken en het Sociaal Wijkteam. Indien er sprake is van een multiproblematiek in een gezin met kinderen zal de regie blijven liggen bij de CJG-zorgnetwerken. In de pilot Sociaal Wijkteam wordt onderzocht hoe deze verbinding het beste vorm gegeven kan worden. Verbinding naar Veiligheidshuis Het Regionale Veiligheidshuis Haaglanden is begin 2013 ontstaan als doorontwikkeling van het Veiligheidshuis Den Haag, dat in 2009 is opgericht. Deelnemende gemeenten zijn: Delft, Zoetermeer, Westland, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg, Wassenaar, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp. Elke gemeente heeft een lokale veiligheidskamer die de gemeenten zelf met hun partners inrichten. Het Veiligheidshuis werkt nauw samen met deze lokale kamers. In het Veiligheidshuis Haaglanden werken ketenpartners uit de straf-, zorg- en de bestuurlijke keten samen bij de aanpak van criminaliteit en overlast. De samenwerking is erop gericht de vicieuze cirkels te doorbreken waarin klanten zich bevinden. Het doel is een veilige en leefbare samenleving te realiseren. Het Veiligheidshuis focust op mensen die naast justitiecontacten nog meer problemen hebben. Deze groep is verantwoordelijk voor een groot deel van de criminaliteit en overlast in de stad. Juist voor hen maakt de aanpak van het veiligheidshuis het verschil. Deze aanpak kan niet door één ketenpartner of keten alleen worden opgelost. De partners overleggen met elkaar over een persoonsgerichte en gezamenlijke aanpak waarbij preventie en repressie effectief op elkaar worden afgestemd. De instanties zitten fysiek bij elkaar in één gebouw, waardoor zij elkaar snel kunnen vinden. In het concept jaarplan 2014 van het Veiligheidshuis is expliciet opgenomen dat het Veiligheidshuis actief de verbinding zal leggen met de Haaglanden-gemeenten over de transitie Jeugdzorg. Het kan zo zijn dat het Veiligheidshuis straks te maken krijgt met andere, nieuwe aanbieders van jeugdbescherming, jeugdreclassering, AMHK en jeugdhulp. Daarnaast zullen gemeenten op verschillende manieren hun regierol op de transitie Jeugdzorg gaan invullen. Dit is afhankelijk van de plaatselijke behoeften, omstandigheden en ambities. Dat kan gevolgen hebben voor de wijze waarop, de mate waarin en de slagvaardigheid waarmee jeugdzorg kan worden ingezet als instrument voor de aanpak van complexe casussen. Stand van zaken gemeente Rijswijk Het CJG-zorgnetwerk 12-23 is de lokale veiligheidskamer t.b.v. Veiligheidshuis Haaglanden. De zorgregisseur zorgt voor verbinding met het focusoverleg Jeugd en trajectberaad. Ook is de digitale aansluiting (GCOS) tussen zorgregisseur zorgnetwerk 12-23 en Veiligheidshuis Haaglanden in ontwikkeling. GCOS staat voor Geïntegreerd Casusoverleg Ondersteunend Systeem. GCOS en is een voorziening voor digitale informatie-uitwisseling en een integraal cliëntbeeld t.b.v. afstemming en samenwerking in de jeugdketen en veiligheidshuizen. Voor het Sociaal Wijkteam wordt ook gekeken naar aansluiting hierbij.
28
Verbinding Passend Onderwijs en Jeugdzorg/Jeugdhulp Met de invoering van passend onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg worden schoolbesturen en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen onderwijsondersteuning en de zorg voor kinderen en jongeren. Door de invoering van de Wet passend onderwijs op 1 augustus 2014 krijgen scholen een zorgplicht.Dit betekent dat scholen de plicht hebben om elk kind een passende onderwijsplek te bieden. De samenwerkingsverbanden van de scholen worden zelf verantwoordelijk voor de inzet van zorg aan leerlingen binnen het onderwijs en bepalen zelf de grondslagen voor plaatsing op het speciaal onderwijs. De samenwerkingsverbanden krijgen rechtstreeks de budgetten voor zorgleerlingen van het rijk. Rijswijk kent twee samenwerkingsverbanden, het samenwerkingsverband voor het primair onderwijs en het samenwerkingsverband voor het voortgezet onderwijs. De Wet passend onderwijs verplicht de samenwerkingsverbanden om een ondersteuningsplan vast te stellen en over het concept van dit plan een op overeenstemming gericht overleg (OOGO) te voeren met de gemeenten in hun regio (Rijswijk, Den Haag en Leidschendam-Voorburg). Voor gemeenten is het van belang om in dit overleg die onderdelen van passend onderwijs, die van invloed zijn op (toekomstig) gemeentelijk beleid, goed in beeld te krijgen. Indien de leerling een (zorg)hulpvraag heeft, dan is goede samenwerking en afstemming tussen onderwijs en zorg noodzakelijk. Daarnaast zijn leerlingenvervoer, leerplicht (tegengaan voortijdig schoolverlaten en thuiszitters) en onderwijshuisvesting, aansluiting arbeidsmarkt onderwerpen die in het OOGO aan de orde komen. Het OOGO over de ondersteuningsplannen heeft in januari 2014 plaatsgevonden. In de zogenaamde spiegelbepaling in de Jeugdwet worden de bepalingen over het OOGO over het ondersteuningsplan gespiegeld met betrekking tot het jeugdplan. Voor zover het de samenwerking met het onderwijs betreft, moet dit jeugdplan worden afgestemd met de samenwerkingsverbanden. In september 2014 zal het OOGO over de jeugdplannen tussen de samenwerkingsverbanden en de drie gemeenten plaatsvinden. Onderwerpen die hier besproken worden zijn: toegang, integraal aanbod, overgangen tussen sectoren, uitvoeringsafspraken, monitoring en evaluatie. Verbinding met AMHK en voorkomen inschakeling AMHK Het is van belang dat er een goede verbinding komt tussen het AMHK (Algemeen Meldpunt Huishoudelijk Geweld), het CJG en de pilot Sociaal Wijkteam. Voorkomen van inschakeling AMHK kindermishandeling door vroegsignalering van signaleerders op vindplaatsen (consultatiebureau, voorschool, scholen, gemeente (leerplicht en sociale zaken), scouting, sportclubs, welzijnswerk, de wijk e.d.). Al deze signaleerders weten waar ze op moeten letten, kennen de meldcode en weten hoe ze moeten handelen. Deze signaleerders kunnen voor informatie en advies terecht bij het CJG en of Sociaal Wijkteam(s). CJG en Sociaal Wijkteam(s) krijgen weer informatie en advies vanuit het AMHK. Verbinding AWBZ/ WMO en Jeugdhulp Verbinding in het inkoopproces en proces verordening Verbinding met Participatiewet en Jeugdhulp Verbinding beleid SZ en ZWW. En uitvoerend SZ en de CJG-zorgnetwerken en Sociaal Wijkteam(s); te denken valt aan schuldhulpverlening, gerichte interventies, etc.. Verbinding met Meldpunt Bezorgd Het is van belang dat er een goede verbinding komt tussen Meldpunt Bezorgd, het CJG en Sociaal Wijkteam. Het Sociaal Wijkteam heeft afspraken gemaakt met Meldpunt Bezorgd over de samenwerking. Zo wordt over en weer gecontroleerd of inwoners al dan niet bij het andere punt bekend zijn en wordt afgestemd wie welke inzet pleegt. Het Sociaal Wijkteam heeft duidelijk een preventiever karakter dan het Meldpunt als het gaat om (O)GGZ problematiek. Het is wenselijk om een jaar nadat de Sociaal Wijkteams stedelijk dekkend werken om deze samenwerking te evalueren. Hierbij kan specifiek gekeken worden naar de preventieve werking van het team en de gevolgen voor het Meldpunt en het (O)GGZ domein.
29
Huisarts in relatie tot Jeugdwet De huisarts kan verwijzen naar jeugdhulp. Dat is vastgelegd in de Jeugdwet. Naar verwachting zal de huisarts vaker verwijzen naar een instelling voor jeugd- en kinderpsychiatrie dan naar andere vormen van jeugdhulp. Voor het bewaken van kwaliteit, integraliteit en budget is het belangrijk dat de gemeente met de huisartsen en de instellingen waar naar verwezen wordt afspraken maakt. Dit zijn afspraken over de inhoud van de toekomstige verordening (wat valt wel en wat niet onder de door de gemeente te vergoeden zorg), over samenwerking met het CJG en afspraken over resultaten (doel van de gevraagde behandeling). Overigens geldt er een vergelijkbaar afstemmingsvraagstuk met andere wettelijke verwijzers, zoals medisch specialisten en de CJG-jeugdartsen. Het gaat hier primair om procesafspraken. De hernieuwde samenwerkingsafspraken moeten er toe leiden dat de relatie tussen de huisartspraktijken (en de praktijkondersteuners) en het CJG Rijswijk wordt geïntensiveerd. Doel is dat huisartsen en het CJG Rijswijk elkaar als vanzelfsprekende samenwerkingspartners herkennen.
30
14. Kwaliteit Kwaliteit en toezicht De kwaliteit van de ondersteuning en zorg moet goed zijn. Organisaties die verantwoordelijk zijn voor ondersteuning en zorg moeten voldoen aan de (kwaliteits)normen die door het Rijk zijn gesteld. De wetten geven hiervoor een handreiking door verschillende eisen te stellen ten aanzien van cliëntparticipatie die in dit hoofdstuk verder worden omschreven ten aanzien van de kwaliteit en het toezicht op organisaties. Doordat de verantwoordelijkheid van de jeugdzorg en ondersteuning verschuift naar de gemeente, moet de gemeente ook de interne procedures en rollen scherp hebben in het geval van calamiteiten. Tot slot zijn afspraken over de gegevensoverdracht tussen organisaties belangrijk. Cliëntparticipatie Vanuit de Wmo, Jeugdwet en ook de Participatiewet is cliëntparticipatie vereist. Het doel van cliëntparticipatie is dat (vertegenwoordigers van) cliënten meepraten over beleidsvorming en uitvoering om hun belangen en behoeften kenbaar te maken. Hiertoe zijn voor de Wmo de Adviesraad Wmo en voor de Wet werk en bijstand de Adviesraad SoZa. De bovengenoemde gremia geven gevraagd en ongevraagd advies over het beleid en de uitvoering voor de voor hen relevante domeinen. De ambitie is te komen tot één adviesraad voor het complete sociaal domein. De reden hiervoor is dat de gemeenten vanwege de integrale werkwijze steeds vaker advies zal vragen aan de verschillende adviesraden over hetzelfde thema of document. Hieraan worden overigens ook (vertegenwoordigers van) jeugdzorgcliënten toegevoegd. De integratie zal in overleg en in samenwerking met de Adviesraden tot stand komen. Kwaliteitseisen instellingen De kwaliteitseisen die vanuit de Jeugdwet en de Wmo worden opgelegd verschillen niet erg van elkaar, maar moeten beide vormgegeven worden. De rijksoverheid schrijft een basiskwaliteit voor waar de gemeenten in de verordening aanvullende eisen bij formuleren. Kwaliteitseisen jeugdhulp Met de decentralisatie van de jeugdhulp wordt de gemeente ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van deze hulp. Er zijn wettelijke kwaliteitseisen van toepassing op alle vormen van jeugdhulp. De Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie Gezondheidszorg houden gezamenlijk toezicht op de kwaliteit in algemene zin en op de wettelijke kwaliteitseisen. De in de wet opgenomen kwaliteitseisen gelden voor alle vormen van jeugdhulp. Ten aanzien van preventie ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit wel bij de gemeente. Voor uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering gelden naast kwaliteitseisen ook certificeringseisen. Dit vanwege het vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van het kind/ gezin. Certificering wordt landelijk geregeld. Naast deze normen van het rijk kunnen gemeenten via contracten met jeugdhulpaanbieders zelf ook kwaliteitseisen aan instellingen opleggen. Onze gemeente onderzoekt de noodzaak om aanvullende (regionale) kwaliteitseisen vast te stellen. Kwaliteitseisen Wmo In de Wmo 2015 is de aanbieder van een maatwerkvoorziening verantwoordelijk voor de goede kwaliteit van de maatwerkvoorziening. Er wordt op landelijk niveau gewerkt aan een verdere uitwerking van deze kwaliteitseisen, zodat gemeenten niet allemaal zelf het wiel hoeven uit te vinden. Daarnaast moeten instellingen die maatschappelijke ondersteuning bieden voldoen aan de kwaliteitseisen zoals die zijn vastgelegd in hun branche. Aanvullend kunnen gemeenten ook nadere regels opnemen in de verordening en overeenkomsten met aanbieders. Deze kwaliteitseisen worden opgenomen in de contracten die onze gemeente afsluit met de aanbieders van maatschappelijke ondersteuning. Het gaat hierbij specifiek om de zogenaamde aanbieders van zorg en ondersteuning in natura (ZIN). Om te zorgen dat gecontracteerde aanbieders niet per gemeente te maken krijgen met verschillende kwaliteitseisen worden deze eisen regionaal afgesproken voor de taken die uit de AWBZ overkomen naar gemeenten.
31
Toezicht Voor de jeugdzorg is het toezicht op jeugdhulp geregeld via de Inspectie Jeugdzorg. Voor Wmo moet het lokaal nog vormgegeven worden. Toezicht op jeugdhulp Alhoewel de verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp wordt overgedragen aan de gemeente, blijft het toezicht op de jeugdhulp op rijksniveau. Daarbij is de volgende taakverdeling gemaakt: Inspectie Jeugdzorg: onderzoekt de kwaliteit in algemene zin; Inspectie Jeugdzorg en Inspectie voor de Gezondheidszorg: houden samen toezicht op de naleving van de wet; Inspectie voor Veiligheid en Justitie: houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De inspecties hebben daarnaast een handhavende taak. Zij treffen tuchtrechtelijke, bestuursrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen indien de kwaliteit van de jeugdhulp of de veiligheid van een jeugdige in het geding is. Toezicht op uitvoering Wmo door aanbieders De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de uitvoering van de Wmo door aanbieders. Het toezicht richt zich in meer algemene zin op het bewaken van de belangen van een goede ondersteuning en van de cliënten voor zover die belangen uitstijgen boven het belang van de individuele cliënt. Meer specifiek gaat het om de naleving van regels in de wet, de verordening en de voorwaarden die het college in overeenkomsten met aanbieders heeft opgenomen ter voldoening aan de wettelijke regels en verordeningen. In regionaal verband wordt de mogelijkheid verkend voor gezamenlijke uitvoering van het toezicht door de GGD. Procedures en rollen bij incidenten en calamiteiten Het kan voorkomen dat de gemeente geconfronteerd wordt met een ernstig incident of een calamiteit. Niemand wil eraan denken, maar hoe goed de afspraken ook zijn, het kan gebeuren dat een kind komt te overlijden. Ook kan een volwassene bijvoorbeeld ernstig letsel oplopen tijdens een vorm van begeleiding. Met de komst van de nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van zorg en ondersteuning is het daarom belangrijk vanuit de gemeente de rollen en procedures vast te leggen hoe te handelen en reageren in deze ingrijpende situaties. In de Jeugdwet zijn daarnaast bepalingen opgenomen hoe instellingen moeten handelen in het geval van incidenten en calamiteiten. Verwerking van persoonsgegevens Bij het verwerken van persoonsgegevens is zowel voor instellingen als de overheid de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing. In het kader van de Jeugdwet en de Wmo gelden een aantal bijzondere bepalingen. Voor de Wmo betreffen die onder andere het AMHK en de toezichthouder aangaande de beschikbaarheid van persoonsgegevens. Bij de Jeugdwet gaat het met name om het gebruik van de Verwijsindex Risicojongeren. De Verwijsindex Risicojongeren is een digitaal hulpmiddel waarin begeleiders, leerkrachten en hulpverleners een signaal kunnen afgeven voor een jeugdige (0-23 jaar) waar zij zich zorgen over maken. Het gaat om vroegtijdige signalering indien een zorg is geconstateerd. Bijvoorbeeld als een jeugdige spijbelt, gezinsproblemen zijn of als de ouders/verzorgers van de jeugdige kampen met een (licht) psychiatrische stoornis, verslaving of verstandelijke beperking.
32
Bijlage 1
Planning en acties (corsanr. 14.079908)
33
34
Bijlage 2
Zelfredzaamheidsmatrix
(corsanr. 14.0720)
35
36
Bijlage 3
Uitwerkingsnotitie Quick Scan
(corsanr. 14.072078)
37