Notitie contractering en subsidiëring sociaal domein 2016 voor de regionale taken
Regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân 1 mei 2015
2
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding
5
2
8
2.1 2.2
Vormgeving van het contracteringsproces voor de ondersteuning van 2016? Algemene opbouw van het inkoopproces Overwegingen om nieuwe afspraken te maken
3 3.1 3.2
Algemene uitgangspunten voor de inkoop en subsidiëring Algemene doelstellingen Algemene voorwaarden en verplichtingen
11 11 12
4 4.1 4.2 4.3
Zorg voor Jeugd Friesland Transformatierijk inkopen Specifieke voorwaarden Inkoop 2016
17 17 19 20
5 5.1 5.2 5.3
Beschermd Wonen Algemene opmerkingen Algemene uitgangspunten Indeling van de aanbesteding
25 25 27 27
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Opvang en Veilig Thuis Algemene uitgangspunten Verkenning met de instellingen Wijze van bekostigen Wijzigingen ten opzichte van de situatie 2015
32 32 32 33 36
7
Planning en vervolg
37
3
8 9
4
5
1. Inleiding Voor u ligt de startnotitie voor de inkoop en subsidiëring van de regionale taken in Friesland op de terreinen van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Jeugdwet. Vanaf 1 januari 2015 heeft de gemeente Leeuwarden formeel een centrumrol voor deze regionale inkoop waarbij per 1 januari 2016 contracten voor de gehele regio door de gemeente Leeuwarden worden gesloten. Deze inkoop- en subsidie-strategie heeft betrekking op de invulling van die rol voor de inkooptrajecten 2016.
In dit stuk treft u aan op welke manier de regionale organisatie voor het sociaal domein in Friesland de contractering en subsidie zal vormgeven. Deze contractering en subsidie is er op gericht om aan de wettelijk eis van kwalitatief en kwantitatief aanbod te kunnen voldoen. Deze eist stelt kortgezegd dat alle gemeenten over voldoende aanbod beschikken om kwalitatieve ondersteuning aan de inwoners van hun gemeente te bieden. Bepaalde ondersteuningsvormen zijn niet enkel lokaal in te kopen. Dit is soms van Rijkswege bepaald (bepaalde onderdelen van Jeugdhulp en -zorg), is ingegeven door financiële geldstromen (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen), of vanwege praktische overwegingen (regionale infrastructuur gewenst). Ter herinnering geven we u de regionale taken op het gebied van Wmo en Jeugdhulp in het onderstaande schema: WMO
JEUGD
Beschermd Wonen
Residentiele zorg, incl. gesloten Jeugdhulp (JeugdzorgPlus)
Maatschappelijke Opvang
Jeugdbescherming
Vrouwenopvang
Jeugdreclassering
Veilig Thuis
Spoedeisende zorg Jeugdopvoedhulp Jeugd-GGZ Jeugd AWBZ Behandeling en vervoer Pleegzorg
Sinds 1 januari 2015 is de centrumgemeenteregeling van kracht waarbij taken ten behoeve van het sociaal domein aan de centrumgemeente Leeuwarden zijn toebedeeld. Deze regionale inkoop en subsidie wordt voor alle Friese gemeenten georganiseerd door de regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân, die formeel is ondergebracht bij de gemeente Leeuwarden. De inkoopwerkzaamheden worden feitelijk onder de verantwoordelijkheid van deze organisatie uitgevoerd. Voor de uitvoering van de regionale inkoop vanaf 2016 gelden in ieder geval de onderstaande uitgangspunten. Deze uitgangspunten hebben vooral betrekking op hoe de Friese gemeenten samen gaan werken in 2015 om de inkoop voor 2016 vorm te geven. Uitgangspunten voor de werkwijze in 2015 zijn: 1. De inkoop betreft een gezamenlijke opgave waar de regiogemeenten gezamenlijk invulling aan geven; 2. Er worden gezamenlijk regionale beleidsuitgangspunten geformuleerd die bepalend zijn voor hoe de regionale inkoop wordt vormgegeven;
6
3.
Er wordt gezamenlijk uitvoering gegeven aan de regionale inkoop.
In de centrumregeling is uitdrukkelijk opgenomen dat de inkoop en subsidiëring een gezamenlijke opgave is voor alle Friese gemeenten, waarbij de Friese gemeenten ook samen deze trajecten vormgeven. Alle gemeenten hebben zeggenschap over de beleidsuitgangspunten en de inkoopstrategie waarbij zij samenwerken in de uitvoering ervan. Aan de hand van de overeenstemming die kan worden bereikt over deze aanpak wordt verder vervolg gegeven door de regionale organisatie sociaal domein Fryslân aan dit proces. Op basis van de centrumgemeenteregeling wordt het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden formeel orgaan voor de besluitvorming (gunning contracten, verlening subsidies). Deze constructie betekent dat niet langer alle colleges van B&W in Friesland hoeven te besluiten. Het neemt niet weg dat alle besluiten, voordat ze in het college van B&W van Leeuwarden terecht komen, worden besproken in het ambtelijk en bestuurlijk overleg. Beleidsafstemming en het komen tot overeenstemming vindt ten slotte plaats in het portefeuillehoudersoverleg Sociaal Domein van de VFG. De besluitvorming in het college van de Gemeente Leeuwarden betreft dan enkel een formaliteit. Periodiek tijdens de ambtelijke overleggen en de bestuurlijke overleggen rapporteert de inkooporganisatie over de voortgang van de inkoop en subsidiëring. Welke inhoudelijke uitgangspunten de regio Friesland hanteert in de inkoop en de strategie voor de aanbieders, is bepaald in de inhoudelijke beleidsuitgangspunten voor 2016 die gezamenlijk met hen zijn vormgegeven. Deze algemene regionale beleidsuitgangspunten 2016 betreffen: a.
Algemene integrale beleidsuitgangspunten regionale inkoop Sociaal Domein
b.
Beleidsuitgangspunten regionale WMO-taken (Beschermd Wonen, Opvang en
c.
Visie op de markt van Jeugdhulp van de Friese gemeenten;
d.
Uitvoeringsprogramma omvormingsplan 2015-2016 Zorg voor Jeugd Friesland;
Fryslân 2016 e.v.; Veilig Thuis);
Bij deze startnotitie hoort een voorlopig Financieel Kader voor 2016 met betrekking tot deze regionale taken. Dit betreft een budgettair kader sociaal domein 2016 (regionale taken), waarin een voorlopig financieel kader wordt gegeven voor 2016. Dit budgettair kader geeft een inschatting van de benodigde middelen op regionaal niveau voor het kunnen contracteren van instellingen voor de regionale ondersteuning. Dit kader is afhankelijk van de daadwerkelijke informatie die wordt gegeven in de meicirculaire en kan op onderdelen nog worden aangepast.
7
2. Vormgeving van het contracteringsproces voor de ondersteuning van 2016? Bij de voorbereiding van de inkoop voor 2016 is door enkele gemeenten aangegeven in hoeverre er een noodzaak is tot het opnieuw aanbesteden van deze regionale taken. Genoemde redenen zijn dat de inkoopwerkzaamheden voor 2015 recentelijk zijn afgerond en er qua beleidsontwikkelingen nog veel werkzaamheden nodig zijn om de volgende stap in de gewenste transformatie te realiseren. Ondanks deze argumenten is het advies om wel opnieuw een aanbesteding te doen. Hieronder treft u aan welke overwegingen hiertoe hebben geleid.
2.1
Algemene opbouw van het inkoopproces
Als gevolg van de overeenstemming die is bereikt, is de regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân aan de slag gegaan met een impactanalyse wat deze overeenstemming betekent voor de inkoopwerkzaamheden. Belangrijkste conclusie uit deze impactanalyse is dat het implementeren van een nieuwe structuur per 1 januari 2016 niet haalbaar is. Wegens het gebrek aan voldoende inzicht, de onmogelijkheid tot een gedegen onderzoek naar de impact van de nieuwe structuur, en de noodzaak voor formele beslissingen door gemeenteraden en/of colleges om de nieuwe structuur voor alle Friese gemeenten vast te stellen, zal de nieuwe structuur in een volgende ronde ingevoerd kunnen worden. Omdat we in de praktijk de noodzaak zien tot het maken van verbeterde afspraken met de gecontracteerde instellingen en de wens van vele gemeenten om nieuwe zorgverleners toe te laten treden, zullen we wel overgaan tot het doen van een aanbesteding. In deze aanbesteding zullen nieuwe partijen de kans krijgen om toe te treden en zien we ook de kans om de afspraken die we nu hebben te versterken en te optimaliseren. De basis voor deze inkoop vormen de stukken zoals deze in de vorige aanbesteding zijn gebruikt. In het volgende hoofdstuk, hoofdstuk 3, gaan we verder in op. Invoeren vernieuwde productstructuur Omdat het niet haalbaar is voor 2016 de nieuwe structuur te gebruiken, zal de zomerperiode worden gebruikt om ambtelijk de nieuwe structuur vorm te geven en daar waar kan alvast producten in de nieuwe structuur onder te brengen. Nadat de aanbestedingen zijn afgerond, zal de nieuwe structuur in het najaar aan de markt worden voorgelegd. Hun reactie op deze structuur kan dan tijdig worden verwerkt in een volgende aanbestedingsronde. Omdat we tijdig, dat wil zeggen voor 1 januari 2016, deze structuur hebben geïntroduceerd en hebben verkend, zijn we ook in staat de bedrijfsmatige aanpassingen voor de implementatie van deze structuur aan te brengen voor de volgende inkoopronde. Op die manier kan sterker de verbinding tussen de transformatie en bedrijfsmatige organisatie ervan worden gelegd, waardoor aanloopproblemen bij het operationeel worden van deze structuur zoveel mogelijk wordt vermeden.
8
Voor het jaar 2016 zijn de twee belangrijkste pijlers voorde inkoop: a.
werken aan optimalisatie van inkoopvoorwaarden waarbij de eerste ervaringen van 2015 worden betrokken, oneffenheden worden weggewerkt en noodzakelijke voorwaarden worden gesteld (conform ontwikkelrichting vernieuwing) om binnen het beschikbare budgettair kader te blijven;
b.
op onderdelen expliciet starten met de inhoudelijke transformatie binnen de huidige structuur;
c.
Het faciliteren van de verdere ontwikkeling van de gebiedsteams.
Met de combinatie van enerzijds optimalisatie van voorwaarden en anderzijds op onderdelen starten met de inhoudelijke transformatie, wordt maximaal ingezet op de transformatie, gezien de beschikbare tijd. Gedurende het najaar van 2015 en het eerste kwartaal van 2016 kan gezamenlijk met de instellingen gebouwd worden aan deze nieuwe productstructuur. De basis voor deze structuur zal met dit inkoopproces worden gelegd, zodat een geleidelijke transformatie wordt ingezet waarbij we voldoende oog houden voor een verantwoorde continuering van de ondersteuning. In het portefeuillehoudersoverleg VFG sociaal domein van 15 april 2015 is in de bespreking van de algemene beleidsuitgangspunten aangegeven dat meer regionaal georganiseerde taken lokaal overgenomen dan wel uitgevoerd kunnen worden. In deze aanbesteding sorteren we voor op die wens door de taken die op een later te bepalen moment lokaal opgepakt worden, apart te benoemen in een aanbesteding en te clusteren. Tijdens het portefeuillehoudersoverleg is eveneens aangegeven dat de gebiedsteams in 2015 en 2016 verder versterkt zullen moeten worden. Met deze aanbesteding willen we dat proces faciliteren. In het volgende hoofdstuk treft u aan op welke manier we in de inkoop inhoud geven aan deze doelstelling. 2.2
Overwegingen om nieuwe afspraken te maken
Overwegingen om de aanbesteding voor 2016 wel te doen en niet over te gaan tot het verlengen van de afspraken die voor 2015 zijn gemaakt zijn als volgt: a. Vanaf 1 januari 2016 vervalt het wettelijk overgangsrecht (m.u.v. beschermd wonen), waardoor er grote aantallen cliënten onder het nieuwe regime komen te vallen en de huidige afspraken daar onvoldoende rekening mee houden; b. De aanbesteding voor 2015 was een overgangsjaar waarbij vooral op zorgcontinuering is ingekocht. Voor nieuwe instroom cliënten was een beperkte mogelijkheid om vernieuwend innovatief productaanbod in te dienen. De nieuwe aanbesteding biedt daar meer ruimte voor; c. Er zal een sterke relatie moeten zijn tussen de beleidsuitgangspunten en de vertaling hiervan in de bestekeisen in de aanbesteding. Dit geldt in het bijzonder voor verbinding tussen de werkprocessen van de gebiedsteams en de gemeenten, wat in de huidige afspraken op onderdelen ontbreekt; d. Er zal een sterkere verbinding in de aanbesteding moeten komen met administratieve processen, waaronder die van de PGB’s (SVB) en de Eigen Bijdragen/ouderbijdragen (CAK) wat in de huidige afspraken onvoldoende is geborgd; e. Er bestaat op dit moment onvoldoende duidelijkheid welke ondersteuning precies onder welk perceel of deelproduct valt. Het heeft er toe geleid dat instellingen een foutieve inschrijving hebben gedaan (hetgeen nu wordt gecorrigeerd waar nodig) of waarbij nu in de doorverwijzing van cliënten onduidelijkheden
9
over ontstaan. Deze onduidelijkheden kunnen met een nieuwe aanbesteding worden weggenomen door beschrijvingen en processen beter te beschrijven. f. In de huidige overeenkomsten is onvoldoende rekening gehouden met de doelen, effecten en resultaten waar de gemeente op wil sturen. Deze zijn net aan een herijking onderworpen en zullen bij een volgende aanbesteding moeten worden meegenomen in de resultaatsafspraken met de instellingen. g. In de huidige overeenkomsten is onvoldoende rekening gehouden met de kwaliteitseisen waar instellingen minimaal aan gebonden zijn om hulp te mogen verlenen. Verwezen wordt naar de wettelijke eisen en de binnen de branche gebruikelijke eisen, maar deze zijn onvoldoende ingevuld. h. Rondom de tariefstelling is veel onduidelijkheid bij instellingen ontstaan. Uitgevraagd is met “integrale tarieven” te werken, maar onvoldoende is expliciet gemaakt of hier wel of geen indirect-cliëntgebonden uren meegenomen mogen worden. Dit moet worden verhelderd. i. Op dit moment bestaat in de huidige afspraken onvoldoende ruimte om de afspraken “innovatieproof en transformatieproof” te maken. In de overeenkomsten staan onvoldoende afspraken over innovatie en substitutiemogelijkheden van innovatief aanbod gedurende een contractperiode. Ook preventief aanbod moet hierin terug komen. j. Voor beschermd wonen geldt ook nog specifiek dat de bekostiging van de ondersteuning aan cliënten onder het overgangsregime niet in de vorm van een lumpsum vergoeding (zoals dat in 2015 is afgesproken) werkbaar blijkt te zijn. Te veel factoren zijn nog van invloed op de duur van de ondersteuning, zoals vroegtijdige beëindiging van de ondersteuning, cliëntovername door andere instellingen. Daardoor is de voortzetting van de lumpsumfinanciering voor de lange termijn niet werkbaar. In onze aanpak zullen we onderdelen die voorheen werden ingekocht in beginsel blijven inkopen en datgene wat voorheen gesubsidieerd werd, zal gesubsidieerd worden. Uitzonderingen op deze hoofdregel zullen expliciet in dit stuk worden benoemd. Gelet op bovenstaande overwegingen zal de contractering en de subsidiëring in het teken staan van de optimalisatie van de bestaande afspraken met daarnaast de mogelijkheid tot innovatie en verdergaande transformatie.
10
3. Algemene uitgangspunten bij de inkoop en de subsidiëring Hieronder treft u een overzicht aan van de algemene uitgangspunten voor de inkoop van de regionale taken. Op basis van deze algemene uitgangspunten worden de inkoopbestekken ingericht. Het is mogelijk dat vanwege de specifieke kenmerken van enkele uitgangspunten niet of niet volledig opgaan. In dat geval zal bij de specifieke aanbesteding worden benoemd wat afwijkt ten opzichte van deze algemene uitgangspunten en waarom daarvan wordt afgeweken.
3.1 Algemene doelstellingen De inkoop draagt bij aan het behalen van de onderstaande doelstellingen die de Friese gemeenten voor hun inwoners willen behalen. Binnen de inkoop worden de hieronder genoemde voorwaarden en verplichtingen voor de instellingen opgenomen, zodat deze doelstellingen worden bereikt. Deze doelstellingen zijn ontleend aan de uitgangspunten zoals deze in het portefeuillehoudersoverleg Sociaal Domein van de VFG van 15 april 2015 zijn overeengekomen. 1.
Het versterken van de beweging waarbij – daar waar het verantwoord is – zware ondersteuning zoveel mogelijk naar lichte ondersteuning wordt omgezet. In de inkoop en de subsidie zal de positie en het mandaat van de gebiedsteams worden genoemd, waarbij aangegeven wordt dat het gebiedsteam in beginsel de regie voert op de cliënt en het gebiedsteams instellingen vergt op het bereiken van de resultaten in de ondersteuningsplannen. Naast het versterken van het mandaat willen we het aanbod verrijken door instellingen uit te nodigen een gedifferentieerd aanbod aan ondersteuning aan te bieden. Ook willen we nieuwe toetreders toestaan om meer maatwerk te kunnen leveren en meer keuzevrijheid aan de cliënt gegeven kan worden. Met de aanbesteding willen we een gelaagde structuur van lichte-middelzware-zware ondersteuning creëren. Daardoor zijn tussenvormen van ondersteuning mogelijk waardoor ook geleidelijk zware ondersteuning kan worden omgezet naar lichtere ondersteuning. In de ondersteuningsplannen voor individuele cliënten zal door de gebiedsteams gezamenlijk met de cliënt bepaald worden wanneer deze ondersteuning wordt ingezet. Vooraf wordt bepaald op welk moment lichtere vormen van ondersteuning wordt ingezet. 2. Sturen op kosten Zoals al onder 1 is genoemd en overeengekomen in de beleidsuitgangspunten voor de regionale inkoop, is het sturen op de toegang door minder beroep op zware zorg door de gebiedsteams leidend. Onder 1 is al aangegeven welke doelstellingen hierover in de inkoopdocumenten worden opgenomen. Deze sturing op de toegang en een sterkere monitoring op de resultaten per cliënt leidt tot een kostenreductie. Naast het sturen op de toegang, zullen ook richt- en/of maximumtarieven worden gehanteerd. In de volgende aanbesteding zal ook een andere tariefstructuur worden beschreven voor nader te noemen producten of categorieën. Met name voor het vervangen van de DBC’s zal in 2015/ eerste helft 2016 een aanpak worden gepresenteerd voor een fasegewijze ombouwen van deze bekostigingssystematiek. We streven naar een uniforme bekostiging.
11
3. Kwalitatieve dienstverlening behouden In het individuele geval ligt er een mandaat voor de gebiedswerker om individuele resultaatsverplichtingen op basis van een ondersteuningsplan te monitoren. Instellingen worden ook verplicht om hierover periodiek informatie aan de gebiedsteams te verstrekken. Daarnaast volgt er een medewerkingsplicht aan het aanpassen van de geboden ondersteuning indien dat niet de gewenste resultaten oplevert. Er zullen algemene kwaliteitsen algemene resultaatsverplichtingen voor de levering van ondersteuning worden benoemd in de bestekken. Dit betreffen de minimale wettelijke eisen en algemene eisen. Specifieke kwaliteitseisen per productcategorie zijn in dit stadium nog niet te benoemen. Op dit moment beschikken we nog over te weinig ervaringsgegevens om hier nadere eisen te kunnen stellen. In de volgende aanbesteding zal per productcategorie specifieke eisen worden benoemd. 2.2 Algemene voorwaarden en verplichtingen Naast de algemene doelstellingen en de vertaling ervan gelden er ook aanvullende randvoorwaarden. Deze worden hieronder genoemd. Declaratie, monitoring en verantwoording Omdat we toe willen werken naar een uniforme bekostigingssystematiek wordt gebruik gemaakt van de i-standaarden als instrument waarop declaraties en verantwoordingsinformatie wordt aangeleverd. Vanaf 1 januari 2015 maken gemeenten gebruik van de landelijk ontwikkelde iWMO-standaarden (WMO 2015) en iJw-standaarden (Jeugddomein), zogenaamde i-standaarden. De i-standaarden ondersteunen de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en aanbieders na 1 januari 2015. De i-standaarden bestaan uit landelijke afspraken over techniek en taal voor de communicatie tussen aanbieders en gemeenten. Het gaat om de volgende gegevensuitwisseling: a) de toewijzing van de ondersteuning; b) de start van de ondersteuning; c) de eventuele mutatie of beëindiging van de ondersteuning; d) de periodieke declaratie over de geleverde ondersteuning, inclusief verantwoordingsinformatie over de geleverde ondersteuning. Om de uitwisseling van berichten mogelijk te maken, is in 2015 een gemeentelijk knooppunt van het Inlichtingenbureau en het knooppunt voor de zorg Vecozo aan elkaar geknoopt. Op deze manier zijn alle gemeenten in een keer aangesloten op de zorgaanbieders, die met één aansluiting verbonden zijn met alle gemeenten. Dat verlicht de administratieve lasten. Om binnen deze standaard berichtenverkeer met de gemeente Leeuwarden uit te kunnen wisselen, sluiten dienstverleners zich hiervoor aan op Vecozo en melden dienstverleners zich als WMO-aanbieder of jeugdaanbieder bij Vektis. In de overeenkomst wordt bepaald welke berichten uit de standaard gebruikt worden en op welke wijze deze ingezet worden. Overige monitoring en verantwoordingsinstrumenten Omdat landelijk veel monitoringsinstrumenten worden ontwikkeld (zie onder andere hiervoor, maar ook de landelijke monitor sociaal domein), zijn we niet voornemens om op korte termijn een veelheid aan lokale instrumentaria te ontwikkelen. Wettelijk worden er toezichthoudende ambtenaren (met handhavingsbevoegdheden) benoemd en toezichthoudende instanties (o.a. NZA, IGZ, IJz) gecreëerd. Toezicht op de instellingen willen we organiseren door middel van onderzoeken op thema’s, doelgroepen, ondersteuningsvormen en ketendoorlichtingen, in samenwerking met ander toezichthouders. Aan de hand van preventief onderzoek en correctief onderzoek zullen de gemeenten de
12
kwaliteit van de te leveren ondersteuning monitoren en sturen op de resultaten die moeten worden bereikt. Privacy Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft in maart 2015 een lacune in de Jeugdwet geconstateerd. Het CBP constateert dat de Jeugdwet niet voorziet in een bepaling die specifiek ziet op het door een jeugdhulpverlener/-aanbieder bij de declaratie verstrekken van persoonsgegevens, waaronder het BSN en bijzondere persoonsgegevens, aan de gemeente ten behoeve van de financiële afwikkeling en controle van declaraties. Hoewel vanuit V&J en VWS werd aangegeven dat dit geregeld was is dit toch meegenomen in het wetsvoorstel Veegwet dat op 17 april 2015 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarmee komt een wettelijke grondslag in de Jeugdwet te staan (met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015). Echter de invulling over wat noodzakelijke gegevens zijn voor de financiële afwikkeling en controle van declaraties en wat de procedures dan zijn wordt overgelaten aan de afzonderlijke gemeenten. Kleine instellingen en starters In de analyse van de markt in 2014 en in 2015 is gebleken dat er veel kleine aanbieders zijn die innovatief aanbod kennen. Vaak zijn zij ook in staat, vanwege een geringe overhead, goedkopere dienstverlening te leveren. Onder de AWBZ waren deze instellingen niet (altijd) in staat om mee te dingen in de aanbesteding. De administratieve verplichtingen waren te groot (zowel in de aanbesteding als bij de uitvoering). Deze drempels proberen we te slechten. Het zorgkantoor had verschillende pilots om met kleine instellingen afspraken te maken voor de levering van zorg in natura. Als regiogemeenten gaan we hiermee verder. We kiezen er voor om in de aanbesteding onderscheid te maken tussen grote instellingen (met een totale omzet van € 250.000,- of meer) en kleine instellingen, die niet aan de zware administratieve verplichtingen te hoeven voldoen. Voor deze kleine instellingen zal een ander kader gelden waar aan moet worden voldaan. Er gelden andere (soms lichtere) gunningseisen, kwaliteitscriteria en verplichtingen die meer aansluiten op de omvang van de organisatie zonder dat de kwaliteit van de ondersteuning wordt aangetast. Dit onderscheid bepaalt ook in hoeverre tijdens de verificatiegesprekken in de aanbesteding partijen zullen worden gesproken. Onderaannemerschap Een gecontracteerde instelling kan een niet-gecontracteerde instelling als onderaannemer inschakelen voor de feitelijke uitvoering van de gecontracteerde ondersteuning. Niet in alle gevallen is een ondernemer (tijdig) in staat om aan de gestelde eisen te voldoen. In dat geval is onderaannemenrschap een oplossing om het specifieke aanbod te kunnen leveren. Hoofdaannemers zijn wel verplicht om aan te geven dat zij instellingen in onderaannemerschap wensen in te schakelen voor (delen van) hun ondersteuning aan (groepen) cliënten. In dat geval is de gemeente ook voldoende op de hoogte van de instellingen die daadwerkelijk ondersteuning verlenen. Deze instellingen kunnen dan ook worden betrokken bij eventuele kwaliteitstoetsen door de toezichthouders. Salarissen bestuurders instellingen De wet normering topinkomens (WNT) verbiedt dat bestuurders in de (semi)publieke sector meer verdienen dan 130 procent van het ministerssalaris. Deze grens is de zogenoemde WNT-norm. Deze wet wordt ook van toepassing verklaard in de afspraken met de te contracteren instellingen. Op deze wijze beperken we de mogelijkheden tot het uitkeren van buitensporige beloningen aan bestuurder met gemeenschapsmiddelen. Social return on investment
13
Vrijwel alle gemeenten hebben richtlijnen dat een percentage van de opdrachtsom zal moeten worden ingezet ten behoeve van de participatie en activering van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Gelet op de opgave voor de instellingen dat er grote hervormingen in 2015 moeten worden doorgevoerd, begrijpen we dat er in 2015 niet onverkort aan deze verplichting kon worden voldaan. In de aanbestedingen worden dit jaar, in tegenstelling tot 2015, wel verplichtingen opgenomen rondom social return, in het bijzonder het creëren van arbeidsplaatsen voor personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. In de aanbesteding zal aan grote instellingen (met een totale omzet van € 250.000,- of meer) de verplichting worden opgelegd om mee te werken aan de activering van de doelgroepen voor het Social Return beleid. De invulling van deze activeringstrajecten is afhankelijk van de mogelijkheden en de situatie van de instelling waarvoor deze verplichtingen geldt. Keer op keer zal aan de instelling maatwerk worden verleend over invulling van deze verplichting. Zorgcontinuering en behoud van kwaliteit gebaseerd op de huidige geldende eisen Voor beschermd wonen geldt dat er een overgangsregime voor bestaande cliënten is. Het is één van de belangrijkste randvoorwaarden dat de zorgcontinuering aan bestaande cliënten wordt gewaarborgd. Onder zorgcontinuering verstaan we dat het recht op de ondersteuning zoals deze is omschreven in de indicatiestelling en beschikking aan een individuele cliënt, is gewaarborgd. De huidige kwaliteitseisen gelden ook in 2016 voor de binnen het overgangsregime geboden ondersteuning. We geven de mogelijkheid om de uitvoering van de ondersteuning in alle vrijheid vorm te geven, mits het recht op de ondersteuning in de beschikking aan de cliënt niet wordt aangetast. Enkel met uitdrukkelijke instemming van de cliënt is een aanpassing hiervan mogelijk. Een andere vorm van zorgcontinuering is dat de geboden ondersteuning gecontinueerd wordt ook gedurende de periode dat een cliënt gebruik maakt van het aanbod van de instelling, ook al geldt er geen specifiek overgangsregime. Deze zorgcontinuering maakt onderdeel uit van de algemene kwaliteitseisen. Medewerking aan de dialoog met de markt Omdat de dialoog met de instellingen in 2014 en 2015 nog vragen onbeantwoord heeft gelaten, vragen we de instellingen om medewerking aan een marktverkenning die we in 2015 zullen houden met het oog op de ondersteuning die na 2016 binnen een nieuw regime in het Friese Model zal moeten worden uitgevoerd. Dit regime betreft een regime op hoofdlijnen dat nog uitdrukkelijk in ontwikkeling zal zijn. Omdat het regime in ontwikkeling is, zullen we de dialoog met de markt en alle andere betrokkenen na 2015 voortzetten. We zetten hiermee de dialoog met de markt voort. We verwachten in het najaar van 2015 meer duidelijkheid te kunnen geven over de doelstelling, de inrichting en de planning van deze marktverkenning. Medewerking aan aanvullende onderzoeken Hiervoor hebben we aangegeven dat het Friese Model (het nieuwe regime) nog in ontwikkeling is. We verwachten dat we het komende half jaar meer inzichten op zullen doen die aanknopingspunten bieden voor aanvullende onderzoeken. Dit kunnen onderzoeken zijn die de gemeenten of de regionale organisatie zelf uitvoert of door andere bedrijven en instellingen zal laten uitvoeren. Deze onderzoeken zullen naar verwachting meer inzicht geven over de huidige doelgroepen en ondersteuningsvormen waarmee we na 2016 het model verder wensen vorm te geven. We vragen daarom uitdrukkelijke medewerking aan deze onderzoeken van de instellingen. De medewerking kan in ieder geval
14
bestaan uit het ter beschikking stellen van gegevens, het beantwoorden van vragen en door intern onderzoek te doen wat bijdraagt aan een overkoepelend onderzoek. Nieuwe innovatieve zorg- en ondersteuningsvormen Op termijn zullen we een nieuwe productindeling doorvoeren, waarbij de oude AWBZindeling van 2015 wordt verlaten. Deze nieuwe productindeling komt op onderstaande onderscheid neer: Figuur 1 Ondersteuningskwadrant sociaal domein perspectief vanaf 2017
Aan de hand van de hier genoemde indeling worden de bestaande producten opnieuw gecategoriseerd en wordt onderzocht welke clustering tot de beste wijze van aanbesteden leidt. In sommige gevallen zullen we voor de verdere ontwikkeling van de nieuwe structuur gedurende de contractperiode moeten experimenteren in bijvoorbeeld pilots om de ondersteuning op een andere wijze vorm te geven. Met deze pilots verwachten we te leren op welke wijze de ondersteuning het meest effectief en efficiënt mogelijk kan worden uitgevoerd. In sommige situatie in samenwerking met andere partijen. We vragen ook hier uitdrukkelijke medewerking aan deze pilots. In overeenstemming met de Friese gemeenten kunnen afspraken worden gemaakt over het uitvoeren van experimenten/pilots voor nieuwe innovatieve vormen van ondersteuning voor bestaande cliënten. Hiervoor geldt ook de uitdrukkelijke instemming van de betrokken cliënten. Naast de pilots en innovaties die we zelf zien, willen we instellingen ook de vrijheid en ruimte bieden om nieuwe innovatieve vormen van ondersteuning te ontwikkelen. Deze innovatieve vormen kunnen bijdragen aan onze doelstelling en de door ons gewenste resultaten. In beginsel zal de financiering hiervan gezocht moeten worden binnen het budget dat gedurende de looptijd van het contract beschikbaar is. Het voorbehoud om de afspraken te wijzigen als gevolg van nadere inzichten en veranderde omstandigheden als gevolg van door het Rijk te leveren informatie Ondanks het feit dat het Rijk van gemeenten verwacht dat het uiterlijk op 1 oktober 2015 alle afspraken heeft afgerond met betrekking tot de continuering van de ondersteuning, beschikken de gemeenten nog niet over alle relevante informatie die nodig is om een verantwoorde afspraak met de diverse instellingen te maken. Onze ervaring is dat deze aanvullende Rijksinformatie vaak aanleiding biedt om de reeds uitgestippelde
15
koers bij te stellen. Dat kan er in het uiterste geval toe leiden dat we enkele concrete afspraken zullen moeten wijzigen. Indien we genoodzaakt zijn om reeds gemaakte afspraken te wijzigen, zullen we deze afspraken wijzigen met beider instemming. Daarom zullen we samen met de instellingen in dat geval onderzoeken wat praktisch haalbaar is in alle redelijkheid en billijkheid. Herbeoordeling van bestaande cliënten Het wettelijke overgangsregime in 2015 geldt voor het grootste deel van de bestaande cliënten uit de AWBZ en de Jeugdzorg alleen in het jaar 2015. Er zijn uitzonderingen gemaakt voor Beschermd Wonen waar vijf jaar geldt en voor Pleegzorg vinden geen herbeoordelingen plaats. Herbeoordelingen zullen ook in de toekomst blijven plaatsvinden, omdat beschikkingen kunnen aflopen. Dit betekent dat instellingen een structurele plicht krijgen om mee te werken aan herbeoordeling van cliënten waaraan de instellingen ondersteuning verlenen. Deze medewerkingsplicht kan bestaan uit het verstrekken van objectieve informatie, het geven van een objectieve inschatting van de toekomstige situatie van een cliënt en eventueel het verstrekken van een advies over het verdere verloop van de ondersteuning. Ook hier geldt dat het gebiedsteam nog steeds de regie heeft op de cliëntsituatie en deze adviezen op verzoek worden gegeven. Specifieke eisen voor de eilandsituatie In de bestekken zal aandacht worden besteed aan de specifieke situatie van de Friese Wadden eilanden. Vanwege de specifieke logistieke situatie van de eilanden, zullen instellingen niet aan dezelfde eisen kunnen voldoen als voor gemeenten op het vasteland. Instellingen zullen daarom in de afspraken met de Friese gemeenten worden gevergd op dat ze beschikbaar zijn en blijven voor cliënten die woonachtig zijn op de eilanden en in hun dienstverlening daar ook rekening mee houden en flexibel in zijn. Clienten die woonachtig zijn op de eilanden zullen dezelfde hoogwaardige ondersteuning moeten kunnen ontvangen als cliënten die op het vasteland wonen. Van instellingen zal de garantie worden gevergd dat ze aan deze verplichting kunnen voldoen. Looptijd van de overeenkomsten Omdat het sociaal domein de komende jaren sterk in ontwikkeling is, zullen we tijdig moeten kunnen bijsturen op deze ontwikkelingen in onze aanbestedingen. Inzichten kunnen veranderen, de omstandigheden kunnen veranderen en er kunnen nieuwe innovatieve partijen opstaan. Om hier tijdig op te kunnen acteren, zullen de overeenkomsten onder de hier genoemde aanbestedingen een looptijd kennen van één jaar met een optie tot verlengen. Bij de verlening zal de verlening gelden voor bepaalde vooraf door de gemeente te bepalen producten en geeft de gemeente de looptijd aan van de verlenging. Verlenging van de overeenkomst zal in beginsel alleen plaatsvinden, indien het is aangegeven in de aanbesteding, de ontwikkelingen niet leiden tot wetswijzigingen of wijzigingen in de verordening en beleidsregels, een veranderd productaanbod en/of nieuwe toetreding door innovatieve partijen.
16
4. Zorg voor Jeugd Friesland Dit onderdeel bevat concrete voorstellen voor de inkoop van jeugdhulp voor het jaar 2016. De inkoopvoorstellen komen voort uit een aantal beleidsinhoudelijke documenten die eerder tot overeenstemming leidden in het portefeuillehouders overleg VFG, te weten de visie van de gemeenten op ‘de markt’ van jeugdhulp, het Uitvoeringsprogramma Omvormingsplan Zorg voor Jeugd 2015-2016 en Beleidskeuzes inkoop jeugdhulp 2016 en verder. In 2014 is door de 24 Friese gemeenten gezamenlijk voor het eerst jeugdhulp ingekocht, waarbij de zorg continuïteit een belangrijke voorwaarde was. Deze inkoop heeft belangrijke leerpunten opgeleverd die worden meegenomen in de inkoop voor 2016. Zoals bekend wordt de voorbereiding en de inkoop uitgevoerd door de regionale organisatie Sociaal Domein Fryslân (SDF). Aan de hand van deze notitie zal de SDF de inkoop 2016 ter hand nemen en uitvoeren.
4.1 Transformatierijk inkopen In 2014 is onder hoge tijdsdruk zowel voor gemeenten als aanbieders, gewerkt aan de contractering van aanbieders. Bij de inkoop voor 2015 was het garanderen van zorg continuïteit dominant en is er beperkt ‘transformatierijk’ ingekocht. Er is nauwelijks gelegenheid geweest vanwege tijdsdruk om een weloverwogen keuze te maken in de wijze waarop gemeenten hun rol opvatten en positie zien ten opzichte van zorgaanbieders en cliënten bij de transformatieopgave. In 2014 is in aanloop naar het inkoopproces uitgegaan van een ontwikkelrichting die getypeerd is door gemeenten met begrippen als ‘samenhang, samenwerking en innovatie’. De aanbieders hebben op hun beurt benoemd dat zij zich samen met gemeenten verantwoordelijk voelen voor de inhoudelijke vernieuwingsagenda en typeren zichzelf als coproducent. In de notitie ‘Visie op ‘de markt’ van jeugdhulp’ (april 2015) hebben de 24 gemeenten benoemd dat zij zich het meest herkennen in het zogenaamde samenwerkingsmodel. Dit samenwerkingsmodel past in de huidige fase het beste bij de Friese context in relatie tot de regionale taken. Kenmerkend voor dit model is dat de beleidsvoorbereiding in nauwe samenwerking plaatsvindt met de maatschappelijke partners en dat de organisatie van de uitvoering ook gezamenlijk plaatsvindt, min of meer in vaste structuren. Een belangrijk aandachtspunt bij deze vorm van samenwerking is de helderheid over de te onderscheiden rollen en verantwoordelijkheden tussen gemeenten en aanbieders. Het gaat om een duidelijke rolopvatting over opdrachtgever en opdrachtnemer en helderheid over wie waarvoor verantwoordelijk is in de uitvoering. Partijen zullen elkaar hier wederzijds scherp op moeten houden. Transformatie uit de startblokken in 2016 Voor de jaren 2015 en 2016 is het Regionaal Transitiearrangement (RTA) van kracht dat destijds beoordeeld is door de Transitiecommissie Stelselwijziging Jeugd (TSJ). Dit RTA heeft betrekking op: het realiseren van continuïteit van zorg; het realiseren van de benodigde infrastructuur; het beperken van frictiekosten.
17
Het RTA kent een nauwe, voorwaardelijke relatie met de gezamenlijke afspraken die gemaakt zijn tussen gemeenten, aanbieders van jeugdhulp, de drie gecertificeerde instellingen (voorheen Bureau Jeugdzorg Friesland) en Veilig Thuis (AMHK) over de inhoudelijke vernieuwingsopgave in het Omvormingsplan Zorg voor Jeugd Fryslân. Dit maakt dat de concrete beleidsopgave geen vrijblijvende aangelegenheid is voor partijen. Bij de inkoop van jeugdhulp voor 2016 zal het Omvormingsplan en het gelijknamige Uitvoeringsprogramma 2015-2016 leidend zijn voor zowel de aanbieders van jeugdhulp en de drie gecertificeerde instellingen. Hoewel de periode van praktijk ervaring (eerste kwartaal 2015) nog erg kort is om al fundamentele uitspraken te kunnen doen over aanscherping dan wel wijziging van koers, is het toch mogelijk om op basis van eerste ervaringen prioriteiten aan te geven voor 2015 en 2016 (Uitvoeringsprogramma 2015-2016). In paragraaf 4.3 staan we expliciet stil bij de afspraken die zijn gemaakt op basis van het RTA met het Regiecentrum Bescherming & Veiligheid (voorheen Bureau Jeugdzorg Friesland) voor 2015 en 2016. Bouwstenen transformatierijk inkopen Het fundament voor het transformatierijk inkopen voor 2016 wordt gevormd door de pijlers en prioriteiten uit het Uitvoeringsprogramma Zorg voor Jeugd Fryslân 2015-2016 én de contouren die 24 gemeenten hebben benoemd in opmaat naar 2017. Het toekomstperspectief voor 2017 is het verder invullen van de transformatie aan de hand van het ondersteuningskwadrant voor het sociaal domein. In 2015/2016 zal daarbij voor jeugdhulp de discussie worden gevoerd over subsidiering van een aantal hoofdaannemers in het kader van de te ontwikkelen trajectfinanciering, zoals beschreven in de notitie ‘Visie op de markt’ van de gemeenten. Figuur 1 Ondersteuningskwadrant sociaal domein perspectief vanaf 2017
Voor de inkoop 2016 levert dit de volgende (inhoudelijke) bouwstenen op die richtinggevend zijn. 1. Het jaar 2016 is het jaar van optimalisatie van voorwaarden in de bestekeisen passend bij de transformatieopgave; 2. Het jaar 2016 is het jaar van de start van concreet transformatierijk inkopen; 3. Naast het realiseren van transformatiedoelstellingen via inkoop, realiseren gemeenten en maatschappelijke organisaties beleidsresultaten via concrete actiepunten uit het Uitvoeringsprogramma Omvormingsplan Zorg voor Jeugd 20152016;
18
4.
5.
6.
Het ondersteuningskwadrant (figuur 1) dat uitgaat van 4 typen vragen vanuit cliëntperspectief bezien, (vragen, spanning, nood en crisis) wordt gebruikt als groeimodel voor de inkoop vanaf 2016. Dit betekent dat we voor 2016 op enkele onderdelen al uitgaan van deze indelingen maar vooralsnog voor specialistische jeugdhulp de oude sectorale indeling hanteren te weten Jeugd & Opvoedhulp, Jeugd-GGZ en Jeugd-AWBZ. Voor 2016 kiezen we voor ‘het naar voren brengen’ van specialistische expertise in de lokale gebiedsteams en het bieden van licht ambulante hulp in of dicht bij het gebiedsteam. Deze ambulante specialistische hulp wordt regionaal ingekocht met keuzes voor lokale uitvoering. De tweede helft van 2015 en 2016 wordt gebruikt om uniforme bekostiging en trajectfinanciering voor te bereiden. Dit betekent dat aanbieders die offreren voor onderdelen intensief ambulant, diagnostiek, verblijf en behandeling moeten voldoen aan de eis om hun bedrijfsvoering vanaf 2017 in te richten volgens het nieuwe bekostigingssysteem en aan de eis om mee te werken aan trajectfinanciering.
De uitgangspunten uit het Uitvoeringsprogramma Omvormingsplan 2015-2016 worden zoveel mogelijk al omgezet in concrete eisen voor het bestek van de verschillende percelen. Dit is ‘de plus’ van de transformatie die begin 2017 als resultaat tel 4.2 Specifieke voorwaarden In het Uitvoeringsprogramma Omvormingsplan Zorg voor Jeugd 2015-2016 zijn de volgende drie inhoudelijke onderwerpen als prioriteit benoemd: 1. Versterken van basisexpertise en handelingsbekwaamheid van professionals op het gebied van jeugdigen in de lokale gebiedsteams. Gebiedsteams moeten daarbij in staat zijn om zoveel mogelijk oplossingen dichtbij het gezin zelf te kunnen uitvoeren; voor complexe problemen wordt gespecialiseerde jeugdhulp erbij gehaald. 2. Het verbinden van jeugdartsen, huisartsen, onderwijs en professionals lokale gebiedsteams. 3. Alle cliënten worden actief betrokken bij (het opstellen van) hun eigen digitale integrale ondersteuningsplan en cliënten voeren zelf regie op hun eigen plan. De belangrijkste prioriteit uit het UP 2015/2016 van het Omvormingsplan is de versterking van de basisexpertise en handelingsbekwaamheid van professionals in de lokale gebiedsteams, waarbij gebiedsteams in staat zijn om oplossingen snel en dicht bij het gezin te kunnen uitvoeren. Daar waar complexe problemen moeten worden opgelost, wordt de gespecialiseerde jeugdhulp erbij gehaald. Door vanuit de (omgeving van) gebiedsteams direct en snelle hulp te bieden aan en in gezinnen –sneller dan in de huidige situatie het geval is- kan het beroep op, en doorverwijzing naar, de gespecialiseerde jeugdhulp afnemen. Dit vraagt dat de (aan)sturing voor, en inzet van de lichte ambulante vormen van ondersteuning meer bij de gebiedsteams komt te liggen. Uitvoering van hulp kan in gebiedsteams zelf (komen te) liggen (door ambulante werkers van de aanbieders), maar ook via een andere aansturing tussen gebiedsteam en ambulante vormen van ondersteuning. Op hoofdlijnen zijn er twee varianten te onderscheiden: 1. x fte omvang in het lokale gebiedsteam (via detachering of corporaties of andere vorm) of
19
2.
x aantal uren/fte beschikbaar voor advies, consultatie en lichte ondersteuning via ambulant specialistisch team (à la SaVe team) lokaal of sub regionaal beschikbaar.
Voor de inkoop voor 2016 betekent dat: • de lichte ambulante vormen van ondersteuning uit de kavels van Jeugd- en Opvoedhulp, J-AWBZ en J-GGZ in een nieuwe, aparte, kavel ‘lichte ambulante ondersteuning’, worden geplaatst en apart aanbesteed. • Van de aanbieders wordt gevraagd om in te spelen op de lokale keuze(s). Dit zal in het inkoopdocument als eis worden opgenomen. Om aanbieders in de gelegenheid te stellen hun organisatie in te richten op de ‘couleur lokaal’ is het wel van belang dat gemeenten tijdig hun keuzes maken. Een belangrijke inhoudelijke randvoorwaarde voor het aanbieden van licht ambulante hulp binnen of dicht bij de gebiedsteams is dat de diagnostische expertise in gebiedsteams wordt versterkt. Dit vraagt actie van de individuele gemeenten en de mogelijkheid van ‘ruimhartig’ consulteren van specialistische expertise door professionals uit de lokale gebiedsteams. Dit hangt samen met de tweede prioriteit uit het Uitvoeringsprogramma 2015/2016 van het Omvormingsplan, het beter verbinden van huisartsen, jeugdartsen, professionals en het gebiedsteam. Om tijdig te kunnen signaleren bij (jonge) kinderen en vroegtijdig de juiste hulp te bieden moet de benodigde samenwerking tussen deze partijen verbeterd worden. Daarvoor lopen al een aantal pilots bij diverse Friese gemeenten, zoals bv. de inzet van de praktijkondersteuner Jeugd bij huisartsen. 4.3
Inkoop 2016
Landelijk en boven-provinciaal (3-Noord) Voor een aantal (specialistische functies) zijn landelijke inkoopafspraken gemaakt, vastgelegd in het Landelijk Transitiearrangement. Deze gelden voor een periode van 3 jaar (2015 tot en met 2017). De reden om deze afspraken te maken is om er voor te zorgen dat vraag en aanbod voor schaarse en voornamelijk landelijk georganiseerde essentiële functies zo effectief mogelijk op elkaar aansluiten. De Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) is een onafhankelijk instituut en heeft in dit verband als taak ervoor te zorgen dat organisaties en gemeenten voldoende gelegenheid krijgen om tot inkoopafspraken te komen. Inkoopafspraken die de continuïteit van hulp verzekeren en voorkomen dat functies van hulp die niet gemist kunnen worden, bij de overdracht naar het gemeentelijk niveau verdwijnen. Gemeenten dienen deze afspraken zodanig in te vullen dat de wettelijke garantie op continuïteit van hulp is verzekerd en de daarvoor benodigde infrastructuur behouden blijft. De toegang tot deze specialistische functies valt onder de verantwoordelijkheid van de individuele gemeente of andere verwijzers. De bekostiging van de specialistische functie verloopt op basis van geld volgt cliënt. Op 3 Noord niveau (regio’s Drenthe, Friesland en Groningen) is voor een periode van 3 jaar (2015-2017) de JeugdzorgPlus ingekocht, inclusief een onderliggend transformatieplan. Samen met Drenthe is voor een periode van 1 jaar (2015) bij Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) een aantal boven-provinciale klinische voorzieningen ingekocht (Bauhuus, DOK3, en De Borch), bij Ambiq specialistisch aanbod voor de zware J-LVG doelgroep met zeer ernstige gedragsproblemen en bij GGZ-Drenthe aanbod voor ambulante en klinische gezinspsychiatrie.
20
De drie regio’s hebben bestuurlijk uitgesproken dat zij ook voor de komende periode de boven-provinciale functies gezamenlijk –op 3 Noord niveau- willen inkopen. Daarvoor zal in 2015 –net zoals bij JeugdzorgPlus- een transformatieplan worden opgesteld met concrete doelen en resultaten,
Jeugdhulp
Transformatiedoelen
JeugdzorgPlus
-Afbouw capaciteit richting 2020 -Verminderen instroom aantal jeugdigen naar JeugdzorgPlus -Expertise Jeugdzorgplus naar ‘voren brengen’ (Gebiedsteams) -Verkorting doorlooptijd behandeling/verblijf door inzet bewezen methodieken -Afbouw residentiele capaciteit -Expertise naar voren brengen (Gebiedsteams)
(Overige) voorzieningen/aanbod bovenprovinciaal (VNN, Ambiq, GGZ Drenthe)
Provinciale inkoop en lengte contracttermijn Voor 2016 worden 5 kavels provinciaal aanbesteed: 1. Kavel ‘lichte vormen van ambulante ondersteuning JOH, J-AWBZ en J-GGZ’ 2. Kavel Jeugd- en Opvoedhulp (minus de ambulante vormen die in kavel 1 zitten) 3. Kavel J-AWBZ (minus de ambulante vormen die in kavel 1 zitten) 4. Kavel J-GGZ (minus de ambulante vormen die in kavel 1 zitten) 5. Kavel dyslexie Voor alle kavels geldt dat de contractduur 1 jaar is. Daarvoor zijn meerdere reden: Voor inkoop 2017 wordt gewerkt met de herordening van de kavels naar het Omvormingskwadrant (zie ook hoofdstuk 2). Dat betekent dat nu al te voorzien is dat de inkoop voor 2017 er anders uit zal gaan zien. Het ligt voor de hand dat de gemeenten kavel 1 voor 2017 zelf gaan inkopen Voor de kavels 2,3 en 4 wordt de systematiek van trajectfinanciering ontwikkeld. Deze zal bij de inkoop voor 2017 worden geïmplementeerd.
Jeugdhulp
Transformatiedoelen
Jeugd- en Opvoedhulp
-Ambulantisering. Meer kinderen die thuis worden geholpen en minder verblijf in residentiele voorzieningen en pleegzorg -Bij pleegzorg is netwerkpleegzorg het uitgangspunt -Verkorting doorlooptijden
J-AWBZ
-Ombouw residentieel naar ambulant -Substitutie van zware zorg naar lichte vormen van zorg
J-GGZ
-Versterken van de basis J-GGZ -Minder beroep op specialistische J-GGZ met (daarbinnen) substitutie van zwaar naar licht
21
Bekostiging Voor de kavels 2, 3 en 4 (JOH, J-AWBZ en J-GGZ) wordt voor 2016 nog dezelfde type bekostiging gehanteerd als voor 2015. Om de financiële risico’s van gemeenten te beperken wordt zoveel mogelijk gewerkt met (budget)plafonds per aanbieder. Dit geldt ook voor kavel 5 (dyslexie) waarbij anders dan voor 2015 voor 2016 wel gewerkt gaat worden met plafonds per aanbieder. Voor de nieuw te vormen kavel 1 is de gedachte om te werken met een bekostiging op basis van p x q. In het bestek zal de definitieve bekostigingswijze worden omschreven. Tarieven Pas eind mei/begin juni zal via de meicirculaire duidelijk worden hoe hoog het macrobudget is, wat de gevolgen zijn van de invoering van het nieuwe verdeelmodel en of er toevoegingen of uitnamen uit het landelijk macrobudget worden gedaan. Op dit moment is dus geen betrouwbare uitspraak mogelijk of er überhaupt sprake zal zijn van een verschil tussen het beschikbare budget en het ingeschatte benodigde budget. Selectie aanbieders Alle aanbieders waarmee in 2015 contracten jeugdhulp zijn gesloten kunnen wederom meedoen bij de inkoop voor 2016 onder de voorwaarde dat zij kennis dragen van en werken vanuit de lokale infrastructuur van relevante lokale jeugdvoorzieningen (kinderopvang, scholen, consultatiebureau, huisarts, gebiedsteam e.d.) zodat zij kunnen aansluiten indien nodig en bovendien: i. Zich voegen naar één gezin, één plan ii. Werken met erkende methodieken iii. Werken met gecertificeerde professionals iv. Een heldere prijs voor hun dienst kunnen leveren v. Met prestatie-indicatoren resultaatcijfers leveren Vanwege de gewenste keuzevrijheid voor ouders/jongeren is er ruimte voor een palet van (kleine) aanbieders die ambulante hulp bieden. Via afspraken over hoofdaannemerschap – onderaannemerschap wordt het mogelijk gemaakt dat desgewenst ook aanbieders uit aangrenzende regio’s zoals Overijssel en Drenthe, zorg kunnen bieden. Therapie-aanbieders, nu nog vallend onder de Zorgverzekeringswet, zijn voor 2015 niet provinciaal gecontracteerd. Per 2016 vervalt de vergoeding uit de Zorgverzekeringswet. Vanwege de sterke lokale binding van deze aanbieders worden zij voor 2016 niet provinciaal gecontracteerd. Het is aan de individuele gemeente(n) om deze aanbieders al dan niet te contracteren. Inclusief of exclusief vervoer In 2015 hebben de gemeenten een aantal keren overlegd over de wijze van organisatie en vergoeding van het vervoer naar jeugdhulpinstellingen. Daarvoor bestaat de mogelijkheid om aan te sluiten bij het SBPN, die dit organiseert voor de gemeenten. Een aantal gemeenten heeft hiervoor gekozen, een aantal gemeenten geeft er de voorkeur aan om dit zelf te organiseren in combinatie met bv. leerling- en WMO-vervoer. Gezien de diversiteit in keuzes tussen gemeenten zal de zorg exclusief vervoer worden ingekocht, zodat gemeenten lokaal maatwerk kunnen organiseren aangaande het vervoer. Inkoop jeugd-AWBZ extramuraal Bij de inkoop 2015 hebben 17 gemeenten jeugd-AWBZ extramuraal gemeenschappelijk ingekocht en 7 gemeenten lokale keuzes gemaakt met mogelijk verschillende contract-
22
duur. Gelet op het voornemen om regionaal een afzonderlijke kavel open te stellen voor ‘lichte vormen van ambulante ondersteuning JOH, JAWBZ en JGGZ’, wordt in samenspraak met enerzijds de groep van 17 en anderzijds de groep van 7 gemeenten, op dit moment een oplossing bedacht voor de wisselwerking die gaat ontstaan tussen lokale- en regionale inkoopafspraken. Uitgangspunt daarbij zal zijn dat de 17 gemeenten voor 2016 opnieuw gemeenschappelijk J-AWBZ extramuraal inkopen de andere 7 gemeenten de keuze hebben hierbij aan te sluiten. Gecertificeerde Instellingen en Veilig Thuis In het RTA zijn op hoofdlijnen de volgende inhoudelijke en financiële afspraken gemaakt met het Regiecentrum Bescherming & Veiligheid (voorheen Bureau Jeugdzorg) en vervolgens vastgelegd in beschikkingen van alle gemeenten voor 2015: In 2017 zijn er 20% minder ondertoezichtstellingen (OTS) en een afname van 20% minder uithuisplaatsingen ten opzichte van 2013. De werkwijze van SaVe is vanaf medio 2015 beschikbaar voor alle gebiedsteams in Friesland. De verwachting is dat het aantal zaken beschermingsregie (‘drang’) zal stijgen ten koste van de hulp in het gedwongen kader (meer beschermingsregie en minder ondertoezichtstellingen). Regiecentrum Bescherming & Veiligheid fungeert als hoofdaannemer namens de drie gecertificeerde instellingen (WSG, Leger des Heils) voor 2015. Afspraken financiering toegang (voormalig medewerkers toegang Bureau Jeugdzorg die werkzaam zijn in de lokale gebiedsteams) geldt minimaal voor 2015. Afspraken financiering beschermingsregie, jeugdbescherming en jeugdreclassering gelden voor 2015 en 2016. Samenvatting afspraken voor subsidie 2016 verschillende functies Regiecentrum Bescherming & Veiligheid: Functie
Lokaal of regionaal
Opmerkingen/ aandachtspunten
Toegang
Lokaal contracteren
Let op: mogelijkheid tot het maken van nieuwe afspraken voor 2016 optie van detacheren, opnemen in gebiedsteam e.d. eis opnemen om expertise up to date te houden van medewerkers
Beschermingsre-
Regionaal contracteren
gie
Onderzoek ingang zetten in 2015 naar nut, noodzaak, wenselijkheid van beleggen verantwoordelijkheid uitvoering beschermingsregie vanaf 2017 vanuit gebiedsteams.
Jeugdbescher-
Regionaal contracteren
Voor 2016 aanscherpen eisen op
ming en Jeugdre-
basis van eerste ervaringen en
classering
signalen 2015
SaVe
Regionaal contracteren
Financiering 2016 is nog niet rond; onderwerp van gesprek met Regiecentrum B&V, WSG en LdH.
23
Bespreekpunten Regiecentrum B&V en Veilig Thuis in het kader van subsidie 2016: Onderwerp
Toelichting
Regiecentrum B&V fungeert conform RTA als
Wens van gemeenten is dat WSG en LdH
hoofdaannemer voor 2015 en 2016
ook beschermingsregie kunnen uitvoeren. Verkenning voor- en nadelen in voorjaar 2016 van drie afzonderlijke subsidierelaties vanaf 2017 met Regiecentrum B&V, WSG en LdH.
Deelname aan SWING (landelijk programma
Wens van gemeenten is dat subsidie voor
vernieuwing jeugdbescherming)
learning on the job wordt aangevraagd voor SaVe medewerkers i.s.m. gebiedsteams in samenwerking met WSG en LdH. Eveneens betrekken van ervaringen SaVe regio Utrecht.
Veilig Thuis
Van belang dat Veilig Thuis als afzonderlijke eenheid functioneert en zich profileert (evaluatie vindt plaats begin 2016)
Voor 2015 is Veilig Thuis voorzitter van de
De eerste ervaringen in 2015 zijn posi-
beschermingstafel
tief. Voorstel is om in 2016 het voorzitterschap van Veilig Thuis voor de beschermingstafel te continueren en in 2016 te evalueren.
24
5. Beschermd Wonen Hieronder treft u een overzicht aan van de algemene uitgangspunten rondom de inkoop van Beschermd Wonen. Op basis van deze algemene uitgangspunten worden de bestekken ingericht. Het is mogelijk dat vanwege de specifieke kenmerken enkele uitgangspunten niet of niet volledig opgaan. In dat geval zal bij de specifieke aanbesteding worden aangegeven wat afwijkt ten opzichte van deze algemene uitgangspunten en waarom daarvan wordt afgeweken.
5.1 Algemene opmerkingen Voor 2015 is het onderdeel beschermd wonen opgedeeld in twee aanbestedingen: 1. Continuering van de zorg volgens het overgangsregime; 2. Nieuwe instroom cliënten; Ad 1. De inkoop voor zorgcontinuering in 2015 (NB: voor beschermd wonen geldt een overgangsrecht van 5 jaar) is gedaan volgens het verstrekken van een lumpsum, gebaseerd op de gemiddelde zorgconsumptie per cliënt per instelling. Binnen dit bedrag hebben de instellingen de vrijheid naar eigen inzicht de middelen te gebruiken om de zorg te kunnen continueren. Er vindt dan ook geen afrekening per cliënt plaats. Wel vindt monitoring van het aantal cliënten plaats. Bij de vaststelling van dit bedrag zijn er veel factoren die maken dat lastig te bepalen is wat de lumpsum precies zal moeten zijn. Deze factoren maken dat we hier in de toekomst anders mee om moeten gaan. Ad 2. Voor de nieuwe instroom cliënten is de definitie van beschermd wonen beperkt tot 24-uurs zorg met verblijf. Dat houdt in dat ambulante vormen van ondersteuning nu niet langer onder de definitie van beschermd wonen komt te vallen. Hiermee is een eerste aanzet gegeven tot een andere indeling van de ondersteuning. Zo wordt ondersteuning die oneigenlijk uit het budget voor beschermd wonen wordt bekostigd op een andere manier bekostigd en zijn lokale gemeenten beter in staat om die ambulante vormen van ondersteuning beter rondom hun toegangsvormen/gebiedsteams te organiseren. Concretisering van de uitgangspunten In de Beleidsuitgangspunten regionale Wmo-taken (Beschermd Wonen, Opvang en Veilig Thuis) zijn enkele concretiseringen aangebracht over de voornemens om verder invulling te kunnen geven aan beschermd wonen. In het portefeuillehoudersoverleg van 15 april 2015 hebben de wethouders voor het sociaal domein van de Friese gemeenten met elkaar overeenstemming bereikt over deze uitgangspunten voor de financiering van de regionale Wmo-taken. Marktverkenning In diverse bijeenkomsten met zorgaanbieders zijn in het voorjaar 2015 de inkoop en het beleid van de regio Friesland besproken. De bijeenkomsten hebben we geordend aan de hand van de volgende thema’s: 1. Scheiden van wonen en zorg (ambulante invulling van beschermd wonen) 2. Persoonsgebonden budgetten; 3. Regulier beschermd wonen. 4. Ouderenzorg en beschermd wonen.
25
Ook in reguliere contacten (bilateraal) met zorgaanbieders zijn aandachtspunten naar voren gekomen. Belangrijke uitkomsten van deze bijenkomsten in combinatie met individuele contacten met zorgaanbieders zijn: • Een nadere aanscherping van de definitie van beschermd wonen, met name het bieden van een beschermde omgeving hebben we nader geconcretiseerd met behulp van suggesties van zorgaanbieders. • Aandachtspunten rondom financiering, effecten voor burgers bij een andere invulling bijvoorbeeld in een 24 uurs setting, zijn verkend. • Belangrijke rol van de wijk-/gebiedsteams in het kader van toegang, en de daarvoor benodigde expertise rondom de doelgroep (psychiatrie). • Doorstroom van cliënten vanuit beschermd wonen naar zelfstandig wonen met ambulante begeleiding en de aandacht voor terugvalpreventie. • De wens voor contractering voor een langere periode (2 jaar) is uitgesproken door de zorgaanbieders. • Aandacht voor regionale spreiding en voldoende diversiteit in het aanbod. Conclusies Op basis van de uitkomsten van de bijeenkomsten en contacten met zorgaanbieders zijn in hoofdstuk vijf van dit document voorstellen gedaan voor een nadere duiding van beschermd wonen. Daarbij willen we graag innovatie en doorstroom van burgers naar zelfstandig wonen bevorderen door een nieuw perceel Beschermd wonen zonder Verblijf toe te voegen. Om te kunnen ‘experimenteren’ met aanbieders willen we dit mogelijk maken en vervolgens op basis van de resultaten in 2016 nadere afspraken maken voor 2017. Ook willen we de Nazorg voor cliënten Beschermd Wonen als nieuw product introduceren, zowel bij Beschermd Wonen met Verblijf als bij Beschermd Wonen zonder Verblijf. Met dit product kan terugval worden voorkomen. Dat werkt bevorderend voor het aantal cliënten dat succesvol doorstroomt naar zelfstandig wonen. Wij stellen voor deze beide percelen voor om de overeenkomsten met aanbieders aan te gaan voor een periode van 1 jaar, met een optie voor verlenging met 1 jaar. Het verlengingsmoment biedt daarbij de mogelijkheid om te besluiten om wel of niet door te gaan met de nieuwe zorgvormen, ruimte te maken voor nieuwe producten, om eventuele bijgestelde afspraken te maken, om nieuwe aanbieders toe te laten, en – indien noodzakelijk – de samenwerking met slecht functionerende aanbieders te beëindigen. Deze punten zullen in de bestekseisen worden meegenomen, naast zaken als monitoring en de verplichting tot samenwerking met de gemeenten en de andere gecontracteerde partijen ten behoeve van de doorontwikkeling van Beschermd Wonen in Friesland. Deze eisen werken we nader uit in afstemming met de regiogemeenten. Bijzonderheid voor beschermd wonen is dat cliënten die zorg in natura ontvangen recht hebben op 5 jaar overgangsrecht (dus tot 1 januari 2020). Deze bijzonderheid maakt dat er onderscheid tussen overgangsrecht en nieuwe instroom moet blijven worden gemaakt voor de komende jaren. Voor beschermd wonen zal daarom ook in 2015 een perceel worden ingericht voor het overgangsrecht waarbij de leerpunten rondom de contractering overgangsrecht 2015 worden gecorrigeerd middels de bestekseisen en de het te sluiten overeenkomst. De bekostiging zal dan beter aansluiten bij de werkelijke situatie waarbij ook voldoende
26
rekening kan worden gehouden met tussentijdse veranderingen in de situatie van de cliënt. In hoofdstuk 5 hebben we deze conclusies nader uitgewerkt. 5.2 Algemene uitgangspunten Hieronder treft u een overzicht aan van de algemene uitgangspunten rondom de inkoop. Op basis van deze algemene uitgangspunten worden de bestekken ingericht. Het is mogelijk dat vanwege de specifieke kenmerken enkele uitgangspunten niet of niet volledig opgaan. In dat geval zal bij de specifieke aanbesteding worden aangegeven wat afwijkt ten opzichte van deze algemene uitgangspunten en waarom daarvan wordt afgeweken. • Voorkomen van opvang, beschermd wonen, huiselijk geweld en kindermishandeling (inzetten op preventie) • Beschermd wonen alleen inzetten wanneer er daadwerkelijk een noodzaak is tot beschermd wonen (zo licht mogelijke ondersteuning) • Bevorderen van participatie • Inzetten op eigen kracht en netwerk • Inzetten op kwaliteit (vanuit cliëntenperspectief) en resultaat • Lokaal wat lokaal kan en regionaal wat regionaal moet • Ruimte voor vernieuwing • Eén huishouden, één plan, één contactpersoon. • Aansluiting overgang 18- en 18+ • Het principe van Zorg in Natura, dus geen PGB, tenzij hiervoor goede argumenten zijn. Dit vanwege het veelal beperkte regievermogen van de doelgroep. Wanneer een burger toch kiest voor een PGB dan moet duidelijk zijn aangetoond dat er een noodzaak voor PGB is. Bovendien moet daarbij worden aangetoond dat de cliënt voldoende regiemogelijkheden heeft voor het beheren van het PGB en dat de beoogde ondersteuning aansluit op de kwaliteit en te behalen resultaten. De gevraagde arrangementen moeten qua aanpak, intensiteit en duur beknopt doch helder beschreven worden. 5.3
Indeling van de aanbesteding
1. Perceel 1: beschermd wonen inclusief verblijf (nieuwe instroom) De invulling van beschermd wonen (via centrumgemeente) bestaat voor nieuwe cliënten uit het aanbieden van een omgeving die ‘bescherming’ biedt aan de cliënt en waar nodig zijn omgeving. Dat betekent dat de volgende onderdelen aanwezig zijn: Er is een geclusterde setting, dat wil zeggen dat er meerdere cliënten (minimaal 3) op maximaal 100 meter van elkaar wonen met de mogelijkheid om van een gezamenlijke ruimte gebruik te maken De mogelijkheid om onplanbare zorg te leveren, binnen afzienbare tijd (snelle respons) Er zijn meerdere contactmomenten op een dag De mogelijkheid om op initiatief van de zorgaanbieder ondersteuning in te zetten (signalerende rol zorgaanbieder) Het gaat om burgers die vanaf 1 januari 2016 een behoefte hebben aan beschermd wonen, zoals hierboven beschreven staat, vanwege psychiatrische problematiek. Deze problematiek dient vastgesteld te zijn door een daartoe bevoegd deskundige. Er is geen sprake van voorliggende voorzieningen binnen de ZVW (behandeling met wonen) of WLZ (verstandelijke of lichamelijke beperking).
27
De ZZP GGZ-C typologie wordt in 2016 en 2017 gehandhaafd als methodiek om toegang en financiering vorm te geven. Dat betekent dat we de volgende pakketten (gelijk aan 2015) hanteren: a) Beschermd wonen met intensieve begeleiding (basis); b) Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding (basis+ PV); c) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering (basis + gedrag); d) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging (basis + multi-problematiek (VG/LG)). Voor ieder pakket geldt dat er een mogelijkheid is om het pakket in- of exclusief dagbesteding aan te bieden. In dit perceel gaan we uit van een pakket inclusief wonen. Dat betekent dat er een tarief inclusief hotelmatige functies (voeding, schoonmaak et cetera) en huisvesting (kapitaallasten, exclusief het deel (30% in 2016 en 15% in 2017) dat via de landelijke subsidieregeling wordt vergoed) wordt vergoed. De zorgaanbieder vraagt zelf GEEN bijdrage in de woonkosten aan een cliënt. De cliënt betaalt voor het gebruik van deze maatwerkvoorziening een intramurale eigen bijdrage. De aanbieder krijgt per etmaal dat een cliënt bij hem verblijft gefinancierd. Aan dit perceel wordt ten opzichte van de huidige situatie het nieuwe product Nazorg Beschermd Wonen (zie aldaar) toegevoegd. Financieringswijze Voor de komende twee jaar (2016 en 2017) wordt het beschermd wonen inclusief verblijf ingekocht middels een overeenkomst voor 1 jaar met een optie voor verlenging met 1 jaar. Met iedere aanbieder worden in de overeenkomst afspraken gemaakt over het tarief dat voor de producten wordt gedeclareerd. Daarbij kunnen de tarieven voor 2016 en 2017 van elkaar verschillen, onder meer vanwege de afbouwregeling van de Normatieve Huisvestings- en Investeringscomponent (NHC en NIC) vanuit een landelijke subsidieregeling. Sturing rondom het volume vindt plaats bij de toegang die lokaal georganiseerd is (wijk/gebiedsteams). Het verlengingsmoment biedt daarbij de mogelijkheid om te besluiten om wel of niet door te gaan met de nieuwe zorgvormen, ruimte te maken voor nieuwe producten, om eventuele bijgestelde afspraken te maken, om nieuwe aanbieders toe te laten, en – indien noodzakelijk – de samenwerking met slecht functionerende aanbieders te beëindigen. Deze punten zullen in de bestekeisen worden meegenomen, naast zaken als monitoring en de verplichting tot samenwerking met de gemeenten en de andere gecontracteerde partijen ten behoeve van de doorontwikkeling van Beschermd Wonen in Friesland. Deze eisen werken we nader uit in afstemming met de regiogemeenten. 2. Perceel 2: beschermd wonen exclusief verblijf (nieuwe instroom) De invulling van beschermd wonen (via centrumgemeente) bestaat voor nieuwe cliënten uit het aanbieden van een omgeving die ‘bescherming’ biedt aan de cliënt en waar nodig zijn omgeving. Dat betekent dat de volgende onderdelen aanwezig zijn:
28
-
-
Er is een geclusterde setting, dat wil zeggen dat er meerdere cliënten (minimaal 3) op maximaal 100 meter van elkaar wonen met de mogelijkheid om van een gezamenlijke ruimte gebruik te maken De mogelijkheid om onplanbare zorg te leveren, binnen afzienbare tijd (snelle respons) Er zijn meerdere contactmomenten op een dag De mogelijkheid om op initiatief van de zorgaanbieder ondersteuning in te zetten (signalerende rol zorgaanbieder)
Het gaat om burgers die vanaf 1 januari 2016 een behoefte hebben aan beschermd wonen, zoals hierboven beschreven staat, vanwege psychiatrische problematiek. Deze problematiek dient vastgesteld te zijn door een daartoe bevoegd deskundige. Er is geen sprake van voorliggende voorzieningen binnen de ZVW (behandeling met wonen) of WLZ (verstandelijke of lichamelijke beperking). De ZZP GGZ-C typologie wordt in 2016 en 2017 gehandhaafd als methodiek om toegang en financiering vorm te geven. Dat betekent dat we de volgende pakketten (gelijk aan 2015) hanteren: a) Beschermd wonen met intensieve begeleiding (basis); b) Gestructureerd beschermd wonen met intensieve begeleiding (basis+ PV); c) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering (basis + gedrag); d) Beschermd wonen met intensieve begeleiding en intensieve verpleging en verzorging (basis + multi-problematiek (VG/LG)). Voor ieder pakket geldt dat er een mogelijkheid is om het pakket in- of exclusief dagbesteding aan te bieden. In dit perceel gaan we uit van een pakket waarbij wonen en zorg gescheiden plaatsvinden. In deze vorm van financiering betaalt de centrumgemeente alleen de zorgkosten (integraal pakket voor ondersteuning eventueel inclusief dagbesteding) voor de cliënt. Dat doen we op basis van de genoemde pakketten. Cliënten betalen ZELF een bedrag voor huur en hotelmatige functies (voeding en schoonmaak). De aanbieder krijgt per etmaal dat een cliënt bij hem verblijft gefinancierd. Aan dit perceel wordt eveneens het nieuwe product Nazorg Beschermd Wonen (zie aldaar) toegevoegd. Financieringswijze Voor de komende twee jaar (2016 en 2017) willen het beschermd wonen inclusief verblijf inkopen middels een overeenkomst voor 1 jaar met een optie voor verlenging met 1 jaar. We maken voor een klein aantal zorgaanbieders (maximaal 5 in de gehele regio) deze ‘nieuwe’ zorgvorm mogelijk. Aanbieders beschrijven hun ideeën en meerwaarde rondom deze werkwijze zodat we een afgewogen keuze kunnen maken voor de aanbieders die dit mogen bieden. Daarbij monitoren we gedurende het jaar 2016 de toepassing in de praktijk. Aandachtspunten zijn: administratieve afhandeling inclusief de betaling van de eigen bijdrage door cliënten. Financiële effecten voor cliënten. Invulling van beschermde woonomgeving in de praktijk. Mogelijkheden voor doorstroom van cliënten in vergelijking tot ‘regulier’ beschermd wonen (inclusief verblijf)
29
Afhankelijk van de uitkomsten maken we deze vorm van financiering ook in 2017 mogelijk, voor wellicht een groter aantal aanbieders. Sturing rondom het volume vindt plaats bij de toegang die lokaal georganiseerd is (wijk-/gebiedsteams). Het verlengingsmoment biedt mogelijkheid om te besluiten om wel of niet door te gaan met de nieuwe zorgvormen, ruimte te maken voor nieuwe producten, om eventuele bijgestelde afspraken te maken, om nieuwe aanbieders toe te laten, en – indien noodzakelijk – de samenwerking met slecht functionerende aanbieders te beëindigen. Deze punten zullen in de bestekeisen worden meegenomen, naast zaken als monitoring en de verplichting tot samenwerking met de gemeenten en de andere gecontracteerde partijen ten behoeve van de doorontwikkeling van Beschermd Wonen in Friesland. Deze eisen werken we nader uit in afstemming met de regiogemeenten. 3. Nieuw product: Nazorg beschermd wonen Het gaat om burgers die in een ‘beschermde omgeving’ hebben gewoond en die zelfstandig gaan wonen waarbij in het kader van terugvalpreventie nazorg wordt geboden. In principe ontvangt de burger ambulante begeleiding vanuit de Wmo (lokale verantwoordelijkheid) daarnaast kan gedurende een afgebakende periode - die wordt bepaald door het wijk-/gebiedsteam na samenspraak met de zorgaanbieder - het product nazorg worden geboden. De regie voor dit product ligt bij de wijk-/gebiedsteams. De nazorg bestaat uit: Vertrouwd aanspreekpunt vanuit de beschermde omgeving die bereikbaar is (voor cliënt en andere aanbieders) in de ambulante begeleiding De mogelijkheid om onplanbare zorg te leveren, binnen afzienbare tijd (snelle respons) De mogelijkheid om op initiatief van de zorgaanbieder ondersteuning in te zetten (signalerende rol zorgaanbieder) De mogelijkheid om korte tijd terug te gaan naar de beschermde omgeving om weer te ‘resetten’ (NB: dit verblijf wordt dan opnieuw als beschermd wonen gefinancierd) Doelstelling product: het bieden van een zorgvuldige overgang van een beschermde omgeving naar zelfstandig wonen het ondersteunen bij en toewerken naar herstel bevorderen van participatie (binnen de wijk) het voorkomen van terugval Financieringswijze: Voor de komende twee jaar (2016 en 2017) willen we nazorg als product inkopen bij aanbieders die gecontracteerd worden op één van de beide andere percelen beschermd wonen (nieuwe instroom). Daarom wordt het product in beide percelen opgenomen. Sturing rondom het volume vindt lokaal plaats (wijk-/gebiedsteams), zij bepalen of deze vorm van ondersteuning ingezet wordt en voor welke periode. We hanteren daarbij een maximum van 2 uur ambulante begeleiding per week. 4. Perceel 3: Overgangrecht beschermd wonen Het gaat om burgers die voor 14 februari 2015 een CIZ-indicatie voor GGZ-C hebben ontvangen die zorg in natura ontvingen bij een zorgaanbieder in de regio Friesland. Het gaat daarbij zowel om intramurale ondersteuning (met verblijf) als ondersteuning thuis (verblijf wordt niet verzilverd). Het overgangsrecht duurt tot uiterlijk 31 december 2019 of zoveel eerder de indicatie afloopt.
30
Het continueren van de ingezette ondersteuning staat centraal in dit perceel. Op basis van de tarieven die in 2015 met aanbieders zijn afgesproken maken we voor 2016 afspraken. Daarbij financieren we de daadwerkelijk geleverde ondersteuning. Wanneer een cliënt een andere vorm van ondersteuning nodig heeft gedurende het jaar wordt een nieuwe beschikking afgegeven (centrumgemeente indien er sprake is van verblijf of lokale gemeente indien er sprake is van ambulante ondersteuning) en vindt financiering vanuit het betreffende domein plaats. Het overgangsrecht van deze cliënt vervalt daarmee waardoor de omvang van financiering in het kader van overgangsrecht in de loop van de tijd afneemt. Doelstelling product: het bieden van een veilige omgeving waarin de cliënt zo zelfredzaam mogelijk is het ondersteunen bij en toewerken naar herstel bevorderen van participatie (binnen de wijk) en waar nodig het aanbieden van aangepast werk of dagbesteding Financieringswijze Voor de komende twee jaar (2016 en 2017) willen we afspraken maken met zorgaanbieders die ook in 2015 afspraken hadden in het kader van overgangsrecht middels een overeenkomst voor 1 jaar met een optie voor verlenging met 1 jaar. Nieuwe aanbieders kunnen niet meer inschrijven op dit perceel (het betreft immers een ‘afbouw’regling). De tarieven voor het perceel zijn gelijk aan de tarieven die in 2015 hebben gehanteerd. Dat betekent dat we de tarieven 2014 zoals gefinancierd door het zorgkantoor minus een budgetkorting van 5% hanteren.
31
6. Opvang en Veilig Thuis Hieronder treft u een overzicht aan van de algemene uitgangspunten rondom de subsidiëring en inkoop van ondersteuning die op basis van de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang wordt gegeven. Op basis van deze algemene uitgangspunten worden de bestekken ingericht. Het is mogelijk dat vanwege de specifieke kenmerken enkele uitgangspunten niet of niet volledig opgaan. In dat geval zal bij de specifieke aanbesteding worden aangegeven wat afwijkt ten opzichte van deze algemene uitgangspunten en waarom daarvan wordt afgeweken.
6.1
Algemene uitgangspunten
Voor dit onderdeel gelden de volgende algemene uitgangspunten: •
Voorkomen van opvang, beschermd wonen, huiselijk geweld en kindermishandeling
•
Bevorderen van participatie
•
Hanteren van het “matched care”-principe
•
Inzetten op eigen kracht en netwerk
•
Inzetten op kwaliteit (vanuit cliëntenperspectief) en resultaat
•
Goede verdeling van de regionale dag- en inloopvoorzieningen
•
Ruimte voor vernieuwing
•
Eén huishouden, één plan, één contactpersoon
•
Aansluiting overgang 18- en 18+
Deze uitgangspunten gelden zowel voor opvang, beschermd wonen en Veilig thuis en worden verwerkt in bestekken en beschikkingen. 6.2
Verkenning met de instellingen
Met iedere opvangorganisatie heeft er een dialooggesprek plaats gevonden. Daarnaast zijn de opvanginstellingen aanwezig geweest bij een werksessie over beschermd wonen en ambulante begeleiding MOVO. Op 11 mei vindt er een gezamenlijk overleg plaats waarin de dialoog wordt aan gegaan over de inhoudelijke uitgangspunten en de keuzes voor financiering voor 2016. In de individuele gesprekken hebben de organisaties de volgende zaken mee gegeven met betrekking tot de financiering 2016: •
Op- en afschalen van zorg is afhankelijk van den kwaliteit van de wijk-teams (deskundigheid moet geborgd worden)
•
Meer gezamenlijk optrekken met wijkteams in op- en afschalen/coaching on the job
32
•
Ruimte voor innovatie
•
Werken met arrangementen/totaalconcepten/1 financieringsstroom
•
Opvang moet zich richten op de zwaarste doelgroep (vangnet)
•
Richten op outcome
•
Uitgaan van high trust/high penalty
•
Meer werken met vrijwilligersorganisaties/buddy’s.
•
Meer uniformiteit in registratie en facturatie
•
Loslaten van sector denken (WMO/jeugd/participatie)
•
Richten op participatie/loslaten term dagbesteding
Conclusies De input vanuit de organisaties is mee genomen in de inhoudelijke uitgangspunten die zijn geformuleerd voor Beschermd Wonen, Opvang en Veilig Thuis. In het portefeuillehou-dersoverleg van 15 april 2015 hebben de wethouders voor het sociaal domein van de Friese gemeenten met elkaar overeenstemming bereikt over deze uitgangspunten die de basis vormen voor de financiering van de regionale WMO-taken. 6.3
Wijze van bekostiging
Voor de opvang is gekozen voor de volgende indeling in percelen: A.
Algemene voorzieningen
Dit zijn voorzieningen die in principe voor iedereen toegankelijk zijn. Er wordt wel een lichte toets gehanteerd of iemand wel tot de doelgroep behoort. Voor de opvang moet er sprake zijn van dak- of thuisloosheid. Deze gaat vaak gepaard met een combinatie van multi-problematiek (psychische problemen, verslaving, schulden, criminaliteit). Voor de vrouwenopvang is de onveiligheid en aanwezigheid van geweld in afhankelijkheidsrelaties een belangrijke reden om iemand toe te laten. Voor deze voorzieningen is geen individuele beschikking noodzakelijk. Mensen die gebruik maken van deze voorzieningen betalen hiervoor een bijdrage in de kosten. De algemene voorzieningen noemen we ook wel het vangnet. Bedoeld als laatste opvang voor mensen die het meest kwetsbaar zijn, geen veilig dak boven hun hoofd hebben en niet terug kunnen vallen op een (veilig) netwerk. De algemene voorzieningen zijn plekken waar deze doelgroep in het zicht is, waar contact wordt opgebouwd, waar mensen verder worden door geleid naar de juiste hulpverlening. Deze voorzieningen dragen ook bij aan het voorkomen van overlast in de stad Leeuwarden en provincie. Onder deze voorzieningen vallen bijvoorbeeld de dagopvang, gebruiksruimte, nachtopvang, crisisopvang, heroïne-behandel-unit, huis voor Jongeren en de activiteiten binnen de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) Financieringswijze Voor de komende twee jaar (2016 en 2017) willen dit vangnet subsidiëren (activiteitensubsidie). Per voorziening wordt er een aparte subsidie verstrekt waarin doelen, resultaten, verplichtingen en afspraken over participatie en afspraken over kwaliteit en registraties zijn opgenomen. Bij de subsidiering worden ook afspraken gemaakt met de instellingen over de inzet van opgebouwde reserves vanuit de subsidiemiddelen van afgelopen jaren. B.
Maatwerkvoorzieningen
Onder maatwerkvoorzieningen worden alle voorzieningen verstaan waar een indicatie en een beschikking voor noodzakelijk is. Mensen die van een maatwerkvoorziening gebruik maken, betalen een eigen bijdrage. Onder maatwerkvoorziening valt beschermd wonen, de algemene opvang (waar mensen getraind worden in 9 maanden om weer zelfstandig te wonen) en ambulante begeleiding vanuit de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
33
Nieuw onder maatwerkvoorziening is de mogelijkheid voor Housing First. Housing First betekent dat voor een doelgroep die normaal eerst in een voorziening zou komen vanwege de complexiteit van de problematiek, nu eerst een huis wordt geregeld. Vanuit die veilige plek wordt de begeleiding opgebouwd. Door deze manier wordt voorkomen dat iemand in een voorziening komt, krijgt iemand weer het vertrouwen dat hij/zij mee doet en kan worden toe geleid naar een zo groot mogelijke zelfredzaamheid (zelfstandig wonen zonder of met lichte begeleiding). Binnen dit traject kan ook worden gekeken naar onconventionele manieren van wonen voor mensen voor wie een voorziening niet geschikt is en die niet een normale woning kunnen functioneren. Dit sluit aan bij de inhoudelijke uitgangspunten die de basis vormen voor de financiering. Financieringswijze Voor maatwerkvoorzieningen willen we als instrument naast subsidiëren ook aanbesteden inzetten voor 2016 en 2017. Er geldt de onderstaande onderverdeling: -
De algemene opvang wordt gesubsidieerd. Waarbij er net als bij de algemene voorzieningen doelen, resultaten, verplichtingen en afspraken over participatie en afspraken over kwaliteit en registraties zijn opgenomen.
-
Voor Housing First wordt voor een periode van twee jaar een subsidie verstrekt waarbij Limor, Zienn en het Leger des Heils dit in een samenwerkingsverband onder bepaalde voorwaarden moeten uitvoeren.
-
Beschermd wonen en ambulante begeleiding vanuit de opvang wordt aanbesteed.
Voor de ambulante begeleiding vanuit de opvang (MOVO begeleiding) ontvangt de gemeente Leeuwarden een regionaal budget in 2016 en 2017. In 2015 zijn er regionale afspraken gemaakt over de toegang en facturering. In de praktijk blijkt echter dat iedere organisatie in de opvang met betrekking tot ambulante begeleiding contracten heeft afgesloten met alle 24 gemeenten. Ook blijken de regionale afspraken over het inzetten van deze begeleiding vaak niet bekend bij de lokale gebiedsteams, waardoor deze vorm van begeleiding toch vaak vanuit de lokale inkoop wordt ingezet. We adviseren daarom dan ook om de MOVO begeleiding - voortbordurend op de contracten die in 2015 lokaal al zijn gesloten - lokaal aan te besteden of in de lopende contracten onder te brengen. Het regionale beschikbare budget voor dit onderdeel zal dan naar rato van de cliënten 2014 verdeeld worden over de 24 Friese gemeenten. Voordelen van lokaal aanbesteden zijn: •
Sluit aan bij principe ‘zo lokaal mogelijk’
•
Afbakening tussen reguliere begeleiding en begeleiding MO/VO is in de praktijk lastig, alle taken op 1 plek beleggen maakt dit onderscheid minder relevant. Het gaat om de begeleiding die nodig is voor die specifieke cliënt.
•
Mogelijkheid om alternatieven te bieden die aansluiten bij lokale praktijk.
•
Mogelijkheid om lokaal te sturen op inzet ‘algemene’ en ‘zeer gespecialiseerde’ begeleiding als het gaat om opvang en veiligheid.
•
Sluit aan bij het feit dat iedere opvangorganisatie met iedere gemeente al contracten heeft afgesloten en een deel van de MOVO begeleiding ook al vanuit deze contracten is gefinancierd.
34
•
Gemeenten kunnen gebruik maken van de, vanuit de regionale organisatie SDF geformuleerde, opgestelde uitgangspunten/definitie .
Nadelen van het lokaal contracteren zijn: •
Het budget voor de MOVO begeleiding komt binnen bij de gemeente Leeuwarden. Er moet een verdeling komen van regionaal budget naar lokaal.
•
Het is een extra taak voor lokale gemeenten. In de praktijk blijkt echter dat de contracten er al liggen. De vraag is hoeveel extra werk dit met zich mee brengt.
•
Aanbieders hebben in 2014 gelobbyd voor centraal budget en regionale afspraken over de inzet van de MOVO begeleiding. Bij peiling over dit voorstel bij aanbieders is echter niet de weerstand gebleken die werd verwacht.
Voor de opvang, worden er naast de algemene uitgangspunten die omschreven staan in paragraaf 6.1 de volgende specifieke uitgangspunten gehanteerd: •
Opvang als veilig vangnet voor de meest kwetsbare doelgroepen
•
Terugbrengen van aantal zwerfjongeren
•
De opvang is landelijk toegankelijk
•
Efficiënte organisatie van de toegang
•
Samenwerking en combineren van dezelfde voorzieningen
C.
Huiselijk geweld en kindermishandeling
Binnen dit onderdeel valt Veilig Thui (AMHK)s en de Directe Hulp voor Huiselijk Geweld (DHHG). Veilig Thuis is voor 2015 en 2016 gepositioneerd bij het regiecentrum voor veiligheid en bescherming. DHHG is een samenwerkingsverband waarbij de coördinatie belegd is bij Fier Fryslân. Onderdelen van Veilig Thuis worden dit jaar onder gebracht binnen Veilig Thuis. Bij de DHHG blijft de coördinatie van het samenwerkingsverband, het hulpaanbod en de coördinatie van de uitvoering Wet Tijdelijk Huisverbod. Door overgang van taken wordt dit jaar kritisch gekeken welke budgetten nodig zijn voor Veilig Thuis en voor de DHHG in 2016. Financieringswijze Zowel Veilig Thuis als de DHHG worden gefinancierd vanuit de centrumgemeente Leeuwarden en vanuit de lokale gemeenten. Voor veilig Thuis gaat dit om een deel van de lokale jeugdzorgbudgetten. Omdat Veilig Thuis voor 2 jaar is gepositioneerd bij Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (2015 en 2016) wordt er een 1 jarige subsidie verleend in 2016. Hetzelfde geldt voor de DHHG. Na evaluatie in 2016 wordt gekeken of Veilig Thuis ook in de toekomst gepositioneerd blijft op de huidige plek, het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. Inhoudelijke uitgangspunten die worden meegenomen in de subsidiering zijn:
35
•
Prioriteit aan de belangen van kinderen
•
Gespecialiseerd regionaal centrum
•
Gericht op samenwerking
•
Zorgvuldige en transparante werkwijze
•
Herstellen van veiligheid staat voorop
•
Samenhangende aanpak geweld
•
Systeemgericht
•
Zorgvuldigheid privacygevoelige informatie
Overzicht financiering 2016 en 2017 Algemene voorzieningen/ Vangnet
Regionale subsidie (2 jaar)
Maatwerkvoorzieningen
Beschermd wonen: regionale inkoop (1+1 jaar) Algemene Opvang: regionale subsidie (2 jaar) Ambulante MOVO begeleiding: lokale inkoop Housing First: regionale subsidie (2 jaar)
Huiselijk geweld en kindermishan-
Subsidie zowel lokaal als regionaal (1 jaar)
deling
6.4
Wijzigingen ten opzichte van situatie 2015
Belangrijke wijzigingen ten opzichte van 2014 zijn: •
Voor de subsidie verstrekken we per voorziening een activiteitensubsidie in plaats van een budgetsubsidie per organisatie. Voordeel is dat je concrete afspraken per voorziening kunt maken.
•
Binnen de maatwerkvoorziening hebben we een mogelijkheid ingebouwd voor Housing First.
•
De MOVO begeleiding wordt in plaats van regionaal, lokaal ingekocht.
•
We subsidiëren met name het vangnet. Alle ambulante begeleiding die wordt geboden gaat via de inkoop. In 2015 werd ene deel van de ambulante begeleiding ook via de subsidie bekostigd.
36
7. Planning en vervolg Nadat in het portefeuillehoudersoverleg overeenstemming op deze aanpak is bereikt, volgt de formele vaststelling van de subsidie- en inkoopstrategie volgt in B&W van de gemeente Leeuwarden. Vervolgend op de vaststelling van de inkoop- en subsidiestrategie, zullen bestekken worden opgesteld op basis van de overeengekomen aanpak. Op 1 juni 2015 zullen bestekken worden gepubliceerd.
Legenda: BW LWD collegevergadering B&W gemeente Leeuwarden BO Bestuurlijk Overleg van het betreffende domein PHO portefeuillehoudersoverleg VFG Vereniging Friese Gemeenten Planning: De volgende planning wordt verder aangehouden nadat overeenstemming op de subsidieen inkoopstrategie volgt. A. Aanbestedingstrajecten*: Regionale aanbestedingstrajecten 2016: a) Publiceren bestekken b) Sluiting inschrijving c) Beoordeling, verificatie & gunning d) Gunningsbeslissingen e) Ondertekening contracten
B.
Gereed: 1/10/2015 1/6/2015 1/8/2015 1/9/2015 29/9/2015 (B&W LWD) 1/11/2015 (Gereed)
Subsidieverstrekkingen:
Subsidieverstrekkingen 2016: a) Voorbereidende overleggen b) Indiening subsidieaanvragen c) Beoordeling en begrotingsoverleg d) Besluitvorming subsidieverleningen
Gereed: 15/12/2015 Tot 1/9/2015 1/10/2015 16/11/2015 1/12/2015 (B&W LWD)
* Deze planning zal aanbestedingen aangehouden moeten worden gelet op wettelijke deadline van 1 oktober.
37