n e w u e e Vijf e i r t a i h c y ps lingen sinds
ontwikke ing van ron k n e n r o o D h c s De o B s u m i Jheron
Vijf eeuwen psychiatrie ontwikkelingen sinds De Doornenkroning van Jheronimus Bosch
humoren en bedevaart Middeleeuwse artsen gingen er vanuit dat lichamelijke ziekten en zinneloosheid veroorzaakt werden door een verstoord evenwicht van de lichaamsvochten (humores): • bloed (sanguis) • slijm (flegma) • gele gal (xanthe chole) • zwarte gal (melaina chole)
In 2016 wordt herdacht dat Jheronimus Bosch 500 jaar geleden in ’s-Hertogenbosch overleed. In die tijd was ’s-Hertogenbosch een welvarend handelscentrum met een goed sociaal klimaat. Zieken en arme mensen werden opgevangen in gasthuizen. In 1442 werd door een legaat van koopman Reinier van Arkel een huis voor zes zinnelozen gesticht, waarmee ’s-HertoDeze humorenleer, ontwikkeld door de genbosch het eerste dolhuis in het huiGriekse arts Hippocrates (470-360 voor dige Nederland kreeg. Christus) werd tot in de 18e eeuw door artJheronimus Bosch moet het huis in de sen toegepast. De behandeling van de zinHinthamerstraat gekend hebben want neloze bestond uit aderlaten, laten braken of hij woonde er niet ver vandaan. Zinnelaxeren om aldus de verstoorde verhouding lozen en lichamelijk gehandicapten wavan de humores te herstellen. Ook werden ren duidelijk zichtbaar in de samengeneeskrachtige extracten van (giftige)kruileving en een bron van inspiratie voor den voorgeschreven. de beeltenissen van bijzondere mensen in de fantasierijke schilderijen en tekeningen van Jheronimus Bosch. Psychiatrische stoornissen werden in die tijd nog niet goed begrepen. 1500-1600: zinneloosheid Zo dacht men dat zinnelozen bezeten waren door demonen en werden sommigen als heksen betiteld. In de loop der eeuwen werden zinnelozen zo Pas vanaf de 18e eeuw zien we goed en zo kwaad als dat ging opgevangen in de dat biologische of psychosociale eigen omgeving zo lang als hun gedrag niet als verklaringen van psychische stoorte bedreigend werd ervaren. Niet alleen zinnelonissen een rol gaan spelen. Alzen konden als bedreigend ervaren worden. Hethoewel men door de eeuwen zelfde lot trof ook alleenstaande oudere vrouwen heen niet zo zachtzinnig met die zich zonderling gedroegen. In het volksgeloof zinnelozen omging, deed men werden zij als heksen gebrandmerkt die door een pogingen de behandeling en pact met de duivel rampspoed aan personen of de de omgang met zinnelozen te gemeenschap bezorgden. Het bijgeloof leidde tot verbeteren. Deze tentoonstelde heksenvervolging waardoor vele vrouwen in Euroling gaat hierover. pa tot in de 18e eeuw op de brandstapel belandden, vaak nadat zij een heksenproef hadden ondergaan. Er waren natuurlijk ook mensen die de collectieve
Naar de mening van Ludwig von Balldass (1887-1963), een autoriteit op het gebied van de vroegmiddeleeuwse Nederlandse schilderkunst, was Jheronimus Bosch op de hoogte van de humorenleer. De kennis die Bosch daarover had, zag Von Baldass verbeeld in de zeer individuele beulen rondom de Christusfiguur op het schilderij “De Doornenkroning”. (zie omslag) In de volksgeneeskunde beschouwde men de zinneloze als iemand die bezeten was door demonen. Kwakzalvers suggereerden de zinneloze te kunnen genezen door zelfgemaakte brouwsels die zij met veel hocuspocus op de markt verkochten. Volgens “de keisnijder”, een denkbeeldig figuur, was een versteend insect dat via het oor in de schedel was gekropen de oorzaak van zinneloosheid. Door de steen met enig poespas te verwijderen werd
de patiënt van de zinneloosheid verlost. In de middeleeuwen deden zieken vaak een beroep op heiligen die wonderbaarlijke genezingen op hun naam hadden staan. Bij menige ziekte paste een heilige die men kon aanbidden of naar wie men op pelgrimage kon gaan. Zinnelozen zochten steun en toeverlaat bij de heilige Dymphna, maagd en martelares, die leefde in de 7e eeuw. Dymphna werd begraven in Geel en op haar graf voltrokken zich enkele wonderen, waardoor Geel een bedevaartsplaats werd. Onder de pelgrims waren veel zinnelozen die aanvankelijk bij kanunniken en later bij gezinnen werden ondergebracht. Hun tijdelijk verblijf werd vaak permanent. Hieruit kwam de gezinsverpleging voor psychiatrische patiënten voort waarmee Geel wereldwijd bekendheid kreeg.
een ziekte waanideeën over heksen, waar de katholieke kerk een flink steentje aan bijgedragen had, bestreden. Een van de bekendste opponenten van de heksenleer was de 16e -eeuwse Nederlandse arts Jan Wier. Jan Wier kwam op 14 jarige leeftijd in Antwerpen in de leer bij de humanist Agrippa van wie hij het onafhankelijk denken en kritische houding tegenover de Kerk overnam. Vanaf 1534 volgde Jan Wier in Parijs de studie geneeskunde waarna hij zich in 1538 als arts vestigde in Grave tot 1545. Van 1545-1550 was Jan Wier stadsarts van Arnhem en van 1550 -1578 hofarts van de hertog van Kleef.
In zijn boeken “Over duivelse begoochelingen” (1563) en “Over de heksen” (1577) ging Jan Wier niet alleen in tegen de heksenleer maar indirect ook tegen de Kerk. Hij keerde zich tegen de onwetendheid van de artsen, wees op de natuurlijkheid van de zogenaamd door heksen veroorzaakte ziekten en op het feit dat mensen die men voor heksen hield mensen waren die door ziekelijke fantasieën gekweld werden.
1600 -1700: opvang in dolhuizen
In de loop van de 16e en 17e eeuw groeiden de Europese steden snel waardoor zij overbevolkt raakten. De tolerantie voor afwijkend gedrag leek daardoor af te nemen, maar tegelijkertijd vond men ook dat er betere opvang voor mensen met afwijkend gedrag moest komen. Met dit doel werden in veel steden dolhuizen gesticht. In Nederland was het niet eenvoudig om een zinneloze te laten opnemen. Er moest
daarvoor een rekest worden ingediend, meestal door familieleden, bij de burgemeester die op zijn beurt een arts moest inschakelen om de noodzaak tot opname te bepalen. De opnames waren vaak van korte duur. De omstandigheden in de dolhuizen waren niet overal even erbarmelijk. De Franse militair-geneesheer Daignan,die het Amster-
1700 -1800: eerste methodieken
damse dolhuis in de 17e eeuw bezocht, schreef over goede huisvesting en een humane bejegening waarbij met structuur, routinematige arbeid en wijsheid getracht werd het psychisch evenwicht van de patiënten te bevorderen. Het in 1442 in ’s-Hertogenbosch gestichte Reinier van Arkel breidde in de 17e eeuw de opname-capaciteit uit van zes naar ongeveer twintig plaatsen.
In de 18e eeuw begonnen de geneeskundige opvattingen over de oorzaken van waanzin te overheersen. De beroemde Nederlandse arts Boerhave (1668-1720) zag psychische stoornissen nog in relatie met een verstoring van de lichaamsvochten. Anderen zochten voor sommige psychische stoornissen de zetel in de hersenen. De geneeskundige behandeling behield nog grotendeels zijn middeleeuws karakter met aderlaten en geneeskrachtige kruiden. In de geest van de Verlichting ging men op een methodische manier op zoek naar middelen die de geest in positieve zin konden beïnvloeden. Koffie kwam in de belangstelling door zijn stimulerend effect als middel tegen apathie, een veel voorkomende symptoom in de psychiatrie. Een bijzonder therapeutisch fenomeen was het mesmerisme genoemd naar de ‘uitvinder’ Anton Mesmer (1734-1815). Obstructie in het dierlijk magnetisme was volgens Mesmer oorzaak van ziekte en hij meende de gave te hebben de patiënt te genezen door de obstructie op te heffen. Hij bracht de patiënt in slaap door middel van ijzeren toestellen en hief met strijkende bewegingen over het lichaam de obstructie op. De Franse Academie van Wetenschappen beoordeelde Mesmer als een charlatan en vond dat zijn manier van genezen op suggestie berustte. De hedendaagse psychiatrie is echter niet te begrijpen zonder het mesmerisme. Het was een methode waarmee patiënten (achteraf gezien) in hypnose werden gebracht en daardoor gevoelig waren voor suggestie. De beroemde Franse arts Charcot, grondlegger van de neurologie paste hypnose toe als therapie bij hysterie.
1800 -1900: behandeling in ziekenhuizen Het beeld van de geketende zinneloze is stereotiep voor de psychiatrie tot aan de moderne tijd,die men meestal bij de ideeën van de Franse arts Philip Pinel (1745-1826) laat beginnen. Hoewel volgens de legende Pinel wordt beschouwd als de eerste arts die de psychiatrische patiënt ‘uit de ketenen verloste’, ligt het startpunt van de humane behandeling bij de Engelse arts William Cullen (17121790) met zijn beginselen over moral treatment. Pinel, die het standpunt van Cullen kende, vond eveneens dat de bejegening van de psychiatrische patiënt vriendelijk moest
zijn en dat de patiënt het best verpleegd kon worden in een psychiatrisch ziekenhuis (inrichting) gelegen in de rust van de natuur. Het ontstaan van veelal grote psychiatrische inrichtingen, ook in Nederland, leidden tot meer bemoeienis van de overheid door middel van krankzinnigenwetten. In Nederland werd in 1841 de eerste krankzinnigenwet uitgevaardigd. In de wet ging het over de procedure van gedwongen opname, waarbij vooral van de bescherming van de samenleving tegen de zinneloze werd uitgegaan.
Ook werd in de wet de toezicht op de kwaliteit van behandeling en verzorging geregeld. In de loop van de 19e eeuw raakte Reinier van Arkel in Den Bosch door een steeds groter aanbod van patiënten overbevolkt. De broeders en zusters van de O.L.V. van Barmhartigheid die de patiënten sinds 1850 verpleegden konden niet voorkomen dat volgens inspecteurs de atmosfeer op sommige afdelingen adembenemend was.
De overbevolking was een reden om op aandrang van de inspectie rond 1870 een nieuwe inrichting in een buitengebied te bouwen. Zowel Coudewater in Rosmalen als Voorburg in Vught zijn toen geopend.
1900 - 2000: cliënt aan zet Het beleid in de psychiatrie in de eerste helft van de 20e eeuw was met het ontmantelen van inrichtingen in de binnensteden en het bouwen ervan in buitengebieden een voortzetting van het beleid in de 19e eeuw. In de inrichting werd als therapie arbeid, sport en spel ingevoerd. De humane behandeling waarnaar men streefde stuitte nogal eens op onrustig, vaak psychotisch, gedrag. Er zat dan niets anders op dan te grijpen naar maatregelen als langdurig baden in warm water en fixatie. Verder waren er niet ongevaarlijke slaapkuren met o.a. barbituraten en insuline-comakuren. Vanaf de jaren veertig kwam ook de elektroshock in
zwang die als therapie voor psychose ongeschikt was. In 1952 werd vanuit Frankrijk het antipsychoticum Largactil (chloorpromazine) in de psychiatrie geïntroduceerd. Het was het eerste middel waarmee patiënten die door hun een psychose moeilijk in toom te houden waren effectief behandeld konden worden. Na de juichfase die er bij elke introductie van een nieuw medicijn is, werd duidelijk dat er ook vervelende bijwerkingen waren. Maar het pad was niettemin vrijgemaakt voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen waaraan ook toegekomen kennis over de hersenfuncties debet was.
Ondanks de grote vooruitgang in de psychiatrie qua diagnostiek en behandeling kwam er in de jaren zestig een beweging op gang die tegen de psychiatrie was. Een bekende voorman van de antipsychiatrie was Foucault volgens wie de psychiatrie geen wetenschap is maar een instrument van de samenleving om mensen die anders zijn te stigmatiseren en uit te sluiten. Volgens Foucault was de uitsluiting al sinds de middeleeuwen gaande en zag hij in het “Narrenschip” van Jheronimus Bosch een schilderkunstig symbool van de ‘uitvaart’ van de uitgestotenen naar Narrogonia, het ‘Land der dwaasheid’.
De antipsychiatrie kreeg niet echt voet aan de grond. Patiëntenbewegingen met emancipatoire doelstellingen wel. In de jaren zeventig verscheen de Gekkenkrant en werd de patiëntenvereniging Pandora opgericht die bekend werd met de slogan:” Ooit eens een normaal mens ontmoet? En beviel het? “ De patiëntenbewegingen hebben er toe geleid dat het nu ondenkbaar is dat een psychiatrische instelling zonder cliëntenraad functioneert.
’s-Hertogenbosch, inwoners en bezoekers herdenken met de meerjarige, internationale culturele manifestatie Jheronimus Bosch 500 het vijfhonderdste sterfjaar van Nederlands belangrijkste middeleeuwse schilder Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516). Jheronimus Bosch maakte in deze stad zijn karakteristieke panelen en tekeningen. Bosch’ tijdloze en unieke werk hangt tegenwoordig in gerenommeerde musea wereldwijd en inspireert nog dagelijks. Jheronimus Bosch 500 brengt met uiteenlopende, feestelijke evenementen, wetenschappelijk onderzoek, restauraties en een unieke tentoonstelling de beroemdste zoon terug naar de plek waar hij alles bedacht en maakte, naar ’s-Hertogenbosch.
De psychiatrie gaat over de schaduwkant van het bestaan. Jheronimus Bosch toont dit thema in veel van zijn schilderijen, waarvoor hij door verhalen en symbolen die daarover in zijn tijd de ronde deden inspiratie op kon doen. Als hij weer voeten op aarde zou zetten zou het interessant zijn te weten met welke verhalen en symbolen over de schaduwkant van het bestaan hij zich nu zou laten inspireren. De tentoonstelling is toegankelijk op Zondag 15 november en zondag 13 december in 2015 en op de zondagen 10 januari, 14 februari, 13 maart, 10 april, 8 mei, 12 juni, 18 september, 16 oktober en 20 november in 2016. De openingstijden op alle zondagen van 16.00-18.30 uur. Verder openstelling op verzoek. Locatie Reinier van Arkel Bethaniestraat 2 5211 BJ ’s-Hertogenbosch
Mede mogelijk gemaakt door de manifestatie Jheronimus Bosch 500.