Collegevoorstel
Embargo tot 15-10-2010 16.00 uur
Onderwerp
Ombuigingen Werk en Inkomen 2011 en verder jaren
Programma / Programmanummer
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Werk & Inkomen / 9230 Collegevergadering no 47
BW-nummer
Portefeuillehouder
T. Tankir Samenvatting Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. Aanwezig: In het coalitieakkoord is deTh. ambitie opgenomen te komen tot de L100, Ina Hol, 0654234003 de Graaf Voorzitter modernisering van gesubsidieerde arbeid. Naast deze inhoudelijke P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H.Datum Kunst, Wethouders ambtelijk voorstel reden het huidige beleid om vormen is J. er van ook een reden. P. te Lucassen, der financiële Meer 7 oktober 2010 Het begrotingstekort WerkP. enEringa Inkomen 2011 is geraamd op € 15,5 Gemeentesecretaris Registratienummer miljoen. Voorgesteld wordt om in 2011 beleidsombuigingen te A. Kuil Communicatie 10.0026441 realiseren met een financieel effect van circa € 5,3 miljoen. Om het M. Sofovic Verslag restanttekort in 2011 van circa € 10,2 miljoen te dekken zetten we
€ 4,9 miljoen re-integratiemiddelen, € 0,3 incidentele rijksmiddelen en € 5,0 miljoen algemene middelen in. Begin 2011 brengen we in beeld op welke wijze we de tekorten in 2012 e.v.j. op kunnen vangen. Mocht dan blijken dat een oplossing binnen het programma niet mogelijk is, dan zullen we de Raad bij de Perspectiefnota 2012 vragen een nieuwe afweging te maken binnen het totaal van de Stadsbegroting. Ter besluitvorming door het college Aldus
vastgesteld in de vergadering van:
Paraaf
Datum
akkoord Aan de Raad voor te stellen
1. De bijgevoegde nota Ombuigingsplan Minimabeleid 2011 en verdere jaren vast te stellen, waarin de volgende ombuigingen worden voorgesteld: Leidinggevende a. Het sport-, cultuur- en Deschoolfonds voorzitter, samenvoegen tot één De secretaris, R. Leushuis, L100 Kinderfonds; b. ter vervanging van de Geld-terug-regeling wordt een Sport- en Cultuurfonds voor volwassenen ingesteld; Programmamanager c. de bijdrage van de regeling chronisch zieken, gehandicapten en I. Hol ouderen wordt omlaag bijgesteld; d. de computerregeling wordt afgeschaft. Hiertoe wordt weer mogelijk gemaakt om voor een computer bijzondere bijstand aan te Programmadirecteur M. Wetzels vragen; e. de inkomensgrens bij de Langdurigheidstoeslag wordt verruimd naar 105 % van de bijstandsnorm, de toeslag per huishouden wordt met 15% omlaag gebracht; vervolg beslispunten: zie vervolgblad Ter besluitvorming door de Raad (uiterlijk 03-11-2010) Besluit B&W d.d. 12 oktober 2010 Conform advies
Aanhouden Anders, nl.
Paraaf
nummer: 3.19
Datum
akkoord Bestuursagenda
1
Gemeentesecretaris
Portefeuillehouder
CVS Ombuigingen 2011 evj
Collegevoorstel
f. de subsidie ten behoeve van de formulierenbrigade wordt verlaagd met € 50.000 in 2011 en met € 100.000 in 2012 en volgende jaren; g. de subsidie aan Unitas ten behoeve van steunpunt minimabeleid wordt met ingang van 1 januari 2011 beëindigd. 2. Na besluitvorming over het beslispunt 1e wordt de wijziging in de Verordening Langdurigheidstoeslag verwerkt en ter vaststelling voorgelegd voor 1 januari 2011. 3. De bijgevoegde nota Ombuigingsplan Werk 2011 en verdere jaren vast te stellen, waarin de volgende ombuigingen worden voorgesteld: a. een aanpak van stimuleren en faciliteren om zoveel mogelijk mensen naar een reguliere baan te begeleiden; b. een aanpak waarbij maatwerkoplossingen geboden worden indien geen doorstroom naar regulier werk mogelijk is. c. het met onmiddellijke ingang beëindigen van instroom in de In- en Doorstroombanen (ID) en participatiebanen; d. het niet verlengen van de aflopende tijdelijke contracten in het kader van de ID-banen, banen in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en participatiebanen vanaf 1 januari 2011; e. het bevriezen van de hoogte van de vergoedingen voor loonkosten en begeleidingskosten voor de ID-banen, WIW-banen vanaf 2011 op het niveau van 2010; f. de loonkostensubsidies voor de ID-banen en Wiw-banen korten 1 met 25% per 1 oktober 2011, ten opzichte van het niveau van 2010 2 met 50% per 1 juli 2012, ten opzichte van het niveau van 2010 3 met 100% per 1 januari 2013, ten opzichte van het niveau van 2010 g. het bevriezen van de hoogte van de vergoedingen voor loonkosten en begeleidingskosten in het kader van de participatiebanen vanaf 2011 op het niveau van 2010. 4. Per 1 januari 2011 vindt er geen instroom in de werkervaringsbanen plaats. Tijdelijke contracten in het kader van de re-integratievoorziening Werkervaringsbaan worden met ingang van 1 januari 2011 niet verlengd. 5. Per 1 januari 2011 wordt de brugbaansubsidie aangepast waardoor er geen loonkostensubsidie voor het tweede contractjaar meer mogelijk is. 6. Per 1 januari 2011 wordt 15,2 fte uitvoering re-integratie bij de Directie Inwoners (Bureau Uitzicht) afgeraamd. 7. De vergoeding aan Unitas ten behoeve van de ombudsfunctie re-integratie wordt met ingang van 1 januari 2011 beëindigd. 8. De vergoeding aan Belangenbehartiging WAO Nijmegen (BWN) ten behoeve van de dienstverlening WAO-ers wordt met ingang van 1 juli 2011 beëindigd. 9. De mutaties vanuit dit voorstel in de verwachte meerjarige inkomsten en uitgaven voor het programma Werk en Inkomen worden conform bovenstaande beslispunten verwerkt in een separate begrotingswijzing die u voor 1 januari 2011 ter vaststelling ontvangt. 10. Na besluitvorming over de beslispunten 3 tot en met 5 worden de wijzigingen in de reintegratieverordening verwerkt en ter vaststelling voorgelegd.
Collegevoorstel
Vervolgvel
2
1
Probleemstelling
Zie raadsvoorstel. 2
Juridische aspecten
Zie raadsvoorstel. 3
Doelstelling
Zie raadsvoorstel. 4
Argumenten
Zie raadsvoorstel. 5
Financiën
Zie raadsvoorstel. 6
Communicatie
De communicatie na besluitvorming vraagt om zorgvuldigheid richting werknemers met een gesubsidieerde baan, instellingen met gesubsidieerde werknemers en uitvoerders, zoals Stichting Wijkwerk en Stichting Uitzicht. Om te voorkomen dat deze betrokkenen besluiten vanuit de media vernemen wordt het voorstel onder embargo gesteld tot 15 oktober 2010, 16.00 uur. Na besluitvorming stellen wij betrokkenen direct schriftelijk op te hoogte van de maatregelen en richten een centraal vraagpunt in voor alle vragen, zorgen en opmerkingen ten aanzien van de maatregelen. Vrijdag 15 oktober 2010 heeft de verantwoordelijk portefeuillehouder een persgesprek over het besluit. Tevens wordt een persbericht opgesteld, welke diezelfde dag wordt gepubliceerd. 7
Uitvoering en evaluatie
Zie raadsvoorstel 8
Risico
Zie raadsvoorstel
Bijlage(n): Ombuigingsplan Minimabeleid 2011 en verder jaren Ombuigingsplan Werk 2011 en verdere jaren Brieven aan betrokkenen gesubsidieerde arbeid Persbericht
Voorstel aan de Raad
Openbare besluitenlijst 18 december 2007 Collegevergadering no 47 Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel
3 november 2010
/ 142/2010
Fatale termijn: besluitvorming vóór: Aanwezig: N.v.t. Th. de Graaf Voorzitter P. Depla, H. van Hooft sr., L. Scholten, H. Kunst, Wethouders Onderwerp Ombuigingen Werk & Inkomen 2011 en verdere P. Lucassen, J. van jaren der Meer P. Eringa Gemeentesecretaris Programma / Programmanummer Communicatie Werk & Inkomen / 9230 A. Kuil M. Sofovic Verslag Portefeuillehouder
T. Tankir Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d.
12 oktober 2010 Samenvatting
In het coalitieakkoord is deAldus ambitie opgenomenintede komen tot de modernisering van vastgesteld vergadering van: gesubsidieerde arbeid. Dit als stap naar een (hernieuwd) re-integratiestelsel, dat voor de werkzoekende stimulerend is en voor ondernemers en instellingen herkenbaar en ondersteunend is in het aannemen van de werkzoekende. Dit vanuit de filosofie dat mensen zekerheid, maatschappelijke participatie en persoonlijk welbevinden het best kunnen bereiken via betaald werk. Daarnaast is er nu een ander inhoudelijk knelpunt dat een groot deel van het re-integratiebudget De voorzitter, De secretaris, besteed wordt aan gesubsidieerde arbeid. Gevolg is dat er te weinig re-integratiemiddelen aanwezig zijn om ruim 5000 bijstandsgerechtigden te re-integreren en te participeren. Naast deze inhoudelijke reden het huidige beleid om te vormen is er ook een financiële reden. Tijdens de coalitieonderhandelingen heeft het begrotingstekort van circa € 12,5 miljoen binnen het programma Werk en Inkomen centraal gestaan. Om dit tekort terug te dringen heeft de coalitie een aantal ombuigingsrichtingen opgenomen in haar akkoord. Dit begrotingstekort is door een negatieve bijstelling van het voorlopige budget Inkomensdeel gegroeid naar € 15,5 miljoen. Dit financiële probleem en mogelijke oplossingsrichtingen staan centraal in onderhavig voorstel. Voorgesteld wordt om in 2011 beleidsombuigingen te realiseren die een financieel effect hebben van circa € 5,3 miljoen. Om het restanttekort in 2011 van circa € 10,2 miljoen te dekken zetten we € 4,9 miljoen re-integratiemiddelen, € 0,3 incidentele rijksmiddelen en € 5,0 miljoen algemene middelen in. Voor 2012 en volgende jaren houden we vast aan de afspraak, dat we het programma Werk & Inkomen als gesloten systeem beschouwen, waarbinnen mee- en tegenvallers worden opgevangen. Dat betekent dat we begin 2011 in beeld brengen op welke wijze we de tekorten op kunnen vangen. Mocht dan blijken dat een oplossing binnen het programma Werk & Inkomen niet mogelijk is, dan zullen we uw Raad bij de Perspectiefnota 2012 vragen een nieuwe afweging te maken binnen het totaal van de Stadsbegroting.
Opgesteld onder verantwoordelijkheid van, telefoonnummer, e-mail
Ina Hol, 06-54234003,
[email protected] RVS ombuigingen 2011 evj
1
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
1
Voorstel om te besluiten:
1. De bijgevoegde nota Ombuigingsplan Minimabeleid 2011 en verdere jaren vast te stellen, waarin de volgende ombuigingen worden voorgesteld: a. Het sport-, cultuur- en schoolfonds samenvoegen tot één Kinderfonds; b. ter vervanging van de Geld-terug-regeling wordt een Sport- en Cultuurfonds voor volwassenen ingesteld; c. de bijdrage van de regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen wordt omlaag bijgesteld; d. de computerregeling wordt afgeschaft. Hiertoe wordt weer mogelijk gemaakt om voor een computer bijzondere bijstand aan te vragen; e. de inkomensgrens bij de Langdurigheidstoeslag wordt verruimd naar 105 % van de bijstandsnorm, de toeslag per huishouden wordt met 15% omlaag gebracht; f. de subsidie ten behoeve van de formulierenbrigade wordt verlaagd met € 50.000 in 2011 en met € 100.000 in 2012 en volgende jaren; g. de subsidie aan Unitas ten behoeve van steunpunt minimabeleid wordt met ingang van 1 januari 2011 beëindigd. 2. Na besluitvorming over het beslispunt 1e wordt de wijziging in de Verordening Langdurigheidstoeslag verwerkt en ter vaststelling voorgelegd voor 1 januari 2011. 3. De bijgevoegde nota Ombuigingsplan Werk 2011 en verdere jaren vast te stellen, waarin de volgende ombuigingen worden voorgesteld: a. een aanpak van stimuleren en faciliteren om zoveel mogelijk mensen naar een reguliere baan te begeleiden; b. een aanpak waarbij maatwerkoplossingen geboden worden indien geen doorstroom naar regulier werk mogelijk is. c. het met onmiddellijke ingang beëindigen van instroom in de In- en Doorstroombanen (ID) en participatiebanen; d. het niet verlengen van de aflopende tijdelijke contracten in het kader van de ID-banen, banen in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw) en participatiebanen vanaf 1 januari 2011; e. het bevriezen van de hoogte van de vergoedingen voor loonkosten en begeleidingskosten voor de ID-banen, Wiw-banen vanaf 2011 op het niveau van 2010; f. de loonkostensubsidies voor de ID-banen en Wiw-banen korten 1 met 25% per 1 oktober 2011, ten opzichte van het niveau van 2010 2 met 50% per 1 juli 2012, ten opzichte van het niveau van 2010 3 met 100% per 1 januari 2013, ten opzichte van het niveau van 2010 g. het bevriezen van de hoogte van de vergoedingen voor loonkosten en begeleidingskosten in het kader van de participatiebanen vanaf 2011 op het niveau van 2010. 4. Per 1 januari 2011 vindt er geen instroom in de werkervaringsbanen plaats. Tijdelijke contracten in het kader van de re-integratievoorziening Werkervaringsbaan worden met ingang van 1 januari 2011 niet verlengd. 5. Per 1 januari 2011 wordt de brugbaansubsidie aangepast waardoor er geen loonkostensubsidie voor het tweede contractjaar meer mogelijk is.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
2
6. Per 1 januari 2011 wordt 15,2 fte uitvoering re-integratie bij de Directie Inwoners (Bureau Uitzicht) afgeraamd. 7. De vergoeding aan Unitas ten behoeve van de ombudsfunctie re-integratie wordt met ingang van 1 januari 2011 beëindigd. 8. De vergoeding aan Belangenbehartiging WAO Nijmegen (BWN) ten behoeve van de dienstverlening WAO-ers wordt met ingang van 1 juli 2011 beëindigd. 9. De mutaties vanuit dit voorstel in de verwachte meerjarige inkomsten en uitgaven voor het programma Werk en Inkomen worden conform bovenstaande beslispunten verwerkt in een separate begrotingswijzing die u voor 1 januari 2011 ter vaststelling ontvangt. 10. Na besluitvorming over de beslispunten 3 tot en met 5 worden de wijzigingen in de reintegratieverordening verwerkt en ter vaststelling voorgelegd.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1
Inleiding
In ons coalitieakkoord Werken aan een duurzame toekomst kiezen we voor de modernisering van de gesubsidieerde arbeid en een andere uitvoering van het minimabeleid met het doel het programma Werk & Inkomen in de toekomst betaalbaar te houden. Als kader voor de ombuigingsvoorstellen hebben we de onderstaande ambitie geformuleerd onder het motto Iedereen erbij houden. Bij de ombuigingsvoorstellen beseffen wij ons ten zeerste dat de weg en de stappen om de ambities in de toekomst te kunnen realiseren voor de korte termijn zeer lastige en pijnlijke keuzes met zich mee brengt. De keuzes hebben wij vormgegeven in de ombuigingsvoorstellen voor het programma Werk & Inkomen. De ombuigingsvoorstellen worden u aangeboden, omdat er in het programma Werk & Inkomen een structureel begrotingstekort is geprognosticeerd van circa € 15,5 miljoen, bestaande uit € 3,5 miljoen bij Armoedebestrijding, € 9,0 miljoen bij Werk en € 3,0 miljoen bij Inkomen. De voorstellen bevatten richtingen voor de ombuiging van het huidige beleid, maar leveren nog niet de volledige, benodigde ombuiging van € 15,5 miljoen op in 1 2011 . Daarom wordt bij de Stadsbegroting 2011 voorgesteld om in 2011 de ongedekte lasten ten laste te brengen van het gemeentelijke saldo. We hebben het dan over een eenmalig bedrag, dat kan oplopen tot € 5,0 miljoen. De oorzaken van de tekorten binnen het programma kunnen we groeperen rondom drie punten: 1. Rijksbezuinigingen: bezuinigingen op de omvang van het Werkdeel, neerwaartse bijstelling van het macrobudget voor het Inkomensdeel, kortingen op het Gemeentefonds in verband met efficiencyverbeteringen als gevolg van de ketensamenwerking en overdracht taken die niet één op één vertaald kunnen worden naar de gemeentelijke uitvoering en wegvallen van (a-structurele) budgetten voor minimabeleid. 2. Economische crisis: meer mensen moeten beroep doen op bijstand en minimaregelingen. 3. Beter gebruik van regelingen: we bereiken meer mensen voor de minimaregelingen, we slagen steeds meer in ons doel niet-gebruik van (minima)regelingen tegen te gaan. Voor 2012 en volgende jaren houden we vast aan de afspraak, dat we het programma Werk & Inkomen als gesloten systeem beschouwen, waarbinnen mee- en tegenvallers worden opgevangen. Dat betekent dat we begin 2011 in beeld brengen op welke wijze we het wegvallen van de dekking voor het aanvullend beleid kunnen oplossen en hoe we de tekorten op het armoedebeleid kunnen opvangen. Mocht dan blijken dat een oplossing binnen het programma Werk & Inkomen niet mogelijk is, dan zullen we uw raad bij de perspectiefnota 2012 vragen een nieuwe afweging te maken binnen het totaal van de Stadsbegroting.
1
Als gevolg van de bijstelling van het budget Inkomensdeel rekenen we voor 2011 en verdere jaren niet langer meer op
een overschot op het Inkomensdeel, waardoor de dekking van aanvullend beleid op de terreinen inkomen, werk en vooral armoedebestrijding niet meer aanwezig is. Voor de leesbaarheid van het voorstel hebben we ervoor gekozen op deze problematiek in de paragraaf 5 Financiën in te gaan.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
4
Kader 1 Ambitie voor programma Werk & Inkomen onder het motto Iedereen erbij houden
Iedereen erbij houden Wij zijn ons bewust van onze brede verantwoordelijkheid op het gebied van re-integratie van werkzoekenden naar werk. Dit vanuit de visie dat werk een zeer belangrijk middel is voor mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Wij vinden dat mensen zekerheid, maatschappelijke participatie en persoonlijk welbevinden het best kunnen bereiken via betaald werk. Onze ambitie is om toe te werken naar één re-integratiestelsel, dat voor de werkzoekende stimulerend is en voor ondernemers en instellingen herkenbaar en ondersteunend is in het aannemen van de werkzoekende. Dit uitgangspunt is een direct voortvloeisel uit het coalitieakkoord: “In sociaal Nijmegen blijven we ondersteuning bieden aan de minder kansrijke mensen. Meer dan voorheen houden we daarbij voor iedereen het perspectief van zoveel mogelijk zelfredzaamheid voor ogen.” (uit: Werken aan een duurzame toekomst, pagina 7). Deze visie is niet alleen van toepassing op mensen met een Wwb-uitkering, maar ook op andere groepen die zich (nog) niet op de arbeidsmarkt begeven. Momenteel wordt de doelgroep waarvoor re-integratie-inspanningen worden ondernomen bepaald vanuit de verschillende regelingen en de daarbij behorende zorgplicht. Denk aan Wajong, Wet sociale werkvoorziening, ID, Wiw, bijstand, Wet investeren in jongeren et cetera. Bij de vormgeving van een hernieuwd reintegratiestelsel willen we toe naar het zo maximaal mogelijk opheffen van de verschillen tussen de regelingen en doelgroepen. Werkzoekenden in Nijmegen hebben recht op ondersteuning in hun weg naar werk, ongeacht hun uitkeringsbron. Ondersteuning die bestaat uit begeleiding en scholing. Daar waar de stap van een uitkering naar regulier werk nog te groot is kan deze tijdelijk ondersteund worden door een vergoeding die tegemoet komt in de kosten voor scholing, begeleiding en loonkosten (één regeling voor alle doelgroepen). Een tijdelijke subsidie, afgestemd op de afstand tot de arbeidsmarkt die de werkzoekende op dat moment (nog) heeft. Een belangrijk middel om het vinden van regulier werk te realiseren is het opdoen van werkervaring. Dat kan in onze visie bij werkcorporaties (leerwerkbedrijven) en bij instellingen en ondernemers in de stad. Zij zijn voor ons een belangrijke re-integratiepartner. Bij de vorming van het nieuwe re-integratiestelsel is de vraag in de markt dan ook onze leidraad. Vacatures nu en in de toekomst zijn het startpunt om de werkzoekende te re-integreren. Om dit stelsel efficiënt uit te kunnen voeren is bundeling van krachten van de huidige verschillende uitvoeringsorganisaties nodig, zoals Werk & Inkomen, Stichting Wijkwerk, SW Breed en het UWV Werkbedrijf. Onze ambitie is er op gericht deze samenwerking te stimuleren en te faciliteren. Om het stelsel betaalbaar te houden zal ‘werken met behoud van uitkering’ geïntroduceerd moeten worden. Dit past bij onze visie dat werk moet lonen. Huidige rechtspositieregelingen in de gesubsidieerde arbeid ontnemen mensen de prikkel om regulier werk te ambiëren. Ook dit uitgangspunt is in het coalitieakkoord benoemd. Wie een uitkering ontvangt, doet zijn best werk te vinden.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
5
Ondersteunend aan dit re-integratiestelsel voor werkzoekenden is ons beleid ten behoeve van de bestrijding van armoede. Onze dienstverlening gericht op het oplossen en voorkomen van schulden draagt bij aan het kunnen en willen aanvaarden van werk. Onze regelingen in het kader van het minimabeleid stimuleert mensen om deel te nemen aan de samenleving, naast het hebben van werk. Deelname aan activiteiten op school, sportactiviteiten en culturele evenementen maakt dat mensen persoonlijk welbevinden ervaren en de stappen naar het vinden van het regulier werk worden verkleind. De nu voorliggende voorstellen zijn vanuit deze ambitie geschreven. Om toe te werken naar een nieuw – betaalbaar – re-integratiestelsel met een zo’n groot mogelijk bereik onder werkzoekenden in de stad is het onvermijdelijk de huidige gesubsidieerde banen af te bouwen. Het instrument past onvoldoende in de nieuwe zienswijze op het terrein van re-integratie en zijn een te duur middel voor een te kleine groep burgers in onze stad. Het beleid rondom armoedebestrijding houden we voor een groot deel in stand, ondanks minder beschikbare middelen. Dit beleid ondersteunt immers onze ambitie om zoveel mogelijk mensen te laten participeren in de samenleving. Liefst door werk, daar waar dat maar ten dele of helemaal niet kan door middel van aanvulling op het lage inkomen.
1.1 Wettelijk- of beleidskader
Het wettelijk kader voor het programma Werk & Inkomen is de Wet werk en bijstand en aanverwante wetgeving zoals de Wet investeren in jongeren en de Wet Participatiebudget. Nadere lokale regelgeving is vastgelegd in verordeningen (zoals de re-integratieverordening voor de gesubsidieerde arbeid en de verordening langdurigheidtoeslag) en in beleidsplannen (zoals het Beleidsplan Minimabeleid 2009 – 2012 en het Re-integratiebeleidsplan 2004 – 2008). 1.2 Relatie met programma
Het ombuigingsvoorstel valt primair binnen het programma Werk & Inkomen. De effecten zullen echter het programma Werk & Inkomen overstijgen en andere programma’s zoals Zorg & Welzijn, Sport, Onderwijs, Cultuur en Milieu raken. Dit effect wordt voornamelijk veroorzaakt door de ombuigingen inzake de gesubsidieerde arbeid. Welke effecten zich precies voor gaan doen is lastig aan te geven. De meerwaarde van gesubsidieerde arbeid aan de doelen van de overige programma’s laat zich kwalitatief en kwantitatief niet makkelijk vertalen. 2
Doelstelling
De ombuigingen voor Werk & Inkomen moeten meerjarig leiden tot de gewenste accenten in het beleid onder het motto Iedereen erbij houden. Daarnaast dient het een perspectief te bieden op een financieel gezond programma. In het coalitieakkoord Werken aan een duurzame toekomst zijn richtingen opgenomen om de financiële druk te verlagen. Dit samen met de geschetste ambitie in kader 1 “Ambitie voor programma Werk & Inkomen onder het motto Iedereen erbij houden” heeft geleid tot ombuigingsvoorstellen. In onderstaande tabel staan de ombuigingen plus een toelichting
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
6
hierop. Tevens treft u verwijzingen aan waar u nadere informatie over de inhoud van de ombuiging kunt vinden. Tabel 1 Ombuigingen in het programma Werk en Inkomen: x € 1.000.000 * het betreft hier maatregelen die we aanvullend op de aangekondigde maatregelen in ons coalitieakkoord aan u voorleggen. Ombuiging
Toelichting
Instroombeperking
Besparingen
Besparing
in 2011
in 2012
€ 0,05
€ 0,1
€ 0,0
€ 0,1
€ 0,05
€ 0,2
€ 0,5
€ 0,5
Verwijzing
inkomen
bijstand BWN* Overdracht uitkeringsbeheer naar SVB Subtotaal Inkomen Taakstelling
De in het coalitieakkoord
uitvoering
aangekondigde efficiencytaakstelling op
Ombuigingsplan
de Directie Inwoners. Het gaat om de
minimabeleid
Zie nota
realisering van een efficiënte uitvoering van de regelingen t.b.v. armoedebestrijding. Kinderfonds
Het Sport-, Cultuur- en Schoolfonds
€ 0,1
€ 0,1
Zie nota
worden samengevoegd tot één
Ombuigingsplan
kinderfonds. De bijdragen per kind per
minimabeleid
jaar blijven gelijk (€ 450 plus ouderbijdrage). De besparing betreft efficiency. Sport- en
Het fonds vervangt de Geld-terug-
Cultuurfonds voor
regeling. De bijdrage van € 50,- wordt
Ombuigingsplan
volwassenen
overgemaakt naar sportclub of culturele
minimabeleid
€ 0,1
€ 0,2
Zie nota
instelling. De besparing betreft efficiency. Regeling chronisch
De bijdrage wordt omlaag bijgesteld
zieken,
met € 45,- naar € 120,- per huishouden
Ombuigingsplan
gehandicapten en
per jaar.
minimabeleid
€ 0,2
€ 0,2
Zie nota
ouderen Armoedebestrijding
Computerregeling*
We gaan terug naar de situatie van voor
€ 0,1
€ 0,2
Zie nota
2009: het gezin waarvan het oudste
Ombuigingsplan
kind naar het voortgezet onderwijs gaat
minimabeleid
kan een beroep doen op de bijzondere bijstand voor de aanschaf van een computer. De besparing betreft een kleine groep mensen die beroep kunnen doen op een computer.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
7
Ombuiging
Toelichting
Besparingen
Besparing
in 2011
in 2012
-€ 0,2
€ 0,2
2
Verwijzing
Langdurigheids-
De inkomensgrens wordt omhoog
toeslag*
gebracht naar 105 % van de
Zie nota Ombuigingsplan
bijstandsnorm, de toeslag per
minimabeleid
huishouden wordt met 15 % omlaag gebracht. Subsidies*
Subsidie aan formulierenbrigade
€ 0,1
€ 0,1
Zie nota
(€ 367.000) wordt verlaagd met
Ombuigingsplan
€ 50.000 in 2011 en € 100.000 in 2012
minimabeleid
evj.. Subsidie Unitas (€ 40.000) wordt beëindigd. Subsidie Voedselbank (€ 28.000) blijft. Subtotaal Armoede-
€ 0,9
1,2
bestrijding Afbouw ID/WIW
- subsidies vanaf 1 januari 2011
- € 2,8
3
€ 1,5
Zie nota
bevriezen op niveau van 2010
Ombuigingsplan
- subsidies per 1 oktober 2011 met 25
werk
% korten, per 1 juli 2012 met nog eens 25 % en per 1 januari 2013 volledig korten - niet verlengen tijdelijke ID-banen
Werk (re-integratie en participatie)
Participatiebanen
2
- subsidie vanaf 1 januari 2011
Zie nota
bevriezen op niveau van 2010
Ombuigingsplan
- het stoppen van de instroom van
werk
klanten in de banen en het niet verlengen van tijdelijke contracten vanaf 1 januari 2011 Werkervaringsbaan*
Werkervaringsbaan als re-integratie-
€ 5,7
€ 7,0
Zie nota
instrument beëindigen. Tijdelijke
Ombuigingsplan
contracten vanaf 1 januari 2011 niet
werk
meer verlengen en geen nieuwe instroom. Hiervoor in de plaats maken we werken met behoud van uitkering mogelijk.
Dit is een saldo-effect. De meerkosten door de verhoging van de inkomensgrens en de minderkosten door overdracht
naar bijzonder bijstand zijn beiden verdisconteerd. In 2010 is per saldo sprake van ene nadelig effect, structureel een voordelig effect. 3
De verwachte uitgaven aan gesubsidieerde arbeid in 2011 zijn hoger dan de verwachte uitgaven daaraan in 2010. Dit
wordt veroorzaakt doordat in de begroting 2010 gerekend is met een afname – conform raadsbesluit januari 2010 – van 10%. Dit uitstroompercentage is niet gehaald.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
8
Ombuiging
Brugbaansubsidie*
Toelichting
Besparingen
Besparing
in 2011
in 2012
Verwijzing
De tijdelijke loonkostensubsidie voor het
Zie nota
tweede jaar afschaffen.
Ombuigingsplan werk
Uitvoeringskosten re-
Gemeentelijke uitvoeringskosten
integratie*
verlagen door toegestane formatie aan
Ombuigingsplan
re-integratiespecialisten,
werk
€ 1,4
€ 1,6
Zie nota
accountmanagers, bemiddelaars en kinderopvangmakelaars te maximeren op totaal 74,63 (was: 89,82 fte direct personeel). Programmakosten re-
Budget voor inkoop ondersteunende
Zie nota
integratie*
producten verlagen naar € 1,5 (was
Ombuigingsplan
€ 2,0). Verder de programmakosten
werk
verlagen als gevolg van de beëindiging van de Nijmeegse aanpak wachtlijsten Wet sociale werkvoorziening.
3
Subtotaal Werk
€ 4,3
€ 10,1
Totale ombuiging
€ 5,25
€ 11,5
Argumenten
Beslispunten 1 tot en met 2 Armoedebestrijding We kiezen ervoor om het tekort op het onderdeel Armoedebestrijding in 2011 niet volledig om te buigen. Wij maken ons al jaren sterk voor huishoudens met een laag inkomen om hen optimale kansen te geven maatschappelijk te participeren. Dit blijven we handhaven. De ombuigingsvoorstellen bevatten met name efficiencymaatregelen. Beslispunt 3 tot en met 5 We willen toe naar één re-integratiestelsel dat toegankelijk en stimulerend is voor werkzoekenden én werkgevers. De ondersteuning bestaat uit een combinatie van een bonus, scholing, begeleiding en werkervaring opdoen, met behoud van uitkering. De mate c.q. hoogte van ondersteuning en vergoedingen en de accenten hierbinnen zal afhangen van de afstand tot de arbeidsmarkt die de werkzoekende op dat moment (nog) heeft. We willen toe naar de verstrekking van een tijdelijke vergoeding ten behoeve van een werkzoekende voor een tegemoetkoming in de scholings-, begeleidings- en loonkosten. De ombuigingen die we voorstellen treffen dan ook vooral voorzieningen die niet tot nauwelijks aansluiten bij deze systematiek. Dit gaat op voor de huidige ID-banen, Wiw-banen en Werkervaringsbanen. Bij de ID-banen en Wiw-banen is verder het geval dat deze voorzieningen ook niet tot nauwelijks aansluiten bij het beleid om mensen doelgericht toe te leiden naar regulier werk. Meer informatie over de afbouw van de gesubsidieerde arbeid en de gevolgen hiervan voor de stad staat in de bijgevoegde nota Ombuigingsplan Werk.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
9
In de lijn van onze ambitie toe te gaan naar een nieuw re-integratiestelsel zouden we naast de ID-banen, Wiw-banen en werkervaringsbanen, ook de participatiebanen moeten beëindigen. We kiezen bij de participatiebanen wél voor een volledige instroomstop, maar participanten die een dienstverband hebben voor onbepaalde tijd worden in de bezuinigingsvoorstellen ontzien. Hierbij hebben we zwaar laten meewegen dat het hier in het bijzonder gaat om een kwetsbare groep mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Gezien de beperkte omvang van de groep participanten (circa 65 personen met een contract voor onbepaalde tijd) past deze voorziening binnen de financiële kaders. Beslispunt 6 De re-integratiedienstverlening, gekoppeld aan de uitvoering van gesubsidieerde arbeid en re-integratietrajecten vermindert analoog aan de ombuigingen voorgesteld in de beslispunten 3 tot en met 5. We verlagen het aantal fte’s in de re-integratiedienstverlening van 89,92 fte naar 74,63 fte en verkorten de loopduur van de trajecten. Daarbij wordt de dienstverlening aan jongeren tot 27 jaar ontzien. Redenen hiervoor zijn dat de investeringen in jongeren niet moet worden verminderd, vooral om te voorkomen dat mensen op jonge leeftijd bijstandsafhankelijk worden en blijven. De dienstverlening voor de bijzondere groepen Antillianen en Marokkanen (voornamelijk) wordt tevens ontzien omdat hiervoor de kaders zijn bepaald in het programma Integratie en Emancipatie. De werkloosheid onder deze groepen is (relatief) hoger dan onder de autochtone bevolking en dit is dan ook de rechtvaardiging voor extra inzet en het ontzien van deze groepen in de ombuigingsvoorstellen. Beslispunt 7 De ombudsfunctie re-integratie is een wens uit het coalitieakkoord van het vorige college. De vergoeding naar Unitas is voor de jaren 2006 tot en met 2009 vanuit dit akkoord beschikbaar gesteld. Wij stellen voor de subsidie aan Unitas stop te zetten omdat wij de meerwaarde van de dienstverlening naar de toekomst toe niet zien. Deze dienstverleninjg is gestoeld op de oude re-integratievisie en past niet in het nieuwe stelsel. Daarnaast wijzen we erop dat een vorm van deze dienstverlening is georganiseerd op het Werkplein (vanuit het UWV Werkbedrijf). Voor een zorgvuldige termijn van beëindiging is ervoor gekozen het jaar 2010 nog te vergoeden naar Unitas. Voor de jaren 2011 en verder zijn hiervoor geen middelen meer gereserveerd. Beslispunt 8 Belangenbehartiging WAO Nijmegen voert de opdracht uit om mensen te ondersteunen bij het indienen van bezwaren tegen hun afschatting in het kader van de WAO/WIA. De aanname hierbij is dat zij door hun dienstverlening voorkomen dat mensen in de bijstand stromen. Nu we kritisch de onttrekkingen moeten beoordelen, stellen we een afbouw van de opdracht voor. In 2011 stellen we maximaal € 50.000,- beschikbaar en in 2012 wordt de opdracht volledig beëindigd. Beslispunt 9 De mutaties vanuit dit voorstel in de verwachte meerjarige inkomsten en uitgaven voor het programma Werk en Inkomen worden conform bovenstaande beslispunten verwerkt in een
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
10
separate begrotingswijzing die u voor 1 januari 2011 ter vaststelling ontvangt. De uitwerking van dit punt staat beschreven in de financiële paragraaf van dit voorstel.
4
Risico’s
Rondom de ontwikkelingen van het Inkomensdeel kunnen we een aantal risico’s benoemen. Bij de invoering van de huidige financieringssystematiek is de keuze gemaakt de reserve Inkomensdeel als risicobuffer in te zetten om fluctuaties in de uitkeringsverstrekkingen op te vangen. De gewenste omvang van de risicobuffer is indertijd vastgesteld op 10% van het budget Inkomensdeel. Dit komt op basis van het budget in 2010 neer op circa € 7,3 miljoen. Ultimo 2010 is de reserve (na besluitvorming) nihil en zal de reserve gevuld moeten worden voordat deze weer als risicobuffer kan fungeren. Hieronder benoemen we de risico’s ten aanzien van de ontwikkelingen van (de reserve van) het Inkomensdeel: Tabel 2: Risico’s Inkomensdeel Risico
Toelichting
Omvang van het budget
Het definitieve budget voor 2010 is bekend en is toereikend om de
Inkomensdeel
uitkeringslasten te dekken. In 2010 verwachten we iets lager uit te komen dan het landelijke gemiddelde, desondanks levert dit ons niet tot nauwelijks een positief resultaat op, op het Inkomensdeel. Ook voor de komende jaren gaan we er van uit dat het budget ‘slechts’ toereikend is voor dekking van de uitkeringslasten. Het bestuursakkoord heeft een looptijd tot en met 2011. Het is onzeker of de afspraken over de verdeling van het macrobudget Inkomensdeel op eenzelfde wijze wordt voortgezet.
Omvang bijstandsvolume
Een blijvende onzekerheid is de ontwikkeling van het bijstandsvolume in de stad én de ontwikkeling hiervan ten opzichte van de landelijke ontwikkeling. We blijven op het volume sturen door maximale inspanningen binnen de financiële kaders te leveren qua handhaving en re-integratie.
Gemiddelde uitkeringslast
De hoogte van de gemiddelde uitkering hangt onder andere af van de verdeling over de verschillende huishoudtypes: een gezin ontvangt een hogere uitkering dan een alleenstaande. Ook het aantal bijstandsgerechtigden met inkomsten uit parttime werk en de hoogte van de terugontvangsten op vorderingen bepalen de hoogte. Gebleken is dat de gemiddelde jaaruitkering fluctueert. Een klein verschil in de gemiddelde uitkering kan grote gevolgen hebben voor de totale uitgaven aan uitkeringen.
Waardering bijstandsdebiteuren
In tijden van economische crisis wordt het risico op de oninbaarheid van de bijstandsdebiteuren groter. De waardering van deze vorderingen is met die reden actueel. Momenteel wordt onderzocht of de huidige nettostand van € 8,5 miljoen nog een reële waardering is. Een eventuele aanpassing heeft invloed op het programmaresultaat en de stand van de reserve Inkomensdeel.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
11
Ten aanzien van de ombuigingen armoedebestrijding is het risico aanwezig dat we de taakstelling of ombuiging niet volledig realiseren. Dit zit zowel op de programma- als uitvoeringskosten. Tabel 3: Risico’s Armoedebestrijding Risico
Toelichting
Raming aantal aanvragen
Op basis van voorgaande jaren hebben we een reële schatting van het gebruik van regelingen. Voor nieuwe regelingen zoals het Kinderfonds en het sport- en cultuurfonds voor volwassenen is het gebruik in 2011 lastiger in te schatten. Tevens hebben we te maken met een afbouw van regelingen zoals de geld-terug-regeling, de computerregeling en het schoolfonds. Doordat inwoners geïnformeerd worden over de afloop van deze regeling, kan het aantal aanvragen toenemen onder het motto ‘niet geschoten is zeker mis’. We beschouwen 2011 als overgangsjaar en kunnen de meerjarige uitgaven m.i.v. 2012 realistischer ramen.
Open einde karakter regelingen
Wanneer de omvang en het bereik van de doelgroep en/of het gebruik van de regelingen groter blijkt te zijn dan verwacht, leidt dit tot hogere kosten. Dit komt doordat alle regelingen binnen het minimabeleid een open einde karakter hebben. Als gevolg hiervan moeten we bij een groter aantal toegekende aanvragen dan begroot, deze in het kader van rechtsgelijkheid ook verstrekken. Het risico van overbesteding willen we minimaliseren. Dit doen we door het aantal aanvragen en verstrekkingen periodiek te monitoren. Uw raad wordt bij grote afwijkingen via de vooren najaarsmarap geïnformeerd.
Uitvoeringskosten
Het is de verwachting dat de maatregelen effect hebben en de taakstelling van € 0,5 miljoen in 2011 wordt gerealiseerd door de Directie Inwoners. Het risico van frictiekosten is aanwezig.
Tot slot omvatten de ombuigingen op het terrein van Werk ook een risico. Tabel 4: Risico’s Werk Risico
Toelichting
Uitvoeringskosten
De uitvoeringsorganisatie kan de huidige formatie aframen zonder frictiekosten. Na aframing bestaat de formatie uitsluitend uit vast personeel: verdere ombuigingen leiden wel tot frictiekosten.
Omvang Budget
In het concept-regeerakkoord is een bezuiniging op de reintegratiebudgetten van het UWV Werkbedrijf en gemeenten aangekondigd van € 190 miljoen. Wat het effect hiervan is voor het Nijmeegse Werkdeel is nog niet bekend.
5
Financiën
Het programma Werk & Inkomen kent drie producten waarop financiële druk bestaat: - De financiële druk op het Inkomensdeel neemt vanaf 2011 toe. Oorzaken zijn de neerwaartse bijstelling van het macrobudget vanaf 2010 en het huidige
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
12
-
-
onttrekkingenniveau van circa € 3,0 miljoen. De reserve Inkomensdeel is nihil en biedt dus niet langer een risicobuffer voor het opvangen van fluctuaties in de uitkeringslasten en aanvullend beleid. De financiële druk op Armoedebestrijding is hoog als gevolg van het wegvallen van eenmalige rijksmiddelen en een verhoogd beroep op deze regelingen mede als gevolg van de economische crisis. Het financiële structurele tekort – na ombuigingen - is geraamd op € 2,3 miljoen. De reserve Inkomensdeel biedt geen dekking voor deze structurele lasten. De financiële druk op het Werkdeel blijft in 2011 onverminderd hoog. Oorzaken zijn rijksbezuinigingen en een hoog uitgavenpatroon. Het exploitatietekort van circa € 9,0 miljoen kan niet meer opgevangen worden door de Overheidsbijdrage met een meerjarig bestedingsdoel (hierna: OMBD) Werkdeel.
Tijdens de coalitieonderhandelingen heeft het begrotingstekort van circa € 12,5 miljoen binnen het programma Werk en Inkomen centraal gestaan. Om deze tekorten terug te dringen heeft de coalitie een aantal ombuigingsrichtingen opgenomen in haar akkoord. Dit begrotingstekort is door een negatieve bijstelling van het voorlopige budget Inkomensdeel gegroeid naar € 15,5 miljoen. Voorgesteld wordt om in 2011 beleidsombuigingen te realiseren die een financieel effect hebben van circa € 5,3 miljoen. Om het restanttekort in 2011 van circa € 10,2 miljoen te dekken zetten we € 4,9 miljoen re-integratiemiddelen, € 0,3 incidentele rijksmiddelen en € 5,0 miljoen algemene middelen in. Voor 2012 en volgende jaren houden we vast aan de afspraak, dat we het programma Werk & Inkomen als gesloten systeem beschouwen, waarbinnen mee- en tegenvallers worden opgevangen. Dat betekent dat we begin 2011 in beeld brengen op welke wijze we het wegvallen van de dekking voor het aanvullend beleid kunnen oplossen en hoe we de tekorten op het armoedebeleid kunnen opvangen. Mocht dan blijken dat een oplossing binnen het programma Werk & Inkomen niet mogelijk is, dan zullen we uw Raad bij de Perspectiefnota 2012 vragen een nieuwe afweging te maken binnen het totaal van de Stadsbegroting. Product Inkomen (Inkomensdeel Wwb en reserve Inkomensdeel Wwb) Als gevolg van de neerwaartse bijstelling van het macrobudget Inkomensdeel door het Rijk is de ontwikkeling van de reserve Inkomensdeel voor de gemeente Nijmegen uiterst somber. Het verwachte tekort op de reserve Inkomensdeel bedraagt circa € 5,0 miljoen en brengen we in 2011 ten laste van het gemeentelijke saldo. We hanteren daarbij de techniek dat lasten gedekt worden uit het Inkomensdeel en het Werkdeel. Indien de budgetten ontoereikend zijn verrekenen we tekorten bij de reserve Inkomensdeel en de OMBD Werkdeel. Indien de reserves ook ontoereikend zijn, zullen we aan de raad voorstellen om het resterende tekort te dekken uit de algemene middelen.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
13
Tabel 5 Ontwikkelingen (reserve) Inkomensdeel 2011 tot en met 2014 (inclusief ombuigingsvoorstellen) Ontvangsten (Budgetten)
2011
2012
2013
2014
Gebundelde uitkering WWB, IAOW, IAOZ en BBZ
73,2
0,0
0,0
0,0
Totaal beschikbaar budget
73,2
0,0
0,0
0,0
73,2
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
1,0
1,1
1,1
1,1
4
0,2
0,2
0,2
Lokaal Beleid: Extra formatie handhaving en beperking instroom
0,6
0,6
0,6
0,6
Lokaal Beleid: PPN 08 Daling uitk.bestand
0,6
0,6
0,6
0,6
Onttrekkingen Financiering Wwb en andere uitkeringen Overige onttrekkingen Rijk: Korting op het gemeentefonds ivm ketensamenwerking Rijk: korting op het gf uitvoeringskosten SVB voor de Wwb 65+*
Lokaal Beleid: extra formatie Schuldhulpverlening (PPN 2009) Lokaal Beleid: BWN beperking instroom * 5
Lokaal Beleid: dekking armoedebestrijding *
0,2
0,5
0,5
0,5
0,5
0,05
0,0
0,0
0,0 2,0
2,3
1,9
2,0
5,05
4,7
4,8
4,9
Mutatie lopend jaar: overschot (+) / tekort (-)
-5,05
-4,7
-4,8
-4,9
Stand Reserve Wwb inkomensdeel per 31/12
-5,05
-4,7
-9,5
-14,4
5,05
-
-
-
Totaal overige onttrekkingen
Dekking tekorten uit algemene middelen/Perspectiefnota 2012
Hieronder geven we een toelichting op de overige onttrekkingen in 2011: -
-
-
-
Rijk: korting gemeentefonds in verband met de ketensamenwerking: Het Rijk heeft vanaf 2009 een korting op het gemeentefonds ingeboekt vanuit de gedachte dat er efficiency behaald kan worden in de ketensamenwerking UWV Werkbedrijf en Werk & Inkomen. Rijk: korting op het gemeentefonds in verband met de overdracht taken naar Sociale Verzekeringsbank: Sinds 2010 voert de SVB de aanvullende bijstand voor 65-plussers uit. De korting op het gemeentefonds is in 2011 € 254.000 en wordt jaarlijks geïndexeerd (in 2012 bedraagt de korting € 287.000). De werkelijke uitvoeringskosten die we besparen door de overdracht van de taken (namelijk € 135.800 in 2011) worden vanaf 2012 in mindering gebracht op de onttrekking aan het Inkomensdeel als gevolg van de korting op het gemeentefonds. Dit kan niet eerder in verband met frictiekosten. Lokaal beleid: Onttrekking extra formatie handhaving en besparing instroom: De afgelopen jaren zijn middelen aan het Inkomensdeel onttrokken ten behoeve van intensivering van het handhavingsbeleid. Er worden ook middelen ingezet om intensieve onderzoeken te doen naar mogelijk recht op voorliggende voorzieningen bij het zittend bijstandsbestand én bij de instroom. Lokaal beleid: daling uitkeringbestand en ontvangsten debiteuren (PPN 2008): Bij de besluitvorming van de Perspectiefnota 2008 is een bezuiniging op de uitvoeringskosten
4
Deze wordt gedekt uit werkcorporatiemiddelen
5
Inclusief het consolidatieverschil GBB.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
14
-
van de afdeling Werk & Inkomen als gevolg van het (toen) dalende bestand ingevoerd. Al bij de besluitvorming is besloten dit te onttrekken aan het Inkomensdeel. Lokaal beleid: extra formatie SHV (PPN 2009); De afgelopen jaren zijn middelen aan het Inkomensdeel onttrokken ten behoeve van intensivering van het beleid Schuldhulpverlening. Lokaal beleid: BWN beperking instroom; In 2011 stellen we maximaal € 50.000,beschikbaar en in 2012 wordt de opdracht volledig beëindigd.
Product Armoedebestrijding De ombuigingen binnen het minimabeleid zijn voor de periode 2011 t/m 2014 financieel vertaald. Hieronder treft u de totale kosten en dekkingsbronnen per jaar aan. Tabel 6: Begroting Armoedebestrijding 2011 tot en met 2014 2011
2012
2013
2014
Begroting
€ 7,3
€ 7,3
€ 7,3
€ 7,3
Uitgaven
€ 9,6
€ 9,2
€ 9,3
€ 9,3
Geprognosticeerd resultaat (- = tekort)
- € 2,3
-€ 1,9
-€ 2,0
-€ 2,1
Onttrekking Inkomensdeel
€ 2,3 € 1,9
€ 2,0
€ 2,1
€0
€0
€0
Primair: Oplossing binnen programma W&I (Secundair: Heroverweging bij perspectiefnota 2012) Totaal
€0
Met de ombuigingsmaatregelen minimabeleid en de dekking van incidentele rijksmiddelen voor schuldhulpverlening brengen we het begrotingstekort in 2011 terug van € 3,5 miljoen naar € 2,3 miljoen. Dit tekort dekken we uit het budget Inkomensdeel. Hiervoor hebben we al laten zien dat deze reserve door deze onttrekking en overige onttrekkingen negatief loopt. In de Stadsbegroting hebben we daarom al voorgesteld middelen uit de Saldireserve te reserveren om de negatieve stand in de reserve Inkomensdeel op te vangen. Product Werk (budget Werkdeel en OMBD Werkdeel Wwb) Na de ombuigingen zoals verwoord in onderhavig voorstel en in de bijgevoegde nota Ombuigingsplan Werk ziet de ontwikkeling van het Werkdeel in de periode 2010 tot en met 2014 er als volgt uit:
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
15
Tabel 7 : Ontwikkeling Werkdeel periode 2010 – 2014 (inclusief ombuigingen)
Wwb Werkdeel (in mln. euro) Ontvangsten (Budget werkdeel)
Prognose
Prognose
Prognose
Prognose
Prognose
2010
2011
2012
2013
2014
29,0
26,9
25,4
ntb
ntb
Bestedingen Trajecten
7,6
6,0
5,8
5,8
5,8
Werkervaring
10,8
5,5
4,4
3,3
3,3
Participatie
19,1
6
13,5
2,5
2,5
Faciliteiten
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
Totaal bestedingen
38,9
32,7
25,2
13,1
13,1
Minus inleenvergoedingen Totaal verwachte onttrekking
1,8 37,1
1,2 31,6
0,9 24,3
0,0 13,0
0,0 13,1
8,7
0,6
0,0
7
-4,7
1,1
ntb
ntb
0,6
-4,1
1,1
ntb
ntb
Toevoeging werkcorporatiemiddelen
-
1,5
-
-
-
Toevoeging reparatiebudget
-
2,6
-
-
-
Stand OMBD per 01/01 Mutatie lopend jaar: Stand OMBD Wwb werkdeel per 31/12
-8,1
19,8
In 2011 is er een tekort van € 4,1 miljoen op het Werkdeel. Dit tekort vangen we binnen het programma op door € 1,5 miljoen te dekken uit de werkcorporatiemiddelen en € 2,6 uit de eenmalig beschikbare middelen voor werk en re-integratie 8 . Vanaf 2012 is er dan sprake van een overschot op het Werkdeel. Dit wordt ingezet voor de re-integratie en werkcorporaties. In 2011 resteert van de werkcorporatiemiddelen en voor de reparatie als gevolg van de afbouw van de gesubsidieerde arbeid een bedrag van € 5,55 miljoen. In 2012 verwachten we weer enige ruimte in het re-integratiebudget te hebben om eventuele reparatiekosten als gevolg van de afbouw van gesubsidieerde arbeid op te vangen. Wel dienen deze kosten dan te passen binnen het geldende wettelijke verantwoordingskader van de Wwb. Ook moet rekening gehouden worden dat in de bovenstaande tabel de al aangekondigde rijksbezuiniging op het re-integratiebudget nog niet is verwerkt.
6
De verwachte uitgaven aan gesubsidieerde arbeid in 2011 zijn hoger dan de verwachte uitgaven daaraan in 2010. Dit
wordt veroorzaakt doordat in de begroting van 2010 gerekend is met een afname van 10 % (bovenop de natuurlijke uitstroom). Dit uitstroompercentage is niet gehaald. 7 8
Door afrondingen kunnen optellingen in de tabellen niet kloppen. Dit betreft een onttrekking aan het Inkomensdeel in 2009 ten behoeve van het Werkdeel, oorspronkelijk van 9,8 miljoen.
In 2009/2010 is daar het tekort van € 2,1 miljoen voor minimabeleid door gedekt, € 0,5 miljoen voor decemberuitkering 2009 en € 0,3 miljoen voor motie buitensteedse Wiw-ers, zodat momenteel nog € 6,9 miljoen hiervan resteert.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
16
Samenvattend: Tabel 8: Samenvatting begroting Werk en Inkomen 2011 Besparing
Aanvulling
2011
2011
2011
€ 3,0
€ 0,05
€ 2,7
Inkomen
Tekort
€ 0,25
Bron Algemene Middelen
Uit de € 3,0 miljoen werkcorporatie
Armoede
Subtotaal Inkomen
Subtotaal Armoede
€ 3,0
€ 0,05
€ 2,95
€ 3,5
€ 0,9
€ 2,3
Algemene middelen
€ 0,3
Incidentele rijksmiddelen
€ 3,5
€ 0,9
€ 2,6
€ 9,0
€ 4,3
€ 2,6
Uit de € 6,9 reintegratiemiddelen
Werk
€ 1,5
Uit de € 3,0 werkcorporatiemiddelen
€ 0,6 Subtotaal Werk
€ 9,0
€ 4,3
€ 4,7
Totalen
€ 15,5
€ 5,25
€ 10,25
OMBD Werkdeel
Dekkingsbronnen 2011
Middelen
Algemene
€ 5,0
Re-integratiemiddelen
Bijdrage € 6,9 re-integratiemiddelen
€ 2,6
Resteert € 4,3 voor 2011
Bijdrage OMBD Werkdeel
€ 0,6
Resteert € 0,0 voor 2011
Bijdrage Werkcorporatie
€ 1,75
Resteert € 1,25 voor 2011
middelen
Rijks-
€ 0,3
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
17
6
Communicatie
Het ombuigingsplan Minimabeleid is schriftelijk voorgelegd aan het Klantgroepenoverleg, Platform Gehandicapten Nijmegen en de Seniorenraad Nijmegen. De reactie van de adviesorganen wordt schriftelijk aan het college gezonden. Het ombuigingsplan Werk is op 7 oktober besproken met het Klantgroepenoverleg en de OR- Uitzicht. Tevens heeft de Stichting Wijkwerk het plan ontvangen voor een reactie. De reacties worden separaat aan het college gezonden. De wijzigingen van ons beleid worden aan onze inwoners als volgt bekendgemaakt: - met een advertentie in de Brug, - de nieuwsbrief Inkomensondersteuning voor intermediairs, - de nieuwsbrief Werk & Inkomen voor klanten, - aanpassing van ons voorzieningenboekje ‘Wegwijzer Zorg en Inkomen’, en - via de formulierenbrigade. - Brieven naar instellingen en werknemers van gesubsidieerde arbeid. 7
Uitvoering en evaluatie
Na besluitvorming zullen we u ter vaststelling de begrotingswijziging 2011 en 2012, de bijgestelde re-integratieverordening en de verordening langdurigheidstoeslag voorleggen. Dit zal nog in 2010 gebeuren. In het eerste kwartaal 2011 ontvangt u ter vaststelling het integrale re-integratiebeleidsplan dat gericht is op de invoering van het totale toekomstbestendige reintegratiestelsel. Hieraan gekoppeld zullen ook de voorstellen voor de oprichtingen van werkcorporaties aan u worden voorgelegd. Implementatie en evaluatie Het nieuwe beleid moet zijn vertaling krijgen in de uitvoering. Daartoe zal na vaststelling van deze ombuigingsplannen een (ambtelijk) implementatieplan worden opgesteld. We evalueren het nieuwe beleid in 2012, waarbij we de evaluatie onderdeel laten zijn van het nieuwe beleidsplan minimabeleid en re-integratiebeleid. We evalueren dan in ieder geval het gebruik van de (vernieuwde) regelingen, uitvoeringswijze en gevolgen van de besluitvorming.
College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester,
De Gemeentesecretaris,
mr. Th.C. de Graaf
drs. B. van der Ploeg
Bijlagen: 1. Nota Ombuigingsplan Minimabeleid 2011 en verdere jaren 2. Nota Ombuigingsplan Werk 2011 en verdere jaren 3. Brieven aan betrokkenen gesubsidieerde arbeid 4. Persbericht
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
18
Toelichting bepaling macrobudget Inkomensdeel en het bestuursakkoord Ten behoeve van de uitgaven binnen het product Inkomen is het Inkomensdeel beschikbaar. Sinds de invoering van de Wwb wordt het landelijk macrobudget voor de uitkeringslasten verdeeld via objectieve verdeelcriteria. In het onderstaande kader lichten we de bepaling van het macrobudget toe en de werking van het bestuursakkoord in 2007. Nijmegen dekt uit het Inkomensdeel de uitkeringslasten en aanvullend beleid op de producten Inkomen, Werk en Armoedebestrijding. In de reserve Inkomensdeel zijn de overschotten van de afgelopen jaren toegevoegd met als doel fluctuaties in uitkeringslasten en aanvullend beleid op te kunnen vangen. Kader 2 Bepaling van het macrobudget en het bestuursakkoord 2007 Bepaling van het macrobudget Het rijk bepaalt het macrobudget op grond van middellange termijnramingen van het Centraal Planbureau, bijstandsvolume, werkloosheid, conjunctuur en rijksbeleid. De budgetten Inkomensdeel worden elk jaar op drie momenten bepaald. 1. In december 2009 is het voorlopige budget 2010 bekend gemaakt. Dit voorlopige budget is gebaseerd op de septemberraming 2009 van het Centraal Planbureau. 2. In juli 2010 vindt een bijstelling plaats, het zogenoemde nader voorlopige budget 2010. Dit is gebaseerd op de ramingen in het Centraal Economisch Plan van maart 2010. Hierin worden de verwachtingen geschetst van onder andere werkgelegenheid en werkloosheid. 3. In september/oktober 2010 wordt bezien of het macrobudget 2010 aangepast moet worden op basis van nieuwe inzichten in de effecten van de conjunctuur, rijksbeleid of de ontwikkeling van de lonen en prijzen. Dit zal zijn gebaseerd op de Macro Economische Verkenning. Dit is het definitieve budget. Bestuursakkoord 2007 In 2007 heeft het rijk met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) een bestuursakkoord afgesloten. De looptijd van het akkoord is tot en met 2011. In het akkoord zijn afspraken gemaakt over meerjarige macrobudgetten. De omvang van het macrobudget wordt niet bijgesteld voor realisaties en conjuncturele ontwikkelingen. Alleen wanneer de conjunctuurraming van het Centraal Planbureau buiten een bepaalde bandbreedte afwijkt, wordt het macrobudget tussentijds gecorrigeerd. Deze bandbreedte is landelijk vastgesteld op 12.500 uitkeringen. Binnen de bandbreedte zijn de voor- en nadelen van dalingen dan wel stijgingen voor de gemeenten. Als gevolg van de economische crisis is het macrobudget vanaf 2009 omhoog bijgesteld.
Problematiek In oktober 2010 heeft het rijk het definitieve budget Inkomensdeel bekend gemaakt. Het budget voor Nijmegen is ten opzichte van het voorlopige budget 2010 met 8,5 % neerwaarts bijgesteld. Dit betekent een neerwaartse aanpassing van het budget met € 6,8 miljoen. Door de negatieve bijstelling van het Inkomensdeel én het huidige onttrekkingenniveau (uitkeringslasten en dekking aanvullend beleid) eindigt ultimo 2010 de reserve Inkomensdeel met een tekort van naar verwachting € 1,5 miljoen en is het meerjarig perspectief uiterst somber. De relatief forse bijstelling van het Rijk is opgebouwd uit drie delen: 1. Ten eerste valt de werkloosheid minder hoog uit dan bij het opstellen van de budgetten voor 2010 werd verwacht. Dit maakt dat gemeenten € 102 miljoen minder krijgen.
RVS ombuigingen 2011 evj
Voorstel aan de Raad
Vervolgvel
19
2. Daarnaast hebben Rijk en gemeenten in 2007 afgesproken dat gemeenten een ‘eigen risico’ hebben van 12.500 uitkeringen. Als in een jaar zoveel meer uitkeringen worden verstrekt dan van tevoren verwacht, dan komen die uitkeringen voor rekening van de gemeenten. Dat komt overeen met een bedrag van € 170 miljoen. 3. Tenslotte heeft het rijk een aanvullende korting van landelijk € 176,7 miljoen doorgevoerd. Gemeenten hebben in het bestuursakkoord van 2007 toegezegd het aantal uitkeringen met 30.000 terug te brengen ten opzichte van het aantal in 2007. De eerste paar jaar is inderdaad de daling ingezet, maar dit jaar is het aantal uitkeringen als gevolg van de crisis juist flink gestegen. Het ministerie vindt dat de uitkeringen die eigenlijk bespaard zouden worden ook door gemeenten moeten worden betaald. De Vereniging van Nederlandse gemeenten (hierna: VNG) is ten aanzien van de bijstelling van het budget in gesprek met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Ten aanzien van het derde punt is de VNG het niet eens met de redenering van het ministerie. De VNG beschouwt de 30.000 als een inspanningsverplichting en niet als een taakstelling. Het ministerie heeft op Prinsjesdag bekend gemaakt dat het definitieve budget Inkomendeel over 2010 landelijk met € 90,0 miljoen omhoog wordt bijgesteld. Dit is een saldo van een aanvullende verlaging door positievere CPB Ramingen van de werkloosheid van - € 13 miljoen en een bijstelling van de effecten rijksbeleid (m.n. een correctie inschatting effecten Wet investering jongeren) van € 103 miljoen. De effecten voor het Nijmeegse Inkomensdeel zijn 6 oktober 2010 bekend gemaakt.
RVS ombuigingen 2011 evj
GEMEENTE
ijmegen M^mUGSPLkM IW
.A / \ fA^ ^=^P
^.'/} ff\. r
J I
V ] \ / T i [qi fY, r^"' p ^ fe [ /A^ f"i fe ^^ f
^1
OMBUIGINGSPLAN MINIMABELEID 2011 EN VERDERE JAREN
OMBUIGINGSPLAN MINIMABELEID 2011 EN VERDERE JAREN
Directie Inwoners 13 oktober 2010
Inhoudsopgave 1. Inleiding...................................................................................................................................... 2 Leeswijzer.................................................................................................................................. 2 2. Waar staan we?........................................................................................................................ 3 2.1 Beleidskaders ..................................................................................................................... 3 2.2 Financiële kaders............................................................................................................... 5 2.3 Wegvallen aanvullende dekkingsmiddelen .................................................................... 6 2.4 Conclusie............................................................................................................................. 7 3. Waar willen we naar toe?....................................................................................................... 8 3.1 Coalitieakkoord................................................................................................................... 8 3.2 Hoe gaan we dit bereiken?............................................................................................... 9 3.3 Invloeden op bereiken doelstelling ................................................................................ 13 4. Ombuigingsplan..................................................................................................................... 15 4.1 Financieel kader............................................................................................................... 15 4.2 Oplossen begrotingstekort.............................................................................................. 16 5. Wat betekent dit voor onze inwoners? ............................................................................ 18 Bijlage 1 Ontwikkeling minimabeleid bij ongewijzigd beleid.......................................... 21 Bijlage 2 Gebruikscijfers minimabeleid .............................................................................. 22 Bijlage 3 Jaarschijf minimabeleid 2011................................................................................ 23 Bijlage 4 Jaarschijven minimabeleid 2012 t/m 2014 ......................................................... 24
1
1. Inleiding Nijmegen kent een breed palet van regelingen ter bestrijding van armoede. Voor alle typen huishouden – van alleenstaande tot (groot) gezin – is er een regeling waarvan men gebruik kan maken. Vanuit sommige regelingen ontvangt men een bedrag, maar er zijn ook regelingen waarbij de verstrekking in natura plaatsvindt. Er is de afgelopen jaren veel in het beleid geïnvesteerd. Niet alleen met uitbreiding van regelingen, maar ook in het terugdringen van het niet-gebruik. Dit alles was mogelijk door de aanwezigheid van voldoende financiële middelen. Er was sprake van een structureel begrotingstekort op het minimabeleid, maar jaarlijks kon de begroting sluitend worden gemaakt door aanvulling met extra middelen vanuit het Rijk of vanuit het Inkomensdeel Wet werk en bijstand (hierna Inkomensdeel). Voor 2011 is er bij 1 de uitvoering van het ongewijzigde minimabeleid een begrotingstekort van € 3,2 miljoen . Dit begrotingstekort van € 3,2 miljoen heeft centraal gestaan tijdens de coalitieonderhandelingen. In het coalitieakkoord zijn ombuigingsrichtingen opgenomen om dit tekort te beperken. Omdat deze richtingen onvoldoende soelaas boden om het gehele tekort terug te dringen is tevens in het akkoord opgenomen dat het restant tekort gedekt zou worden uit de overschotten op het Inkomensdeel. Inmiddels staan we voor de opdracht de begroting sluitend te maken zonder de extra middelen uit het Inkomensdeel. Door een negatieve bijstelling van het Inkomensdeel is dit budget structureel geen vangnet meer voor een bijdrage in de tekorten binnen 2 minimabeleid. Deze ontwikkelingen staan nog los van de mogelijke (structurele) bezuinigingen die door een nieuw kabinet doorgevoerd zullen gaan worden. De opdracht de juiste maatregelen te nemen om de begroting structureel sluitend te maken staat centraal in deze notitie. Het bevat de ombuigingsvoorstellen, zoals verwoord in het coalitieakkoord, als ook mogelijke financiële oplossingsrichtingen om het restant tekort te dekken. We richten ons hierbij primair op 2011, zodat we volgend jaar al aan de slag kunnen.
Leeswijzer De notitie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 staat de huidige situatie centraal. Het hoofdstuk geeft antwoord op vragen als ‘Wat zijn de huidige beleidsmatige kaders?’, ‘Wat is het huidige financiële kader van het minimabeleid?’ en ‘Wat is er in 2011 en verdere jaren anders dan in voorgaande jaren?’. In hoofdstuk 3 staat het (nabije) toekomstbeeld van ons minimabeleid centraal door aan te geven waar we naar toe willen. Daarbij geven ook aan welke maatregelen noodzakelijk zijn om dit toekomstbeeld te bereiken. In hoofdstuk 4 wordt het ombuigingsplan financieel vertaald en geven we de dekking aan. Ten slotte toont hoofdstuk 5 wat deze maatregelen in de praktijk voor verschillende huishoudtypen betekent.
1
Het totale tekort op het product armoedebestrijding bedraagt in 2011 € 3,5 miljoen en bestaat uit twee elementen, namelijk € 3,2 miljoen tekort op minimabeleid en een tekort van € 0,3 miljoen bij schuldhulpverlening. Dit laatste tekort wordt gedekt via astructurele rijksmiddelen. 2 De gemeenteraad is hierover schriftelijk geïnformeerd. Zie raadsinformatiebrief ‘Bijstelling gebundelde uitkering’ (registratienummer L110/10.0023881)
2
2. Waar staan we? (vervolg)
2. Waar staan we? 2.1 Beleidskaders Wettelijk kader en beleidsvrijheid Het minimabeleid bestaat uit wettelijke en gemeentelijke regelingen. De wettelijke regelingen zijn landelijk uniform, al is er sprake van beperkte beleidsvrijheid. Dit geldt bijvoorbeeld voor de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. In de strikt wettelijke regelingen kunnen we nauwelijks focus aanbrengen. We kunnen ze wel succesvol uitvoeren, door ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk Nijmegenaren die recht hebben op de regeling, er ook gebruik van maken. Daarnaast zijn er gemeentelijke minimaregelingen, die extra zijn t.o.v. de wettelijke regelingen. We mogen zelf bepalen of we dergelijke regelingen invoeren, voor wie, welk bedrag we verstrekken e.d., zolang we binnen de grenzen van onze wettelijke mogelijkheden blijven. Die grenzen zijn: - We mogen geen inkomenspolitiek voeren als gemeente; - We mogen alleen geld verstrekken voor werkelijk te maken noodzakelijke kosten; - We mogen alleen categoriale verstrekkingen doen aan schoolgaande kinderen sociaal-culturele, sportieve en educatieve activiteiten, in de vorm van een collectieve ziektekostenverzekering, kwijtschelding van gemeentelijke heffingen of een bijdrage in de meerkosten als gevolg van de leefsituatie van chronisch zieken, gehandicapten en ouderen (art. 35 Wet werk en bijstand). De geld terugregeling, het school-, sport- en cultuurfonds en de Collectieve Aanvullende Zorgverzekering (CAZ) zijn voorbeelden van gemeentelijke regelingen. De bijzondere bijstand neemt in dit overzicht een tussenpositie in. Het recht op bijzondere bijstand is bij wet vastgelegd in de Wet werk en bijstand (Wwb), maar gemeenten hebben beleidsvrijheid in het bepalen van de kosten waarvoor ze bijzondere bijstand verstrekken, de hoogte van de bijstand, draagkracht en de vorm (lening of gift). Door jurisprudentie zijn wel grenzen ontstaan aan die beleidsvrijheid. Gemeentelijk beleidskader De beleidskaders voor het huidige minimabeleid binnen Nijmegen zijn: - het beleidsplan Minimabeleid 2009-2012 - het bestedingsplan minimabeleid 2010 - de verordening Langdurigheidstoeslag, en - de beleidsregels maatschappelijke participatie en bijzondere bijstand. Beleidsplan Minimabeleid 2009-2012 Met het vaststellen van het Beleidsplan Minimabeleid 2009-2012 in december 2008 is een meerjarige richting van het minimabeleid gekozen. Als doelstelling heeft dit plan om het minimabeleid zodanig vorm te geven dat zij die (nog) niet kunnen werken, in staat te stellen mee te doen. Daarbij hebben we de keuze gemaakt voor drie prioritaire doelgroepen: - gezinnen met kinderen, - chronisch zieken en gehandicapten, en - ouderen (65+). Door dit beleid is een beweging gemaakt van een generieke inkomensondersteuning naar een meer doelgerichte ondersteuning ter bevordering van participatie in de samenleving.
3
2. Waar staan we? (vervolg)
Dit beleidsplan is vastgesteld in een periode waarin armoedebestrijding hoog op de landelijke politieke agenda is gekomen. Waar Nijmegen zich al jaren sterk maakte voor huishoudens met een laag inkomen, kwam er ook vanuit het Rijk een impuls. Dit bracht astructureel extra financiële middelen met zich mee. Door aanvullende extra middelen uit het Inkomensdeel in te zetten, hebben we de ambities ten behoeve van armoedebestrijding vorm kunnen geven. In tabel 1 is het huidige beleid weergeven. Hierbij is aangegeven wat wettelijk verplicht is, en welke regelingen gemeentelijk zijn. De tabel toont ook binnen welk programma de regeling wordt uitgevoerd. Tabel 1: overzicht huidig minimabeleid onderverdeeld naar type en programma
Regeling Bijzonder bijstand (GBB)
Doelstelling Inwoners financiële ondersteuning bieden wanneer zij de noodzakelijke kosten in bijzondere omstandigheden op alle levensgebieden niet kunnen betalen uit een andere uitkering of regeling of uit inkomen en vermogen.
Type Landelijk (enige beleidsvrijheid)
Progr. W&I
2.
Langdurigheidstoeslag (LDT)
Een tegemoetkoming voor diegenen die langdurig een inkomen op bijstandsniveau hebben en door het ontbreken van arbeidsmarktperspectief geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.
Landelijk (enige beleidsvrijheid)
W&I
3.
Collectieve aanvullende zorgverzekering (CAZ)
Voor inwoners vanaf 18 jaar de mogelijkheid bieden goed verzekerd te zijn voor medische kosten die niet uit de basisverzekering vergoed worden.
Gemeentelijk
W&I
4.
Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
Een tegemoetkoming voor huishoudens waarin meerkosten worden gemaakt als gevolg van de leefsituatie.
Gemeentelijk
W&I
5.
Kortingsregeling Gemeentelijke Kredietbank (GKB)
Regeling waarbij huishoudens met een laag inkomen tegen ‘normale’ rente een lening kunnen afsluiten. GKB ontvangt compensatie voor renteverlies van 4%.
Gemeentelijk
W&I
6.
Computerregeling
We verstrekken een computer aan huishoudens met schoolgaande kinderen in de leeftijd van 6-18 jr. De computer is bedoeld als hulpmiddel bij educatieve doeleinden.
Gemeentelijk
W&I
7.
Schoolfonds
Bieden van een tegemoetkoming voor deelname aan sociale, sportieve of educatieve activiteiten in schoolverband.
Gemeentelijk
W&I
8.
Sport- en cultuurfonds
Bieden van volledige of gedeeltelijke tegemoetkoming in contributie, cursusgeld, materialen t.b.v. sport- en/of cultuurdeelname.
Gemeentelijk
W&I
9.
Geld-terug-regeling
mensen met een minimum inkomen stimuleren deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer via sociaalculturele of sportieve activiteiten. De tegemoetkoming is bedoeld voor activiteiten op het gebied van kunst en cultuur, scholing, sport of recreatie.
Gemeentelijk
W&I
10.
Kortingsregeling museum
Bieden van mogelijkheid tot culturele participatie in de vorm van gereduceerde toegangsprijs voor museum Het Valkhof.
Gemeentelijk
W&I
1.
4
2. Waar staan we? (vervolg)
Regeling Rekening houden met gezinsgrootte bij toepassen inkomensgrenzen minimabeleid
Doelstelling Door uitvoering van raadsinitiatiefvoorstel ‘Hoe meer zielen, hoe meer kosten’ hebben huishoudens met meer dan 1 kind ook bij een hogere inkomensgrens recht op een regeling.
Type Gemeentelijk
Progr. W&I
12.
Subsidies
Gemeentelijk
W&I
13.
Kwijtschelding gemeentelijke belastingen en heffingen
Wij verlenen subsidies aan projecten of instellingen die voor het minimabeleid aanvullende diensten verlenen. In 2010 betrof dit subsidies aan: Voedselbank (huisvestingskosten) Formulierenbrigade (project) Unitas (steunpunt minimabeleid) Verlagen van de gemeentelijke lasten voor inwoners met een laag inkomen
Landelijk (zeer beperkte beleidsvrijheid)
Middelen
14.
Compensatie groene huisvuilzak
Verlagen van de gemeentelijke lasten voor inwoners met een laag inkomen
Gemeentelijk
Middelen
11.
2.2 Financiële kaders Voor de uitvoering van het minimabeleid binnen het programma Werk & Inkomen, zijn in 2011 twee dekkingsbronnen beschikbaar. Het betreft: - Rijksmiddelen (via gemeentefonds) - Gemeentelijke middelen Rijksmiddelen Via het gemeentefonds stelt het Rijk structureel middelen beschikbaar voor de uitvoering van de wettelijke taken ten behoeve van armoedebestrijding. Dit betreft een budget in het kader van de Bijzondere Bijstand en de Langdurigheidstoeslag. Dit budget wordt verwerkt in de stadsbegroting. Dit budget is overigens niet kostendekkend. Bijvoorbeeld in het geval van de Langdurigheidstoeslag ontvangen we via het gemeentefonds € 0,73 miljoen terwijl we € 1,3 miljoen uitgeven. Gemeentelijke middelen De gemeentelijke middelen vormen voor de uitvoering van het minimabeleid een voorname dekkingsbron. Zowel regelingen in het kader van bijzondere bijstand als maatschappelijke participatie worden (aanvullend) met gemeentelijke middelen gedekt, bijvoorbeeld bij de uitvoering van de Langdurigheidstoeslag. Tabel 1 geeft ook aan dat we veel gemeentelijke regelingen kennen. Hier staat geen budget vanuit het Rijk tegenover. Het structurele budget voor het minimabeleid is in de stadsbegroting opgenomen binnen het deelproduct Armoedebestrijding. Bij de inzet van gemeentelijke middelen geldt wel een beperking als gevolg van de gesloten financieringssystematiek van het programma Werk en Inkomen. Dit betekent dat mee- en tegenvallers binnen de begroting van het eigen programma moeten worden verwerkt. Het begrotingstekort van het minimabeleid is in het verleden dan ook binnen het programma Werk & Inkomen opgevangen. Daarbij konden we een beroep doen op de overschotten op het Inkomensdeel.
5
2. Waar staan we? (vervolg)
Begrotingstekort minimabeleid 2011 Voor 2011 en verdere jaren is voor het gehele minimabeleid structureel € 7,3 miljoen beschikbaar. Zetten we het huidige minimabeleid in zijn volle omvang ongewijzigd voort, dan is hiervoor in 2011 € 10,5 miljoen nodig. Dit betekent een begrotingstekort van € 3,2 miljoen. Houden we rekening met een toename van het gebruik van de regelingen door de jaren heen, dan stijgt het begrotingstekort in 2013 naar € 3,8 miljoen. In tabel 2 is het begrotingstekort meerjarig weergeven. Tabel 2: meerjarig overzicht minimabeleid bij ongewijzigd beleid (bedragen * € 1,0 miljoen)
Deelproduct Maatschappelijke participatie Bijzondere Bijstand Totaal programmakosten
2011 begroting 0,7 5,6 6,2
Uitvoeringskosten maatschappelijke participatie Uitvoeringskosten bijzondere bijstand Totaal uitvoeringskosten
0,1 1,0 1,1
Totaal
7,3 3,2-
kosten 1,3 7,2 8,5
2012 begroting 0,7 5,6 6,2
0,2 1,7 2,0
0,1 1,0 1,1
10,5
7,3 3,4-
kosten 1,3 7,4 8,7 0,3 1,8 2,0 10,7
2013 begroting 0,7 5,5 6,2 0,1 1,0 1,1 7,2 3,8-
kosten 1,3 7,6 8,9
2014 begroting 0,7 5,5 6,2
0,3 1,8 2,1 11,0
kosten 1,3 7,6 8,9
0,1 1,0 1,1 7,2 3,8-
Het ontstaan van het begrotingstekort is geen verrassing. Sinds 2008 geven we structureel meer uit dan er aan middelen voor het minimabeleid begroot zijn. De begroting is jaarlijks sluitend gemaakt door onttrekking aan het Inkomensdeel en astructurele middelen vanuit het Rijk. Voor 2011 zijn deze aanvullende dekkingsbronnen niet meer inzetbaar.
2.3 Wegvallen aanvullende dekkingsmiddelen De afgelopen jaren hebben we gebruik kunnen maken van twee belangrijke extra financieringsbronnen: - Middelen Aboutaleb - Inkomensdeel Deze zijn echter niet meer inzetbaar ten behoeve van het minimabeleid. Wegvallen astructurele middelen Aboutaleb Begin 2008 heeft de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in totaal € 40 miljoen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van armoede onder kinderen. Voor Nijmegen betekende dit over 2008 en 2009 een extra astructurele financiële ruimte van in totaal € 1,2 miljoen. Met dit astructurele budget is vorm gegeven 3 aan een aantal structurele regelingen. Met het wegvallen van deze dekking, is er jaarlijks sprake van een financieringstekort van € 0,6 miljoen.
3
Voor bestuurlijke nota’s zie: ‘Voorstellen Armoedebestrijding 2008’ (250/2008), amendement ‘Kinderen hebben voorrang’ Beleidsplan Minimabeleid 2009-2012 met bestedingsplan Minimabeleid 2009’ (240/2008).
6
0,3 1,8 2,1 11,0
2. Waar staan we? (vervolg)
Wegvallen dekking Inkomensdeel Door een neerwaartse bijstelling van het Inkomensdeel, zijn er geen overschotten op dit budget te verwachten de komende jaren. De achtergrond, oorzaak en aanvullende gevolgen van deze neerwaartse bijstelling worden verder toegelicht in het raadsvoorstel ‘Ombuigingen Werk & Inkomen’. Uitgaande van de huidige prognoses betekent dit voor het minimabeleid dat voor de periode 2011 t/m 2014 er geen beroep kan worden gedaan op het Inkomensdeel.
2.4 Conclusie In een periode waarin het financieel mogelijk was, hebben we ons minimabeleid uitgebreid. We worden nu echter geconfronteerd met een periode waarin deze financiële ruimte er niet meer is. We zullen dus niet alleen een pas op de plaats moeten maken, maar gezien de bredere financiële druk binnen het programma Werk & Inkomen keuzes moeten maken. Het volgende hoofdstuk schetst de (nabije) toekomst van ons minimabeleid, gevolgd door het hoofdstuk met de maatregelen die op zeer korte termijn nodig zijn om daar te komen.
7
3. Waar willen we naar toe? In Nijmegen vinden wij het belangrijk dat iedereen mee kan doen. Onze regelingen gericht op aanvulling van het inkomen (minimabeleid) stimuleert mensen om deel te nemen aan de samenleving, naast het hebben van werk. Wij willen hen die het nodig hebben de mogelijkheid bieden om mee te doen aan verschillende activiteiten. Deelname aan activiteiten op school, sportactiviteiten en culturele evenementen maakt dat mensen persoonlijk welbevinden ervaren en de stappen naar het vinden van het regulier werk worden verkleind. Om dit mogelijk te maken, kennen we naast generieke inkomensondersteunende regelingen als bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag juist ook regelingen die specifiek maatschappelijke participatie mogelijk maken. We richten ons daarbij op doelgroepen die hun omstandigheden niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden: (gezinnen met) kinderen, chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Het begrotingstekort op het minimabeleid willen we terugdringen, maar niet ten koste van alles. We willen voorkomen dat in tijden waarin bezuinigingen voor iedereen effecten zal hebben, huishoudens met een laag inkomen (te) hard worden getroffen. Om die reden richten we ons op de uitvoering van het coalitieakkoord. In de volgende paragraaf staan we stil bij de maatregelen uit het coalitieakkoord. In paragraaf 3.2 schetsen we de wijze waarop deze maatregelen in ons beleid vertaald zullen gaan worden. Ten slotte beschrijven we in paragraaf 3.3 de ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op het bereiken van het eindresultaat.
3.1 Coalitieakkoord Met het vaststellen van het coalitieakkoord ‘Werken aan een duurzame toekomst’ heeft de coalitie de richting aangegeven langs welke lijnen Nijmegen zich tot 2014 zal ontwikkelen. Ook ten aanzien van het sociale beleid zijn de piketpalen opnieuw uitgezet. Het coalitieakkoord is helder in de opdracht: a. realiseren van een structurele taakstelling van € 0,5 miljoen op de uitvoeringskosten door scherper te sturen op de uitvoeringskosten en het vereenvoudigen van de controle; b. afschaffen van de Geld-terug-regeling; c. combineren van school-, sport- en cultuurfonds tot een kinderfonds; d. verlagen van de bijdrage i.h.k.v. de regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, en e. het creëren van een sport- en cultuurfonds voor volwassenen. f. Tevens onderzoeken we de mogelijkheid van een stadspas. Als gevolg van de uitvoering van het coalitieakkoord, maar ook de uitvoeringspraktijk, treffen we nog drie aanvullende maatregelen. Deze maatregelen betreffen: g. het aanpassen van de computerregeling, h. aanpassing van de langdurigheidstoeslag, i. aanpassing hoogte van subsidies. De uitvoering van het coalitieakkoord betekent tegelijkertijd dat we een aantal zaken ongewijzigd houden. Dit betreft: j. Individuele verstrekkingen bijzondere bijstand k. Collectieve aanvullende zorgverzekering Bij besluitvorming van dit plan voor 1 januari 2011 zijn we in staat om de aanpassingen in 2011 te realiseren. De doorrekening van het coalitieakkoord volgt in hoofdstuk 4. Daaruit zal ook blijken of en welke aanvullende middelen noodzakelijk zijn om de begroting voor het minimabeleid in 2011 en verdere jaren te beperken of sluitend te krijgen. In de volgende paragraaf laten we zien hoe we de maatregelen in de uitvoering zullen vertalen.
8
3. Waar willen we naar toe? (vervolg)
3.2 Hoe gaan we dit bereiken? Het coalitieakkoord leidt tot een wezenlijke verandering binnen ons minimabeleid. We zullen per maatregel uit het coalitieakkoord toelichten op welke wijze het punt gerealiseerd zal worden. De letter bij ieder kopje correspondeert met de opsomming van de maatregelen uit het coalitieakkoord in paragraaf 3.1. A. Structurele taakstelling Onze uitvoeringsorganisatie – de afdeling Zorg & Inkomen – heeft de afgelopen jaren moeten investeren om alle uitbreidingen van het minimabeleid uit te kunnen voeren. Daarbij is voortdurend gestuurd op een efficiënte uitvoering van regelingen. Inmiddels is de afdeling actief aan de slag met het verminderen van administratieve lasten. De afdeling Zorg & Inkomen neemt twee maatregelen om de taakstelling van € 0,5 miljoen per 2011 te realiseren. Dit betreft: - het beperken van de bewijslast, - het verleggen van het zwaartepunt van de controle van voor in het aanvraagproces naar achteren. In de financiële doorrekening van het ombuigingsplan wordt al per 2011 rekening gehouden met een volledige realisatie van de taakstelling. Dit is echter wel afhankelijk van twee elementen: 1. Besluitvorming per begin november 2010 noodzakelijk. De uitvoeringsorganisatie kan dan tijdig maatregelen nemen om de nieuwe werkwijze te implementeren. Daarbij hoort ook het vaststellen van wijzigingen in beleidsregels en verordeningen. Deze wijzigingen zullen zo spoedig mogelijk ter besluitvorming aan het daartoe bevoegde orgaan worden voorgelegd. 2. In 2011 kan er door wijziging van het beleid en afloop van contracten nog sprake zijn van frictiekosten. Deze zijn voor 2011 niet meegerekend. Het realiseren van de taakstelling betekent niet zondermeer dat er geen extra uitvoeringskosten moeten worden geraamd. De vaste formatie voor de uitvoering van het minimabeleid is te klein om het gewijzigde beleid uit te kunnen voeren. We zullen structureel rekening moeten houden met extra te financieren uitvoeringskosten. Structureel ligt dit op een niveau van ongeveer € 0,3 miljoen. B. en E. Afschaffen Geld-terug-regeling en creëren van sport- en cultuurfonds voor volwassenen De Geld terug regeling is in zijn huidige vorm een regeling waarop zowel volwassen als kinderen een beroep kunnen doen. Na het ondernemen van een maatschappelijke activiteit, kan men via deze regeling € 50 per persoon per jaar terug vragen. Deze regeling buigen we om naar een sport- en cultuurfonds voor volwassenen. Volwassenen kunnen dan bij het aantonen van betaalde contributie aan een sportclub of cursus bij culturele instelling € 50 retour ontvangen. We zullen bij de ontwikkeling van deze regeling ook kijken naar mogelijkheden om de middelen direct naar de sportclub of culturele instelling over te maken. Daarbij zoeken we ook samenwerking met St. Leergeld of andere partners. De Geld-terug-regeling wordt per 1 januari 2011 beëindigd. Aanvragen over 2010 kunnen tot 1 april 2011 worden ingediend. We verwachten de uitvoering van het sport- en cultuurfonds voor volwassenen per mei 2011 te hebben ingericht. C. Kinderfonds In de huidige constructie kennen we voor kinderen een schoolfonds, een sportfonds en een cultuurfonds. Het schoolfonds wordt uitgevoerd door de gemeente waarbij we een bijdrage aan het huishouden per kind verstrekken. Het sport- en cultuurfonds worden uitgevoerd door respectievelijk St. Jeugdsportfonds en St. Leergeld. De bijdrage uit deze fondsen gaat rechtstreeks naar de sport- of hobbyclub, of culturele instelling. 9
3. Waar willen we naar toe? (vervolg)
Het nieuwe Kinderfonds zal bestaan uit een combinatie van deze regelingen, waarbij we de uitvoering bij St. Leergeld en St. Jeugdsportfonds neerleggen. Het Kinderfonds bestaat dan uit drie bijdragen, namelijk een bijdrage voor: 1. sport; 2. cultuur, en 3. school, de zogenaamde ouderbijdrage. De bijdragen worden direct naar de sport- of hobbyclub, of school overgemaakt. Zo komt het bedrag direct ten goede aan het kind. De uitvoering vindt plaats onder coördinatie van St. Leergeld. Zij werkt hierbij samen met het Jeugdsportfonds. Het Kinderfonds is in deze vorm efficiënter omdat: - De bijdragen direct het kind ten goede komen, en - er één uitvoerder is met één aanvraagmoment, wat duidelijker is voor de ouders. Om het Kinderfonds betaalbaar en uitvoerbaar te houden, zijn er t.o.v. de huidige regelingen wel enkele aanpassingen: De bijdrage voor schoolkosten wordt door St. Leergeld gekoppeld aan de werkelijke kosten van de ‘vrijwillige ouderbijdrage’. Daarbij hanteren we maximaal € 50 voor het basisonderwijs en € 100 voor het voortgezet onderwijs. Het landelijk gemiddelde van de ouderbijdrage ligt op € 35 voor het basisonderwijs en € 85 voor het voortgezet 4 onderwijs. In tabel 3 zijn de wijzigingen kort weergeven: Tabel 3: wijzigingen Kinderfonds t.o.v. huidig beleid Huidig beleid Bijdrage Uitvoering door
In 2011 Kinderfonds met: sportbijdrage
Bijdrage
Uitvoering door
€ 225 per kind per jaar
St. Jeugdsportfonds / St. Leergeld
Sportfonds
€ 225 per kind per jaar
St. Jeugdsportfonds / St. Leergeld
Cultuurfonds
€ 225 per kind per jaar
St. Leergeld
cultuurbijdrage
€ 225 per kind per jaar
St. Leergeld
Schoolfonds
€ 50 / €100 per kind per jaar
Gemeente
ouderbijdrage
Daadwerkelijke kosten ouderbijdrage met maximum van € 50 / € 100 per kind per jaar
St. Leergeld
St. Leergeld en het Jeugdsportfonds ontvangen per januari 2011 de nieuwe beschikking voor de sport- en cultuurbijdragen met de nieuwe uitgangspunten. Per augustus komt hier voor St. Leergeld het budget voor de ouderbijdrage bij. Tot augustus 2011 rond de gemeente het oude schoolfonds af. D. Verlagen bijdrage chronisch zieken, gehandicapten en ouderen We verlagen de bijdrage van de regeling in 2011 van € 165 naar € 120. We hebben de hoogte van de bijdrage in het verleden gekoppeld aan de hoogte van het eigen risico van de zorgverzekering. We houden oog voor de hoogte van het eigen risico in de zorg, maar willen ook rekening houden met bijdragen vanuit de rijksoverheid. De rijksoverheid biedt via het Centraal Administratiekantoor (CAK) namelijk ook een compensatie van het eigen risico. Deze is in 2010 op € 54 gesteld. Veel inwoners die van de gemeentelijke regeling gebruik maken, zullen ook recht hebben op de rijksbijdrage. Veel rechthebbenden zullen automatisch door het CAK worden aangeschreven. Wij zullen inwoners hierop attenderen, maar ook wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheid zich bij het CAK te melden.
4
‘De ouderbijdrage: verplicht vrijwillig’, informatiebrochure, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 10
3. Waar willen we naar toe? (vervolg)
F. Onderzoek mogelijkheid stadspas In het najaar van 2010 en voorjaar 2011 zullen we een onderzoek starten naar de mogelijkheden van een stadspas. Daarbij houden we rekening met de ervaringen met de Nijmegenpas in het verleden, maar kijken we vooral nieuwe ontwikkelingen en toepassingsmogelijkheden van een stadspas. Over de resultaten van dit onderzoek zal uw raad worden geïnformeerd. Uit een eerste verkenning, waarbij ook een werkbezoek is afgelegd aan de gemeente Arnhem, brengt een stadspas zeker in het beginstadium extra kosten met zich mee. G. Computerregeling Door het Kinderfonds op de huidige wijze vorm te geven en onder te brengen bij St. Leergeld, past de uitvoering van de computerregeling qua uitvoeringstechniek niet goed meer in het Kinderfonds. Omdat we het belangrijk vinden dat kinderen ook thuis gebruik kunnen maken van een computer voor, zetten we de computerregeling op een andere wijze voort. In zijn huidige uitvoeringsvorm - sinds 2009 - heeft ieder huishouden met kinderen op het basis- of voortgezet onderwijs eens in de 5 jaar recht op een computer. Per 2011 brengen we de regeling weer in overeenstemming met de situatie van vóór 2009. Dit betekent dat we de regeling wijzigen door deze over te hevelen vanuit het regiem van maatschappelijke participatie naar bijzondere bijstand. Daarbij stellen we via beleidsregels vast dat een huishouden recht heeft op een computer wanneer het oudste kind naar (de brugklas van) het voortgezet onderwijs gaat. Dit betekent dat het huishouden eenmaal een computer krijgt. De prognose is dat het aantal verstrekkingen per 2011 daalt van 425 per jaar nu naar 280. De wijziging vindt plaats per augustus 2011, aangezien we in de uitvoering van de huidige computerregeling rekening hebben te houden met de uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Nijmegen en de leverancier. We zullen onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de wijziging van de regeling vorm te geven. Zo kunnen we een geldbedrag verstrekken of een computer in natura. In het laatste geval onderzoeken we ook de mogelijkheid om de regeling binnen de huidige samenwerking met de leverancier te kunnen voortzetten. H. Langdurigheidstoeslag (LDT) Naar aanleiding van een uitspraak van de rechter verhogen we de inkomensgrens van 100% naar 105% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. In januari 2009 is de verordening LDT vastgesteld. Daarbij hebben we de inkomensgrens op 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bepaald. Door een verhoging van de uitkering van rijkswege is in 2010 geconstateerd dat Wao-ers en Wajongers net buiten de inkomensgrens van de regeling vallen. Voor de decentralisatie van de regeling naar gemeenten, hadden deze doelgroepen ook recht op de LDT. De rechter heeft bepaald dat we deze doelgroepen niet mogen uitsluiten. Omdat de regeling juist voor hen bedoeld is die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen, willen we dit repareren. We schatten in dat door deze maatregel zo’n 500 inwoners extra recht op deze regeling zullen hebben. Dit betekent een uitzetting van programma- en uitvoeringskosten met € 0,2 miljoen. Om dit structureel te bekostigen, verlagen we de bijdrage met 15%. In tabel 6 is het effect hiervan weergeven, waarbij we ook een vergelijking maken met andere gemeenten. In 2011 betekent dit voor alle nieuwe gevallen dat zij de nieuwe bijdrage ontvangen. De inwoners die in 2010 de LDT hebben ontvangen, zullen in 2011 nog de oude, hogere bijdrage ontvangen en per 2012 de lagere bijdrage ontvangen. We zullen de wijzigingsverordening voor 31 december 2010 aan de raad ter vaststelling voorleggen.
11
3. Waar willen we naar toe? (vervolg)
Tabel 6: Effecten maatregel Langdurigheidstoeslag en vergelijking met andere gemeenten
Gemeente Nijmegen Arnhem Tilburg Groningen Utrecht
bijdrage per huishoudtype (huidige bijdrage à 100% / bijdrage minus 15%) Alleenstaand 1-ouder Samenwonend/ gehuwd € 355 / € 305 € 460 / € 395 € 510 / € 435 € 355 € 507 € 507 € 360 € 460 € 510 € 354 € 453 € 504 € 363 € 466 € 518
Inkomensgrens
Tijdsgrens
100% --> 105% 105% 120% 100% 110%
5 jaar 3 jaar 5 jaar 5 jaar 3 jaar
De tabel toont dat bij een verlaging van de bijdrage met 15% we t.o.v. de getoonde gemeenten een lagere bijdrage gaan verstrekken. De ontwikkelingen op dit punt staan echter niet stil. De gemeente Breda 5 staat namelijk op het punt de bijdrage van de LDT per 1 januari 2011 te halveren. Doelstelling is tweeërlei. In de eerste plaats om het overige minimabeleid ten behoeve van kinderen te kunnen blijven uitvoeren. Ten tweede wil men door de versobering meer nadruk leggen op activeren in plaats van ondersteunen. De alleenstaande die nu € 350 ontvangt, zal € 150 per jaar ontvangen. Gehuwden en alleenstaande ouders zien de bijdrage van € 500 naar € 250 gaan. Ook gaat de gemeente er extra op letten dat mensen die werk of een goed salaris in het vooruitzicht hebben, de toeslag niet meer ontvangen. De concept verordening ligt eind november ter besluitvorming voor bij de gemeenteraad van Breda. 6 I. Subsidies In 2011 verstrekken we subsidies aan het project Formulierenbrigade en de Voedselbank. We verlagen de subsidie aan de Formulierenbrigade en verstrekken geen subsidie meer aan Unitas voor het steunpunt minimabeleid. Formulierenbrigade De Formulierenbrigade is een belangrijk project met aanvullende waarde binnen ons minimabeleid. Hoewel de brigade zeker van belang is voor het terugdringen van het nietgebruik van gemeentelijke regelingen ter bestrijding van armoede, is de opbrengst voor rijksregelingen hoger. Juist omdat de zorg- huur- en kindertoeslag een sterke aanvullende werking op het inkomen hebben, is het een belangrijk instrument om de financiën van een huishouden op orde te brengen. Daarbij zien wij duidelijke verbanden met het op orde houden van de administratie en schuldhulpverlening. Het Inter-lokaal is reeds actief aan de slag met het creëren van een werkcorporatie. Hier zou de formulierenbrigade een belangrijk onderdeel van kunnen worden. We gaan hierover in gesprek met Het Inter-lokaal, waarbij we zeker een efficiency- en kostenbesparende slag verwachten. Deze kostenbesparing is op dit moment nog niet helder. In verband met een verlaging van het begrotingstekort verlagen we de subsidie voor 2011 wel met € 50.000. Voor 2012 sturen we op een efficiënte uitvoering (via de werkcorporatie) en verlagen we de subsidie met € 100.000. Dit kan invloed hebben op het aanbod van dienstverlening. Voedselbank De Voedselbank bestaat ook in Nijmegen alweer een paar jaar. Het beroep op de Voedselbank blijft bestaan. Om te voorkomen dat deze voorziening niet meer kan worden aangeboden, blijven we de Voedselbank ondersteunen in de huisvestingskosten. De subsidieaanvraag gaat uit van € 29.150 in 2011 oplopend naar € 32.000 in 2014 als gevolg van indexering huur.
5
Inwoneraantal: 171.916 (incl. kinderen en studenten). Aantal inwoners met inkomen onder 120% van de bijstandsnorm: 9.434. Aantal inwoners met recht op LDT in Breda: 2.200. Coalitie van VVD, CDA, D66 en GroenLinks. 6 www.bredavandaag.nl, d.d. 22-09-2010 12
3. Waar willen we naar toe? (vervolg)
Unitas In 2010 hebben we subsidie verleend aan Unitas in het kader van het Steunpunt Minimabeleid. We hebben daarbij aangegeven dat de werkzaamheden van het Steunpunt Minimabeleid zeer veel overeenkomsten tonen met de werkzaamheden van de Formulierenbrigade. Vanwege deze overeenkomsten, verstrekken we in 2011 geen subsidie meer aan Unitas ten behoeve van de uitvoering van het Steunpunt Minimabeleid. J. Individuele bijzondere bijstand We houden de individuele bijzondere bijstand in stand. De computerregeling wordt toegevoegd aan de goederen die vanuit de individuele bijzondere bijstand worden verstrekt. We vinden het belangrijk dat we kinderen blijven ondersteunen in hun ontwikkeling op school. Daarom verstrekken we computers vanuit de bijzondere bijstand aan huishoudens waarvan het oudste kind naar het voortgezet onderwijs gaat. Dit was de wijze waarop we de regeling ook voor 2009 uitvoerden. K. Collectieve zorgverzekering (CAZ) We houden de voorziening van een collectieve zorgverzekering en de extra gemeentelijke bijdrage van € 6,50 per verzekerde per maand in stand. Wij vinden de CAZ om twee redenen van belang. In de eerste plaats is een goede gezondheid voor iedereen van belang. Een goede zorgverzekering is daarbij een belangrijke ondersteuning. Niet alleen voor volwassenen, maar ook voor kinderen. Onze CAZ is een uitgebreide verzekering, zowel in de dekking van het pakket, maar ook in het aanbod van verzekeraars (CZ, VGZ en Menzis). Met de korting van de collectiviteit en de gemeentelijke bijdrage van € 78 per verzekerde per jaar, loopt het voordeel per 7 deelnemer op tot € 220 t.o.v. een zorgverzekering buiten de CAZ. In de tweede plaats is de CAZ een belangrijke voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand. Jaarlijks geven we nog € 0,35 miljoen aan bijzondere bijstand voor medische kosten uit. Dit zou het dubbele zijn wanneer er geen CAZ zou zijn.
3.3 Invloeden op bereiken doelstelling Los van het huidige financiële kader hebben we nog rekening te houden met (externe) beleidsmatige en uitvoeringstechnische ontwikkelingen. We zien een aantal ontwikkelingen die van invloed zijn op de realisatie van de maatregelen uit het coalitieakkoord. Deze worden beschreven met een korte impactanalyse op het bereiken van het eindresultaat. Bezuinigingsmaatregelen nieuw kabinet De realisatie van het coalitieakkoord in 2014 staat onder druk door onzekerheid over de definitieve weerslag van de bezuinigingen vanuit het Rijk. In 2009 hebben 20 ambtelijke werkgroepen de rijksuitgaven tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een forse lijst mogelijke bezuinigingsmaatregelen. De huidige bezuinigingsronde binnen de gemeente staat nog los van deze volgende ronde bezuinigingen, die er met zekerheid zal komen. Welk effect de maatregelen in hun volle omvang zullen hebben, is nog niet volledig helder. Hoewel er ten tijde van de voorbereiding van dit plan al wel een conceptregeerakkoord van het CDA en VVD bekend is, is de financiële doorrekening hiervan er nog niet. In het regeerakkoord van het nieuwe kabinet is er wel één maatregel die een behoorlijke impact kan hebben. Dit betreft de normering van de inkomensgrenzen van het minimabeleid op maximaal 110%. Voor veel regelingen hanteren wij hogere inkomensgrenzen, bijvoorbeeld 120% en 130% bijstandsnorm. Als het kabinet de inkomensgrens daadwerkelijk normeert op minder dan 110%, zullen wij moeten onderzoeken op welke wijze wij ons armoedebeleid (opnieuw) gaan invullen. 7
Evaluatie Collectieve Zorgverzekering voor minima 2009 gemeente Nijmegen, door BS&F 13
3. Waar willen we naar toe? (vervolg)
Landelijk beleid (vooralsnog) gericht op kinderen Vooralsnog staat het ‘meedoen’ en ‘mee kunnen blijven doen’ centraal in het beleid van armoedebestrijding. Daarbij wordt het beleid vooral gericht op de doelgroep kinderen. Er komt mogelijk een verordeningsplicht waarin gemeenten moeten vastleggen wat hun beleid(sambitie) is t.a.v. armoedebestrijding onder kinderen. 8 Tegenover deze plicht zal naar verwachting geen extra middelen staan. Wat betreft de ambitie in het coalitieakkoord m.b.t. de realisatie van het Kinderfonds, zal deze ontwikkeling geen bedreiging betekenen. Voor het gehele financiële kader van het minimabeleid kan dit wel een bedreiging zijn, aangezien de middelen beperkt zijn. Of dit daadwerkelijk wordt geëffectueerd, staat onder invloed van een nieuw kabinet.
8
Deze verordeningsplicht ontstaat mogelijkerwijs uit de motie Spekman/Blanksma c.s. die op 16 februari 2010 door de Tweede Kamer is aanvaard. Voormalig staatssecretaris Aboutaleb heeft in 2008 extra middelen beschikbaar gesteld voor het verminderen van armoede onder kinderen. De Tweede Kamer houdt vast aan de hieraan gekoppelde rijksdoelstelling om het aantal kinderen dat om redenen van armoede niet deel kan nemen aan sport of culturele activiteiten met de helft terug te dringen. De Tweede Kamer wil dat gemeenten na de tijdelijke financiële impuls zich blijven committeren aan armoedebestrijding onder kinderen. Zie voor de reactie van de minister op deze motie: Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk RSA/R&P/2010/7946, d.d. 11 mei 2010
14
4. Ombuigingsplan (vervolg)
4. Ombuigingsplan De uitvoering van het coalitieakkoord en aanvullende maatregelen leidt tot een daling van het begrotingstekort van het minimabeleid. In dit hoofdstuk worden de financiële effecten van de verschillende maatregelen nader uitgewerkt en toegelicht (§4.1). Uit de doorrekening blijkt dat er een begrotingstekort van € 2,3 miljoen in 2011 resteert. In paragraaf 4.2 dragen we hiervoor een oplossing aan.
4.1 Financieel kader Wanneer we in 2011 starten met de uitvoering van het coalitieakkoord, dan zijn de kosten van dit beleid in tabel 4 weergeven. Tabel 4: meerjarig overzicht bij uitvoering coalitieakkoord en aanvullende maatregelen ( bedragen * € 1,0 miljoen) Deelproduct Maatschappelijke participatie Bijzondere Bijstand Totaal programmakosten
2011 begroting 0,7 5,6 6,3
kosten 1,1 7,1 8,2
2012 begroting 0,7 5,6 6,3
kosten 0,9 6,9 7,8
2013 begroting 0,7 5,6 6,2
kosten 1,0 6,9 7,9
2014 begroting 0,7 5,6 6,2
kosten 1,0 6,9 7,9
Maatschappelijke participatie Bijzondere bijstand Totaal uitvoeringskosten
0,1 1,0 1,1
0,1 1,3 1,5
0,0 1,0 1,0
0,1 1,3 1,4
0,0 1,0 1,0
0,1 1,3 1,4
0,0 1,0 1,0
0,1 1,3 1,4
Totaal
7,3 -2,3
9,6
7,3 -1,9
9,2
7,3 -2,0
9,3
7,3 -2,1
9,3
Ten opzichte van het ongewijzigde beleid, is er in 2011 geen begrotingstekort van € 3,2 miljoen meer, maar resteert een tekort van € 2,3 miljoen. In bijlagen 3 en 4 zijn de begrotingen van de verschillende jaarschrijven in detail gepresenteerd. Het reduceren van het begrotingstekort is niet alleen toe te schrijven aan de uitvoering van het coalitieakkoord. Er zijn een aantal aanvullende maatregelen genomen. Tabel 5 toont het overzicht van het gehele minimabeleid. De tabel toont het huidige beleid, de wijzigingen per 2011, en de financiële effecten van deze wijzigingen ten opzichte van het huidige beleid. Tabel 5: Overzicht volledig minimabeleid (incl. wijzigingen) per 2011 Regeling Huidig beleid Per 2011 1 2
Taakstelling uitvoering Kinderfonds
Taakstelling op efficiency Sportfonds € 225 per kind per jaar
€ 225 per kind per jaar
Cultuurfonds € 225 per kind per jaar
€ 225 per kind per jaar
Schoolfonds € 50 / € 100 per kind
3
Sport- en cultuurfonds voor volwassenen
Effect in 2011 € 0,5
Effect in 2012 € 0,5
St. Leergeld
€ 0,1
€ 0,1
Gemeente
€ 0,1
€ 0,2
€ 50 / € 100 per kind per jaar voor daadwerkelijke kosten ouderbijdrage
Geld-terug-regeling € 50 voor alle leden van het huishouden
Uitvoering door Gemeente
€ 50 retour voor volwassenen bij tonen bewijs van betaling contributie lidmaatschap sportclub, cursusgeld 9 culturele instelling, etc.
9
Bij ontwikkeling van de regeling wordt ook nog gekeken naar mogelijkheden om middelen direct naar sportclub of culturele instelling over te maken. We zoeken ook mogelijkheden naar uitvoering door St. Leergeld of andere partner. 15
4. Ombuigingsplan (vervolg)
Regeling
Huidig beleid
Per 2011
Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Computerregeling
€ 165 per huishouden per jaar
€ 120 per huishouden per jaar.
Sinds 2009: 1 computer per huishouden per 5 jaar met kind op bo of vo.
6
Langdurigheidstoeslag
100% bijstandsnorm
Tot augustus 2011. Daarna vanuit bijzondere bijstand voor gezin waarvan oudste kind naar vo gaat. Gelijk aan situatie van voor 2009. Inkomensgrens naar 105% op basis van jurisprudentie.
7
Subsidies
Subsidies aan formulierenbrigade (€ 367.000), Voedselbank (€ 28.000) en Unitas (€ 40.000)
4
5
8
Individuele bijzondere bijstand
Verstrekken van bijzonder noodzakelijke kosten
9
Collectieve aanvullende zorgverzekering
Collectiviteitskorting op verzekering en € 6,50 gemeentelijke bijdrage per verzekerde per maand
Uitvoering door Gemeente
Effect in 2011 € 0,2
Effect in 2012 € 0,2
Gemeente
€ 0,1
€ 0,2
Gemeente
- € 0,2
€ 0,2
€ 0,1
€ 0,1
Gemeente
In effect computerregeling
In effect computerregeling
Gemeente
€0
€0
€ 0,9
€ 1,5
Begrotingstekort ongewijzigd beleid
- € 3,2
- € 3,4
Tekort na maatregelen
- € 2,3
- € 1,9
20% lagere bijdrage Verlagen bijdrage aan formulierenbrigade met € 50.000 in 2011 en € 100.000 in 2012 e.v. Beëindigen subsidie Unitas m.b.t. Steunpunt minimabeleid Per augustus worden computers hieronder gebracht. Gelijk aan situatie van voor 2009 Geen wijziging
Totaal effect maatregelen
4.2 Oplossen begrotingstekort Het combineren van regelingen, sturen op een efficiëntere uitvoering en verlagen van enkele bijdragen leidt tot een structurele kostenbesparing. De maatregelen leiden echter niet tot het volledig terugdringen van het begrotingstekort. Tabel 4 toont dat er voor 2011 nog een begrotingstekort is van € 2,3 miljoen. In 2012 en 2013 is dit nog respectievelijk € 1,9 miljoen en € 2,0 miljoen. In het coalitieakkoord hebben we aangegeven dat we het minimabeleid in stand willen houden. In tijden van economische tegenspoed willen we huishoudens met een laag inkomen juist ondersteunen. Bij het vaststellen van het coalitieakkoord was de veronderstelling dat er t.b.v. het minimabeleid nog een beroep zou kunnen worden gedaan op het Inkomensdeel. Het financiële kader is echter sterk gewijzigd. De oplossing voor het begrotingstekort kan op dit moment niet binnen het programma Werk en Inkomen alleen worden gevonden. Dit betekent dat we voor 2011 en volgende jaren een andere wijze het tekort moeten financieren. Onttrekking algemene middelen en discussie Perspectiefnota 2012 De wijzigingen in het financiële kader van het programma Werk & Inkomen zijn zo omvangrijk, dat we tijdelijk extra middelen aan het programma toevoegen.
16
4. Ombuigingsplan (vervolg)
Oplossing begrotingstekort 2011 Met de ombuigingsmaatregelen brengen we het begrotingstekort in 2011 terug van € 3,2 miljoen naar € 2,3 miljoen. Dit tekort dekken we uit de reserve Inkomensdeel. In het raadsvoorstel ‘Ombuigingen Werk & Inkomen’ hebben we laten zien dat deze reserve door deze onttrekking en vorige onttrekkingen negatief loopt. In de Stadsbegroting stellen we daarom aan uw raad voor middelen uit de Saldireserve te reserveren om de negatieve stand in de reserve Inkomensdeel op te vangen. Oplossing begrotingstekort 2012 t/m 2014 Voor 2012 en volgende jaren houden we vast aan de afspraak, dat we het programma Werk & Inkomen als gesloten systeem beschouwen, waarbinnen mee- en tegenvallers worden opgevangen. Dat betekent dat we begin 2011 in beeld brengen op welke wijze we het wegvallen van de dekking voor het aanvullend beleid kunnen oplossen en hoe we de tekorten op het armoedebeleid kunnen opvangen. Mocht dan blijken dat een oplossing binnen het programma Werk & Inkomen niet mogelijk is, dan zullen we uw Raad bij de Perspectiefnota 2012 vragen een nieuwe afweging te maken binnen het totaal van de Stadsbegroting. Het financiële plaatje van het minimabeleid ziet er dan als volgt uit: Tabel 7: overzicht kosten en dekking minimabeleid 2011 t/m 2014
Begroting Uitgaven Geprognosticeerd resultaat (- = tekort) Onttrekking reserve Inkomensdeel Primair: Oplossing binnen programma W&I (Secundair: Heroverweging bij perspectiefnota 2012) Totaal
17
2011 € 7,3 € 9,6 - € 2,3 € 2,3
€0
2012 € 7,3 € 9,2 -€ 1,9
2013 € 7,3 € 9,3 -€ 2,0
2014 € 7,3 € 9,3 -€ 2,1
€ 1,9
€ 2,0
€ 2,1
€0
€0
€0
5. Wat betekent dit voor onze inwoners? De wijzigingen van het minimabeleid zoals die in dit ombuigingsplan zijn opgenomen, raken alle huishoudtypen op verschillende manieren. Om het effect hiervan in kaart te brengen, bieden inkomensplaatjes per huishoudtype een uitkomst. Zo kunnen we ontdekken welke effecten de wijzigingen voor een alleenstaande, 1-ouder gezin en groter 2-oudergezin hebben. Leeswijzer inkomensplaatjes De inkomensplaatjes zijn een model. In de inkomensplaatjes wordt alleen gekeken naar het inkomen en de bijdrage van het minimabeleid. Er wordt geen nadere uitwerking gemaakt van extra inkomen als gevolg van huur-, zorg- en kindertoeslag. Ook wordt geen rekening gehouden met vaste lasten. De inkomensplaatjes laten dus slechts het effect van ons minimabeleid zien t.o.v. het inkomen wat men uit werk verdiend. Alleenstaande Onderstaand inkomensplaatje toont de effecten van ons minimabeleid voor een alleenstaande volwassene, welke zich voor het eerst bij ons Loket Zorg & Inkomen meldt. Het inkomen is gebaseerd op een gecombineerd inkomen uit werk en Wajong. Alleenstaande (nwe klant) Inkomen 105% bijstandsnorm (€ 910 per maand) Inkomen uit Wajong en werk (excl. Vakantiegeld)
Huidig beleid
2011
2012
€ 10.920
€ 10.920
€ 10.920
Geld-terug-regeling
€ 50
Sport- en cultuurfonds voor volwassenen Bijzondere bijstand Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen CAZ Teruggave eigen risico via CAK Langdurigheidstoeslag Bijdrage minimabeleid: Effect nieuw beleid t.o.v. 2010
-
€ 50
€ 50
Ja, met draagkracht € 165
Ja, met draagkracht € 120
Ja, met draagkracht € 120
€ 220 € 45 € 305 € 740 + € 260
€ 220 € 45 € 305 € 740 +€ 260
€ 220 € 45 € 480
-
10
Ten opzichte van het huidige beleid gaat deze alleenstaande er € 239 per jaar op vooruit. Dit is een positief effect. Dit effect wordt vooral veroorzaakt door het (herwonnen) recht op de Langdurigheidstoeslag. In dit geval bedraagt de relatieve inkomensvooruitgang 2% t.o.v. het oude jaarinkomen. 1-ouder gezin met 1 kind Het effect van ons minimabeleid voor een alleenstaande vader of moeder met kind in de brugklas is in onderstaand inkomensplaatje doorgerekend. Dit plaatje toont dat onze maatregelen een negatief effect hebben voor kleine gezinnen.
10
€ 220 is totale voordeel deelnemer van de CAZ. Hierin is zowel het collectiviteitsvoordeel opgenomen als ook de gemeentelijke bijdrage van € 6,50 per maand.
18
5. Wat betekent dit voor onze inwoners? (vervolg)
De inkomensachteruitgang door de maatregelen binnen het minimabeleid van € 50 per jaar is t.o.v. het jaarinkomen zeer beperkt te noemen (relatieve inkomensachteruitgang van 0%). Deze achteruitgang wordt veroorzaakt doordat de Geld-terug-regeling wordt omgezet in een sport- en cultuurfonds voor volwassenen, waarbij alleen de ouder recht heeft op deze voorziening. Het kind kan door middel van het Kinderfonds echter optimaal blijven meedoen. 1-ouder met 1 kind (13 jr.) (nwe klant)
Huidig beleid
2011
2012
€ 14.712
€ 14.712
€ 14.712
Computerregeling Schoolfonds Sportfonds en/of cultuurfonds Kinderfonds
ja € 100 € 225 -
Geld-terug-regeling Sport- en cultuurfonds voor volwassenen CAZ Bijzondere bijstand
€ 100 -
€ 100 ouderbijdrage € 225 bijdrage sport/cultuur € 50
€ 100 ouderbijdrage € 225 bijdrage sport/cultuur € 50
€ 220 Ja, met draagkracht
€ 220 Ja, met draagkracht
€ 595 - € 50
€ 595 - € 50
Inkomen 110% bijstandsnorm (€ 1.226 per maand) Inkomen uit werk (excl. vakantiegeld)
Langdurigheidstoeslag Bijdrage minimabeleid: Effect nieuw beleid t.o.v. 2010
€ 220 Ja, met draagkrachtloos inkomen € 645
2-ouder gezin met 3 kinderen Doordat we binnen het minimabeleid rekening blijven houden met gezinsgrootte, en de bijdragen vanuit het Kinderfonds op peil houden, blijkt uit de doorrekening van het inkomensplaatje van een groter gezin dat er voor hen per saldo geen nadelige effecten zijn. De wijzigingen van het beleid leiden in 2011 niet tot een inkomensachteruitgang. 2-ouder met 3 kinderen (1 * 6 jr, 2 * 15 jr.) (nwe klant)
Huidig beleid
2011
2012
€ 19.332
€ 19.332
€ 19.332
Computerregeling Schoolfonds Sportfonds en/of cultuurfonds Kinderfonds
ja € 200 € 575 -
€ 50 ouderbijdrage € 100 * 2 ouderbijdrage € 225 * 3 sport/cultuurfonds
€ 50 ouderbijdrage € 100 * 2 ouderbijdrage € 225 * 3 sport/cultuurfonds
Geld-terug-regeling Sport- en cultuurfonds voor volwassenen CAZ Bijzondere bijstand Langdurigheidstoeslag Bijdrage minimabeleid: Effect nieuw beleid t.o.v. 2010
€ 250 -
€ 100
€ 100
€ 440 Ja, met draagkracht € 1.465
€ 440 Ja, met draagkracht € 1.465 €0
€ 440 Ja, met draagkracht € 1.465 €0
Inkomen 130% bijstandsnorm (€ 1.611 per maand) Inkomen uit werk (excl. Vakantiegeld)
19
5. Wat betekent dit voor onze inwoners? (vervolg)
Conclusie De inkomensplaatjes tonen dat de wijzigingen nauwelijks negatieve effecten hebben op het inkomen van het huishouden. De inwoner met werk en een aanvullende uitkering uit Wajong gaat er iets op vooruit, de maatregelen raken het grotere gezin niet. Het 1-ouder huishouden wordt met door de maatregelen geraakt door het ombuigen van de Geldterug-regeling. Echter alle leden van het gezin zijn en blijven in staat maatschappelijke activiteiten te kunnen blijven ondernemen. We zien hierin een bevestiging dat we met dit beleid de juiste keuzes maken om huishoudens met een laag inkomen in deze periode te ondersteunen. Belangrijke noot hierbij is dat de inkomensplaatjes tonen dat ons minimabeleid t.o.v. het jaarinkomen van de verschillende huishoudtypen een zeer beperkte bijdrage levert. De wijzigingen hebben uitermate beperkte inkomenseffecten. Dit neemt niet weg dat voor huishoudens met een laag inkomen iedere inkomensachteruitgang lastig op te vangen is. Bovendien zullen de komende jaren ook vanuit het Rijk nog bezuinigingen volgen die invloed hebben op het inkomensplaatjes van de huishoudens. Bijvoorbeeld door verhoging van het eigen risico in de zorg, korting op de Toeslag Kinderopvang, etc. Uit de resultaten van de formulierenbrigade blijkt voortdurend dat het gebruik van rijksregelingen als huur-, zorg- en kindertoeslag een belangrijke bijdrage leveren in het besteedbaar inkomen van het huishouden. Ook het doen van (de juiste) belastingaangifte is hierbij van belang. Uit de resultaten van de formulierenbrigade over de periode sept. 11 2007- jan. 2009 blijkt dat zij aan opbrengsten € 0,76 miljoen noteren ten behoeve van rijksregelingen en € 0,27 miljoen ten behoeve van ons gemeentelijk minimabeleid. Dit vertegenwoordigt een verhouding van 74% rijksregeling t.o.v. 26% gemeentelijk beleid. We zullen inwoners dan ook vooral blijven wijzen op de mogelijkheden die het rijk - en de ondersteunende rol van de formulierenbrigade - hen biedt. Door toch te blijven investeren in het Kinderfonds, rekening houden met gezinsgrootte, de bijdrage voor chronisch zieken, ouderen en gehandicapten te blijven verstrekken en goed flankerend beleid in de vorm van de collectieve aanvullende zorgverzekering, kunnen we hen die het nodig hebben, een extra steuntje in de rug bieden.
11
Evaluatie formulierenbrigade, als bijlage bij raadsinformatiebrief ‘Verbinden uitkomsten onderzoek en evaluaties minimabeleid’ (09.0024172)
20
Bijlage 1 Ontwikkeling minimabeleid bij ongewijzigd beleid
Minimabeleid 2011 bij ongewijzigd beleid (in € mln) Deelproduct
baten
lasten
verschil
Maatschappelijke participatie 0,0 0,0 0,3 0,0 0,1 0,0 0,1 0,0 0,2 0,0 0,7 0,1
0,2 0,0 0,2 0,1 0,3 0,0 0,1 0,0 0,4 0,1 1,3 0,2
-0,2 0,0 0,1 -0,1 -0,2 0,0 0,0 0,0 -0,2 -0,1 -0,6 -0,2
3,3 1,3 0,4 0,1 0,3 0,0 1,3 0,1 0,6 0,2 0,6 0,4 0,1 0,4 0,1 0,1 7,1 1,9
-0,2 -0,3 -0,4 -0,1 0,1 0,0 -0,6 0,0
subtotaal uitvoeringskosten
3,1 0,9 0,0 0,0 0,4 0,0 0,7 0,0 0,6 0,1 0,5 0,0 0,1 0,2 0,0 0,0 5,6 1,0
0,0 -0,1 -0,1 -0,4 0,0 -0,2 0,0 -0,1 -1,5 -0,9
Totaal programmakosten
6,2
8,3
-2,1
Totaal uitvoeringskosten
1,1
2,2
-1,1
Totaal
7,3
10,5
-3,2
computerregeling uitvoering
schoolfonds uitvoering
sportfonds uitvoering
cultuurfonds uitvoering
geld terug regeling (GTR) uitvoering
subtotaal programmakosten subtotaal uitvoeringskosten Bijzondere bijstand individuele verstrekkingen bijzondere bijstand uitvoering
motie ‘Beter laat dan (n)ooit...’ uitvoering
doorbelasting budgetbeheer SHV uitvoering
langdurigheidstoeslag (LDT) uitvoering
collectieve aanvullende zorgverzekering (CAZ) uitvoering
chronisch zieken, gehandicapten en ouderen uitvoering
kortingsregeling GKB 4% korting) subsidies training en opleiding van flexibele medewerkers communicatiekosten Z&I subtotaal programmakosten (bruto)
21
Bijlage 2 Gebruikscijfers minimabeleid
Regeling GTR
2007 30,7%
2008 27,9%
2009 34,0%
Decemberfonds
78,0%
77,0%
71,1%
Schoolfonds
38,4%
75,0%
57,8%
Sportfonds
27,6%
36,3%
36,6%
Cultuurfonds
80,4%
52,3%
55,8%
Computerregeling
-
-
Regeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
30,8%
31,2%
1138 verstrekkingen -
Totaal bereik huishoudens (indicator begroting en jaarrekening)
76%
77%
77%
We zien dat het gebruik in regelingen fluctueert. Hiervoor zijn een aantal verklaringen. Voornamelijk de uitbreidingen in ons minimabeleid zijn de oorzaak van de schommelingen in het gebruik. Zo hebben we de doelgroep van het sport- en cultuurfonds van 2007 op 2008 fors uitgebreid. En in 2009 hebben we een aantal regelingen gekoppeld aan de omvang van het gezin. Zie ook raadsinformatiebrief ‘Verbinden uitkomsten onderzoek en evaluaties minimabeleid’ (09.0024172).
22
Bijlage 3 Jaarschijf minimabeleid 2011
2011 Deelproduct
verstr.
begroting
kosten
verschil
Maatschappelijke participatie 180
computerregeling schoolfonds (gemeente tot aug.)
1.000
schoolfonds (St. Leergeld aug-dec.)
1.170
sportfonds
1.500 675
cultuurfonds geld terug regeling (GTR)
1.000
sport en cultuurfonds voor volwassenen
5.325
subtotaal programmakosten subtotaal uitvoeringskosten
0 0 250.000 30.522 0 0 100.480 0 100.480 0 204.415 30.522 0 0 655.375 61.044
100.000 8.114 63.929 16.933 96.600 0 337.500 0 151.875 0 50.000 14.691 266.250 79.084 1.066.154 118.822
-100.000 -8.114 186.071 13.589 -96.600 0 -237.020 0 -51.395 0 154.415 15.831 -266.250 -79.084 -410.779 -57.778
3.139.298 910.967 400.000 0 0 0 1.224.000 30.522 596.164 63.104 471.000 0 61.723 0 226.080 0 0 0 0 0 6.118.265 1.004.593
3.383.560 976.591 400.000 0 350.689 74.221 1.489.000 55.291 592.800 120.793 420.000 107.598 61.723 0 346.734 0 0 0 50.000 0 7.094.506 1.334.494
-244.262 -65.624 0 0 -350.689 -74.221 -265.000 -24.769 3.364 -57.689 51.000 -107.598 0 0 -120.654 0 0 0 -50.000 0 -976.241 -329.901
6.773.640
8.160.660
-1.387.020
Bijzondere bijstand 5.975
individuele verstrekkingen bijzondere bijstand doorbelasting budgetbeheer SHV
440
motie ‘Beter laat dan (n)ooit...’
3.400
langdurigheidstoeslag (LDT) (incl. onttrekking Inkomensdeel)
collectieve aanvullende zorgverzekering (CAZ)
7.600
chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
3.500
kortingsregeling GKB 4% korting)
n.v.t.
subsidies
n.v.t.
training en opleiding van flexibele medewerkers
n.v.t.
communicatiekosten Z&I
n.v.t.
subtotaal programmakosten (bruto) subtotaal uitvoeringskosten Totaal programmakosten Totaal uitvoeringskosten
1.065.637
1.453.316
-387.679
Totaal
7.839.277
9.613.976
-1.774.699
Beëindiging onttrekking Inkomensdeel t.b.v. LDT
-491.000
0
-491.000
7.348.277
9.613.976
-2.265.699
Totaal
F. brigade
begroting 0
317.584
verschil -317.584
Voedselbank
0
29.150
-29.150
Unitas
0
0
0
0
346.734
-346.734
23
kosten
bijdrage cultuur
bijdrage sport
ouderbijdrage
24 7.808.755 -491.000
Totaal
Beëindiging onttrekking Inkomensdeel t.b.v. LDT
n.v.t.
training en opleiding van flexibele medewerkers
subtotaal programmakosten (bruto) subtotaal uitvoeringskosten
0
Voedselbank
0
0
begroting F. brigade
Totaal
n.v.t.
subsidies
7.317.755
1.035.115
Totaal uitvoeringskosten
n.v.t.
kortingsregeling GKB 4% korting)
n.v.t.
3.500
chronisch zieken, gehandicapten en ouderen
communicatiekosten Z&I
7.600
collectieve aanvullende zorgverzekering (CAZ)
kosten
7.261.941
-1.903.647
297.584
-297.584
9.283.238
0
9.283.238
1.389.707
7.893.531
3.458.560 952.315 400.000 0 350.689 72.376 1.300.000 53.672 592.800 117.213 420.000 104.469 61.723 0 298.584 0 0 0 50.000 0 6.932.356 1.300.045
161.000 337.500 151.875 310.800 89.662 961.175 89.662
kosten
-2.021.297
-491.000
-1.530.297
-354.592
-1.175.705
-72.376 -76.000 -23.150 3.364 -54.109 51.000 -104.469 0 0 -72.504 0 0 0 -50.000 0 -869.905 -295.452
-375.076 -41.348 0 0 -350.689
450.960 -161.000 -337.500 -151.875 -106.385 -59.140 -305.800 -59.140
verschil
verstr.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
3.500
7.600
3.400
440
5.975
1.950 1.500 675 7.100
2014
0
298.584
-298.584
kosten verschil 267.584 -267.584 F. brigade 0 31.000 -31.000 Voedselbank
-491.000
-491.000
0
7.752.941
6.717.826
3.083.484 910.967 400.000 0 0 0 1.224.000 30.522 596.164 63.104 471.000 0 61.723 0 226.080 0 0 0 0 0 6.062.451 1.004.593
204.415 30.522 655.375 30.522
450.960
-1.412.647
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
3.500
7.600
3.400
440
5.975
1.950 1.500 675 6.225
begroting
1.035.115
verstr.
-338.306
-1.074.341
-72.150 -76.000 -23.109 3.364 -54.018 51.000 -104.388 0 0 -71.504 0 0 0 -50.000 0 -813.091 -292.034
-319.262 -38.369 0 0 -350.689
450.960 -161.000 -337.500 -151.875 -61.835 -46.272 -261.250 -46.272
verschil
2013
verschil begroting -267.584 F. brigade 30.000 -30.000 Voedselbank 267.584
9.221.402
0
9.221.402
1.373.421
7.847.981
3.400
langdurigheidstoeslag (LDT)
(incl. onttrekking Inkomensdeel)
440
motie ‘Beter laat dan (n)ooit...’
doorbelasting budgetbeheer SHV
individuele verstrekkingen bijzondere bijstand
6.773.640
161.000 337.500 151.875 266.250 76.794 916.625 76.794
kosten
Totaal programmakosten
204.415 30.522 655.375 30.522
450.960
begroting
3.458.560 949.336 400.000 0 350.689 72.150 1.300.000 53.631 592.800 117.122 420.000 104.388 61.723 0 297.584 0 0 0 50.000 0 6.931.356 1.296.627
5.975
1.950 1.500 675 5.325
verstr.
3.139.298 910.967 400.000 0 0 0 1.224.000 30.522 596.164 63.104 471.000 0 61.723 0 226.080 0 0 0 0 0 6.118.265 1.004.593
Bijzondere bijstand
subtotaal programmakosten subtotaal uitvoeringskosten
Sport- en cultuurfonds volwassenen (gemeente)
Kinderfonds (St. Leergeld)
Maatschappelijke participatie
2012
begroting
0
0
0
7.261.941
-491.000
7.752.941
1.035.115
6.717.826
3.083.484 910.967 400.000 0 0 0 1.224.000 30.522 596.164 63.104 471.000 0 61.723 0 226.080 0 0 0 0 0 6.062.451 1.004.593
204.415 30.522 655.375 30.522
450.960
begroting
32.000
267.584 299.584
kosten
9.344.926
0
9.344.926
1.405.995
7.938.931
3.458.560 955.243 400.000 0 350.689 72.598 1.300.000 53.719 592.800 117.315 420.000 104.560 61.723 0 299.584 0 0 0 50.000 0 6.933.356 1.303.435
161.000 337.500 151.875 355.200 102.560 1.005.575 102.560
kosten
-299.584
-32.000
verschil -267.584
-2.082.985
-491.000
-1.591.985
-370.880
-1.221.105
-72.598 -76.000 -23.197 3.364 -54.211 51.000 -104.560 0 0 -73.504 0 0 0 -50.000 0 -870.905 -298.842
-375.076 -44.276 0 0 -350.689
450.960 -161.000 -337.500 -151.875 -150.785 -72.038 -350.200 -72.038
verschil
Bijlage 4
Jaarschijven minimabeleid 2012 t/m 2014
G E M E E N T E
I
Ijmegen
OMBUIGDNGSPLAN WERK Ombuigingsvoorstellen voor werk vanaf 2011 en verdere jaren
OMBUIGINGSPLAN WERK Ombuigingsvoorstellen voor werk vanaf 2011 en verdere jaren
OMBUIGINGSPLAN WERK Ombuigingsvoorstellen voor werk vanaf 2011 en verdere jaren
Directie Inwoners 13 oktober 2010
Inhoudsopgave 1 Inleiding.........................................................................................................................2 2 Waar staan we? ............................................................................................................3 2.1 Beleidskaders .......................................................................................................3 2.2 Financiële kaders...................................................................................................4 3 Waar willen we naar toe?.............................................................................................7 3.1 Coalitieakkoord Werken aan een duurzame toekomst..........................................7 3.2 Hoe gaan we de afbouw van de gesubsidieerde arbeid bereiken?.......................9 3.3 Hoe gaan we de overige ombuigingsvoorstellen bereiken?................................15 4
Ombuigingsplan 2011 en verdere jaren...................................................................20 4.1 Financieel kader...................................................................................................20 4.2 Oplossen begrotingstekort en ontwikkeling budgetten ........................................22
5 Wat betekent dit voor werkzoekenden, werknemers en werkgevers?..................24
Bijlage 1: Referentie aan andere gemeenten ................................................................26 Bijlage 2: Inkomenseffect bij ontslag ............................................................................28
1
1
Inleiding In het coalitieakkoord is de ambitie opgenomen te komen tot de modernisering van gesubsidieerde arbeid. Dit als stap naar een (hernieuwd) re-integratiestelsel, dat voor de werkzoekende stimulerend is en voor ondernemers en instellingen herkenbaar en ondersteunend is in het aannemen van de werkzoekende. Dit vanuit de filosofie dat mensen zekerheid, maatschappelijke participatie en persoonlijk welbevinden het best kunnen bereiken via betaald werk. Naast deze inhoudelijke reden het huidige beleid om te vormen is er ook een financiële reden. Tijdens de coalitieonderhandelingen heeft het begrotingstekort van circa € 12,5 miljoen binnen het programma Werk en Inkomen centraal gestaan. Om deze tekorten terug te dringen heeft de coalitie een aantal ombuigingsrichtingen opgenomen in haar akkoord. Dit begrotingstekort is door een negatieve bijstelling van het voorlopige budget Inkomensdeel gegroeid naar € 15,5 miljoen. Voorgesteld wordt om in 2011 beleidsombuigingen te realiseren die een financieel effect hebben van circa € 5,3 miljoen. Om het restanttekort in 2011 van circa € 10,2 miljoen te dekken zetten we € 4,9 miljoen reintegratiemiddelen, € 0,3 incidentele rijksmiddelen en € 5,0 miljoen algemene middelen in. Voor 2012 en volgende jaren houden we vast aan de afspraak, dat we het programma Werk & Inkomen als gesloten systeem beschouwen, waarbinnen mee- en tegenvallers worden opgevangen. Dat betekent dat we begin 2011 in beeld brengen op welke wijze we de tekorten op kunnen vangen. Mocht dan blijken dat een oplossing binnen het programma Werk & Inkomen niet mogelijk is, dan zullen we uw Raad bij de Perspectiefnota 2012 vragen een nieuwe afweging te maken binnen het totaal van de Stadsbegroting. In deze nota presenteren we de ombuigingsvoorstellen vanaf 2011 en verdere jaren voor het terrein Werk.
Leeswijzer De notitie is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 staat de huidige situatie centraal. Het hoofdstuk geeft antwoord op vragen als ‘Wat zijn de huidige beleidsmatige kaders?’ en ‘Wat is het huidige financiële kader van het re-integratiebeleid?’. In hoofdstuk 3 staat het nieuwe re-integratiestelsel centraal door. Daarbij geven we ook aan welke maatregelen noodzakelijk zijn om dit toekomstbeeld te bereiken. Hierin treft u de aanpak om te komen tot de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid. Ook treft u in dit hoofdstuk nadere informatie aan over de overige ombuigingsvoorstellen. In hoofdstuk 4 wordt het ombuigingsplan financieel vertaald en geven we de dekking aan. Ten slotte toont hoofdstuk 5 wat deze maatregelen in de praktijk voor verschillende groepen betekent.
2
2 Waar staan we?
2.1
Beleidskaders Met de komst van de Wwb in 2004 heeft het rijk een duidelijke visie geformuleerd: de Wwb biedt tijdelijke inkomens- en re-integratievoorzieningen aan bijstandsgerechtigden met als doel hen te ondersteunen bij arbeidsinschakeling. Gemeenten ontvangen hiervoor een re-integratiebudget (Werkdeel) en voor de inkomensvoorziening het budget Inkomensdeel. Voorop in de financieringssystematiek van de Wwb staat de wisselwerking tussen het Werkdeel en het Inkomensdeel. Door efficiënte en effectieve inzet van het Werkdeel kunnen gemeenten zorgen voor een besparing op de bijstandslasten. Re-integratie Het huidige re-integratiebeleid Wwb in Nijmegen kent twee terreinen: re-integratie en 1 participatie. Het eerste terrein heeft tot doel de doelgroep van de Wwb zo snel mogelijk onafhankelijk van de uitkering te maken door toepassing van re-integratievoorzieningen. Voorbeelden hiervan zijn de gesubsidieerde banen zoals de tijdelijke werkervaringsbanen en de loonkostensubsidies Brugbanen, maar ook de scholingstrajecten en individuele begeleiding. Vanaf 2007 hebben wij ervoor gekozen de re-integratieactiviteiten in eigen beheer uit te voeren. Participatie Het tweede terrein heeft tot doel de doelgroep van de Wwb met een grote afstand tot de arbeidsmarkt maatschappelijke participatie en structuur in het leven te bieden. Voorzieningen in dit kader zijn de banen van het voormalige Besluit In- en Doorstroombanen (ID) en de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw). Omdat vanaf 2004 slechts beperkte instroom mogelijk is in deze oude vormen heeft de Raad vanaf 2006 de Participatiebanen structureel mogelijk gemaakt. We hebben ervoor gekozen de participatievoorzieningen zoveel mogelijk uit te laten voeren door andere partijen. Al ruim 15 jaar zijn veel mensen in Nijmegen werkzaam (geweest) via een gesubsidieerde baan, bij ongeveer 240 werkgevers, veelal instellingen in de sectoren cultuur, zorg en welzijn, onderwijs, sport en maatschappelijke dienstverlening. In deze tijd is de inzet van gesubsidieerde arbeid nadrukkelijk verweven met vele activiteiten en werkzaamheden in de stad, en daarmee essentieel geworden voor de continuïteit van deze instellingen. In Nijmegen is in de loop der tijd het bestand gesubsidieerde banen al teruggebracht van ruim 2000 naar de huidige 826 fte die nog werkzaam zijn. De voorstellen om te komen tot afbouw en beëindiging van de ID-banen, Wiw-banen en participatiebanen vallen binnen het wettelijk kader van de Wet Werk en Bijstand (Wwb). De gemeente mag op grond van de Wwb haar eigen beleid voeren op het terrein van reintegratie en gesubsidieerde arbeid. In het kader 1 lichten we de drie soorten gesubsidieerde banen toe.
1
Doelgroep Wwb: bijstandsgerechtigden, niet-uitkeringsgerechtigden en mensen met een uitkering op grond
van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
3
2
Waar staan we? (vervolg)
Kader 1 Uitleg ID-banen, Wiw-banen en participatiebanen Uitleg ID-banen, Wiw-banen en participatiebanen Met de invoering van de WWB in 2004 is de (landelijke) regelgeving betreffende de ID-banen en WIW-banen omgezet in lokaal beleid. De participatiebanen zijn hier later als gemeentelijke beleidsvariant aan toegevoegd. Voormalig besluit In- en Doorstroombanen: ID-werknemers zijn in dienst bij diverse instellingen in de regio Nijmegen. Nijmegen heeft een juridische relatie met deze instellingen door de verstrekking van een loonkostensubsidie voor de ID-werknemer. Grondslag voor de subsidieverstrekking is de Re-integratieverordening Wwb. Een arbeidsrechtelijke relatie met de ID-werknemer heeft Nijmegen niet. Ultimo 2010 zijn er nog circa 528 fte banen. Voormalige Wet inschakeling werkzoekenden: Wiw-ers zijn in dienst van de gemeente c.q. Stichting Uitzicht. Zij worden gedetacheerd naar diverse instellingen. De gemeente Nijmegen c.q. Stichting Uitzicht heeft een eigen arbeidsvoorwaardenregeling (CAO WIW). Grondslag voor deze voorziening is de Re-integratieverordening Wwb. Ultimo 2010 zijn er nog circa 149 fte banen. Participatiebanen: Bij Raadsbesluit van 28 juni 2006 is de participatievoorziening Participatiebanen vastgesteld. Dit zijn banen voor de bijstandsgerechtigden met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. De uitvoering van de participatiebanen is in handen van Stichting Wijkwerk. De personen, werkzaam op een participatiebaan, zijn in dienst van Wijkwerk en worden uitgeleend aan diverse instellingen. Wijkwerk volgt de CAO-welzijn. Grondslag voorvan de voorziening is de Re-integratieverordening Wwb. Ultimo 2010 zijnniet er nog circa banen. De inzet de ID-banen, Wiw-banen en participatiebanen sluit aan bij148 hetftehuidige
De gesubsidieerde banen sluiten onvoldoende aan bij het beleid van de gemeente Nijmegen om mensen doelgericht met behulp van re-integratievoorzieningen toe te leiden naar reguliere banen. De onderhavige vormen van gesubsidieerde arbeid zijn veelal voor onbepaalde tijd en kennen onvoldoende doorstroom naar reguliere ongesubsidieerde banen. Dit heeft enerzijds te maken met het karakter van de regelingen van oudsher, met name de ID-banen, waar de doorstoomdoelstelling pas in de loop van de tijd is ontstaan. Anderzijds is in het verleden onvoldoende sturing gegeven op de uitstroomdoelstellingen en zijn mensen met onvoldoende uitstroomperspectief voor onbepaalde tijd in dienstverbanden werkzaam geweest.
2.2
Financiële kaders Onder het product Werk vallen de activiteiten gericht op re-integratie naar werk van de doelgroep Wwb. Gesubsidieerde arbeid valt hier ook onder. Ten behoeve van de uitgaven binnen het product Werk is het rijksbudget Werkdeel – geoormerkt – beschikbaar. Overschotten op dit budget moeten voor hetzelfde doel worden ingezet dan wel worden teruggestort aan het Rijk. Overschotten tot een (wettelijke) vastgestelde hoogte worden toegevoegd aan de OMBD Werkdeel 2 . Het budget is niet toereikend voor het huidige uitgavenpatroon. Geprognosticeerd is een jaarlijks exploitatietekort van circa € 9,0 miljoen, bij ongewijzigd beleid. Vanaf 2011 kan dit exploitatietekort niet meer gedekt worden uit de OMBD Werkdeel. Zie tabel 1 op de volgende pagina.
2
OMBD = overheidsbijdrage met een meerjarig bestedingsdoel.
4
2
Waar staan we? (vervolg)
Tabel 1: Ontwikkeling Werkdeel 2010 – 2012 (ongewijzigd beleid)
Wwb Werkdeel (in mln. euro)
Prognose
Prognose
Prognose
2010
2011
2012
Ontvangsten (Budget werkdeel) Eenmalige toevoeging vanuit inkomensdeel
29,0 3
26,9
25,4
6,9
Eenmalige extra bestedingen gesubsidieerde oude stijl
- 6,9
Bestedingen Trajecten
7,6
7,4
7,4
Werkervaring
10,8
11,8
12,2
Participatie
19,1
16,9
15,0
Faciliteiten
1,5
1,5
1,5
Totaal bestedingen
39,0
37,6
36,1
Minus inleenvergoedingen Totaal verwachte onttrekking
1,8 37,1
1,8 35,8
1,7 34,5
Mutatie lopend jaar: tekort
-8,1
4
-9,0
-9,1
0,6
-8,4
-17,5
Stand OMBD Wwb werkdeel per 31/12
Kader 2 toelichting op de tabel 1 Toelichting op de tabel 1 Tabel 1 laat de inkomsten en uitgaven zien binnen het product Werk van het programma Werk & Inkomen. In de eerste regel van de tabel staan de ontvangsten, namelijk het Werkdeel. Dit is één van de drie budgetten die we ontvangen van het Rijk onder de noemer Participatiebudget. De overige twee onderdelen betreffen Inburgering en Volwasseneneducatie. Deze onderdelen laten we buiten beschouwing. In 2010 is eenmalig vanuit de toenmalige reserve Inkomensdeel € 6,9 miljoen toegevoegd aan het product Werk ten behoeve van werkgelegenheid en re-integratie. De middelen zijn specifiek bedoeld voor de reparatie van de gevolgen van de afbouw van de gesubsidieerde arbeid. Onder het kopje ‘Bestedingen’ staan in tabel 1 de vier deelproducten van de begroting van product Werk. Binnen deze deelproducten ramen we de verwachte uitgaven ten behoeve van diverse onderdelen van het reintegratie- en participatiebeleid. Per deelproduct maken we een onderscheid in uitvoerings- en programmakosten. Hieronder een korte weergave per deelproduct: Trajecten: De doelgroep Wwb krijgt begeleiding aangeboden in hun weg naar werk, grotendeels uitgevoerd in eigen beheer. Onder uitvoeringskosten vallen de (gemeentelijke) re-integratiespecialisten, kinderopvangmakelaar en trainers. De functionarissen zijn ondergebracht in het bureau Uitzicht ('het gemeentelijk Werkbedrijf') en van daaruit worden zij gedetacheerd naar (wijk)bureaus in de Mariënburg en Actiecentra verspreid over de stad. De totale kosten voor de uitvoering van re-integratieactiviteiten bedragen circa € 5,0 miljoen. Onder de programmakosten vallen alle in te kopen instrumenten en producten die we niet in eigen beheer uitvoeren, zoals intake & diagnose, ziekteverzuimbegeleiding, Actiecentrum Hatert Werkt. Werkervaring: Onder de uitvoeringskosten vallen de bemiddelaars en accountmanagers, die personen begeleiden tijdens hun gesubsidieerde baan. De totale kosten voor de uitvoering van deze re-integratieactiviteiten bedragen circa € 3,0 miljoen. Onder de programmakosten vallen de volgende onderdelen: de loonkosten van de werkervaringsbanen en de loonkostensubsidies aan werkgevers als zij een kandidaat in dienst nemen (de brugbaansubsidie).
3
Zie tabel 2 onttrekking tbv werkdeel, product werk
4
Door afrondingen kunnen optellingen in de tabellen niet kloppen.
5
2
Waar staan we? (vervolg)
Participatie: In 2006 is het besluit genomen de gesubsidieerde arbeid gericht op participatie uit te besteden. Voor een aantal banen geldt echter dat de gemeentelijke afdeling Werk & Inkomen nog steeds de uitvoerder is. Dit geldt voor Wiw-banen waarbij de gemeente de werkgever is. Daarnaast geldt voor driekwart van de IDbanen dat wij de loonkostensubsidie aan de werkgever van de ID-er overmaken. De totale gemeentelijke uitvoeringskosten bedragen voor deze dienstverlening circa € 0,4 miljoen op jaarbasis. Naast de gemeentelijke uitvoeringskosten heeft ook de stichting Wijkwerk uitvoeringskosten, aangezien het hier om een externe partij gaat, valt dit onder programmakosten. Verder vallen alle loonkosten onder de programmakosten voor de WIW, Participatiebanen en ID-regeling. Dit is verreweg de grootste post in dit product. In totaal begroten we € 19,1 miljoen in 2010, de gerealiseerde uitgaven zullen hoger liggen. Faciliteiten: Binnen dit deelproduct hebben we de uitgaven aan het premiebeleid geraamd. Net als voorgaande jaren gaan we ervanuit dat we circa € 1,5 miljoen uitkeren aan bijstandsgerechtigden die voldoen aan de voorwaarden van het premiebeleid. Daarnaast vergoeden we kosten voor kinderopvang van bijstandsgerechtigden die meedoen aan een re-integratietraject. Werkgevers die gebruik maken van gesubsidieerde arbeid (oude en nieuwe stijl) moeten een inleenvergoeding betalen (afhankelijk van een aantal criteria, waaronder de indeling van instellingen in A, B, C-categorie). De inkomsten van de inleenvergoedingen worden afgetrokken van de totale uitgaven. In de regel mutatie lopend jaar vermelden we het verwachte resultaat in desbetreffend jaar. De verwachte onttrekkingen worden afgetrokken van het ontvangen budget in desbetreffend jaar. De komende jaren verwachten we gemiddeld een tekort van € 9,0 miljoen. In de laatste regel melden we de verwachte stand van de OMBD Werkdeel waarin de overschotten van voorgaande jaren zijn geboekt. De verwachte stand ultimo 2010 is € 0,6 en loopt terug naar een negatieve stand van € 17,5 miljoen ultimo 2013.
Op Prinsjesdag 2010 is bekend geworden dat vanaf 2012 een korting van € 190,0 miljoen plaatsvindt op de re-integratiebudgetten van gemeenten en UWV. Het effect van deze korting op het Nijmeegse re-integratiebudget is nog niet bekend en dus ook nog niet verwerkt in de bovenstaande tabel. Verder is op Prinsjesdag een korting van € 120,0 miljoen bekend gemaakt op het budget voor de Wsw, vanaf 2011. Ook deze landelijke korting is nog niet vertaald naar het Nijmeegse budget. Conform afspraken in de regio is de lijn van de gemeente Nijmegen de rijksbezuiniging één op één door te vertalen naar de Gemeenschappelijke regeling Breed. Deze rijksbezuiniging heeft geen effect op de ontwikkelingen rondom het Werkdeel. Het financiële tekort op het Werkdeel ontstaat / is ontstaan door: - Tot op heden is uitgegaan van overprogrammering op het werkdeel, hiermee hebben we voorkomen dat we middelen terug moesten storten aan het Rijk; - Afnemend budget in de komende jaren (van € 29,0 miljoen in 2010 naar € 25,4 miljoen in 2012, waarbij eventuele nieuwe rijksbezuinigingen niet zijn verwerkt); - Groot deel van het budget zit ‘vast’ in gesubsidieerde arbeid/participatie (66 % in 2010, 63 % in 2011 en 60 % in 2012).
6
3
Waar willen we naar toe?
3.1
Coalitieakkoord Werken aan een duurzame toekomst In het coalitieakkoord Werken aan een duurzame toekomst is gekozen voor de modernisering van de gesubsidieerde arbeid en daarmee is een keuze gemaakt voor een nieuw re-integratiestelsel. Kenmerkende elementen hiervoor die in het coalitieakkoord zijn genoemd, zijn de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid, de ontwikkeling van werkcorporaties en de samenwerking tussen uitvoeringsorganisaties zoals Breed, Wijkwerk en Uitzicht. In het onderstaande kader is de richting van het re-integratiestelsel geformuleerd onder het motto Iedereen erbij houden. Kader 3 Ambitie voor toekomstig re-integratiestelsel onder het motto Iedereen erbij houden
Iedereen erbij houden In toenemende mate zijn wij ons bewust van onze brede verantwoordelijkheid op het gebied van reintegratie van werkzoekenden naar werk. Dit vanuit de visie dat werk een zeer belangrijk middel is voor mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Wij vinden dat mensen zekerheid, maatschappelijke participatie en persoonlijk welbevinden het best kunnen bereiken via betaald werk. Onze ambitie is om toe te werken naar één re-integratiestelsel, dat voor de werkzoekende stimulerend is en voor ondernemers en instellingen herkenbaar en ondersteunend is in het aannemen van de werkzoekende. Dit uitgangspunt is een direct voortvloeisel uit het coalitieakkoord: “In sociaal Nijmegen blijven we ondersteuning bieden aan de minder kansrijke mensen. Meer dan voorheen houden we daarbij voor iedereen het perspectief van zoveel mogelijk zelfredzaamheid voor ogen.” (uit: Werken aan een duurzame toekomst, pagina 7). Deze visie is niet alleen van toepassing op mensen met een Wwb-uitkering, maar ook op andere groepen die zich (nog) niet op de arbeidsmarkt begeven. Momenteel wordt de doelgroep waarvoor re-integratie-inspanningen worden ondernomen bepaald vanuit de verschillende regelingen en de daarbij behorende zorgplicht. Denk aan Wajong, Wet sociale werkvoorziening, ID, Wiw, bijstand, Wet investeren in jongeren et cetera. Bij de vormgeving van een hernieuwd re-integratiestelsel willen we toe naar het zo maximaal mogelijk opheffen van de verschillen tussen de regelingen en doelgroepen. Werkzoekenden in Nijmegen hebben recht op ondersteuning in hun weg naar werk, ongeacht hun uitkeringsbron. Ondersteuning die bestaat uit begeleiding en scholing. Daar waar de stap van een uitkering naar regulier werk nog te groot is kan deze tijdelijk ondersteund worden door een vergoeding die tegemoet komt in de kosten voor scholing, begeleiding en loonkosten (één regeling voor alle doelgroepen). Een tijdelijke subsidie, afgestemd op de afstand tot de arbeidsmarkt die de werkzoekende op dat moment (nog) heeft. Een belangrijk middel om het vinden van regulier werk te realiseren is het opdoen van werkervaring. Dat kan in onze visie bij werkcorporaties (leerwerkbedrijven) en bij instellingen en ondernemers in de stad. Zij zijn voor ons een belangrijke re-integratiepartner. Bij de vorming van het nieuwe re-integratiestelsel is de vraag in de markt dan ook onze leidraad. Vacatures nu en in de toekomst zijn het startpunt om de werkzoekende te re-integreren.
7
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Om dit stelsel efficiënt uit te kunnen voeren is bundeling van krachten van de huidige verschillende uitvoeringsorganisaties nodig, zoals Werk & Inkomen, Stichting Wijkwerk, SW Breed en het UWV Werkbedrijf. Onze ambitie is er op gericht deze samenwerking te stimuleren en te faciliteren. Om het stelsel betaalbaar te houden zal de introductie van ‘werken met behoud van uitkering’ geïntroduceerd moeten worden. Dit past ook bij onze visie dat werk moet lonen. Huidige rechtspositieregelingen in de gesubsidieerde arbeid ontnemen mensen de prikkel om regulier werk te ambiëren. Ook dit uitgangspunt is in het coalitieakkoord benoemd. Wie een uitkering ontvangt, doet zijn best werk te vinden. Om toe te werken naar een nieuw – betaalbaar – re-integratiestelsel is het onzes inziens onvermijdelijk de huidige gesubsidieerde banen af te bouwen. Het instrument past onvoldoende in de nieuwe zienswijze op het terrein van re-integratie en zijn een te duur middel voor een te kleine groep burgers in onze stad. Het beleid rondom armoedebestrijding houden we voor een groot deel in stand, ondanks minder beschikbare middelen. Dit beleid ondersteunt immers onze ambitie om zoveel mogelijk mensen te laten participeren in de samenleving. Liefst door werk, daar waar dat maar ten dele of helemaal niet kan door middel van aanvulling op het lage inkomen.
De ambitie Iedereen erbij houden is leidraad voor de diverse ombuigingsvoorstellen op het terrein van werk. De ombuigingen zijn noodzakelijk vanuit het inhoudelijke én financiele kader. Immers, bij ongewijzigd beleid is er sprake van een jaarlijks tekort op het werkdeel van € 9,0 miljoen. De voorstellen vormen een opmaat naar hoe het toekomstige reintegratiestelsel. Concreet behelzen deze voorstellen de volgende onderdelen: 1. 2. 3. 4. 5.
Afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid; Afbouw en beëindiging van de re-integratievoorziening werkervaringsbanen; Verlagen van de re-integratievoorziening Brugbaansubsidie; Beperken van de uitvoeringskosten re-integratie; Beperken overige programmakosten re-integratie.
De wijze waarop we bovenstaande onderdelen gaan bereiken staan in de volgende twee paragrafen. We hebben hierbij een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid (3.2) en anderzijds de overige vier ombuigingsvoorstellen (3.3). Deze splitsing is ingegeven vanuit de impact van de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid voor de stad, werknemers en werkgevers. Bij de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid verwachten we dat 25 % van de medewerkers uiteindelijk geheel of gedeeltelijk afhankelijk blijft van voorzieningen na beëindiging van de loonkostensubsidies. Dit zullen deels mensen zijn die werkzaam blijven op een participatiebaan, deels mensen die werkzaam blijven met behoud van uitkering, mensen met loon dat niet hoog genoeg is om uit de uitkering te blijven en wellicht een aanvulling krijgen, maar ook mensen die in dit traject een Wsw-indicatie gekregen hebben, maar die nog op de wachtlijst staan voor een plaats bij Breed. Voor deze mensen zou het beëindigen van het dienstverband onnodige terugslag betekenen met het oog op een toekomstig dienstverband bij Breed.
8
3
3.2
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Hoe gaan we de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid bereiken? Bij de aanpak om de gesubsidieerde banen af te bouwen zijn drie spelers actief: 1. de gesubsidieerde werknemers. Hun belang is het behouden van werk, inkomen en rechtspositie; 2. de instellingen c.q. de werkgevers. Hun belang is het behouden van het gebruik kunnen maken van arbeidskrachten tegen zeer gereduceerd tarief. Door de inzet van de arbeidskrachten kunnen zij hun activiteiten en diensten uitvoeren; 3. de bijstandsgerechtigden en andere werkzoekenden waar de gemeente een reintegratieverantwoordelijkheid voor heeft. Hun belang is dat de gemeente tijdelijke middelen inzet voor hun traject naar werk. De ervaringen tot nu toe bij de afbouw van gesubsidieerde arbeid leert dat de belangen van de eerste twee spelers goed voor het voetlicht komen. Het belang van de groep bijstandsgerechtigden bij de afbouw van de gesubsidieerde arbeid komt in veel mindere mate tot uitdrukking. Bij de afweging om de gesubsidieerde arbeid af te bouwen (en daarmee de belangen van de werknemers en instellingen te schaden) hebben we de belangen van deze relatief anonieme spelers zwaar laten meewegen. Zeker ook omdat het hier gaat om een publieke verantwoordelijkheid. Ervaringen andere gemeenten Veel gemeenten hebben de problematiek van de ID-banen ter hand genomen bij de invoering van de Wwb. Gemeenten als Eindhoven en Maastricht hebben in 2004 en 2005 een start gemaakt met de afbouw, waardoor deze heeft plaatsgevonden in economisch gunstige periodes, waarbij veel mensen door konden stromen naar regulier werk elders en de gemeenten de financiële ruimte hadden om de afbouw te flankeren met compensatie voor instellingen om maatschappelijk relevante activiteiten in de stad te kunnen voortzetten. Maar er zijn ook gemeenten die deze problematiek onlangs hebben opgepakt. De gemeente Den Haag bereidt op dit moment ook bestuurlijke besluitvorming voor. De gemeente Apeldoorn heeft haar beleid al in 2009 vastgesteld en heeft op dit moment haar afbouwproject uitbesteed aan een re-integratiebedrijf. Uit de Divosa-monitor, die in juni 2010 is gepresenteerd, is op te maken dat gemiddeld genomen gemeenten in 2009 de uitgaven aan ID-banen en Wiw-banen teruggebracht hebben tot 15% van hun uitgaven. In 2008 was dit nog ongeveer 21%. In 2004 bij de invoering van de Wwb was dit landelijk 55%. In grote gemeente ligt het percentage overigens wel hoger dan in kleinere gemeenten. Nijmegen besteedt in 2010 ongeveer 65% van haar re-integratiebudget aan de ID- en Wiw-banen en participatiebanen, en 48% aan 5 Wiw- en ID-banen.
5
In bijlage 1 treft u een overzicht aan van het aandeel gesubsidieerde banen bij een aantal gemeenten en een
concretere uiteenzetten van een aantal voorbeeld van andere gemeenten en hun wijze van aanpak.
9
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
De kaders voor de afbouw van de gesubsidieerde arbeid Om de doelstelling, het aantal gesubsidieerde banen afbouwen en beëindigen, te realiseren dient een afbouw- en beëindigingsbeleid te worden vastgesteld voor de komende jaren. Dit beleid omvat: - kaders voor de ondersteuning van werk-naar-werk-trajecten voor medewerkers en werkgevers; - kaders ten aanzien van het bieden van werkperspectief via alternatieve reintegratievoorzieningen; - kaders voor de afbouw van de loonkostensubsidies voor ID-, Wiw-banen en participatiebanen. Deze kaders zien er voor de drie verschillende regelingen als volgt eruit: Tabel 2 Kaders voor afbouw ID-banen, Wiw-banen en participatiebanen
Ondersteuning bij werknaar-werk
Werkperspectief
6
ID-banen Vanuit de Wwb ontvangen werknemers een analyse op persoonsniveau inclusief een loonwaardebepaling.
Wiw-banen Vanuit de Wwb ontvangen werknemers een analyse op persoonsniveau inclusief een loonwaardebepaling.
Participatiebanen Vanuit de Wwb ontvangen werknemers een analyse op persoonsniveau inclusief een loonwaardebepaling.
Voor werknemers met potentie geldt: - Zij gaan op zoek naar regulier werk (bij huidige of een andere werkgever); - bij onmogelijkheid om baan te witten wordt een outplacement aangeboden (duur: 1 jaar); - bij overstap of ontslag kan een tijdelijke financiële tegemoetkoming worden verstrekt voor de inkomensachteruitgang.
Voor werknemers met potentie geldt: - Zij gaan op zoek naar regulier werk (bij huidige inlener of een andere werkgever); - bij onmogelijkheid om baan te witten wordt een outplacement aangeboden (duur: 1 jaar); - bij overstap of ontslag kan een tijdelijke financiele tegemoetkoming worden verstrekt voor de inkomensachteruitgang.
Voor werknemers die worden ontslagen geldt: - werken met behoud van uitkering in een werkcorporatie 6 of andere werkplek; - indien van toepassing: toeleiding naar Wsw of andere voorziening; - tijdelijke financiële tegemoetkoming is mogelijk. Maatwerk staat hier centraal
Voor werknemers die worden ontslagen geldt: - werken met behoud van uitkering in een werkcorporatie of andere werkplek; - indien van toepassing: toeleiding naar Wsw of andere voorziening; - tijdelijke financiële tegemoetkoming is mogelijk. Maatwerk staat hier centraal
Voor werknemers met potentie op een tijdelijk contract geldt: - Zij gaan op zoek naar regulier werk (bij huidige inlener of een andere werkgever); - bij onmogelijkheid om baan te witten wordt een outplacement aangeboden (duur: 1 jaar); - bij overstap of ontslag kan een tijdelijke financiele tegemoetkoming worden verstrekt voor de inkomensachteruitgang. Voor werknemers op tijdelijk contract geldt: - werken met behoud van uitkering in een werkcorporatie of andere werkplek; - indien van toepassing: toeleiding naar Wsw of andere voorziening; - tijdelijke financiële tegemoetkoming is mogelijk. Maatwerk staat hier centraal
Zie paragraaf 3.2.2 voor de stand van zaken rondom de werkcorporaties.
10
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Afbouw loonkostensubsidie
3.2.1
ID-banen De loonkostensubsidies bevriezen per 1 januari 2011 op het niveau van 2010.
Wiw-banen De loonkostensubsidies bevriezen per 1 januari 2011 op het niveau van 2010.
Participatiebanen De loonkostensubsidies bevriezen per 1 januari 2011 op het niveau van 2010. Dit geldt ook voor de uitvoeringskosten.
Het stoppen van alle instroom vanaf 1 januari 2011.
Niet van toepassing.
Het stoppen van de instroom en het niet verlengen van tijdelijke contracten in het kader van deze participatiebanen vanaf 1 januari 2011.
De loonkostensubsidies per 1 oktober 2011 met 25 % korten tov 2010, per 1 juli 2012 nog eens met 50 % tov 2010 en per 1 januari 2013 volledig beëindigen.
De loonkostensubsidies per 1 oktober 2011 met 25 % korten tov 2010, per 1 juli 2012 nog eens met 50 % tov 2010 en per 1 januari 2013 volledig beëindigen.
Niet van toepassing.
Fasering van de afbouw en beëindiging De voorkant: Stimuleren en faciliteren We willen direct na besluitvorming starten 7 met de stimulerende en faciliterende maatregelen. Met werknemers en werkgevers zullen op basis van maatwerk afspraken gemaakt worden over de werk-naar-werk-trajecten. We werken hierin samen met het UWV, omdat de meeste mensen WW-rechten hebben opgebouwd, en daar dus recht op hebben bij een eventueel ontslag, en met arbeidsbemiddelingsorganisaties. De start is het bieden in het kader van de Wwb van een analyse op persoonsniveau met betrekking tot de afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Deze analyse omvat tevens een loonwaardebepaling. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke externe partij en biedt aanknopingspunten voor het vervolg van de dienstverlening. Voor de werknemers die in staat zijn een reguliere functie te bekleden bevorderen we het ‘witten van banen’ dan wel de aanvaarding van regulier werk elders (outplacement). Deze ondersteuning wordt vanuit Werk & Inkomen geboden gedurende één jaar na de uitvoering van de analyse.
7
Dit neemt niet weg dat we nu ook al met meerdere instellingen in gesprek zijn over de gevolgen van de af-
bouw van de gesubsidieerde arbeid. Omdat er tot nu toe geen besluiten over de afbouw zijn genomen, is nog steeds onzeker voor instellingen wat de afbouw gaat betekenen en hoe hierop in te spelen. Instellingen nemen hun bestand ID-werknemers door en gaan na welke mogelijkheden er zijn. Werkgevers/instellingen ondernemen tot nu toe geen concrete acties naar hun werknemers toe.
11
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Als een werknemer bij het aanvaarden van een reguliere baan, dan wel bij ontslag, er in inkomen op achteruit gaat, willen we daarin tijdelijk financieel tegemoetkomen bij wijze van overbrugging en gewenning aan de nieuwe situatie. We benadrukken hierbij dat het niet om een structurele tegemoetkoming gaat én dat er altijd sprake zal zijn van een individuele afweging. Het vertalen van de gevolgen van de afbouw en beëindiging van gesubsidieerde op de individuele arbeidsrelaties en in de reguliere subsidieafspraken met instellingen is maatwerk. Dit verschilt van instelling tot instelling en van medewerker tot medewerker. De gemeente zal als werkgever de inspanningsverplichting aangaan om de mensen die bij hen werken en na loonwaardebepaling in staat zijn om een reguliere functie te accepteren, bij voldoende functioneren een reguliere baan aan te bieden. De betrokken organisaties/werkgevers die op dit moment als primaire taak hebben het begeleiden, detacheren en re-integreren van de mensen in een gesubsidieerde baan, willen we in 2011 in samenhang bezien op hun toekomst. We denken dan aan Breed, Stichting Wijkwerk en de Stichting Uitzicht. De achterkant: De korting op de loonkostensubsidies per 1 oktober 2011 en daarna In de afbouw korten we de loonkostensubsidies per 1 oktober 2011. Eerder is niet mogelijk, omdat we een zorgvuldige afbouw nastreven. De betrokken werkgevers hebben bij de aankondiging van de korting eind 2010 voldoende tijd om te anticiperen op dit beleid, dat over bijna een jaar een eerste korting zal betekenen en uiteindelijk pas in 2013 volledig in hun organisatie zal neerdalen. De gemeente stelt één regeling voor om te komen met de afbouw van de gesubsidieerde banen. Achterliggende gedachte hierbij is het rechtsgelijkheidsbeginsel in een dergelijk traject. We moeten daarom uitgaan van één generieke maatregel om subsidiekorting toe te passen. Vanuit de verschillende programmalijnen en het reguliere subsidieproces kunnen eventueel oplossingen geboden worden om de negatieve effecten van de afbouw en beëindiging van gesubsidieerde banen op te pakken. Dit is maatwerk. Vanuit dit uitgangspunt zullen wij met instellingen in de stad het gesprek aangaan om te bezien welke banen omgezet kunnen worden in reguliere banen en welke knelpunten ontstaan bij de verschillende instellingen. Dit traject start al in 2010. In de subsidieovereenkomsten met instellingen in de stad zal ook een artikel opgenomen worden waarin ruimte wordt gecreëerd om tussentijd met elkaar in overleg te gaan over de consequenties van de afbouw en beëindiging van gesubsidieerde banen. In de onderstaande tabel hebben we de drie kaders bij de afbouw in een tijdsbalk gezet waarbij we de actor van de actie is benoemd:
12
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Na 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012. De meeste activiteiten vinden echter voor 1 oktober 2011 plaats.
Voor 1 -1-11
tijdsbalk
Kader 4 (Globale) acties bij de afbouw in perdiode t/m 2012
3.2.2
Actor / perspectief
ID-banen
Wiw-banen
Werk & Inkomen
Werk & Inkomen kondigt het genomen besluit inzake de afbouw van de loonkostensubsidie aan bij werkgevers en werknemers.
Werk & Inkomen kondigt het genomen besluit inzake de afbouw van de loonkostensubsidie aan bij stichting Uitzicht en werknemers.
Werkgever
Werkgever beraadt zich op de voortzetting van de arbeidsovereenkomsten met werknemer. Het gaat hier om de invulling van de eigen verantwoordelijkheid van de werkgever. De gemeente als werkgever van ID-ers gaat een inspanningsverplichting aan om de werknemers met potentie regulier in dienst te nemen.
Werk & Inkomen
Aanbod vanuit de Wwb: Analyse op werknemersniveau over de afstand tot de arbeidsmarkt en de loonwaardebepaling
Gemeente als werkgever van Wiw-ers beraadt zich op de voortzetting van de arbeidsovereenkomsten met werknemer. Als gevolg van de korting op de subsidie per 1 oktober 2011 kunnen de dienstverbanden niet langer worden voortgezet. Gemeente stelt in overleg met vakbonden en OR Uitzicht een sociaal plan op voor de werknemers. Gemeente spant zich in om de Wiw-ers die gedetacheerd zijn bij de gemeente zelf én potentie hebben, regulier in dienst te nemen. Aanbod vanuit de Wwb: Analyse op werknemersniveau over de afstand tot de arbeidsmarkt en de loonwaardebepaling
Werknemers met potentie
Werk-naar-werk (zie kader 2)
Werk-naar-werk (zie kader 2)
Werknemers
Werkperspectief bij ontslag (zie kader 2)
Werkperspectief bij ontslag (zie kader 2)
Gemeente
In de periode van afbouw tot en met eind 2012 wordt bezien in welke mate er daar waar essentiële activiteiten in de stad niet meer plaats kunnen vinden, middelen vrij gemaakt kunnen worden binnen de andere programma’s om de continuïteit van activiteiten te borgen.
Werkperspectief via werkcorporaties Tegelijk met de start van het afbouwproces van de gesubsidieerde banen starten we met werkcorporaties. Werkcorporaties zijn organisaties die, onafhankelijk van de gemeente, werkervaring en kwalificatie bieden aan werkzoekenden in een zo regulier mogelijke werkomgeving. Het werk draagt zo bij aan de omzet die een bedrijf genereert of de maatschappelijke opdracht die een instelling uitvoert. De organisaties moeten een zelfverdienend vermogen ontwikkelen, bijvoorbeeld met de verkoop van producten of het bieden van diensten. Het hoeft hierbij niet noodzakelijk en zelfs bij voorkeur niet, om nieuwe
13
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
organisaties te gaan. Bij de werkconferentie in juli 2010, en in oriënterende gesprekken sindsdien, bleek al dat een aantal organisaties in Nijmegen op dit moment al de kenmerken heeft van een werkcorporatie. We zien in onze gesprekken met organisaties dat zich op dit moment een tweetal varianten aftekent. In de ene variant ontwikkelt een organisatie zich als leerwerkbedrijf door (additionele) plekken te creëren waar met begeleiding en scholing mensen richting de arbeidsmarkt geleid worden. Het andere model gaat richting het opzetten van een netwerk met vergelijkbare werksoorten of eindproducten waarbij verschillende organisaties in hun arbeidsproces deze werkcorporatie kunnen inzetten. Bij voorkeur wordt het bedrijfsleven hierin dan betrokken. Voor instellingen in de stad betekent de ontwikkeling van of naar een werkcorporatie vaak vooral het opnieuw inrichten van het arbeidsproces op de dynamiek van het personeelsbestand en het resultaatgericht begeleiden en scholen van klanten gericht op uitstroom. We zijn op dit moment met een aantal partijen in gesprek over een werkcorporatie, onder andere de stichting Wijkwerk, Stichting OntmoetplanB, Mode met een Missie, Stichting Collusie, Tandem en het Interlokaal. Vanuit het nieuwe beoogde re-integratiestel zijn drie criteria voor een werkcorporatie van belang: 1. Uitstroommogelijkheden van werkzoekenden naar regulier werk door de werkzaamheden die worden geboden binnen de corporatie; 2. Het bieden van werkplekbegeleiding aan werkzoekenden gericht op uitstroom; 3. Het kwalificeren van werkzoekenden gericht op uitstroom. De initiatieven voor de ontwikkeling van een werkcorporatie liggen in de stad. De (publieke) facilitering ligt niet zozeer in de ontwikkeling van nieuwe structuren en netwerken, wél in reële baanopeningen. Bij werkcorporaties kunnen mensen met behoud van uitkering werken, waarbij de organisatie werkplekbegeleiding en een kwalificerende opleiding biedt. De gemeente draagt bij aan deze werkplekbegeleidings- en opleidingskosten. Inzet van middelen is tijdelijk, namelijk voor zolang de werkzoekende klant de voorziening in het kader van re-integratie nodig heeft.
3.2.3
Effecten van de aanpak voor het speelveld Bij de start van de beschrijving van de aanpak om de gesubsidieerde arbeid hebben we drie spelers benoemd. Als afsluiting van deze paragraaf staan we puntsgewijs stil bij de effecten van de afbouw voor deze drie spelers: Werknemers Gesubsidieerde werknemers kunnen hun werk, inkomen en rechtspositie verliezen. De objectieve analyses geven inzicht in de kansen van de betrokken medewerkers. Op basis van ervaringen van andere steden, en ook in het verleden in Nijmegen, verwachten we dat ongeveer 25 % van de medewerkers kan uitstromen naar reguliere banen. Werkgevers Werkgevers verliezen, als zij geen mogelijkheden zien de arbeidskrachten te behouden, hun arbeidskrachten. Het is wel mogelijk voor werkgevers om andere arbeidskrachten een (leer)werkplek te bieden om zo de dienstverlening en activiteiten voort te zetten. Het zal echter niet meer zo zijn dat deze arbeidskrachten voor lange tijd bij de werkgever werken. Werkzoekenden Vanaf 2012 ontstaat er weer daadwerkelijk ruimte in het budget om de grote groep werkzoekenden die nu aan de kant staat, re-integratiedienstverlening aan te bieden.
14
3
3.3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Hoe gaan we de overige ombuigingsvoorstellen bereiken? Naast de afbouw en beëindiging van de gesubsidieerde arbeid, zijn we genoodzaakt om in 2011 ombuigingen op de overige onderdelen van het re-integratiebeleid te realiseren. Het gaat om de volgende onderdelen: 1. Afbouw en beëindiging van de re-integratievoorziening werkervaringsbanen; 2. Verlagen van de re-integratievoorziening Brugbaansubsidie; 3. Beperken overige programmakosten re-integratie; 4. Beperken uitvoeringskosten re-integratie. In deze paragraaf staan we stil bij de wijze waarop we de ombuiging realiseren en de afwegingen hierbij.
3.3.1
Afbouw en beëindiging van de re-integratievoorziening werkervaringsbanen De werkervaringsbanen worden ingezet voor mensen die te weinig werkervaring hebben om direct regulier in dienst te worden genomen door een werkgever. Zij krijgen een arbeidsovereenkomst van één jaar bij de stichting Uitzicht en worden vervolgens gedetacheerd bij een inlener. Het kan hier gaan om een werkgever in de marktsector of in de non-profitsector. Aan de werkgever wordt een (standaard) inleenvergoeding gevraagd. De arbeidsovereenkomst kan twee keer voor één jaar worden verlengd. Maximaal duurt een werkervaringsbaan dus drie jaar. Naast de financiële noodzaak tot ombuigingen binnen het werkdeel zijn er een aantal inhoudelijke argumenten om de werkervaringsbanen af te bouwen. In de lijn met onze toekomstvisie op re-integratie willen we de werkervaringsbanen afbouwen tot nul, tegelijkertijd zullen we het instrument ‘werken met behoud van uitkering’ uitbreiden. Redenen om dit te doen zijn: - De werkervaringsbaan in huidige vorm is weinig flexibel inzetbaar. Kandidaten krijgen standaard een arbeidsovereenkomst van één jaar aangeboden. Bij tussentijdse beeindiging van de voorziening dient een ontslagaanvraag ingediend te worden; - Onze re-integratievisie legt het accent op tijdelijke loonkostensubsidies op basis van een (onafhankelijk) loonwaardeonderzoek. Bij voorkeur moet de kandidaat in deze variant in dienst worden genomen door de werkgever, deze ontvangt een loondispensatie op basis van de loonwaardebepaling; - De werkervaringsbaan is geen efficiënt instrument (zie onderstaand kader); - Ons uitgangspunt dat regulier werk moet lonen komt in individuele situaties in het geding. Namelijk wanneer een (ongeschoolde) kandidaat het wettelijk minimumloon in een werkervaringsbaan verdient, terwijl hij of zij regulier niet of nauwelijks meer zal verdienen. De uiteindelijke vorm en constructie van nieuwe voorzieningen in de lijn met onze reintegratievisie zijn momenteel in ontwikkeling. Een constructie waarbij de stichting Uitzicht mensen alsnog in dienst neemt en vervolgens detacheert naar een werkgever met een loondispensatiemaatregel zal hier wellicht een onderdeel van zijn. Door in 2010 nog een aangepaste re-integratieverordening vast te stellen waarin de mogelijkheden om te werken met behoud van uitkering zijn verruimd zorgen we voor een tussenfase waarin een voorziening gericht op het verwerven van werkervaring en –ritme voorhanden blijft.
15
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Kader 5 De efficiency van een werkervaringsbaan De efficiency van een werkervaringsbaan Kerngegevens: 1,0 fte bemiddelaar heeft een caseload van 25 klanten/werkervaringsbanen. Het gerealiseerde uitstroompercentage in 2009 van de werkervaringsbanen is 25 %. Gemiddelde duur van een werkervaringsbaan is (bij benadering) 1,5 jaar. Na 1,5 jaar zijn dus 6 klanten uitgestroomd. De gemeentelijke investeringen gedurende 1,5 jaar bedragen: - 1,0 fte bemiddelaar: € 129.375 (inclusief overhead) - loonkosten van een werkervaringsbaan: € 28.500 per persoon. Voor een volledige caseload bedraagt de investering: € 712.500 De uiteindelijke besparingen op het Inkomensdeel gedurende 1,5 jaar bedragen: - € 21.000 per persoon gedurende web-periode (totaal: € 525.000). - voor de uitgestroomde mensen komt daarbovenop een besparing van circa € 42.000. Investeringen vs besparingen: De totale investering van 25 werkervaringsbanen gedurende 1,5 jaar bedraagt € 841.875. De gerealiseerde besparing op het Inkomensdeel is € 567.000.
Momenteel zijn er circa 170 werkervaringsbanen. Het afbouwproces van de tijdelijke voorziening en de opbouw van het nieuwe instrumentarium ziet er als volgt uit: 1. Met ingang van 1 januari 2011 worden tijdelijke contracten niet meer verlengd. Een uitzondering hierop vormen die situaties waarin ‘harde’ afspraken zijn gemaakt met de kandidaat; 2. Met ingang van 1 januari 2011 wordt de voorziening werkervaringsbaan niet meer aangeboden aan kandidaten; 3. Met ingang van 1 januari 2011 wordt in de plaats hiervan een programma aangeboden dat bestaat uit werken op één van de beschikbare werkplekken met behoud van uitkering; 4. De ingekochte arbodienstverlening ten behoeve van de kandidaten op een werkervaringsbaan blijft in stand en wordt ingezet om de werkperiode van kandidaten (die met behoud van uitkering werken op een van de werkplekken) zoveel moge8 lijk het karakter te geven van een arbeidsrelatie ; 5. De werkgever (degene die de werkplek ter beschikking stelt) betaalt een inleenvergoeding conform de huidige richtlijnen; 6. De inleenvergoeding wordt ingezet ter dekking van de nog te ontwikkelen bonus voor de kandidaat. In de ramingen zijn we uitgegaan van gemiddeld 115 werkervaringsbanen in 2011 en gemiddeld 57 in 2012, daarna 0 banen. Negatieve effecten van de maatregel Vanuit de werkpraktijk blijkt dat werkgevers geen mensen vanuit de Wwb aan willen nemen vanwege de risico's die dit met zich meebrengt. Dit betekent dat een tijdelijke loonkostensubsidie de meeste werkgevers in eerste instantie niet over de streep trekt, omdat het uitvalrisico dan weliswaar financieel (gedeeltelijk) gedekt wordt, maar toch bij de werkgever ligt. Een werkervaringsbaan, waarbij de gemeente het risico van het werkgeverschap draagt, werkt wel als middel om bij werkgevers binnen te komen. In het nieuwe re-integratiebeleid zullen we voor deze belemmeringen oog moeten hebben. We zouden
8
Binnen een dienstverband kan gebruik gemaakt worden van de Wet Verbetering Poortwachter, dit is bij wer-
ken met behoud van uitkering niet mogelijk.
16
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
wellicht toch een constructie in huis moeten hebben waarbij we voor korte duur de rol van werkgever op ons kunnen nemen (flexpools of nul-urencontracten). Het is ook zeer goed mogelijk dat de uiteindelijke uitstroom naar regulier werk onder druk komt te staan. Momenteel stroomt 25 % van de kandidaten op een werkervaringsbaan uit naar regulier werk. Het effect van de afschaffing van de werkervaringsbaan op dit percentage is onbekend.
3.3.2
Verlagen van de re-integratievoorziening brugbaansubsidie De tweede ombuigingsmaatregel is het verlagen van de re-integratievoorziening brugbaansubsidie. De brugbaansubsidie is een tijdelijke loonkostensubsidie aan een werkgever die een werkzoekende in dienst neemt. In het eerste jaar kan de werkgever € 8.000,aanvragen, in het tweede jaar dat de voormalige werkzoekende in dienst is bedraagt de loonkostensubsidie € 4.000,-. De subsidie is bedoeld om werkgevers te compenseren voor eventuele verminderde arbeidsproductiviteit en over te halen een werkzoekende in dienst te nemen. De loonkostensubsidie voor het tweede jaar schaffen we af per 1 januari 2011. De tijdelijke loonkostensubsidie voor het eerste contractjaar laten we intact. Deze sluit immers redelijk aan bij ons idee over het toekomstige re-integratiestelsel. Belangrijk verschil is wel dat we in de toekomst veel meer maatwerk willen leveren. Een standaard bedrag ter compensatie van de arbeidsproductiviteit vindt dan niet plaats. De tijdelijke loondispensatie voor de werkgever wordt dan vastgesteld via een loonwaardebepaling. Door nu al te snijden in de brugbaansubsidie, realiseren we een noodzakelijke besparing en geven we direct aan dat ook deze voorziening zal veranderen als gevolg van onze wens te komen tot een re-integratiestelsel.
3.3.3
Verlagen overige programmakosten re-integratie 1. Intake, diagnose en ondersteunende producten In totaal ramen we voor deze onderdelen € 2,0 miljoen op jaarbasis. We kopen in op individuele basis waardoor verlaging van het budget eenvoudig doorgevoerd kan worden. Verlaging van het budget betekent een verlaging van het in principe beschikbare budget per klant. Desondanks kan een ombuigingsvoorstel geformuleerd worden om € 0,5 te besparen op de ondersteunende producten. De onderdelen intake & diagnose laten we bewust met rust: intensivering van de start van het re-integratieproces leidt tot een efficiente en effectieve inzet van instrumenten. 2. Belastbaarheidsonderzoeken Via een aanbestedingsprocedure is de uitvoering van psychodiagnostiek- en Belastbaarheidsonderzoeken uitbesteed. De overeenkomst loopt tot en met 2012. Deze dienstverlening hebben we niet in eigen huis en zal ook na deze datum ingekocht moeten worden. Bezuinigingen doorvoeren per 2011 is niet mogelijk. 3. Wachtlijst Wsw-geïndiceerden Voor de verlaging van de wachtlijst van Wsw-geïndiceerden is projectmatig een zogenoemde Nijmeegse aanpak in de afgelopen drie jaar uitgevoerd. De aanpak is beëindigd per 1 september 2010, echter er zijn nog voor circa € 0,2 miljoen verplichtingen aangegaan. Er is geen mogelijkheid om op deze verplichtingen te bezuinigen.
17
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
4. Hatert Werkt In totaal is € 0,1 miljoen geraamd voor Hatert Werkt. Gezien de afspraken met de woningbouwcorporaties is het niet haalbaar op deze post een bezuiniging door te voeren. Wel zal voor 2011 scherper gekeken worden naar de inzet van deze middelen voor de inkoop van ondersteunende producten. 5. Stichting Dagloon en Wereldvrouwen In eerdere bezuinigingsvoorstellen is de beëindiging van deze projecten voorgesteld. Vooralsnog wordt het niet haalbaar geacht deze projecten af te bouwen. De stichting Wereldvrouwen zou in de toekomst mogelijk als werkcorporatie kunnen fungeren, maar het zelfverdienende vermogen dient dan wel omhoog te gaan. Momenteel dragen we € 4.000 per klant bij ten behoeve van de begeleiding.
3.3.4
Verlagen uitvoeringskosten re-integratie In 2007 is de keuze gemaakt de re-integratie in eigen beheer uit te voeren. Indertijd is deze keuze gemaakt vanwege tegenvallende kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van de toenmalige re-integratiebedrijven. De keuze om re-integratie in eigen beheer uit te voeren staat in dit ombuigingsplan niet ter discussie. Desondanks vinden er wel ombuigingen plaats ten laste van de uitvoeringskosten van de gemeentelijke organisatie. De re-integratiespecialisten zijn degenen die de opdracht hebben bijstandsgerechtigden toe te leiden naar werk. Zij bieden begeleiding en ondersteuning bij de uitvoering van een re-integratieprogramma. Daarnaast ondersteunt de re-integratiespecialist de klant gedurende het traject naar werk door eventuele inzet van verschillende voorzieningen, zoals (vakgerichte) scholing en trainingen. De duur van een traject is zeer wisselend, gemiddeld genomen gaan we uit van een duur van 12 maanden. Echter, klanten die net een uitkering ontvangen en kansrijk op de arbeidsmarkt zijn doorlopen veelal een begeleidingstraject dat gemiddeld 6 maanden duurt. De re-integratiedienstverlening aan jongeren tot 27 jaar ontzien we in de ombuigingsvoorstellen. Redenen hiervoor zijn: - het aantal jeugdwerklozen is als gevolg van de economische crisis gestegen; - juist de investeringen in jongeren moeten niet worden verminderd, vooral om te voorkomen dat mensen op jonge leeftijd bijstandsafhankelijk worden en blijven; - de regio Gelderland Zuid ontvangt van het rijk middelen om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Deze middelen worden hoofdzakelijk ingezet voor programmakosten. De coördinatie, matching en verdere uitvoering van alle projecten vindt plaats via of door het jongerenloket. Een bezuiniging op de bemensing van het loket schaadt de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Naast de re-integratiespecialisten kennen we de functie bemiddelaar. Deze functionarissen begeleiden werknemers (in een reguliere of gesubsidieerde baan). Door de afbouw van de werkervaringsbaan en een geringere gelijktijdige toename van het alternatief werken met behoud van uitkering is een afname van deze functie mogelijk. Verder bouwen we de functies kinderopvangmakelaar en accountmanager met (ieder) 1,0 fte af. In totaal hebben we de toegestane formatie afgeraamd met 15,19 fte. Dit is een afname van 17 % van de huidige toegestane formatie.
18
3
Waar willen we naar toe? (vervolg)
Negatieve effecten van de maatregel Het gevolg van de maatregel is dat er in principe minder re-integratiedienstverlening geleverd kan worden. We proberen dit zo veel mogelijk op te vangen door de duur van trajecten te verkorten. Een ander gevolg is dat ingewerkt personeel de uitvoeringsorganisatie moet verlaten. Deskundigheid en ervaring gaat zodoende verloren. Voor ogen gehouden moet worden dat dit ombuigingsvoorstel een grote impact heeft op de uitvoeringsorganisatie en daarmee op de dienstverlening die geboden kan worden. Globaal genomen kan gesteld worden dat aan circa 750 bijstandsgerechtigden geen reintegratiediensten geboden kan worden. Hierbij gaan we uit van de (standaard) caseload van een re-integratiespecialist én een gemiddelde duur van een traject van één jaar.
19
4
Ombuig
4
Ombuigingsplan 2011 en verdere jaren
4.1
Financieel kader Puntsgewijs worden vanaf 2011 de volgende ombuigingen doorgevoerd: 1. afbouw en beëindiging gesubsidieerde arbeid; 2. afbouw en beëindiging werkervaringsbanen; 3. afschaffen tijdelijke loonkostensubsidie in het tweede jaar; 4. beperken overige programmakosten re-integratie; 5. beperken van de uitvoeringskosten re-integratie. Kader 6 Ombuigen, toelichting en effect in 2011 en 2012 Ombuiging
1 Afbouw ID/WIW
Toelichting
- subsidies vanaf 1 januari 2011 bevriezen op
Effect
Effect
in
in
2011
2012
- € 2,8
€ 1,5
€ 5,7
€ 7,0
€ 1,4
€ 1,6
€ 4,3
€ 10,1
niveau van 2010 - subsidies per 1 oktober 2011 met 25 % korten, per 1 juli 2012 met nog eens 25 % en per 1 januari 2013 volledig korten 2 Participatiebanen
- subsidie vanaf 1 januari 2011 bevriezen op niveau van 2010 - het stoppen van de instroom van klanten in de banen en het niet verlengen van tijdelijke contracten vanaf 1 januari 2011
3Werkervaringsbaan*
Werkervaringsbaan als re-integratie-instrument beëindigen. Tijdelijke contracten vanaf 1 januari 2011 niet meer verlengen en geen nieuwe instroom. Hiervoor in de plaats maken we werken met behoud van uitkering mogelijk.
4 Brugbaansubsidie*
De tijdelijke loonkostensubsidie voor het tweede jaar afschaffen.
5 Uitvoeringskosten
Gemeentelijke uitvoeringskosten verlagen door
re-integratie*
toegestane formatie aan re-integratiespecialisten, accountmanagers, bemiddelaars en kinderopvangmakelaars te maximeren op totaal 74,63 fte (was: 89,82 fte direct personeel).
6 Programmakosten
Budget voor inkoop ondersteunende producten is
re-integratie*
verlaagd naar € 1,5 (was € 2,0). Verder zijn de programmakosten verlaagd als gevolg van de beëindiging van de Nijmeegse aanpak wachtlijsten Wsw.
Totaal werk
* Het betreft hier maatregelen die we aanvullend op de aangekondigde maatregelen in ons coalitieakkoord aan de raad voorleggen.
20
4
Ombuig
1. Afbouw ID / Wiw De besparingen door de afbouw van de ID- en Wiw-banen in de bovenstaande tabel zijn berekend ten opzichte van de ramingen in 2010 aan de loonkostensubsidies en uitvoeringskosten. Twee kanttekeningen hierbij: a. de besparing op de gemeentelijke uitvoeringskosten zijn meegenomen in de ombuigingnummer 5 Uitvoeringskosten re-integratie. Wel zijn de uitvoeringskosten van externe opdrachtnemers, te weten de Stichting Wijkwerk opgenomen. Zij treden voor circa 138 fte ID als werkgever op. In het eerste jaar (2011) vindt hierop geen korting plaats. b. de besparingen zijn afgezet op de ramingen in 2010. De uitgaven in de begroting zijn lager geprognosticeerd dan de te verwachte uitgaven in 2010. Oorzaak is dat het aantal ID- en Wiw-banen veel langzamer zijn gedaald dan geprognosticeerd. Ombuiging komt voort uit het coalitieakkoord. 2. Participatiebanen Ook deze besparingen zijn berekend ten opzichte van de ramingen in 2010. In de berekening zijn zowel de loonkosten als de uitvoeringskosten opgenomen. Het gaat om de uitvoeringskosten van de Stichting Wijkwerk. De uitvoeringskosten zijn afhankelijk van het aantal participatiebanen. Uitgangspunt is dat er circa 65 participatiebanen blijven bestaan. Er vindt geen instroom meer plaats, uitstroom vindt alleen op ‘natuurlijke’ wijze plaats (leeftijd, verhuizing, opzegging, overlijden). Ombuiging komt voort uit het coalitieakkoord. 3. Werkervaringsbanen Besparing wordt gerealiseerd door de afbouw en beëindiging van de werkervaringsbanen per 1 januari 2011. De besparing is berekend ten opzichte van de geraamde uitgaven in de begroting voor 2010. In de huidige begroting wordt uitgegaan van gemiddeld 385 werkervaringsbanen. In de afgelopen periode heeft al een reductie plaatsgevonden. De reductie heeft op ‘natuurlijke’ wijze plaatsgevonden als gevolg van de economische crisis waardoor er bij werkgevers weinig bereidheid was een werkervaringsbaan aan te bieden. De reductie is ook aangestuurd vanuit de organisatie om een dusdanig exploitatietekort in 2010 te voorkomen dat niet gedekt zou kunnen worden uit de OMBD Werkdeel (als gevolg van de achterblijvende uitstroom uit de gesubsidieerde arbeid). 4. Brugbaansubsidie De tijdelijke loonkostensubsidie in het tweede jaar schaffen we per 1 januari 2011 af. Dit bespaart ons circa € 0,2 miljoen op jaarbasis. 5. Uitvoeringskosten re-integratie We verlagen de huidige formatie met 17 %. Dit komt overeen met een afname van het aantal re-integratiespecialisten met 6,0 fte, kinderopvangmakelaar met 1,0 fte, bemiddelaars met 7,24 fte en 1,0 fte aan accountmanagers. De afname van de toegestane formatie gaat niet gepaard met frictiekosten. Bij de invoering van re-integratie in eigen beheer is uitgegaan van een flexibele schil waardoor krimp in formatie zonder frictiekosten mogelijk is. Wel moet rekening worden gehouden dat deze flexibele schil nu vrijwel wegvalt. Bij eventuele verdere ombuigingen in het personeel is er sprake van frictiekosten. 6. Programmakosten Besparing is berekend ten opzichte van de ramingen voor 2010.
21
4
4.2
Ombuig
Oplossen begrotingstekort en ontwikkeling budgetten In 2011 ontstaat er een tekort van € 4,7 miljoen op het Werkdeel. Dit tekort vangen we binnen het programma op door € 0,6 OMBD Werkdeel, € 1,5 miljoen te dekken uit de werkcorporatiemiddelen en € 2,6 uit de eenmalig beschikbare middelen voor werk en reintegratie. Vanaf 2012 is er dan sprake van een overschot op het Werkdeel. Zie onderstaande tabel. 9
Tabel 3: Ontwikkeling Werkdeel periode 2010 – 2014 (inclusief ombuigingen )
Wwb Werkdeel (in mln. euro) Ontvangsten (Budget werkdeel)
Prognose
Prognose
Prognose
Prognose
Prognose
2010
2011
2012
2013
2014
29,0
26,9
25,4
ntb
ntb
Bestedingen Trajecten
7,6
6,0
5,8
5,8
5,8
Werkervaring
10,8
5,5
4,4
3,3
3,3
Participatie
19,1
10
13,5
2,5
2,5
Faciliteiten
1,5
1,5
1,5
1,5
1,5
Totaal bestedingen
38,9
32,7
25,2
13,1
13,1
Minus inleenvergoedingen Totaal verwachte onttrekking
1,8 37,1
1,2 31,6
0,9 24,3
0,0 13,0
0,0 13,1
11
-4,7
1,1
ntb
ntb
0,6
-4,1
1,1
ntb
ntb
Toevoeging werkcorporatiemiddelen
-
1,5
-
-
-
Toevoeging reparatiebudget
-
2,6
-
-
-
0,6
0,0
1,1
ntb
ntb
Mutatie lopend jaar: Stand OMBD Wwb werkdeel per 31/12
Restant
-8,1
19,8
In het coalitieakkoord Werken aan een duurzame toekomst is vanaf 2011 tot en met 2013 jaarlijks € 3,0 miljoen aan het programma Werk & Inkomen toegevoegd voor de werkcorporaties. Na het opvangen van een deel van het tekort in het werkdeel resteert voor 2011 dan nog voor de werkcorporatie € 1,5 miljoen, vanaf weer het volledige budget beschikbaar. Daarnaast is er in 2010 voor werkgelegenheid en re-integratie een eenmalig budget beschikbaar gesteld vanuit de reserve Inkomensdeel. Aan het begin van 2010 was hier nog € 6,9 beschikbaar. Ook dit budget wenden we voor een deel aan om het tekort dat in 2011 ontstaat op het werkdeel te dekken. Na deze dekking resteert voor de reparatie als gevolg van de afbouw van de gesubsidieerde arbeid een bedrag van € 4,3 miljoen. In 2012 en zeker vanaf 2013 verwachten we weer enige ruimte in het re-integratiebudget te hebben om eventuele reparatiekosten als gevolg van de afbouw van gesubsidieerde arbeid op te vangen. Wel dienen deze kosten dan te passen binnen het geldende wette-
9
Maar exclusief de ramingen voor de nieuwe elementen van de re-integratievisie. Dit betekent dat de lasten in
verband met een bonus gekoppeld aan de constructie van werken met behoud van uitkering niet zijn verwerkt en de verdere ontwikkeling van voorzieningen in het kader van participatie zijn niet verwerkt. Onder het product participatie zijn nu enkel de resterende participatiebanen begroot. 10
De verwachte uitgaven aan gesubsidieerde arbeid in 2011 zijn hoger dan de verwachte uitgaven daaraan in
2010. Dit wordt veroorzaakt doordat in de begroting van 2010 gerekend is met een afname van 10 % (bovenop de natuurlijke uitstroom). Dit uitstroompercentage is niet gehaald. 11
Door afrondingen kunnen optellingen in de tabellen niet kloppen.
22
4
Ombuig
lijke verantwoordingskader van de Wwb. Ook moet rekening gehouden worden dat in de bovenstaande tabel de al aangekondigde rijksbezuiniging op het re-integratiebudget nog niet is verwerkt. Het restant van de beschikbare budgetten (€ 1,5 miljoen werkcorporatie en € 4,3 miljoen reparatiebudget) zetten we in voor de dekking van maatregelen om doorstroom en uitstroom naar werk en/of andere arrangementen in het kader van de afbouw van de gesubsidieerde arbeid. Ook wordt het budget ingezet voor de onbedoelde negatieve gevolgen van d afbouw zover dit niet indruist tegen de vastgestelde kaders. Denk hierbij aan de volgende onderdelen 1. de onderzoeken naar arbeidsmarktperspectief en loonwaardebepaling (raming € 0,4 miljoen); 2. de kosten van outplacement (circa € 0,3 miljoen); 3. afbouwregelingen; 4. inzetten om maatwerk te leveren bij instellingen om de afbouw van de gesubsidieerde baan te realiseren.
23
5
Wat betekent dit voor werkzoekenden, werknemers en werkgevers?
Werkgelegenheid De afbouw van de gesubsidieerde arbeid in Nijmegen betekent dat vele instellingen andere financiële bronnen zullen moeten zoeken voor de activiteiten die zij uitvoeren. Als zij hierin onvoldoende slagen zullen veel werkplekken op de tocht komen te staan. Ons college gaat uit van het bieden van alternatieven als het gaat om werk. We zetten bij dreigend ontslag enerzijds in op het uitplaatsen naar regulier werk elders. En als dat niet tot de mogelijkheden behoort, bieden we mensen, na ontslag, alternatieve voorzieningen aan gericht op participatie. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan werken met behoud van uitkering, mogelijke toeleiding naar de WSW, en ook de oprichting van werkcorporaties, die een nieuwe werkomgeving (niet perse arbeidsrelatie) kunnen bieden aan mensen die hun gesubsidieerde baan verliezen. Het is voor ons niet mogelijk om ontslagen voorkomen en het is waarschijnlijk dat in sommige gevallen ook de WIA het beste vervolg is.
Inkomensachteruitgang De afbouw van loonkostensubsidies betekent dat veel mensen hun werk mogelijk gaan verliezen. Voor deze mensen betekent dit een terugval in de inkomsten. Na ontslag komen mensen ten hoogste drie jaar in de WW. Daarna kan men in aanmerking komen voor WWB. Een voorbeeld: een ID-er verdient 130% van het minimumloon: € 1841,- bruto. WW bedraagt de eerst twee maanden 75% van het loon en daarna maximaal 34 maanden 70% van het loon Iedereen die zijn/haar baan verliest willen we op een andere manier activiteiten aanbieden in de vorm van werken met behoud van uitkering. Hierover maken we afspraken met het UWV. De achteruitgang in inkomen compenseren we in principe niet. We zetten vooral in op het zorg dragen dat mensen niet onnodig langs de kant komen te staan. Bijlage 2 zoomt meer in op de mogelijke gevolgen voor het inkomen van mensen.
Dienstverlening in de stad Van oudsher zijn de gesubsidieerde banen erg verweven in de gesubsidieerde instellingen in Nijmegen. Met gesubsidieerde banen zijn in de loop der tijd tal van instellingen voorzien van arbeidskrachten voor de uitvoering van activiteiten in opdracht van de gemeente. De gemeente heeft in feite een groot deel van het sociaal- maatschappelijke en culturele leven in Nijmegen gefinancierd met re-integratiemiddelen. Nijmegen is hierin, in historisch perspectief, niet uniek, maar door deze verwevenheid vormt de afbouw van gesubsidieerde banen een risico voor het voortbestaan van activiteiten en zelfs het voortbestaan van instellingen die deze activiteiten uitvoeren. Uiteindelijk zal de gemeente keuzes moeten maken in hoeverre activiteiten die wer-
24
5
Wat betekent dit voor werkzoekenden, werknemers en werkgevers? (vervolg)
den uitgevoerd met gesubsidieerde krachten wel of niet op termijn nog onderdeel zijn van de opdracht aan deze instellingen. Ervaring in andere gemeenten (Eindhoven) leert dat op voorhand weinig specifiek gezegd kan worden over de effecten in de stad. Snel na besluitvorming over dit voorstel zullen gesprekken met de instellingen gevoerd worden, om hun toekomstplannen te bespreken met daarin de mogelijkheden en onmogelijkheden. De tabel in bijlage 3 geeft en overzicht van de sectoren waarin de gesubsidieerde arbeidskrachten nu werkzaam zijn en in welke mate dat gebeurt.
Procedurele aspecten De gemeente is in de meeste gevallen niet de werkgever van de medewerkers die werkzaam zijn in gesubsidieerde banen. Het korten en beëindigen van subsidies zal tot gevolg hebben dat sommige instellingen procedures gaan starten om mensen te ontslaan. We zetten daarbij in op regulier werk elders of vervolgdienstverlening, bijvoorbeeld in de werkcorporaties. Toch zal in veel gevallen een formeel traject voor ontslag niet te voorkomen zijn. Werkgevers zullen zich daarbij moeten houden aan de wet- en regelgeving betreffende sociale plannen en beëindiging van arbeidscontracten. Werkgevers zullen zich hierbij vaak beroepen op economische omstandigheden. Er dient echter rekening mee gehouden te worden dat niet overal arbeidscontracten snel zijn te ontbinden. Dit betekent dat een organisatie de haar opgelegde subsidiekorting en uiteindelijke beëindiging niet snel zou kunnen doorvoeren. Mogelijk zal de gemeente hierin een faciliterende en overbruggende rol moeten vervullen.
25
Bijlage 1: Referentie aan andere gemeenten (vervolg)
Bijlage 1: Referentie aan andere gemeenten
Groningen De gemeente Groningen is in 2005 met haar aanpak gestart. Groningen heeft in haar aanpak gekozen voor onderscheid in soorten banen en in de medewerkers die deze banen invullen. Een deel van de banen is door de gemeente voortgezet en voor langere tijd gesubsidieerd. De loonkostensubsidie is daarbij teruggebracht naar 100% van het minimumloon. Een deel van de banen is tijdelijk voortgezet, met een nadrukkelijke subsidieafbouw in een periode van drie jaar. Deze banen komen te vervallen als de medewerker uitstroomt. Daarnaast zijn de medewerkers ingedeeld in mensen met uitstroomperspectief en vermoedelijke blijvers in een baan. De mensen met uitstroomperspectief moeten uitstromen naar een reguliere baan, de vermoedelijke blijvers moeten uiterlijk in 2008 op een maatschappelijke baan komen, die voor langere tijd gesubsidieerd is. Per 1-1-2009 is de balans opgemakt in Groningen. Het aantal medewerkers dat is uitgestroomd is achtergebleven bij de verwachtingen, dit betekent dat er ook meer mensen in de regelingen zitten dan het aantal maatschappelijke banen, dat beschikbaar is. Het vervolg: - mensen met uitstroomperspectief krijgen geen subsidie meer. - Loonkostensubsidie bedraagt maximaal 100% WML - Premie voor werkgevers die werknemers in dienst nemen - Reguliere re-integratievoorzieningen (cf verordening) voor de mensen met uitstroomperspectief.
Eindhoven De gemeente Eindhoven is in 2004 gestart met de afbouw van 1000 gesubsidieerde banen. Eindhoven heeft binnen de begroting € 5mln. vrijgemaakt om 200 banen te witten bij gesubsidieerde instellingen. Deze € 5mln. wordt toegevoegd aan de reguliere subsidietrajecten met de instellingen. Daarnaast heeft Eindhoven het hele bestand een analyse op afstand tot de arbeidsmarkt aangeboden en aan de hand daarvan actie ondernomen: - outplacement voor hen die regulier aan de slag kunnen - een traject van maximaal een jaar voor hen waarvan het doorstoomperspectief een langere termijn had. - Mensen die aangewezen zijn op aangepaste arbeid is maatwerk gebonden in de vorm van WSW - Voor medewerkers waarvan ook op langere termijn niet de verwachting is dat ze in staat zijn om regulier werkzaamheden te verrichten is de subsidie, met een korting, verlengd tot eind 2007. - Bij mensen die door persoonlijke omstandigheden niet in staat zijn te werken (ziekte, gedrag, functioneren) is de subsidie beëindigd zodra het dienstverband kon worden beëindigd, tot uiterlijk 1-1-2008. - De gemeente heeft binnen de organisatie een specifiek ID-team opgericht om samen met de re-integratiebedrijven de om- en afbouw vorm te geven.
26
Bijlage 1: Referentie aan andere gemeenten (vervolg)
Uiteindelijk is in Eindhoven ruim 80% van de ID-ers en Wiw-ers uit de regeling gestroomd. Een vervolgregeling is getroffen voor mensen die - ouder waren dan 55 jaar - mensen die een Wsw-indicatie hebben en anders op de wachtlijst SW komen te staan - maatwerk voor mensen onder de 55 jaar.
Breder plaatje Onderstaande tabel geeft een beeld van het (financiële) aandeel van de oude vormen van gesubsidieerde banen in een aantal middelgrote gemeenten. Gemeente Aandeel ID/Wiw-banen Aandeel ID/Wiw-banen 2007 2008 Nijmegen 59% 54% Groningen onbekend 40% Maastricht 37% 37% Zwolle 38% 32% Drechtsteden 39% 26% Eindhoven 19% 25% (eindafrekening) Schiedam 27% 25% Haarlem 32% 24% Emmen 26% 20% Zaanstad 0,8% 0,4% Het aandeel in de gemeente Nijmegen in 2010 is 48% voor ID- en Wiw-banen. Als je daar de participatiebanen (lokaal beleid) bij telt kom je op 65%. Landelijk is het aandeel van ID- en Wiw-banen gedaald van 33% in 2008 tot ongeveer 25% van het budget in 2009.
27
Bijlage 2: Inkomenseffect bij ontslag (vervolg)
Bijlage 2: Inkomenseffect bij ontslag Indien een medewerker in een ID-baan of Wiw-baan met ontslag bedreigd wordt, dreigt terugval in de WW en mogelijk uiteindelijk WWB. De hoogte van WW is hieronder weergegeven, uitgaande van het (bruto) minimumloon per 1 juli 2010. Voor een gesubsidieerde baan is een fulltime dienstverband 32uur. ID-er (130%WML) WIW-er (120%WML) Loon (p/mnd/fte) € 1.636,€ 1.510,WW 75% € 1.227,€ 1.133,WW 70% € 1.145,€ 1.057,Mensen hebben de eerste twee maanden recht op 75% van hun laatstverdiende loon, daarna nog maximaal 3 jaar op 70% van het laatstverdiende loon. Na afloop van de WW-rechten, hebben mensen mogelijk recht op WWB. Dit recht is niet vanzelfsprekend omdat daarvoor een inkomenstoets en vermogenstoets gedaan wordt. Mensen die er in inkomen op achteruit gaan komen, los van de bron van hun inkomsten, mogelijk in aanmerking voor regelingen in het kader van het minimabeleid van de gemeente. We hebben hieronder een tweetal voorbeelden uitgewerkt, conform de voorstellen zoals deze in het ombuigingsplan minimabeleid worden voorgesteld dat ook aan u wordt voorgelegd in deze vergadering. We willen hierbij opmerken dat we alleen gemeentelijke regelingen voor lagere inkomens meenemen. Effect op huurtoeslag, zorgtoeslag e.a. is niet meegenomen. 1-ouder met 1 kind (13 jr.)
Inkomen 110% bijstandsnorm
Inkomen uit werk (excl. vakantiegeld)
€ 14.712 (€ 1.226 p/mnd)
Kinderfonds
€ 100 ouderbijdrage € 225 sport/cultuurfonds
Sport- en cultuurfonds voor volwassenen
€ 50
CAZ
€ 220
Bijzondere bijstand
Ja, met draagkracht Bijdrage minimabeleid (per jaar):
€ 595
2-ouder met 3 kinderen (1 * 6 jr, 2 * 15 jr.)
Inkomen 130% bijstandsnorm
Inkomen uit werk (excl. Vakantiegeld)
€ 19.332 (€ 1.611 p/mnd)
Kinderfonds
€ 50 ouderbijdrage € 100 * 2 ouderbijdrage € 225 * 3 sport/cultuurfonds
Sport- en cultuurfonds voor volwassenen
€ 100
CAZ
€ 440
Bijzondere bijstand
Ja, met draagkracht Bijdrage minimabeleid (per jaar):
€ 1.465
Mensen die na ontslag in de WW terecht komen gaan er tussen de € 400,- en € 500,- in inkomen op achteruit na twee maanden kan dit oplopen tot ongeveer € 600,-. Dit effect wordt ten dele gecompenseerd door de regelingen van het gemeentelijk minimabeleid en de landelijke toeslagen voor b.v. ziektekostenverzekering en huur. Een exacte berekening is niet uit te voeren.
28