VERTELLEN ZINGEN en GEHOORD WORDEN
EEN PROJECT VAN WIM VAN LAATUM geestelijk verzorger MARLIES TOXOPEUS muziektherapeute HET GASTHUIS in Gorinchem Het Gasthuis, Banneweg 61 4207 AA Gorinchem tel. 0183 645700
1
INHOUD
Inleiding Een voorbeeld uit de praktijk Dementie en leerbaarheid Selectie van verhalen, liederen, materialen en gesprekken
2
Inleiding Voor u ligt het verslag van een activiteit waar wij met veel plezier onze energie in hebben gestoken en dat wat ons betreft nog lang niet is afgelopen. We hopen dat het verslag iets over kan dragen van ons enthousiasme en het plezier dat de bewoners er tot nu toe in hebben gehad. Vertellen, zingen en gehoord worden, zo hebben wij uiteindelijk ons project genoemd dat wij uitvoeren op de Dalempoort. Dat is een afdeling van het verpleeghuis Het Gasthuis te Gorinchem waar 40 bewoners verblijven die lijden aan verschillende vormen van dementie.
Het gaat hier om een ontmoetingsgroep van 6 tot 8 bewoners die wekelijks bij elkaar komen. De opzet hebben wij ontleend aan het werkboek „Sprekende Handen‟ van Paula Irik en Irene Maijer – Kruijssen die als respectievelijk geestelijk verzorger en muziektherapeute verbonden zijn aan het verpleeghuis Gaasperdam en verzorgingshuis Eben Haëzer in Amsterdam-Zuidoost. Dit werkboek is niet alleen inspirerend maar bevat ook een enorme hoeveelheid aan praktische handreikingen om met een ontmoetingsgroep in de psychogeriatrie aan de slag te gaan. Het thema “sprekende handen” dat in dit boek wordt uitgewerkt is voor ons het uitgangspunt geweest. We hebben dit echter al na een aantal keren verlaten en andere thema‟s aan de orde gesteld. Eén van de deelnemers gaf ook aan het „nu wel gehad te hebben met die handen‟. Het thema komt nog wel steeds terug aan het begin omdat het de herkenbaarheid van de groep voor de deelnemers bevordert. De deelnemers zijn gebaat bij vaste, steeds terugkerende, elementen. Maar anders dan in het werkboek is de aandacht voor een verhaal. Nieuw is de wijze waarop aan het einde zingend en sprekend aan de bewoners wordt teruggegeven wat zij zelf dat uur hebben verteld. Daarom noemen wij ons project: „Vertellen, zingen en gehoord worden’.
Gorinchem, 12 januari 2012 Marlies Toxopeus Wim van Laatum 3
Een voorbeeld uit de praktijk Dinsdagmiddag half drie komen we bij elkaar om de voormalige snoezelruimte klaar te maken voor de ontmoetingsgroep. Er moet een tafel uit en wat stoelen gestapeld, het kleed met daarop de kandelaartjes op tafel en we bekijken even kritisch wat er zo al aan de wand hangt en veranderen een paar dingetjes. De muziektherapeute heeft haar gitaar meegenomen en heeft kopieën bij zich van de liederen die we gaan zingen. De geestelijk verzorger heeft een verhaal voorbereid en heeft de kopieën bij zich van het begin en slotlied. We bespreken samen hoe we de bewoners zullen gaan halen en dan verdelen we ons over de afdeling. Mevrouw Jansen zit gezellig in de huiskamer als de geeestelijk verzorger binnenkomt. “Dag mevrouw Jansen, gaat u mee naar de ontmoetingsgroep? “Wat is dat?” vraagt mevrouw Jansen. Hij legt uit dat het een gezellige kring is en dat zij daar al eens eerder aan heeft meegedaan. “Moet ik een jas aan?” vraagt ze. Dat is niet nodig. Ook mevrouw de Jong wil wel mee maar die moet eerst in een rolstoel worden geholpen. Gedrieën lopen we naar de voormalige snoezelruimte. De Muziektherapeute is daar al met mevrouw Parleviet en de heer Saad. Terwijl zij de twee dames helpt om aan de tafel te gaan zitten loopt de geesteljk verzorger naar de volgende huiskamer. Mevrouw van Keulen vindt de kring erg leuk maar ze vergeet dat altijd en is bang om de huiskamer uit te gaan. De verzorging plaatst haar toch, terwijl ze licht protesteert, in een rolstoel en brengt haar naar de ontmoetinggroep, mevrouw van Amerongen loopt mee. Intussen loopt de geestelijk vezorger naar de volgende huiskamer waar de dames Verburg en van Sloten al zitten te wachten zij gaan altijd overal samen heen. De muziektherapeute heeft de gitaar al uitgepakt en de muziek zorgt voor een vrolijke sfeer. Als iedereen zit worden door de geestelijk verzorger de kaarsen aangestoken en stellen de deelnemers zich aan elkaar voor met behulp van hun „handentekening‟ op een groot vel papier. Mevrouw de Jong is nieuw. Zij moet haar hand nog tekenen op het vel papier. Met aandacht volgen de andere deelnemers hoe mevrouw de Jong dat doet. Ze mag zelf de kleur uitzoeken. “Nu moet ik kleur bekennen” grapt ze. Als haar hand erop staat zingen we samen een paar keer het openingslied: Kijk eens naar uw handen Sterk en lief en zacht Hebben in het leven Heel veel goeds gebracht 4
Het thema is verjaardag vieren en de geestelijk verzorger vertelt het verhaal over mevrouw Kranendonk: Mevrouw Kranenedonk wordt morgen 80 jaar. Ze verheugt zich erop want ze gaat uit eten met haar kinderen en kleinkinderen. Die hebben het ook allemaal voor haar geregeld. Haar kinderen en zijzelf hebben het nu goed. Dat was vroeger wel anders geweest. Mevrouw Kranendonk moet terugdenken aan een bijzondere verjaardag, ze werd toen 8. Het was crisistijd. Ze groeide op in een groot gezin en vader was al een half jaar werkloos. Ze weet nog hoe ze zich van te voren afvroeg of ze wel een cadeautje zou krijgen. Ze had ook al tegen haar moeder gezegd dat ze helemaal geen verjaardag hoefde te vieren. Want ze wist dat er eigenlijk geen geld was. Maar op de dag zelf lagen er toch twee cadeautjes op tafel. De eerste een paar nieuwe sokken, – Mevr. Van Amerongen roept: “dat is toch geen verjaardagscadeau!”Het tweede was een inktlap die haar moeder van oude lapjes had gemaakt. Ze dacht dat dit het was maar daar kwam nog iets uit de broekzak van haar vader. Iets kleins in een bruin papiertje. Ze maakte het open en haar mond viel open want in het papiertje lag een zilveren ring met diamanten. Ze deed hem om haar vinger en voelde zich de hele dag een prinsesje. Het was natuurlijk geen echte ring. Het was een speelgoedringetje. Maar voor haar toen was het een fortuin. Ze was nog nooit zo blij geweest met een cadeau. Mevrouw Kranendonk loopt naar het dressoir. Ze opent een la vol met rommeltjes. Hier moet het toch ergens zijn. En ja hoor daar ligt het ringetje nog. Ze had het al die jaren bewaard. Ze probeert hem nog om haar vinger te schuiven. Om haar ringvinger gaat het niet meer maar de ring past nog wel om haar pink. Zo, denkt ze, die ga ik morgen dragen op mijn tachtigste verjaardag. En hier heb ik hem. De geestelijk verzorger haalt een ringetje uit zijn zak en geeft het door aan de deelnemers. Iedereen probeert de ring te passen. “wat een kleintje” zegt mevrouw Verburg. Mevr. Jansen wil het ook proberen: “Wat een slanke vingers had dat meisje!”
Mevrouw van Keulen draagt op plechtige wijze het gedicht “Jarige Mama” voor Mijn mama is jarig, Ik heb voor haar iets mooisgemaakt van zilverpapier met heel veel goud omdat ik zoveel van haar houd. Ik heb het pakje op mijn rug en zeg: “Mama ogen dicht en handen open”. 5
En leg het pakje met de grote strik erin. Dan mag mama kijken en het open maken. Dat doet ze gauw en zegt: “Wat lief van jou”. We praten verder door over hoe vroeger een verjaardag werd gevierd. Vooral de moeders waren druk bij verjaardagen. Mevrouw van Keulen vierde haar verjaardag met vrienden en vriendinnetjes. Mevrouw Verburg kwam uit een groot gezin en moeder spaarde voor een taart. “Er was niet veel geld maar geen centje schuld!” Mevrouw van Sloten mocht een stuk of vier vriendinnen uitnodigen. Mevrouw Jansen kwam ook uit een groot gezin. De tante naar wie ze vernoemd was kwam altijd op haar verjaardag en moeder bakte de taart. Vanwege de drukte op de boerderij werd een verjaardag niet altijd op de dag zelf gevierd. Tijdens het gesprek worden er aantekeningen gemaakt door de muziektherapeute. Het valt Mevrouw van Amerongen op dat ze linkshandig is. Ze vindt het maar knap om zo met je linkerhand te kunnen schrijven. En hoe vieren we de verjaardag nu? Mevrouw Verburg viert haar verjaardag uitgebreid met kinderen en kleinkinderen. Mevrouw van Amerongen bevestigt dat. Mevrouw Jansen vindt het nu niet zo leuk als vroeger. Toen stond je meer in de belangstelling. Mevrouw Verburg heeft fijne herinneringen aan verjaardagen. Maar één keer ging het mis. De verjaardag van haar zoon in 1953 viel precies op de dag van de watersnoodramp. Toen kwam er niemand en haar zoontje toen kon dat moeilijk begrijpen. Dhr. Saad vierde geen verjaardag. Er was geen geld. Dat is jammer vindt hij, maar ja je kunt niet alles krijgen. Nu komt de hele familie op zijn verjaardag. Mevrouw van Keulen vraagt zich ineens af of ze haar tas wel mee heeft genomen. We stellen haar gerust. Heeft iemand nog herinneringen aan een speciaal cadeau? De geestelijk verzorger kan zich herinneren dat hij als kind van vier jaar een rood telefoontje kreeg en daar dolblij mee was. De dames moeten er om lachen zij zien het voor zich. Mevrouw Jansen: “het gaat erom dat het cadeau recht uit het hart komt. Het hoeft niet veel te kosten”. Mevrouw van Amerongen vult hierbij aan: Je kunt soms met één gulden meer geven dan met een tientje. We zingen samen het liedje: “Jarig Jetje zou trakteren alle meisjes van de klas”. Mevrouw van Sloten kent het uit haar hoofd. We praten door over ulevellen. Dat zijn vierkante zuurtjes weet mevr. van Sloten te vertellen. Dhr. Saad vertelt dat hij, als hij jarig was, altijd een ulevel kreeg van de meester op school. Hij raakt een beetje geëmotioneerd. De geestelijk verzorger haalt vlaggetjes en ballonnen te voorschijn en spontaan wordt het lied: “lang zal ze leven gezongen”. We gaan nog even door op wat er nodig is op een verjaardagsfeestje. Vroeger had je geen ballonnen volgens de deelnemers. Dhr. Saad blaast er één op en wil hem laten knallen. “kwajongen” zegt mevr. Verburg. 6
Terwijl de muziektherapeute gitaar speelt, geeft de geestelijke verzorger iets terug van wat door de deelnemers is gezegd. Iedere deelnemer komt aan de beurt en na twee deelnemers zingen we iedere keer het refrein: En het was fijn hier weer te zijn Met onze herinneringen „k schud u de hand Wij zijn beland Aan het eind en we stoppen met zingen Dit lied is door de Muziektherapeute zelf geschreven en van melodie voorzien.
Daarmee wordt de bijeenkomst beëindigd. De bewoners worden weer teruggebracht naar de afdelingen.
De namen van de deelnemers zijn omwille van de privacy verzonnen. 7
Dementie en leerbaarheid De groep “Vertellen, Zingen en Gehoord worden” is een wekelijkse belevenis geworden die voor het merendeel van de groep blijkt te blijven hangen in het geheugen, ook al hebben zij last van dementie. Er blijkt ook sprake te zijn van een groepsproces. De deelnemers raken aan elkaar gewend en krijgen interesse in elkaar. Dit lijkt opmerkelijk tot je gaat kijken naar de basisvoorwaarden die Roy Kessels, hoogleraar neuropsychologie benoemt in één van zijn artikelen. Hij legt de nadruk op het onbewuste geheugen, ofwel het routinematig denken en handelen. Dit geheugen blijft veel langer intact dan het bewuste geheugen. Als je bepaalde dingen lange tijd vrijwel letterlijk herhaalt wordt het routine. Deze vorm van leren is ook bij dementerende nog lang mogelijk. Omdat het een vorm is passief leren, is de kans fouten te maken niet aanwezig. Hij noemt dit “Foutloos leren”. In het geval van de groep “Vertellen, Zingen en Gehoord worden” zien we dit terug. De ruimte is steeds dezelfde, de inrichting verandert niet, vaste plaatsen aan tafel, altijd hetzelfde blauwe tafelkleed en kandelaars, vast openings - en slotlied. Bovendien heeft deze ruimte een geluidsdichte deur en worden we zelden gestoord tijdens onze bijeenkomsten. Geen extra prikkels dus. Dan is het ook niet zo verwonderlijk dat deelnemers zeggen: “O, in die kamer met de kaarsen en dat blauwe kleed.” of “Met die handen.” of “Daar voel ik me veilig, dat is bekend.” Dit laatste werd gezegd dor een deelneemster die verdrietig door de gang liep en die ons aansprak om iets aan haar situatie te doen. Herinneringen aan de sfeer van de ontmoetingsgroep maakte haar weer wat rustiger.
8
Selectie van verhalen, liederen, materialen en gesprekken Naar aanleiding van het thema ‘kleding’ vertelt één van de deelnemers een aangrijpend verhaal: Zij was net 10 dagen getrouwd en zij en haar man hadden keurig gespaard voor de uitzet. Toen brak de oorlog uit en Rotterdam werd gebombardeerd. Ze moesten vluchten en het enige wat ze nog hadden waren de kleren die ze aanhadden. Ze vond het verschrikkelijk. Ze weet nog dat voor de slachtoffers kleren werden ingezameld. Het waren allemaal gedragen kleren en ze was er vies van. Het voelde als een vernedering.
Bij ditzelfde thema hebben we ook gezongen: Mooi Ietjefietje trek je baljurk aan Dan zullen wij samen naar het bal toe gaan. Nee meneer, ik dank u zeer, de polka is geen mode meer. Bovendien heb ik een man die me de polka leren kan. Zingen: Schaapje schaapje, heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol. Een voor de meester en één voor zijn vrouw Een voor het kindje dat bibbert van de kou. Schaapje schaapje, heb je witte wol? Ja baas, ja baas, drie zakken vol. Zingen: „k Zou zo graag een ketting rijgen Maar ik kon de draad niet krijgen. Ha ha Victoria, ha ha Victoria.
9
Om het thema: Koken en bakken goed neer te zetten werd het bekende verhaal van de „soepsteen‟ verteld. Het gaat over een pelgrim die een dorp leert om samen te doen met het weinige dat iedereen heeft zodat er genoeg is voor iedereen. Een van de deelneemsters heeft vroeger veel aan theater gedaan en zij droeg met veel humor het volgende gedicht voor: Rijst Met Krenten Kleine Huib wordt wel een beetje door zijn moedertje verwend En soms zegt ze jij mag kiezen wat wij eten moeten vent Huibje hoeft niet lang te denken, rijst met krenten kiest hij dan Want van al die lekkere dingen, houdt hij daar het meeste van Kleine Huib ging uit logeren bij zijn tante in Den Haag Die hem d' eerste dag de beste vroeg, zeg neef wat eet je graag? Toen moest Huibje even lachen, wat een vreemde vraag was dat Zou zijn tante heus niet weten wat of hij het liefste at? Rijst met krenten, rijst met krenten, is zo lekker, is zo fijn Daarom zal het, daarom moet het altijd rijst met krenten zijn En je pikt dan heel zorgvuldig al de krentjes van je bord Zodat eigenlijk rijst met krenten, maar dan zonder krenten wordt! Laatst zou Huib met zijn ouders in de stad eens eten gaan En hij zag nu op de spijskaart heel wat lekkere hapjes staan Hij moest daaruit zelf iets zoeken, maar hij vond niet wat hij zocht En toen vroeg hij aan de kelner, of hij rijst met krenten mocht Op een keer zij Huibjes vader, als jij later bent getrouwd Is te hopen dat je vrouwtje ook van rijst met krenten houdt O papaatje, was het antwoord, maakt u heus niet ongerust Want ik wil toch vast geen vrouwtje, dat geen rijst met krenten lust!
10
Op verzoek van één van onze deelnemers hebben wij het thema ‘Heengaan’ besproken. Als verhaal vertelt de gv de viering van het laatste avondmaal van Jezus met zijn discipelen. Hij gaf hen de opdracht om zijn dood op deze wijze met een maaltijd van brood en wijn te gedenken todat Hij terug zou komen.
Het gesprek komt op gewoonten en gebruiken bij een overlijden. “Er gingen lakens voor de ramen en als kind wilde je daar wel eens langs gluren” wist mevrouw Verburg zich te herinneren ”maar dat was verboden”! De gv laat twee rouwkaarten zien: een ouderwetse met een dikke zwarte rand en een moderne grote kaart met een foto van de overledene op vakantie in Amerika. “Is dit nu een rouwkaart”, roept mevrouw van Sloten uit. “ Wat een grote envelop”! Mevrouw Verburg: “hoeveel postzegels zitten erop”? Zij voelt meer voor zo‟n ouderwetse en niet zo‟n dure. Dhr. Saad kijkt naar de rouwkaart met de foto: “Als mijn kop er maar niet op zit” zegt hij. Mevrouw Verburg: “Ik vind dit een beladen onderwerp”. Mevrouw Jansen vraagt zich af wie er beslist over begraven of cremeren, degene die sterft of de familie en wat zegt de Bijbel erover? We vinden het heel belangrijk dat de laatste wens van de overledene wordt gerespecteerd. Mevrouw van Amerongen: “Het is het laatste wat je voor iemand doen kunt”.
Er is ruimte voor een beetje humor met het gedicht van Toon Hermans 11
DOODGEWOON Het doet je goed eens aan de dood te denken Je dagen worden er duidelijker van Je dient te weten dat geen mens meer voor je kan leven Maar ook dat niemand anders voor je sterven kan Ik spreek er ‟s avonds wel es over met de kind‟ren Of „k maak ‟n grapje met de dood, dat kan geen kwaad Als j‟overpeinst waar je tenslotte komt te „liggen‟ Dan weet je af en toe beter waar je „staat‟
En voor het gevoel met het lied dat de MT voor de deelnemers zingt: DE MAATSLAG VAN JE HART
Henk Harmsen
Als alles zwijgt en stilte spreekt Eindelijk houdt het op, dat steeds maar doen alsof Dan klinkt jouw stem, noem jij mijn naam Fris als een lenteregen, sprankelend als dauw Eindeloos, eindeloos Vul me met je woorden liefste Eindeloos met je adem Ik voel nog de maatslag van je hart Die naam van jou “ik zal er zijn” Ben jij er ook als alles om mij heen verdwijnt? Als ik alleen de kust verlaat Ben jij de oceaan die troostend mij omhelst? Ademloos, ademloos Draag me door de branding liefste Ademloos in je armen Ik leef op de maatslag van je hart
12
Het volgende verhaal over „de vergeten handschoenen‟ leidde het thema ‘Winterkou’ in: Jan en Wilma zijn beide al een eindje in de zestig, Zij wonen op dezelfde galerij van een flat. Wilma woont er al langere tijd sinds ze twintig jaar geleden is gescheiden van haar man. Jan woont er nu twee jaar. Drie jaar geleden is zijn vrouw overleden. Ze komen elkaar geregeld tegen op de Galerij en in de lift. Wilma ziet wel wat in Jan. Ze zou hem wel eens beter willen leren kennen. Maar ja, de gesprekjes zijn meestal kort en gaan over oppervlakkige zaken zoals het weer. En je kunt als alleenstaande vrouw toch ook niet zomaar een vreemde man binnen vragen. Jan mag Wilma ook wel maar hij stopt het weg. Tenslotte is zijn vrouw pas twee jaar dood. Op de galerij woont ook een jong stel. Zij is in verwachting. In december, het was koud en winderig en er valt natte sneeuw, is het zover. Ze bevalt van een wolk van een dochter. De jonge ouders zijn er zo blij mee dat ze iedereen van de galerij uitnodigen op het kraamfeestje. Ook Jan en Wilma komen. De flat is niet zo groot dus het is al gauw vol. Jan en Wilma staan op een gegeven moment in het keukentje en raken aan de praat. Het klikt wel en Wilma stelt voor om morgen eens samen een wandeling in het park te maken. De volgende morgen is het nog kouder dan de dag ervoor. Het had die nacht voor het eerst serieus gevroren en overdag komt het kwik nauwelijks boven nul. Maar het is wel mooi helder weer. Jan en Wilma lopen samen door het park. Wilma klapt in haar handen en blaast op haar vingers. “Heb je geen handschoenen meegenomen? “ vraagt Jan verbaasd. “Nee, stom, vergeten!” zegt Wilma en wanhopig gaat ze met haar handen door de zakken van haar jas. “Mijn zakken zijn helemaal leeg, dom hè”. “Nou”, stelt Jan voor,”weet je wat, als jij nu mijn rechterhandschoen aantrekt dan hebben we allebei een warme hand en als we elkaar dan de hand geven dan worden die ook niet zo koud”. Zo gezegd zo gedaan en de handen zonder handschoen vinden elkaar en omdat die toch ook wel koud worden, stoppen ze die handen maar in de ruime jaszak van Jan. Zo lopen ze heel dicht tegen elkaar aan en merken ze weinig meer van de kou. Op de flat gekomen stelt Jan voor om nog wat warme chocolademelk bij hem te gaan drinken. Wilma zegt direct ja. Jan helpt Wilma uit haar jas. “Loop maar door naar de kamer, dan hang ik jouw jas wel even op”. Als Wilma de kamer van Jan binnenloopt, hangt Jan haar jas op de kapstok. Hé, wat is dat? Er valt iets uit de zak van haar jas: een handschoen. Jan pakt hem op en hij ziet een tweede die ook al iets uit de zak is gegleden, twee warme dameshandschoenen. Hij denkt even na en dan komt er een glimlach op zijn gezicht. Hij stapt vrolijk de kamer binnen en het wordt nog een hele gezellige middag. Een jaar later trekt Jan bij Wilma in.
We spreken over de strenge winters van vroeger en dat de huizen veel kouder waren. 13
Mevrouw Verburg: “Je had dikke doorgestikte dekens”. Mevrouw van Amerongen kreeg het kacheldeksel mee in bed als kruik. Kleine kinderen sliepen soms met drieën in één bed wist mevrouw de Jong. “Dan had je wel eens ruzie om de deken” zei mevrouw Verburg. Bij mevrouw Jansen sliepen de kinderen met z‟n tweeën in één bed.
Een passend lied dat erg graag door de deelnemers wordt meegezongen is: Toen was geluk heel gewoon Buiten huilt de wind om 't huis Maar de kachel staat te snorren op vier Er hangt een lapje voor de brievenbus En in de tochtigste kieren zit papier Wij waren heel erg arm en niemand hield van ons Maar we hadden thee en nog geen tv Maar wel radio en lange vingers refrein: We gingen nog in bad, haartjes nat Nog even op, totdat vader zei: "Vooruit, naar bed" Dan kregen we een kruik mee Gezichten op 't behang Maar niet echt van binnen bang Toen was geluk heel gewoon Buiten huilt de wind om 't huis Maar moeder breit een warme sjaal En het ganzenbord op tafel stond er de volgende morgen
nog helemaal Ook gingen wij naar 't bos Daar zijn we toen verdwaald Van de weg geraakt, carrière gemaakt Heel die pannenkoekensmaak vergeten En Nederland herrees onder Drees Fanny Blankers Koen die won vier maal goud in Londen Als je jokte was dat zonde De legpuzzel kwam klaar in het derde vredesjaar Toen was geluk heel gewoon Buiten huilt de wind om 't huis Maar binnen stond de kolenkit paraat En de stoep waarop geknikkerd werd Was het belangrijkste stukje van de straat En Nederland was groot en niemand ging nog dood En gezelligheid kende nauw'lijks tijd Bij waxinelichtjes van Verkade
14