jaargang 12 • nr 42 • november 2003
In dit nummer o.a.
• Minister Verdonk bezoekt Lize pag. 5 • Remigratiewet pag. 7 • Nieuw bestuurslid Italianen pag. 8
Zuid-Europeanen ook Wordt de hebben Remigratiespreken recht van wet afgeschaft? Parlementaire Commissie negeert verzoek van Lize om gehoord te worden De afgelopen maanden heeft u in de media alle commotie rondom het functioneren van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid kunnen volgen. Het zal u opgevallen zijn dat u daarbij niets gelezen of gehoord heeft over de al dan niet geslaagde integratie van Zuid-Europeanen, de ‘voormalige gastarbeiders’ uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, Servië-Montenegro, Slovenië en Spanje en hun nakomelingen. Daar is, wat Lize betreft, een simpele verklaring voor: de Commissie heeft laten blijken daar totaal niet in geïnteresseerd te zijn! Ondanks de herhaalde verzoeken van Lize, overlegpartner van de Rijksoverheid voor de Zuideuropese gemeenschappen in Nederland, om gehoord te worden, blijkt de Commissie een gesprek niet te appreciëren. In dit artikel zetten we op een rijtje waarom de Zuid-Europeanen en Lize onderdeel dienen uit te maken van de beraadslagingen en het onderzoeksrapport van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratie beleid.
Minister Verdonk op bezoek bij Lize. Naast haar Emiliano Ruiz, voorzitter van Lize.
Parlementair onderzoek Op initiatief van de Socialistische Partij (SP) heeft de Tweede Kamer in december 2002 de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid ingesteld. De Commissie kreeg als opdracht om de doelstellingen en de resultaten van het Nederlandse integratiebeleid van de afgelopen 30 jaar in kaart te brengen. Ook moest de vraag beantwoord worden of er sprake is geweest van een samenhangend en consistent beleid, maar vooral ook in hoeverre dit beleid succesvol is geweest. Met andere woorden: zijn de minderheden in Nederland voldoende geïntegreerd en zo ja, hebben we dat aan het gevoerde beleid te danken? Of is er sprake van een falend beleid? Het onderzoek moet tevens bouwstenen opleveren voor (Lees verder op de volgende pagina’s.)
1 Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Zuid-Europeanen hebben ook recht van spreken (vervolg).......
het toekomstige integratiebeleid. Onder voorzitterschap van Stef Blok (VVD) toog de Commissie aan het werk. De Commissie bestaat daarnaast uit de leden Adelmund (PvdA), Sterk (CDA), Van Gent (GL), Lambrechts (D’66), Varela (LPF) en Lazrak (SP). De werkzaamheden van de Commissie vonden in de beginperiode voornamelijk achter gesloten deuren plaats en waren gericht op bronnenonderzoek. Op 15 januari 2003 geeft de Commissie het Verwey-Jonker Instituut de opdracht tot een bronnenonderzoek. De Commissie doet voor het eerst in het openbaar van zich spreken als de heer Lazrak van de SP uit onvrede uit de Commissie stapt. Hij is het niet eens met de keuze van de Commissie om het Verwey-Jonker Instituut te belasten met het onderzoek en de inhoud van het onderzoeksrapport.
de andere minderheidsgroepen gelijkwaardig bij het onderzoek zou betrekken.
Van gastarbeider tot allochtoon Zo’n veertig jaar geleden kwamen de eerste Zuideuropese gastarbeiders, zoals ze toen werden genoemd, uit Italië, Spanje, Portugal, Griekenland, voormalig Joegoslavië en Kaapverdië naar Nederland. Zij werden met open armen ontvangen omdat de Nederlandse bedrijven hen hard nodig hadden om de economie draaiende te houden. “Terwijl alle andere immigrantenstro-
men in het verleden zelf kozen voor Nederland, werden de gastarbeiders van toen naar hier gehaald, omdat er een tekort aan arbeidskrachten was. Zij werden in de jaren zestig en zeventig geselecteerd op fysieke kracht en gezondheid. Ze zijn bijna allemaal laaggeschoold.”, aldus onderzoeker Leen Sterckx in het rapport ‘Nieuw Amsterdams Peil’. Het devies was: werken, werken, werken en geld verdienen om na een aantal jaren terug te keren naar huis. Ook de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven gingen hiervan uit en
investeerden niet in het leren van de Nederlandse taal en maatschappelijke oriëntatie door gastarbeiders. Het pakte echter heel anders uit. De meerderheid van de Zuideuropese gastarbeiders bleef hier wonen en werken en liet in het kader van de gezinsvorming en gezinshereniging hun gezinnen en partners overkomen. Een ander deel werd in Nederland verliefd, trouwde en stichtte een gezin. Samen met landgenoten en andere migranten namen zij deel aan het leven in Nederland. Omdat het in de jaren zestig en zeventig ontbrak aan een specifiek minderhedenbeleid - politiek en maatschappelijk Nederland wist zich eigenlijk geen raad met de buitenlanders - organiseerden de Zuid-Europeanen zich om hun belangen in de Nederlandse samenleving te behartigen. Of het nu ging om rechtspositionele zaken of sociale zekerheidvraagstukken, de zelforganisaties van migranten waren dé ontmoetingsplek waar zij terechtkonden voor hulp en voorlichting, eigen cultuurbeleving en ontspanning. De zelforganisaties vervulden ook een brugfunctie naar allerlei Nederlandse instellingen en voorzieningen en waren aanspreekpunt voor de (lokale) overheden.
Nederland immigratieland?
Prioritaire doelgroepen
2
Vervolgens wordt duidelijk dat de Commissie het (politieke) besluit heeft genomen om zich bij het onderzoek voornamelijk te richten op de zogenoemde prioritaire doelgroepen van het integratiebeleid, te weten Turken, Marokkanen, Surinamers en Arubanen & Antillianen. Lize is van mening dat het Nederlandse integratiebeleid, omdat het verworden is tot een prioritair doelgroepenbeleid, gedoemd is te mislukken. Een dergelijk beleid gaat uit van de macht van het getal en negeert de andere minderheidsgroepen. Van de Commissie had Lize juist verwacht dat zij zou breken met dit beleid en ook
Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Arbeidscontract bij NKF Delft. Foto’s: E. DiTella en fam. Schifano
In de praktijk is Nederland vanaf de jaren zestig een immigratieland. Het had van politieke moed getuigd als de Nederlandse overheid dit eerder had toegegeven en passende maatregelen had genomen. In het evaluatieonderzoek ‘Sturend of gestuurd?’ van 1991 schrijven onderzoekers Claudia Biegel en Vincent Smit dat echter pas in de jaren tachtig de aandacht van de Nederlandse overheid voor de positie van etnische minderheden (Surinamers, Antillianen en Arubanen, Molukkers en Mediterranen) sterk toeneemt. Na het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 1979 werd er werk gemaakt van een minderhedenbeleid waarin de bestrijding en de opheffing van de achterstandpositie van migranten een voornaam doel vormde. Daarbij werd gestreefd naar een tolerante, multiculturele samenleving, een samenleving waarin mensen met
.......Zuid-Europeanen hebben ook recht van spreken (vervolg)
Scheveningse boulevard, 1939. Foto: P. Bearzatto
een andere etnische herkomst en cultuur als gelijken aanvaard en gewaardeerd worden. Om beide doelstellingen te bereiken diende er een restrictief toelatingsbeleid te worden gevoerd. De boodschap van de WRR was duidelijk: veel immigranten blijven in Nederland en Nederland moet ervan uit gaan dat er nog veel immigranten bij zullen komen. De reactie van de regering op de WRR-nota maakt duidelijk dat (politiek) Nederland inziet dat de gastarbeiders in Nederland zullen blijven. De Nederlandse overheid moet een minderhedenbeleid gaan voeren om al deze nieuwe immigranten een gelijkwaardige positie te bezorgen binnen de Nederlandse samenleving. In de Minderhedennota van 1983 worden tal van regelingen en projecten voorgesteld om dit doel te bereiken. In de nota wordt gesproken van een gecoördineerde aanpak van het minderhedenbeleid waarin integratie het kernbegrip is. Over de financiering van de maatregelen en projecten was er mede door de verkokering binnen de ministeries echter verschil van mening. Een voorbeeld hiervan is de uitvoering van de Rijksregeling Welzijn Minderheden (RWM). De minister wilde decentraliseren, de ambtenaren wilden de uitvoering in eigen hand houden en de migrantenorganisaties stonden erbij en keken ernaar. Dit voorbeeld geeft goed aan in welke positie de etnische minderheidsgroepen
door de jaren heen zijn terechtgekomen: die van vragende en afhankelijke partij. Een partij die soms door de beleidsmakers en politici gevraagd werd naar hun mening, maar helaas moet constateren dat haar inhoudelijke inbreng nauwelijks serieus is genomen en niet zichtbaar is in het uiteindelijke beleid.
Steeds meer thuis in Nederland, maar toch... Naarmate de jaren verstrijken, het minderhedenbeleid omgedoopt is tot integratiebeleid en de gastarbeiders van weleer allochtonen worden genoemd, vragen de oudere Zuid-Europeanen, maar met hen ook vele andere ouderen uit de etnische minderheidsgroepen, zich af wat meer dan dertig jaar werken
en wonen in Nederland hen heeft opgeleverd. Inmiddels zijn ze een dagje ouder geworden, hebben kinderen en kleinkinderen en voelen zich ook redelijk thuis in Nederland. Maar ‘de open armen’ waarmee ze bij hun komst naar Nederland werden ontvangen hebben zich gesloten en plaats gemaakt voor een bestraffend vingertje. Steeds meer krijgen
Bouwstenen voor een toekomstig beleid Het onderzoek van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid dient bouwstenen op te leveren voor het toekomstige integratiebeleid. De Zuid-Europeanen en Lize zijn er klaar voor en willen meedenken, meepraten en meedoen! Om die reden willen wij de Commissie de volgende bouwstenen aangeven:
• Betrek álle etnische minder-
heidsgroepen in Nederland bij de inhoud en vormgeving van het toekomstige beleid. Alleen dan zullen de etnische minderheidsgroepen zich herkennen in het beleid en zich mede verantwoordelijk voelen voor de uitvoering ervan.
• Er bestaat geen eenduidig beleid
voor alle minderheidsgroepen. Toe-
komstig beleid dient rekening te houden met de verschillen in de mate van emancipatie, participatie en integratie van etnische minderheden. Maatwerk dus! Het beleid dient uit te gaan van de wensen en behoeften van de afzonderlijke groepen gericht op participatie in de Nederlandse samenleving. De Italiaanse filmregisseur Mimmo
Calopresti zegt hierover dat “je elkaar ook kunt respecteren, als je de onderlinge verschillen in stand houdt. Waar het om gaat is, dat je naast en met elkaar kunt leven met je eigen identiteit. Je moet je eigen weg gaan en daarin niet bang zijn om de confrontatie met anderen aan te gaan.’’ (Lees verder op de volgende pagina.)
3
Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Zuid-Europeanen hebben ook recht van spreken (vervolg).......
migranten het gevoel dat zij in Nederland worden ‘gedoogd’, niet meer en niet minder. Nederland is veranderd van een industriële naar een diensten-economie en daar passen geen ongeschoolden met een beperkte beheersing van de Nederlandse taal meer in. In het eerder genoemd rapport ‘Nieuw Amsterdams Peil’ worden de ouderen uit de etnische minderheidsgroepen zelfs een uitstervende categorie genoemd die binnen afzienbare tijd uit het straatbeeld verdwijnt. Ook de constatering van de onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat zij een verloren generatie zijn, doet pijn. Het zal je maar gezegd worden!
Grenzeloze generaties Zuideuropese jongeren daarentegen lijken zo goed in de Nederlandse samenleving te zijn geïntegreerd dat zij voor het gemak maar als Nederlanders worden beschouwd en uit het integratiebeleid lijken te zijn weggedefinieerd. Dat zij daar zelf anders over denken, komt goed naar voren in het boek ‘Grenzeloze Generaties’, door Lize in eigen beheer uitgegeven. Hierin vertellen Zuideuropese jongeren hun eigen integratieverhaal. Jan Lucassen van het Internationaal Instituut voor de Sociale Geschiedenis (IISG) schrijft in de nabeschouwing van het boek: “Een opvallend punt in een aantal essays is het verzet
tegen wat ervaren wordt als een opgelegde keuze: je moet bijvoorbeeld of Nederlandse zijn of juist Kaapverdiaanse. Daarin weerklinkt natuurlijk ook de echo van het verharde maatschappelijke debat van de laatste tijd dat van immigranten niet alleen snelle aanpassing en inburgering eist, maar vaak ook suggereert de meegebrachte cultuur en godsdienst maar zo snel mogelijk te begraven. Maar waarschijnlijk is het niet alleen dat: ook los van die recente verharding van de houding ten aanzien van de immigranten is de heersende gedachte dat etnische of culturele identiteit altijd eenduidig is en dat meervoudige identiteit in dit domein niet bestaat of kan bestaan. Zelfs in de wetenschap is dat lange tijd een gangbare opvatting geweest die onder andere tot uitdrukking kwam in termen als zou de tweede generatie ‘tussen twee culturen’ zitten. Meervoudige identiteit is dan blijkbaar uitgesloten. Dat je bijvoorbeeld Nederlands en Portugees kan zijn, ja wilt zijn, en dat we dus moeten denken in meervoudige identiteiten en aan situatiegebonden identificatie, is een boodschap die de verhalen gemeenschappelijk hebben.’’ Integratie in meerdere culturen, Zuideuropese jongeren laten zien dat het mogelijk is. Het is jammer dat de Commissie hier niet in geïnteresseerd is.
Zuideuropese jongeren met Jan Lucassen en Rinus Penninx.
Lucía Lameiro García en Boudewijn Sittrop
Geraadpleegde literatuur • Diverse openbare stukken van de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid • Rapport Nieuw Amsterdams Peil, Erik de Gier en Leen Sterckx, 2001 • Sturend of gestuurd?, Claudia Biegel en Vincent Smit, 1991 • Het democratisch ongeduld, Hans Vermeulen en Rinus Penninx, 1994 • Meer voor Minderheden, Samenwerkingsverbanden LOM en FNV, 2002 • Grenzeloze generaties, Lize, Jan Lucassen en Rinus Penninx, 2002 • Kent u ons nog?, Lize, Boudewijn Sittrop, 2000
Bouwstenen voor een toekomstig beleid •
Toekomstig beleid moet zich in de eerste plaats richten op het bestrijden en opheffen van de sociaal-economische achterstand van leden van etnische minderheidsgroepen. Verbeteren van de onderwijs-, arbeidsmarkt- en inkomenspositie van minderheden dient voorop te staan.
• Samen en apart kan het motto 4
zijn voor het toekomstig beleid. In de Nederlandse samenleving moet
Lize bulletin • nr 42 • november 2003
het mogelijk blijven dat minderheden hun meervoudige identiteit beleven en zowel gezamenlijk als apart met Nederlanders inhoud en vorm geven aan hun wensen en behoeften o.a. op sociaal en cultureel gebied. Meer dan voorheen zal aandacht besteed dienen te worden aan het opsporen, bewaren en toegankelijk maken van het cultureel erfgoed van àlle etnische minderheidsgroepen in Nederland.
• In het toekomstig beleid dient
de methodiek ‘intergenerationeel werken’ gestimuleerd te worden. Daarbij maken jongeren en ouderen gebruik van elkaars ervaring en expertise en ondersteunen zij elkaar in het participatie- en integratieproces.
• Zelforganisaties van minder-
heidsgroepen, in het bijzonder die van ouderen, vrouwen en jongeren vormen een goede basis voor een
succesvolle emancipatie, participatie en integratie in de Nederlandse samenleving. Zij zijn vanwege hun brugfunctie belangrijk voor de versterking van de maatschappelijke positie van migranten en vervullen een rol als belangenbehartiger, gesprekspartner en als breekijzer ten behoeve van de de interculturalisatie van algemene instellingen op het gebied van werk, inkomen, zorg, welzijn en cultuur.
Minister Verdonk en mevrouw Haimé bij Lize aan tafel.
Een goed begin… Minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie bezoekt Lize Woensdag 8 oktober 2003. Het gebouw aan de Maliebaan 13 in Utrecht ziet er van binnen en van buiten piekfijn uit. In dit gebouw zijn vijf samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) gehuisvest en Lize houdt kantoor op de zolderetage. Er is gepoetst, de bureaus zijn opgeruimd en er staan zelfs bloemen in de hal en de gang. De reden? De nieuwe minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, mevrouw Rita Verdonk, komt op bezoek. Het programma zit zeer strak in elkaar. De samenwerkingsverbanden krijgen ieder vijfentwintig minuten de tijd om zich te presenteren aan de minister. De projecten vliegen over en weer over de vergadertafels. Iedereen, ook Lize, zet z’n beste beentje voor.
At last, een nieuwe minister De besprekingen over de samenstelling van een nieuw kabinet van CDA, VVD en D’66 waren al in het eindstadium maar de namen van een paar bewindslieden waren nog niet bekend. VVD-onderhandelaar Zalm moest z’n uiterste best doen om iemand uit eigen gelederen te vinden voor de ‘koppijn’-portefeuille Vreemdelingenzaken en Integratie. En daar kwam, als een duveltje uit een doosje, mevrouw Rita Verdonk te voorschijn. De Volkskrant van 6 juni kopte meteen ’VVD-sociologe met een links protestverleden. Leergierig, bemoederend, kordaat en doelgericht en soms kort door de bocht’. De eerste openbare kwalificaties van de minister die zich gaat bezighouden met Vreemdelingenzaken en Integratie. Dus ook met de LOMsamenwerkingsverbanden. Voor alle duidelijkheid, het LOM bestaat uit de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie en de zeven toegelaten samenwerkingverbanden. Dat zijn naast Lize het Inspraakorgaan Turken, het Landelijk Overlegorgaan Welzijn Molukkers, het Overlegorgaan Caribische Nederlanders, het Surinaams Inspraakorgaan, het Samenwerkingsverband van Marokkanen en Tunesiërs en de Vluchtelingenorganisaties Nederlanders. Naar verluidt treden de Chinezen met ingang van 1 januari 2004 toe tot het LOM.
Na kennismaken, overleggen Tijdens de LOM-vergadering van 8 juli jl. hebben de samenwerkingsverbanden kennis gemaakt met minister Verdonk. Na de gebruikelijke kennismakingsrituelen stelde zij voor om maar meteen een datum te prikken. Zij wilde met de
samenwerkingsverbanden praten over de knelpunten en oplossingen in het integratiebeleid. Vooral de inhoud en de uitvoering van projecten hadden haar belangstelling. Dat was even schrikken voor de samenwerkingsverbanden. Een minister die meteen de handen uit de mouwen stak. Aan het werk dus! Op 8 oktober kwam ze met een ambtelijke delegatie bestaande uit onder andere Marilyn Haimé, directeur Coördinatie Integratiebeleid Minderheden en Walter Palm, ambtelijk secretaris van het LOM, naar de Maliebaan in Utrecht. Een delegatie van bestuursleden en medewerkers, onder aanvoering van onze voorzitter Emiliano Ruiz, hebben haar in precies vijfentwintig minuten geïnformeerd over het wel en wee van de Zuid-Europeanen in Nederland. Lucía Lameiro, directeur van Lize, vertelde haar dat ‘Zuid-Europeanen’ een containerbegrip is en dat het gaat om (de organisaties van) personen afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, Servië-Montenegro, Slovenië en Spanje en hun nakomelingen. Bijna 200.000 personen, met een heel diverse achtergrond, die verspreid leven over heel Nederland. Ook gaf ze aan dat wij als Lize erg veel moeite moeten doen om bij politiek en maatschappelijk Nederland aandacht te krijgen voor de Zuideuropese doelgroepen. Zo ook bij de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid.
Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid Met enige verbazing, het was van haar gezicht af te lezen, luisterde de minister naar het verhaal van Lucía Lameiro dat de Tijdelijke Commissie Onderzoek Integratiebeleid niet geïnteresseerd was om met de Zuid-Europeanen en Lize te praten. Ondanks veelvuldige verzoeken houdt de Commissie de deur dicht voor de Zuid-Europeanen. Nog steeds verbaasd keek de minister naar mevrouw Haimé, directeur van DCIM, die met dezelfde verbazing terugkeek. Uiteindelijk was het enige wat de minister kon zeggen: “Daar gaan wij niet over!” Het was duidelijk dat ze hiervoor geen enkele verklaring kon vinden. Zuid-Europeanen zijn immers doelgroep van het integratiebeleid. Omdat we op de tijd moesten letten werd de minister snel geïnformeerd over de problematiek van de Zuideuropese ouderen, het nut en de noodzaak van (lokale) zelforganisaties, hoe moeilijk het is om medewerking te krijgen van instanties bij het verzamelen van gegevens over de precieze aard en omvang van criminaliteit onder jongeren uit voormalig Joegoslavië en de door Lize vaak gehanteerde methodiek ‘intergenerationeel werken’. De minister gaf aan op de hoogte te willen worden gehouden van het jongerenproject en het project met de Kaapverdiaanse ouderen en jongeren. Op een vraag naar aanleiding van
het voornemen van het kabinet om de Remigratiewet in te trekken, vertelde de minister heel resoluut dat zij zonder meer vasthoudt aan het afschaffen ervan. Ook nu duidelijk blijkt dat het afschaffen van de wet Nederland meer geld zal kosten dan het op zal brengen. Als centraal argument stelt de minister dat teruggaan naar het herkomstland de eigen verantwoordelijkheid van de individuele migrant is en die zal om die reden de kosten ervan geheel zelf moeten dragen. Tot slot bood de voorzitter van Lize, Emiliano Ruiz, namens vijf Utrechtse zelforganisaties de minister een petitie aan. Hierin vragen de zelforganisaties, waarvan er vier tot de achterban van Lize behoren, de minister aandacht voor de wijze waarop de gemeente Utrecht uitvoering geeft aan het integratiebeleid. Met hen waagt Lize te betwijfelen of hiermee de beoogde integratie dichterbij wordt gebracht.
Binnen en buiten Terwijl de Lize-delegatie binnen afscheid nam van mevrouw Verdonk stonden buiten vertegenwoordigers van Zuideuropese en andere migrantenorganisaties uit Utrecht met spandoeken te demonstreren voor het behoud van hun eigen ontmoetings- en activiteitenruimte. “Een goed begin?” vroeg ik me af terwijl ik naar buiten keek.
Boudewijn Sittrop
Demonstratie Zuideuropese zelforganisaties Utrecht. Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Het kan haast niemand ontgaan zijn: de nieuwe minister van Vreemdelingenzaken en Integratie houdt niet van half werk. Op Prinsjesdag presenteerde zij in een brief aan de Tweede Kamer
Integratiebeleid Nieuwe Stijl Het is de toon die de muziek maakt
haar visie op het integratiebeleid voor de komende periode. In vijftien pagina’s worden de uitgangspunten voor dat integratiebeleid neergezet. De toonzetting is hard en de formuleringen zijn bij tijd en wijlen op z’n minst ongelukkig te noemen. Lize gaat op zoek naar de kenmerken van het Integratiebeleid Nieuwe Stijl.
In de ‘Beleidsbrief integratiebeleid nieuwe stijl’ vallen een aantal begrippen op. Het gaat bijna op elke pagina over de ‘eigen verantwoordelijkheid’, en ook het woord ‘verplichtingen’ komt met grote regelmaat terug. Uit de tekst komt de suggestie naar voren alsof etnische minderheden tot nu toe geen enkele blijk van ‘eigen verantwoordelijkheid’ zouden hebben gegeven. De ‘verplichtingen’ worden vooral opgelegd aan de burgers uit minderheidsgroepen, terwijl de acties die de regering gaat ondernemen veel vrijblijvender worden geformuleerd. Integratie wordt vooral neergezet als iets wat van één kant moet komen en er ligt een sterke nadruk op ’Nederlandse normen en waarden’, zonder dat overigens ook maar ergens concreet wordt gemaakt wat daarmee bedoeld wordt. Nergens in de beleidsbrief wordt beschreven wat van autochtone Nederlanders wordt verwacht om gedeeld burgerschap, het uiteindelijke doel van het beleid, te bewerkstelligen.
Een paar voorbeelden
6 Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Al op de eerste pagina van de beleidsbrief wordt de toon gezet. ‘De kleine en grote binnenlandse ergernissen van veel autochtonen zijn bekend: verwaarloosde tuintjes, ongeverfde huizen, gesloten gordijnen, het dragen van hoofddoeken, het gebruik van de eigen taal in aanwezigheid van autochtonen (…)’. De schuld van integratieproblemen wordt in de gehele beleidsbrief eigenlijk eenzijdig op het bord van de etnische minderheden neergelegd. Naar de mening van minister Verdonk is er ‘in het integratiebeleid van oudsher veel nadruk gelegd op de acceptatie van verschillen tussen minderheden en de autochtone bevolking. (…) Met het cultiveren van eigen culturele identiteiten valt geen afstand te overbruggen’. De minister gaat hier geheel voor-
bij aan de waarde van eigen taal, cultuur en religie als communicatiemiddel, cultuurgoed en economische factor en miskent daarmee het belang ervan voor de integratie van minderheden in de Nederlandse samenleving. De toonzetting in de beleidsbrief van minister Verdonk draagt dan ook eerder het risico in zich tweedeling in de maatschappij te bevorderen dan de afstand tussen bevolkingsgroepen te verkleinen. En dat terwijl toenadering als één van de kerndoelen van het nieuwe beleid wordt genoemd.
Inburgering De meest in het oog springende voorstellen liggen op het terrein van inburgering en de richting waarin het inburgeringsbeleid zal veranderen. Ook hier weer veel dwang en verplichtingen. De regering wil een toelatingstoets voor nieuwkomers ontwikkelen, die afgelegd moet worden in het herkomstland voordat er een Machtiging voor Voorlopig Verblijf (MVV) wordt afgegeven. Ook wil het kabinet dat nieuwkomers die in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging naar Nederland komen pas na het behalen van het inburgeringexamen in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De kosten van de inburgering komen in eerste instantie voor eigen rekening van de inburgeraar. Ook oudkomers met een uitkering zullen het inburgeringexamen moeten afleggen, waarbij wordt aangegeven dat ‘het niet voldoen aan deze verplichting gevolgen kan hebben voor hun uitkering’. Inmiddels is er een commissie benoemd die gaat uitzoeken wat de inhoud zou moeten zijn van de toelatingstoets en het inburgeringsexamen. Hoe al deze voorstellen uiteindelijk voor individuele nieuwkomers en oudkomers zullen uitwerken, is echter nog lang niet te zeggen.
‘Verplichten’ van ouderen is naar de mening van Lize buiten proportie, en doet geen recht aan alle moeite die deze oudkomers op vrijwillige basis al doen om ook op oudere leeftijd taalcursussen en oudkomerstrajecten te volgen. Verder is Lize van mening dat zolang er een sollicitatieplicht is, betrokkenen niet zelf de kosten van taalcursussen en integratietrajecten hoeven te betalen. Ook kan er wat Lize betreft geen sprake zijn van korten op de uitkering van mensen die het niet lukt om voor het examen te slagen. Bovendien wordt door overmatig de nadruk te leggen op verplichtingen en sancties de aandacht afgeleid van waar het werkelijk om gaat, namelijk de zo noodzakelijke verbetering van de kwaliteit van de inburgeringstrajecten en het vergroten van de motivatie en de mogelijkheden van betrokkenen om aan de Nederlandse samenleving deel te nemen.
Ook positieve punten In de korte tijd dat het nieuwe kabinet aan het werk is, zijn er inmiddels vier LOM-overleggen geweest tussen minister Verdonk en de samenwerkingsverbanden van etnische minderheden. Daarnaast bracht zij, zoals elders in dit nummer valt te lezen, een kennismakingsbezoek aan de samenwerkingsverbanden, waarin zij verklaarde bereid te zijn tot bilateraal overleg en waar nodig haar invloed te willen aanwenden om knelpunten op te lossen. In de contactem tot nu toe is gebleken dat de minister, binnen het geschetste beleid, vatbaar is voor praktische voorstellen voor de uitwerking van dat nieuwe beleid. Aan Lize de taak om, in het belang van de Zuideuropese gemeenschappen, met dergelijke ideeën te komen.
Gonnie Kaptein
Deelnemers aan de bijeenkomst evaluatie Remigratiewet, Utrecht, 24 juni 2003.
Afgelopen zomer kreeg het plan van het kabinet om de Remigratiewet af te schaffen veel aandacht in de kranten. Lize krijgt veel telefoontjes van mensen met vragen en boze reacties over de voorgenomen intrekking van de Remigratiewet. De vier meest gestelde vragen -én antwoordenzetten we hieronder op een rijtje.
Vier dringende vragen over het wetsvoorstel Intrekking Remigratiewet Kan ik nog een aanvraag indienen?
Wat vinden de Tweede Kamerfracties van het wetsvoorstel?
Ja, het is nog steeds mogelijk om een aanvraag in te dienen. In het wetsvoorstel wat op 1 september 2003 naar de Tweede Kamer is gestuurd, stond dat de wet met onmiddellijke ingang per 1 september zou ingaan. Eind oktober heeft de minister het wetsvoorstel veranderd. De wet gaat niet meer met terugwerkende kracht is, maar pas op de dag nadat deze in het Staatsblad is gepubliceerd. Tot dat moment kunnen er nog gewoon aanvragen worden ingediend. Mensen die van plan zijn om te remigreren en die aan de voorwaarden voldoen (45 jaar zijn en minstens een half jaar een uitkering op het moment van aanvraag) kunnen contact opnemen met het Nederlands Migratie Instituut (030 - 234 29 36). Het is niet precies te zeggen hoelang de parlementaire behandeling in de Tweede en de Eerste Kamer zal duren, dus het advies is om op dit punt de media goed in de gaten te houden. Ook kan men de website van Lize (www.lize.nl) raadplegen.
Direct na het indienen van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer zijn er door alle fracties kritische vragen gesteld. De verschillende partijen vroegen zich af hoe het precies zat met de kosten en baten, in het bijzonder of het intrekken van de wet nu wel of niet tot extra kosten voor de schatkist zou leiden. Verschillende fracties stelden vragen over de ‘eigen verantwoordelijkheid’ die opeens de belangrijkste reden bleek te zijn om te wet in te trekken. Ook was men kritisch over het plan om de wet al per 1 september in te trekken. Op 24 oktober jl. heeft de minister alle vragen beantwoord. Nu is het wachten op het moment dat het wetsvoorstel op de agenda van de Tweede Kamer komt. Dan zal blijken of de partijen overtuigd zijn door de antwoorden van de minister en een meerderheid in de Tweede Kamer het wetsvoorstel steunt.
Totaal voormalig Joegoslavië Totaal Lize-achterban Suriname Marokko Turkije
59 25 20 5 1 110
Wat doet Lize?
In haar reactie van eind oktober geeft minister Verdonk drie redenen: • het is nu eenmaal afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord, en daarom is de evaluatie die in het voorjaar van 2004 zou plaatsvinden ook niet meer nodig; • remigratie behoort volgens de regering tot de eigen verantwoordelijkheid van de remigrant en remigranten moeten daarvoor dan ook zelf de financiële middelen bij elkaar zien te krijgen;
Aldus de nota van wijziging bij het wetsvoorstel intrekking Remigratiewet, d.d. 27/10/2003
gratie in Nederland en niet in remigratie naar het buitenland.
Griekenland Italië Portugal Spanje
6 13 9 61
Totaal EU-landen
89 199 123 97 74
Lize vindt dat niemand gebaat is bij het intrekken van de Remigratiewet. Aan de ene kant worden individuele remigranten benadeeld die hun wens om terug te gaan om financiële redenen niet meer kunnen realiseren en noodgedwongen tot hun pensioen in Nederland moeten blijven terwijl zij liever zouden vertrekken. Aan de andere kant de Nederlandse staat die door het afschaffen van de wet veel extra geld zal moeten uitgeven dat in deze tijd van bezuinigingen veel beter aan andere zaken besteed
Het is nog steeds mogelijk om een aanvraag in te dienen in het kader van de Remigratiewet.
• de regering wil investeren in inte-
Aantal remigranten vertrokken met remigratie-uitkering in 2002 Bosnië-Herzegovina Servië-Montenegro Kroatië Macedonië Slovenië
Waarom wil het kabinet de Remigratiewet eigenlijk afschaffen?
Volgens de minister gaat het dit kabinet bij het intrekken van de Remigratiewet echter niet om bezuinigingen. De regering is zich er van bewust dat het afschaffen van Remigratiewet juist leidt tot hogere kosten op de rijksbegroting. Dat blijkt onder meer uit het onderzoek dat in juli gedaan is door onderzoeksbureau Regioplan. De regering twijfelt niet aan de juistheid van de uitkomsten van dit onderzoek.
Gonnie Kaptein
kan worden. Samen met de andere samenwerkingsverbanden van het Landelijk Overleg Minderheden voert Lize gesprekken met de woordvoerders van de verschillende fracties om hen er van te overtuigen dat het plan om de Remigratiewet in te trekken een slecht voorstel is. Lize vindt dat een beslissing om de wet al dan niet aan te passen of in te trekken, gebaseerd moet zijn op gegevens en bevindingen van een gedegen evaluatie en niet op een verkeerd berekende bezuiniging in het hoofdlijnenakkoord. Tot slot heeft de minister naar de mening van Lize te weinig zicht op de positie van de groep migranten voor wie de Remigratiewet bedoeld is.
7
Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Nieuw Italiaans bestuurslid De oproep ‘Lize zoekt nieuwe bestuursleden’ in Lize-bulletin nummer 40 heeft zijn vruchten afgeworpen. Sinds september heeft het bestuur van Lize een nieuw Italiaans bestuurslid. Haar naam is Isabella Magioncalda en zij is werkzaam bij de Italiaanse vereniging C.O.I. in Utrecht. Ruim twintig jaar geleden heeft de liefde haar naar Nederland gebracht. De gastvrijheid en openheid waarmee zij werd opgevangen hebben haar integratie in Nederland aanzienlijk vergemakkelijkt, vindt Isabella. Toch heeft zij een sterk besef van de eigen identiteit en het anders zijn. Zij noemt zichzelf dan ook steevast ‘een buitenlandse die met veel tevredenheid in Nederland woont’. Isabella is zich ervan bewust dat dat echter niet voor alle ‘buitenlanders’ geldt, in het bijzonder voor hen die om wat voor reden dan ook onvoldoende in de Nederlandse samenleving participeren. “Leef mee!” roept ze dan als zij mensen wil stimuleren om meer te participeren. Naast haar werk bij de C.O.I. in Utrecht en omgeving heeft zij ook jarenlange ervaring als docente
Italiaans. Door haar verschillende werkzaamheden komt zij veelvuldig in contact met de Italianen en hun verenigingen in het land. Volgens Isabella zijn er op dit moment drie kwesties die dringend om aandacht vragen bij de Italiaanse gemeenschap: • (het gebrek aan) ontmoetingsruimte; • inburgering van nieuwkomers èn oudkomers; • het doorbreken van het isolement van de ouderen. Isabella Magioncalda maakt zich zorgen over de beeldvorming rond Italianen en Zuid-Europeanen in Nederland. Zij kan zich met name opwinden over het gebrek aan herkenning en erkenning van de ZuidEuropeanen en hun problemen in het minderhedenbeleid. Via haar
bestuurslidmaatschap wil zij dan ook een bijdrage leveren aan de belangenbehartiging van de verschillende Zuideuropese gemeenschappen en van Italianen in het bijzonder. Het bestuurslidmaatschap van Lize ziet ze om die reden als een uitstekende mogelijkheid om de Italianen een stem te geven richting Nederlandse overheid en politiek. Tegelijkertijd wil zij ook de naamsbekendheid van Lize bij de Italiaanse gemeenschap vergroten.
Graag nodigen wij u uit om deel te nemen aan de jaarlijkse achterbandag van Lize op zondag 23 november a.s. De achterbandag van Lize is dé jaarlijkse gelegenheid voor personen afkomstig uit Bosnië-Herzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Portugal, Macedonië, Servië-Montenegro, Slovenië en Spanje en voor hun nakomelingen om elkaar weer te ontmoeten en met elkaar verschillende onderwerpen te bespreken. Dit jaar staan de Zuideuropese gemeenschappen, hun organisaties en verenigingen in Nederland centraal. Middagprogramma: ’s Middags krijgen de afzonderlijke gemeenschappen de kans om in werkgroepen in de eigen taal met elkaar te praten over het functioneren van de eigen organisaties nú en in de toekomst en de rol van Lize als belangenbehartiger. De onderwerpen variëren van het oprichten van een landelijke federatie van Kaapverdiaanse organisaties tot het inzicht krijgen in wie wie is en wat doet bij de Italianen.
Behoort u tot de achterban van Lize, dan worden uw reiskosten op basis van 2e klas openbaar vervoer vergoed. U kunt u inschrijven voor de achterbandag door een emailtje te sturen naar
[email protected] of te bellen naar 030 233 21 00.
U KOMT TOCH ZEKER OOK?
Lize bulletin • nr 42 • november 2003
Kopij voor het Lize-bulletin kan gestuurd worden naar bovenstaand adres. Eindredactie Lucía Lameiro Foto’s Dimitris Grammatikas, Boudewijn Sittrop Vormgeving C&P Communicatie
Lize is nog steeds op zoek naar Slovee een Interesse? ns bestuurslid! Neem dire ct co met het bu reau: 030 23 ntact op 3 21 00
Zondag 23 november 2003, van 10.00 tot 17.30 uur Instituto Cervantes, Domplein 3, Utrecht
8
Lize Postbus 14065 3508 SC Utrecht tel. 030 233 21 00 fax 030 232 25 71 e-mail
[email protected] www.lize.nl
ISSN 1571-6384
LIZE ACHTERBANDAG
Ochtendprogramma: U krijgt o.a. actuele informatie over: • de Remigratiewet • de Wet Werk en Bijstand • onvolledige AOW-opbouw • naturalisatie • verblijfsvergunningen
Dit bulletin verschijnt vier keer per jaar. Voor vragen over dit blad of andere zaken:
Lize behartigt bij de landelijke overheid de belangen van personen afkomstig uit BosniëHerzegovina, Griekenland, Italië, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Portugal, Servië-Montenegro, Slovenië en Spanje, en hun nakomelingen. Lize maakt deel uit van het Landelijk Overleg Minderheden dat de belangen behartigt van alle doelgroepen van het rijksintegratiebeleid. Lize vervult met haar kennis van en haar relatie met de Zuideuropese gemeenschappen een beleidsbeïnvloedende rol bij de overheid. Lize functioneert tevens als informatiemakelaar tussen overheid en achterban. In haar belangenbehartiging zoekt Lize de balans tussen het belang van de achterban en het politiek haalbare. Om haar kerntaak uit te voeren, voert Lize regelmatig overleg met de minister van integratiebeleid, bewindslieden, ambtenaren en leden van de Tweede Kamer. Daarnaast werkt Lize nauw samen met andere landelijke partners.